Introductie Celtic is een verzamelnaam voor uiteenlopende muziekstijlen die hun wortels hebben in de volksmuziek van gebieden waar Keltisch (Gaelic) gesproken werd of wordt. Dit is het geval in landen als Ierland en Schotland, maar ook bepaalde streken in Engeland – Wales, Cornwall – en de Franse provincie Bretagne vallen onder deze definitie. En bewoners die vanuit deze regio’s emigreerden naar de ‘nieuwe wereld’ – Canada, Verenigde Staten – hielden daar hun Keltische muziekcultuur levend. De meeste traditionele muziek is dansmuziek, bedoeld als plezierig tijdverdrijf voor de hardwerkende plattelandsbevolking. Al eeuwenlang komen mensen bijeen op informele bijeenkomsten, ‘ceilidhs’ genoemd, die gehouden worden in huizen, schuren of op straat. Mensen dansen, zingen liederen, vertellen elkaar verhalen en vermaken zich met kaartspelen. Ook markten, bruiloften, heiligendagen en andere feesten vormen dankbare aanleidingen voor het maken en genieten van muziek. Met de opkomst van de radio en de mogelijkheid om muziek vast te leggen op plaat, is deze muziek beschikbaar geworden voor een groter publiek ver buiten de eigen regio. Zo heeft de folk revival in de jaren zestig in de Verenigde Staten – o.a. met inspiratoren Pete Seeger en Woody Guthrie – ook voor een herwaardering en vernieuwing van traditionele muziek in Europa gezorgd. Hoewel sommige critici celtic maar een grove marketingterm vinden en niet altijd op een goede manier gebruikt wordt, vertoont Keltische muziek vaak wel bepaalde overeenkomsten. Het meest opvallend is het gebruik van traditionele akoestische instrumenten als de viool, fluit, doedelzak, accordeon, trommel en soms Celtic harp. Melodieën worden gevarieerd door versieringen en omspelingen. Ze klinken vaak net een tikkeltje anders door het gebruik van oude volkstoonsoorten. Deze webwijzer zal vooral de muziek behandelen in de belangrijkste Keltische landen Ierland en Schotland. Bovendien worden instrumentale en vocale muziek ook apart uitgelicht. Celtic instrumentale traditie Oorspronkelijk ging het bij traditionele muziek om solomuziek. Op de dansfeesten was vaak maar één muzikant aanwezig, die geen groot talent hoefde te zijn. Vooral de viool en accordeon zijn van oudsher geliefde begeleidingsinstrumenten. Een solist speelt dan ritmische dansmuziek; vooral jigs en reels maar ook zogenaamde hornpipe's, polka's, Een in zuidwest-Ierland ontstane dansmuziek die lijkt op een snellere variant van de jig. In 12/8 maatsoort.">slides en mazurka's. Voor de rustige momenten heb je in Ierland de zogenaamde langzame airs ('fonn mall') en laments, waar de uilleann pipes zeer geschikt voor zijn. De basisstructuur is bij de meeste deuntjes hetzelfde: de melodie bestaat vaak uit twee keer acht maten, die in zijn geheel herhaald wordt waardoor je in totaal tweeëndertig maten krijgt. Diverse muziekstukken worden vaak zonder opvallende onderbreking aan elkaar geplakt tot een afwisselende medley. Andere soloinstrumenten dan viool en accordeon zijn de whistle en de doedelzak. Hoewel de whistle eruit ziet als een eenvoudig blokfluitje schijnt het een hele kunst te zijn om dit instrument goed te kunnen bespelen. De doedelzak is een opvallend blaasinstrument. In Schotland zie je vooral de ‘highland pipes’, grote luide doedelzakken die meestal in staande of marcherende groepen bespeeld worden. In Ierland zijn de ‘uilleann pipes’ het populairst. De luchttoevoer loopt hier niet via een blaaspijp in de balg, maar door de elleboog (=uilleann) op en neer te bewegen over de onder de arm geklemde balg. Tijdens de folkrevival van