Docentenhandleiding thema Vorm en Functie

advertisement
Docentenhandleiding
Vorm & Functie
Inhoudsopgave
VORM & FUNCTIE ................................................................................................................................ 3
VERHALEN BIJ HANDPOPPEN ........................................................................................................... 6
VERHAAL BIJ EEN MOL ......................................................................................................................... 6
VERHAAL BIJ EEN RUPS/VLINDER ......................................................................................................... 7
WATER EXPERIMENT.......................................................................................................................... 9
DIEREN EN HUN VORM EN FUNCTIE ............................................................................................ 11
INFO WILD KONIJN .............................................................................................................................. 11
INFO SNEEUWHAAS ............................................................................................................................ 12
INFO SABELTAND TIJGER .................................................................................................................... 13
INFO SCHAAP ...................................................................................................................................... 14
INFO ZEBRA ........................................................................................................................................ 15
INFO VLIEGENDE EEKHOORN .............................................................................................................. 16
INFO WANDELENDE TAK ..................................................................................................................... 17
INFO EGEL .......................................................................................................................................... 18
INFO SCHILDPAD ................................................................................................................................. 19
INFO WESP .......................................................................................................................................... 20
INFO KOLIBRIE .................................................................................................................................... 21
PLANTEN EN HUN VORM EN FUNCTIE ......................................................................................... 22
ALGEMENE INFORMATIE PLANTEN ..................................................................................................... 22
FOTO’S PLANTEN ................................................................................................................................ 25
INFO CACTUS ...................................................................................................................................... 25
INFO ROOS .......................................................................................................................................... 27
INFO HULST ........................................................................................................................................ 29
INFO VLINDERORCHIDEE ..................................................................................................................... 30
INFO VRIESEA..................................................................................................................................... 31
INFO VRIESEA..................................................................................................................................... 32
INFO WATERPLANT ............................................................................................................................. 33
INFO WATERLELIE .............................................................................................................................. 34
INFO VENUSVLIEGENVANGER ............................................................................................................. 35
INFO KLIMOP ...................................................................................................................................... 37
EXPERTSPEL PLANTEN .................................................................................................................... 39
2
Vorm & Functie
Bij het biologische concept Vorm & Functie gaat het om vorm en functie in de
levende natuur, bijvoorbeeld de tanden van roofdieren zijn vaak puntig en scherp en
van planteneters vaak plat. Die vorm is het resultaat van miljoenen jaren evolutie. Om
het concept Vorm & Functie goed onder de knie te krijgen, is het noodzakelijk iets
meer van de evolutie af te weten.
Evolutie is in de levende natuur "een proces, dat resulteert in erfelijke veranderingen
in een populatie, gedurende vele generaties". Een populatie is een groep organismen
van dezelfde soort die niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden zijn en dus (in
theorie) met elkaar kunnen voortplanten.
De evolutietheorie bestaat uit drie stappen:
 Er bestaat natuurlijke variatie van erfelijke eigenschappen binnen één
populatie; dit wordt veroorzaakt door variatie in de genen.
 Sommige individuen zijn daarom beter uitgerust om te overleven in een
bepaalde omgeving dan andere omdat ze een voordelige eigenschap hebben.
 Door natuurlijke selectie zullen deze individuen meer nakomelingen krijgen,
zodat in de populatie de voordelige eigenschap vaker gaat voorkomen.
Natuurlijke selectie houdt in dat organismen die beter in hun omgeving
passen, meer kans hebben om te overleven en voor nakomelingen te zorgen,
dan minder goed aangepaste organismen.
Op die manier evolueert een soort, en zal na verloop van tientallen generaties
een voordelige eigenschap in de hele populatie voorkomen.
De evolutietheorie zoals hierboven beschreven zal aan de hand van een voorbeeld
worden toegelicht:
In een omgeving waar meestal sneeuw ligt. Je zet er 20 witte konijnen en 20 bruine,
en een vos. Welke konijnen zullen dan het eerst gevangen worden?
Er zullen waarschijnlijk meer bruine dan witte konijnen worden gevangen, omdat de
vos deze beter kan zien. Het jaar daarop zullen er dus meer witte dan bruine konijnen
zijn, omdat er meer witte konijnen het voorgaande jaar hebben overleefd. Er zijn
bijvoorbeeld 5 witte konijnen opgegeten en 15 bruine, en alle overgebleven konijnen
zullen zich voortplanten. We gaan ervan uit dat de vachtkleur een erfelijke eigenschap
is en dat de nakomelingen dus dezelfde kleur hebben als hun ouders. Stel je voor dat
er per konijn 3 jongen geboren worden, dan zijn er dus 45 witte konijnen in het
nieuwe voorjaar en 15 bruine. Let wel op, dit is een overdreven voorbeeld, in de
natuur zijn de verschillen vaak niet zo groot en gaan er tientallen generaties overheen
voordat een verandering in de populatie waar te nemen is.
De witte kleur blijkt in deze omgeving dus het voordeligst te zijn, omdat de witte
konijnen minder vaak gevangen worden. Als je van dezelfde getallen uitgaat voor het
nieuwe jaar, blijven er geen bruine konijnen meer over in deze kleine populatie, maar
alleen witte.
In de natuur zal het niet zo snel gaan, de variatie is niet zo groot, maar het is ook zo
dat wanneer er veel meer witte dan bruine zijn, de getallen niet hetzelfde blijven. Er
zullen bijvoorbeeld nog een paar bruine overleven, terwijl in plaats van 5, 10 witte
konijnen gepakt zullen worden.
Maar nu is natuurlijk de vraag: als die witte vachtkleur het konijn beschermde tegen
predatie, waarom zijn er dan nog bruine konijntjes?
3
De leefomgeving waar konijnen kunnen leven kan zeer verschillend zijn. Niet alle
konijnen leven in de sneeuw, maar bijvoorbeeld in het bos. Daar valt juist de witte
kleur meer op dan de bruine, en het proces zal dus precies andersom werken. Daar
zullen dus over de generaties heen de bruine konijnen overblijven.
In het voorbeeld is in eerste instantie een erg grote variatie binnen de populatie.
Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat er minder variatie komt in de populatie. Maar
ook in de uiteindelijke populatie van witte konijnen is nog steeds variatie aanwezig.
Het ene konijn zal bijvoorbeeld net wat witter zijn, of net wat harder kunnen lopen,
dan het andere konijn. Of een konijn kan een sterker gebit hebben dan een ander
konijn. Die variatie zal er ook altijd blijven.Doordat er seksuele voortplanting is, en
een kind dus zowel eigenschappen van zijn vader als van zijn moeder krijgt, zal een
individu nooit een nakomeling krijgen dat precies hetzelfde is als een van de twee
ouders. Verder kunnen er altijd nieuwe eigenschappen in een populatie ontstaan,
doordat erfelijke eigenschappen kunnen veranderen door mutaties. Deze kunnen
ontstaan zonder externe oorzaak, de natuurlijke variatie, maar ook door bijvoorbeeld
uv-straling kunnen er mutaties optreden, waardoor eigenschappen kunnen veranderen.
Door die variatie zullen er altijd dieren beter in een nieuwe omgeving kunnen
overleven dan anderen immers, de omgeving blijft nooit constant, zo veranderd het
klimaat bijvoorbeeld continu en daarmee de omgeving waarin organismen leven. En
de evolutie blijft dus aan de gang.
Door dit voorbeeld is duidelijker geworden dat een organisme is aangepast aan zijn
leefomgeving doordat erfelijke kenmerken gunstig of ongunstig zijn afhankelijk van
de leefomgeving.
In het concept Vorm & Functie is de vorm het (uiterlijke) kenmerk dat gunstig of
ongunstig is in een bepaalde omgeving (in dit voorbeeld de witte kleur) en de functie
is de reden dat het dier door de vorm beter overleeft en in verhouding meer
nakomelingen krijgt dan organismen met andere vormen (in dit voorbeeld dat hij
minder snel gepakt wordt door een roofdier, de vos).
In gebruiksvoorwerpen vind je ook vorm en functie terug, maar het is belangrijk te
weten dat dit niet vergelijkbaar is met het biologische thema Vorm en Functie.
Gebruiksvoorwerpen zijn namelijk ontworpen door mensen om hun functie goed te
kunnen vervullen.
Organismen zijn niet ontworpen! In de loop der tijd zijn de best aangepaste
organismen overgebleven in een bepaalde omgeving.Bij organismen ontstaan vormen
puur toevallig en deze blijven dan bestaan doordat de vorm een functie dient (dus
voor meer overleven en nakomelingen zorgt) of niet.
Bij bijvoorbeeld een stoel om op te zitten, wordt deze zo ontworpen dat mensen er
goed op kunnen zitten. Voordat de stoel gemaakt wordt, is de functie die het moet
dienen al bekend. dus de vorm wordt aangepast op de functie die het moet dienen.
Omdat mensen altijd bezig zijn met het maken van een vorm die de functie het beste
uit kan voeren hebben we de neiging om dit ook op de natuur toe te passen. Maar daar
werkt het precies andersom. In de natuur zijn er willekeurige variaties van
levensvormen, en omdat de ene vorm meer voordeel biedt dan de ander blijft de vorm
die het best is aangepast aan de heersende leefomstandigheden bestaan.
Nog even de evolutie in het kort:
Bij de evolutie gaat het om de kenmerken/eigenschappen die erfelijk zijn, en die dus
worden doorgegeven van generatie op generatie. Op het moment dat erfelijke
kenmerken een voordeel geven om te overleven, zullen degene met die eigenschap
meer nakomelingen krijgen dan degene die de gunstige eigenschap niet hebben. Dat
zorgt ervoor dat na verloop van tijd alle dieren in die populatie de eigenschap hebben.
4
Door genetische variatie en het proces van natuurlijke selectie raken planten en dieren
aangepast aan hun leefomgeving. Dit is een traag proces en er zijn dus minstens
tientallen generaties voor nodig, er kunnen echter ook nog meer generaties over heen
gaan voordat een organisme evolueert naar de meest gunstige vorm.
Meer informatie is te vinden op internet via wikipedia.
Trefwoorden: evolutietheorie, natuurlijke selectie.
5
Verhalen bij handpoppen
Hier zijn twee voorbeeld verhalen gegeven die in de kleuterklas gebruikt kunnen
worden.De verhalen worden vanuit handpoppen verteld. In hogere klassen kan er
eventueel een soort voorlees verhaal van gemaakt worden als introductie op vorm en
functie. Het zijn voorbeeld verhalen, het is belangrijk om te beginnen bij de
leefwereld van de kinderen in de klas. De verhalen kunnen daar dus op aangepast
worden.
