Richtsnoer voor informatie-eisen en - ECHA

advertisement
RICHTSNOER
Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de
blootstelling
Versie 2.0
augustus 2016
2
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
JURIDISCHE MEDEDELING
Dit document is bedoeld om de gebruiker te helpen bij het voldoen aan zijn verplichtingen
in het kader van de REACH-verordening. Er zij evenwel op gewezen dat de tekst van de
REACH-verordening de enige authentieke juridische referentie is en dat de informatie in
dit document geen juridisch advies vormt. Gebruik van deze informatie valt uitsluitend
onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Het Europees Agentschap voor
chemische stoffen aanvaardt geen aansprakelijkheid in verband met het eventuele gebruik
van de in dit document opgenomen informatie.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Referentie: ECHA-16-G-08-NL
Cat. nummer: ED-01-16-447-NL-N
ISBN: 978-92-9495-291-2
DOI: 10.2823/862309
Publicatiedatum: augustus 2016
Taal:
NL
© Europees Agentschap voor chemische stoffen, 2016
Vragen of opmerkingen met betrekking tot dit document kunt u inzenden met behulp
van het feedbackformulier voor richtsnoeren (onder vermelding van de referentie, de
publicatiedatum, het hoofdstuk en/of de pagina van het document waarop uw opmerking
betrekking heeft). Het feedbackformulier kunt u vinden via de rubriek Richtsnoeren van
de ECHA-website of rechtstreeks via de volgende link:
https://comments.echa.europa.eu/comments_cms/FeedbackGuidance.aspx
Verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid: Dit is een werkvertaling van een document
dat oorspronkelijk in het Engels werd gepubliceerd en dat op de ECHA-website beschikbaar
is.
Europees Agentschap voor chemische stoffen
Postadres: P.O. Box 400, FI-00121 Helsinki, Finland
Bezoekadres: Annankatu 18, Helsinki, Finland
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
3
Voorwoord
In dit document wordt een beschrijving gegeven van de REACH-informatievereisten met
betrekking tot stofeigenschappen, blootstelling, gebruik en risicobeheersmaatregelen, en
de chemischeveiligheidsbeoordeling. Het maakt deel uit van een reeks
begeleidingsdocumenten die bedoeld zijn om alle belanghebbenden te helpen met de
voorbereiding om hun verplichtingen op grond van de REACH-verordening na te komen.
Deze documenten bevatten een gedetailleerde toelichting op een aantal belangrijke
REACH-procedures en specifieke wetenschappelijke en/of technische methoden waarvan
het bedrijfsleven of de bevoegde instanties gebruik moeten maken.
De richtsnoeren zijn opgesteld en besproken in het kader van de REACHuitvoeringsprojecten onder leiding van de Europese Commissie, waarbij
belanghebbenden uit de lidstaten, het bedrijfsleven en niet-gouvernementele
organisaties waren betrokken. Na aanvaarding door de bevoegde instanties van de
lidstaten werden de richtsnoeren voor publicatie en verder onderhoud aan ECHA
overgedragen. Eventuele bijwerkingen van het richtsnoer worden opgesteld door ECHA
en vervolgens onderworpen aan een raadplegingsprocedure met belanghebbenden uit de
lidstaten, het bedrijfsleven en niet-gouvernementele organisaties. Voor details over de
raadplegingsprocedure zie
http://echa.europa.eu/documents/10162/13559/mb_63_2013_consultation_procedure_f
or_guidance_revision_2_en.pdf
De richtsnoeren kunnen worden geraadpleegd via de website van het Europees
Agentschap voor chemische stoffen:
http://echa.europa.eu/web/guest/guidance-documents/guidance-on-reach
Dit document is gerelateerd aan de REACH-verordening (EG) nr. 1907/2006 van het
Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 1 en de wijzigingen daarvan tot
1 juni 2015.
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de
registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH),
tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn
1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr.
1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG,
93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006).
1
4
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
Documentgeschiedenis
Versie
Wijzigingen
Datum
Versie 1
Eerste uitgave
mei 2008
Versie 1.1
Voetnoot toegevoegd
juli 2008
Versie 1.2
Rectificatie:
oktober 2012
Versie 2.0
i.
verwijzingen naar DSD/DPD vervangen door verwijzingen
naar CLP;
ii.
kleine aanbevelingen over nanomaterialen uit het RIP-oN3rapport opgenomen;
iii.
aanhangsel D-3 (Benamingen en omschrijvingen van
categorieën van afgifte aan het milieu) in overeenstemming
gebracht met bijgewerkte versie 2 van hoofdstuk R.12)
iv.
verdere kleine redactionele wijzigingen/correcties
Opnieuw opgesteld:
Op
grond
van
de
ervaring
met
de
opstelling
van
blootstellingsscenario's
en
de
uitvoering
van
chemischeveiligheidsbeoordelingen
in
de
eerste
twee
registratiegolven, werd het document volledig opnieuw opgesteld. Dit
bood ook de gelegenheid om de consistentie te verbeteren en
doublures met andere richtsnoeren over gebruik en blootstelling,
namelijk R.12, R.13 en R.14 t/m R.16, te schrappen. In deze versie
zijn ook relevante paragrafen uit het inmiddels verouderde deel F van
het
Richtsnoer
voor
informatie-eisen
en
chemischeveiligheidsbeoordeling samengevoegd (in paragraaf D.6
en aanhangsel D-1).
Het document is herschreven tot een beknopt document waarin
wordt uitgelegd welke kernbeginselen en inhoudselementen in
aanmerking moeten worden genomen bij het uitvoeren van een
blootstellingsbeoordeling in het kader van REACH. Het bijgewerkte
richtsnoer bevat een aantal nieuwe elementen:
•
Totale, algemene workflow voor blootstellingsbeoordeling
•
Beginsel toegevoegd: Bij het beschouwen van de hele
levenscyclus van een stof bij de beoordeling, moet ook
voldoende inzicht worden verkregen in de verschillende
samenstellingen en vormen die de stof kan hebben bij gebruik
en de desbetreffende gevarenkenmerken. Dit inzicht dient
tevens betrekking te hebben op omzettingsproducten die bij
gebruik of in het milieu kunnen ontstaan.
•
Beginsel toegevoegd: Integreer de blootstellingsbeoordeling en
de risicokarakterisering per bijdragend scenario in rubriek 9.
Gebruik rubriek 10 van het CSR voor de karakterisering van
gecombineerde risico's voortkomend uit verschillende bronnen.
•
Beginsel uitgebreid: Maak zoveel mogelijk gebruik van door
downstreamsectoren
gegenereerde
informatie
over
gebruiksvormen en gebruiksomstandigheden die relevant zijn
voor hun processen en producten (d.w.z. routekaarten, SpERC's,
SCED's, SWED's).
augustus 2016
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
•
5
Beginsel
uitgebreid:
Maak
bij
het
doorgeven
van
blootstellingsscenario-informatie aan partijen verderop in de
keten gebruik van gestandaardiseerde sjablonen, zinnen en
uitwisselingsformaten.
Bijgevolg
werd
de
titel
gewijzigd
van
"Opstellen
van
blootstellingsscenario's" in "Kader voor beoordeling van de
blootstelling".
Richtlijn voor het citeren uit de REACH-verordening
Letterlijke citaten uit de REACH-verordening zijn gecursiveerd en tussen aanhalingstekens
geplaatst.
Termen- en afkortingenlijst
Zie hoofdstuk R.20
Wegwijzer
In de afbeelding hieronder is de plaats van deel D binnen het overkoepelende richtsnoer
aangegeven.
Informatie: beschikbaar
-
vereist/nodig
Gevarenbeoordeling
Blootstellingsbeoordeling
Stop
Nee
Criteria
art. 14, lid 4?
D
Ja
Risicokarakterisering
Herhaling
D
Documenteren
in CSR
ES doorgeven
via SDS
Ja
Risiso
beheerst?
Nee
Gebruik
ontraden?
Nee
Ja
ECHA en downstreamgebruikers informeren
6
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
Inhoudsopgave
D.1.
INLEIDING ..........................................................................................................
9
D.1.1
Doel
en
overzicht ...................................................................................................
9
D.1.2
Blootstellingsbeoordeling
in
het
kader
van
REACH ......................................................................................................
10
D.1.3
Gezamenlijk
CSR
of
individueel
CSR ..........................................................................................................
12
D.1.4
REACH-blootstellingsscenario's
en
andere
wetgeving ..................................................................................................
13
D.2.
KARAKTERISERING
VAN
DE
STOF
EN
ZIJN
GEVAREN .............................................................................................................
16
D.2.1 De 'chemie' van de geregistreerde stof begrijpen: samenstellingen, vorm en
omzettingsproducten ...................................................................................
16
D.2.2
Beoordelingsentiteiten
definiëren
om
de
transparantie
te
ondersteunen .............................................................................................
19
D.2.3
Gevarenconclusies
die
de
reikwijdte
van
de
beoordeling
bepalen .....................................................................................................
20
D.3.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
EN
OPSTELLING
VAN
EEN
ES ........................................................................................................................
24
D.3.1
Beginselen
en
workflow
voor
het
ontwikkelen
van
een
ES ............................................................................................................
24
D.3.2
Overzicht
van
gebruiksomstandigheden .............................................................................
25
D.3.3
Effectiviteit
van
risicobeheersmaatregelen
op
locaties .....................................................................................................
27
D.3.4
Informatie
verzamelen
over
de
gebruiksomstandigheden .............................................................................
28
D.3.5
Sectorroutekaarten
die
gebruiksomstandigheden
omvatten ...................................................................................................
29
D.3.6
Risicobeheerbibliotheken ..............................................................................
30
D.4.
SCHATTING
VAN
DE
BLOOTSTELLING..................................................................................................
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
7
31
D.4.1
Blootstellingsschattingen op basis van modellen en op basis van
metingen ...................................................................................................
31
D.4.2
Speciaal
geval:
schatting
van
de
blootstelling
voor
de
eigen
locatie .......................................................................................................
32
D.5.
RISICOKARAKTERISERING..................................................................................
33
D.5.1
Kwantitatieve
risicokarakterisering ....................................................................................
33
D.5.2
Kwalitatieve
en
semikwantitatieve
risicokarakterisering ....................................................................................
33
D.5.3
Gecombineerde
risico's ......................................................................................................
34
D.5.4
Overwegingen
met
betrekking
tot
onzekerheid ...............................................................................................
35
D.6.
OPSTELLING
VAN
HET
CHEMISCHEVEILIGHEIDSRAPPORT .....................................................................
36
D.6.1
Algemene
overwegingen.............................................................................................
36
D.6.2
Indeling
van
het
chemischeveiligheidsrapport .........................................................................
37
D.7.
BLOOTSTELLINGSSCENARIO
VOOR
COMMUNICATIE ..................................................................................................
