113 minstens van even groot belang, omdat daar voor een groot deel bepaald wordt welke investeringen in duurzame energie rendabel zijn. Ter illustratie: in Duitsland is, mede door de vormgeving van het subsidiestelsel, meer dan 50 % van de duurzame productiecapaciteit in handen van particulieren. De PvdA moet als uitgangspunt nemen dat de energietransitie mede vormgegeven wordt door burgers zelf. PvdA-politici kunnen dit op nationaal en lokaal niveau materialiseren door de juiste randvoorwaarden te scheppen. Een drietal voorbeelden. Het opzetten van energiecoöperaties kan op lokaal niveau door de PvdA gestimuleerd en gefaciliteerd worden. Dit kan bijvoorbeeld via revolverende fondsen, door het aanbieden van garantieregelingen of door als gemeente mede-aandeelhouder te zijn. Het zou goed zijn dit op te nemen in de verkiezingsprogramma’s van de aankomende gemeenteraadsverkiezingen. In Denemarken zijn exploitanten van windmolens verplicht om omwonenden financieel te laten participeren. Ook in Nederland zijn er voorbeelden van windparken waarbij gemeenschappen profiteren via bijvoorbeeld directe obligaties en gemeentefondsen. Dit zou meer bevorderd of zelfs verplicht kunnen worden. De voorkeur moet uitgaan naar profijtregelingen: hoe meer een molen opbrengt, hoe meer winst de omwonenden maken. Dit vergroot het gevoel van eigenaarschap. Hierbij moet de PvdA speciale aandacht besteden aan mensen die niet de financiële middelen hebben, maar wel willen participeren. Dit kan ondervangen worden in de vorm van financieringsconstructies. Het ondersteunen van burgerinitiatieven vergt een ander soort overheid dan een overheid die zelf doelen en plannen maakt. Het vergt een overheid die ten dienste staat van die initiatieven in plaats van op de stoel van de burger te gaan zitten. Engeland heeft hier, mede door de visie van Cameron op de ‘Big Society’, al meer ervaring mee. Zo is er het principe van het ‘community right to challenge’, waarbij burgers alternatieven kunnen aandragen voor bestaande wet- en regelgeving. Deze wordt in Nederland in de welzijnssector geïntroduceerd, en zou ook voor de energiesector een interessant instrument zijn. Veel burgers ervaren de huidige wet- en regelgeving als een barrière om hun initiatieven van de grond te krijgen. Een dergelijk ‘right to challenge’ zou dit kunnen doorbreken. Lokale initiatieven zijn in opkomst. Maar voor een doorbraak is meer ruimte nodig. De PvdA kan deze ruimte bieden om ervoor te zorgen dat de bottom-up-beweging uitgroeit tot een nieuwe, krachtige pleitbezorger voor duurzame energie. Zodat we samen voor een versnelling van de energietransitie kunnen zorgen. Een democratisch Sociaal Akkoord? Door Jasper Doomen Docent recht, Universiteit Leiden Inmiddels is duidelijk dat het Sociaal Akkoord een bepalende stempel heeft gedrukt op de Miljoenennota. De vraag rijst wat de legitimatie is van een dergelijk akkoord. Een Sociaal Akkoord is, simpel gezegd: het geheel van S & D Jaargang 70 Nummer 5 Oktober 2013 afspraken tussen kabinet, werkgevers- en werknemersorganisaties over arbeidsvoorwaarden en zaken als het bestrijden van werkloosheid. De rol van de regering is door de tijd geleidelijk veranderd. Stelde zij zich in het akkoord van Wassenaar van 1982 nog terughoudend op, haar rol bij het huidige akkoord is een actieve. Ook betreft het huidige akkoord onderwerpen zoals de Werkloosheids- 114 Interventie wet en zelfs de Wet werk en bijstand, waarbij de uitkeringen in het laatste geval uit de algemene middelen worden betaald (en dus niet alleen worden opgebracht door werknemers). Voor zover een Sociaal Akkoord arbeidsvoorwaarden betreft is er geen legitimiteitsprobleem. In dit geval worden echter ook afspraken gemaakt over wetten. Wetgeving moet democratisch tot stand komen, waarna werkgevers en werknemers binnen de ruimte die dan nog resteert overeenstemming kunnen bereiken. Nu spreken ze daarentegen mee over wetgeving. Zo worden ze feitelijk medewetgever. Daarbij komt dat niet iedere werknemer dezelfde belangen heeft. Generaliserend kan worden gesteld dat georganiseerde werknemers minder gebaat zijn bij structurele hervormingen op de arbeidsmarkt dan ongeorganiseerde — en alleen de eerste zijn goed vertegenwoordigd in de werknemersorganisaties. Voor werknemers die in de regel op basis van een contract voor bepaalde tijd werken (en dat zijn relatief vaak jongere, ongeorganiseerde werknemers) zou een contract voor onbepaalde tijd sowieso een verbetering betekenen. Degenen die nu al op basis van zo’n contract werken, zullen daarentegen waarschijnlijk een verslechtering ervaren. De ‘waarde’ daarvan, in termen van bescherming tegen ontslag, zal dalen. Er zijn overigens ook zaken waarover juist wél afspraken gemaakt kunnen worden zonder dat het democratische proces verstoord wordt, zoals het begeleiden van werklozen naar (nieuw) werk. In dit geval wordt van de werkgevers zelf een financiële bijdrage ge- S & D Jaargang 70 Nummer 5 Oktober 2013 vraagd; bovendien is het in het algemeen belang dat de werkloosheid wordt bestreden. Verder betekent het feit dat er voor werkgevers na de hervormingen minder drempels zullen zijn om werknemers te ontslaan dan voorheen, in de zin dat de maximale ontslagvergoeding wordt beperkt, natuurlijk niet per se dat ze dat ook zullen doen. Degenen die aanvoeren dat ook de belangen van werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werken voldoende worden vertegenwoordigd, kunnen wijzen op de wijzigingen in het Sociaal Akkoord voor deze groep. Zo mag een keten van drie opeenvolgende contracten samen maximaal twee jaar omvatten. Het betreft hier echter geringe maatregelen, die bovendien in sommige gevallen juist negatief in plaats van positief kunnen uitvallen. De kwestie van de opeenvolgende contracten kan betekenen dat werknemers eerder hun baan verliezen dan nu het geval is. Niemand garandeert ze immers dat ze een contract voor onbepaalde tijd zullen krijgen. Nu kan men betogen dat ongeorganiseerde werknemers het aan zichzelf te wijten hebben dat er beslissingen worden genomen die in hun nadeel uitvallen. Ze kunnen immers lid worden van een werknemersvereniging en op die manier hun stem laten horen. Dit is correct, maar ten eerste kunnen ze pas werkelijk een stem laten horen als ze zich en masse als nieuw lid aanmelden, wat op de korte termijn niet te verwachten valt, en ten tweede kan dit als een vorm van chantage worden opgevat (niet-leden kunnen minder invloed uitoefenen dan leden, zodat men lid moet worden: wie betaalt, bepaalt).