Verderop wordt informatie gegeven bij de foto’s van de foto show. Wanneer hier
handpoppen van zijn kunnen daar vergelijkbare verhaaltjes mee gemaakt worden.
Verhaal bij een mol
Hallo allemaal!
Wie van jullie doet er wel eens aan voetballen?
Kennen jullie die grote zwarte hoopjes aarde op het voetbalveld?
Of hebben sommige van jullie op het speelveld wel een grote zwarte hopen met aarde
gezien?
Weet misschien een van jullie wat dat was?
Ik kan jullie vertellen wat dat is geweest. Dat waren hoogst waarschijnlijk molshopen.
Ja, je hoort het goed. Molshopen van een mol.
Weten jullie wat een mol is?
Een mol is een dier dat onder in de grond leeft. En misschien leeft ie wel bij jullie
onder het huis.
Ik ben ook een mol. Wie van jullie heeft mij wel eens gezien?
Ik ben niet vaak te zien door jullie wanneer jullie buitenspelen.
Ik leef onder de grond en kom niet graag naar boven. Zouden jullie graag onder
grond willen leven?
Waarom?
Ik kan heel slecht zien maar dat maakt ook niet uit omdat het onder de grond toch al
donker is.
Hebben jullie een idee wat ik zoal doe op een dag onder in de grond?
Onder de grond werk ik altijd heel hard. Ik graaf hele lange gangen in het zand, die
tunnels vormen waar ik door heen kan kruipen.
Hebben jullie een idee waarom ik van die grote voorpoten heb?
Ik heb hele grote voorpoten en dat is makkelijk voor al dat graven wat ik de hele dag
doe. Mollen die minder grote voorpoten hebben dan ik, kunnen mindergoed graven en
zijn sneller moe dan wanneer je van die grote poten zoals ik heb.
Wie weet waarom ik zo’n spitse snuit en een glad lijf heb?
Het is best zwaar werken al dat graven onder de grond. Eerst graaf ik een stukje
tunnel uit en dan moet ik mijzelf helemaal door die tunnel heen worstelen. Ik heb een
spitse snuit en een rond, glad lichaam.
Een mol met een grote vierkante snuit heb ik nog nooit gezien, maar ik heb wel eens
gehoord dat die hebben bestaan.
Geloven jullie dat die hebben bestaan?
Waarom?
Dat lijkt mij toch zo vreselijk onhandig zo’n vierkantensnuit, je moet wel twee keer
zo veel graven en wel drie keer zo hard duwen om je kop door de tunnel te steken.
Daar wordt je hartstikke moe van!
Nee, ik ben blij met mijn spitse snuit en gladde lichaam zodat ik makkelijk door de
grond kan bewegen.
Wie van jullie trekt er in de winter een andere jas aan dan in de zomer?
6
Ja, jullie trekken jullie winterjas aan.
Waarom doen jullie dat?
Precies, in de winter is het heel erg koud en dan moet je jezelf goed warm houden
want anders worden we ziek en misschien vriezen we wel dood!
In de winter is het ook heel erg koud onder de grond.
Wat heb ik wat net zoals jullie winterjas mij warm houdt?
Gelukkig heb ik een hele dikke vacht en daardoor heb ik het niet zo gauw koud. Als je
een minder dikke vacht zou hebben, dan ben je niet zo goed aangepast aan de kou.
Mijn moeder zegt dat mollen met een te dunne vacht niet zo oud worden.
Ik ben een mol en leef misschien wel in jullie achtertuin onder de grond. Ik heb hele
grote voorpoten om lange tunnels mee te graven. Met mijn spitse snuit en warme
vacht heb ik het prima naar m’n zin onder de grond!
Dag lieve kinderen. Ik heb een heleboel tunnels te graven, ik moet ervandoor! Een
mol heeft het druk!
Verhaal bij een rups/vlinder
Hallo allemaal!
Hoe gaat het met jullie?
Wat vinden jullie van het weer vandaag?
Weet een van jullie misschien dan ook wat voor seizoen het is?
Je hebt 4 seizoenen. Welke 4?
Lente, zomer, herfst en winter.
Wie vindt de lente leuk? Waarom?
In de lente is het niet meer zo koud als in de winter. Vaak mogen we dan weer langer
buiten spelen.
Wie van jullie speelt wel een sin de tuin of in het bos met struiken en bomen?
Goh, dat zijn nogal wat kinderen die buiten spelen.
Dan vraag ik mij af wie van jullie mij wel een heeft gezien en weet wat voor dier ik
ben?
Ja, precies ik ben een rups. Als jullie mij buiten willen vinden moet je op bladeren
kijken. Als je mij nog niet hebt gevonden dat heb je misschien wel al een uitgevonden
dat ik er wel ben geweest. Als je bladeren van een plant ziet zitten waar van gegeten
is, dan kan ik dat gedaan hebben.
Een rups woont op een plant en eet daar de bladeren van op.
Ik ben uit een eitje gekomen dat mijn moeder op de plant heeft gelegd.
Wie van jullie ziet welke kleur ik heb?
Ik ben groen, zodat ik niet zo opval op de plant. Er zijn namelijk vogels die mij op
willen eten omdat ze mij heel lekker vinden.
Zou een van jullie mij op willen eten?
Hahaha, nee gelukkig niet hé!
Ik ben erg lenig zodat ik goed bij mijn eten kan.
Maar nu is er een hele moeilijk vraag voor jullie! Een rups is een heel speciaal
beestje. Een rups veranderd van uiterlijk en wanneer het eind lente of begin zomer is
zie ik er heel anders uit.
Wie van jullie weet hoe ik er ook uit kan zien?
Ja, ik heb in mijn andere uiterlijk twee hele mooie vleugels waarmee ik vliegen kan.
Maar eerst gebeurd er wat anders. Voordat ik van uiterlijk verander maak ik een klein
huisje waar ik een tijdje in blijf.
Ik hang dan aan een cocon, gewoon aan de struiken bij jullie in de achtertuin.
7
Na een tijdje kom ik weer tevoorschijn en dan..
Dan kom ik eruit als een vlinder.
Wie van jullie heeft wel eens een vlinder gezien?
Vlinders vliegen rond bloemen en je ziet ze in ze lente en zomer heel veel.
(Nu verander je de pop zijn uiterlijk, je kan de rups handpop in vouwen en omtoveren
tot een rups!! Deze pop zit in het pakket van “Verandering”die het NIBI verzorgt)
Hoi, daar ben ik weer, kennen jullie mij nog?
Ik heb nog steeds dezelfde stem want ik ben jog steeds hetzelfde beest. Alleen zie ik
er nu anders uit!
Wat voor dier was ik voor dat ik een vlinder werd?
Toen jullie mij voor het eerst zagen was ik een rups. Maar nu ben ik een vlinder
geworden, ik heb mooie vleugels waarmee ik van bloem naar bloem vlieg. Ik eet nu
namelijk geen blaadjes meer, maar haal zoeter eten uit de bloemen. Daarom heb ik
mijn vleugels nu hard nodig.
Ik heb ontzettende honger dus daarom ga ik wegvliegen om een mooie bloem te
vinden die lekker ruikt.
Dag lieve kinderen!
8
Water experiment
Om een vorm-functie relatie te illustreren naar de leerlingen kan heel makkelijk
gebruik worden gemaakt van een doorzichtige waterbak en wat boetseerklei (HEMA).
Werkwijze:
Vul de cilinder tot een redelijke hoogte (50 cm)
Rol een aantal bolletjes klei van allemaal hetzelfde gewicht (weeg dit dus af)
Vraag aan een paar leerlingen een vorm te kleien die ze maar bedenken kunnen
Vorm zelf in ieder geval de vormen van een platte schijf en een rolletje dat lijkt op de
vorm van een vis als die niet worden bedacht
Vraag aan de leerlingen het vormpje klei boven de waterbak te hangen en
tegelijkertijd los te laten
Je ziet vrij makkelijk dat de gestroomlijnde vormen sneller zinker terwijl deze
niet zwaarder zijn
Vorm: vorm van een vis, dat is een gestroomlijnde vorm die je ook terug ziet in bij
menselijke selectie (de vorm van een boot, van wielrenners kleding en zelfs auto’s)
Functie: door de visvorm ondervind het voorwerp in beweging minder
wrijvingsweerstand. Doordat er minder tegenwerkende weerstand is zal het voorwerp
minder energie nodig hebben om in beweging te komen of te blijven. In het geval van
het voorbeeld krijgen alle bolletjes klei dezelfde energiehoeveelheid van de
zwaartekracht (ze zijn immers even zwaar en van hetzelfde materiaal gemaakt).
Doordat ze dezelfde energie hebben, hebben ze allemaal dezelfde potentiële energie
om naar beneden te zinken, de bolletjes klei met de meest gunstige stoomlijn kan
efficiënter de potentiële energie omzetten in kinetische energie (bewegingsenergie)
energie. De vormen met de meeste wrijving (dus de minste stroomlijnvorm) hebben
meer wrijvingskrachten op zich werken waardoor een groter gedeelte van de
potentiële energie wordt gebruikt de wrijvingskrachten op te heffen, het effect is dat
er een kleiner deel van de potentiële energie nog omgezet kan worden in kinetische
energie.
9
Ontwerpopdracht
Dit is een idee voor een opdracht, met als doel dat de leerlingen zelf een vorm gaan
ontwikkelen die een bepaalde functie moet uitoefenen.
De leerlingen gaan hierbij hun eigen fantasiedier maken. Hiervoor krijgen ze een
opdracht, zoals ontwerp een dier of plant die in een droge omgeving kan overleven.
Het is het leukst als er een paar verschillende opdrachten over de klas verdeeld
worden, zodat de leerlingen minder kans hebben om bij elkaar mee te kijken en
ongeveer hetzelfde te maken. Aan het eind van de les kan iedereen bij zijn/haar
dier/plant kort vertellen hoe het is aangepast aan de in de opdracht geschetste situatie.
Een suggestie voor de ontwerp opdracht van www.encyclopedoe.nl.
Voor docent:
Laat de leerlingen hun eigen groente/fruit kiezen. Daarmee mogen ze hun eigen
fantasiedier maken. Laat de leerlingen als het klaar is de dieren tussen de dieren
tussen verschillende groente/fruit zetten en bespreek waar het minste opvalt. Stel dan
de vraag waarvoor dat handig is.
Voor leerling:
Wat ga je maken?