41
D.7.1
Informatie
selecteren
die
relevant
is
voor
communicatie .............................................................................................
42
D.7.1.1
Informatie
die
relevant
is
voor
downstreamgebruikers .......................................................................................
42
D.7.1.2
Informatie
indien
het
gevaar
verandert
tijdens
gebruik ............................................................................................................
43
D.7.2
Middelen
voor
communicatie .............................................................................................
44
D.7.2.1
Formaat
van
het
blootstellingsscenario .........................................................................................
44
D.7.2.2
ESComzinnen ..............................................................................................................
45
8
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
D.7.2.3
ESCom
XMLuitwisselingsformaat ...........................................................................................
45
D.7.2.4
Gestructureerde
korte
titel .................................................................................................................
45
AANHANGSEL D-1: INDELING VAN GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN BINNEN
BLOOTSTELLINGSSCENARIO'S ............................................................................
47
D.7.3
Gebruik
door
professionals ..............................................................................................
47
D.7.3.1
Bijdragende
scenario's
voor
werknemers ......................................................................................................
47
D.7.3.2
Bijdragend
scenario
voor
het
milieu...............................................................................................................
48
D.7.4
Gebruik
door
consumenten .............................................................................................
49
D.7.4.1
Bijdragende
scenario's
voor
consumenten ....................................................................................................
49
D.7.4.2
Bijdragend
scenario
voor
het
milieu...............................................................................................................
49
AANHANGSEL
D-2:
OVERZICHT
VAN
DE
CEFIC
RMMBIBLIOTHEEK ......................................................................................................
50
Lijst van tabellen
Tabel D- 1: Fysisch-chemische eigenschappen/loteigenschappen van de stof die nodig zijn voor een
'tier 1'-blootstellingsschatting ............................................................................................ 31
Tabel D- 2: Overzicht van RMM's en veiligheidsinstructies in de Cefic RMM-bibliotheek ............... 50
Lijst van afbeeldingen
Afbeelding D- 1: Algemene workflow voor het afleiden van blootstellingsscenario's ...................... 9
Afbeelding D- 2: Geregistreerde stof met verschillende samenstellingen die verschillende
risicoprofielen hebben en voor verschillende gebruiksvormen worden geleverd ......................... 17
Afbeelding D- 3: De samenstelling(en) waaraan mensen en/of het milieu worden blootgesteld
heeft/hebben een ander lot/risicoprofiel dan de samenstelling die wordt vervaardigd/in de handel
wordt gebracht. ............................................................................................................... 19
Afbeelding D- 4: Bepaling van de reikwijdte van de beoordeling en het type risicokarakterisering voor
één beschermingsdoel van het milieu of één blootstellingsroute en type effect voor de gezondheid
van de mens 23
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
9
D.1. INLEIDING
D.1.1 Doel en overzicht
Dit richtsnoer beschrijft de beginselen voor het uitvoeren van een
blootstellingsbeoordeling om voor alle gebruiksvormen van een onder REACH
geregistreerde stof de omstandigheden voor een veilig gebruik vast te stellen. Het
document is daarom van belang voor actoren die verplicht zijn om voor hun stoffen een
blootstellingsbeoordeling uit te voeren, in de eerste plaats dus voor registranten.
Het richtsnoer heeft betrekking op de blootstelling van het milieu, werknemers en
consumenten. Uitgebreidere informatie over blootstellingsbeoordelingen voor deze
groepen wordt gegeven in specifieke richtsnoeren.
Afbeelding D- 1 geeft een overzicht van de algemene workflow voor het beoordelen van
de blootstelling, met verwijzingen naar de desbetreffende paragrafen in dit richtsnoer
en, indien beschikbaar, meer specifieke ECHA-richtsnoeren.
Karakteriseer de stof:
inzicht in samenstelling, vorm van de stof
gedurende zijn levenscyclus (D.2)
Fysisch-chemische
eigenschappen/
loteigenschappen
(D.2.1)
Karakterisering van het gebruik
•
•
Gebruiksbeschrijving (Richtsnoer
R.12)
Gebruiksomstandigheden (OC’s/
RMM’s) voor opstelling
blootstellingsscenario (D.3)
Gevarenbeoordeling
(Richtsnoer Deel B, R.7b/c
en R.10 voor milieu en R.7a
en R.8 voor gezondheid
mens)
Reikwijdte van
de beoordeling
Beoordeling van
emissie/blootstelling
(D.2.3, Richtsnoer
Deel B)
(D.4, Richtsnoer R14, R15, R16)
Risicokarakterisering
(kwantitatief/kwalitatief)
(D.5, Richtsnoer Deel E)
•
•
Chemischeveiligheidsrapport (D.6)
Blootstellingsscenario voor
communicatie (D.7)
Ja
Risico
beheerst?
Nee
Gebruik
ontraden?
Nee
Herhaling: verfijn
gebruiksomstandigheden, gevaar,
blootstellng..
Ja
Informeer ECHA en
downstreamgebruikers
Afbeelding D- 1: Algemene workflow voor het afleiden van
blootstellingsscenario's
Gedetailleerdere workflows worden gegeven in hoofdstukken R.14 t/m R.16 van het
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling over
10
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
blootstellingsbeoordeling.
D.1.2 Blootstellingsbeoordeling in het kader van REACH
Volgens artikel 14 van de REACH-verordening zijn registranten van stoffen verplicht om
voor hun stof een chemischeveiligheidsbeoordeling (Chemical Safety Assessment, CSA)
uit te voeren als zij deze in een hoeveelheid van meer dan 10 ton per jaar vervaardigen
of invoeren. Indien de stof voldoet aan de criteria voor een of meer van de in artikel 14,
lid 4, vermelde gevarenklassen of categorieën 2 of als PBT of zPzB moet worden
beschouwd, moet de CSA blootstellingsbeoordelingen en een bijbehorende
risicokarakterisering omvatten voor alle gebruiksvormen van de stof die de registrant
van plan is te ondersteunen. In artikel 14 worden ook een aantal voorwaarden
gedefinieerd waaronder geen CSA hoeft te worden uitgevoerd.
Een CSA begint met het verkrijgen van inzicht in de eigenschappen van de stof, de
gebruiksvormen van de stof en de gebruiksomstandigheden. De eigenschappen van de
stof hangen af van de samenstellingen, vormen en omzetting van de stof en de
overeenkomstige gevaren die relevant kunnen zijn tijdens zijn levenscyclus. Op basis
van dit inzicht kan de reikwijdte van de blootstellingsbeoordeling worden bepaald, d.w.z.
welke gevaren moeten worden aangepakt, voor welke milieucompartimenten en voor
welke routes van menselijke blootstelling.
De blootstellingsbeoordeling resulteert in de opstelling van blootstellingsscenario's
(exposure scenarios, ES'en) voor de verschillende gebruiksvormen. ES'en beschrijven de
omstandigheden waaronder de risico’s die zijn verbonden aan de geïdentificeerde
gebruiksvorm(en) van een stof, kunnen worden beheerst. De gebruiksomstandigheden
omvatten:
•
operationele omstandigheden (operational conditions, OC's), zoals de duur en
frequentie van het gebruik, de hoeveelheid stof die wordt gebruikt of de
procestemperatuur, en
•
de noodzakelijke risicobeheersmaatregelen (risk management measures, RMM's),
zoals een plaatselijk afzuigsysteem of een bepaald type handschoenen,
afvalwaterbehandeling of uitlaatgasbehandeling.
De uitkomst van de CSA wordt gerapporteerd in het chemischeveiligheidsrapport
(Chemical Safety Report, CSR), dat bij ECHA wordt ingediend als onderdeel van het
registratiedossier.
De blootstellingsbeoordeling heeft tot doel de omstandigheden voor een veilig gebruik
(= beheersing van risico's) te beschrijven voor elke activiteit die bijdraagt aan een
gebruik. Voor elke bijdragende activiteit (contributing activity, CA) moet een set van
gebruiksomstandigheden worden vastgesteld, die dan een bijdragend scenario
(contributing scenario, CS) wordt genoemd.
Er worden bijdragende scenario's gedefinieerd voor mensen (werknemers en
consumenten) en voor het milieu. Samen vormen zij het blootstellingsscenario voor een
bepaald gebruik. Er zijn geen vaste regels om de bijdragende scenario's voor mensen en
voor het milieu te combineren tot goed gedefinieerde blootstellingsscenario's. De
ervaring heeft echter geleerd dat het meestal het beste is om de (meerdere) CS's voor
werknemers (of consumenten) voor een bepaald gebruik te combineren met slechts één
2
Dit zijn:
• de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en
2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F;
• de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid
of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10;
• gevarenklasse 4.1;
• gevarenklasse 5.1.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
11
milieu-CS. Aan de andere kant worden omstandigheden voor een veilig gebruik vanuit
milieuperspectief soms beter uitgedrukt door de CS's voor werknemers (of
consumenten) op te splitsen in meerdere gebruiksvormen, of door meerdere CS's voor
het milieu te combineren in één ES. De volgende voorbeelden kunnen helpen om de
omvang van een blootstellingsscenario wat CS's betreft, te bepalen:
•
Voor consumentenproducten die na gebruik vrijkomen via de afvoer kan één
gecombineerd blootstellingsscenario worden opgesteld. Dit bevat dan één CS voor
het milieu en een bijdragend scenario voor elk type consumentenproduct.
•
Voor beroepsmatige gebruiksvormen gerelateerd aan coatingwerkzaamheden,
verfstrippen of schuren verschillen de veilige gebruiksomstandigheden
hoofdzakelijk naar gelang er in een gecontroleerde binnenomgeving wordt
gewerkt of op bouwobjecten buitenshuis zoals bruggen of gevels van gebouwen.
Het wordt aanbevolen om in dit geval voor bouwwerkzaamheden buiten en
binnen twee afzonderlijke gebruiksvormen (blootstellingsscenario's) te definiëren,
omdat zowel de gebruiksomstandigheden voor het milieu als die voor
werknemers verschillen.
•
In sommige downstreamsectoren met procedés op basis van water (bv.
textielafwerking) kan de bedrijfsgrootte sterk uiteenlopen en kunnen
verschillende toepassingstechnieken met verschillende emissiefactoren naast
elkaar in gebruik zijn. Aan de andere kant zijn de bijdragende activiteiten van de
werknemers vaak relatief homogeen. In dergelijke gevallen kan het zinvol zijn om
slechts één blootstellingsscenario op te stellen, maar dan wel met verschillende
bijdragende scenario's voor het milieu.
