Bedrijven Stimuleringsregeling regio Vierkant voor Werk colofon Opdrachttitel Bedrijvenstimuleringsregeling regio Vierkant voor Werk Opdrachtgever Provincie Drenthe Gemeente Emmen Gemeente Coevorden Gemeente Hoogeveen Gemeente Hardenberg Projectteam ERAC Mayko Slinkman Johan Janssen Vincent Ketelaars Robert Smeets Werkgroepleden Dhr. E. Hoppenbrouwer Mevr. J. Lampe Dhr. P. Stoker Dhr. H. Oortman Dhr. J. Bisschop Dhr. D. Flokstra (Provincie Drenthe) (Provincie Drenthe) (Gemeente Emmen) (Gemeente Coevorden) (Gemeente Hoogeveen) (Gemeente Hardenberg) Documentnummer 101.618 Datum eindrapport 7 september 2016 European and Regional Affairs Consultants B.V. Vughterweg 47a Postbus 90102 5200 MA ‘s-Hertogenbosch T. +31 (0) 73 7000 340 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 1 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 2 Managementsamenvatting Onder de noemer ‘Vierkant voor Werk’ voeren de gemeenten Coevorden, Emmen, Hardenberg en Hoogeveen een regionaal actieplan uit gericht op structurele versterking van de werkgelegenheid in de regio. In samenwerking met het Rijk, provincie Drenthe en de gemeenten is in augustus 2015 de Commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein geïnstalleerd. De visie van de commissie is dat de regio Vierkant voor Werk in 2030 één van de industriële hotspots is, aangehaakt op en ingebed in een economisch krachtig Noord- en Oost-Nederland. Om het ondernemerschap te versterken en actiegerichtheid te vergroten is er volgens de commissie een noodzaak tot stimuleringsbudget voor bedrijfsontwikkeling, waarmee de aantrekkelijkheid van de regio als vestigingslocatie, als locatie om te groeien of de bedrijfsvoering te vernieuwen met het accent op innovatie wordt verhoogd. Voortbouwend op de goede uitgangspositie kan de regio daarmee strategisch inzetten op het verder versterken van de economische structuur en het sterk maken van haar ‘hidden champions’. Dit zijn de goede innovatieve en stuwende bedrijven in de regio die reeds groeien of met groeipotentie. Op verzoek van de provincie en gemeenten heeft ERAC in dit rapport uitgangspunten, leidende beginselen, mogelijke instrumenten en randvoorwaarden voor het stimuleringsbudget vertaald in een scenario van drie regelingen om impact op de economische structuur, innovatie, creatie en behoud van arbeidsplaatsen te bereiken. Dit eindscenario bestaat uit: Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 3 Het voorstel gaat uit van een budget van € 15 miljoen voor de periode 2017 tot en met 2021, zoals opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst van 7 juli 2016. Daarvan is € 12 miljoen toegezegd voor de periode tot en met 2018 en is € 3 miljoen gerelateerd aan een positieve evaluatie in 2018. Met de voorgestelde opzet ligt de nadruk sterk op stimulering van het MKB omdat het MKB de meeste groei- en innovatiepotentie heeft. Twee van de drie instrumenten zijn uitsluitend voor het MKB. Er is ook aandacht voor het grootbedrijf en internationale acquisities, doordat binnen de RID een deel van het budget open staat voor het grootbedrijf. In totaal zal 11 miljoen euro (uitgaande van € 15 miljoen, bijna 75%) bij het MKB terecht komen. Het voorstel voor de uitvoering van de instrumenten bevat op hoofdlijnen: SNN als uitvoeringsorganisatie voor financiële, juridische en technische toetsingen en voor praktische afwikkeling; Een beoordelingscommissie, ambtelijk samengesteld vanuit de partners (en eventueel NOM) die de projecten selecteert aan de hand van een ‘scoringstabel’ met criteria en puntenwaarderingen; Bestuurlijke borging door middel van vaststellen instrumentarium vooraf en via de Program Board gedurende de uitvoeringsperiode. Wanneer er bestuurlijk wordt ingestemd met de gepresenteerde mix, volgt het nader uitwerken van de drie instrumenten. Op een aantal overwegingen en aspecten bevat dit rapport daarvoor suggesties. Deze zijn ingegeven door de leidende beginselen van mogelijkheden tot sturing voor de partners, eenvoud in de toegankelijkheid (voor aanvragers) en toepassing (voor de uitvoerders), flexibiliteit met ruimte tot bijsturing en rechtmatigheid van de subsidies. De meest relevante zijn: RID vormgeven binnen de kaders van de regionale steunkaart1 en daarbij behorende staatssteun-regelgeving, APR en RKR onder de-minimis; Het budget garanderen voor de looptijd 2017-2021 en daarbinnen werken met jaarplafonds; Zo weinig mogelijk formele beperkingen maar juist zo eenduidig en eenvoudig mogelijke toegang tot de instrumenten; Relevante aspecten (zoals arbeidsplaatsen, uitlokken van innovatie, kennis, gebruik van bestaand vastgoed) worden ondergebracht in de scoringscriteria; Wel ‘slot op de deur’ voor – met name – verplaatsingen uit Hardenberg naar andere plaatsen binnen het Vierkant voor Werk-gebied of elders vanuit de provincie Drenthe. Gemeente Hardenberg De in het rapport voorgestelde instrumenten kunnen aangevraagd worden door partijen uit de gemeenten Emmen, Coevorden en Hoogeveen. De gemeente Hardenberg heeft op dit moment besloten om niet in de regeling te participeren, maar houdt de mogelijkheid open om nog aan te sluiten, indien op korte termijn of later alsnog financiering beschikbaar wordt gesteld. In het rapport zijn bij de uitwerking van de instrumenten dan ook de mogelijkheden voor Hardenberg geschetst. 1 Decentrale overheden die op de regionale steunkaart staan, kunnen achterstandsregio’s (naar definitie van de Europese Commissie) steun geven ter bevordering van de economische ontwikkeling. In dat geval wordt deze staatssteun verenigbaar geacht met de gemeenschappelijke markt. De steun kan worden toegekend in de vorm van investeringssteun of exploitatiesteun aan ondernemingen in de achterstandsregio’s. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 4 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 5 Inhoudsopgave Managementsamenvatting ................................................................................................. 3 Inleiding .................................................................................................................................. 7 1.1 Aanleiding ................................................................................................................... 7 1.2 Leidende beginselen ................................................................................................ 8 1.3 Afweging instrumenten ............................................................................................ 9 1.4 Conclusie ................................................................................................................... 12 Bedrijvenstimuleringsregeling: een model scenario ...................................................... 13 2.1 Inhoudelijke focus: de ideale mix ......................................................................... 13 2.2 Effectiviteit: de ideale mix ...................................................................................... 15 2.3 Organisatie ................................................................................................................ 17 2.4 Technisch / juridische organisatie ........................................................................ 19 Aanbevelingen voor vervolg ............................................................................................. 22 3.1 Overwegingen ......................................................................................................... 22 3.2 Basale uitwerking instrumenten ............................................................................ 32 Afwegingskader .................................................................................................................. 36 4.1 Afwegingskader ....................................................................................................... 36 4.2 Afwegingskader Regionale Investeringssteun Drenthe ................................... 36 4.3 Afwegingskader arbeidsplaatsenregeling ......................................................... 38 4.4 Afwegingskader rentekostenregeling ................................................................. 40 Bijlagen ................................................................................................................................. 43 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 6 één Inleiding 1.1 Aanleiding Onder de noemer ‘Vierkant voor Werk’ voeren de gemeenten Coevorden, Emmen, Hardenberg en Hoogeveen een regionaal actieplan uit gericht op structurele versterking van de werkgelegenheid in de regio. Deze regio kenmerkt zich door zijn specialistische, innovatieve en hoogwaardige maakindustrie. Ondanks de flinke industriële werkgelegenheid, is de werkloosheid hoog. Daarnaast dreigt verplaatsing van grotere, volumegedreven bedrijven, met verlies van werkgelegenheid als gevolg. De veerkracht van de regio staat daardoor onder druk. In samenwerking met het Rijk, provincie Drenthe en de gemeenten is in augustus 2015 de Commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein geïnstalleerd. In aanvulling op eerdere en andere acties, was de opdracht aan de commissie een strategie / visie te leveren op de economische potentie en kansen van de regio, en concrete aanbevelingen te geven voor een structurele versterking van de economie in de Vierkant voor Werk-regio. De commissie oordeelt dat de regio VvW vanuit de goede uitgangspositie de weg omhoog kan vinden door voort te bouwen op de volgende elementen2: 1. In de regio zijn nog steeds enkele grote en beeldbepalende bedrijven gevestigd die de industriële ruggengraat vormen van de regionale economie. Er is nog steeds sprake van een fundament. 2. De regio kent goede innovatieve en stuwende bedrijven. Dit zijn bedrijven die reeds groeien of met groeipotentie. Er is echter meer uit te halen: het zijn de 'hidden champions' van de regio. 3. De regio ademt industrie en kent veel vakmanschap. De regio VvW beschikt over veel vakkrachten met specifieke, onderscheidende vakkennis en competenties op het gebied van mechatronica en materialen binnen HTSM op MBO en HBO niveau. Dit is een onderscheidende asset voor de regio zelf en voor de grotere regio Noorden Oost-Nederland waarin zij gelegen is. 4. De regio heeft in brede zin veel technisch competente doeners op meerdere niveaus en in meerdere technische disciplines, waar zowel de regio zelf als de omliggende gebieden profijt van kunnen hebben. 5. In Noord- en Oost-Nederland worden sterke impulsen gegeven op het gebied van High Tech Systemen en Materialen (HTSM). De regio VvW kan daarop aanhaken. De visie van de commissie is dat de regio Vierkant voor Werk in 2030 één van de industriële hotspots is, aangehaakt op en ingebed in een economisch krachtig Noord- en OostNederland. Om het ondernemerschap te versterken en actiegerichtheid te vergroten is er volgens de commissie een noodzaak tot het ontzorgen van ondernemers, investeren in technisch onderwijs en kennisopbouw, het faciliteren van bedrijfsleven om gebruik te maken van bestaande regelingen en zijn ook extra financiële impulsen noodzakelijk. Eén van deze financiële impulsen is een stimuleringsbudget voor bedrijfsontwikkeling, waarmee de aantrekkelijkheid van de regio als vestigingslocatie, als locatie om te groeien of de bedrijfsvoering te vernieuwen met het accent op innovatie wordt verhoogd. Voortbouwend op de goede uitgangspositie kan de regio daarmee strategisch inzetten, aanvullend op bestaande instrumenten, op het verder versterken van de economische structuur, 2 Bron: Economisch Programma 2017 – 2021 ‘Voor een sterke en innovatieve regio Vierkant voor Werk’, Commissie Vollebregt - Alberda van Ekenstein, juli 2016 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 7 groeiversnelling, innovatie, verankering van bedrijven en het sterk maken van haar ‘hidden champions’. Daarbij wordt een focus gelegd op de al sterke sectoren als HTSM, Chemie/Biobased, energie en logistiek. Op verzoek van de provincie en gemeenten vertaalt ERAC in dit rapport uitgangspunten, mogelijke instrumenten en randvoorwaarden voor het stimuleringsbudget in een scenario van drie regelingen om impact op creatie en behoud van arbeidsplaatsen te bereiken. 1.2 Leidende beginselen Vanaf de start van het regionaal economische actieplan Vierkant voor Werk heeft een aantal beginselen centraal gestaan. Voor dit rapport zijn deze ontleend aan de volgende bronnen: De offertevraag; Beschikbaar gestelde adviezen van SNN; Beschikbaar gestelde adviezen van NOM; Stukken van de Commissie Vollebregt; Stukken en inbreng van het ministerie van Economische Zaken; Stukken van en besprekingen met de werkgroep (met afgevaardigden van provincie en gemeenten). Met de ondertekening van de ‘Samenwerkingsovereenkomst Vierkant voor Werk’ op 7 juli 2016, hebben het Rijk, de provincie en de vier gemeenten hun partnerschap beklonken voor de vijf jaren van 2017 tot en met 2021. De partners stellen in principe gezamenlijk vijftien miljoen euro beschikbaar voor stimuleringsinstrumenten voor bedrijfsontwikkeling. Van dit budget is in ieder geval twaalf miljoen euro toegezegd tot en met 2018. Na een positieve evaluatie kan dit in 2018 worden verhoogd met drie miljoen. Dit advies gaat verder telkens uit van vijftien miljoen euro als totaal budget. Als leidende beginselen voor de verdere analyse en het advies gelden: De instrumenten c.q. regelingen moeten concurrerend zijn voor de regio. Ze moeten investeringen door ondernemers binnen de regio stimuleren, maar ook investeringen aantrekken van buiten de regio. Tegelijkertijd moeten de instrumenten zoveel mogelijk rekening houden met beleidswensen in de regio, zoals sterke sectoren, ondersteunen van hidden champions, trends, duurzaamheid, focus op kennis en innovatie, en (her-) bestemming van bestaand vastgoed. Binnen het programmagebied loopt de scheidslijn van de regionale steunkaart 3; deze omvat Coevorden, Hoogeveen en grote delen van Emmen. Bij voorkeur zijn de instrumenten van toepassing voor het gehele gebied van de regio Vierkant voor Werk en / of uitbreidbaar (iets) daarbuiten. Dus ook in Hardenberg en de rest van provincie Drenthe. Het MKB is de primaire doelgroep voor de instrumenten, omdat hier de meeste groeien innovatiepotentie aanwezig is, met ook voldoende aandacht voor grootbedrijf en internationale acquisities. Om effectief en efficiënt te zijn, moeten de instrumenten laagdrempelig zijn, praktisch uitvoerbaar zijn, gepaard gaan met lage administratieve lasten (zowel voor ondernemers als de uitvoerders) en rechtmatigheid waarborgen. Overheden kunnen achterstandsregio’s die op de regionale steunkaart staan (naar definitie van de Europese Commissie) steun geven ter bevordering van de economische ontwikkeling. In dat geval wordt deze staatssteun verenigbaar geacht met de gemeenschappelijke markt. De steun kan worden toegekend in de vorm van investeringssteun of exploitatiesteun aan ondernemingen in de achterstandsregio’s. Verder, zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/06/25/kamerbrief-voorstel-regionale-steunkaart-2014-2020 3 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 8 1.3 Vanwege de opgave om in te kunnen spelen op kansen en ontwikkelingen, moeten de instrumenten flexibel zijn. Om optimaal resultaat te bereiken op de doelstellingen, moeten de instrumenten aan de overheden ruimte tot sturing en bijsturing bieden en complementair zijn aan bestaande regelingen (zie bijlage D). Bijvoorbeeld: financiering wordt niet specifiek gericht op haalbaarheidsstudies of innovatieprojecten, want daarvoor zijn MIT en EFRO beschikbaar. Ten slotte bestaat de voorkeur dat middelen op projectniveau revolverend 4 worden ingezet. Het budget op programmaniveau cq. het niveau van de bedrijvenstimuleringsregeling zelf hoeft niet revolverend te zijn. Afweging instrumenten De werkgroep heeft zes instrumenten voorgelegd ter afweging, gebaseerd op de voorbereiding door de commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein. Een analyse van deze instrumenten afgezet tegen voorgaande leidende beginselen leidt tot de volgende reflecties. Regionale investeringssteun Drenthe (RID) De investeringssteun richt zich op het creëren van werkgelegenheid door steun te verstrekken voor investeringen voor nieuwe vestiging, uitbreiding, diversificatie of fundamentele wijziging van of bij een onderneming. Hierdoor heeft de ondernemer een stimulans om te kiezen de investering uit te voeren in de Vierkant voor Werk-regio. Daarbij kan de financiële ondersteuning ook een stimulans zijn om deze investering eerder in de tijd of in een grotere omvang plaats te laten vinden. Uit de evaluatie IPR 1998-2002 blijkt dat steun voor investering het type overheidssteun is dat de investeringsbereidheid van ondernemers het meest beïnvloedt. Momenteel is geen instrumentarium voorhanden op landelijk en regionaal niveau die partijen financiële ondersteuning biedt bij vestiging, uitbreiding, diversificatie of fundamentele wijziging. Regionale investeringssteun is dan ook een onderscheidend en stimulerend instrument om op te nemen in de bedrijvenstimuleringsregeling. Arbeidsplaatsenregeling (APR) De arbeidsplaatsenregeling richt zich op het creëren van werkgelegenheid door een bedrag beschikbaar te stellen per gecreëerde arbeidsplaats. De steun heeft daardoor een rechtstreeks effect op het in dienst nemen van medewerkers. Buiten specifieke doelgroepsubsidies is er geen bestaand instrumentarium dat zo rechtstreeks inspeelt op loonkosten. Een regionale arbeidsplaatsenregeling is dan ook een onderscheidend instrument om op te nemen in de bedrijvenstimuleringsregeling. Door zowel RID als APR als instrument op te nemen in de bedrijvenstimuleringsregeling, ontstaat instrumentarium om ondernemingen te ondersteunen bij de investering, danwel bij de loonkosten die verband houden met uitbreiding, diversificatie5 en vestiging. Revolverend uitgezette middelen moeten weer terug worden betaald, eventueel met rente of door betaling van een rendement. De middelen die terugvloeien kunnen opnieuw worden ingezet. 