Een fantasiedier dat tussen bepaalde groenten niet opvalt.
Wat voor materiaal heb je nodig?
Groente(n) naar keuze (bijvoorbeeld paprika, wortel, bloemkool, tomaat, ui
enzovoort, cocktailprikkers, viltstiften.
Wat voor gereedschap heb je nodig?
Mes, schaar.
Hoe ga je te werk?
- Kies 1 of meer groentes waar je een dier van wilt maken.
- Bedenk hoe je dier er uit gaat zien en maak hier eerst een tekening van.
Van een wortel kun je bijvoorbeeld een rups maken met heel veel pootjes aan de
onderkant (van cocktailprikkers). Met je viltstiften kun je oogjes en een mond
tekenen.
Van een bloemkool kun je een hele mooie leeuw met groene manen maken. Op het
witte gedeelte kun je het gezicht van de leeuw tekenen.
En zo kun je vast nog wel meer dieren verzinnen.
- Wanneer je nu je groenten bij elkaar legt, dus allemaal wortels bij elkaar, dan ben ik
benieuwd of je jouw rups nog kunt terugvinden!
- Misschien kun je een foto maken van je fantasiedier, want je weet dat groentes niet
heel lang goed blijven.
- Je kunt je fantasiedier ook maken van andere materialen dan groenten. Bijvoorbeeld
van brooddeeg. Het recept vind je bij de doe tip van het brooddeegdier, bij het
onderwerp dinosauriërs.
10
Dieren en hun vorm en functie
Hierbij is het de bedoeling dat aan de hand van de foto’s de vorm en functie van de
dieren in de klas behandeld wordt. Steeds is 1 opvallend kenmerk van vorm en functie
bij een dier uitgewerkt. Bij een dier is natuurlijk nog veel meer te vertellen, hij heeft
meerdere aanpassingen. Suggesties zijn er bij gegeven, steeds worden onder het kopje
andere eigenschappen nog meer eigenschappen aangegeven waarop natuurlijke
selectie zou kunnen plaatsvinden of plaatsgevonden heeft. Ook zijn er internetsites
gegeven waar extra informatie gevonden kan worden.
Er kan met de foto’s bijvoorbeeld ook een kwartetspel gemaakt worden, zodat het op
een later moment of op een ander manier nog herhaald kan worden
Info wild konijn
Een wild konijn (Oryctolagus cuniculus) is een
zoogdier, uit de familie van de haasachtigen. Ze
leven op zandgronden, in de duinen, in half open
landschappen in de bossen of tussen struiken. Ze
wonen vaak in grote groepen bij elkaar. Ze graven
holen en komen vaak bij de schemering of ’s
nachts pas naar buiten om te eten. Ze hebben een
schutkleur, waardoor ze niet opvallen in hun
omgeving en minder snel gezien worden door een
predator(vos, wilde kat, marters, lynx, arend en
andere roofvogels, slang en de wolf).
Niet wilde konijnen hebben van allerlei kleuren, ze zijn vaak zo doorgefokt dat ze een
mooie kleur hebben die goed verkoopt.
Vorm: de bruine kleur
Functie: het konijn valt niet op in zijn omgeving en is daardoor minder opvallend voor
zijn vijanden
Andere eigenschappen: Gebit, lange achterpoten, vacht.
Meer info: wikipedia, google, zoekterm: wild konijn.
Wild konijn: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wie heeft er thuis een konijn?
Vraag aan leerlingen: Welke kleur hebben de konijnten die jullie kennen?
Dit konijn leeft niet in een kooi, maar gewoon buiten.
Vraag aan leerlingen: Heeft er iemand wel eens een konijn in het wild gezien?
Vraag aan leerlingen: Waar leeft een konijn in het wild?
Antwoord: Ze leven op zandgronden, in de duinen. Ze zitten graag in half open
landschappen in de bossen of tussen struiken, zodat ze zich kunnen verstoppen. Ze
graven holletjes in de grond.
Vraag aan leerlingen: Weten jullie wat voor kleur konijnen die in het wild leven
hebben?
Antwoord: (grijs)bruin
Vraag aan leerlingen: Waarom denken jullie dat ze die kleur hebben?
Antwoord: Ze vallen zo niet zo op in hun omgeving en worden daarom minder
makkelijk gevonden door dieren die ze op eten, zoals vossen. Ze hebben een
schutkleur. Hier maken mensen ook wel eens gebruik van, een boswachter
bijvoorbeeld, die heeft een pak aan met de kleuren van het bos. Dan valt hij niet zo op
in het bos en kan hij beter zijn werk doen, de dieren hebben dan niet zo’n last van
hem.
11
Info Sneeuwhaas
Deze haas (Lepus timidus) heeft ook een schutkleur, maar
een andere omdat hij in een andere omgeving woont. In de
zomer ligt er geen sneeuw en dan heeft de haas een
bruin/grijze vacht. Hij heeft dus heel het jaar door dezelfde
kleur als de omgeving.
Vorm: de witte kleur
Functie: de haas valt niet op in zijn omgeving en is daardoor
minder opvallend voor zijn vijanden
Meer info: wikipedia, trefwoord: sneeuwhaas, (google, zelfde
trefwoord)
Sneeuwhaas: vragen voor in de klas
Dit is een haas, die lijken erg op konijnen en hebben meestal ook dezelfde kleur
(bruin/grijs). Deze is wit.
Vraag aan leerlingen: Waarom denken jullie dat deze haas niet bruin is? (Hint: Deze
haas is zo wit als,…. - sneeuw)
Antwoord: Hij leeft in gebieden waar veel sneeuw ligt en hij zou dus wel opvallen als
hij bruin was. Nu hij wit is valt ook deze haas niet op in zijn omgeving. Ook deze
haas heeft dus een schutkleur.
Vraag aan leerlingen: Wat zou er gebeuren met een bruin konijn in deze omgeving?
Antwoord: Die zouden opvallen en daarom sneller gevangen worden door de
roofdieren, de witte konijnen zouden dan overblijven.
12
Info sabeltand tijger
(Bron: docentenhandleiding ‘Verandering’)
De sabeltandtijger (Smilodon) is een uitgestorven katachtige die leefde van ongeveer
2,5 miljoen tot 8.000 jaar geleden. De sabeltandtijgers zijn niet zo nauw verwant aan
de huidige tijger en zijn er ook geen voorouder van. Deze katachtigen waren ongeveer
zo groot als de huidige leeuw, maar waren erg sterk gebouwd. Kenmerkend aan de
sabeltandtijger waren voornamelijk de enorme hoektanden die het dier had, die tot 20
cm groot konden worden. De hoektanden werden waarschijnlijk gebruikt om aan
prooidieren fataal letsel toe te brengen, bijvoorbeeld door een halsbeet. De
sabeltandtijger jaagde op de grote grazers (megafauna) die in die tijd de aarde
bevolkten, zoals de mastodont, mammoet en andere minder bekende soorten. Het
uitsterven van die prooidieren is waarschijnlijk een belangrijke factor geweest in het
uitsterven van de sabeltandtijger.
Vorm: de grote hoektanden
Functie: gereedschap om prooi snel te kunnen doden
Meer info: wikipedia, zoekterm: sabeltandtijger
Sabeltand tijger: Vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Kennen jullie dit dier?
(misschien wel uit ice age?) Waar lijkt het op?
Antwoord: Tijger
Vraag aan leerlingen: Wat is er anders?
Antwoord: de twee grote (hoek)tanden
Het is een sabeltand tijger (de tanden rond laten
gaan). Mensen hebben ook hoektanden die puntig
zijn, dat kun je bij jezelf ook voelen. Deze tijger heeft
alleen wel hele puntige en grote hoektanden!
Vraag aan leerlingen: Wat eten tijgers?
Antwoord: andere dieren
Vraag aan leerlingen: Waar denk je dan dat deze tijger zijn hoektanden voor
gebruikte?
Antwoord: Voor het doodden van zijn prooi.
13
Info schaap
Het schaap (Ovis aries) is een zoogdier,
dat door de mens wordt gehouden om
onder andere wol te leveren.
11.000 jaar geleden kon de oermens de
schapen goed gebruiken voor het vlees.
Schapen hadden toen een andere vacht in
de winter dan in de zomer. De oermens
plukte de wol van het schaap in de rui om
er kleding van te maken.
Wol werd steeds meer gebruikt en rond
7500 v.Chr. ontstond het idee om de
schapen met veel haar door te fokken.
Vanaf toen kwamen er schapen met een
steeds dikkere en langere vacht. De
minder behaarde schapen liet men links
liggen. De vacht is eigenlijk te dik doordat
onze voorouders de wollige schapen
hebben doorgefokt. Vandaar dat de schapen van nu nog steeds geschoren moeten
worden.
Vorm: dikke vacht
Functie: genoeg warmte vasthouden om te kunnen overleven, door doorfokken is de
functie voornamelijk wol geven.
Andere eigenschappen: gebit, 4 magen
Meer info: wikipedia, google, zoekterm: schaap
Schaap: Vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Waarvoor worden deze dieren in de landbouw gebruikt?
Antwoord: Voor de wol, melk en vlees
Vraag aan leerlingen: Waarom denken jullie dat het schaap zo’n dikke vacht heeft?
Antwoord: Om warm te blijven
Vraag aan de leerlingen: Als dat zo is, wanneer zou de vacht dan het dikst zijn?
Antwoord: in de winter, dat is ook zo, veel dieren hebben in de winter een dikkere
vacht, omdat het dan kouder is. De schaap heeft een hele dikke vacht. Dit komt omdat
mensen vroeger de vacht ook voor de wol gebruikten. Ze hebben toen speciaal de
schapen uitgezocht met de dikste vacht en daarmee zijn ze verder gaan fokken, deze
hebben ze kinderen laten krijgen. Hierdoor hebben de meeste schapen nu een dikke
vacht.
14
Info zebra
Een zebra (Equus quagga) is een paardachtige
afkomstig uit het midden en zuiden van
Afrika. Zebra's (met name de steppezebra's)
lijken op een wit paard met zwarte strepen.
De vorm van de vachtpatronen van de zebra
zorgen ervoor dat ze niet zo gemakkelijk
gevangen worden door een leeuw. Ze waren
makkelijker te vangen wanneer dit patroon
ontbrak. Doordat zebra’s vaak in grote
groepen bij elkaar staan en een streepjes
patroon hebben, raakt de leeuw in de war,
waar door hij niet zo makkelijk een zebra kan
vangen. De tactiek van de leeuw is dan ook
om de groep op te jagen, en zo een zebra apart
te krijgen. Wanneer er één zebra afgezonderd is vallen ze die pas aan.
