Begrippen 7.1 Eigenschappen Recombinatie = = Bepaalde kenmerken die vastliggen in de genen/ chromosomen Het ontstaan van nieuwe combinaties van erfelijke eigenschappen door meiose en bevruchting Crossing-over = Als chromatiden van homologe chromosomen elkaar kruisen Mutaties = Verandering van het DNA Homo Sapiens = De soort waartoe alle mensen behoren Karyogram = Een chromosomenportret waarin chromosomen zichtbaar zijn Geslachtschromosomen = Chromosomen voor de geslachtsbepaling Lichaampje van Barr = Gespiraliseerde X-chromosoom Chromosomale afwijkingen = Afwijking in de chromosomen en gevolg van fout van een fout tijdens de meiose Fenotype = Al je waarneembare eigenschappen Genotype = De genen die de erfelijke informatie voor alle eigenschappen bevatten Milieu = Invloeden van buitenaf Aangeboren = Het fenotype dat je bij je geboorte hebt Tweelingonderzoek = Onderzoek naar eeneiige tweelingen omdat ze hetzelfde genotype hebben Stamboom = Daarin zijn de resultaten van het familieonderzoek te zien Dominant = Het overheersende allel Recessief = Het niet-overheersende allel Homozygoot = Twee gelijke allelen gen Heterozygoot = Twee verschillende allelen in een gen X-chromosomaal = Op het X-chromosoom gelegen (voor bepaalde kenmerken) Monohybride kruisingen = Kruisingen waarbij gelet wordt op één kenmerk Intermediair = Een tussenvorm van eigenschappen Co-dominantie = Er is sprake van meer dan één dominant allel voor deze eigenschap