4 5 De diversificatie van de productie van een vestiging naar producten die voordien niet in de vestiging werden vervaardigd Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 9 Rentekostenregeling Het instrument betreft een financiële bijdrage voor de rente die een onderneming betaalt aan een externe financier voor een door deze externe partij verstrekte lening. De ondernemer die staat voor een investeringskeuze krijgt een financiële ondersteuning, waardoor zijn rentelasten voor een lening per saldo worden verlaagd. Dit maakt de lening financieel aantrekkelijker. Dat heeft een beperkte positieve invloed op zijn investeringsbereidheid. Door de bijdrage in de rentekosten wordt het beschikbare kapitaal op de financieringsmarkt aantrekkelijker voor ondernemers in de regio. Het bestaande financieringsaanbod van onder meer banken en NOM wordt beter ontsloten, zonder dat er sprake is van een verdringingseffect. Een rentekostenregeling is daarmee een complementair instrument in een bedrijvenstimuleringsregeling en is een effectieve katalysator om (revolverend) kapitaal te verwerven. Garantieregeling Met een garantie kan de verstrekkende overheid financieel garant staan voor een lening – of deel daarvan – die door een onderneming wordt afgesloten bij een externe financier. De onderneming kan profiteren doordat een garantie de bereidheid van een geldverstrekker vergroot om financiering te verstrekken en / of leidt tot bereidheid om de financiering te verstrekken tegen een lagere rente. Een garantie heeft geen rechtstreeks effect op de investering maar intervenieert in het financieringssysteem: het bevordert kredietverstrekking voor investeringen. Daarmee heeft het instrument een beperkte positieve invloed op de investeringsbereidheid. De omvang van zowel het beschikbare budget als de garanties is medebepalend voor het succes. De voorbeelden met garanties met beperkte bedragen laten zien dat in die gevallen de belangstelling bij kapitaalverstrekkers uitblijft. Bij beperkte garanties blijft de lening van de kapitaalverstrekker beperkt van omvang en in verhouding tot de handlingskosten is dit voor de kapitaalverstrekker niet interessant genoeg. Voor garanties van grotere omvang is een groot fonds nodig. Er is een grote som aan verstrekte garanties nodig om het effect van één of twee afgeroepen garanties op te kunnen vangen (als een (redelijk) revolverend fonds het doel is). Ook zal een garantiefonds van voldoende omvang moeten zijn voor een efficiënte uitvoering en rendabel fondsbeheer. NOM geeft een indicatie van € 10 miljoen af als minimum omvang. Gezien het beschikbare budget voor de bedrijvenstimuleringsregeling en het beperkte directe effect van het instrument, ligt het niet voor de hand een dergelijk bedrag voor dit instrument te reserveren. Het instrument wordt daarom niet verder verkend. Daarbij blijven voor garanties van grotere omvang ook de nationale GO faciliteit bestaan. Royalty lening De basis gedachte van een royalty lening is een lening waarbij de aflossing op gang komt zodra de activiteit waarvoor de lening is aangevraagd succesvol is. In de tussenliggende periode wordt wel rente betaald. Bij succes wordt er ook een royalty betaald, als tegenprestatie voor de uitgestelde aflossing. Een royalty lening heeft geen rechtstreeks effect op de investering maar intervenieert in het financieringssysteem: het bevordert kredietverstrekking voor investeringen. Daarmee heeft het instrument een beperkte positieve invloed op de investeringsbereidheid. Ervaringen met vergelijkbare instrumenten laten zien dat het instrument gevoelig is voor misbruik. De controleerbaarheid van ‘succes’ is een complicerende factor, waarbij de partij een perverse prikkel heeft het succes niet aantoonbaar in de aanvragende entiteit neer te laten slaan. Dat heeft zijn weerslag op uitvoerbaarheid, controleerbaarheid en administratieve lasten voor zowel aanvrager als uitvoerder. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 10 Een fonds voor royalty leningen zou verdringend werken op het al beschikbare financieringsaanbod in de markt. Immers, tegen gunstigere voorwaarden lenen concurreert met de banken en de vanuit de overheid gefinancierde revolverende middelen. Vanuit dit oogpunt geniet de rentekostenregeling de voorkeur, die complementair aan het huidige financieringsaanbod het aangaan van krediet aantrekkelijker maakt. Ook voor de uitvoerder zal een royalty leningfonds van voldoende omvang moeten zijn. NOM geeft een indicatie van € 10 miljoen af als minimum omvang voor een fonds. Gezien het beschikbare budget voor de bedrijvenstimuleringsregeling, de uitvoeringsrisico’s en het betere alternatief in de vorm van de rentekostenregeling verdient het geen voorkeur het instrument in de bedrijvenstimuleringsregeling op te nemen. Het instrument wordt daarom niet verder verkend. Grond in erfpacht Vanuit de overheid kunnen grondposities verworven worden en tegen marktconforme voorwaarden in erfpacht worden uitgegeven. Indien een onderneming voor zijn investeringsplannen grond wil verwerven kan hem daarmee de keuze worden geboden de grond te kopen danwel het recht op erfpacht te verwerven. In dit laatste geval wordt hij geen eigenaar van de grond, maar betaalt een bedrag (‘erfpachtcanon’) voor het pachten van de grond. Door de erfpacht wordt zijn initiële investering lager, omdat de grond niet hoeft te worden verworven. Er zijn echter argumenten om het erfpacht instrument niet in te zetten in de bedrijvenstimuleringsregeling: Een erfpacht wordt voor langere tijd aangegaan. Daarmee wordt ook de uitvoeringsorganisatie van de bedrijvenstimuleringsregeling met een lange uitvoeringstermijn belast. Het is een mogelijkheid om op termijn het beheer van de erfpacht over te laten gaan naar de gemeente, maar dit doet afbreuk aan de redenering om er nu een zelfstandig instrument binnen de bedrijvenstimuleringsregeling van te maken. Het grond(prijs)beleid – inclusief erfpacht - wordt al actief ingezet door de betrokken gemeenten als strategisch instrument voor vestiging en uitbreiding. Dat toont aan dat gemeenten het instrument al op eigen kracht kunnen realiseren. Dit versterkt de bedrijvenstimuleringsregeling, zonder daar onderdeel van te hoeven zijn. De bedrijvenstimuleringsregeling kan zodoende aanvullende strategische mogelijkheden bieden. In de Vierkant voor Werk-regio is de ervaring dat de rente op een krediet niet belemmerend is om ook grondkosten in de investering mee te nemen. Erfpacht geeft geen prikkel aan gemeenten om gunstige grondprijzen aan te bieden aan ondernemers die op zoek zijn naar een vestigings- of uitbreidingslocatie. Op basis van deze argumenten, aangevuld met de wens een te versplinterd aanbod in de bedrijvenstimuleringsregeling te voorkomen, wordt het erfpacht instrument niet nader verkend. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 11 Apparatenfonds Aan het rapport van de commissie Vollebregt en Alberda van Ekenstein is nog een optie toegevoegd, zijnde een apparatenfonds. Er is nog geen informatie ontvangen over de achtergrond hiervan. Vooralsnog is er vanuit gegaan dat, mits vormgegeven als of rondom één entiteit die investeert in de machines en deze exploiteert, een dergelijke investering past binnen de RID. Bij de uitwerking van de regelingen kan, op basis van concrete casussen, nader worden verkend of een dergelijk project bij het afwegingskader van de RID aansluit. 1.4 Conclusie Ter vertaling van de ambities en doelstellingen zijn zes mogelijke instrumenten door de werkgroep geïdentificeerd. Vanuit de bewezen kracht en bestuurlijk draagvlak staat regionale investeringssteun bovenaan. Het resterende beschikbare budget, na bepaling van een significant budget voor regionale investeringssteun, is te laag om voldoende massa aan financieringsvermogen in een revolverend fonds te creëren. Daarnaast beantwoorden revolverende instrumenten in mindere mate aan de leidende beginselen van flexibiliteit, sturing en laagdrempeligheid. Om optimale stimulans van werkgelegenheid en innovatie te bereiken met de beschikbare middelen, staat een aantal beginselen centraal. Vanuit een confrontatie van de zes instrumenten met die leidende beginselen tekent zich een duidelijk voorstel tot keuze af. De bedrijvenstimuleringsregeling lijkt als voorkeursmix te bestaan uit drie instrumenten: 1. Regionale investeringssteun Drenthe, 2. Arbeidsplaatsenregeling, 3. Rentekostenregeling. Hoofdstuk 2 werkt dit nader uit. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 12 twee Bedrijvenstimuleringsregeling: een modelscenario Om het vestigingsklimaat te verbeteren en het bedrijfsleven te faciliteren in het creëren en behouden van werkgelegenheid heeft de commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein haar economisch programma Vierkant voor Werk opgesteld. In dit is ‘ondernemen met ambitie’ één van de vijf speerpunten. Binnen dit speerpunt is als ambitie opgenomen om instrumenten uit te werken die voorzien in financieringsbehoefte van het bedrijfsleven. Binnen de voorgelegde mogelijkheden bieden – op basis van de analyse in hoofdstuk 1 - drie instrumenten het meeste effect en passen deze het best in de leidende beginselen. Dit hoofdstuk schetst deze voorkeursmix van een arbeidsplaatsenregeling (APR), regionale investeringssteun (RID) en een rentekostenregeling (RKR). Na de inhoudelijke focus biedt dit hoofdstuk zicht op de effectiviteit, opzet van de organisatie tot uitvoering en de technisch / juridische waarborging van een bedrijvenstimuleringsregeling die bestaat uit deze mix van instrumenten. 2.1 Inhoudelijke focus: de ideale mix Eén doel, verschil in focus De bedrijvenstimuleringsregeling is een belangrijk instrument in het economisch programma Vierkant voor Werk. Naast andere voorwaardenscheppende, organiserende en faciliterende maatregelen richt de regeling zich rechtstreeks op investeringsbeslissingen van bedrijven als de ‘hidden champions’. Door een financieel zetje moeten zij worden aangespoord om in de Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 13 regio te investeren: Om zich te vestigen, om te groeien of om hun bedrijfsvoering te vernieuwen met een accent op innovatie. De kosten die ondernemers maken voor vestiging, groei en innovatie zijn als uitgangspunt genomen. De regelingen richten zich op nu op verschillende kosten: • Voor loonkosten is de Arbeidsplaatsenregeling (APR) het instrument; • Voor investeringen in bedrijfsgebouwen en bedrijfsuitrusting biedt de regeling Regionale Investeringssteun Drenthe (RID) financiële steun; • De Rentekostenregeling (RKR) verlaagt effectief de rentelasten van externe risicofinanciering. Die externe financiering kan betrekking hebben op alle kosten die ondernemers maken voor vestiging, groei en innovatie. De regelingen dekken samen derhalve een breed spectrum af van de kosten die ondernemers zullen maken om plannen voor vestiging, groei of innovatie te verwezenlijken: loonkosten, ‘harde’ investeringen en de kosten van externe risicofinanciering. In de uitwerking van de regelingen kan verder verkend worden of projecten in de denktrend van een apparatenfonds, passen binnen de geformuleerde RID. Daarbij is het in de basis mogelijk dat ondernemers met een mix van deze maatregelen ondersteund worden. Complementair stimuleringspakket De drie gepresenteerde regelingen zijn relatief complementair aan het bestaande aanbod van publieke stimuleringsregelingen die Europese, nationale en regionale overheden reeds beschikbaar stellen. Dit aanbod bestaat uit subsidies, fiscale maatregelen en revolverend kapitaal. Een deel van dit aanbod is rechtstreeks voor ondernemers toegankelijk. Grofmazig leidt dit tot het volgende beeld: • De meeste subsidie-instrumenten en fiscale maatregelen richten zich op specifieke doelstellingen, in het bijzonder innovatie en duurzaamheid. Of ze zijn erg kleinschalig. Instrumenten op het gebied van arbeidsmarkt zijn in het algemeen vooral doelgroep gebonden (of voorwaardenscheppend); • Voor meer generieke ondernemersdoelstellingen (zoals groei en vestiging) zijn er vooral bestaande revolverende fondsen, zoals van het Rijk en NOM. Als bijlage D is een beeld van bestaande stimuleringsinstrumenten voor ondernemersfinanciering opgenomen. Niet volledig, maar wel een goede indicatie. De gepresenteerde opzet van de bedrijvenstimuleringsregeling anticipeert hierop: • Door het beschikbare budget vooral in te zetten op subsidieinstrumenten met een breder doel dan het bestaande aanbod, te weten bedrijfsinvesteringen in vestiging, groei en innovatie; • Door ook grotere investeringen mogelijk te maken. In het bijzonder met de RID; • Door een bijdrage te leveren aan loonkosten die niet specifiek zijn gekoppeld aan kwetsbare doelgroepen, maar aan vestiging, groei en innovatie (de hoofddoelstelling van de regeling); • Door met de rentekostenregeling weliswaar een subsidie-instrument in te zetten, maar met als effect dat de toegang tot c.q. inzet van bestaand revolverend kapitaal wordt gestimuleerd. Er is immers veel bestaand financieringsaanbod – publiek en privaat – dat in de regio met de rentekostenregeling beter kan worden ontsloten. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 14 2.2 Effectiviteit: model scenario Stimulerend karakter Het zal duidelijk zijn dat de kwantitatieve effecten die toegerekend kunnen worden aan inzet van een maatregel niet altijd iets zeggen over de mate waarin de inzet van de maatregel bepalend is geweest. Om het te illustereren: als een bedrijf een investering van € 5 miljoen overweegt zal een publieke bijdrage van € 500.000 hem eerder over de streep trekken dan een bijdrage van bijvoorbeeld € 50.000. Het stimulerend karakter van de bijdrage is derhalve anders. Echter, indien de investering toch wordt gerealiseerd is het kwantitatieve effect gelijk: het resultaat is dezelfde investering van € 5 miljoen en daarmee samenhangende resultaten als werkgelegenheid. In de gepresenteerde opzet van de bedrijvenstimuleringsregeling is derhalve niet blind gestaard op de omvang van de kwantitatieve effecten. Er is ook gekeken naar het stimulerend effect. Uit (oude) evaluatiegegevens over verschillende subsidie-instrumenten blijkt dat een IPR (vergelijkbaar met RID) in de ogen van ondernemers het grootste positieve effect op hun investeringsbeslissing heeft gehad. Met andere woorden: het grootste stimulerend effect. Goed verklaarbaar: steunbedragen zijn vaak fors, de maatregel werkt regionaal, heeft een minder specifiek karakter en neemt vooral de investeringsplannen van de ondernemers zelf als uitgangspunt. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 15 De RID is een maatregel met een sterk stimulerend effect op de vestigingsbeslissingen en strategische uitbreidingsbeslissingen van bedrijven, en daarmee een onderscheidend onderdeel van de bedrijvenstimuleringsregeling. De APR en RKR verlenen kleinere bedragen en zijn specifieker van aard. Hun effect op de beslissing van ondernemers zal minder groot zijn dan de RID. Maar dat neemt niet weg dat er wel degelijk sprake zal zijn van een stimulerend effect: het verlaagt de investeringsdrempel en versterkt het investeringsklimaat. Bovendien kan het stimulerend effect worden vergroot door de maatregelen laagdrempelig in te richten. Gericht en breed De regio wil de bedrijvenstimuleringsregeling gericht inzetten om belangrijke vestigings- of uitbreidingsplannen te ondersteunen. Dit zijn strategische investeringsplannen van ondernemers, onder meer de hidden champions die veel toevoegen aan de regio. Dit zijn tevens plannen die veel geld kosten. Wanneer de regio een bijdrage wil leveren die effect heeft, vergen dergelijke plannen ook grotere bijdragen van de regeling. De RID is hiervoor geschikt: het biedt een kader voor grotere steunbedragen. Voor MKB én grote bedrijven. En bovendien met een grote multiplier: het maximale steunpercentage is afhankelijk van de omvang van de onderneming, maar is nooit hoger dan 30%. De investering is derhalve altijd veel groter dan de omvang van de subsidie. Maar de RID vraagt derhalve een stevig budget. Vergeleken met regelingen zoals de RIG in Groningen (maximale bijdrage 7,5 miljoen euro) is een maximum van € 0,5 miljoen tot € 1 miljoen niet hoog. (Overigens wel substantieel, want ook in de RIG blijkt dat een groot deel van de aanvragen deze omvang hebben.) Een budget van € 10 miljoen maakt het mogelijk om naar verwachting 15 tot 30 bedrijven te ondersteunen met een verwachte investering van 58 – 70 miljoen euro. Gezien de omvang en samenstelling van de regio kan dit als ondergrens worden beschouwd wanneer én substantiële bijdragen moeten kunnen worden verstrekt én een redelijk aantal bedrijven moet kunnen worden ondersteund. Daar tegenover staat dat met de APR en RKR een grotere groep bedrijven kan worden ondersteund. Op die wijze wordt het bereik van de bedrijvenstimuleringsregeling als geheel in de regio vergroot. Maximale steunbedragen zijn minder groot. Maar de maatregelen beperken zich tot het MKB en kunnen laagdrempelig worden ingericht. Effecten Over effecten van regelingen is veel evaluatiemateriaal beschikbaar. Maar dat materiaal is niet altijd eenduidig. Zo zijn IPR regelingen in het verleden vaak geëvalueerd en zijn ook lopende gegevens van de RIG beschikbaar. Daaruit blijkt dat het aantal arbeidsplaatsen dat een subsidie oplevert sterk uiteenloopt. Van minder dan € 10.000 per arbeidsplaats tot meerdere tonnen. Het hangt onder meer sterk af van de sector die wordt ondersteund (arbeidsintensief versus kapitaalintensief), maar ook van de kwaliteit van de monitoring. Om een uitgangspunt te nemen is gekeken naar een reëel gemiddelde en is gerekend met € 50.000 steun per arbeidsplaats om een raming van het effect te maken. Andere effecten zijn beter te ramen. Het aantal bedrijven dat kan worden ondersteund hangt sterk samen met de maximale bijdragen. Met deze opzet kan worden gerekend op 65 tot 130 bedrijven die gebruik kunnen maken van de verschillende maatregelen. Werkgelegenheidseffecten van de APR zijn direct gekoppeld aan het vaste bedrag per arbeidsplaats: met € 2,5 miljoen kunnen 500 arbeidsplaatsen worden ondersteund. In het geval van de RKR is vooral de totale investeringsimpuls een belangrijk direct resultaat. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 16 Met 2 tot 3 procentpunten rentesteun kan een bedrag aan financiering – en dus een investering – van € 27 tot 40 miljoen worden mogelijk gemaakt. 2.3 Organisatie Gebiedspartners aan het stuur Het economisch programma voor Vierkant voor Werk is een programma van en voor de regio. Naast overheden zijn bedrijven en kennisinstellingen gevraagd om mee verantwoordelijkheid te nemen. Die verantwoordelijkheid krijgt bij voorkeur ook vorm in betrokkenheid bij de bedrijvenstimuleringsregeling. Dat kan met de Program Board VvW, die in het programma van de commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein is voorzien. Hierin wordt idealiter zitting genomen door de triple helix, waarbij vanuit de overheid ruimte is om bestuurders zitting te laten nemen. Monitoring van de voortgang en effectiviteit op het niveau van de regeling past bij de beoogde strategische taak van deze board. In dat geval zal de board door de uitvoerder van de regeling van informatie moeten worden voorzien. Bijvoorbeeld tweemaal per jaar aan de hand van voortgangsinformatie. De board heeft nadrukkelijk geen rol in het beoordelen van individuele projectaanvragen. De betrokkenheid van het bedrijfsleven is via haar beoogde vertegenwoordiging in de board geborgd. Dit verdient de voorkeur boven de betrokkenheid van ondernemers bij beoordeling Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 17 van individuele aanvragen. De regio is beperkt van omvang, veel ondernemers kennen elkaar waardoor het risico van (schijnbare) belangenverstrengeling aanwezig is. Daarnaast kunnen gebiedspartners een rol spelen in advisering van potentiële aanvragers, in de vorm van het ‘voorportaal’. Om de regeling onder de aandacht te brengen van ondernemers, toe te lichten en mee te denken kan naast inzet van de uitvoerder ook een beroep worden gedaan op partijen in de regio die belang hebben bij de uitvoering van de regeling. Individuele ondernemers liggen niet voor de hand, maar organisaties zoals de kennisinstellingen, ondernemersorganisaties, Kennispoort Drenthe, NOM en gemeenten wel. Financiers & verstrekking Financiering is afkomstig van provincie Drenthe, de Drentse gemeenten en het ministerie van EZ. Uitgangspunt is dat zij hun bijdragen gemeenschappelijk, via één regeling, beschikbaar stellen. Voor het formele proces van subsidieverlening is een bestuursorgaan nodig. Hier is als uitgangspunt gekozen dat de provincie optreedt als verantwoordelijk bestuursorgaan: zij stelt in dat geval de regeling vast, geeft formeel de beschikkingen af en doet de betalingen. Wanneer SNN als uitvoerder van de regeling wordt gekozen kunnen de twee laatstgenoemde taken per mandaat aan SNN worden overgedragen, parallel aan de opdracht die in dit geval verstrekt moet worden. Beoordeling van aanvragen De beoordeling van aanvragen ligt primair bij de uitvoerder van de regeling. Dit is SNN als daarvoor wordt gekozen. Deze uitvoerder toetst aanvragen op compleetheid, vraagt aanvullende informatie op en verricht de toets op financiële en technische voorwaarden. Voor de inhoudelijke beoordeling zijn er meer opties. Indien het afwegingskader waarop aanvragen worden beoordeeld gedetailleerd is uitgewerkt kan ook de inhoudelijke beoordeling aan SNN worden overgelaten. In dat geval blijft de organisatiestructuur van de regeling eenvoudig. Maar er is ook geen betrokkenheid van de partners (overheden) of andere (externe) deskundigen bij beoordeling van aanvragen. Andere opties – ze staan in het schema aan de rechterzijde – zijn dat andere partijen dan de uitvoerder bij beoordeling van aanvragen worden betrokken. Dit kan beperkt in de vorm van een beleidstoets waarmee overheden – naast de inhoudelijke beoordeling van SNN – kunnen aangeven of de aanvraag past in hun beleid. Een andere optie is dat een beoordelingscommissie de inhoudelijke beoordeling geheel verzorgt, met secretariële ondersteuning van SNN die tevens de financieel-technische toets voor haar rekening neemt. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de overheden. Zie verder paragraaf 2.4. Beleidstoets: Aanvragen worden door de uitvoeringsorganisatie financieel en juridisch getoetst. Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten worden voorgelegd aan de partners, die een oordeel geven of het project past binnen de doelstellingen. Dit is een gesloten vraag: ja of nee. Bij een ‘ja’ voert de uitvoeringsorganisatie de verdere inhoudelijke beoordeling uit en kent formeel de punten toe conform het afwegingskader. De toets werkt dus als een soort veto vooraf. Beoordelingscommissie: Aanvragen worden door de uitvoeringsorganisatie financieel en juridisch getoetst. Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten worden door de uitvoeringsorganisatie voorgelegd aan de beoordelingscommissie. De commissie vormt zich een inhoudelijk oordeel over het project en kent formeel de punten toe conform het afwegingskader. Hierbij komt de commissie gezamenlijk tot een oordeel. Bij deze variant kan ook een inhoudelijk advies aan de uitvoeringsorganisatie worden gevraagd ter voorbereiding van de commissie. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 18 2.4 Technisch / juridische organisatie Sturing op aanvragen Om optimaal resultaat te bereiken op de doelstellingen, moeten de instrumenten aan de overheden ruimte tot sturing geven. Sturing ligt besloten in diverse onderdelen van het beoordelingsproces. Sturing op keuze van aanvragers is in de basis afhankelijk van de volgorde van binnenkomst van aanvragen en het plafond van de regeling. De mogelijkheid hier sturing aan te geven ligt besloten in de toeleidende taak van de provincie en gemeenten: het actief uitdragen van de regeling in contacten met gevestigde bedrijven of te acquireren vestigingen. Met de invulling van deze taak houden de provincie en gemeenten zelf sturing op de ‘pijplijn’ en op samenhang in inzet van de verschillende instrumenten. Hierbij hoort een krachtige communicatie van de regeling via de juiste kanalen, om de ondernemers te bereiken wiens plannen aansluiten bij het doel van de regeling. Dit zal onderdeel zijn van het communicatieplan voor het bredere VvW-programma, waar nog een communicatieplan voor wordt opgesteld. Sturing om een optimaal resultaat te bereiken op de doelstellingen vindt plaats door de aanvragen te scoren op vooraf bepaalde criteria. Vormgegeven in een afwegingskader zijn deze criteria een vertaling van de beleidsvoorkeuren en doelstelling van de regeling. Het afwegingskader ‘stuurt’ doordat de projecten die aansluiten bij de regeling hoog zullen scoren. Een minimumdrempel voor het aantal te behalen punten waarborgt dat partijen / Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 19 projecten die niet aansluiten bij de regeling c.q. bijdragen aan de doelstelling, niet in aanmerking komen voor steun. Sturing ligt ook besloten in de keuze om voor de RID en RKR te werken met een beoordelingscommissie. De financieel en juridische toets kan worden uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie. In de inhoudelijke beoordeling geeft de uitvoeringsorganisaties een advies vooraf, maar is het aan de beoordelingscommissie om de projectaanvragen te beoordelen en te scoren op de geformuleerde criteria. Met een voorziene samenstelling van de commissie met beleidsmedewerkers van provincie en gemeenten (inclusief Hardenberg) en met partners voor een frisse blik en kennis van ondernemerschap, kan de commissie flexibel opereren. Een laagdrempelige uitvoering vraagt om vlotte besluitvorming. De commissie zal dan ook frequent en flexibel bijeen moeten kunnen komen. Een samenstelling op ambtelijk niveau ligt daarmee voor de hand. De bestuurlijke betrokkenheid is geborgd door zitting in de Program Board VvW, die het instumentarium vaststelt en tijdens de uitvoeringsperiode monitort op het behalen van de doelstellingen Tezamen geeft dit een balans tussen sturingsmogelijkheden, betrokkenheid en uitvoering op afstand in het beoordelingsproces. Rechtmatig: staatssteun Steun aan ondernemingen kan slechts plaatsvinden als dit past binnen de staatssteunregelgeving. De voorkeursmix is vormgegeven binnen de mogelijkheden van die regelgeving. Om rechtmatig de steun te verstrekken wordt voor de RID gebruik gemaakt van de mogelijkheid van regionale steun binnen de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Coevorden, Hoogeveen en het grootste deel van Emmen zijn aangewezen op de regionale steunkaart. Op basis hiervan kan, rekening houdend met de voorwaarden, steun verleend worden voor de voorziene activiteiten. Voor de overige delen van Emmen, Hardenberg en eventueel overige delen van Drenthe is steun slechts mogelijk op basis van artikel 17 van de AGVV. Niet zo ruim als de steunkaart, maar dit geeft wel de mogelijkheid in deze gebieden geoorloofd staatssteun te verlenen aan MKB-ondernemingen, zij het met lagere steunpercentages (10% tot 20%) dan binnen het regionale steungebied. Voor de APR en RKR wordt gebruik gemaakt van de de-minimisregeling. Deze instrumenten staan alleen open voor MKB-ondernemingen. Mits niet eerder tot het maximum bedrag gebruik is gemaakt van steun onder de de-minimisregeling, kan door een partij laagdrempelig aan het staatssteunaspect worden voldaan door een de-minimisverklaring aan te leveren. Eenvoudig in uitvoering Steun aan ondernemingen vraagt om een rechtmatige onderbouwing van de besteding van de middelen. Toepassing van de regionale steunkaart resulteert in de verplichting werkelijke uitgaven met documentatie aan te tonen en stelt de nodige eisen in geval van steun voor loonkosten. Door keuzes te maken kan een hoge administratieve last, voor zowel de aanvragende partij als de uitvoerder van de regeling, worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheden zijn er voor de drie instrumenten. Voor de RID wordt een hoge administratieve last voorkomen door de steun te verstrekken over de investeringskosten, en worden moeilijk en langdurig (ook na projectperiode) te verantwoorden kosten als loon en grond voor de RID buiten beschouwing gelaten. Voor de rentekortingsregeling wordt gebruik gemaakt van de de-minimisregeling waarmee slechts de lening en de daarop rustende Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 20 rentebetaling in ogenschouw hoeft te worden genomen, in plaats van de feitelijke investeringskosten met bijkomende administratieve last. Het ontwerp van de APR sluit goed aan bij de mogelijkheden die het Uniform Subsidiekader biedt. Dit geeft de mogelijkheid de steun af te rekenen op basis van geleverde prestatie. De prestatie is geleverd als de partij aantoont dat een medewerker voor minimaal 32 uur per week in dienst is genomen, een jaar loonbetalingen zijn gedaan en de medewerker na dit jaar in dienst blijft. Op basis hiervan wordt de steun van € 5.000 per medewerker verstrekt. Tezamen met de toepassing van de-minimis wordt hiermee de afrekening vereenvoudigd. De bedrijvenstimuleringsregeling met deze drie instrumenten wordt door deze keuzes een toegankelijke, uitvoerbare regeling zonder afbreuk te doen aan de rechtmatigheid van de besteding van de middelen. Flexibel tijdens looptijd De bedrijvenstimuleringsregeling wordt opgezet met drie instrumenten met ieder een eigen budget. Flexibiliteit is hierbij een belangrijke voorwaarde. Een ongewenste snelle uitputting van het budget kan worden voorkomen door te werken met jaarplafonds. Met openstellingen per jaar komt het budget in tranches beschikbaar, waardoor nooit het gehele budget in één keer overvraagd zal zijn. Het fungeert als een ‘slot op de deur’. Hierbij werkt de flexibiliteit ook de andere kant op. Als het succes van een regeling achterblijft, kan eenvoudig de verdeling van budgetten richting succesvollere instrumenten worden aangepast. Met een actieve monitoring van de regeling kunnen ook de variabelen in de instrumenten flexibel worden aangepast. Flexibiliteit ontstaat door het opnemen van de variabelen, zijnde minimale of maximale bedragen / steunpercentages dan wel omvang investering, in een uitvoeringsbesluit. Wanneer blijkt dat één van de variabelen het succes van een instrument ongewenst negatief beïnvloedt, kan een instrument eenvoudig worden aangepast door middel van wijziging van het uitvoeringsbesluit, zonder de gehele regeling opnieuw te hoeven publiceren. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 21 drie Aanbevelingen voor vervolg 3.1 Overwegingen Bij de opzet en inzet van financiële instrumenten is het van belang de juiste keuzes te maken, om de instrumenten zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten, passend bij de bestuurlijke ambities. Onderstaand de volgende algemene overwegingen die voor elk van de financiële instrumenten gelden: A. Afwegingskader & criteria; B. Beoordelingsproces; C. Sectoren en trends; D. Stimulering kennisontwikkeling; E. Leegstaande bedrijfslocaties; F. Opdeling in bedrijfscategorieën; G. Stuwende ondernemingen; H. Afrekenen op prestatie; I. Flexibiliteit bedrijvenstimuleringsregeling; J. Wijze openstelling budget; K. Verdeling budget gemeenten; L. Concurrentie binnen de regio; M. Hardenberg / overige gebieden Drenthe; N. Combineren van instrumenten. A. Overweging afwegingskader & criteria Het afwegingskader (algemeen of heel specifiek) en bijbehorende criteria bepalen hoe sterk gestuurd kan worden op de keuze van aanvragers. Opties Afhankelijk van de wens kan voor het beoordelen van de aanvragen gekozen worden voor twee uitersten: 1. Beoordeling op algemeen geformuleerd criterium ‘bijdrage aan doelstelling van de regeling’. Dit is bijvoorbeeld vergelijkbaar met de door SNN uitgevoerde REPverordening, die heel beperkt criteria stelt. De afweging of een bedrijf belangrijk is voor de regio krijgt dan meer ruimte dan bij gewogen score op basis van vooraf geformuleerde criteria (zie 2.). Verdere sturing vindt plaats via afwijzingsgronden en – hoofdzakelijk – de beoordeling zelf. 2. Sturing kan plaatsvinden door de aanvragen te scoren op vooraf bepaalde criteria. Deze criteria tellen op tot het totaal van 100 punten. Partij wordt subsidie verleend als boven een vooraf te stellen drempel van een minimum aantal punten wordt gescoord. Wordt voor deze variant gekozen, dan is het advies, in tegenstelling tot de RIG, het subsidiepercentage niet afhankelijk te laten zijn van de hoogte van de score. In beide gevallen dient bij afwijzing de aanvrager gemotiveerd ingelicht te worden over de afwijzing, met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 22 Keuze Gezien de beleidswensen, het voornemen om de uitvoering bij een uitvoeringsorganisatie te beleggen en om met de bedrijvenstimuleringsregeling bijdrage aan andere beleidsdoelen positief te waarderen, is ervoor gekozen in het afwegingskader te werken met criteria gekoppeld aan een maximale puntenscore per criterium. Het afwegingskader per instrument wordt in hoofdstuk vier gepresenteerd. Geadviseerd wordt ‘droog’ te oefenen met het afwegingskader alvorens deze in de regeling vast te stellen. Dit kan op basis van nu al bekende business cases van ondernemers. Hier kan ook een voorbeeldproject vanuit het apparatenfonds aan worden toegevoegd. Met deze voorbeelden kan getoetst worden of het afwegingskader de gewenste strategische projecten oplevert en de regeling voldoende aansluit bij de praktijk. B. Overweging beoordelingsproces De inrichting van het besluitvormingsproces via een beleidstoets of een beoordelingscommissie bepaalt hoe sterk gestuurd kan worden op de keuze voor aanvragers. Opties De twee varianten hebben een afwijkende volgtijdelijkheid, waardoor besluit, en daarmee sturingsmogelijkheid, verschillend is belegd: o In geval van beoordelingscommissie geeft de uitvoeringsorganisatie advies, maar ligt de beoordeling en het scoren van de aanvraag op de criteria bij de beoordelingscommissie; o In geval van beleidstoets ligt de eerste toets of een aanvraag bij de doelstelling past bij de overheden, maar daarna voert de uitvoeringsorganisatie de inhoudelijke beoordeling en het scoren van de aanvraag op de criteria uit; Het betrekken van afgevaardigde uit het bedrijfsleven in de beoordelingscommissie verdient geen voorkeur, gezien de mogelijkheid op belangenverstrengeling. Keuze De inhoudelijk - financieel – juridische toets wordt voor alle drie de instrumenten door de uitvoeringsorganisatie uitgevoerd. Voor de inhoudelijke beoordeling is dat in het geval van de RID en RKR een advies aan de beoordelingscommissie die formeel inhoudelijk beoordeelt en besluit. In de beoordelingscommissie nemen de overheden en partners zitting. Dit laatste zorgt voor een frisse blik op de aanvragen en kennis van ondernemerschap. Hierbij is het voorstel om vanuit de overheden beleidsambtenaren zitting te laten nemen. Daarmee kan de beoordelingscommissie flexibel en frequent bij elkaar komen, afhankelijk van het aanbod van aanvragen. De bestuurlijke vertegenwoordiging van de overheden is bovendien reeds geborgd via zitting in de Program Board VvW, die waakt over de inzet van de instrumenten. C. Overweging sectoren en trends In de Vierkant voor Werk-regio wordt beleidsmatig ingezet op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie. Binnen deze sectoren spelen trends als internet of things, icttoepassingen, biobased economy, circulaire economie en CO2-reductie. De vraag is of de instrumenten zich moeten beperken tot de genoemde sectoren en in kunnen spelen op genoemde trends. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 23 Opties De commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein wijst kansrijke sectoren en trends aan, maar niet met de expliciete boodschap om instrumenten hiertoe te beperken. De generieke versterking van het vestigings- en investeringsklimaat klinkt immers ook als doelstelling door. Hoe hiermee om te gaan? Daarbij zijn verschillende scenario’s mogelijk. Scenario 1 Gekozen kan worden voor beperking in de instrumenten tot de sectoren en trends, waarbij dit geldt als een uitsluitingscriterium. Belemmerend hierbij is dat een scherpe toets op de sectorindeling complex is. De genoemde sectoren corresponderen niet met algemeen erkende indelingen als SBI-codes en dergelijke. Voor aansluiting op de trends geldt dit minstens even sterk. Bewijslast ligt dan bij de aanvrager. In dat geval wordt de toelichting van de aanvrager beoordeeld. Doordat het als uitsluitingscriterium geldt, vergt een eventuele afwijzing in dat geval een sterke motivatie. Scenario 2 De instrumenten bevorderen projecten in de sectoren en trends, maar beperken zich er niet toe. De meest zichtbare wijze is wanneer dit gebeurt met hogere subsidiepercentages c.q. bedragen. Een keuze hiertussen is ter nadere overweging. Enkele kanttekeningen pro en contra: Ten aanzien van de trends is het complex tot een definitie te komen, met name voor brede begrippen als internet of things en ict-toepassingen. Bij een brede definitie is de toevoeging van deze trends als uitsluitingscriterium niet effectief; Een harde beperking tot sectoren en / of trends beperkt het aantal potentiële aanvragers. De gewenste situatie die vooraf door vertegenwoordigers van gemeenten en provincie is omschreven, past hier niet goed bij; de regeling wordt vooral als stimulans voor het vestigings- en investeringsklimaat beschouwd zonder al te stringente beperking; De maximale percentages en maximumbedragen zijn relatief beperkt, waardoor de speelruimte voor de tweede optie klein is. Scenario 3 Het meest effectief lijkt het beide beleidsmatige wensen, de aansluiting bij sectoren en bijdrage aan trends als criterium, op te nemen in de beoordeling van de projecten. Projecten die inzetten op de sectoren / trends hebben dan een hogere kans om de drempel van het minimum aantal punten te behalen. Zonder de directe consequentie dat een project dat niet op deze sectoren / trends scoort, direct afvalt. Keuze Als suggestie is de inzet op sectoren / trends als criterium meegenomen in het afwegingskader per instrument, zie hoofdstuk vier. Daarbij zijn de trends beperkt tot goed te definiëren onderdelen die vallen onder duurzaamheid (biobased economy, circulaire economie en CO2-reductie). Deze suggestie en voorgaande kanttekeningen zijn nader te overwegen bij de besluitvorming. D. Overweging stimulering kennisontwikkeling In de Vierkant voor Werk-regio wordt sterk ingezet op het bewerkstelligen van een transitie naar een meer kennisintensief en innovatief bedrijfsleven. Innovatie als bron voor Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 24 bestendigheid in de economische structuur, of als basis voor toekomstige structuren en werkgelegenheid. Hieronder valt ook het investeren in een lab-, onderzoeks- en / of R&Dfaciliteit. Opties De mogelijkheid om kennisontwikkeling c.q. innovatie te stimuleren kan op twee manieren zijn uitwerking krijgen. 1. Door het op te nemen als een criterium bij bepalen score (zie toelichting bij ‘overweging sectoren en trends’). 2. Anderzijds is het een overweging om specifieke instrumenten in te zetten voor dit specifiek doel. De rentekostenregeling leent zich hier het best voor. De rentekostenregeling kan zo worden ingericht dat het instrument ook toegepast kan worden op leningen die verband houden met kennisontwikkeling c.q. innovatie. Hierbij moet worden vermeld dat er veel bestaand instrumentarium is dat inspeelt op het bevorderen van innovatie. Het beperken van instrumenten tot deze doelstelling heeft dan ook niet de voorkeur. Keuze Beide opties worden overgenomen. In het afwegingskader (zie hoofdstuk vier) wordt een investering ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en / of vermarkting van de voor de regio nieuwe producten, diensten en / of processen gewaardeerd met 10 punten. Daarnaast wordt voor de RID ook het behoud van arbeidsplaatsen meegewogen. Dit voor die casussen te ondervangen waar innovatie niet leidt tot arbeidsplaatsen maar wel van doorslaggevend belang is om bestaande arbeidsplaatsen voor de regio te behouden. De rentekostenregeling wordt zo ingericht dat het instrument ook toegepast kan worden op leningen die verband houden met kennisontwikkeling c.q. innovatie. E. Overweging leegstaande bedrijfslocaties Om het hergebruik van leegstaande bedrijfsgebouwen extra te bevorderen is de vraag of dit in de regeling een plaats kan krijgen. Opties Als uitsluitingscriterium beperkt het in belangrijke mate de groep van potentiële aanvragers. Dit sluit niet aan bij de generieke doelstelling van de bedrijvenstimuleringsregeling. Speelruimte om projecten met leegstaande bedrijfsgebouwen te belonen met een hoger subsidie percentage is beperkt. Door het op te nemen als een criterium bij bepalen score (zie toelichting bij ‘overweging sectoren en trends’). Daarbij wordt opgemerkt dat grondkosten zijn uitgesloten voor de RID, waarmee er impliciet al een voordeel voor hergebruik van leegstaande gebouwen is ten opzichte van nieuwbouw. Keuze In het afwegingskader wordt een investering die plaats vindt in een leegstaand bedrijfsgebouw gewaardeerd met 5 punten. Dit vergt nog een definitie in welke gevallen er sprake is van een leegstaand bedrijfsgebouw. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 25 F. Overweging opdeling in bedrijfscategorieën – MKB versus grootbedrijf Bij het ontwerp van een regeling gericht op het bedrijfsleven is één van de vragen of de regeling moet worden opgesplitst in verschillende bedrijfscategorieën. Achterliggend doel is om op deze wijze te borgen dat voor zowel kleine, middelgrote als grote bedrijven een deel van de middelen beschikbaar is en voldoende spreiding te garanderen. Opties Regionale Investeringssteun Drenthe Voor de RID ligt een splitsing voor de hand. De steunbedragen zijn relatief hoog, waardoor snelle uitputting met een beperkt aantal aanvragen een reëel scenario is. Om het beschikbare budget niet te veel te fragmenteren kan een keuze voor MKB (klein en middelgroot) en groot bedrijf worden gemaakt. Belangrijk is dat de doelgroepen vanuit staatssteunregeling al verschillend worden behandeld qua steunpercentages. Kleine bedrijven ontvangen maximaal 30%, middelgrote bedrijven 20% en grote bedrijven 10%. Met andere woorden: kleine bedrijven hoeven minder te investeren om dezelfde subsidie te ontvangen. Een subsidie leidt bij grote bedrijven dus tot de grootste investeringsimpuls en daarmee – in het algemeen – ook tot het grootste effect. Dit pleit ervoor om het aandeel van de grote bedrijven niet te klein te maken. De offertevraag noemt 10% van het budget als indicatie, maar 40% of 50% lijkt een reëler scenario indien ruimte aan aanvragen van meer bedrijven moet worden geboden. Arbeidsplaatsenregeling en Rentekostenregeling Voor deze instrumenten ligt een splitsing van het budget minder voor de hand. Het grootbedrijf kan hier eenvoudigweg als aanvrager worden uitgesloten. Het is een keuze die aansluit bij het schema met instrumenten van de opdrachtgever en ook technisch zeer verdedigbaar is (vanuit omvang maximale bedragen en complexiteit van de-minimis toets bij grootbedrijf). Maar ook als het grootbedrijf niet wordt uitgesloten, is splitsing van het budget niet noodzakelijk: De maximale subsidiebedragen zijn relatief klein, waardoor het risico beperkt is dat het budget snel opgaat van een beperkt aantal aanvragen van bijvoorbeeld alleen groot bedrijf; Indien de verdeling van het budget over aanvragen tussentijds tot een ongewenst beeld leidt, is er gelegenheid om tot wijziging van de regeling c.q. aanwijzing van deelplafonds over te gaan. Indien de regelingen op basis van de de-minimis worden opgesteld is het grootbedrijf per definitie in het nadeel: de kans dat de-minimis ruimte door een grootbedrijf al is benut is erg groot. Keuze RID Gescheiden budget voor MKB en grootbedrijven, met 60% van het budget gericht op MKB. Arbeidsplaatsenregeling en rentekostenregeling Beide instrumenten zijn alleen toegankelijk voor MKB. G. Overweging stuwende onderneming Specifiek ligt de vraag voor of de regeling slechts opengesteld moet worden voor een specifieke doelgroep, te weten stuwende ondernemingen. Hierbij is een stuwende onderneming gedefinieerd als ‘een onderneming die naar aard niet aan enige plaats van Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 26 vestiging is gebonden, die de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert en waarvan meer dan 50% van de omzet wordt behaald bij afnemers buiten een straal van 50 kilometer vanuit de plaats van vestiging.’ Opties Technisch is het mogelijk een beperking aan de doelgroep op te nemen in de regeling. Inhoudelijk is een dergelijke beperking van de doelgroep tot stuwende ondernemingen in tegenspraak met het hoofddoel van de regeling, te weten groei van werkgelegenheid c.q. versterking economische structuur. Ook niet-stuwende ondernemingen zijn een belangrijke doelgroep om aan dit doel bij te dragen. Een afbakening tot stuwende ondernemingen zou in de uitvoering daarnaast de beperking hebben dat het moeilijk toetsbaar is of er sprake is van een stuwende onderneming. Het is geen typering die formeel vastligt. Dit leidt tot een beheerslast. Het betekent dat de aanvragende partij met bewijsstukken de status van de onderneming moet aantonen en de uitvoeringsorganisatie hier een oordeel over moet vellen. Keuze De regeling wordt niet beperkt tot de doelgroep ‘stuwende ondernemingen’. De regelingen zijn daarmee breed inzetbaar. Daarbij wordt wel voorgesteld in de uitwerking bepaalde sectoren, die vooral een verzorgende functie hebben zoals horeca en detailhandel, uit te sluiten. Op basis van de uitwerking van het afwegingskader moet blijken of dit als aparte bepaling in de regeling moet worden opgenomen, of dat afwegingskader dit al borgt. H. Overweging afrekenen op prestatie Subsidies worden afgerekend op basis van werkelijk gerealiseerde kosten danwel op basis van prestaties. Het afrekenen op basis van werkelijk gerealiseerde kosten brengt administratieve lasten met zich mee. Gezien de wens voor laagdrempelig uit te voeren regeling is verkend welke mogelijkheden er zijn om af te rekenen op basis van prestatie. Optie Het is mogelijk subsidies af te rekenen op basis van de prestaties in plaats van de werkelijke gerealiseerde kosten. Hiertoe biedt het Uniform Subsidiekader de mogelijkheid, specifiek arrangement 1 en 2, voor steunbedragen tot maximaal € 125.000. Daarbij wordt niet gekeken naar de hoogte van de kosten (geen controleverklaring accountant), maar enkel of de prestatie is behaald. Deze werkwijze wordt vooral ingezet voor incidentele subsidies voor specifieke projecten met een laag risico. Hierbij is het van belang dat de prestatie door de uitvoerder beïnvloedbaar is, meetbaar is en te koppelen is aan de financiële bijdrage. Deze variant is enkel mogelijk voor regelingen waar geen sprake is van staatssteun of waar deminimissteun wordt toegepast. De RID leent zich gezien de omvang van de projecten niet voor deze optie. Voor de arbeidsplaatsenregeling is het afrekenen op basis van prestaties goed mogelijk. Daarbij kan per omschreven prestatie, te koppelen aan het in dienst nemen en vervolgens houden van een medewerker, een bedrag worden uitbetaald. Voor het in dienst nemen van een medewerker ontvangt de partij een standaardbedrag, dat vele malen lager ligt dan de feitelijke kosten die de werkgever draagt. Daardoor is er geen belang om de werkelijk gerealiseerde loonkosten in beeld te brengen. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 27 Voor de rentekostenregeling is er voor het bepalen van de hoogte van de subsidie een directe link met de te betalen rente. Hierdoor is het afrekenen op basis van prestatie niet geschikt. Keuze De arbeidsplaatsenregeling zal op basis van prestatie worden afgerekend. Zie onderdeel 3.2 voor de bewijslast die wordt gevraagd om de prestatie, het creëren van arbeidsplaatsen, aan te tonen. I. Overweging flexibiliteit De bedrijvenstimuleringsregeling wordt opgezet met drie instrumenten met ieder een eigen budget. De wens is om flexibel bij te kunnen sturen als een instrument in succes achterblijft. Flexibiliteit in de regeling is op verschillende manieren mogelijk. Opties Het beschikbare budget kan in tranches worden opengesteld. Zo wordt een directe uitputting van het gehele budget voorkomen. Het geeft de speelruimte om met het budget tussen de instrumenten te schuiven, als de praktijk daar om vraagt. Eventuele ophoging van het totale budget voor de bedrijvenstimuleringsregeling is op deze wijze ook eenvoudig te verwerken. Voorwaarde is wel dat voor iedere aanpassing van het plafond een besluit moet worden genomen. De variabelen in de voorwaarden kunnen op basis van de ervaring worden aangepast. Het gaat dan om de minimumomvang investering (RID/APR), maximum steunbedrag per ondernemer (allen, met beperking vanuit staatssteun), steunpercentage (rentekostenregeling). Door deze variabelen in een apart uitvoeringsbesluit te regelen, hoeft slechts dit uitvoeringsbesluit aangepast te worden in plaats van de regeling. Keuze Werken met subsidieplafonds waarbij budget in tranches beschikbaar te maken. Maximaal steunbedrag en subsidieplafond regelen in apart uitvoeringsbesluit Actieve monitoring succes regelingen om tijdig bij te kunnen stellen. J. Overweging wijze openstelling budget In het verlengde van de vorige overweging is er in het geval van het werken met jaarplafonds mogelijkerwijs een complicerende factor. De provincie Drenthe bepaalt in verband met de Provinciale Investeringsagenda jaarlijks of gereserveerde budgetten zijn benut. In geval van resterende budgetten kunnen deze komen te vervallen. Hierdoor is er voor de bedrijvenstimuleringsregeling het risico op verlies van het budget als jaarplafond niet benut wordt voor goedgekeurde aanvragen. Opties Voor de gemeenten en het Rijk, als medefinanciers van de bedrijvenstimuleringsregeling en de betrouwbaarheid van het partnerschap, is het van belang dat de provincie zijn budget garandeert voor de gehele looptijd van 2017 – 2021. Op basis van een van de gesprekken die de Commissie Vollebregt / Alberda van Ekenstein heeft gevoerd met ondernemers en het verenigde bedrijfsleven en uit eerdere inventarisaties blijkt dat er in de regio VvW veel bedrijven zijn met investeringsplannen. De gemeenten Emmen, Coevorden en Hoogeveen hebben nu al bekende partijen met investeringsplannen een overzicht gegeven van de hiermee samenhangende verwachte toestroom: Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 28 Categorie Potentiële investering / vernieuwing > 70 bedrijven Verwacht investeringsvolume > € 325 miljoen Nieuwe werkgelegenheid > 1.200 arbeidsplaatsen Bron: opgave gemeente Emmen, Coevorden en Hoogeveen Daarmee is de behoefte aan stimuleringsbudget bij ondernemers in de regio aangetoond. Echter, het moment van investeringsbeslissing van een aanvraag is van meerdere factoren afhankelijk en kan zomaar over een jaargrens heen worden geschoven. Ervaring met andere bedrijfsregelingen leert dat het benuttingstempo enig tijd vraagt om op gang te komen. Ook omdat eerst aan de bekendheid van de regeling, begrip van de voorwaarden en ontwikkeling van aanvragen moet worden gebouwd. Dit compliceert een exacte aansluiting tussen jaarplafond en werkelijke benutting. Optie De provincie Drenthe verwacht de gelden in te kunnen zetten als programmabudget. In dat geval blijven beschikbare middelen aan het einde van het jaar voor de opvolgende jaren. In dat geval is de voorkeursoptie: o Vastleggen totaal budget voor regeling 2017-2021, met openstelling op basis van jaarplafonds, om sturingsmogelijkheden te behouden; o Voor de jaarplafonds voor het jaar 2017 Regeling 2017 worden de bedragen conform bijgaande RID (MKB) € 2,5 mln. tabel voorgesteld. Daarmee kan een RID krachtige start gemaakt worden, mits er (Grootbedrijf) € 2 mln. voldoende geschikte aanvragen zijn (zie APR € 1 mln. bovenstaande inventarisatie van de RKR € 1mln. investeringsbehoefte), met de ruimte om ook in de opvolgende jaren met nieuwe openstellingen blijvend het verschil te maken. Indien de gelden niet als programmabudget beschikbaar kunnen worden gesteld bij de provincie Drenthe dan is het voorstel geen jaarplafonds te publiceren. In dit geval is de keuze voor een beoordelingscommissie nadrukkelijk extra aan te bevelen, om bij de beoordeling ook voortdurend zicht op de benutting van middelen te borgen. K. Overweging verdeling budget gemeenten Het Vierkant voor Werk-gebied bestaat uit vier gemeenten, waarvan Hardenberg in Overijssel ligt. Op basis van de toelichting van de werkgroep is er een aantal aandachtspunten: Verwacht wordt dat alleen provincie Drenthe en de Drentse gemeenten middelen beschikbaar zullen stellen voor de bedrijvenstimuleringsregeling; Indien alleen provincie Drenthe en Drentse gemeenten de regeling financieren, geldt als logisch uitgangspunt dat alleen bedrijven in Coevorden, Hoogeveen en Emmen aanvrager van middelen kunnen zijn. Hierbij ontstaat de vraag of het wenselijk is het budget door middel van deelplafonds per gemeente te verdelen. Optie Voor het budget is het mogelijk een splitsing in de plafonds aan te brengen, met een budget per gemeente. Geheel naar eigen keuze. Keuze Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om budget tussen gemeenten te splitsen. Voor de gemeenten in de Vierkant voor Werk-regio staat de gezamenlijke aanpak Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 29 van de uitdagingen voorop. Daarbij past géén strikte focus op de eigen gemeentegrens. Via vertegenwoordiging in de beoordelingscommissie en de toepassing van (jaar)plafonds is er mogelijkheid te sturen op een evenwichtige verdeling van de budgetten, met de hoogst mogelijke effecten voor de regio. Bijsturing op basis van realisatie is mogelijk en met jaarplafonds zit er een ‘slot op de deur’. L. Overweging concurrentie binnen regio/provincie In navolging van het vorige punt ontstaat de vraag of het wenselijk is gevallen uit te sluiten waar concurrentie tussen de gemeenten / regio ontstaat door verplaatsing binnen een te bepalen gebied. Opties Technisch is het mogelijk in de regeling een afwijzingsgrond op te nemen in geval van verplaatsing binnen een bepaalde regio. In de staatssteunkaders voor de RID is verplaatsing (geformuleerd als ‘sluiting elders’) al onderdeel van de verplichte beperkingen. De volgende verplaatsingen liggen gevoelig: o Verplaatsing van Hardenberg naar andere gemeenten binnen VvW-regio; o Verplaatsing binnen VvW-regio; o Verplaatsing vanuit rest van Drenthe naar VvW-regio. Deze verplaatsingen worden alleen wenselijk geacht als aannemelijk kan worden gemaakt dat de verplaatsing meerwaarde biedt aan de gehele VvW-regio c.q. geheel Drenthe. Keuze Verplaatsing vanuit Drenthe plus Hardenberg naar de VvW-regio wordt in principe uitgesloten, tenzij in de beoordeling door de beoordelingscommissie wordt geconcludeerd dat de VvW-regio c.q. geheel Drenthe erop vooruit gaat door verplaatsing. Deze voorwaarde dient opgenomen te worden in de regeling c.q. toelichting op de regeling. Daarmee vormt dit een expliciet toetspunt voor de beoordelingscommissie waarin Hardenberg ook is vertegenwoordigd. M. Overweging Hardenberg / overige gebieden Drenthe Hardenberg houdt de mogelijkheid open om nog aan te sluiten, indien op korte termijn of later alsnog financiering beschikbaar wordt gesteld. De provincie heeft daarnaast de wens één of meerdere instrumenten in te zetten (dat wil zeggen: uit te breiden) buiten de Vierkant voor Werk-regio. Hierbij speelt de vraag welke mogelijkheden / beperkingen hierbij zijn. Optie Formeel is er de mogelijkheid de regeling tussentijds te wijzigen met een uitbreiding van het werkingsgebied en budget. Hardenberg kan ook een eigen regeling vaststellen die gelijk is aan de regeling in het Drentse gebied. De staatssteunregels zorgen echter wel voor een onderscheid voor de RID. Hardenberg is geen steunkaartgebied en heeft niet dezelfde steunmogelijkheden. Twee mogelijkheden worden hier genoemd: o Hardenberg maakt gebruik van artikel 18 van de AGVV. Dit artikel staat investeringssteun toe die vergelijkbaar is aan de steunkaart. Echter: Alleen aan MKB, grootbedrijf is uitgesloten; Maximale subsidiepercentages zijn lager: 20% voor kleine bedrijven, 10% voor middelgrote bedrijven; Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 30 Hardenberg beperkt zich tot de de-minimisruimte. In dat geval kunnen dezelfde percentages worden gehanteerd, maar tot een veel lager bedrag (tot 200.000 euro). Aanvragers worden wel beperkt in andere de-minimis regelingen. Voor de arbeidsplaatsenregeling en de rentekostenregeling is het eenvoudiger: indien deze worden gebaseerd op de de-minimis c.q. beperkt blijven tot lagere bedragen is uitbreiding naar Hardenberg mogelijk. De mogelijkheden voor uitbreiding van de regelingen naar Hardenberg gelden ook voor eventuele uitbreiding van de regelingen naar de rest van de provincie Drenthe. Specifiek geldt bovenstaande staatssteunoplossing ook voor de gebieden in Emmen die buiten de steunkaart vallen. Hiervoor zou een apart onderdeel in de regeling gemaakt kunnen worden om projecten die zich in deze gebieden gaan afspelen toch te kunnen bedienen, zij het met de geschetste beperkingen. o Keuze Op dit moment openstelling van de instrumenten APR en RKR voor de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen, en openstelling van de RID voor de steunkaartgebieden Coevorden, Emmen (deels) en Hoogeveen. N. Strategische keuze APR In de opzet van de APR kunnen nadere keuzes worden gemaakt, voor verdere strategische inzet van de maatregel. Optie In de uitwerking van de regeling zijn strategische keuzes te overwegen: De voorwaarde kan worden opgenomen dat de arbeidsplaats moet samenhangen met een nader te definiëren opleidingsniveau of functie. Beperking hieraan is dat opleidingsniveau niet één op één te relateren is aan de waarde die een arbeidsplaats heeft voor de regio. Een te brede afbakeningvan dit criterium maakt dat het criterium onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Een te nauwe afbakening maakt dat voor de regio waardevolle arbeidsplaatsen niet in aanmerking komen voor de regeling. Voor een eventuele beperking tot bepaalde functies is het lastig tot een definitie te komen voor de vanuit de regeling te ondersteunen functies. De regeling kan beperkt worden door deze te relateren aan o nieuwe vestiging van nog niet in de Vierkant voor Werk-regio gevestigde bedrijven en daarmee samenhangende werkgelegenheidstoename of o diversificatie van economische activiteiten van reeds bestaande bedrijven in de Vierkant voor Werk-regio door uitbreiding met nieuwe bedrijfsactiviteiten. In beide gevallen wordt het aantal potentiele aanvragers beperkt. De regeling kan beperkt worden door sectoren uit te sluiten. In de basis komen verzorgende sectoren als de detailhandel en horeca hiervoor in aanmerking omdat deze het minst aansluiten bij de strategische keuzes in het rapport van de commissie Vollebregt/ Alberda van Ekenstein. Het afwegingskader kan zo worden gesteld dat een project slechts in aanmerking komt als naast de gecreëerde arbeidsplaatsen ook worden gescoord op de andere criteria in het afwegingskader. De criteria zijn daarbij een vertaling van de strategische keuzes die in eerdere afwegingen in dit hoofdstuk zijn benoemd. Daarmee wordt een strategische inzet van het instrument geborgd. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 31 Keuze In het afwegingskader zijn de scores zo genomen dat naast het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen een partij altijd nog op één of meer andere criteria moet scoren om de drempelscore voor het minimum aantal punten te behalen. Daarnaast wordt voorgesteld in de uitwerking van de regeling te verkennen, door het ‘droog’ oefenen met bekende business cases, of het afwegingskader voldoende strategisch werkt om projecten die onvoldoende bijdragen aan de Vierkant voor Werk-doelstelling uit te sluiten, of dat specifieke sectoren dienen te worden uitgesloten. O. Combineren van instrumenten De instrumenten kunnen strategisch ingezet worden, waarbij de vraag ontstaat of het aanvragen van de verschillende instrumenten door één ondernemer tot de mogelijkheden behoort. Optie Juridisch is het mogelijk in de regeling het aanvragen van de verschillende instrumenten uit te sluiten. De drie instrumenten dekken verschillende kostentypen af die een ondernemer maakt bij het realiseren van zijn plannen. Gezien de strategische inzet van de middelen om de doelstelling voor de VwW-regio te behalen is er geen aanleiding om het combineren van de instrumenten te beperken voor een ondernemer. Bij het combineren is er een beperkende factor. Voor zowel de APR als RKR regeling wordt gebruikt gemaakt van de-minimis. Als de de-minimisgrens is overschreden bij de eerste aanvraag van de APR of RKR kan pas een combinatie worden gemaakt met APR of RKR worden gemaakt zodra de partij over voldoende deminimissteunruimte beschikt. Wel kan de beperking worden gesteld dat een partij per project slechts één keer gebruik kan maken van een individueel instrument. Keuze Geen beperking te stellen aan het combineren van de instrumenten door een individuele ondernemer. Sectorplannen Door de regio wordt momenteel met het Ministerie SZW verkend of en op welke wijze de sectorgelden, gekoppeld aan de sectorplannen, blijvend ingezet kunnen worden in de regio. In de basis richten deze sectorplannen zich op het wegnemen van arbeidsmarktbelemmeringen. Aangezien de toekomstige inzet van de gelden nog niet is vastgelegd, dient bij het uitwerken van de regeling gewaarborgd te worden dat de APR complementair blijft, en geen overlap vertoond. In lijn hiermee zijn ook business creation projecten in ontwerp. Concrete voorbeelden kunnen getoetst worden aan de regeling, om te bezien of dergelijke trajecten passend zijn onder de voorgestelde regelingen Afhankelijk van de ruimte in de kaders van de sectorplannen is het een optie de voorgestelde instrumentenmix met de sectorgelden te versterken. Eén idee dat past bij zowel het doel van de bedrijvenstimuleringsregeling als de sectorplannen is de gedachte voor een APR-plus, waarbij een hoger premiebedrag kan worden verstrekt indien sprake is van gecreëerde arbeidsplaatsen voor een specifieke doelgroep. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 32 3.2 Basale uitwerking instrumenten Op basis van de door de werkgroep gemaakte keuzes ontstaat in de basis de volgende uitwerking van de drie instrumenten. Bij bestuurlijk akkoord op de inrichting van de bedrijvenstimuleringsregeling is de vervolgstap om de instrumenten uit te werken in een regeling, met daaraan gekoppeld een uitvoeringsbesluit. Onderstaande opzet biedt daarvoor de basis. Regionale investeringssteun Drenthe Budget Toelichting € 10 mln.6. Onderverdeeld in plafond van € 6 mln. voor MKB € 4 mln. voor grootbedrijf volgens het principe first come, first serve. Kleinbedrijf Middelgrootbedrijf Grootbedrijf Minimum omvang investering € 500.000 € 500.000 € 1.000.000 Maximum steunbedrag € 500.000 € 500.000 € 1.000.000 en Maximum steunpercentage 30% 20% 10% steunkaart Maximum steunpercentage 20% 10% Uitgesloten buiten steunkaart Betreft maximum steunpercentages op basis van de Toelichting staatssteunregelgeving. De minimumomvang is ingegeven om substantie te krijgen in de omvang van de projecten. Onderscheid tussen MKB en grootbedrijf om drempel voor MKB niet te hoog te leggen. Door maximum steunbedrag te beperken zijn minimaal 12 MKB’ers en minimaal 4 grootbedrijven te ondersteunen met het beschikbare budget. Afrekenen op basis van: Kosten Als basis voor de berekening van de steun gelden de investeringskosten van een onderneming, exclusief de grond- en loonkosten. Deze zijn Toelichting uitgesloten om de administratieve lasten voor de onderneming te verlagen. Staatssteunkader Artikel 14 en 17 AGVV, regionale steun. Specifieke voorwaarden regeling Regionale steunkaart geldt niet voor alle gebieden in Emmen. Voor deze wijken wordt een aparte mogelijkheid gecreëerd met toepassing van artikel 17 van de AGVV. Dit heeft als gevolg dat grootbedrijven uit deze gebieden geen gebruik kunnen maken van de regeling en het percentage voor het MKB 10% lager ligt dan voor MKB-ondernemingen in het steungebied Bij verdere uitwerking te overwegen: uitsluiten van sectoren detailhandel, en horeca Voorwaarden vanuit regionale steun artikel dienen in de regeling verwerkt te worden. 6 Voor de uitwerking van de instrumenten is uitgegaan van een budget voor de bedrijvenstimuleringsregeling van € 15 miljoen voor de periode 2017 – 2021, conform de samenwerkingsovereenkomst. Tot op heden is voor de periode tot en met 2018 12 miljoen euro toegezegd. Bij een positieve evaluatie wordt de overige drie miljoen toegezegd. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 33 Arbeidsplaatsenregeling (APR) Budget Toelichting € 2,5 mln¹. Eerste openstelling met beperkt plafond volgens het principe first come, first serve. Kleinbedrijf Middelgrootbedrijf Grootbedrijf Minimum omvang investering 5 FTE 5 FTE Uitgesloten Maximum steunbedrag € 100.000 € 100.000 Uitgesloten Maximum steun per FTE € 5.000 per FTE € 5.000 per FTE Uitgesloten Toelichting Regeling enkel voor MKB Minimumomvang aantal FTE is ingegeven om substantie te krijgen in de omvang van de projecten. Door maximum steunbedrag te beperken zijn minimaal 25 MKB’ers te ondersteunen met het beschikbare budget. Maximum van € 5.000 per arbeidsplaats maakt het mogelijk de creatie van 500 arbeidsplaatsen te ondersteunen met het beschikbare budget Prestatie (o.b.v. Uniform subsidiekader) Subsidie wordt afgerekend op basis van bedrag per aangenomen FTE. De-minimis Afrekenen op basis van: Toelichting Staatssteunkader Specifieke voorwaarden regeling Voor afrekenen op prestatie als voorwaarde dat de onderneming het volgende aantoont: A. de werknemer is in dienst genomen, naar aanleiding van het project (uitbreiding, vestiging en/of diversificatie), dit wordt vastgelegd in het arbeidscontract van minimaal een jaar. B. de aanstelling minimaal 32 uur per week betreft C. de werknemer minimaal 12 maanden salaris heeft ontvangen. D. De werknemer na het eerste jaar een verlening krijgt in de vorm van minimaal een jaarcontract. Daarbij wordt wel een ruimhartig bevoorschottingsregime voorgesteld, zodat de APR de prikkel kan geven op het moment van beslissing tot het aannemen van een medewerker. De steun wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen met als rechtsvorm een besloten vennootschap of naamloze vennootschap. Bij verdere uitwerking te overwegen: beperking tot Nader te definiëren opleidingsniveaus of functies Nieuwe vestigingen van nog niet in de Vierkant voor Werk-regio gevestigde bedrijven en daarmee samenhangende werkgelegenheidstoename, of; Diversificatie van economische activiteiten van reeds bestaande bedrijven in de Vierkant voor Werk-regio door uitbreiding met nieuwe bedrijfsactiviteiten die tot voorheen buiten de regio werden uitgevoerd en de daarmee samenhangende werkgelegenheidstoename. Bij verdere uitwerking te overwegen: uitsluiten van sectoren detailhandel, en horeca De steun wordt niet verstrekt als de activiteit betrekking heeft op transacties van personeel in concernverband. De subsidiabele activiteiten betreffen een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen in duurzame bedrijfsuitrusting, bedrijfsgebouwen of personeel. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 34 Rentekostenregeling Budget Toelichting € 2,5 mln¹. Eerste openstelling met beperkt plafond volgens het principe first come, first serve. Kleinbedrijf Middelgrootbedrijf Grootbedrijf Minimum omvang - - Uitgesloten Maximum steunbedrag € 100.000 € 100.000 Uitgesloten Maximum steunpercentage 3% van leningsbedrag per jaar met maximum van 50% van de betaalde rente 3% van leningsbedrag per jaar met maximum Uitgesloten van 50% van de betaalde rente Toelichting Regeling enkel voor MKB Er zijn nog geen referenties om een minimum omvang te kunnen bepalen. Afrekenen op basis van: Toelichting Staatssteunkader Specifieke voorwaarden regeling Door maximum steunbedrag te beperken zijn minimaal 25 MKB’ers te ondersteunen met het beschikbare budget. Kosten De steun wordt berekend over de lening die een partij aangaat. De steun per jaar is maximaal 3% van het leenbedrag, met als absolute grens een maximum van 50% van de rente die de ondernemer betaalt op de lening in dat betreffende jaar. De-minimis Alleen leningen van bancaire instellingen met een bankvergunning, leningen van NOM NV en het MKB-fonds. Bij verdere uitwerking te overwegen: uitsluiten van sectoren detailhandel, en horeca Maximale looptijd bijdrage rentekosten is drie jaar Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 35 vier Afwegingskader 4.1 Afwegingskader De drie instrumenten zijn allen subsidie-instrumenten die met een subsidieregeling en bijbehorend plafondbesluit kunnen worden opengesteld voor potentiële aanvragers. Een afwegingskader geeft richting aan het beoordelen van iedere aanvraag voor financiële ondersteuning uit deze regelingen. Het bevat criteria die gekoppeld zijn aan de beleidsdoelstellingen. Projecten die hier in voldoende mate aan bijdragen komen in aanmerking voor subsidie. Het toetsen van de aanvraag aan deze criteria kan danwel door een beoordelingscommissie, danwel door medewerkers van de uitvoeringsorganisatie plaatsvinden, zoals toegelicht onder 3.1. Hieronder volgt voor de drie instrumenten afzonderlijk het afwegingskader. Daarbij is de basis de werkwijze van de RIG, waar SNN als uitvoeringsorganisatie goede ervaring mee heeft. Deze is aangepast en aangevuld op basis van de specifieke beleidsdoelstellingen voor de Vierkant voor Werk-regio. Toelichting op algemene aspecten Voor alle instrumenten geldt een ondergrens in het minimale aantal te behalen punten. Dit om projecten uit te sluiten die niet voldoende bijdragen aan de beleidsdoelstelling Het beoordelingskader voor de rentekostenregeling is gelijk aan de RID. Het opstellen van de documentatie voor de aanvraag kan laagdrempeliger zijn, doordat de partij gebruik maakt van de documenten die ook benodigd zijn voor aanvraag van de lening. In geval van afwijzing, dient de beoordeling gemotiveerd aan de aanvrager verstrekt te worden, waarbij de aanvrager het recht heeft een bezwaar- en/of beroepsprocedure op te starten. De criteria voor Economische structuur en Maatschappelijk opgave worden gehanteerd als ‘digitale’ criteria, dat wil zeggen dat er of wel, of niet op wordt gescoord. 4.2 Afwegingskader Regionale Investeringssteun Drenthe De investeringssteun wordt bepaald in de volgende stappen: 1. Bepalen of project voldoet aan voorwaarden regeling; 2. Bepalen of de aanvrager behoort tot het MKB; 3. Bepalen van de score die aan het project wordt toegekend, op basis van de criteria en punten volgens tabel 1; 4. De partij dient de drempel voor het minimum aantal punten op totaalniveau (60) en werkgelegenheid (10) te behalen om in aanmerking te komen. Indien deze drempel gehaald wordt, kan subsidie worden verstrekt aan de partij, op basis van het steunpercentage dat hoort bij de bedrijfsomvang van de aanvrager (stap 2) binnen het maximum bedrag dat geldt voor het instrument. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 36 Tabel 1: Afwegingskader regionale investeringssteun Drenthe Werkgelegenheid Aantal gecreëerde / behouden arbeidsplaatsen bij de aanvragende onderneming Maximale score Drempel score Economische structuur Verankering van het bedrijf in de regio Opleidingsfaciliteiten voor werknemers, inclusief aanbieden (praktijk) stage en/of samenwerking met lokale regionale opleidingsinstellingen Daadwerkelijke concurrentie in locatiekeuzeproces Maximale score Maatschappelijke opgave Project heeft betrekking op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie Project speelt in op duurzaamheid (CO2-reductie, biobased economy, circulaire economie) Investering ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en/of vermarkting van de voor de regio nieuwe producten en/of processen De investering vindt plaats in een leegstaand bedrijfsgebouw Maximum score Maximale totaalscore 40 40 10 10 10 30 10 5 10 5 30 100 Toetsing afwegingskader Bovenstaande scores in het afwegingskader zijn indicatief, gebaseerd op de wensen en verwachte uitwerking in de praktijk. Geadviseerd wordt ‘droog’ te oefenen met het afwegingskader alvorens deze in de regeling vast te stellen. Dit kan op basis van nu al bekende business cases van ondernemers. Hier kan ook een voorbeeldproject vanuit het apparatenfonds aan worden toegevoegd. Met deze voorbeelden kan in de uitwerkingsfase van de regelingen getoetst worden of de criteria en scores in het afwegingskader de gewenste strategische projecten opleveren en voldoende aansluit bij de praktijk. Toelichting op de criteria Werkgelegenheid De score op dit criterium wordt berekend aan de hand van het aantal arbeidsplaatsen dat wordt gecreëerd dan wel behouden (tot het maximum van 40 punten): Voor grootbedrijf: 1 punt per gecreëerde arbeidsplaats; 0,5 punt per behouden arbeidsplaats. Voor midden- en kleinbedrijf: 2 punten per gecreëerde arbeidsplaats; 1 punt per behouden arbeidsplaats. De minimum drempelscore van 10 punten op dit onderdeel moet borgen dat projecten die niet scoren op dit onderdeel geen gebruik kunnen maken van de regeling. Monitor van het effect op de werkgelegenheid kan plaatsvinden door een goede onderbouwing door de aanvrager vooraf en een gedegen verantwoording bij indiening van de eindvaststelling. Door de uitvoeringsorganisatie kan dit worden gekwantificeerd als nieuw of behoud van bestaande werkgelegenheid. Bij aanvraag ligt de bewijslast bij de aanvrager om aannemelijk te maken hoeveel arbeidsplaatsen gecreëerd worden en behouden blijven, met daarbij een opgave aan de aanvrager om voor te leggen welke bewijslast hij in de toekomst zal overleggen om het behoud van de arbeidsplaatsen aan te tonen. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 37 Economische structuur Verankering van het bedrijf als gevolg van de investering ziet op de aannemelijkheid dat het bedrijf als gevolg van de investering voor lange(re) tijd in de regio blijft gevestigd. De mate van verankering kan onder andere blijken uit relaties met toeleveranciers in de regio. Hiermee ontstaan indirecte werkgelegenheidseffecten, waarmee de economische structuur wordt versterkt. Ook bereidheid tot het investeren in (opleiding van) het personeel draagt bij aan versterking van de economische structuur. Het bestaan van daadwerkelijke concurrentie tussen vestigingslocaties in locatiekeuzeproces van een organisatie die zich wil vestigen, dient door de aanvrager te worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van strategische plannen of processen omtrent het handhaven van de vestiging in de regio. Maatschappelijke opgave In de regio wordt ingezet op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie. Een project gericht op één of meerdere van deze sectoren wordt positief gewaardeerd. In de sectoren wordt ingezet op trends als biobased, circulaire economie en CO2-reductie. Deze zijn samen te vatten als duurzaamheid. Indien een project hierop is gericht wordt dat positief gewaardeerd. Er wordt sterk ingezet op het bewerkstelligen van een transitie naar een meer kennisintensief en innovatief bedrijfsleven. Innovatie als bron voor bestendigheid in de economische structuur, of als basis voor toekomstige structuren, wordt gewaardeerd met punten voor nieuwe producten of nieuwe processen (op schaal van de aanvrager). Een wens is het hergebruik van leegstaande bedrijfsgebouwen te bevorderen. Indien een project gebruik maakt van een leegstaand bedrijfsgebouw als locatie waar de investering plaats vindt dan wordt dit positief gewaardeerd. Bovengenoemde criteria zijn nadrukkelijk geen uitsluitingscriteria. 4.3 Afwegingskader arbeidsplaatsenregeling Het verlenen van een bijdrage uit de arbeidsplaatsenregeling wordt bepaald in de volgende stappen: 1. Bepalen of project voldoet aan voorwaarden regeling (o.a. minimum aantal FTE). De subsidie heeft tot doel steun te bieden in de vorm van een arbeidsplaatsenregeling aan nieuwe en bestaande bedrijven ten behoeve van een economische activiteit in de Vierkant voor Werk-regio; 2. Bepalen of de aanvrager behoort tot het MKB; 3. Bepalen van de score die aan het project wordt toegekend, op basis van de criteria en punten volgens tabel 2; 4. Bij behalen drempel minimum aantal punten totaalniveau (60) / werkgelegenheid (10 punten, gelijk aan 5 FTE) kan subsidie worden verstrekt aan de partij rekening houdend met de maximumbedragen per FTE en op totaalniveau. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 38 Tabel 2: Afwegingskader arbeidsplaatsenregeling Werkgelegenheid Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen bij de aanvragende onderneming Maximale score 40 40 Drempelscore 10 Economische structuur Opleidingsfaciliteiten voor werknemers, inclusief aanbieden (praktijk) stage en/of samenwerking met lokale regionale opleidingsinstellingen Daadwerkelijke concurrentie in locatiekeuzeproces Maximale score Maatschappelijke opgave Economische activiteit heeft betrekking op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie Economische activiteit speelt in op duurzaamheid (CO2-reductie, biobased economy, circulaire economie) Investering ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en/of vermarkting van de voor de regio nieuwe producten en/of processen De investering voorafgaand aan de economische activiteit vindt plaats in een leegstaand bedrijfsgebouw Maximum score Maximale totaalscore 10 15 20 10 10 10 5 20 100 Toetsing afwegingskader Bovenstaande scores in het afwegingskader zijn indicatief, gebaseerd op de wensen en verwachte uitwerking in de praktijk. Geadviseerd wordt ‘droog’ te oefenen met het afwegingskader alvorens deze in de regeling vast te stellen. Dit kan op basis van nu al bekende business cases van ondernemers. Met deze voorbeelden kan in de uitwerkingsfase van de regelingen getoetst worden of de criteria en scores in het afwegingskader de gewenste strategische projecten opleveren en voldoende aansluit bij de praktijk. Toelichting op de criteria Werkgelegenheid De score op dit criterium wordt berekend aan de hand van het aantal arbeidsplaatsen dat wordt gecreëerd (tot het maximum van 40 punten), waarbij 2 punten worden gescoord per arbeidsplaats. Economische structuur De bereidheid tot het investeren in (opleiding van) het personeel draagt bij aan versterking van de economische structuur. Het bestaan van daadwerkelijke concurrentie tussen vestigingslocaties in locatiekeuzeproces van een organisatie die zich wil vestigen, dient door de aanvrager te worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van strategische plannen of processen omtrent het handhaven van de vestiging in de regio. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 39 Maatschappelijke opgave In de regio wordt ingezet op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie. Een project gericht op één of meerdere van deze sectoren wordt positief gewaardeerd. In de sectoren wordt ingezet op trends als biobased, circulaire economie en CO2-reductie. Deze zijn samen te vatten als duurzaamheid. Indien een project hierop is gericht wordt dat positief gewaardeerd. Een wens is het hergebruik van leegstaande bedrijfsgebouwen te bevorderen. Indien een project gebruik maakt van een leegstaand bedrijfsgebouw als locatie waar de investering plaats vindt dan wordt dit positief gewaardeerd. Bovengenoemde criteria zijn nadrukkelijk geen uitsluitingscriteria. 4.4 Afwegingskader rentekostenregeling De steun wordt bepaald in de volgende stappen: 1. Bepalen of project voldoet aan voorwaarden regeling (o.a. aantonen lening); 2. Bepalen of de aanvrager behoort tot het MKB; 3. Bepalen van de score die aan het project wordt toegekend, op basis van de criteria en punten volgens tabel 3. 