Vorm: streeppatroon
Functie: predator verwarren, meer veiligheid voor predatoren
Andere eigenschappen: benen, gebit, darmen
Meer info: wikipedia, zoektermen: zebra, paardachtigen, google, zoekterm:
zebra+dier
Zebra: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Kennen jullie dit dier?
Waar lijkt het op?
Antwoord: op een paard, het is een zebra.
Vraag aan leerlingen: Waarom zou de zebra
deze zwart witte strepen hebben?
Antwoord: Dit is dus ook een soort schutkleur,
alleen is het niet zo dat ze door de kleur niet
opvallen in de omgeving. De patronen
verwarren de leeuw als ze in een grote groep bij
elkaar staan, en daarom worden ze minder
makkelijk gepakt door roofdieren. Zebra’s leven
in groepen bij elkaar en door het streepjes
patroon raakt de leeuw (degene die zebra’s eten)
in de war. Hij heeft daardoor meer moeite met het vangen van een zebra.
15
Info vliegende eekhoorn
De gewone vliegende eekhoorn (Pteromys volans) is een knaagdier uit de familie van
de eekhoorns. Deze leven voornamelijk in bomen. De vliegende eekhoorn kan niet
vliegen, maar zweeft met behulp van een vel dat de voorpoten met de achterpoten
verbindt, dat heet het membraan. De gewone vliegende eekhoorn is grijsbruin van
kleur en de buik is wit. Door het membraan tussen de voor- en achterpoten kunnen ze
zweefvluchten tussen bomen maken. Op deze manier worden grote sprongen
gemaakt, ze kunnen afstanden van ongeveer 40 tot 50 meter zweven. Bij de landing
zet hij de staart omhoog en kromt hij het membraan, net als een parachute.
Naast zweven kan de vliegende eekhoorn ook goed klimmen, net als de gewone
eekhoorn.
Vorm: membraan tussen de poten
Functie: Grote afstanden kunnen afleggen, tussen twee bomen, ontwijken predatoren
Andere eigenschappen: gebit, kleur, landing vergelijkbaar met parachute, aanleggen
wintervoorraad
Meer info: wikipedia, zoekterm: gewone vliegende eekhoorn, google, zoekterm:
vliegende eekhoorn
Vliegende eekhoorn: vragen voor in de klas
Vraag aan leerling: Waar lijkt dier
op?
Antwoord: op een eekhoorn
Vraag aan leerling: Waar lijkt dat vel
op dat je tussen de poten ziet zitten?
Antwoord: Op vleugels
Vraag aan leerling: Waar denken
jullie dat het vel voor is?
Antwoord: vliegen, een vliegende
eekhoorn kan niet echt vliegen. Hij
kan door het vel zweven, hierdoor
kan hij verder springen dan een
eekhoorn die niet zo’n vel tussen de
poten heeft.
Vraag aan leerling: Waarom zou het handig zijn voor een
eekhoorn om te kunnen zweven?
Antwoord: Doordat ze kunnen zweven, kunnen ze grote
sprongen maken en afstanden tussen bomen overbruggen,
zonder dat ze op de grond hoeven te komen. Op die manier
kunnen ze vijanden die op de grond leven ontwijken, en hoe
minder ze op de grond komen hoe kleiner de kans om
opgegeten te worden. Daarom kunnen de eekhoorns die het
beste kunnen zweven ook het beste overleven. Verder kunnen
ze roofdieren die wel in de bomen leven ook makkelijk
ontwijken, doordat ze snel van de ene naar de andere boom kunnen. De roofdieren
kunnen die afstand vaak niet overbruggen, in ieder geval niet zo snel.
16
Info wandelende tak
De gewone wandelende tak (Carausius morosus) kan wel 8 cm worden. Ze zijn groen
of bruin en komen oorspronkelijk uit India en Indonesië. In Nederland komen in het
wild geen wandelende takken voor. Ze zijn ’s nachts actief en overdag zitten ze stil.
Wandelende takken hebben niet alleen een schutkleur, maar hebben ook de vorm van
een tak, waardoor ze nog minder makkelijk te vinden zijn.
Vorm: lijkt op een tak
Functie: niet goed te onderscheiden van een echte tak en daarmee veiliger voor
predatoren.
Meer info: wikipedia, trefwoord: gewone wandelende tak, www.wandelendetakken.nl
Wandelende tak: vragen voor in de klas
Vraag aan leerling: Kennen jullie dit dier?
Vraag aan leerling: Waar lijkt hij op?
Antwoord: een tak, hij heet dan ook een wandelende tak.
Vraag aan leerling: Waarom lijken ze op een tak?
Antwoord: Dan vallen ze niet zo op, en kunnen predatoren ze moeilijker vinden. Ze
zijn ’s nachts actief en overdag zitten ze stil.
Vraag aan leerling: Waarom denken jullie dat ze overdag niet actief zijn?
Antwoord: Overdag zijn de roofdieren actief en houden ze zich zo stil als een tak
zodat ze niet opvallen. ’s Nachts hebben ze minder kans om gegeten te worden en het
is dus beter om dan actief te zijn.
Naast een schutkleur hebben
wandelende takken ook een schrik
kleur.
Vraag aan leerling: Wat denken
jullie dat een schrikkleur is?
Vraag aan leerling: Weten jullie
een kleur die wij als schrikkleur
gebruiken? (hint: in het verkeer)
Antwoord: Rood (stoplichten,
verkeersborden, remlichten)
De schrikkleur van de wandelende
tak is ook rood. Van de voorpoten
is de bovenkant van het bovenste deel bij volwassen wandelende takken felrood
gekleurd.
Vraag aan leerlingen: Waar denken jullie dat wandelende takken dit voor gebruiken?
Antwoord: Wanneer ze worden aangevallen spreiden de dieren snel de voorpoten
waardoor de felle kleuren het roofdier (vogels en hagedissen) eventjes afleidt. Daarna
laat de wandelende tak zich vaak naar beneden vallen om te vluchten
.
17
Info egel
Egels (Erinaceus europaeus) hebben een stekelige vacht en
rollen zich op als er gevaar dreigt. Op die manier is het
enige wat aan de buitenkant van ze over blijft een stekelig
bolletje. Hierdoor kunnen roofdieren ze moeilijk te pakken
krijgen. Het zijn nachtdieren, ze vangen ’s nachts kleine
dieren en heel soms eten ze planten. Als in de herfst de
temperatuur daalt gaat de egel in winterslaap. Dat houdt in
dat in de koudste periode de egel in een holletje slaapt. Hij
wordt pas weer wakker op het moment dat het niet zo koud
meer is. Egels komen voor in loofbossen, vochtige weiden
en grasvelden. Ze leven vooral vaak bij bosranden waar
deze leefgebieden samenkomen.
De egel heeft niet zoveel natuurlijke vijanden, de mens is
de grootste vijand. De stekelige vacht beschermd namelijk
niet tegen auto’s.
Vorm: stekelige vacht
Functie: een predator kan de egel niet zo makkelijk te pakken krijgen, afschrikken
predator
Andere eigenschappen: winterslaap
Meer info: wikipedia, zoekterm: West-Europese egel, egel.startpagina.nl,
www.egelopvang.nl
Egel: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wat is dit voor dier?
Antwoord: Egel
Vraag aan leerlingen: Wat is er zo bijzonder aan de egel?
Antwoord: Hij heeft een stekelige vacht
Vraag aan leerlingen: Waarom zou de vacht zo stekelig zijn?
Antwoord: Bescherming tegen roofdieren
Vraag aan leerlingen: Wat zal de egel dus doen als er gevaar
dreigt?
Antwoord: Hij rolt zich op
18
Info schildpad
Een schildpad (Testudines) is een reptiel, ze komen
over de hele wereld voor, behalve in de
poolgebieden. Er zijn heel veel verschillende soorten
schildpadden, ze zijn allemaal aan een ander milieu
aangepast. Ze hebben 1 ding met elkaar gemeen. Ze
hebben een schild, dat is hun
verdedigingsmechanisme. De meeste roofdieren
kunnen het schild niet open breken en kunnen dan
niet bij de schilpad zelf. Zij kunnen zich namelijk
helemaal in het schild terugtrekken en kunnen vaak
met een klepmechanisme het schild ook nog
afsluiten. Bij jonge schildpadden is het schild nog
niet zo stevig en deze worden dus wel vaker
opgegeten. Ook volwassen schildpad heeft nog wel vijanden, zoals krokodilachtigen,
grote roofvissen en sommige roofvogels. Deze laatste breken het schild open door de
schildpad van grote hoogte te laten vallen. Vrijwel alle schildpadden eten voor een
belangrijk deel planten en soms ook aas, een aantal soorten jaagt actief op prooien.
Vooral jongere exemplaren leven vaak van slakken en kleine kreeftachtigen omdat ze
nog moeten groeien. Schildpadden hebben een zeer goed ontwikkeld
spijsverteringsstelsel, waardoor sommige soorten alleen van gedroogde grassen
kunnen leven.
Vorm: schild
Functie: bescherming tegen predatoren, de schildpad kan zich terugtrekken in een
veilig omhulsel.
Andere eigenschappen: lange nek/verlengde neus, spijsverteringsstelsel,
zwemvliezen, winterslaap, verschil tussen land en zee schildpadden
Meer info: wikipedia, zoektermen: schildpadden,
www.artis.nl/webuil/e_schildpad_01.html#8
Schildpad: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Weten jullie wat voor dier dit is?
Vraag aan leerlingen: Kunnen jullie raden hoe dit dier zichzelf beschermt tegen
roofdieren?
Antwoord: Ze kunnen helemaal in hun schild kruipen en de meeste kunnen het schild
ook nog helemaal afsluiten. Zo kan het roofdier er niet bij.
Vraag aan leerlingen: Wat moet het roofdier kunnen om de schildpad toch nog op te
kunnen eten?
Antwoord: Het schild open kunnen maken, het dier moet dus sterk genoeg zijn om het
open te kunnen breken, of slim genoeg. Er zijn roofvogels die de schildpad van grote
hoogte laten vallen, zodat het schild kapot gaat.
19
Info wesp
De bekendste eigenschap van wespen (Hymenoptera) is dat ze kunnen steken. En in
tegenstelling tot bijen en hommels zijn wespen agressief. Bijen en hommels steken
alleen als ze in levensgevaar zijn, terwijl wespen al steken als iemand dicht bij hun
nest komt. Een wesp kan een belager ook een tijd achtervolgen. Dit is zijn manier van
zelfverdediging.