Merk op dat dezelfde taak soms onder verschillende omstandigheden moet worden
uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan werknemers die omgaan met producten met
verschillende gevarenniveaus waarvoor verschillende niveaus van risicobeheer nodig
zijn. In deze gevallen beslist de registrant, of de sectorvereniging die routekaarten
ontwikkelt, of een afzonderlijk gebruik wordt gecreëerd of dat verschillende bijdragende
activiteiten (CA's) worden opgenomen onder hetzelfde gebruik. Als er verschillende CA's
worden gecreëerd, moeten de namen ervan het verschil verduidelijken.
Aanhangsel 12.2. van richtsnoer R.12 over gebruiksbeschrijving bevat nadere uitleg over
het opsplitsen in verschillende gebruiksvormen of bijdragende activiteiten.
Voor elk bijdragend scenario worden schattingen van de blootstelling afgeleid. Deze
worden dan vergeleken met de voorspelde concentraties zonder effect/afgeleide doses
zonder effect (PNEC's/DNEL's) uit de gevarenbeoordeling, om de
risicokarakteriseringsratio te berekenen. Indien er geen drempelwaarde voor effect
beschikbaar is, wordt het risico op een kwalitatieve manier gekarakteriseerd, mogelijk
wel gebruikmakend van kwantitatieve informatie over blootstelling.
De omstandigheden voor een veilig gebruik zoals vastgesteld in de
chemischeveiligheidsbeoordeling en beschreven in de blootstellingsscenario's voor de
stof, worden doorgegeven in de toeleveringsketen als onderdeel van het
veiligheidsinformatieblad.
Als de fabrikant of importeur van een stof niet in staat is om voor een bepaald bekend
gebruik een beoordeling uit te voeren en de relevante en realistische maatregelen te
beschrijven waarmee de risico's kunnen worden beheerst, mag hij voor dit gebruik geen
blootstellingsscenario's opnemen in zijn CSR en de desbetreffende
veiligheidsinformatiebladen. Hij dient zijn afnemers hiervan schriftelijk op de hoogte te
stellen. Als de registrant een gebruik wel heeft beoordeeld, maar het om redenen van
bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu uiteindelijk niet heeft
opgenomen, moet hij dit gebruik op grond van artikel 37, lid 3, expliciet afraden in het
veiligheidsinformatieblad en in het registratiedossier, met opgave van de redenen voor
12
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
dit besluit.
De blootstellingsbeoordeling speelt ook een rol voor de registrant bij het bepalen of er
(verdere) testen vereist zijn voor een bepaald eindpunt. Bijlagen VIII tot en met XI van
de REACH-verordening bevatten een aantal verwijzingen naar gevallen waarin de
uitkomst van de blootstellingsbeoordeling i) testen noodzakelijk maakt of ii) een
argument vormt voor aanpassing van de informatie-eisen. Deze specifieke uitkomsten
van de blootstellingsbeoordeling komen in dit richtsnoer niet nader aan de orde, maar
worden besproken in hoofdstuk R.5 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling.
Samen met zes belangenorganisaties uit de industrie heeft ECHA methoden en tools
ontwikkeld om op een gestructureerde, transparante en geharmoniseerde manier
ondersteuning te bieden bij de blootstellingsbeoordeling zelf en bij het doorgeven van de
resultaten aan downstreamgebruikers, de bevoegde instanties en het algemene publiek.
Dit werk is uitgevoerd in het kader van de CSR/ES Roadmap 3 en is besproken binnen het
uitwisselingsnetwerk voor blootstellingsrisico's (Exchange Network on Exposure
Scenarios, ENES) 4. Registranten en downstreamsectoren worden verzocht van deze tools
gebruik te maken om op een efficiënte manier blootstellingsscenario's van goede
kwaliteit te leveren.
D.1.3 Gezamenlijk CSR of individueel CSR
De ontwikkeling van een ES in de context van een CSA-procedure zal grotendeels
afhangen van de benadering die door de registranten wordt gekozen. Krachtens de
REACH-verordening (artikel 11, lid 1) kan het CSR individueel of gezamenlijk worden
ingediend. Het besluit om het CSR individueel in te dienen is geen opt-out in de zin van
artikel 11, lid 3, en hoeft daarom niet speciaal gemotiveerd te worden.
Elke registrant dient een besluit te nemen, maar hierover moet wel een heldere discussie
worden gevoerd en overeenstemming worden bereikt in het informatieuitwisselingsforum voor stoffen (Substance Information Exchange Forum, SIEF). Bij een
beslissing om het CSR gezamenlijk op te stellen kunnen verschillende overwegingen een
rol spelen:
•
Registranten van dezelfde stof kunnen voordelen zien in het bereiken van
geharmoniseerde CSA-conclusies die tot consistente risicobeheersadviezen aan
downstreamgebruikers (downstream users, DU's) leiden. In dit verband kan het
een rol spelen of de stof bij alle registranten hetzelfde risicoprofiel heeft.
•
De milieublootstelling kan beoordeeld worden op basis van de totale
gebruikshoeveelheden (voor de hele EU), waardoor aanvullende communautaire
risicobeoordeling door bevoegde instanties kan worden voorkomen. De (enkele)
registrant moet dan in het IUCLID-registratiedossier markeren dat de vermelde
hoeveelheid de totale hoeveelheid voor de EU is, zodat de bevoegde instanties de
hoeveelheden van de verschillende dossiers niet bij elkaar optellen.
•
Vertrouwelijkheidskwesties kunnen ertoe leiden dat registranten een aparte CSA
uitvoeren voor sommige of alle gebruiksvormen.
Welk besluit ook wordt genomen, het is belangrijk om op een transparante manier in
IUCLID te vermelden welke gebruiksvormen door het gezamenlijk ingediende CSR
worden gedekt, en welke door het individuele CSR. In het geval van bijwerkingen die
betrekking hebben op de gezamenlijke chemischeveiligheidsbeoordeling, wordt
http://echa.europa.eu/regulations/reach/registration/information-requirements/chemical-safety-report/csres-roadmap
3
4
http://echa.europa.eu/about-us/exchange-network-on-exposure-scenarios
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
13
aanbevolen dat alle lidregistranten de gebruiksinformatie tegelijk met de hoofdregistrant
opnieuw bekijken en zo nodig bijwerken, zodat de door de hoofdregistrant opgegeven
dekking van gebruiksvormen feitelijk juist blijft. Bijwerking door de leden is belangrijk
omdat de informatie die op de ECHA-website voor informatieverspreiding wordt
gepubliceerd, een afspiegeling is van de informatie die door alle deelnemers aan de
gezamenlijke indiening is ingediend. Dit betekent dat als ledendossiers nog verouderde
informatie bevatten, deze ook op de website wordt gepubliceerd en gebruikt kan worden
voor prioriteitstelling bij regelgevingsprocessen zoals het screenen van dossiers.
D.1.4 REACH-blootstellingsscenario's en andere wetgeving
REACH is niet de enige wetgeving in de EU die tot doel heeft de gezondheid van de mens
en het milieu te beschermen tegen schadelijke gevolgen van de vervaardiging en het
gebruik van chemische stoffen. Bedrijven die stoffen als zodanig, in mengsels of in
voorwerpen produceren of gebruiken hebben ook verplichtingen op het gebied van
risicobeheer en productveiligheid onder andere wetgevingskaders, met inbegrip van:
•
het kader voor de gezondheid en veiligheid op het werk gebaseerd op de
beginselen van de EU-richtlijn betreffende chemische agentia (Chemicals Agent
Directive, CAD) en de richtlijn betreffende carcinogene en mutagene agentia
(Carcinogen and Mutagens Directive, CMD);
•
het kader voor de preventie en beperking van industriële emissies naar het milieu
gebaseerd op de beginselen van de richtlijn inzake industriële emissies (Industrial
Emission Directive, IED) en het referentiedocument voor de beste beschikbare
technieken (Best Available Technique reference documents, BREF);
•
het kader voor de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten
gevolge van bepaalde activiteiten en producten (EU-VOS-richtlijn en EUverfrichtlijn);
•
het kader voor de veiligheid in verband met het gebruik van voorwerpen en
materialen zoals bijvoorbeeld behandeld in de EU-bouwproductenverordening of
de EU-speelgoedrichtlijn;
•
het kader voor de preventie en beperking van risico's in verband met afvalbeheer
in het algemeen en de afvalfase van bepaalde mengsels en voorwerpen in het
bijzonder, bijvoorbeeld afval van oplosmiddelen, afgewerkte olie, auto's,
elektrische en elektronische apparaten, batterijen, verpakkingen.
Daarnaast is de algemene aansprakelijkheid van locatie-exploitanten en producenten ten
aanzien van potentiële schadelijke effecten van hun activiteiten/producten op de
gezondheid en het milieu ook van toepassing op chemische stoffen. Producenten van
mengsels en voorwerpen kunnen de informatie die in het kader van REACH wordt
gegenereerd en gecommuniceerd, gebruiken om zich bewust te worden van de risico's
die hun producten kunnen inhouden.
De specifieke rol van REACH in de interactie met deze andere stukken wetgeving is het
vergaren en communiceren van stofspecifieke informatie met betrekking tot de
intrinsieke gevaren van de stof, de eigenschappen die het gedrag van de stof bepalen en
de omstandigheden die vereist zijn om een veilig gebruik te verzekeren in de hele
toeleveringsketen (inclusief afvalverwerking). Downstreamgebruikers weten zelf het
beste hoe ze hun installatie of product kunnen laten voldoen aan de verschillende
wetgevingsregimes die voor hen van toepassing zijn. De REACH-informatie voegt echter
een stofgerichte dimensie toe aan het veilige gebruik van chemische stoffen, die een
aanvulling vormt op de locatiespecifieke benadering (volgens de IED of de CAD en de
richtlijn betreffende carcinogene en mutagene agentia, CMD).
14
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
De REACH-CSA voor een bepaalde stof kan bevestigen of in twijfel trekken dat de
bestaande risicobeheerpraktijken in een bepaalde markt, bedrijfstak of onderneming
afdoende zijn om het risico van deze stof te beheersen. Wanneer er op grond van deze
beoordeling twijfels rijzen over bestaande RMM's, moet de fabrikant of importeur van
een stof aanvullende of andere risicobeheersmaatregelen voorstellen, of besluiten een
bepaald gebruik niet te ondersteunen (of het te ontraden).
Stofspecifieke beoordelingsinformatie kan de veiligheid op locaties of die van producten
ten goede komen. Daarom moeten zowel registranten als downstreamgebruikers
mechanismen instellen, op bedrijfs- en sectorniveau, die voorzien in een koppeling
tussen gegenereerde REACH-informatie en de informatiebehoeften voor de beheersing
van chemische risico's onder andere wetgeving. De tools en mechanismen die gebaseerd
zijn op het routekaartenconcept vormen hiervoor een goede basis (zie paragraaf D.3.5).
De volgende voorbeelden geven een gegeneraliseerd beeld van potentiële
convergentiegebieden. Naleving van naast elkaar bestaande stukken wetgeving kan
soms tot problemen leiden. ECHA 5 en de Europese Commissie werken op dit moment
samen met belanghebbenden aan oplossingen voor deze problemen.
