21909_KB_TB.fm Page 7 Thursday, November 7, 2002 4:36 PM Inhoud Voorwoord 5 9 Steeds meer planten! 9 9.1 Geslachtelijke variaties 9 9.2 Van eicel tot zaad 11 9.3 Allemaal gelijk 14 9.4 De juiste behandeling 24 9.5 Verschillende bollen en knollen 28 9.6 Afsluiting 31 7 10 Hulp van de techniek 33 10.1 Over koetjes en kalfjes 33 10.2 Zo moeder, zo dochter 35 10.3 Over knippen en plakken 37 10.4 Waar is dat goed voor? 40 10.5 Afsluiting 42 11 Werken in het groot groen 43 11.1 Een planken boom! 43 11.2 Boomrubrieken 49 11.3 Zoeken in een plantenboek 52 11.4 Beplantingsvormen en functies 56 11.5 Eindbeelden en beheer 61 11.6 Afsluiting 65 12 Waar groeit de flora? 69 12.1 Monumentale bomen 69 12.2 Standplaatsfactoren van flora 73 12.3 Flora kiest een eigen plek 78 12.4 Kansen en bedreigingen 84 12.5 Ecosystemen 87 12.6 Afsluiting 91 13 Planten voor consumptie 93 13.1 Waar komen de groente- en fruitsoorten vandaan? 93 13.2 Groeivoorwaarden 96 13.3 Juiste voeding 99 13.4 Afsluiting 103 14 Is de grond geschikt? 105 14.1 Vervuilde of schone grond? 105 14.2 Grondonderzoek 108 14.3 Groeivoorwaarden verbeteren 113 14.4 Groeiverschillen 115 14.5 Afsluiting 117 Inhoud 21909_KB_TB.fm Page 8 Thursday, November 7, 2002 4:36 PM 15 Bemesten, optimaal oogsten en de gevolgen 119 15.1 Mestsoorten 119 15.2 Teelt en meststoffen 124 15.3 Voor- en nadelen van mest 126 15.4 Bemesten en milieu 128 15.5 Afsluiting 132 Trefwoordenlijst 135 8 Groe n 2 21909_KB_TB.fm Page 9 Thursday, November 7, 2002 4:36 PM 9 Steeds meer planten! Oriëntatie Planten kun je op allerlei manieren vermeerderen. Bijna alle planten vermeerderen zich door zaden of sporen te maken. Je noemt vermeerdering door zaden geslachtelijke vermeerdering of generatieve vermeerdering. Planten kunnen zich ook vermeerderen zonder zaden te maken. Dit noem je ongeslachtelijke vermeerdering. Bij sommige planten groeien bijvoorbeeld jonge plantjes aan de randen of op de bladeren. Weer andere planten maken uitlopers waar jonge plantjes aan groeien. Soms bloeien ze ook aan die uitlopers. Dan maken ze jonge plantjes én zaden. Weer andere planten maken onder de grond uitlopers. Daar waar ze boven de grond komen, maken ze nieuwe planten. Sommige planten vermeerderen zich wel heel bizar. Die vallen om als ze te groot worden en maken dan op de plekken waar de takken de grond raken wortels. Zo ontstaan er weer nieuwe planten. Er zijn ook planten waarbij afgebroken takken spontaan bewortelen als ze afbreken. Al deze manieren zijn voorbeelden van ongeslachtelijke vermeerdering. 9 Een plantenteler maakt gebruik van zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke vermeerdering. Dit blok gaat over het vermeerderen van planten. 9.1 Geslachtelijke variaties Veel planten vermeerderen zich in de natuur door zaden of sporen. Vermeerdering door zaden noem je geslachtelijke vermeerdering of generatieve vermeerdering. Geslachtelijk Zaden ontstaan na de bevruchting. Als een plant zaden maakt, heeft hij altijd gebloeid. Soms opvallend, soms onopvallend. De bloemen van planten zijn er alleen maar voor de voortplanting. generatieve vermeerdering voortplanting De zaden hebben een deel van het erfelijk materiaal van de vaderplant en een deel van het erfelijk materiaal van de moederplant. Eénhuizig en tweehuizig Zaden ontstaan niet zomaar. Voor de vorming van zaden heb je vrouwelijke en mannelijke bloemen nodig. Vaak zitten deze bloemen op één plant. Zo’n plantensoort noem je een