Verder heeft een wesp opvallende kleuren. Dit zijn de waarschuwingskleuren. Door
de opvallende kleuren leren de vijanden sneller dat ze dat dier niet moeten eten, en zo
worden er dus tijdens het leerproces maar weinig wespen gedood.
Er zijn vliegen die lijken erg op de steekwespen, maar niet kunnen steken. Ze bootsen
de kleuren na van de steekwespen om vijanden op afstand te houden (mimicri). Die
pakken ze niet vanwege de waarschuwingskleuren. Links is de echte wesp, rechts is
een vlieg met dezelfde kleuren.
Niet alle vliegen hebben de waarschuwingskleuren, blijkbaar kunnen vliegen ook
zonder die kleuren goed overleven. Die vliegen zullen dan andere mechanismen
hebben om predatie tegen te gaan.
Vorm: waarschuwingskleuren
Functie: predatoren leren sneller dat ze dat dier niet moeten eten, en ongevaarlijke
vliegen maken gebruik van kleuren als bescherming tegen predatoren.
Andere eigenschappen: angel, facetogen
Meer info: wikipedia, zoektermen: wespen, Hymenoptera
http://www.fotoapparatuur.nl/photos/FotoThumb.asp?FTO_ID
=10374&width=450
Vragen voor in de klas
Vraag aan leerling: Wat voor dier is dit? Zijn jullie wel eens geprikt?
Vraag aan leerling:Waarom denk je dat wespen prikken?
Antwoord: Als verdediging, tegen zowel mensen als roofdieren.
Vraag aan leerling: Weten jullie waarom de wesp zo’n opvallende kleur heeft?
Antwoord: het is een waarschuwingskleur, vogels kunnen ze dan gemakkelijk
herkennen, waardoor die snel leren dat ze die wesp niet moeten eten.
Vraag aan leerling: Kan dit dier (foto vlieg) ook steken?
Antwoord: Nee, het is een vlieg die dezelfde kleuren heeft, daardoor wordt hij niet zo
snel opgegeten door een roofdier. De vliegen met de waarschuwingskleuren kunnen
dus beter overleven, en meer nakomelingen krijgen. Ze hebben voordeel omdat ze op
een gevaarlijk dier lijken. Ze worden minder vaak opgegeten dan vliegen zonder die
kleuren.
20
Info kolibrie
De kolibrie (Trochilida) is een tropische vogel. De verschillende soorten hebben
allemaal een verschillende snavel. De snavel is precies goed om uit 1 bepaalde bloem
nectar te halen. Wanneer hij zijn snavel in de bloem steekt rolt hij zijn tong uit.
Daardoor kan hij zelfs nectar uit bloemen halen waar insecten niet bij kunnen. Het is
niet alleen zo dat de snavel is aangepast aan de vorm van de bloem, maar de bloem is
ook aangepast aan de snavel van de kolibrie. Dit is gebeurd omdat de bloem de
kolibrie nodig heeft voor de bestuiving. Beide zijn dus geëvolueerd op zo’n manier
dat de kolibrie de nectar uit de bloem kan halen en voor bestuiving zorgt. Dit wordt
ook wel co-evolutie genoemd. Ze hebben beide voordeel van de situatie.
Vorm: snavel zelfde vorm als bloem
Functie: nectar kunnen halen uit die bloem
Andere eigenschappen: migratie, snelle vleugelslag, opvallende kleuren man
Meer info: wikipedia, zoekterm: kolibries, www.dierenjungle.nl
Kolibrie: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wat voor dier is dit?
Antwoord: een vogel
Vraag aan leerlingen: Weten jullie ook wat voor vogel?
Antwoord: een kolibrie, hij leeft in de tropen.
Vraag aan leerlingen: Zien jullie wat hij eet?
Antwoord: Hij eet nectar uit bloemen, net als insecten.
Vraag aan leerlingen: Wat voor aanpassing heeft hij zodat hij de nectar uit de bloemen
kan halen?
Antwoord: een dunne lange snavel, er zijn veel verschillende soorten kolibries, ze
hebben allemaal een andere snavel, ze eten daarom allemaal nectar uit verschillende
bloemen. Wanneer ze hun snavel in de bloem steken, steken ze ook nog hun tong uit,
en zo kunnen ze nectar uit de bloemen halen, waar zelfs insecten (bijen en vlinders)
niet bij kunnen.
Vraag aan leerlingen: Denken jullie dat de bloem blij is met de kolibrie?
Antwoord: Hij is er wel blij mee, want een bloem moet bestoven worden, en dat doet
de kolibrie door zijn snavel eerst in de ene en vervolgens in de andere bloem te
stoppen. Hij neemt dan pollen mee vanaf de ene bloem en die bevruchten de volgende
bloem.
Vraag aan leerlingen: Zou de bloem zijn vorm hebben aangepast aan de snavel van de
kolibrie?
Antwoord: ja
21
Planten en hun vorm en functie
Algemene informatie planten
Planten staan vast op 1 plek en kunnen niet weglopen, daarom zijn planten vaak nog
meer dan dieren afhankelijk van hun omgeving. Ze hebben, net als mensen,
verschillende stoffen en omgevingsfactoren nodig om te kunnen overleven. Ze halen
met hun wortels water en bepaalde voedingsstoffen uit de grond. Verder hebben ze
zuurstof en CO2 nodig uit de lucht en ze hebben licht nodig. Met behulp van licht
zetten ze CO2 en water om in suikers. Een deel van hun benodigde voeding maken ze
dus zelf. De plant heeft nog wel andere stoffen uit de grond nodig. Niet alle planten
leven echter in een omgeving waar alles makkelijk te krijgen is en daarom hebben ze
dan bepaalde aanpassingen waardoor ze toch kunnen overleven.
Bijvoorbeeld landplanten hebben een beschermende laag om hun bladeren heen. Deze
is dikker bij planten die in droge gebieden leven, om zich te beschermen tegen
uitdroging. Waterplanten hebben deze laag niet, omdat zij alles uit het water moeten
halen moeten ze daar daarom zo goed mogelijk mee in contact moeten zijn.
De voorplanting bij planten kan op twee manieren plaatsvinden. Allereerst via
seksuele voorplanting. Dit gebeurd via bloemen (zie figuur 1). Van de ene bloem (kan
soms ook van dezelfde plant zijn) wordt stuifmeel door bijvoorbeeld de wind, dieren
of mensen verspreid, waardoor ze op de stempel van een andere bloem belanden.
Stuifmeel is ruwweg het plantaardig equivalent van zaadcellen, afkomstig van de
meeldraden van bloemen. De stuifmeelcellen worden gemaakt in de helmknop die
bovenaan de meeldraad zit.
De stempel is het al of niet verbrede, meest kleverige, bovenste gedeelte van de
stamper, dat het stuifmeel opneemt. In de stamper ontwikkelen zich de vrouwelijke
voortplantingscellen, de eicellen.
Een bij bijvoorbeeld, gaat helemaal in de bloem om nectar eruit te halen. Hierbij gaat
zijn harige vacht langs de meeldraden (en de stempel), de stuifmeel blijft in zijn vacht
hangen, en hij vliegt weer weg. Bij de volgende bloem gebeurd hetzelfde en doordat
de stempel nogal plakkerig is, gaan het stuifmeel van de bij over op de stempel.
Verspreiding van stuifmeel kan ook gebeuren door bijvoorbeeld de kolibri, maar ook
door de wind. Dit laatste gebeurd bijvoorbeeld bij grassen, het stuifmeel wordt dan
door de wind meegenomen.
Wanneer het stuifmeel van de ene bloem op de stempel van de andere bloem belandt
wordt die bloem bevrucht en kan er een zaadje ontstaan. Dat zaadje wordt dan vaak
weer verspreid door bijvoorbeeld wind of dier en kan op een nieuwe plek uitgroeien
tot een nieuwe plant.
Meer info: wikipedia, zoektermen: stamper, stempel, stuifmeel, meeldraden,
bestuiving, bevruchting.
22
Figuur 1: schematische weergave van een bloem. Bron: www.kennislink.nl
De voortplanting kan ook aseksueel zijn, de plant vormt dan een kopie (kloon) van
zichzelf, de plant die ontstaat is dus precies dezelfde. Dit kan gebeuren via nieuwe
uitgroeiingen uit de wortels van de plant, maar het kan ook zo zijn dat een deel van de
ouderplant ergens anders terecht komt en daar uitgroeit tot een nieuwe plant. Dit kan
bijvoorbeeld de paardebloem.
Meer info: wikipedia, zoektermen: aseksuele voorplanting
23
Algemene vragen over planten voor in de klas
Om te leven eten we iedere dag brood. Daarbij drinken we ook voldoende om niet uit
te drogen.
Vraag aan leerling: Wat zou er gebeuren wanneer wij niet meer voldoende eten en
drinken?
Antwoord: Eten en drinken geeft mensen de energie om te leven. Zonder eten en
drinken zouden we uitdrogen en verhongeren, en als het lang duurt zouden we niet
kunnen blijven leven.
In de natuur hebben dieren ook genoeg voedsel en water nodig. Sommige dieren eten
elkaar op maar andere dieren eten planten, zoals koeien in de wei, die eten gras.
Misschien heb je er nog niet zo heel veel bij stil gestaan, maar ook planten hebben
voedsel en water nodig om te overleven. Ze halen hun energie uit de zon (licht),
nemen bepaalde voedingsstoffen op uit de grond, en ook het water halen ze uit de
grond. Verder halen ze zuurstof en CO2 uit de lucht. Dit hebben ze allemaal nodig om
in leven te blijven.
Vraag aan leerling: Hoe nemen planten water op?
Antwoord: Planten hebben wortels in de grond, daarmee halen ze hun water uit de
grond. En ze halen ook een deel van de voedingsstoffen die ze nodig hebben uit de
grond. Dit gebeurd doordat de concentratie water en voedingsstoffen in de wortels
laag blijft, doordat het wordt verplaatst door heel de plant. Het water en het voedsel
wordt dan makkelijk door de wortels opgenomen door het concentratie verschil.
Er zijn dieren die planten eten.
Vraag aan leerling: Welke plant kan zich beter tegen vraat beschermen en krijgt dus
de meeste nakomelingen: een plant met of een plant zonder stekels?
En een plant die wel giftig is of een plant die niet giftig is?
Antwoord: De plant met stekels en de plant die giftig is.