Voorbeeld: REACH en de richtlijn inzake industriële emissies (IED)
Volgens de IED mogen exploitanten van bepaalde industriële installaties deze alleen
exploiteren met een vergunning en onder naleving van de vergunningsvoorwaarden die
overeenkomstig de beginselen en bepalingen van de IED zijn vastgesteld. Deze
voorwaarden zijn gebaseerd op de 'beste beschikbare technieken' (BBT's) zoals
beschreven in referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (BREF's).
Een geïntegreerde benadering is een van de hoofdpijlers van de IED. Dit betekent dat de
vergunningen rekening moeten houden met de volledige milieuprestaties van een
installatie, met inbegrip van emissies naar lucht, water en bodem, afvalproductie,
grondstoffenverbruik, energie-efficiëntie, lawaai, ongevallenpreventie en sanering van
het terrein na sluiting.
Bij het aanvragen van de vergunning moet de exploitant informatie verstrekken over
(onder meer):
•
de stoffen die in de installatie worden gebruikt of door de installatie worden
gegenereerd;
•
de bronnen, aard en omvang van de emissies uit de installatie in elk
milieucompartiment en hun effect op het milieu;
•
de technologie en andere technieken om emissies van de installatie te voorkomen
of, als dat niet mogelijk is, te verminderen.
De stofspecifieke informatie die in blootstellingsscenario's wordt verstrekt, zal
exploitanten helpen bij het identificeren van de meest relevante stoffen (in termen van
gevaar), het evalueren van hun lot in het milieu en het vaststellen van maatregelen om
emissies te voorkomen of verminderen.
Voorbeeld: REACH en de richtlijn betreffende chemische agentia (CAD) en de
richtlijn betreffende carcinogene en mutagene agentia (CMD)
Volgens de CAD en de CMD is de werkgever verplicht om de risico's van gevaarlijke
stoffen voor werknemers op hun specifieke werkplek te identificeren en te beoordelen.
5
http://echa.europa.eu/regulations/reach/downstream-users/other-legislation
http://ec.europa.eu/growth/sectors/chemicals/reach/special-cases/index_en.htm
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
15
Het gaat hierbij om alle gevaarlijke agentia die gedurende een werkdag aanwezig zijn,
met inbegrip van risico's die deze agentia in combinatie opleveren. Als uit de beoordeling
blijkt dat er een risico voor de veiligheid en gezondheid van werknemers is, moet de
werkgever specifieke beschermende en preventieve maatregelen treffen waarbij hij
rekening houdt met de hiërarchie van beheersmaatregelen. Werkgevers hebben ook de
plicht hun werknemers voor te lichten en op te leiden.
REACH-blootstellingsscenario's beschrijven in algemene termen de passende
omstandigheden voor beheersing van de blootstelling aan een bepaalde stof per taak of
werkproces (niet per werkplek!). Als werkgever onder de CAD mag de
downstreamgebruiker deze informatie gebruiken voor zijn eigen risicobeoordelingen voor
werkplekken. Tegelijkertijd moet hij als actor onder REACH documenteren dat zijn
bestaande werkpraktijk overeenstemt met de gebruiksomstandigheden die in het
blootstellingsscenario van de leverancier worden beschreven. Als zijn huidige praktijk
niet in overeenstemming is met het blootstellingsscenario dat hij heeft ontvangen, moet
hij ofwel zijn praktijk veranderen, ofwel zijn leverancier vragen het blootstellingsscenario
te wijzigen, ofwel ECHA informeren over het bestaan van een eigen beoordeling
(risicobeoordeling voor werkplekken omgezet in een DU CSR) die aantoont dat de risico's
beheerst worden met de bestaande praktijk.
Op deze manier kan geverifieerd worden, of door aanpassing worden bereikt, dat de
veiligheidsbeoordeling van de registrant en de risicobeoordelingen voor werkplekken van
de downstreamgebruiker met elkaar in overeenstemming zijn, waarmee mogelijk
bestaande hiaten op het gebied van chemische veiligheid worden opgevuld.
16
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
D.2. KARAKTERISERING VAN DE STOF EN ZIJN GEVAREN
De chemischeveiligheidsbeoordeling moet betrekking hebben op alle geïdentificeerde
gebruiksvormen van de stof en de opeenvolgende fasen van de levenscyclus (wanneer
de stof wordt opgenomen in een voorwerp; wanneer de stof een bestanddeel van afval
wordt). De levenscyclus van een stof eindigt wanneer de stof wordt verbruikt bij de
vervaardiging van een andere stof, wanneer de stof volledig wordt vernietigd door
biologische, chemische of thermische processen (in het milieu of in
afvalverwerkingsprocessen), of wanneer de stof is teruggewonnen uit afval om opnieuw
in de handel te worden gebracht aangezien dit als de vervaardiging van een nieuwe stof
wordt beschouwd (en derhalve kunnen er registratieverplichtingen gelden).
Bij de blootstellingsbeoordeling moet rekening worden gehouden met blootstelling aan
omzettings- en/of afbraakproducten van de oorspronkelijke stof die tijdens het gebruik
of na vrijkomen in het milieu kunnen ontstaan 6.
Het doel van de chemischeveiligheidsbeoordeling onder REACH is te beoordelen/aan te
tonen dat de risico's die verbonden zijn aan een vervaardigde/ingevoerde stof afdoende
worden beheerst tijdens de vervaardiging en het eigen gebruik, en dat andere actoren
verderop in de keten de risico's afdoende kunnen beheersen.
De volgende paragrafen beschrijven het inzicht dat een registrant dient te hebben in de
eigenschappen en de levenscyclus van zijn stoffen om zijn beoordelingsmethodologie en
de reikwijdte van de blootstellingsbeoordeling te kunnen bepalen.
D.2.1 De 'chemie' van de geregistreerde stof begrijpen:
samenstellingen, vorm en omzettingsproducten
Bij een standaard veiligheidsbeoordeling worden de eigenschappen die betrekking
hebben op het lot in het milieu en op effecten van de stof (de lot- en
effecteigenschappen) gekarakteriseerd door één set waarden die voor de
blootstellingsbeoordeling wordt gebruikt. Er zijn echter gevallen waarin meer dan één set
waarden nodig is voor de lot- en effecteigenschappen. Bij het opstellen van een
registratie (en mogelijk het ontwikkelen van de teststrategie) dient een beoordelaar
daarom een aantal aspecten in overweging te nemen, waarbij hij zich baseert op de
beschikbare informatie. Het uitgangspunt voor deze overwegingen is voldoende inzicht in
de bestanddelen 7, hun chemische structuur en hun concentraties. Beseft moet worden
dat voor een stof met meerdere samenstellingen, de identiteit en de concentratie van de
bestanddelen kunnen verschillen per samenstelling. Ook de vorm waarin de stof
beschikbaar is (bv. morfologie, kristalvorm…) kan variëren. Dergelijke verschillen tussen
samenstellingen/vormen dienen voldoende bekend te zijn bij de beoordelaar. Daarnaast
moeten de volgende overwegingen worden gemaakt om consistentie te verzekeren
tussen de samenstelling/vorm van de stof die in de handel wordt gebracht, de
omstandigheden waaronder de stof zal worden gebruikt en de informatie op basis
waarvan de eigenschappen van deze samenstelling/vorm worden vastgesteld.
•
Is het aannemelijk dat de samenstellingen/vormen van de vervaardigde en in de
handel gebrachte stof verschillen wat betreft blootstellingsgedrag en/of risicoprofiel?
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat er verschillende samenstellingen (met verschillende
6
Bijlage I, punt 5.2.3., heeft betrekking op "een karakterisering van mogelijke afbraak-, omzettings- of
reactieprocessen…" en in punt 5.2.4 staat "bij de schatting van de blootstelling wordt met name rekening
gehouden met... omzettings- en/of afbraakproducten...".
7
De term 'bestanddeel' in dit richtsnoer omvat onzuiverheden en additieven en is van toepassing op stoffen
met één bestanddeel, stoffen met meerdere bestanddelen en UVCB-stoffen.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
•
17
risicoprofielen) in de handel worden gebracht voor verschillende vormen van gebruik,
bijvoorbeeld voor industrieel gebruik en consumptief gebruik.
Worden mensen of het milieu blootgesteld aan een samenstelling die verschilt van de
samenstelling die in de handel wordt gebracht, en kan dit verschil van belang zijn
voor de blootstelling of het risicoprofiel? Dit kan het geval zijn wanneer de stof:
o wordt omgezet tijdens of na het gebruik en/of
o uit meerdere bestanddelen bestaat, en deze bestanddelen aanzienlijk
verschillen in hun verspreidings- en loteigenschappen (zoals
dampspanning, oplosbaarheid in water, adsorptiegedrag) waardoor de
blootstelling van mensen of het milieu verandert.
Afbeelding D- 2 schetst het geval waarin een stof in diverse samenstellingen en vormen
in de handel wordt gebracht. Wanneer dergelijke varianten van de stof verschillende
risicoprofielen hebben, moeten ze in de CSA voor de stof worden behandeld. Mogelijk
vereist dit meerdere beoordelingen aan de gevarenkant en aan de beoordelingskant.
Geregistreerde stof
Samenstelling/vorm 1
Samenstelling/vorm 2
Gebruik 11
Gebruik 21
Gebruik 12
Gebruik 22
Gebruik 13
Fysisch-chemische en loteigenschappen
(Eco)toxicologische eigenschappen ->
DNEL’s, PNEC’s, indeling en etikettering,
PBT
Fysisch-chemische en loteigenschappen
(Eco)toxicologiSche eigenschappen ->
DNEL’s, PNEC’s, indeling en etikettering,
PBT
Afbeelding D- 2: Geregistreerde stof met verschillende samenstellingen die
verschillende risicoprofielen hebben en voor verschillende gebruiksvormen
worden geleverd
Als een stof eenmaal in de handel is gebracht en wordt gebruikt, kan de stof
omzettingsprocessen ondergaan, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
•
Een downstreamgebruiker verandert opzettelijk de vorm of de samenstelling van de
stof om (om technische redenen) de fysische of chemische eigenschappen te wijzigen
en brengt de nieuwe vorm/samenstelling in de handel; voorbeelden zijn
vermaling van bulkmateriaal tot particulair materiaal, zuivering van de stof.
•
De stof moet reageren om zijn technische functie te kunnen vervullen (hieronder
valt ook reactie bij opname in een voorwerp).
•
Een stof kan onbedoelde omzetting ondergaan
o
onder de gebruiksomstandigheden, bijvoorbeeld als gevolg van toegevoerde
18
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
energie of de aanwezigheid van andere stoffen in het gebruiksproces 8;
o
na het gebruik van de stof, bij afval(water)behandeling of in het milieu.