de jaren zestig kwamen er ritmische begeleidingsinstrumenten bij: tokkelinstrumenten als de gitaar, banjo, mandoline en Ierse bouzouki. Als slaginstrument werd de bodhrán populair. De harp is een geval apart. Al eeuwenlang is dit tokkelinstrument een geliefd symbool van Ierland. In de Keltische regio’s Ierland, Schotland, Wales en Bretagne was de harp nauw verbonden met de hoofse cultuur van de aristocratie. Rond de vijfde eeuw na Christus zou de harp door missionarissen naar Bretagne zijn gebracht. De meeste Keltische harpen waren klein en konden op de knie bespeeld worden. Harpmuziek is dus nooit bedoeld als dansmuziek voor arbeiders, maar als luistermuziek voor de adel. Rustgevend harpgetokkel hoor je tegenwoordig veel bij celtic new age muziek. Celtic vocale traditie Het zingen van eenvoudige liederen vormt het hart van de Keltische traditie. Zoals verhalende balladen, liefdesliederen, kinderliedjes en humoristische liedjes. 'Sean-nós'-zang stelt echter hoge eisen aan zanger en luisteraar. Sean-nós betekent ‘oude stijl’ in Gaelic. Waarschijnlijk is ze afkomstig van de troubadours of trouvères aan adellijke hoven, maar ze vertoont ook wel verwantschap met de geestelijke muziek van de vroege christelijke kerk. In 1904 werd de term 'sean-nós' voor het eerst gebruikt ter onderscheiding van de modernere salonzangstijl. Een 'sean-nós' zanger zong oorspronkelijk onbegeleid, op één geluidssterkte, zonder vibrato en in een vrij ritme. Bij de langdurende en poëtische 'sean nós'-liederen varieert een talentvolle zanger elk couplet door middel van subtiele veranderingen in tempo, klankkleur, accentplaatsing en versieringen. Op een lettergreep kunnen veel versierende noten gezongen worden, trapsgewijs of in sprongetjes. Om deze inspanningen van de zanger te kunnen waarderen dient de luisteraar genoeg kennis van het repertoire te hebben. Ierse zangers die 'sean-nós' kunnen zingen zijn ondermeer Joe Heaney, Iarla Ó Lionáird, Maighread Ní Dhomhnaill, Dolores Keane en haar broer Séan Keane. Verder is de 'puirt a beul' een bijzondere Keltische zangvorm, die waarschijnlijk ontstaan is toen het Britse leger Schotland en Noord-Ierland bezette en de Keltische cultuur onderdrukte door een tijdlang alle instrumenten te verbieden. Toen bleef de zangstem als enig ‘instrument’ over en bedacht men de 'puirt a beul', oftewel 'dansdeuntjes met de mond': sterk ritmische en onbegeleide zang met ondeugende teksten of betekenisloze vocalen waarop gedanst kon worden. Zelfs toen instrumenten weer toegestaan werden, bleef deze vrolijke zangvorm populair. Ierland Tegenwoordig hoef je maar naar een willekeurige Ierse pub te gaan en er klinkt live muziek. Deze traditie ontstond echter pas in de jaren zestig in een Londense pub met Ierse immigranten, en verspreidde zich langzaam naar elders in Groot-Brittannië. In pubs was dansen niet geoorloofd. Dit bracht een grote verandering teweeg; van een danspubliek naar luisterpubliek. Om boven het cafélawaai uit te komen ging men luidere stukken spelen. De uitvinding van ensemblemuziek is te danken aan de Ierse componist en arrangeur Sean Ó Riada. Hij richtte de band The Chieftains op, die arrangementen van volksmuziek speelde op traditionele instrumenten als de doedelzak, viool, fluit en accordeon. Dit concept werd al snel wereldwijd overgenomen. Ierse bands van vrij traditionele muziek zijn ondermeer The Chieftains, Altan, Lúnasa, Dervish en De Dannan. Naast deze uit diverse agrarische regio’s afkomstige bands heb je nog de typisch stedelijke band The Dubliners, die voornamelijk ‘pub-songs’ zingt. Sommige