24
Foto’s planten
Hierbij is het de bedoeling dat aan de hand van de foto’s de vorm en functie van de
planten in de klas behandeld wordt. Er is steeds 1 opvallend kenmerk van vorm en
functie bij een plant uitgewerkt. Er is natuurlijk nog veel meer te vertellen bij een
plant, hij heeft meerdere aanpassingen. Suggesties zijn er bij gegeven en internetsites
waar extra informatie gevonden kan worden.
Er kan met de foto’s bijvoorbeeld ook een kwartetspel gemaakt worden, zodat het op
een later moment of op een ander manier nog herhaald kan worden
Info cactus
Een cactus groeit in de woestijn, en leeft dus in een droge en warm
omgeving. Hij heeft stekels in plaats van bladeren waardoor
waterverlies door verdamping geminimaliseerd wordt. De stekels
hebben ook nog een andere functie, namelijk bescherming tegen vraat
door dieren. De cactus kan water goed opslaan in zijn dikke lijf/stam.
Hij heeft een lang wortelstelsel, zodat hij zoveel mogelijk water uit de
droge grond kan halen. Het regent af en toe in de woestijn en daar
moet de cactus van profiteren. Hij neemt zoveel mogelijk vocht op en
slaat dat op. Omdat een cactus veel vocht bevat is het een gewilde
plant bij de dieren. Zij hebben ook last van het tekort aan water in de
woestijn en door het eten van een vochtbevattende plant zouden zij
genoeg vocht binnen kunnen krijgen.
Vorm: stekels
Functie: bescherming tegen vraat
Andere eigenschappen: veel water opslaan, stekels
i.p.v. bladeren, groot wortelstelsel
Meer info: wikipedia, zoekterm: cactusfamilie,
www.willemwever.nl, zoekterm: cactus
Cactus: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wie weet wat voor plant dit
is? Wie heeft er een thuis? Je kunt ze op veel
plaatsen in een potje kopen.
Antwoord: Een cactus.
Vraag aan leerlingen: Weten jullie waar de cactus
normaal gesproken groeit? Wat voor
omstandigheden zijn daar? Kan hij daar veel water uit de grond halen?
Antwoord: De cactus groeit in de natuur in droge gebieden, zoals de woestijn. In deze
gebieden is heel weinig water aanwezig. We hebben zojuist geleerd dat water heel erg
belangrijk is voor het overleven van planten.
Door het leven in een droog gebied hebben cactussen aanpassingen nodig om te
kunnen overleven.
Vraag aan de leerlingen: Hoe nemen planten water op?
Antwoord: Planten nemen water op met hun wortels. Cactussen hebben dus erg lange
wortels. Ook al is het niet vaak, heel soms regent het in de woestijn en dan neemt een
cactus neemt zoveel mogelijk water op, met die lange wortels.
Vraag aan de leerling: Als jullie in de pauze dorst hebben, wat doen jullie dan.
Antwoord: Drinken.
25
Vraag aan de leerling: Waar komt dat drinken dat vandaan, hoe hebben jullie dat op
school gekregen?
Antwoord: Het drinken is meegenomen van thuis en zit in een reisbeker of drinkpakje.
De cactus neemt geen pakjes drinken mee naar school maar heeft ook een plekje om
water te bewaren omdat later, als er minder regen is, op te drinken. Hij kan namelijk
water opslaan in zijn dikke lijf, zijn stam.
Een cactus ziet eruit als een dikke stam met stekels. Een cactus bewaard water in die
stam. Daarom bestaat hij voor een heel groot deel uit water. Zo heeft hij dus altijd
voldoende water om te kunnen overleven.
Waarom denk je dat een cactus stekels heeft?
Omdat de cactus voor een heel groot deel uit water bestaat, willen heel veel dieren die
cactussen graag eten. Dieren de leven in de woestijn hebben veel water nodig om te
leven, net zoals wij graag een glas limonade drinken, eten dieren graag planten vol
met water. De cactus wil in leven blijven en heeft daarom stekels. Door de stekels
worden ze beschermd tegen dieren die ze op willen eten.
De stekels beschermen de plant ook tegen uitdroging. Voor een experiment hiermee
kan gekeken worden op www.encyclopedoe.nl bij cactus.
26
Info roos
De roos is vooral bekend als bloem van de liefde. Rozen komen ook in het wild voor,
er zijn 300 soorten. De bloemen van de roos zijn voor de voortplanting, door de geur
en en kleur worden insecten aangetrokken. Deze zorgen ervoor dat het stuifmeel van
de ene naar de andere bloem gaat en dat er op die manier bevruchting optreed. Na
bevruchting komt de vrucht, de rozenbottel, aan de plant. Vogels eten deze vruchten,
maar verteren het zaadje wat erin zit niet. Dat poepen ze later op een andere plek weer
uit, en als dat een goede leefomgeving is voor de roos kan het zaadje uitgroeien tot
een nieuwe rozenplant.
Een ander kenmerk van de roos zijn de doorns. Deze zorgen ervoor dat grotere dieren
de roos niet op kunnen eten. Zij worden dan door de doorns geprikt. Kleine dieren
(zoals mieren en bladluis) hebben geen last van de grote doorns, zij kunnen er gewoon
tussendoor lopen.
Vorm: doorns op stengel
Functie: bescherming tegen vraat van grotere dieren.
Andere eigenschappen: de bloem (bestuiving door insecten)
Meer info: wikipedia, trefwoord: roos
Roos: vragen voor in de klas
Wanneer jongens en meisjes verliefd zijn op elkaar wordt dat
vaak gezegd met bloemen.
Vraag aan leerlingen: Welke bloem wordt hier vaak voor
gebruikt in films?
Antwoord: Een roos.
Een roos staat bekend om haar mooie kleuren en lekker geur.
Daarom is een roos een goede bloem om te geven aan je
geliefde.
Vraag aan de leerlingen: Waarom zou de bloem zo’n mooie
kleur en geur hebben?
Antwoord:
Rozen in het wild groeien vaak op ruigere terreinen, omdat ze
goed tegen slechter weer kunnen, daarom worden ze vaak
gebruikt om in het park te staan.
Een roos kennen we vast ook wel van de bekende film
Doornroosje.
Vraag aan de leerlingen: Wat gebeurd er met doornroosje
voordat ze in een diepe slaap valt?
Antwoord: ze prikt zich aan et spinnewiel.
Vraag aan de leerlingen: Waarom zou Doornroosje haar naam gekregen hebben?
Antwoord: Natuurlijk hebben de ouders van Doornroosje haar zo genoemd. Maar er is
altijd iets bijzonders met sprookjes dat de namen iets voorspellen. Een roos heeft
doorns, en doorn kunnen lelijk prikken. Het prikken aan de spinnewiel lijkt op de prik
van een rozendoorn.
Dus rozen hebben doorns, dat maakt het lastig om de roos te plukken in het wild.
Vraag aan de leerlingen: Waarom heeft hij doorns denk je?
Antwoord: Doorns prikken. Wanneer iemand de roos wilt plukken, is dat niet zo
gemakkelijk. Daarbij zijn rozen een lekker hapje voor veel dieren. Dieren eten rozen
zoals wij mensen graag een kropje sla eten. Een dier eet dus minder graag de roos
wanneer ze vol zit met doorns omdat deze lelijk prikken in de mond van het dier.
Een roos met doorns overleeft hierdoor gemakkelijker.
27
Vraag aan de leerlingen: Kan je nog een plant noemen die prikt?
Antwoord: Een cactus of een brandnetel (meerdere antwoorden zijn hier goed).
De doorns beschermen de roos tegen grote dieren die ze willen opeten.
Vraag aan de leerlingen: Beschermen de doorns de plant ook tegen hele kleine dieren,
zoals insecten?
Antwoord: Nee, de stekels zijn meestal redelijk groot en zitten een stukje uit elkaar.
Dieren zoals mieren kunnen er nog gewoon overheen lopen, maar de plant wordt wel
beschermd tegen grotere dieren, die in een keer heel de plant op zouden kunnen eten.
Bijvoorbeeld koeien in de wei eten wel het gras, maar niet de distels die er tussen
staan.
28
Info hulst
De hulst is de enige wintergroene loofboom van de Benelux. De hulst wordt door
insecten bestoven, en de bessen zijn giftig voor mensen, maar niet voor vogels. De
vogels zorgen ervoor dat de zaden van de hulst verspreid worden, door het eten van de
besjes en het uitscheiden van de zaden. De lederachtige bladeren zijn getand en
voorzien van stekels. De dikke beschermende laag om de bladeren beschermd het
blad tegen uitdrogen. De stekels aan de bladeren zorgen ervoor dat vraatzuchtige
dieren de bladeren niet op eten. Bij een grote hulstboom zijn de bladeren aan de
bovenste takken vaak nauwelijks gestekeld in vergelijking met de onderste bladeren.
Dit komt waarschijnlijk doordat de vraatzuchtige dieren alleen bij de onderste
bladeren kunnen en de bovenste bladeren dus minder bescherming nodig hebben. Het
kost energie om de stekelige bladeren te maken, en door alleen stekels te maken bij de
bladeren waar het echt nodig is wordt dus energie bespaard. De planten die dus
bovenaan minder stekels hebben houden meer energie over voor de voortplanting en
zullen meer nakomelingen krijgen.
Vorm: stekels op het blad
Functie: bescherming tegen vraat
Andere eigenschappen: dikke beschermende laag om bladeren (leerachtige bladeren),
bessen, groen blijven in winter
Meer info: wikipedia, zoekterm: hulst
Hulst: vragen voor in de klas
De kleine boom die jullie hier voor je zien heet een Hulst.
Vraag aan de leerlingen: De naam van
deze boom kende je vast niet, maar
misschien komen deze takken je toch
bekend voor. Waar ken je deze takken
van?
Antwoord: De takjes met bladeren
worden ook vaak gebruikt voor kerst
in kerststukjes met een kaars erin.
Vraag aan de leerlingen: Wat valt
jullie op aan de bladeren van de Hulst?
Antwoord: De bladeren zijn groen met
geel en ze zijn flink gekarteld, we
noemen dat getande bladeren. De
bladeren hebben stekels en kunnen
gemeen steken als je niet oppast.
Vraag aan de leerlingen: Waarom denk je dat deze loofboom getande bladeren met
stekels heeft?
Antwoord: De hulst getande bladeren om de boom te bescherming tegen dieren die de
bladeren willen eten. Zeker in de winter hebben dieren meer honger.
Vraag aan de leerlingen: Waarom zijn de bladeren getand met stekels en heb
ben de takken en de stam van de Hulst geen stekels of doorns zoals bijvoorbeeld een
Rozenplant.