Dergelijke omzettingen bij gebruik kunnen leiden tot blootstelling aan een stof met
andere intrinsieke eigenschappen. Zo kunnen er nieuwe gevaren voor de gezondheid van
de mens en/of het milieu ontstaan of juist verdwijnen en/of kunnen eigenschappen met
betrekking tot het lot in het milieu veranderen.
Dergelijke veranderingen in de gevarenkenmerken van een stof moeten, voor zover ze
bekend of voorzienbaar zijn, door de registrant in aanmerking worden genomen bij de
gevarenbeoordeling en bij het bepalen van de overeenkomstige reikwijdte van de
blootstellingsbeoordeling (zie paragraaf D.2.3). Veranderingen in de gevarenkenmerken
kunnen bijvoorbeeld als voorzienbaar worden beschouwd wanneer:
•
het specifieke oppervlak van een materiaal aanzienlijk is vergroot (oftewel de
deeltjesgrootte aanzienlijk is afgenomen);
•
een stof bedoeld is om reactief te zijn (bv. bleekmiddelen, reactieve kleurstoffen,
reactieve vochtvangers, polymeriserende agentia);
•
de speciatie van een metaal verandert;
•
een stof wordt gehydrolyseerd of langs biologische weg wordt afgebroken tot kleinere
chemische structuren zonder gemineraliseerd te worden.
Afbeelding D- 3 illustreert de situatie waarin de samenstelling/vorm waaraan mensen of
het milieu worden blootgesteld verschilt van de samenstelling/vorm die wordt gebruikt.
Mensen en het milieu kunnen aan dezelfde samenstelling of aan verschillende
samenstellingen worden blootgesteld, afhankelijk van hoe de omzetting plaatsvindt (op
welk moment tijdens het proces, met welke kinetiek etc.). Wanneer de
gebruiksomstandigheden van invloed zijn op de samenstelling/vorm waaraan
blootstelling plaatsvindt, is het ook mogelijk dat er meerdere samenstellingen/vormen
(met mogelijk een verschillend lot/risicoprofiel) in aanmerking moeten worden genomen
bij de beoordeling van de diverse gebruiksvormen van de stof. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn wanneer de procestemperatuur tot selectieve verdamping van sommige
bestanddelen leidt, of wanneer de aanwezigheid van water bepaalt in welke mate een
stof wordt gehydrolyseerd voordat blootstelling plaatsvindt.
bijvoorbeeld een chemische reactie zoals de vorming van nitrosamine uit secundaire aminen in aanwezigheid
van stikstofmonoxide, of peroxidevorming in ethers
8
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
19
Samenstelling/vorm bij het
in de handel brengen
Gebruik 11
Gebruik 12
Gebruik 13
Samenstelling/vorm waaraan mensen
en/of het milieu worden/wordt
blootgesteld
Fysisch-chemische en loteigenschappen
(Eco)toxicologische eigenschappen ->
DNEL’s, PNEC’s, indeling en etikettering,
PBT
Afbeelding D- 3: De samenstelling(en) waaraan mensen en/of het milieu
worden blootgesteld heeft/hebben een ander lot/risicoprofiel dan de
samenstelling die wordt vervaardigd/in de handel wordt gebracht.
Bovengenoemde overwegingen zijn essentieel voor een duidelijk en zinvol
registratiedossier. Het is dan ook belangrijk dat ze op transparante en heldere wijze
worden gerapporteerd in het CSR (zie de verwijzing naar hoofdstuk 1 in paragraaf
D.6.2).
In veel gevallen zal de beoordelaar kunnen aantonen dat de eigenschappen van de stof
beschreven kunnen worden door slechts één set waarden, die dan als input dient voor de
blootstellingsbeoordeling en risicokarakterisering. In andere gevallen kan het nodig zijn
om verschillende sets van eigenschappen te beoordelen zoals hierboven beschreven.
D.2.2 Beoordelingsentiteiten definiëren om de transparantie te
ondersteunen
Wanneer er meer dan één lot/risicoprofiel relevant is voor een stof, kan dit voor
veiligheidsbeoordelaars onder REACH tot relatief complexe beoordelingszaken leiden en
kan transparante documentatie in het registratiedossier een uitdaging zijn. Tegelijkertijd
zullen bevoegde instanties zich baseren op de informatie in het registratiedossier
wanneer zij besluiten of een dossier of een stof geprioriteerd moet worden voor een van
de REACH-procedures. Het ontbreken van informatie of een algemeen gebrek aan
transparantie vergroot de kans dat verdere regelgevingsprocedures worden gestart.
Om de transparantie van beoordelingen te ondersteunen, heeft ECHA samen met
belanghebbenden uit de industrie de zogenaamde 'beoordelingsentiteit' ontwikkeld. Dit
concept moet het gemakkelijker maken om beoordelingsgegevens voor stoffen met
complexere chemische eigenschappen op een transparante manier te organiseren in
IUCLID. De 'beoordelingsentiteit' is een zogenaamde 'wrapper' [verpakking] voor een set
van gegevens over stofeigenschappen (voor alle eindpunten) die voor
beoordelingsdoeleinden wordt gebruikt. De beoordelaar kan hiermee consistente sets
van eigenschapsgegevens definiëren die relevant zijn voor specifieke (in de handel
gebrachte of bij gebruik ontstane) samenstellingen/vormen. Deze gegevenssets worden
vervolgens gebruikt om de stof te beoordelen gedurende zijn levenscyclus waarbij het
chemische gedrag van de stof bij de verschillende voorziene gebruiksvormen in
aanmerking wordt genomen.
IUCLID6 biedt de registrant de mogelijkheid om aan te geven of de gerapporteerde
gebruiksvormen geassocieerd zijn met specifieke samenstellingen/vormen. Als er tijdens
20
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
de levenscyclus een nieuwe samenstelling of vorm van de stof ontstaat (bijvoorbeeld
wanneer een stof wordt gezuiverd of een bulkvorm wordt vermalen tot een nanovorm),
is het mogelijk om in IUCLID een "Composition generated upon use" (Samenstelling
ontstaan bij gebruik) op te geven.
Elke samenstelling/vorm kan in IUCLID gekoppeld worden aan een record voor indeling
en PBT-beoordeling. Om de fysisch-chemische, lot- en gevareneigenschappen van de
samenstelling/vorm te rapporteren, kan het nodig zijn om beoordelingsentiteiten te
definiëren (bijvoorbeeld wanneer meerdere (groepen van) bestanddelen een rol spelen
bij de beoordeling of wanneer een stof tijdens het gebruik wordt omgezet en zowel het
moederproduct als het/de omzettingsproduct(en) een rol spelen bij de beoordeling).
Deze beoordelingsentiteiten kunnen gekoppeld worden aan een samenstelling/vorm.
Als slechts één samenstelling met één lot/risicoprofiel relevant is voor een geregistreerde
stof, zijn die koppelingen impliciet aanwezig. Zodra er echter meerdere sets van
stofeigenschappen nodig zijn, is het van essentieel belang dat een IUCLIDgegevensverzameling transparant en inzichtelijk wordt gemaakt.
Wanneer moeten er beoordelingsentiteiten gedefinieerd worden?
Het concept beoordelingsentiteit is bedoeld om gebruikers te helpen bij het
documenteren van complexe beoordelingsgevallen in IUCLID, d.w.z. bij beoordelingen
met meer dan één relevante set van gegevens. Wanneer de beoordeling eenvoudig is, is
het niet nodig dit concept toe te passen.
Hoe verhoudt de beoordelingsentiteit zich tot informatie-eisen?
De beoordelingsentiteit is een ondersteuningsfunctie en heeft geen invloed op de
informatie-eisen van REACH. Dit neemt niet weg dat deze functie kan helpen om op een
transparante manier uit te leggen hoe aan de informatie-eisen is voldaan of waarom er
een testvoorstel is gedaan.
Hoe verhoudt de beoordelingsentiteit zich tot gelijkheid van stoffen?
De beoordelingsentiteit is een hulpmiddel voor de veiligheidsbeoordeling en staat los van
de identiteit van de geregistreerde stof. Zelfs als voor de beoordeling van meerdere
stoffen gebruik kan worden gemaakt van dezelfde gegevenssets die onder een
gemeenschappelijk gebruikte beoordelingsentiteit zijn gedefinieerd, betekent dit niet dat
deze stoffen in hetzelfde dossier kunnen worden geregistreerd.
D.2.3 Gevarenconclusies die de reikwijdte van de beoordeling
bepalen
Het doel van de gevarenbeoordeling is het identificeren en karakteriseren van de
gevaren van de stof in termen van indeling (gevarencategorie, mate van het gevaar) en
in termen van PNEC's en DNEL's/DMEL's (als er dosis-responsinformatie voorhanden is).
Voor de geïdentificeerde gevaren moeten de omstandigheden voor een veilig gebruik
(blootstellingsscenario) gedefinieerd worden, moeten schattingen van de blootstelling
worden afgeleid (die corresponderen met deze omstandigheden) en moet het
resulterende risico gekarakteriseerd worden. Merk op dat wanneer de stof aan geen van
de criteria voor indeling als gevaarlijk voldoet en ook geen PBT- of zPzB-stof is, er geen
blootstellingsbeoordeling vereist is en dit richtsnoer niet van toepassing is (zie ook
paragraaf D.1.2).
Afbeelding D- 4 laat schematisch zien hoe voor elk beschermingsdoel (van het milieu) en
voor elke blootstellingsroute en type effect (lange/korte termijn, systemisch of lokaal)
(voor de gezondheid van de mens), het type risicokarakterisering wordt vastgesteld op
basis van de beschikbare informatie. De gevarenconclusies zijn cursief weergegeven
omdat ze in IUCLID gerapporteerd kunnen worden (rubriek 6 en 7 Samenvatting). Niet
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
21
alle specifieke gevallen zijn weergegeven, en nadere informatie wordt gegeven in de
verschillende hoofdstukken van het richtsnoer zoals vermeld in de afbeelding. 9
Allereerst moet worden nagegaan of verdere testen nodig zijn. Dit is afhankelijk van de
hoeveelheidafhankelijke informatie-eisen (bijlagen VII tot en met X van REACH) en van
de mogelijkheden tot aanpassing hiervan (kolom 2 van die bijlagen en bijlage XI).
Indien er geen specifieke gegevens vereist zijn (bv. voor kleine hoeveelheden), moet de
registrant op basis van alle beschikbare informatie een conclusie trekken over het
gevaar. Er zijn dan twee mogelijkheden:
•
Voor de beoordeling wordt een gevaar verondersteld, omdat gevaar niet kan
worden uitgesloten op basis van de beschikbare informatie. In dat geval stelt de
registrant een potentieel niveau van gevaar vast en voert hij een kwalitatieve
risicokarakterisering uit.