artiesten en bands hebben moderne invloeden toegevoegd aan de traditionele folk. De band The Horslips was in de jaren zeventig de eerste die celtic rock speelde met elektrische instrumenten naast de traditionele instrumenten. De invloedrijke singersongwriter-gitarist Christy Moore en gitarist-bouzikispeler Donal Lunny hebben in diverse bands - ondermeer Planxty en Moving Hearts - gestoeid met het toevoegen van een vleugje rock of jazzrock. Moore begon in 1985 een uiterst succesvolle solocarrière. Leadzangeressen uit de groep De Dannan gingen ook solo: Dolores Keane, Maura O’Connell en Mary Black. Black is de succesvolste van de drie, en laat zich naast folk graag inspireren door blues, rock, country en soul. Begin jaren tachtig schudde Shane MacGowan met The Pogues de folkwereld los met haar rauwe en energieke punkstijl. Liefhebbers van celtic pop luisterden liever naar Clannad, die latere bands als Anúna en Iona geïnspireerd heeft. De leadzangeres van Clannad, Máire Brennan (tegenwoordig Moya Brennan) en haar zus Enya (zangeres, keyboard), hebben ieder op eigen wijze in hun solocarrières een bijzondere invulling gegeven aan het genre celtic new age. Minder voor de hand liggend is een vermenging van Keltische met niet-westerse muziek. Afro-Celt Sound System is hier een mooi voorbeeld van: Keltische met Afrikaanse muziek en techno. De band Kíla vermengt celtic graag met invloeden uit de rock, jazz, Arabische, Aziatische en Oost-Europese muziek. Ook de eclectische Four Men & A Dog gebruikt rap, rock, jazz, blues, bluegrass en zelf salsa. Maar tegenwoordig is crossover in, zelfs bij een legendarische band als The Chieftains. Schotland De in kilt geklede en met zwart hoofddeksel getooide doedelzakspeler is een bekend stereotype beeld van Schotland. Doedelzakken zijn echter niet uitgevonden in Schotland en kwamen ook elders in Europa voor. In de vijftiende eeuw werd de doedelzak voor het eerst gesignaleerd in Schotland. De typisch Schotse ‘highland bagpipe’ of ‘pibroch’ werd gecreëerd voor militaire marsen, bijeenkomsten en rouwgelegenheden. In legendarische doedelzakfamilies werd de traditie doorgegeven van vader op zoon. Pas sinds de tweede wereldoorlog bestaan naast militaire ook civiele bands die met elkaar wedijveren tijdens jaarlijkse doedelzakwedstrijden. Het is historisch zo gegroeid dat Schotland zich voor lange tijd vooral richtte op de dominante muziekcultuur in Engeland en Ierland. Dit heeft ook mede te maken met de precisie die traditionele Schotse muziek vereist, vooral bij het bespelen van de doedelzak. Daardoor gaat bij solospel veel flair verloren. Dankzij de kruisbestuiving met de soepelere en vernieuwende folkmuziek uit onder andere Ierland konden ook Schotse artiesten uitblinken in een zelfontwikkelde, persoonlijke en virtuoze stijl. Sean O’Riada’s uitvinding van de celtic folk band vond ook in Schotland navolging. Bands werden opgericht met liefst een Schotse doedelzakspeler erin. Bekende bands zijn ondermeer de Battlefield Band, Boys of the Lough (met violist Aly Bain), de Tannahill Weavers, Silly Wizard en Ossian. Een belangrijke pionier op het gebied van volksrepertoire in Groot-Brittannië was de van Schotse ouders afkomstige Britse zanger Ewan MacColl. Geïnspireerd door zijn Amerikaanse collega Alan Lomax verzamelde MacColl talrijke traditionele ballades, produceerde honderden folk albums en schreef ook zelf folkrepertoire waaronder protestliederen. Uitgegroeid tot een invloedrijke persoonlijkheid van hetzelfde kaliber als MacColl is de Schotse singer-songwriter en gitarist Dick Gaughan. In