Praktijktoets hemodynamiek Hoog complex

advertisement
Praktijktoets Hemodynamiek Hoog complex
Opmerking vooraf: Houd de praktijktoets “Hemodynamiek Laag complex” bij deze
toets erbij. Alles uit de praktijktoets hemodynamiek laag complex dient meegenomen
te worden als dit aan de orde komt in de casus van de hoog complexe toets.
Doel: Cursist kan zorg dragen voor een hoogcomplexe intensive care patiënt
waarbij de hemodynamiek instabiel is.
De cursist kan tijdens de bewaking van hemodynamiek:
Ø Op een verantwoorde en doeltreffende wijze bewaking uitvoeren en zorg
verlenen bij een intensive care patiënt waarbij meerdere vitale organen
bedreigd zijn of worden ondersteund/overgenomen moeten worden. De
aandacht ligt bij hemodynamiek.
Ø Basiszorg verlenen aan een hoogcomplexe intensive care patiënt.
Ø Gebruik maken van de benodigde apparatuur ter ondersteuning van de
vitale functie en deze op een correcte manier bedienen.
Ø Op een systematische manier de patiënt bewaken en hierop de
verpleegkundige interventies plannen, uitvoeren en evalueren.
Ø Zorg dragen voor een verantwoord transport van een intensive care patiënt.
Verpleegtechnische vaardigheden:
Ø De cursist kan werken met PICCO.
Ø De cursist kan patiënt opnemen volgens ABCD protocol. Hierbij de rol van
C- lid.
Ø De cursist heeft kennis over de Swan Ganz, kan werken met de drukken en
gegevens van de Swan Ganz.
Ø De cursist heeft ALS diploma.
Inleidende vragen
1. Wanneer vind jij cursist de patiënt hemodynamisch instabiel?
 Afhankelijk van leeftijd, medicatie, gewoontes enzovoort.
 Pols, RR, temperatuur, kleur patiënt, doorbloeding, bewustzijn, lactaat,
urineproductie.
2. Benoem de pathologie in deze casus.
Pompfunctie van het hart
 Hoe optimaliseer je de pompfunctie van het hart (m.b.v. vocht en medicatie)?
 Leg de Frank - Starling curve uit.
 Medicatie: norepinefrine, enoximon, dobutamine, dopamine, amiodaron,
digoxine.
Ø De volgende aspecten kan de cursist benoemen:
1. Indicatie en contra – indicatie;
2. Werking en bijwerking;
3. Toedieningssnelheid;
4. Dosering;
5. Halfwaardetijd.
 Leg de volgende begrippen uit: inotroop, dromotroop en chronotroop.
ST-bewaking
 Bij welke patiënten gebruik je dit?
 Wat is het / wat doe je ermee?
Zuurstofdissociatiecurve
 Leg deze curve uit met behulp van de termen: Hb, temperatuur,
oppervlaktespanning O2 en pH-waarde (gebruik eventueel bloedgassen).
Ritme en geleidingsstoornissen
 Herken de volgende ritme en geleidingsstoornissen: AF, Flutter, VF (grof en
fijnmazig), VT, torsade de pointes, PEA. Wat zijn hierop de verpleegkundige
acties?
 Elektrolytenhuishouding (kijk in labuitslagen patiënt). Wat heeft dit voor
gevolgen bij ritme en geleidingsstoornissen?
 Cursist laat zien dat deze de Crashkar kan bedienen.
 Reanimatie, hoe start je deze op bij deze patiënt?
Shock
 Wat is de definitie van shock?
 Vormen van shock laten benoemen: (Hypovolemische, cardiogene,
obstructieve en distributieve).
 Hoe zie je dit aan de patiënt / symptomen?
PiCCO (Puls index Contour Cardiac Output)
 CO / CI, GEDI, ELWI, SVV
 Cevox
 Interpretatie waarden en curve (betrouwbaarheid?)
 Hoe sluit je alles aan, wanneer kalibreren, ijken / nullen?
 Weet jij voldoende over de PiCCO / kun je ermee werken?
Delier (wat voor invloed op hemodynamiek?)
 Indicatie
 Medicatie: Haloperidol en Dexmedetomidine.
Ø De volgende aspecten kan de cursist benoemen
1. Indicatie en contra – indicatie;
2. Werking;
3. Bijwerking; (tandrad, QT-tijd, regiditeit, averechts effect,
antipsychotica, hartfrequentie, bloeddruk).
4. Toedieningssnelheid;
5. Dosering;
6. Halfwaardetijd.
Datum:
Naam cursist
Naam IC-verpleegkundige
Paraaf
Paraaf
Download