•
Op basis van alle beschikbare informatie wordt geen gevaar geïdentificeerd.
Indien er wel gegevens vereist zijn op grond van bijlagen VII tot en met X, hoeft de
registrant die gegevens misschien toch niet te genereren. Dit kan om de volgende
redenen zijn:
•
Testen is technisch niet mogelijk (bijlage XI, punt 2). In dat geval kan
gevaar niet worden uitgesloten en wordt een kwalitatieve risicokarakterisering
verwacht.
•
Er wordt geen emissie/blootstelling verwacht (bijlage XI, punt 3) 10. Uit
de blootstellingsbeoordeling moet blijken dat de verwachte blootstelling
verwaarloosbaar is, zodat het ontbreken van een gevarenkarakterisering
gerechtvaardigd kan worden (kwalitatieve risicokarakterisering). Kwantificering
van de (zeer lage) restblootstelling kan een dergelijke beoordeling ondersteunen.
•
De eindpuntspecifieke gevareninformatie mag worden weggelaten omdat een
gevaar kan worden uitgesloten op basis van de beschikbare informatie (bv. de
vrijstelling voor aquatische toxiciteit volgens bijlage VII, kolom 2, voor stoffen die
zeer slecht oplosbaar zijn in water of stoffen waarvan het onwaarschijnlijk is dat
ze biologische membranen zullen passeren). In zo'n geval concludeert de
registrant dat er geen gevaar geïdentificeerd is op basis van de beschikbare
informatie.
Nadere aanwijzingen worden gegeven in deel B van het Richtsnoer voor informatie-eisen
en chemischeveiligheidsbeoordeling (hoofdstukken B1 t/m B6). Richtsnoeren voor de
teststrategieën zijn te vinden in hoofdstuk R.7a/b/c.
Indien er gegevens beschikbaar zijn, is de volgende stap te beoordelen of er een gevaar
geïdentificeerd wordt. Gevaren worden geïdentificeerd overeenkomstig de punten 1 tot
en met 4 van bijlage I van REACH. Er worden drie typen geïdentificeerde gevaren
onderscheiden:
•
gevaren waarvoor indelingscriteria bestaan en waarover informatie aanwezig is
die aantoont dat de stof voldoet aan de criteria en daarom wordt ingedeeld;
9
Deze begeleidingsdocumenten zijn te vinden op: http://echa.europa.eu/guidance-documents/guidance-oninformation-requirements-and-chemical-safety-assessment
10
Merk op dat als de registrant besluit om geen gegevens te genereren omdat er geen emissie/blootstelling
wordt verwacht (en dit moet worden bevestigd door het blootstellingsscenario), dit geldt voor alle
beschermingsdoelen van het milieu of voor alle routes/typen effect voor de gezondheid van de mens, voor zover
relevant.
22
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
•
gevaren waarvoor indelingscriteria bestaan, maar waarbij de effecten die in de
test worden gezien minder ernstig zijn dan de criteria voor indeling, zodat de stof
niet wordt ingedeeld. De registrant dient na te gaan of er schadelijke effecten zijn
waargenomen in onderzoeken uitgevoerd bij de hoogste praktisch haalbare en
biologisch relevante concentratie voor een toxicologisch eindpunt 11 of
milieutoxiciteit 12. Als het onderzoek niet volgens de standaard EU- of OESOrichtlijn werd uitgevoerd en er schadelijke effecten worden waargenomen (met
name wanneer de doses waarbij effecten worden gezien slechts iets hoger zijn
dan de limietdosis in een OESO-richtlijn voor dat eindpunt), moet de registrant
ofwel een motivering geven voor het negeren van de effecten (bv. omdat ze niet
biologisch relevant zijn) ofwel een beoordeling van de blootstelling uitvoeren
zoals voor elk ander geïdentificeerd gevaar.
•
gevaren waarvoor momenteel geen indelingscriteria bestaan, maar waarover
informatie aanwezig is die aantoont dat de stof dergelijke gevaarlijke
eigenschappen heeft.
Indien er in onderzoeken geen schadelijke effecten zijn waargenomen bij de hoogste
aanbevolen concentraties/doses die zijn getest, geeft dit doorgaans aan dat er geen
gevaar is geïdentificeerd voor het beschermingsdoel of de route/het type effect en er
dus geen DNEL of PNEC kan worden afgeleid 13. In dergelijke gevallen is geen
blootstellingsbeoordeling vereist voor het beschermingsdoel of de route/het type effect.
Nadere aanwijzingen zijn te vinden in hoofdstuk B.8.4. van deel B van het Richtsnoer
voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling.
Als er effecten worden waargenomen, kan het wel of niet mogelijk zijn om een
drempelwaarde voor geen effect (PNEC/DNEL) of voor minimaal effect (DMEL) af te
leiden. Als een PNEC of DNEL kan worden afgeleid moet een kwantitatieve
risicokarakterisering worden uitgevoerd (zie paragraaf D.5.1); als een DMEL kan worden
afgeleid moet een semikwantitatieve risicokarakterisering 14 worden uitgevoerd; en als er
geen drempelwaarde kan worden vastgesteld moet een kwalitatieve risicokarakterisering
worden uitgevoerd (zie paragraaf D.5.2).
11
Bv. volgens OESO- en EU-richtlijnen zoals 1000 mg/kg/d in OESO-richtlijn als een limiettest voor een
onderzoek van 90 dagen naar orale toxiciteit.
12
Bv. volgens OESO- en EU-richtlijnen zoals 100 mg/l in OESO-richtlijn als een limiettest voor acute aquatische
toxiciteit, rekening houdend met de eigenschappen van de stof die het lot in het milieu bepalen.
13
Let op: Dit geldt niet altijd voor milieugevaren van stoffen met een lage oplosbaarheid in water. Ook bij
ernstige (eco)toxicologische effecten (bv. sterfte) waargenomen bij doses net boven de limietdosis is nog altijd
een blootstellingsbeoordeling vereist.
14
Bijlage I schrijft voor dat wanneer het niet mogelijk is een kwantitatieve dosis-responsrelatie te bepalen, een
kwalitatieve beoordeling van de waarschijnlijkheid dat effecten worden vermeden, wordt uitgevoerd. In paragraaf
3.4.1 van deel E van het Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling wordt uitgelegd
dat DMEL's hiervoor een semikwantitatieve methode zijn. Als de blootstelling onder de DMEL ligt, wordt het risico
beschouwd als beheerst op een niveau dat weinig zorgen baart (zie paragraaf 3.3.3. van het Richtsnoer voor
informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling). Een dergelijke risicokarakterisering moet een verwijzing
bevatten naar de gebruiksomstandigheden die worden toegepast om de blootstelling tot een minimum te
beperken.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
23
Voor één beschermingsdoel (milieu) of één
route en type effect (mens)
Gevarenconclusie
Alle beschikbare informatie
Nee
Informatie vereist
krachtens bijlage VII-X?
Ja
Testen is technisch niet mogelijk of
Geen emissie/blootstelling verwacht
Nee
•
•
Nee
Testen mag achterwege worden gelaten
omdat gevaar kan worden uitgesloten
op basis van beschikbare informatie ->
Geen gevaar geïdentificeerd
Ja
Effecten
waargenomen? R7 en
B8
van beschikbare informatie
Niet nodig
Gevaar kan niet worden uitgesloten op
basis van beschikbare informatie
Nee
Gegevens
(testresultaten/gegevens
in silico) beschikbaar?
Geen gevaar geïdentificeerd op basis
Blootstellingsbeoordeling en
type risicokarakterisering
Nee
•
•
Geen gevaar geïdentificeerd (B.8)
Geen bioaccumulatiepotentieel
(met oog op secundaire
vergiftiging)… (R16)
Blootstellingsbeoordeling en
kwalitatieve riscokarakterisering (D.5.2)
Niet nodig
Ja
Kan
PNEC/DNEL worden
afgeleid?
R8/R10
Ja
Geen PNEC (mil.)
Geen DNEL (gezondh. mens)
Nee
PNEC/DNEL-waarde
Type en ernst van het gevaar op basis
van indelingscriteria
Kan DMEL
worden afgeleid?
R8
Ja
DMEL-waarde
Blootstellingsbeoordeling en
kwantitatieve risicokarakterisering
(D.5.1)
Blootstellingsbeoordeling en
kwalitatieve risicokarakterisering
(D.5.2)
Blootstellingsbeoordeling en
semikwantitatieve risicokarakterisering
(D.5.1)
Afbeelding D- 4: Bepaling van de reikwijdte van de beoordeling en het type
risicokarakterisering voor één beschermingsdoel van het milieu of één
blootstellingsroute en type effect voor de gezondheid van de mens
De blootstellingsbeoordeling resulteert in de opstelling van een blootstellingsscenario
(ES). Deze paragraaf beschrijft de kerninhoud van een ES onder REACH, d.w.z. de
omstandigheden voor een veilig gebruik. Er wordt een overzicht gegeven van de meest
voorkomende gebruiksomstandigheden (of blootstellingsdeterminanten).
24
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
D.3. GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN EN OPSTELLING VAN
EEN ES
D.3.1 Beginselen en workflow voor het ontwikkelen van een ES
Op basis van de REACH-tekst en ervaringen met de registratieprocedure, wordt
registranten geadviseerd om zich bij het opstellen van blootstellingsscenario's aan een
aantal leidende beginselen te houden.
•
Van een blootstellingsscenario wordt verwacht dat het maatregelen ter beheersing
van menselijke blootstelling en milieublootstelling omvat, beschreven door één
consistente set van gebruiksomstandigheden.
•
Met het oog op de transparantie mogen blootstellingscenario's slechts één fase van
de levenscyclus 15 bestrijken. Gebruiksvormen van voorwerpen waarin de stof is
opgenomen (hierna 'levensduur' genoemd) moeten in hun eigen
blootstellingsscenario's worden behandeld.
•
Het gebruik en de daaraan bijdragende activiteiten die in een ES worden behandeld
(de bijdragende scenario's) moeten op een duidelijke en consistente manier
geïdentificeerd worden door middel van intuïtieve namen of titels.
•
De gebruiksomstandigheden die in een ES worden beschreven, moeten praktisch
relevant en concreet verifieerbaar zijn door de actor in de toeleveringsketen die het
ES ontvangt en het gebruik uitvoert.
•
Bij het opstellen van een ES dient te worden uitgegaan van de gangbare
gebruiksomstandigheden in een markt/sector waar het gebruik plaatsvindt. De
gebruiksomstandigheden die in een blootstellingsscenario worden beschreven
moeten redelijkerwijs haalbaar zijn bij toepassing van goede [aan de voorschriften
voldoende] praktijken met betrekking tot:
•
•
beheer inzake veiligheid, gezondheid en milieu (VGM) op bedrijfsniveau;
•
inherente productveiligheid voor chemische producten en voorwerpen.