de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw vond een ware explosie plaats van vernieuwende roots- en dansmuziek. Capercaillie is een band die traditionele muziek vermengt met pop. Runrig was een van de eerste trad-rock bands die naam maakte met originele nummers geschreven in de onofficiële Schotse Gaelic taal. Ook Wolfstone is een echte rockband. Shooglenifty is een fascinerende band uit Edinburgh die op fascinerende wijze rock, pop, jazz en urban dance vermengt. Kelten elders Behalve op de Britse eilanden zijn de Franse provincie Bretagne en de Spaanse regio Galicië gebieden waar Kelten hebben gewoond en hun sporen hebben nagelaten. Sommige ouderen spreken in Bretagne nog Bretons. Echter, deze Keltische taal wordt meer en meer verdrongen door de officiële Franse taal. Een belangrijke Bretonse muziekcollectie is de Barzaz-Breizh. Deze bundel uit 1839 kwam tot stand dankzij de adellijke heer Hersart de la Villemarqué. Hij verzamelde traditionele volksliederen, gedichten en volksverhalen door middel van interviews met vissers, boeren en crêpeverkoopsters. Een typisch Bretonse instrumentencombinatie is die van de ‘bombarde’ (schalmei) en ‘biniou’ (kleine maar luide Bretonse doedelzak), waarbij de schalmei de melodie speelt en de doedelzak melodie en bourdontoon. Een typisch Bretonse zangstijl is de ‘kan ha diskan’, waarbij twee zangers op ‘call-en-response’ wijze elkaar afwisselen maar soms ook samen een eindfrase zingen. Al deze muziek is bedoeld als dansmuziek voor informele ‘festoù-noz’: bijeenkomsten waarbij gegeten, gedronken en gedanst wordt. Dankzij de inspanningen van harpspeler en zanger Alan Stivell kreeg de met uitsterven bedreigde Bretonse harp ‘telenn’ een nieuw leven. Zijn album Renaissance Of The Celtic Harp (1971) werd zowel nationaal als internationaal een groot succes. Ook was Stivell de eerste die een folkrock band op het vasteland oprichtte. Andere grote Bretonse artiesten zijn de gitarist Dan Ar Bras en zanger Yann-Fanch Kemener. In het noordwesten van Spanje spreken ze geen Keltische taal, maar toch koestert de bevolking haar Keltische wortels. In Galicische traditionele muziek hoor je ook veel fluiten, doedelzakken en percussie. Milladoiro is een gerenommeerde groep uit deze regio, en Carlos Nuñez is een talentvol promotor van de gaita (Galicische doedelzak) en whistles. Veel Ieren en Schotten die emigreerden naar de ‘nieuwe wereld’ hielden en houden ook daar de Keltische muziekcultuur in stand. Vanaf het - toepasselijk geheten - Cape Breton eiland voor de oostkust van Canada dragen de violisten Ashley MacIsaac en Natalie MacMaster trots hun cultuur uit. De Canadese zangeres Loreena McKennitt creëert met haar new age celtic muziek een mysterieuze en dromerige wereld. Bekende IersAmerikaanse artiesten die in de Verenigde Staten wonen zijn ondermeer de zangeres Susan McKeown en de band Solas. Ierse dans In 1994 maakte een breed internationaal publiek kennis met een indrukwekkend staaltje Ierse dans tijdens de in Dublin gehouden Eurovision Song Contest. Het optreden van Riverdance onder leiding van musicus en componist Bill Whelan bleek goede reclame voor deze vorm van Keltische dansshow. In diverse niet-Ierse landen zijn nu ook cursussen te volgen in Ierse dans, waarin het bovenlichaam stijf wordt gehouden, de benen sprongen maken en de voeten virtuoos tapdansen. Sterdanser Michael Flatley en componist Ronan Hardiman maken soortgelijke dansshows als Bill Whelan. En ook Gaelforce Dance onder leiding van Michael Durkan laat een entertainende show zien met Keltische muziek en dans.