4. Bij behalen drempel minimum aantal punten totaalniveau (60) / werkgelegenheid (10) kan subsidie worden verstrekt aan de partij; 5. Maximum omvang steun bepalen door het laagste bedrag te kiezen tussen jaarlijks 3% van het leenbedrag en 50% van de door de onderneming jaarlijks te betalen rente, met in beide gevallen een maximum van € 100.000 over periode van drie jaar. Tabel 3: Afwegingskader rentekostenregeling Werkgelegenheid Aantal gecreëerde / behouden arbeidsplaatsen bij de aanvragende onderneming Maximale score Drempelscore Economische structuur Verankering van het bedrijf in de regio Opleidingsfaciliteiten voor werknemers, inclusief aanbieden (praktijk) stage en/of samenwerking met lokale regionale opleidingsinstellingen Daadwerkelijke concurrentie in locatiekeuzeproces Maximale score Maatschappelijke opgave Project heeft betrekking op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie Project speelt in op duurzaamheid (CO2-reductie, biobased economy, circulaire economie) Investering ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en/of vermarkting van de voor de regio nieuwe producten en/of processen De investering vindt plaats in een leegstaand bedrijfsgebouw Maximum score Maximale totaalscore 40 40 10 10 10 10 30 10 5 10 5 30 100 Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 40 Toetsing afwegingskader Bovenstaande scores in het afwegingskader zijn indicatief, gebaseerd op de wensen en verwachte uitwerking in de praktijk. Geadviseerd wordt ‘droog’ te oefenen met het afwegingskader alvorens deze in de regeling vast te stellen. Dit kan op basis van nu al bekende business cases van ondernemers. Met deze voorbeelden kan in de uitwerkingsfase van de regelingen getoetst worden of de criteria en scores in het afwegingskader de gewenste strategische projecten opleveren en voldoende aansluit bij de praktijk. Toelichting op de criteria Werkgelegenheid De score op dit criterium wordt berekend aan de hand van het aantal arbeidsplaatsen dat wordt gecreëerd dan wel behouden (tot het maximum van 40 punten): Voor grootbedrijf: 1 punt per gecreëerde arbeidsplaats; 0,5 punt per behouden arbeidsplaats. Voor midden- en kleinbedrijf: 2 punten per gecreëerde arbeidsplaats; 1 punt per behouden arbeidsplaats. De minimumdrempel van 10 punten op dit onderdeel moet borgen dat projecten die niet scoren op dit onderdeel geen gebruik kunnen maken van de regeling. Monitor van het effect op de werkgelegenheid kan plaatsvinden door een goede onderbouwing door de aanvrager vooraf en een gedegen verantwoording bij indiening van de eindvaststelling. Door de uitvoeringsorganisatie kan dit worden gekwantificeerd als nieuw of behoud van bestaande werkgelegenheid. Economische structuur Verankering van het bedrijf als gevolg van de investering ziet op de aannemelijkheid dat het bedrijf als gevolg van de investering voor lange(re) tijd in de regio blijft gevestigd. De mate van verankering kan onder andere blijken uit relaties met toeleveranciers in de regio. Hiermee ontstaan indirecte werkgelegenheidseffecten, waarmee de economische structuur wordt versterkt. Ook bereidheid tot het investeren in (opleiding van) het personeel draagt bij aan versterking van de economische structuur. Het bestaan van daadwerkelijke concurrentie tussen vestigingslocaties in locatiekeuzeproces van een organisatie die zich wil vestigen, dient door de aanvrager te worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van strategische plannen of processen omtrent het handhaven van de vestiging in de regio. Maatschappelijke opgave In de regio wordt ingezet op de prioritaire sectoren HTSM, Chemie, Logistiek en Energie. Een project gericht op één of meerdere van deze sectoren wordt positief gewaardeerd. In de sectoren wordt ingezet op trends als biobased, circulaire economie en CO2-reductie. Deze zijn samen te vatten als duurzaamheid. Indien een project hierop is gericht wordt dat positief gewaardeerd. Er wordt sterk ingezet op het bewerkstelligen van een transitie naar een meer kennisintensief en innovatief bedrijfsleven. Innovatie als bron voor bestendigheid in de economische structuur, of als basis voor toekomstige structuren, wordt gewaardeerd met punten voor nieuwe producten of nieuwe processen (op schaal van de aanvrager). Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 41 Een wens is het hergebruik van leegstaande bedrijfsgebouwen te bevorderen. Indien een project gebruik maakt van een leegstaand bedrijfsgebouw als locatie waar de investering plaats vindt dan wordt dit positief gewaardeerd. Bovengenoemde criteria zijn nadrukkelijk geen uitsluitingscriteria. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 42 Bijlagen A. Fiche Regionale Investeringssteun Drenthe (RID) B. Fiche Arbeidsplaatsenregeling (APR) C. Fiche Rentekortingsregeling (RKR) De fiches geven per instrument een overzicht van Definitie; De toepassingsmogelijkheden van het instrument; De voor- en nadelen; Resultaat in de vorm van toegevoegde waarde, stimulerend effect en additionaliteit t.a.v. bestaand instrumentarium; Sturingsmogelijkheden; Risico’s op verschillende niveaus met de bijbehorende beheersmaatregelen: o Financieel; o Organisatorisch; o Politiek; o Juridisch. D. Overzicht financieringsaanbod E. Memo reflectie concept RID 2016 F. Behoeftenonderzoek MKB financiering Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 43 Bijlage A Fiche Regionale Investeringssteun Drenthe ALGEMEEN DEFINITIE Definitie Steunregeling voor nieuwe vestiging, uitbreiding, diversificatie of fundamentele wijziging van of bij een onderneming in afgebakend gebied gericht op het creëren van werkgelegenheid. TOEPASSING Omschrijving Onderneming ontvangt een éénmalige financiële ondersteuning ter dekking van een deel van zijn investeringskosten voor nieuwe vestiging, uitbreiding of, diversificatie of fundamentele wijziging van of bij zijn onderneming. Daarbij is het gebied waarin de onderneming gevestigd moet zijn of zich gaat vestigen gedefinieerd. De financiële ondersteuning wordt verleend op basis van een percentage van de totale kosten. Indien de kosten lager uitvallen, kan de subsidie lager worden vastgesteld. Na uitvoering van de activiteit hoeft de financiële ondersteuning niet terug te worden betaald. Voordelen Nadelen Toepasbaar voor alle sectoren? Vergroting van investeringsbereidheid onderneming. Vooraf duidelijk voor welke activiteiten en voor welke hoogte subsidie wordt verleend. Aantrekkelijk: Inzetbaar voor de directe investeringskosten van een onderneming. Veel ruimte voor subsidieverstrekker vooraf om keuze te maken welke investeringen te ondersteunen. Beoordeling op basis van vooraf gedefinieerde criteria is mogelijk. Differentiatie in steunbedragen/percentage per type investering en type onderneming relatief eenvoudig in regeling te verwerken. Subsidie instrument (niet revolverend), waarbij verleende financiële ondersteuning niet terugbetaald hoeft te worden. Subsidie op basis van werkelijk gerealiseerde kosten, kan lager uitvallen bij lagere kosten. In het vooruitzicht gestelde bedragen in onderhandelingstrajecten over locatiekeuze kunnen daardoor lager uitvallen. Administratieve lasten door afrekenen op basis van werkelijk gerealiseerde kosten. Slechts de investeringskosten opnemen als subsidiabele, om zodoende de kosten waar veel voorwaarden aan verbonden zijn (grondkosten, loonkosten) vanuit het oogpunt van een makkelijk toegankelijke regeling niet worden opgenomen. De volgende sectoren worden, op basis van de staatssteunregelgeving, uitgesloten: De ijzer- en staalindustrie; De kolenindustrie; De scheepsbouw; De synthetische vezelindustrie; De vervoerssector en de daarmee verbandhoudende infrastructuur; De energieproductie, -distributie en –infrastructuur (naar definitie van de Europese Commissie); Visserij- en aquacultuursector; Primaire landbouwproductie; Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 44 Sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen. RESULTAAT Toegevoegde waarde voor aanvrager De ondernemer die staat voor een investeringskeuze krijgt een financiële ondersteuning voor een deel van de investering, die hij anders zelf of via bank / private investeerder had moeten financieren. Hierdoor stimulans om te kiezen de investering uit te voeren in het gedefinieerde gebied. Daarbij kan de financiële ondersteuning ook een stimulans zijn om deze investering eerder in de tijd of in een grotere omvang plaats te laten vinden. Uit de evaluatie IPR 1998-2002 blijkt dat steun voor investering het type overheidssteun is dat de investeringsbereidheid van ondernemers het meest beïnvloed. Stimulerend effect Rechtstreeks effect op de investeringsbereidheid van een ondernemer. Deze investering leidt tot werkgelegenheid, wanneer daarop bij de selectie wordt gestuurd. In de tijd is er een vertraging doordat eerst de investering plaats vindt, waarmee de mogelijkheden worden gecreëerd om medewerkers aan te nemen. Additionaliteit t.o.v. bestaand instrumentarium Momenteel geen instrumentarium voorhanden op landelijk en regionaal niveau die partijen financiële ondersteuning biedt bij vestiging, uitbreiding of verplaatsing. Slechts ten dele is er met de MIA/VAMILL een fiscale stimuleringsmaatregel (landelijk) beschikbaar voor milieuvriendelijke investeringen in machines. STURING VANUIT OVERHEID Keuze voor aanvragende partij Sturing op keuze van aanvragers is in de basis afhankelijk van de volgorde van binnenkomst van aanvragen en het plafond van de regeling. De criteria c.q. het afwegingskader (algemeen of heel specifiek) en de inrichting van het besluitvormingsproces (bijv. wel of geen beoordelingscommissie) bepalen vervolgens hoe sterk gestuurd kan worden op de keuze van aanvragers. Een alternatief is het werken met een tendersysteem: dan is er een keuzemogelijkheid tussen aanvragers, maar wel o.g.v. inhoudelijke, financiële en juridische criteria. Zie ook hoofdstuk drie ten aanzien van dit onderwerp Sturing gedurende uitvoering Tijdens de uitvoering is de mate van sturing beperkt. Partijen kunnen verplicht worden gesteld om tussentijds te rapporteren, om inzicht in status project en gerealiseerde kosten te verkrijgen. Sturing op doelrealisatie (FTE en Trends in sectoren) Sturing op doelen is mogelijk op het niveau van de regeling: daar worden de gewenste doelen vastgelegd. Op het niveau van aanvragen is weinig ruimte voor onderhandeling, alleen beoordeling / overleg over te leveren prestatie in relatie tot de steun. Zie ook hoofdstuk drie ten aanzien van dit onderwerp FINANCIËLE RISICO’S Financiële gevolgen bij niet voldoen aan de eisen Risico Partijen voeren de investering niet uit, danwel activa is buiten gebruik gesteld. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 45 Partijen hebben de activa bij afronding niet meer in bezit. De subsidie wordt lager vastgesteld, maar is niet terugvorderbaar omdat deze al is uitbetaald. Beheersmaatregel Inzicht in financiën Aanvraagformulier: onderbouwing uitvoeringsrisico’s investering, gedegen onderbouwing begroting. Controleverklaring vragen bij vaststelling. In de regeling kunnen situaties worden opgenomen (bv instandhouding) in welk geval de subsidie niet uitgekeerd wordt: o Activa is niet meer in het bezit van de aanvragende partij / buiten gebruik gesteld; o Partijen voldoen niet meer aan in de regeling gestelde voorwaarden; Voorschotten uitkeren op basis van gerealiseerde kosten, met slechts een beperkt werkvoorschot (max. 10%). Risico Voor het inzicht in de financiën gelden de volgende uitgangspunten: Bereiken subsidieplafond wordt bepaald door hoeveelheid complete aanvragen, dat voldoet aan voorwaarden en minimale beoordelingsscore behaald; Bij het bereiken van het subsidieplafond wordt regeling gesloten. Daarmee houden de volgende risico’s verband: Bereiken subsidieplafond kan gebeuren door meerdere aanvragen op één dag; Risico van onderuitputting als regeling niet aantrekkelijk is. Beheersmaatregel Betrouwbaarheid partner Goede borging in beheerssystemen om overzicht uitputting van de regeling bij te houden. In regeling situatie voorzien dat plafond overschreden wordt door meerdere aanvragen op één dag (loting). Risico Onbekende partners. Risicovolle projecten. Partijen die tijdens uitvoering failliet gaan. Beheersmaatregel Vanuit staatssteun de eis te toetsen of partij niet in financiële moeilijkheden verkeerd. Verklaring bijvoegen bij aanvraag. ORGANISATORISCHE RISICO’S Uitvoeringsorganisatie Risico Onvoldoende kennis van beoordeling bedrijfsplannen. Uitvoeringskosten. Beheersmaatregel Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 46 Uitvoeringsrisico’s Uitvoering beleggen bij een gespecialiseerde uitvoeringsorganisatie als SNN, bekend met de uitvoering van vergelijkbare regeling, RIG. De uitvoeringskosten zijn onderdeel van het budget. Concrete afspraak met uitvoeringsorganisatie over hoogte van uitvoeringskosten (afhankelijk van budget). Risico Subjectiviteit beoordeling projecten. Regeling inflexibel door veelheid aan voorwaarden. Lange doorlooptijd beheersfase. Partij verkoopt activa direct na afloop van het project. Beheersmaatregel Beoordelingscommissie voor het beoordelen van de projecten o.b.v. objectieve scoringscriteria. Lange doorlooptijd beheerfase beperken door maximale looptijd projecten. Na afrekening laatste project kan beheer worden afgesloten, behoudens loketfunctie voor meldingen aangaande instandhoudingsplicht / actieve controle hierop. Beperkt aantal voorwaarden: o Minimale omvang investering, per type onderneming; o Uit te sluiten activiteiten; o Sectoren, plus uit te sluiten sectoren; o Voorwaarden vanuit staatssteun (financiële moeilijkheden, instandhouding, stimulerend effect); o Maximale steunbedrag en maximumpercentage, per type investering en per type onderneming; o Subsidiabele kosten (wordt beperkt door staatssteun); o % inbreng eigen middelen; o Maximale looptijd; Verplichting vanuit staatssteun dat nadat de investering is voltooid, deze in het betrokken gebied behouden blijft gedurende ten minste vijf jaar of, in het geval van MKB, ten minste drie jaar. Een en ander staat er niet aan in de weg dat installaties of uitrusting die in deze periode verouderd of defect raken, worden vervangen, op voorwaarde dat de economische activiteiten gedurende de betrokken minimumperiode in het bewuste gebied behouden blijven. Subsidie op basis hiervan terugvorderbaar. POLITIEK/BESTUURLIJKE RISICO’S Imago van instrument Risico De regeling slaat niet aan en / of voorziet niet in de behoefte. Kans op onderbesteding budget. Doelen worden niet gerealiseerd. Beheersmaatregel Maximaal steunbedrag, maximale steunpercentage en subsidieplafond regelen in apart uitvoeringsbesluit. De variabelen maximum steunbedrag en subsidieplafond aan te passen op basis succes regeling en nog beschikbare budget. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 47 JURIDISCHE RISICO’S Staatssteun (per type onderneming) Vrijstellingsmogelijkheden Op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening kan op basis van art. 15 ‘Regionale steun’ steun verleend worden voor investeringen. Regionale steun die wordt toegekend ten behoeve van een initiële investering of een initiële investering in nieuwe economische activiteiten. Steun aan MKB kan worden verleend ten behoeve van iedere vorm van initiële investering. Steun voor grote ondernemingen wordt toegekend voor een initiële investering ten behoeve van een nieuwe economische activiteit in het betrokken gebied. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten van investeringen in materiële en immateriële activa. Daarbij gelden voor immateriële activa specifieke voorwaarden, wanneer deze in aanmerking komen. Vanuit staatssteun is ondersteuning voor de bijkomende loonkosten mogelijk. Dit brengt echter dermate hoge administratieve lasten met zich mee in het aantonen van de gecreëerde arbeidsplaatsen, dat voorgesteld wordt hier geen gebruik van te maken. Voor gebieden buiten de regionale steunkaart is art. 17 van toepassing. Maximum steunpercentages / bedragen per type onderneming Maximumbedrag artikel 14 Maximumbedrag vanuit staatssteunoptiek is € 7,5 mln. per grote onderneming voor een periode van 3 jaar. Maximumbedrag vanuit staatssteunoptiek voor een middelgrote onderneming is maximaal € 10 mln. voor een periode van drie jaar. Maximumbedrag vanuit staatssteunoptiek voor een kleine onderneming is maximaal € 15 mln. voor een periode van drie jaar. De drie jaar komt voort uit het feit dat indien een nieuwe investering door dezelfde begunstigde (op groepsniveau) wordt opgestart binnen een periode van drie jaar in dezelfde regio, deze als onderdeel wordt beschouwd van hetzelfde investeringsproject. De ruimte is daarmee drie jaar, voor alle initiële investeringen van die begunstigde. Ligt het verleende bedrag onder dit maximumbedrag, dan ontstaat er dus ruimte om een partij meerdere malen te ondersteunen, in geval van nieuwe investeringen passend onder de regeling. Let op, dit is het maximumbedrag vanuit staatssteun. Dit kan vervolgens verder worden begrensd door eigen keuze voor maximumbedrag dat per begunstigde beschikbaar wordt gesteld. Maximumpercentage artikel 14 Grote ondernemingen een maximale steunintensiteit van 10% (tot max. € 50 mln. in aanmerking komende kosten, voor de kosten tussen € 50 mln. en € 100 mln. kan slechts 5% steun worden verleend). Middelgrote onderneming maximaal 20% (met max. € 50 mln. in aanmerking komende kosten) Kleine onderneming maximaal 30% (met max. € 50 mln. in aanmerking komende kosten) De aanvragende partij dient zelf een financiële bijdrage van ten minste 25% van de in aanmerking komende kosten te leveren, hetzij uit eigen middelen Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 48 hetzij via externe financiering, in een vorm die vrij is van enige steun van de overheid. Afwijkende voorwaarde artikel 17 Artikel 17 kan dezelfde kosten afdekken, maar verschilt doordat: Steun aan grootbedrijven is niet mogelijk; De steunpercentages voor middelgrootbedrijf bedraagt 10%, voor kleinbedrijf 20%. Beperkende voorwaarden Type projecten Voor MKB kan steun verstrekt worden voor de investering in materiële en immateriële activa, bedoeld als initiële investering, die verband houdt met: De oprichting van een nieuwe vestiging, of; De diversificatie van de productie van een vestiging naar producten die voordien niet in de vestiging werden vervaardigd, of; Fundamentele wijziging van het volledige productieproces van een bestaande vestiging, of; De overname van activa die behoren tot een vestiging die is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen en die wordt verworven door een investeerde zonder banden met de verkoper, met uitsluiting van de enkele verwerving van de aandelen van een onderneming. Voor grootbedrijven is dit beperkt tot de investering in materiële en immateriële activa die verband houdt met: De oprichting van een nieuwe vestiging, of; De diversificatie van de activiteit op de vestiging, op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar met de activiteit die voordien in die vestiging werd uitgevoerd, of; De overname van activa die behoren tot een vestiging die is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen en die wordt verworven door een investeerde zonder banden met de verkoper, op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar met de activiteit (gedefinieerd met codes) die in die vestiging werd uitgeoefend voor de overname ervan. Kosten Vanuit staatssteun zijn er strikte voorwaarden ten aanzien van de kosten die in aanmerking mogen worden genomen voor de te verlenen steun. Hier moet in de regeling rekening mee worden gehouden. Enkele van deze voorwaarden zijn: Bij een fundamenteel wijzigingsproject zijn de subsidiabele kosten hoger dan de in de drie voorgaande belastingjaren doorgevoerde afschrijving voor de met de te moderniseren activiteit verband houdende activa; Bij een diversificatieproject zijn de subsidiabele kosten ten minste 200% hoger dan de boekwaarde van de activa die opnieuw worden gebruikt, zoals die in het belastingjaar voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden is geboekt; Activa is nieuw, behalve bij MKB en overname van een vestiging; Kosten met betrekking tot de huur / leasing van materiële activa kunnen onder voorwaarden in aanmerking worden genomen; De verwerving van activa in geval van overname kunnen onder voorwaarden in aanmerking worden genomen; Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 49 Immateriële activa kunnen onder voorwaarden in aanmerking worden genomen; Nadat investering is voltooid wordt deze 5 jaar (grootbedrijf) of 3 jaar (MKB) behouden voor het betreffende gebied. Wanneer in aanmerking komende kosten worden berekend aan de hand van de geraamde loonkosten die voortvloeien uit banencreatie door een initiële investering, berekend over een periode van twee jaar, dan dienen drie voorwaarden in acht te worden genomen: o Het investeringsproject leidt tot een nettotoename van het aantal werknemers, in de betrokken vestiging, in vergelijking met het gemiddelde van de voorbije twaalf maanden, dat wil zeggen dat alle verloren gegane banen in mindering worden gebracht op het tijdens deze periode schijnbare aantal geschapen arbeidsplaatsen; o Iedere arbeidsplaats wordt binnen drie jaar na de voltooiing van de werkzaamheden ingevuld, en; o Iedere via de investering geschapen arbeidsplaats blijft binnen het betrokken gebied behouden gedurende een periode van ten minste vijf jaar te rekenen vanaf het tijdstip dat de arbeidsplaats voor het eerst werd ingevuld, of drie jaar in het geval van MKB. o De AGVV schrijft niet voor welke bewijslast hiervoor dient te worden aangeleverd. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 50 Bijlage B Fiche Arbeidsplaatsenregeling (APR) ALGEMEEN DEFINITIE Definitie Vast bedrag aan steun voor een gecreëerde arbeidsplaats TOEPASSING Omschrijving Onderneming ontvangt een financiële ondersteuning ter dekking van een deel van de loonkosten van een nieuw aan te stellen werknemer. De financiële ondersteuning wordt berekend op basis van een vast bedrag per aan te stellen werknemer. Hierbij geldt een minimum (5) en maximum aantal werknemers (20) waarvoor ondersteuning binnen een project kan worden aangevraagd. De financiële ondersteuning hoeft niet terug te worden betaald. Daarbij is het gebied waarin de onderneming gevestigd moet zijn of zich gaat vestigen gedefinieerd. Voordelen Nadelen Toepasbaar voor alle sectoren? Vergroting van investeringsbereidheid onderneming. Vooraf duidelijk voor welke activiteiten en voor welke hoogte subsidie wordt verleend. Inzetbaar voor de directe loonkosten van een onderneming die verband houden met uitbreiding of vestigingsproject. Afrekenen op basis van prestatie mogelijk, er is een duidelijke link tussen de financiële bijdrage en de prestatie. Lage administratieve lasten bij afrekenen op prestatie, hogere administratieve lasten bij afrekenen op basis van kosten. Subsidie instrument (niet revolverend), waarbij verleende financiële ondersteuning niet terugbetaald hoeft te worden. Afhankelijk van keuzes: doorlooptijd beheerfase. Inzet instrument met toepassing de-minimis. Dit beperkt de ruimte voor partijen om ook voor andere steun de-minimis toe te passen. Danwel beperkt dit de steunruimte voor partijen als in de voorgaande drie jaar al de-minimissteun is ontvangen. Bij afrekenen op basis kosten: Als kosten lager uitvallen, dan lagere subsidie. Bij afrekenen op basis prestatie: Prestatie dekt nooit alle mogelijkheden tot misbruik af. De volgende sectoren worden, op basis van de gekozen staatssteunregelgeving, uitgesloten: Visserij- en aquacultuursector; Primaire landbouwproductie; Sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen; RESULTAAT Toegevoegde waarde voor aanvrager De ondernemer die staat voor een investeringskeuze krijgt een financiële ondersteuning voor een deel van de loonkosten die hij anders zelf of via bank / private investeerder had moeten financieren. Hierdoor stimulans in de keuze een investering uit te voeren en werknemers aan te nemen in het gedefinieerde gebied. Daarbij kan de financiële ondersteuning ook een stimulans zijn om deze investering eerder in de tijd plaats te laten vinden. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 51 Stimulerend effect Rechtstreeks effect op het in dienst nemen van medewerkers. Indien gekoppeld aan investering is er in de tijd een vertraging doordat eerst de investering plaats vindt, waarmee de mogelijkheden worden gecreëerd om medewerkers aan te nemen. Additionaliteit t.o.v. bestaand instrumentarium Buiten specifieke doelgroepsubsidies, geen bestaand instrumentarium dat inspeelt op loonkosten. Door zowel RID als APR aan te bieden, ontstaat instrumentarium om partij te ondersteunen bij de investering, danwel bij de loonkosten die verband houden met uitbreiding en vestiging. STURING VANUIT OVERHEID Keuze voor aanvragende partij Sturing op keuze van aanvragers is in de basis afhankelijk van de volgorde van binnenkomst van aanvragen en het plafond van de regeling. De criteria c.q. het afwegingskader (algemeen of heel specifiek) en de inrichting van het besluitvormingsproces (bijv. wel of geen beoordelingscommissie) bepalen vervolgens hoe sterk gestuurd kan worden op de keuze van aanvragers. Een alternatief is het werken met een tendersysteem: dan is er een keuzemogelijkheid tussen aanvragers, maar wel o.g.v. inhoudelijke, financiële en juridische criteria. Zie ook hoofdstuk drie ten aanzien van dit onderwerp Sturing gedurende uitvoering Tijdens de uitvoering is de mate van sturing beperkt. Partijen kunnen verplicht worden gesteld om tussentijds te rapporteren, om inzicht in status project en gerealiseerde kosten te verkrijgen. Sturing op doelrealisatie (FTE) Sturing op doelen is mogelijk op het niveau van de regeling: daar worden de gewenste doelen vastgelegd. Op het niveau van aanvragen is weinig ruimte voor onderhandeling, alleen beoordeling / overleg over te leveren prestatie in relatie tot de steun. De mogelijkheid te focussen op het creëren van arbeidsplaatsen kan worden ingevoegd door af te rekenen op basis van prestatie, in plaats van op kosten. Hiervoor biedt het Uniform subsidiekader de mogelijkheid, voor subsidiebedragen tot € 125.000. Daarbij wordt niet gekeken naar de hoogte van de kosten (geen controleverklaring accountant), maar enkel of prestatie is behaald. Daarbij kan per omschreven prestatie, te koppelen aan het in dienst nemen en vervolgens houden van een medewerker, een bedrag worden uitbetaald. Hierbij is het van belang dat de prestatie door de uitvoerder beïnvloedbaar is, meetbaar is en te koppelen is aan de financiële bijdrage. Dit instrument wordt vooral ingezet voor incidentele subsidies voor specifieke projecten met een laag risico. Deze variant is enkel mogelijk met toepassing van de-minimissteun. Zie ook hoofdstuk drie ten aanzien van dit onderwerp FINANCIËLE RISICO’S Financiële gevolgen bij niet voldoen aan de eisen Risico Bij afrekenen op basis prestatie: Er is een risico voor de uitvoerende partijen dat bij het niet behalen van de prestatie de financiering niet (volledig) verstrekt kan worden. De subsidie wordt lager vastgesteld, maar is niet terugvorderbaar omdat deze al is uitbetaald. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 52 Beheersmaatregel Inzicht in financiën Aanvraagformulier: Onderbouwing uitvoeringsrisico’s, gedegen onderbouwing begroting. Bij afrekenen op basis prestatie: Prestaties zo SMART mogelijk omschrijven. Daarbij prestatie per gerealiseerde FTE afspreken, in plaats van prestatie voor alle te realiseren FTE tezamen. Zodoende kan per FTE subsidie uitgekeerd worden, ook als totaal aantal FTE achter blijft bij de inschatting vooraf. Bij afrekenen op basis kosten: De financiële ondersteuning wordt verleend op basis van een percentage van de kosten. Indien de kosten lager uitvallen, kan de subsidie lager worden vastgesteld. Voorschotten uitkeren op basis van gerealiseerde kosten/prestatie. Risico Voor het inzicht in de financiën gelden de volgende uitgangspunten: Bereiken subsidieplafond wordt bepaald door hoeveelheid complete aanvragen, dat voldoet aan voorwaarden en minimale beoordelingsscore behaald; Bij het bereiken van het subsidieplafond wordt regeling gesloten. Daarmee houden de volgende risico’s verband: Bereiken subsidieplafond kan gebeuren door meerdere aanvragen op één dag; Risico van onderuitputting als regeling niet aantrekkelijk is. Beheersmaatregel Betrouwbaarheid partner Goede borging in beheerssystemen om overzicht uitputting van de regeling bij te houden. In regeling situatie voorzien dat plafond overschreden wordt door meerdere aanvragen op één dag (loting). Risico Onbekende partners. Risicovolle projecten. Partijen die tijdens uitvoering failliet gaan. Beheersmaatregel Goede toets op business case en financiering van project bij aanvraag. In geval van gebruik regionale steunkaart als staatssteunvrijstelling: Vanuit staatssteun de eis te toetsen of partij niet in financiële moeilijkheden verkeerd. Verklaring bijvoegen bij aanvraag. ORGANISATORISCHE RISICO’S Uitvoeringsorganisatie Risico Onvoldoende kennis van beoordeling bedrijfsplannen. Uitvoeringskosten. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 53 Beheersmaatregel Uitvoeringsrisico’s Uitvoering beleggen bij een gespecialiseerde uitvoeringsorganisatie De uitvoeringskosten zijn onderdeel van het budget. Concrete afspraak met uitvoeringsorganisatie over hoogte van uitvoeringskosten (afhankelijk van budget). Risico Subjectiviteit beoordeling projecten. Regeling inflexibel door veelheid aan voorwaarden. Lange doorlooptijd beheersfase. Partij neemt personeel slechts aan voor de in de regeling gestelde termijn, om de subsidie binnen te halen. Beheersmaatregel Beoordelingscommissie voor het beoordelen van de projecten o.b.v. objectieve scoringscriteria. Zie ook hoofdstuk drie ten aanzien van dit onderwerp Beperkt aantal voorwaarden. Goede prestatie afbakening met aan te leveren bewijsstukken. Meenemen in overweging hoogte subsidiebedrag per prestatie. POLITIEK/BESTUURLIJKE RISICO’S Imago van instrument Risico De regeling slaat niet aan en / of voorziet niet in de behoefte. Kans op onderbesteding budget. Doelen worden niet gerealiseerd. Beheersmaatregel Maximaal steunbedrag en subsidieplafond regelen in apart uitvoeringsbesluit. De variabelen maximum steunbedrag en subsidieplafond aan te passen op basis succes regeling en nog beschikbare budget. JURIDISCHE RISICO’S Staatssteun (per type onderneming) Vrijstellingsmogelijkheden Op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, artikel 15 ‘Regionale steun’, kan steun voor loonkosten worden verleend. Dit brengt echter dermate hoge administratieve lasten met zich mee in het aantonen van de gecreëerde arbeidsplaatsen, dat voorgesteld wordt hier geen gebruik van te maken. Deze voorwaarden zijn: Wanneer in aanmerking komende kosten worden berekend aan de hand van de geraamde loonkosten die voortvloeien uit banencreatie door een initiële investering, berekend over een periode van twee jaar, dan dienen drie voorwaarden in acht te worden genomen: o Het investeringsproject leidt tot een nettotoename van het aantal werknemers, in de betrokken vestiging, in vergelijking met het gemiddelde van de voorbije twaalf maanden, dat wil zeggen dat alle verloren gegane banen in mindering worden gebracht op het tijdens deze periode schijnbare aantal Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 54 o o o geschapen arbeidsplaatsen; Iedere arbeidsplaats wordt binnen drie jaar na de voltooiing van de werkzaamheden ingevuld, en; Iedere via de investering geschapen arbeidsplaats blijft binnen het betrokken gebied behouden gedurende een periode van ten minste vijf jaar te rekenen vanaf het tijdstip dat de arbeidsplaats voor het eerst werd ingevuld, of drie jaar in het geval van MKB. De AGVV schrijft niet voor welke bewijslast hiervoor dient te worden aangeleverd. De AGVV kent ook een algemene titel tot het verstrekken van loonkostensubsidie voor steun ten behoeve van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap. Deze is gericht op werknemers met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dit is niet het doel van de regeling en daarom niet nader verkend. Als alternatief kan er gebruik worden gemaakt van de de-minimisverordening. Dit is een generieke vrijstellingsmogelijkheid waarbij iedere partij (op groepsniveau) een ondersteuning mag ontvangen van max. 200.000 in een periode van drie jaar. Maximum steunpercentages / bedragen per type onderneming Maximumbedrag Maximumbedrag is € 200.000 in een periode van drie jaar. Voor de-minimissteun geldt dat over een periode van drie jaar tot 200.000 euro aan steun mag worden verleend. Als dit plafond is bereikt, bijvoorbeeld door ontvangen steun van andere overheden, mag in het betreffende jaar geen de-minimissteun meer worden verleend. Let op, dit is het maximumbedrag vanuit staatssteun. Dit kan vervolgens verder worden begrensd door eigen keuze voor maximumbedrag dat per begunstigde beschikbaar wordt gesteld. Maximumpercentage 100% Beperkende voorwaarden Maximumbedrag over periode van drie jaar. De-minimisverklaring opvragen bij aanvraag, om steunruimte te toetsen. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 55 Bijlage C Fiche Rentekostenregeling ALGEMEEN DEFINITIE Definitie Financiële bijdrage voor de rente die een partij betaalt aan een externe financier voor een door deze externe partij verstrekte lening. TOEPASSING Omschrijving Onderneming ontvangt een financiële bijdrage ter dekking van een deel van de rentelasten op een lening. Deze lening is aangegaan voor de investeringskosten voor nieuwe vestiging, uitbreiding, diversificatie of fundamentele wijziging, of innovatie van of bij de onderneming. In aanmerking komende leningen die verstrekt zijn door een externe financier (bancaire instelling, NOM NV of het MKB-fonds). De financiële ondersteuning wordt voor een vooraf gedefinieerde periode jaarlijks overgemaakt aan de aanvragende partij. Daarbij is het gebied waarin de onderneming gevestigd moet zijn of zich gaat vestigen gedefinieerd om in aanmerking te komen voor de rentekostenregeling. De financiële ondersteuning hoeft niet terug te worden betaald. Voordelen Nadelen Toepasbaar voor alle sectoren? Verlaging van financiële lasten, lening voor de aanvragende partij, positieve invloed op investeringsbereidheid. Effect op de kapitaalverstrekker, meer financiële ruimte voor aanvragende partij om te voldoen aan rentebetaling / aflossing. Beschikbare kapitaal op financieringsmarkt wordt aantrekkelijker voor ondernemers in de regio. Geen verdringingseffect t.o.v. bestaand financieringsaanbod van onder meer banken en NOM: hun aanbod wordt beter ontsloten. Inzetbaar voor investeringskosten van een onderneming. Niet discriminerend voor financiering van NOM versus marktpartijen. Keuze te maken welke type leningen (verbandhoudend met type investeringen) te ondersteunen, waarbij herfinanciering van leningen niet in aanmerking komt. Beoordeling op basis van vooraf gedefinieerde criteria is mogelijk. Geen beperkingen ten aanzien van staatssteun die RIG wel kent, daardoor kunnen zowel vergelijkbare als afwijkende investering (behoud bedrijven / innovatie) t.o.v. RIG in aanmerking komen. Volgtijdelijkheid van moment van verstrekken steun: Voorafgaand aan het aangaan van de lening. Als lening niet gesloten wordt, subsidie intrekken. Subsidie instrument (niet revolverend), waarbij verleende financiële ondersteuning niet terugbetaald hoeft te worden. Inzet instrument met toepassing de-minimis. Dit beperkt de ruimte voor partijen om ook voor andere steun de-minimis toe te passen. Danwel beperkt dit de steunruimte voor partijen als in de voorgaande drie jaar al de-minimissteun is ontvangen. Imagogevoelig: De rentekostenregeling beperkt het risico van banken en een partij als NOM die al over publieke middelen beschikt. De volgende sectoren worden, op basis van de gekozen staatssteunregelgeving, uitgesloten Visserij- en aquacultuursector; Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 56 Primaire landbouwproductie; Sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen. RESULTAAT Toegevoegde waarde voor aanvrager De ondernemer die staat voor een investeringskeuze krijgt een financiële ondersteuning, waardoor zijn rentelasten voor een lening worden verlaagd. Dat heeft een beperkte invloed op investeringsbereidheid. Stimulerend effect Niet rechtstreeks. Het instrument intervenieert in het financieringssysteem: het verlaagd de kosten voor een onderneming en maakt leningen daardoor aantrekkelijker. Dat heeft een beperkte invloed op investeringsbereidheid. De investeringen die hieruit volgen kunnen leiden tot werkgelegenheid, wanneer daarop bij de selectie wordt gestuurd. Additionaliteit t.o.v. bestaand instrumentarium Op regionaal niveau is een rentekostenregeling complementair met bestaande (publieke) risicofinanciering. Het instrument kan de inzet van bestaande instrumenten (lening van bank, NOM of MKB-fonds) aantrekkelijker maken en daardoor versterken. Nieuwe leningsvorm met lagere rente zou juist concurrerend zijn met bestaand aanbod van NOM / banken STURING VANUIT OVERHEID Keuze voor aanvragende partij Sturing op keuze van aanvragers is in de basis afhankelijk van de volgorde van binnenkomst van aanvragen en het plafond van de regeling. De criteria c.q. het afwegingskader (algemeen of heel specifiek) en de inrichting van het besluitvormingsproces (bijv. wel of geen beoordelingscommissie) bepalen vervolgens hoe sterk gestuurd kan worden op de keuze van aanvragers. Een alternatief is het werken met een tendersysteem: dan is er een keuzemogelijkheid tussen aanvragers, maar wel o.g.v. inhoudelijke, financiële en juridische criteria. Zie ook hoofdstuk drie ten aanzien van dit onderwerp Sturing gedurende uitvoering Sturing op doelrealisatie (FTE en Trends in sectoren) Tijdens de uitvoering is de mate van sturing beperkt. Partijen kunnen verplicht worden gesteld om tussentijds te rapporteren, om inzicht in status te verkrijgen. Sturing op doelen is mogelijk op het niveau van de regeling: daar worden de gewenste doelen vastgelegd. Op het niveau van aanvragen is weinig ruimte voor onderhandeling, alleen beoordeling / overleg over te leveren prestatie in relatie tot de steun. FINANCIËLE RISICO’S Financiële gevolgen bij niet voldoen aan de eisen Risico Partij sluit lening niet af. Partij voldoet niet aan betaalverplichting rentebetaling lening. De subsidie is niet terugvorderbaar omdat deze al is uitbetaald. Beheersmaatregel De financiële ondersteuning wordt verleend op basis van een percentage van de rentekosten. Indien de kosten lager uitvallen, kan Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 57 Inzicht in financiën de subsidie lager worden vastgesteld. In de regeling kunnen situaties worden opgenomen in welk geval de subsidie niet uitgekeerd wordt: o Subsidie wordt niet afgesloten; o Partij voldoet niet aan betalingsverplichtingen lening; o Partijen voldoen niet meer aan in de regeling gestelde voorwaarden; Voorschotten uitkeren op basis van gerealiseerde kosten, Risico Voor het inzicht in de financiën gelden de volgende uitgangspunten: Bereiken subsidieplafond wordt bepaald door hoeveelheid complete aanvragen, dat voldoet aan voorwaarden en minimale beoordelingsscore behaald; Bij het bereiken van het subsidieplafond wordt regeling gesloten. Daarmee houden de volgende risico’s verband: Bereiken subsidieplafond kan gebeuren door meerdere aanvragen op één dag; Risico van onderuitputting als regeling niet aantrekkelijk is. Beheersmaatregel Betrouwbaarheid partner Goede borging in beheerssystemen om overzicht uitputting van de regeling bij te houden. In regeling situatie voorzien dat plafond overschreden wordt door meerdere aanvragen op één dag (loting). Risico Onbekende partners. Risicovolle projecten. Partijen die tijdens uitvoering failliet gaan. Beheersmaatregel Goede toetsing vooraf, incl. statuten, KvK, kredietwaardigheid en controle gegevens. Gebruik maken van toetsing door kapitaalverstrekker. Beperking van mogelijke keuze kapitaalverstrekkers: bijv. banken, NOM. ORGANISATORISCHE RISICO’S Uitvoeringsorganisatie Risico Onvoldoende kennis van beoordeling bedrijfsplannen en bancaire producten. Uitvoeringskosten. Beheersmaatregel Keuze voor uitvoeringsorganisatie met specialistische kennis, zoals SNN. De uitvoeringskosten zijn onderdeel van het budget. Concrete afspraak met uitvoeringsorganisatie over hoogte van uitvoeringskosten (afhankelijk van budget). Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 58 Uitvoeringsrisico’s Risico Subjectiviteit beoordeling projecten. Regeling inflexibel door veelheid aan voorwaarden. Lange doorlooptijd beheersfase. Beheersmaatregel Beoordelingscommissie voor het beoordelen van de projecten o.b.v. objectieve scoringscriteria. Lange doorlooptijd beheerfase beperken door maximale looptijd. Beperkt aantal voorwaarden in regeling. POLITIEK/BESTUURLIJKE RISICO’S Imago van instrument Risico Imagogevoelig: de rentekostenregeling beperkt het risico van banken en een partij als NOM die al over publieke middelen beschikt. De regeling slaat niet aan en / of voorziet niet in de behoefte. Kans op onderbesteding budget. Doelen worden niet gerealiseerd. Beheersmaatregel Instrument met juiste ‘marketing’ in de markt zetten, toepasbaar op zowel publieke als private financiering. Maximale steunbedrag, maximale steunpercentage en subsidieplafond regelen in apart uitvoeringsbesluit. Uitvoeringsbesluit aan te passen op basis succes regeling. JURIDISCHE RISICO’S Staatssteun (per type onderneming) Vrijstellingsmogelijkheden Voor de rentekostenregeling kan slechts gebruik worden gemaakt van de de-minimisverordening. Dit is een generieke vrijstellingsmogelijkheid waarbij iedere partij (op groepsniveau) een ondersteuning mag ontvangen van max. 200.000 in een periode van drie jaar. Maximum steunpercentages / bedragen per type onderneming Maximumbedrag Maximumbedrag is € 200.000 in een periode van drie jaar. Voor deminimissteun geldt dat over een periode van drie jaar tot 200.000 euro aan steun mag worden verleend. Als dit plafond is bereikt, bijvoorbeeld door ontvangen steun van andere overheden, mag in het betreffende jaar geen de-minimissteun meer worden verleend. Let op, dit is het maximumbedrag vanuit staatssteun. Dit kan vervolgens verder worden begrensd door eigen keuze voor maximumbedrag dat per begunstigde beschikbaar wordt gesteld. Maximumpercentage 100% Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 59 Bijlage D Financieringsaanbod Onderstaand overzicht presenteert het publieke aanbod van financiering in de provincie Drenthe. Het overzicht is niet uitputtend maar geeft een indicatie van de meest relevante financieringsmogelijkheden die door publieke partijen worden aangeboden. Private mogelijkheden, als bancaire leningen of private investeerders, zijn niet in het overzicht opgenomen. De verschillende financieringsmogelijkheden zijn onderverdeeld naar type financiering en thema, op basis van het doel van de financiering. Specifieke regelingen die niet aansluiten bij de doelstelling van de bedrijvenstimuleringsregeling zijn niet meegenomen in dit overzicht. Tabel D1: Overzicht financieringsaanbod Subsidie Fiscaal voordeel (Achtergestelde) lening, participaties en garantstelling Innovatie Duurzaamheid • • • • • MIT VIA Haalbaarheidsproject Innovatie-adviesproject MIT-Tender R&D Samenwerkingsprojecten • Tender Valorisatie (EFRO) • Call Proeftuinen (EFRO) • Call Kennisontwikkeling (EFRO) • Subsidieregeling Energieefficiëntieplan MJA3 • Green deals • DEO • WBSO • MIA • EIA • VAMIL • Innovatiekrediet MKB+-Innovatiekrediet Ondernemingsgroei Overig • Ruimte voor ontwikkeling • Call Human Capital Agenda (EFRO) MKB-fonds Drenthe Qredits- MKB-krediet NOM-Finance MKB-Impulsfonds Garantie Ondernemingsfinanciering • Groeifaciliteit • • • • • Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 60 Bijlage E Memo reflectie concept RID 2016 1 Inleiding Dit memo bevat reflectie van ERAC op de voorgelegde conceptregeling ‘Subsidieregeling Regionale Investeringssteun Drenthe 2016 (RID 2016)’. Deze regeling is één van de mogelijke instrumenten die Drenthe wil instellen ter verbetering van het vestigingsklimaat en ter bevordering van werkgelegenheid. 2 Inhoudelijk Met dank aan de aanwijzing van Noord-Nederland tot steungebied op de Regionale Steunkaart 2014-2020, kan provincie Drenthe gebruik maken van het onderdeel ‘regionale investerings- en exploitatiesteun van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) (Verordening [EU] 651/2014). Een regeling waarmee subsidie kan worden verstrekt op investeringen door ondernemingen in de provincie, is daarbij een relatief eenvoudig en aansprekend instrument. De mogelijkheden tot steunverlening zijn bij regionale steun meer generiek dan onder andere inhoudelijk gerichte onderdelen van de AGVV. Door subsidie op de investering wordt een begroting / business case van de ondernemer direct positief beïnvloed. De opgestelde conceptregeling vertoont vergaande overeenkomsten met de RIG 2015, een vergelijkbare regeling van provincie Groningen. Inhoudelijke afbakening De AGVV biedt ruimte tot steun aan een bredere doelgroep dan nu in de conceptregeling is afgebakend tot ‘stuwende ondernemingen’. Ook de specifieke vermelding van laboratoria in activiteiten en beoordelingscriteria is een keuze die voor (door) provincie Groningen is gemaakt. Vanuit de doelstellingen van provincie Drenthe leggen wij de vraag voor of Drenthe beperkender wil zijn dan de AGVV of niet? En indien ja, of Drenthe dit dan volgens dezelfde afbakeningen wil doen als Groningen, of door middel van eigen criteria? Advies: Neem geen extra afbakeningen of beperkingen op maar benut brede ruimte AGVV. Loonkosten bij regionale steun Krachtens artikel 14, lid 4 onder b van de AGVV kan de steunruimte (mede) worden berekend op basis van de geraamde loonkosten die voortvloeien uit banencreatie door een initiële investering, berekend over een periode van twee jaar. Oftewel: op basis van de bruto salarissen die de ondernemer verwacht uit te betalen aan nieuwe medewerkers, die in dienst worden genomen als gevolg van de investering. Een combinatie van beide grondslagen is ook mogelijk, zie artikel 14, lid 4 onder c. De toetsing van geraamde loonkosten is beduidend meer complex dan toetsing van investeringskosten. Lid 9 stelt extra criteria aan berekening van steunruimte op basis van geraamde loonkosten. In potentie leiden deze tot controlelasten tot acht jaar na het project: Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 61 invulling van de arbeidsplaats uiterlijk drie jaar na voltooiing en vervolgens instandhoudingsverplichting van ten minste vijf jaar. SNN benoemt in haar reacties (memo en mail) enkele aspecten aan loonkosten als subsidiegrondslag. ERAC deelt deze beschouwing. Advies: ERAC sluit zich aan bij het advies van SNN loonkosten niet als grondslag voor subsidie op te nemen in een regeling voor regionale investeringssteun. Wanneer subsidie op basis van gecreëerde c.q. behouden fte’s werkgelegenheid wenselijk is, adviseren wij dit in een apart instrument vorm te geven. In Deel 6 – Steun ten behoeve van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap biedt de AGVV een algemene titel tot het verstrekken van loonkostensubsidie. Deze is gericht op werknemers met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt. Eenvoudig gezegd: de ESF-doelgroep in Nederland. Naar mijn indruk is deze mogelijkheid niet bedoeld in de vraagstelling van provincie Drenthe. Daarom ga ik hier niet verder op in. Scoringstabel De scoring op de criteria aan de hand van de tabel in bijlage 2 draagt bij aan een transparante beoordeling. Hiermee is de motivatieplicht van afwijzingen én toekenningen gebaat. Een alternatief is het hanteren van slechts één criterium, zoals het bijdragen aan de doelstelling van de regeling. Een voorbeeld hiervan is de Verordening REP-SNN, waarin artikel 3 heel beperkt criteria stelt. Verdere sturing vindt plaats via afwijzingsgronden in artikel 5 en – hoofdzakelijk – de beoordeling zelf. Hierbij geldt dat hoe minder criteria vooraf worden uitgewerkt, hoe meer beoordelingsruimte maar óók hoe meer aandacht er aan de motivatie in de beschikking moet worden gegeven. Uitgaande van de wens tot laagdrempeligheid gecombineerd met mogelijkheid tot sturing, adviseert ERAC de criteria te beperken tot één of twee. Hoogte subsidiepercentage Naar het voorbeeld van de RIG 2015 is het subsidiepercentage variabel, gekoppeld aan de score op de criteria in bijlage 2. In lijn met de wens tot eenvoud en tot maximale stimulans, kan Drenthe ook besluiten te werken met een ‘digitale’ uitkomst. Hetzij toekenning, hetzij afwijzing. Bij besluit tot verlening van subsidie, ook altijd toekenning van het maximale percentage krachtens de AGVV. Wanneer Drenthe kiest voor beperking van de criteria, dan volgt daar ook de ‘digitale’ uitkomst uit. Zonder transparante scoringstabel is het erg moeilijk gradaties in subsidiepercentage te motiveren in de beschikkingen. Advies: ERAC adviseert af te zien van gradaties in subsidiepercentage en alleen het maximale subsidiepercentage krachtens de AGVV te hanteren. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 62 Werkingsgebied, reikwijdte (artikel 3) De bepalingen inzake uitbreidingsproject versus vestigingsproject (artikel 1, sub u en sub v) en de beperkende voorwaarde van artikel 3, lid 3 onder c) regelen eventuele ‘concurrentie’ tussen gebieden. Mogelijk zijn deze bepalingen voor lezers (zowel bestuurders als beoogde doelgroep) niet expliciet als zodanig herkenbaar, terwijl ze wel van belang zijn voor draagvlak en voor afbakening. Met name voor gemeente Hardenberg – die wel tot het programmagebied behoort maar niet op de regionale steunkaart staat – zal het van belang zijn dat eventuele ‘concurrentie’ wordt gereguleerd. Hiertoe is een bandbreedte aan mogelijkheden. De meest rigide vorm zou zijn te bepalen dat bedrijven gevestigd in Hardenberg niet in aanmerking komen voor de RID; een veel vrijere vorm zou zijn te bepalen dat bij aanvragers uit Hardenberg eerst moet worden beoordeeld of het programmagebied er beter van wordt. Advies: ERAC adviseert (a) te overwegen expliciete bepalingen ten aanzien van ‘concurrentie’ met Hardenberg op te nemen, en (b) in de toelichting op de regeling in te gaan op deze en voornoemde bepalingen. Werkingsgebied, gebieden die in aanmerking komen versus steunkaart (bijlage 1) Het werkingsgebied zoals omschreven in bijlage 1 iets beperkter is dan toegestaan op grond van de Nederlandse steunkaart voor regionale steun 2014-2020. De regio NL131 (Assen, Noordenveld, Tynaarlo) ontbreekt en onder regio NL133 zijn De Wolden en Meppel niet overgenomen. Dit komt overeen met het beoogde programmagebied Vierkant voor Werk. Gemeente Emmen is niet volledig opgenomen op de Nederlandse steunkaart. Op basis van de opsomming van LAU-codes en buurtbenamingen is voor ons niet direct duidelijk welke delen wel of niet in het subsidiabele gebied liggen. Een dergelijke grafische weergave van het steungebied maakt de regeling ook voor potentiële begunstigden meer toegankelijk. Een relevante toets zou nog zijn om op basis van een kaart-weergave te bekijken of er geen belangrijke bedrijventerreinen of economische ‘brandpunten’ in Emmen worden gemist. Onder de regionale steunkaart voor Nederland kan het werkingsgebied niet worden uitgebreid, dus wanneer voorgaande onverhoopt aan de orde zou blijken, ligt een (beperkte) ruimte tot uitbreiding in de algemene investeringssteun voor MKB (artikel 17 AGVV) of de-minimis steunruimte. Advies: Maak een kaart-weergave van het werkingsgebied. Voeg deze toe aan de regeling (bijlage) ten behoeve van potentiële begunstigden. Toets er tevens eerst nog mee, of het werkingsgebied onder de Nederlandse regionale steunkaart in voldoende mate gemeente Emmen dekt. 3 Financieel Minimum omvang subsidiabele kosten (artikel 2) Er zijn nog geen bedragen opgenomen voor de minimale omvang, oftewel het minimale investeringsbedrag. In de RIG 2015 wordt een drempel van € 1.000.000 gehanteerd. Wij geven het in overweging een lagere drempel te hanteren, om de regeling breed toegankelijk te houden voor de doelgroep die provincie Drenthe voor ogen heeft. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 63 Maximum subsidiebedrag (artikel 4, lid 4) Er is een maximum subsidiebijdrage van € 7.500.000 per project opgenomen. Dit is conform de RIG 2015, maar geen absoluut maximum volgens de AGVV. De AGVV stelt voor projecten tot 50 miljoen investeringskosten geen maximum bedrag, slechts de maximum percentages zoals opgenomen in de regionale steunkaart voor Nederland (voor grote bedrijven 10%, voor middelgrote bedrijven 20% en voor kleine bedrijven 30%). Alleen voor projecten boven 50 miljoen investeringskosten geldt een aanpassing van het maximale steunbedrag (artikel 2, lid 20 AGVV – dit is reeds in de conceptregeling overgenomen in lid 5). Echter gezien een mogelijk budget voor de regeling van vijf tot tien miljoen euro, ligt een lager maximum meer in de rede. Wanneer de provincie minimaal tien ondernemers steun wil geven, zou het maximum één miljoen euro moeten zijn. Het maximum bedrag is dus naar keuze te bepalen. Advies: Te bespreken / beslissen op basis van gewenst aantal projecten en ervaringen SNN inzake gemiddeld gevraagd steunbedrag onder RIG 2015. Eigen bijdrage (artikel 11, sub g) De RIG is bewust op dit punt iets strikter geschreven dan de AGVV toestaat. Gezien de bredere, meer generieke economische doelstelling in Drenthe kan deze bepaling conform de AGVV worden opgenomen. Dit betekent de verruiming dat minimaal 25% van de projectkosten door de aanvrager moet worden gefinancierd uit eigen middelen óf uit externe private financiering. Advies: Formulering verruimen tot AGVV. Voorschotten Met het oog op de economische doelstelling van vestigingsklimaat en de aanpak om met subsidie investeringsbeslissingen positief te beïnvloeden, ligt het in de rede ook de liquiditeit van de aanvragers in ogenschouw te nemen. Daartoe is het raadzaam een mogelijkheid tot bevoorschotting op te nemen. De hoogte en werkwijze hiervan zijn ter afweging te bespreken. Dit is een eigen (risico-) afweging onder de Asv Drenthe, buiten de reikwijdte van AGVV. Advies: Voorschotmogelijkheid opnemen, die telkens ‘voorloopt’ op betaalde kosten. Risicoafweging tot hoe ver Drenthe hierin wil gaan. De Asv Drenthe stelt hieraan geen beperkingen. 4 Organisatorisch De uitvoering van de regeling kan wellicht bij SNN worden belegd. SNN voert reeds enkele jaren een vergelijkbare regeling uit voor provincie Groningen (RIG 2015). Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 64 Provincie Drenthe houdt wel zelf de toeleidende taak: het uitdragen van de regeling in contacten met gevestigde bedrijven of te acquireren vestigingen. Met de invulling van deze taak houdt Drenthe zelf sturing op de ‘pijplijn’ en op samenhang in inzet van de verschillende (beoogde) instrumenten. 5 Juridisch De conceptregeling is geschreven op basis van de AGVV, de Asv Drenthe en de RIG 2015. Daarmee ligt er een kader dat juridisch klopt en de rechtmatigheid waarborgt. Met name zijn hiermee ook de vereisten uit hoofdstuk 1 van de AGVV goed ondervangen. Na afweging van voorgaande adviezen en maken van keuzes, moeten die worden verwerkt in de tekst. 6 Samenvatting Na bestudering van de voorgelegde stukken concludeert ERAC: Het instrument regionale investeringssteun is relevant voor de doelstellingen. Wij adviseren enkele afbakeningen die nu (nog) zijn overgenomen uit de RIG 2015 voor Drenthe te heroverwegen en achterwege te laten, dan wel aan te passen naar Drentse doelgroep en doelstellingen. Wij adviseren niet binnen de RID op te nemen dat subsidie wordt gegeven in loonkosten. De conceptregeling is goed opgesteld. Fijnslijpen op punten al naar gelang afwegingen en keuzes die nog worden gemaakt. Op voorgaande vetgedrukte punten geven wij hierbij punten ter overweging of nadere bepaling. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 65 Bijlage F Behoefteonderzoek MKB financiering Jaarlijks worden meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de financieringsbehoefte bij MKBondernemers. Als bron voor deze bijlage is gekeken naar het recent gepubliceerde onderzoek naar financieringsbehoefte onder MKB-bedrijven van de Kamer van Koophandel7. In dit onderzoek staan met name kleine MKB’ers centraal, maar door het hoge detailniveau waarop de uitkomsten zijn uitgewerkt is dit onderzoek zeer relevant. In deze bijlage zetten wij een aantal conclusies op een rij. Voor nadere en meer nauwkeurige informatie verwijzen wij naar het onderzoek zelf. De belangrijkste conclusies zijn: • Afgelopen 12 maanden had 39% van het MKB behoefte aan financiering. Hiervan diende 42% van het aantal MKB’ers daadwerkelijk een verzoek in voor financiering. Hiervan slaagt 48% en wordt 52% van de financieringsverzoeken afgewezen. Slechts 30% van de ondernemers zoekt na afwijzing naar alternatieven. • Financiering dient vooral voor het aanschaffen van bedrijfsmiddelen, werkkapitaal en de herfinanciering van schulden. Groeifinanciering komt op de tweede plaats. • Financieringsvormen die het bekendst zijn onder ondernemers zijn: o Hypotheek; o Rekening-courant; o Banklening; o Lening van vrienden/familie; o Crowdfunding. • Overheidsregelingen zijn over het algemeen onbekend bij ondernemers (met uitzondering van de Kleinschalige investeringsaftrek) • Ervaring met een financieringsvorm lijkt belangrijker dan kennis van financieringsvormen in de overweging om voor een bepaalde financieringsvorm te kiezen. • De overgrote meerderheid van bedrijven heeft behoefte aan kleine financiering (€50.000 tot €200.000). Op de volgende pagina’s volgen enkele tabellen met cijfers en deel-conclusies. 7 Kamer van Koophandel, MKB financiering – behoefteonderzoek en analyse (Utrecht, oktober 2015) https://www.kvk.nl/download/KvK_behoefteonderzoek%20mkb%20financiering_aanpassingen%20nov15%20def_tcm1 09-411526.pdf Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 66 Reguliere financieringsvormen zoals hypotheek zijn het meest bekend bij ondernemers. Ook bestaat er correlatie tussen bekendheid van regeling en het gebruik daarvan. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 67 Overheidsregelingen zijn minder bekend andere financieringsinstrumenten, bekendheid laat ook hier een groter gebruik zien. 39% van de MKB’ers had de afgelopen 12 maanden behoefte aan financiering, 52% van de daadwerkelijke aanvragen werd afgewezen. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 68 Financiering wordt vooral aangewend voor ondernemingsgroei, vooral reguliere financiering is hiervoor in trek. Financieringsafwijzingen leiden tot een rem op ontwikkeling of groei van bedrijven. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 69 Toekomstige financieringsbehoefte MKB is hoog, ook dan is financiering vooral bedoeld om de onderneming te laten groeien. Bedrijvenstimuleringsregeling Vierkant voor Werk | 70