De verschillende gebruiksomstandigheden die relevant zijn in een
blootstellingsscenario moeten gegroepeerd worden volgens de hiërarchie van
beheersmaatregelen zoals vastgelegd in de arbeids- en milieuwetgeving van de EU:
o
inherente productveiligheid (bv. lage stoffigheid, lage concentratie,
hoeveelheidslimiet per toepassing);
o
technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van
emissie/blootstelling (met inbegrip van efficiënte toepassingstechnieken en
insluiting);
o
persoonlijke beschermingsmiddelen en gedragsadviezen.
Registranten kunnen ook gebruiksvormen of procestypen aanwijzen waarbij stoffen met
een bepaald risicoprofiel (bv. inhalatieallergenen bij spuittoepassingen) niet gebruikt
dienen te worden. Extra risicobeheersmaatregelen (RMM’s) (bv. een plaatselijk
afzuigsysteem) vormen in dergelijke gevallen niet altijd de juiste strategie, ongeacht of
enige effectiviteit haalbaar lijkt. Registranten zouden dan kunnen voorstellen om over te
schakelen op een gesloten systeem, of het gebruik in zijn geheel kunnen afraden.
Meer informatie over levenscyclusfasen staat in hoofdstuk R.12 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling over gebruiksbeschrijving.
15
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
25
D.3.2 Overzicht van gebruiksomstandigheden
Voor de blootstellingsbeoordeling wordt uitgegaan van de kennis of de
veronderstellingen over de bestaande gebruiksomstandigheden. Aangenomen kan
worden dat het bestaande risicobeheer weerspiegelt wat de gebruikers van de stof tot
dan toe weten over de gevaren van de stof.
Activiteiten door werknemers: de volgende determinanten zijn (naast de
stofeigenschappen, zie paragraaf D.4.1 16) in belangrijke mate bepalend voor de
blootstellingsniveaus die verwacht kunnen worden:
•
Percentage van de stof in het mengsel/voorwerp: De concentratie van de stof in
een mengsel bepaalt het verwachte blootstellingsniveau. Voor lokale effecten op
de huid en ogen kan worden aangenomen dat er geen effecten zullen optreden
(en het gebruik dus veilig is) als het percentage van de stof in het mengsel onder
de concentratiegrens voor indeling ligt. Ook voor de inademingsroute geldt dat de
concentratie van invloed is op de te verwachten blootstelling, maar bij de
beoordeling van stoffen in vloeibare vorm spelen ook andere factoren zoals de
dampspanning van de stof (bij de procestemperatuur) een rol. Voor stoffen die
zijn opgenomen in de matrix van een voorwerp kunnen diverse factoren het
migratie- of diffusiegedrag van de stof beïnvloeden, en afhankelijk daarvan kan
de concentratie in meer of mindere mate de blootstelling bepalen.
•
Fysische vorm van het product: Stoffige producten zijn moeilijker in te sluiten dan
meer massieve vaste stoffen of vloeistoffen en kunnen zodoende tot een hogere
blootstelling leiden.
•
Duur van de activiteit/blootstelling: Voor werknemers wordt gewoonlijk uitgegaan
van een dagelijkse blootstellingsduur van 8 uur en wordt de gemiddelde
concentratie over deze tijd geschat. Bepaalde activiteiten kunnen herhaaldelijk
plaatsvinden tijdens een dienst maar een totale duur hebben van minder dan 8
uur (bv. bemonstering of overbrenging van stoffen). De gemiddelde
blootstellingsconcentratie over de dienst mag dan dienovereenkomstig worden
aangepast (verlaagd). Als een stof voldoet aan de indelingscriteria voor acute
toxiciteit, is een speciale beoordeling voor kortdurende taken/gebeurtenissen met
een hoge blootstelling vereist.
•
Aard van de activiteit: Bepaalde activiteiten worden uitgevoerd bij een hogere
temperatuur of onder toepassing van mechanische energie (bv. machinale
bewerking van oppervlakken, snijden van metaal, spuiten). Deze typen
activiteiten leiden doorgaans tot een hogere potentiële blootstelling.
•
Ontwerp van het technische proces: Het technische proces kan worden ontworpen
en uitgevoerd als een gesloten proces, zodat emissies naar de werkomgeving
verwaarloosbaar zijn.
•
Bij niet volledig gesloten processen kunnen technische maatregelen
(risicobeheersmaatregelen) worden vastgesteld om de blootstelling te beperken,
zoals fysieke barrières en ventilatie.
•
Persoonlijke beschermingsmiddelen: Als technische maatregelen niet uitvoerbaar
zijn, kan persoonlijke ademhalingsbescherming, huid- en/of oogbescherming
geadviseerd worden om de risico's te beperken.
Merk op dat het aanwezige beheersysteem van grote invloed zal zijn op de effectiviteit
van de diverse blootstellingsbeperkende maatregelen die hierboven beschreven zijn (zie
paragraaf D.3.3).
16
Voor menselijke blootstelling speelt dampspanning een sleutelrol in verband met potentiële blootstelling via
inademing.
26
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
Activiteiten door consumenten: de volgende determinanten zijn (naast de
stofeigenschappen) in belangrijke mate bepalend voor de voorspelde
blootstellingsniveaus:
•
Percentage van de stof in het mengsel/voorwerp (zie voor nadere gegevens de
paragraaf hierboven over blootstelling van werknemers);
•
Fysische vorm van het product: Voor de inherente veiligheid van
consumentenproducten is de fysische vorm van vaste stoffen (bv. tabletten in
plaats van poeder) en vloeistoffen (hogere viscositeit om spatten te voorkomen)
van groot belang.
•
Verpakking: Voor de inherente veiligheid van consumentenproducten zijn de
grootte en het ontwerp van de verpakking van groot belang.
•
Hoeveelheid per gebruiksgebeurtenis en aanbevolen specifieke
gebruiksomstandigheden.
•
Gebruiksfrequentie: Net als voor werknemers is het standaarduitgangspunt dat
de stof dagelijks wordt gebruikt en wordt dus langdurige (chronische)
blootstelling beoordeeld. Als kan worden aangetoond dat blootstelling (door welk
gebruik ook) slechts enkele dagen per jaar plaatsvindt (niet-frequent gebruik),
mag de beoordeling dienovereenkomstig worden aangepast. Volgens hoofdstuk
R.15 (EN: Consumer exposure estimation) dient dit te gebeuren door de
geschatte blootstelling per gebeurtenis te vergelijken met een geschikte
kortetermijn-DNEL, in plaats van de blootstelling te middelen over de tijd.
•
Duur van de blootstelling: Meestal wordt een productspecifieke duur van de
blootstelling per gebruiksgebeurtenis bepaald. Wanneer er meerdere
gebeurtenissen op een dag plaatsvinden, wordt de duur van de gebeurtenissen bij
elkaar opgeteld. Als de blootstellingsduur gedurende de dag aanzienlijk korter is
dan 24 uur, mag de beoordeling dienovereenkomstig worden aangepast (bv. door
de geschatte inademingsblootstellingsconcentratie te verlagen), afhankelijk van
het toxicologische profiel van de stof. Als een stof voldoet aan de indelingscriteria
voor acute toxiciteit, is een specifieke beoordeling voor kortdurende
gebeurtenissen met een hoge blootstelling vereist.
Emissie naar het milieu: de volgende determinanten zijn (naast de stofeigenschappen,
zie paragraaf D.4.1) in belangrijke mate bepalend voor de hoeveelheden die vrijkomen:
•
Hoeveelheden die op een locatie worden gebruikt, of hoeveelheden die in de
handel worden gebracht voor wijdverspreid gebruik door consumenten en
professionals;
•
Ontwerp van het technische proces waardoor emissie uit de bron in meer of
mindere mate wordt voorkomen; een voorbeeld is efficiënte aanbrenging van
stoffen op oppervlakken van voorwerpen (spuiten, uitstrijken, onderdompelen,
galvaniseren), met spoelwaterbeheer;
•
Toepassing van risicobeheersmaatregelen om de emissies naar het milieu te
verlagen: voorbeelden zijn op de locatie uitgevoerde afvalwaterbehandeling of
behandeling van afgewerkte lucht.
De beoordelaar stelt voor elke toepasselijke determinant een waarde 17 vast die tot een
veilig gebruik leidt. In de praktijk kunnen diverse combinaties van zulke waarden tot
dezelfde mate van beheersing leiden, bv. een lage concentratie in een product dat
Noot: De 'waarde' kan een getal met een eenheid zijn (concentratie, blootstellingstijd in uren, hoeveelheid in
ton) of een risicobeheersmaatregel met een bepaalde effectiviteit van verwijdering of vermindering uitgedrukt
als percentage.
17
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
27
langere tijd wordt gebruikt, of een hogere concentratie in een product dat kortere tijd
wordt gebruikt. De beoordelaar dient de meest kenmerkende combinatie van
determinanten/waarden op te nemen in het blootstellingsscenario, en de
downstreamgebruiker moet dan controleren of zijn huidige gebruiksomstandigheden tot
een zelfde mate van bescherming leiden.
De gebruiksomstandigheden worden in het ES onder verschillende kopregels
gegroepeerd op basis van hun type, bijvoorbeeld technische maatregelen, persoonlijke
beschermingsmiddelen etc. Aanhangsel D-1 bevat een overzicht van de verschillende
groepen en hun kopregels die in het blootstellingsscenario worden gebruikt, zowel in het
CSR als in het ES voor communicatie.
D.3.3 Effectiviteit van risicobeheersmaatregelen op locaties
Als risicobeheersmaatregelen een voorwaarde zijn voor een veilig gebruik, moet de
registrant aannamen maken over de effectiviteit van de maatregelen die hij in de
blootstellingsscenario's beschrijft. Deze aannamen worden expliciet gemaakt in het CSR
en omgezet in informatie die geverifieerd kan worden door de downstreamgebruiker die
de blootstellingsscenario's ontvangt.
De effectiviteit van een maatregel moet zodanig worden uitgedrukt dat:
•
deze bij kwantificering van de blootstelling (op basis van modellen) kan worden
ingevoerd als factor waarmee de blootstelling of emissie waarschijnlijk zal
afnemen wanneer een technische maatregel wordt geïmplementeerd in een
bepaalde situatie, bijvoorbeeld een plaatselijk afzuigsysteem,
afvalwaterbehandeling op de locatie vóór lozing 18;
•
deze bij kwantificering van de blootstelling (op basis van modellen) kan worden
ingevoerd als factor waarmee de blootstelling waarschijnlijk zal afnemen wanneer
persoonlijke beschermingsmiddelen worden toegepast;
•
deze de gebruiksomstandigheden inzichtelijker kan maken in gevallen waarin het
risicobeheer is geïntegreerd in het ontwerp en/of de uitvoering van het proces
(bv. gesloten systemen); een vergelijking tussen een proces zonder RMM en een
proces met RMM zou dan immers betekenisloos zijn. In dergelijke gevallen geeft
de gekwantificeerde restblootstelling of restemissie aan hoe effectief de
beheersmaatregelen over het geheel genomen zijn.