Antwoord: Omdat de boom takken en een stam van hout heeft, worden alleen de
bladeren graag gegeten. Daarom heeft hij op zijn stam geen stekels en op zijn
bladeren wel.
29
Info vlinderorchidee
De orchidee is vooral bekend om de bloemen. De bloem is opgebouwd uit 3
kelkbladeren en 3 kroonbladeren. Het middelste kroonblad is afwijkend qua vorm
grootte (de lip). Het vormt een platvorm voor insecten zodat die makkelijk het
centrum van de bloem kunnen bereiken. De bestuiving vindt namelijk plaats door
insecten of vogels. Ze hebben meestal stoffijn zaad, dat gemakkelijk door de wind
over grote afstanden kan worden verspreid. Voor de kieming is een schimmel
noodzakelijk, ze leven namelijk vaak samen (in symbiose) met een schimmel, daar
wisselen voedingsstoffen mee uit.
Bepaalde soorten (waaronder de vlinderorchidee) groeien in regenwouden hoog in de
bomen. Planten die net als orchideeën op bomen groeien noemen we epifyt. Epifyten
zijn planten die op andere planten groeien zonder hier voedingsstoffen uit te halen (in
tegenstelling tot parasieten). In bredere zin wordt de term gebruikt voor alle planten
die op een ander oppervlak dan aarde groeien.
Ze halen hun voedsel uit mossen, regenwater, afval, of zelfs hun eigen dode weefsel.
Dat de plant hoog in de bomen kan groeien is in de tropen een voordeel, omdat daar
op de grond heel weinig zonlicht komt. Er wordt erg veel zon tegen gehouden door
hoge begroeiing.
De orchidee slaat waterreserve op in de dikke vlezige bladeren.
Vorm: epifyt
Functie: ze kunnen hoog in de boom groeien en zo genoeg licht opvangen
Andere eigenschappen: bloem, dikke bladeren (leerachtig)
Vlinderorchidee: vragen voor in de klas
Voor jullie zien jullie een Vlinderorchidee. Een vlinderorchidee is een orchidee en er
zijn heel veel verschillende orchideeën.
Orchideeën zijn heel erg populair omdat ze
hele mooie bloemen hebben met aparte
vormen kleuren en vaak ruiken ze nog lekker
ook!
Vraag aan de leerling: Welke kleur en vorm
bloem heeft jullie Vlinderorchidee?
Antwoord: Deze Vlinderorchidee heeft witte
bloemen met blaadjes die lijken op een
vlinder.
Vraag aan de leerlingen: Hoe heten de 5
verschillende onderdelen van de
Vlinderorchidee bloem?
Antwoord: Hiernaast zien jullie een vergroting
van de bloemen van de Vlinderorchidee. Er staan nummertjes in het plaatje die de
verschillende bloemonderdelen aangeeft. Nummer 1 heten kelkbladen; Nummer 2
heten de kroonbladen; Nummer 3 heet de lip; achter nummer 4 zitten de
stuifmeelklompjes; Nummer 5 heet de stempel.
Vraag aan de leerling: Wat valt jullie op aan de wortels van de Vlinderorchidee?
Antwoord: de wortels van de Vlinderorchidee zijn heel dik groen en groeien boven
het plantenpotje uit.
Vraag aan de leerling: Waar verschillen deze wortels in met wortels van normale
planten?
30
Antwoord: De wortels van de Vlinderorchidee zijn anders van vorm dat de meeste
wortels. In plaats van heel dun met heel veel kleine wordtel draadjes eraan, zijn er in
vergelijking veel minder wortels die wel heel dik en groen van kleur zijn.
Vraag: Waarom zijn de wortels van de Vlinderorchidee groen van kleur?
De vlinderorchidee haalt zijn voedingsstoffen niet uit de grond, maar uit zijn eigen
afval en dat van mossen. Vaak leven ze ook samen met een schimmel waarmee ze
voedingsstoffen uitwisselen. Verder kunnen ze veel uit de lucht halen. Ja dat is
vreemd, maar de wortelen zijn zo gebouwd dat de Vlinderorchidee dat kan doen.
Alle planten halen hun energie(suikers) uit de zon. De groene kleur van planten is hier
voor nodig. Omdat de wortels van de Vlinderorchidee toch niet in de grond hoeven te
staan voor voedingstoffen en water opname, kunnen de wortels maar beter groen van
kleur zijn. Door ook de wortels te gebruiken voor energie uit zonlicht heeft de
orchidee meer voordeel.
Vraag aan de leerlingen: Waar zou de Vlinderorchidee groeien, aangezien hij niet in
de grond hoeft te staan?
Antwoord: In de natuur groeien Vlinderorchideeën hoog in de bomen. Ze groeien
bovenop hoge bomen en zitten dus aan hun takken genesteld. De Vlinderorchidee
geen voedingstoffen en water uit de bodem hoeft te halen zoals de meeste planten dat
wel moeten doen. Omdat zonnelicht ook heel belangrijk is voor planten te overleven,
is het beter zo hoog mogelijk te groeien. Want in het bos waar Vlinderorchideeën
voorkomen staan hele hoge bomen. Deze hoge bomen vangen al het zonlicht weg, en
op de bodem is het bijna donker. Dus hoe hoger de vlinderorchidee groeit des te meer
voordeel heeft hij wat betreft het opvangen van zonlicht. Degene die het hoogst
groeien hebben de meeste overlevingskans. We noemen zulke planeten ook wel
epifyten.
31
Info Vriesea
De vriesea hoort bij de bromelia familie. Een bekende soort uit de bromelia familie is
de ananas. Het bijzondere van deze plant is dat hij zich voedt met regenwater,
rottende bladeren en vogeluitwerpselen. Dit wordt allemaal opgevangen in het hart
van de plant, de rozet. Doordat het kokervormig is blijft het water met de
voedingsstoffen in de plant staan, het is een soort vijvertje.
Ze kunnen zowel epifytisch (aan bomen of takken) als in de grond groeien. De
wortels van de plant zijn voornamelijk voor het vastzetten in de grond.
De bloemstengel komt uit het midden omhoog, de bladeren daarvan hebben een
stekelige rand. Zo beschermt de plant zijn eindknop die in het centrum van de rozet
ligt.
Dieren in het tropisch regenwoud hebben ook profijt van de vijver van de vriesea
(vogels, apen, kikkers, insecten). Vooral voor de gifkikker is de bromelia onmisbaar,
zij leggen hun eitjes in het water.
Vorm: kokervormige rozet
Functie: opslaan van water, met daarin voedingsstoffen.
Andere eigenschappen: epifyt, stekelige bladrand, weinig wortels
Meer info: wikipedia, trefwoord: Bromelia
Vriesea: vragen voor in de klas
Vraag aan de leerlingen: Kennen jullie een tropisch stuk fruit?
Antwoord: de Ananas.
De ananas groeit in de vorm van een plant die we Bromelia noemen. Er
zijn wel 2000 verschillende soorten Bromelia’s.
De plant die jullie voor je hebben staan is een Vriesea. Een Vriesea is
net zoals de ananas ook een Bromelia. Bromelia’s zijn vaak epifytische
planten. Dat betekend dat ze bovenop andere planten of bomen
groeien.
Vraag aan de leerlingen: Hoe kunnen we de Vriesea ook wel noemen
(er zijn twee antwoorden mogelijk)?
Bromelia’s hebben fraaie bloemen en worden daarom ook wel als
kamerplant gebruikt. De Vriesea heeft een hele mooie rode bloem.
Bromelia's horen thuis in tropische gebieden maar komen ook heel veel voor in
minder tropische gebieden. Veel bromelia’s slaan water op in een soort vijvertje
midden in hun rozet.
Vraag aan de leerlingen: Om dit goed te snappen kunnen we de Vriesea plant wat
water geven. Probeer te kijken waar het water naar toe gaat?
Antwoord: Ze vormen dus bladrozetten, en slaan water en compost (dat is poepachtig
materiaal) op in dat vijvertje.
Vraag aan de leerling: De Vriesea heeft niet veel wortels in de grond. Waarom zou dat
zo zijn?
Antwoord: De Vriesea kan voedingsstoffen opnemen vanuit die watervijvertjes.
Daarom hebben de Vriesea niet zo veel wortels die ook voedingstoffen op nemen.
Vraag aan deleerling: Waar zou dat watervijvertje nog meer handig voor kunnen zijn?
(Denk aan de naam watervijvertje)
Antwoord: De watervijvertjes zijn van groot belang voor het dierenleven in de bossen.
Zo leggen bijvoorbeeld kikkers er hun eieren in, muggen ook, en allerlei andere
dieren komen er drinken of schuilen. Deze Bromelia's zijn dus van groot belang voor
het overleven van deze dieren.
32
Info waterplant
Een waterplant is veel slapper dan een gewone plant. Omdat de plant onder water
leeft heeft hij minder steun nodig, de plant staat al recht op door het water. Hij drijft
in het water, doordat in de stengel ruimten
gevuld met lucht zitten. Een waterplant heeft
verder weinig wortels, deze dienen namelijk niet
om voedsel op te nemen uit de grond, maar
alleen om de plant op z’n plek te houden. Een
waterplant neemt het voedsel direct uit het water
op met zijn stengel en bladeren. Daarom is de
stengel van een waterplant erg dun en ook heeft
hij veel vertakkingen. Dit is ook handig, omdat
een plant ook moet ademen. Dit veel moeilijker
is onder water. Hij heeft een groot oppervlakte
nodig om dat te doen. Dus zoveel mogelijk van
de buitenkant van de plant moet in aanraking
zijn met het water, want de plant kan met zijn buitenste laag stoffen uit het water
opnemen.
Waterplanten kunnen nooit heel diep groeien, daar komt geen licht meer, en groene
waterplanten hebben wel licht nodig, net als landplanten.
Vorm: dunne, veel vertakte stengel
Functie: groot oppervlak om stoffen uit het water op te nemen.
Andere eigenschappen: slap, weinig wortels
Meer info: wikipedia, trefwoord: waterplant
Waterplant: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Weten jullie wat voor plant dit is?
Antwoord: Waterplant
Vraag aan leerlingen: Wat maakt hem anders dan de andere planten?
Antwoord: Hij leeft onder water
Vraag aan leerlingen:Wat is er anders aan de omstandigheden onder water?
Antwoord: Veel minder zuurstof, veel vochtiger
Vraag aan leerlingen: Waaraan kun je zien dat waterplanten zuurstof uit het water
halen?