éénhuizige plant. Op éénhuizige planten kunnen aparte mannelijke bloemen en aparte vrouwelijke bloemen zitten. Maar een eenhuizige plant S t e e ds m e e r p l anten! éénhuizige plant 21909_KB_TB.fm Page 10 Thursday, November 7, 2002 4:36 PM kan ook bloemen hebben die én mannelijke én vrouwelijke geslachtsorganen bezitten. tweehuizige plant Ilex 10 Soms zitten er alleen vrouwelijke bloemen op een plant. Op een andere plant van dezelfde soort zitten dan de mannelijke bloemen. Zo’n plantensoort noem je een tweehuizige plant. Bij een tweehuizige plant kunnen alleen maar zaden gevormd worden als er twee planten zijn. Als je wilt vermeerderen, moet je dus wel wat van planten weten. Een berucht voorbeeld is de Ilex, op z’n Nederlands: de hulst. Regelmatig hoor je verhalen van mensen die een hulst kopen voor in de tuin. De bladeren en vooral de besjes van de struik worden veel met Kerst gebruikt. Na een paar jaar is er een mooie struik gegroeid, maar er groeien jammer genoeg geen mooie rode besjes aan. Het kan zijn dat je dan een mannelijke plant hebt. En die zal nooit bessen krijgen. Het kan ook zijn dat het toch een vrouwelijke plant is. Om besjes (de vruchten met de zaden) te krijgen, heb je er een mannelijke plant bij nodig. Zowel mannelijke als vrouwelijke hulst bloeit. Als ze bloeien, kun je zien wat voor plant je hebt. Geslachtsorganen De mannelijke geslachtsorganen van een bloem zijn de meeldraden. Aan het eind van de meeldraden zitten de helmhokjes. In de helmhokjes worden de stuifmeelkorrels gevormd. Stuifmeelkorrels worden ook wel pollenkorrels ofwel pollen genoemd. Het vrouwelijke geslachtsorgaan van een bloem is de stamper. Het bovenste deel van de stamper heet stempel. De stamper staat op of in het vruchtbeginsel. Het stukje tussen de stempel en het vruchtbeginsel is de stijl. In het vruchtbeginsel kan één eicel zitten, maar ook heel veel eicellen. Fig. 9.1 Een mannelijke (links) en een vrouwelijke bloem (rechts) Groe n 2 21909_KB_TB.fm Page 11 Thursday, November 7, 2002 4:36 PM 9.2 Van eicel tot zaad Om een zaadje te kunnen laten groeien, moet de plant bevrucht worden. Een bestuiving hoeft niet tot een bevruchting te leiden. Een stuifmeelkorrel moet bij de eicel kunnen komen. Dat gaat niet helemaal vanzelf, al lijkt dat soms wel zo. Fig. 9.2 Een bevruchting van een vrouwelijke bloem 11 Bevruchting De stuifmeelkorrel van een mannelijke plant moet op de stempel van de vrouwelijke plant komen. Dit noem je de bestuiving. De stuifmeelkorrel groeit dan via de stijl naar beneden. De stuifmeelkorrel groeit het vruchtbeginsel binnen. In het vruchtbeginsel groeit de korrel naar een eicel toe. De eicel en de stuifmeelkorrel versmelten. Dit is de bevruchting. In het vruchtbeginsel groeien de eicel en de stuifmeelkorrel samen uit tot een zaadje. Van vruchtbeginsel tot vrucht Bij een bevruchte bloem gaat het vruchtbeginsel groeien. Vaak staat de bloem op het vruchtbeginsel. Soms zit het vruchtbeginsel in de bloem. Als dat laatste het geval is, dan kun je niet zo goed zien dat het vruchtbeginsel groeit. Het vruchtbeginsel groeit na de bevruchting uit tot de vrucht. In de vrucht vind je de zaden. Wanneer de zaden rijp zijn, verschrompelt of verdroogt de vrucht. In sommige gevallen barst de vrucht open. De zaden komen er dan uit. In andere gevallen valt de vrucht van de plant af. De vrucht wordt dan opgegeten of hij verrot. Op die manier worden de zaden verspreid. S t e e ds m e e r p l anten! bestuiving