Antwoord: dunne stengel met veel vertakkingen, waardoor het grootste oppervlak van
de plant in direct contact is met het water.
Vraag aan leerlingen: Zou hij dan nog meer uit het water kunnen halen?
Antwoord: ja, hij haalt zijn voedingsstoffen ook uit het water
Vraag aan leerlingen: Waarvoor zijn de wortels van een waterplant?
Antwoord: Die zorgen ervoor dat de plant op dezelfde plek blijft staan.
Vraag aan leerlingen: Waar haalt een waterplant zijn stevigheid vandaan?
Antwoord: Uit het water, als je hem uit het water haalt hangt de plant slap naar
beneden, maar in het water staat hij wel overeind.
Vraag aan leerlingen: waarom krijgt een waterplant die slapper is meer
nakomelingen?
Antwoord: Hij hoeft geen energie te steken in het stevig maken van zijn stengel en
houdt daarom meer energie over voor de voortplanting.
33
Info waterlelie
Een waterlelie leeft deels onderwater en deels
boven water. Omdat een plant moet ademen is het
handig om deels boven water uit te komen. Met
de bladeren die op het water drijven ademt de
plant dus. De rest van zijn voedsel haalt hij uit het
water en uit de grond met behulp van zijn wortels.
Omdat het blad van een waterlelie moet blijven
drijven, om de plant voldoende zuurstof te kunnen
geven, zijn het grote bladeren, en onder het blad
zitten ruimten met lucht erin. Doordat het blad
lucht onder zich heeft blijft het drijven op het
water. Een waterlelie groeit vanaf de bodem naar
het wateroppervlak toe. Op het moment dat de
stengel het wateroppervlak bereikt vormt de plant
een blad.
Vorm: drijvende bladeren
Functie: zuurstof uit de lucht halen
Andere eigenschappen: bloem, zaadverspreiding
Meer info: wikipedia, trefwoord: waterlelie
Waterlelie: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wat voor plant is dit?
Antwoord: Waterlelie
Vraag aan leerlingen: Waarom heeft hij bladeren
boven water?
Antwoord: Om te ademen, zuurstof uit de lucht te halen (en CO2)
Vraag aan leerlingen: Heeft hij wel echte wortels, net als een landplant, of weinig
wortels net als een waterplant?
Antwoord: Wel echte wortels, hij haalt zijn voedingsstoffen niet uit het water, zijn
blad ligt namelijk op het water, en het lijkt meer op het blad van een landplant dan op
dat van een waterplant.
34
Info venusvliegenvanger
Zoals de naam al doet vermoeden vangt deze plant
insecten en spinnen. Deze verteerdt de plant en haalt er
voedingsstoffen uit, voornamelijk stikstof. De plant
groeit in moerasgebieden en in moerassen is weinig
stikstof (nitraat). De plant kan er dus alleen overleven als
hij insecten en spinnen kan vangen.
Er zijn twee verschillende soorten vallen die de plant kan
hebben, de bekerval en de dichtklappende val. Er zijn ook
nog andere vallen, maar niet bij de venusvliegenvanger.
Bij de bekerval heeft het blad de vorm van een beker.
Het is een soort valkuil, als een insect erin valt, kan
het er door de gladde wanden en de nauwe ruimte niet
meer uit. Het insect wordt dan verteerd. Soms zit er
ook water in de val waardoor het insect verdrinkt.
Bij de dichtklappende val bestaat het blad uit twee
helften. Binnenin zitten per blad 3 tot 9 voelhaartjes.
Als een haartje in korte tijd meerdere malen wordt
aangeraakt klappen de twee helften tegen elkaar aan.
Regendruppels en windvlagen zorgen niet voor het
dichtklappen van de val, omdat het haartje dan niet
meerdere malen in korte tijd wordt aangeraakt.
Tussen de dichtgeklapte bladeren komt een
afscheiding vrij die het insect verteert.
Vorm: blad in vorm van een val
Functie: De plant kan insecten en spinnen vangen en zo aan
genoeg stikstof komen op een stikstofarme grond.
Andere eigenschappen: er zijn verschillende vallen
Meer info: wikipedia, trefwoorden: venusvliegenvanger,
vleesetende plant
Venusvliegenvanger: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Weten jullie wat voor plant dit is?
Antwoord: vleesetende plant, venusvliegenvanger
Vraag aan leerlingen: Wat maakt hem anders dan andere
planten?
Antwoord: Hij eet dieren (insecten en spinnen)
Vraag aan leerlingen: Waarom heeft hij zulke rare bladeren?
Antwoord: Om goed insecten te kunnen vangen, het zijn vallen voor de insecten
Vraag aan leerlingen: Waarom zou de plant insecten en spinnen vangen?
Antwoord: Een vleesetende plant kan niet alle voedingsstoffen die hij nodig heeft uit
de grond halen.
Vraag aan de leerling: Hoe denk je dat insecten door de vleesetende plant gevangen
worden?
Antwoord: De bladeren bestaan uit twee helften. Tussen die twee helften zitten kleine
haartjes op het blad. Wanneer deze haartjes in korte tijd meerdere keren bewegen
klappen de twee helften tegen elkaar. In de natuur bewegen de haartjes wanneer er
een insect of spin tegenaan loopt.
35
Vraag aan de leerling: Klappen de twee bladdelen van de vleesetende plant ook dicht
als het regent, dus als er een regendruppel op de haartjes valt?
Windvlagen en regendruppels zorgen meestal niet voor het dichtklappen van de
bladeren, omdat deze niet zorgen voor het vaker laten bewegen van de haren in korte
tijd.
36
Info klimop
De klimop is een plant die het hele jaar door groen is. Hij groeit
op vochtige, voedselrijke grond. Hij groeit omhoog langs muren
en bomen, en houdt zich daaraan vast met behulp van korte
luchtwortels. Dit zijn zeer stevige wortels. De klimop kan ook
kruipende stengels vormen die dan groeien tot ze nieuw houvast
vinden.
De klimop heeft vrijwel geen schadelijke effect op de boom waar
hij tegenaan groeit. Hij houdt zich er alleen met behulp van
worteltjes aan vast, maar haalt er geen voedingsstoffen uit. Die
haalt hij gewoon uit de grond.
De plant heeft leerachtige bladeren die door de dikke
beschermende laag beschermd zijn tegen uitdroging. De klimop
bloeit ook, en het stuifmeel wordt verspreid door insecten. Na
bevruchting komen er besjes aan de klimop. De klimop bloeit in
de herfst, als de meeste andere bloemen al uitgebloeid zijn.
Vorm: klimwortels
Functie: kan omhoog klimmen tegen muren en bomen, en zo meer licht opvangen.
Andere eigenschappen: voortplanting, beschermende laag op bladeren
Meer info: wikipedia, trefwoord: klimop
Klimop: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wat is dit voor plant?
Antwoord: klimop
Vraag aan leerlingen: Waarom zou hij klimop heten?
Antwoord: Hij klimt omhoog langs muren en bomen
Vraag aan leerlingen: Wat heeft hij daar voor nodig?
Antwoord: kleine wortels waarmee hij zich vast kan
hechten op het oppervlak
Vraag aan leerlingen: Gebruikt hij die wortels ook
om voedsel en water op te nemen?
Antwoord: Nee, dat doet hij met andere wortels die
gewoon in de grond zitten
Vraag aan leerlingen: Waarom zou hij omhoog
klimmen?
Antwoord: Om meer licht op te kunnen vangen
37
Info maretak
De maretak is een wintergroene plant die in de bomen leeft. Het is
een halfparasiet, dat betekent dat hij voor water en zouten
afhankelijk is van zijn gastheer, de boom waar hij op groeit.
Daarom heeft de plant wortels in de boom. Hij vangt wel zelf licht
op, en kan dus zelf voor suikers zorgen.
De maretak komt onder andere voor in populieren (niet in zwarte
populieren), appelbomen en meidoornstruiken.
De witte besachtige vrucht wordt door vogels verspreid. Ze eten de
vruchtjes op in de oksel van een boomtak, de vogels vegen hun
snavel af aan de boom, het zaadje blijft dan in de boom achter en
ontkiemt. De zaadjes hebben een kleverige laag, vandaar wordt de
maretak ook wel ‘vogellijm’ genoemd. De zaden zijn giftig, en
worden om die reden ook niet doorgeslikt door de vogels.
Vorm: halfparasiet
Functie: kan hoog groeien en meer licht opvangen. Hij heeft ook
minder wortels nodig, omdat hij direct sap uit de boomsapstroom kan halen. Een
boom moet het water en de voedingsstoffen uit de grond halen, en de concentratie in
de grond is veel lager.
Andere eigenschappen: zaadverspreiding
Meer info: wikipedia, zoekterm: maretak
Maretak: vragen voor in de klas
Vraag aan leerlingen: Wat voor plant is dit?
Antwoord: Een maretak
Vraag aan leerlingen: Wat maakt deze plant bijzonder?
Antwoord: Hij groeit in een andere boom, het is een
halfparasiet
Vraag aan leerlingen: Waar haalt hij zijn water en
voedingsstoffen vandaan die hij normaal uit de grond haalt?
Antwoord: Uit de boom waar hij in groeit, hij heeft in plaats van wortels in de grond,
wortels zijn gastheer gestoken.
Vraag aan leerlingen: En waar haalt hij zijn energie (suikers) vandaan?
Antwoord: Die haalt hij net als andere planten gewoon zelf uit het zonlicht.
38
Expertspel planten
Benodigdheden:
- verschillende planten, zoveel als er groepjes leerlingen zijn
- knutsel en/of tekenmateriaal, zodat ze de plant na kunnen knutselen of
tekenen.
- De werkbladen
Verdeel de klas in groepen, en geef iedere groep 1 van de planten, de vragen en de
informatie (of de mogelijkheid om de informatie zelf op te zoeken).
Laat de kinderen in groepjes achter de informatie komen en laat ze vervolgens de
plant na maken. Er moet voor het vervolg van het spel gecontroleerd worden of de
kinderen het goed begrepen hebben.
Hierna wisselen de groepjes zodat in ieder groepje alle planten vertegenwoordigd zijn.
Nu kunnen de leerlingen aan de hand van hun zelf gemaakte model uitleggen wat hun
plant bijzonder maakt, wat de aanpassingen van de plant zijn. Ze mogen hierbij het
vragenblad met hun eigen antwoorden gebruiken, zodat ze de informatie nog terug
kunnen zoeken.
Er kan ook een spel bedacht worden voor de laatste fase, zoals een speurtocht, waarbij
vragen over alle planten beantwoord moeten worden.
39
Download