De veronderstelde effectiviteit van de RMM die in een bijdragend scenario wordt
beschreven, moet redelijkerwijs haalbaar zijn wanneer de apparatuur op passende wijze
wordt geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. De specifieke elementen in de
bedrijfsbeheersystemen inzake veiligheid, gezondheid en milieu (VGM) die dit
waarborgen, moeten deel uitmaken van het blootstellingsscenario. Er moet vanuit
worden gegaan dat de effectiviteit van RMM's op kleine locaties en in mobiele diensten
doorgaans lager is dan op industriële locaties met geavanceerde VGM-systemen.
In het ES voor communicatie moeten de RMM's zodanig worden beschreven dat
downstreamgebruikers kunnen controleren of de effectiviteit van risicobeheersing bij hun
werkzaamheden overeenkomt met de veronderstelde effectiviteit in de beoordeling van
de registrant. Dit ES dat aan partijen verderop in de keten wordt doorgegeven, dient
daarom uitleg te bevatten over hoe voor een bepaalde (reeks) maatregel(en) een
bepaald niveau van effectiviteit kan worden bereikt.
Als een fabrikant/importeur veronderstelt dat een maatregel een bepaalde effectiviteit
heeft, moet hij de bron van deze veronderstelling in het CSR documenteren. Hij dient
ervoor te zorgen dat de aanname uit een betrouwbare bron komt en toepasselijk is voor
18
Noot: Voor technische maatregelen die emissie naar lucht of water beperken en technische maatregelen die
blootstelling via inademing of via de huid beperken, kan effectiviteit meestal worden gegarandeerd.
28
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
de omstandigheden bij het gespecificeerde gebruik. Hij moet hierbij ook nagaan of de
gebruiksomstandigheden overeenkomen met goede praktijken in de sector wat ontwerp,
gebruik en onderhoud van de apparatuur. De aanname kan berusten op
wetenschappelijke publicaties of op de standaarden die in algemeen aanvaarde tools
voor blootstellingsschatting worden gebruikt.
D.3.4 Informatie verzamelen over de gebruiksomstandigheden
Bij het uitvoeren van een CSA kan het moeilijk zijn om achter de typische
gebruiksomstandigheden te komen. Informatie over de gebruiksomstandigheden die het
uitgangspunt voor de CSA moeten vormen, kan het best verkregen worden uit de
volgende bronnen:
•
informatie die op sectorniveau overeengekomen is en door sectororganisaties
beschikbaar wordt gesteld in de vorm van routekaarten (zie volgende paragraaf);
•
marktkennis binnen het bedrijf, bijvoorbeeld afkomstig van de verkoopafdeling of
opgedaan bij het verlenen van technische diensten aan klanten of bij
productontwikkeling. Deze bron van informatie zal met name een rol spelen voor
'specialty chemicals' (chemische stoffen ontwikkeld voor een specifieke toepassing)
en/of bedrijven met een grote klantenbasis. Individuele afnemers kunnen ook
registranten benaderen met informatie over hun gebruiksvormen en een verzoek om
hun gebruiksomstandigheden op te nemen in de desbetreffende
blootstellingsscenario's.
•
Gepubliceerde documenten waarin technische processen en/of werkprocessen
worden beschreven vanuit het oogpunt van milieu-emissie of blootstelling van de
mens, zoals:
•
19
o
Emissiescenariodocumenten (ESD's) 19: onder leiding van de OESO
ontwikkelde documenten die bronnen, productieprocessen, routes en
gebruikspatronen beschrijven. ESD's hebben tot doel de emissies van een
chemische stof in water, lucht, grond en/of vaste afvalstoffen te
kwantificeren.
o
Referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (BREF's)
ontwikkeld in de context van de richtlijn inzake industriële emissies (IED,
2010/75/EU). Ze beschrijven niet alleen technieken en processen die in een
specifieke sector worden gebruikt, maar ook de huidige emissie- en
verbruiksniveaus 20.
o
Bladen met elementaire adviezen over maatregelen ter beheersing van
blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek. Het gaat hier om
eenvoudige adviezen in 'factsheets', 'control guidance sheets'
(richtsnoerbladen voor beheersing) genaamd, die soms specifiek zijn voor een
bepaalde industriesector. Voorbeelden zijn de richtsnoerbladen Control of
Substances Hazardous to Health (COSHH) 21 ontwikkeld door het Britse Bureau
voor gezondheid en veiligheid (HSE), en de zogenaamde VSK's 22 die door de
Duitse instanties zijn ontwikkeld.
Onderzoeksresultaten en andere openbare literatuur, bijvoorbeeld enquêtes over
gewoonten en praktijken van consumenten, of onderzoeken naar de effectiviteit van
http://www.oecd.org/chemicalsafety/risk-assessment/introductiontoemissionscenariodocuments.htm/
20
http://eippcb.jrc.ec.europa.eu/reference/
21
http://www.hse.gov.uk/coshh/
Verfahrens- und stoffspezifische Kriterien (VSK) für die Gefährdungsbeurteilung (procedure- en stofspecifieke
criteria voor gevarenbeoordeling) (TRGS 420).
22
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
29
een bepaald soort risicobeheersmaatregelen in verschillende
sectoren/omstandigheden.
D.3.5 Sectorroutekaarten die gebruiksomstandigheden omvatten
REACH bepaalt dat downstreamgebruikers van chemische stoffen het recht hebben hun
gebruiksvormen stroomopwaarts te communiceren in de toeleveringsketen zodat ze in
het registratiedossier van de fabrikant/importeur kunnen worden opgenomen. Als deze
communicatie echter tussen individuele bedrijven plaatsvindt, bestaat de kans dat het
proces zeer inefficiënt en ineffectief wordt.
Om deze reden kwam de industrie voorafgaand aan de REACH-registratietermijn van
2010 overeen dat routekaarten het aanbevolen mechanisme zijn voor geven van input
aan de eerste golf van registratiedossiers. Routekaarten zijn gestructureerde
beschrijvingen van op sectorniveau overeengekomen gebruiksvormen en
gebruiksomstandigheden die registranten als input voor hun registraties kunnen
gebruiken.
Zoals gezegd bevatten routekaarten niet alleen een beschrijving van het gebruik en de
daaraan bijdragende activiteiten, maar ook verwijzingen naar de corresponderende
inputs voor de blootstellingsbeoordeling voor werknemers, het milieu of consumenten.
Als er in een sector generieke blootstellingscenario's (Generic Exposure Scenario's,
GES'en) beschikbaar zijn, kunnen die gebruikt worden voor de ontwikkeling van
routekaarten. De inputs voor de blootstellingsbeoordeling worden eveneens volgens
overeengekomen concepten en structuren ontwikkeld, in de vorm van specifieke
beschrijvingen van de blootstelling van werknemers (Specific Workers Exposure
Descriptions, SWED's), specifieke milieu-emissiecategorieën (Specific Environmental
Release Categories, SpERC's) en specifieke determinanten voor blootstelling van
consumenten (Specific Consumer Exposure Determinants, SCED's). Nadere informatie
hierover is te vinden in de desbetreffende ECHA-richtsnoeren over werknemers-,
consumenten- en milieublootstellingsbeoordelingen. 23
Het routekaartenconcept heeft voordelen voor alle partijen:
•
Registranten kunnen profiteren van relevante, door downstreamgebruikers verstrekte
informatie over de gebruiksvormen van stoffen en hun gebruiksomstandigheden. De
informatie is zodanig gestructureerd dat deze bruikbaar is voor het opstellen van hun
registraties en kan worden ingevoerd in de blootstellingsbeoordelingstools.
•
Registranten kunnen ervoor zorgen dat hun beoordelingen betrekking hebben op de
relevante gebruiksvormen voor iedere sector waaraan hun stoffen worden geleverd.
•
De informatie in de CSA's/CSR's wint aan kwaliteit omdat zij gebaseerd is op
realistische, door downstreamgebruikers verstrekte gebruiksvormen en
gebruiksomstandigheden. Bijgevolg kunnen bevoegde instanties hun besluiten op
actuele informatie baseren.
•
De informatie die downstreamgebruikers van verschillende registranten ontvangen is
consistent en geharmoniseerd omdat deze op dezelfde inputgegevens is gebaseerd.
Aangezien de inhoud van de informatie die wordt opgenomen in het
blootstellingsscenario dat met het veiligheidsinformatieblad wordt doorgegeven in de
toeleveringsketen, op sectorniveau is overeengekomen door downstreamgebruikers,
zullen de ES'en naar verwachting verbeteren en zinvoller worden voor hun
ontvanger.
Zie
hoofdstukken
R.14,
R.15
en
R.16
van
het
Richtsnoer
voor
informatie-eisen
en
chemischeveiligheidsbeoordeling dat beschikbaar is op: http://echa.europa.eu/guidance-documents/guidanceon-information-requirements-and-chemical-safety-assessment
23
30
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
Routekaarten worden het best ontwikkeld door formulerende sectoren in samenwerking
met eindgebruikerssectoren, de sectoren waaraan door registranten wordt geleverd. Ze
kunnen betrekking hebben op de gebruiksvormen van de stoffen in opeenvolgende
levenscyclusfasen waarin doorgaans mengsels worden gebruikt. Routekaarten geven dus
gebruiksomstandigheden voor mengsels weer, en registranten moeten hieruit de stukjes
informatie halen die relevant zijn voor hun specifieke registratieplichtige stof. Sommige
stoffen die deel uitmaken van een mengsel zullen bijvoorbeeld de fase van het
gebruiksleven van het voorwerp niet bereiken (oplosmiddel in verf), terwijl andere
stoffen in hetzelfde mengsel dat wel zullen doen (pigmenten in de verf).
Routekaartontwikkeling is een activiteit in het kader van de CSR/ES Roadmap. Zij heeft
voornamelijk geleid tot een overeengekomen sjabloon voor routekaarten en een sjabloon
voor de verschillende inputs voor de blootstellingsbeoordeling. De sjablonen zijn
beschikbaar op de CSR/ES Roadmap-website 24. Op de CSR/ES Roadmap-pagina's wordt
ook aangegeven waar beschikbare routekaarten van downstreamgebruikerssectoren te
vinden zijn.
D.3.6 Risicobeheerbibliotheken
Om de communicatie binnen de toeleveringsketen in de Europese markt op een
effectieve en nauwkeurige manier te laten verlopen, wordt fabrikanten, importeurs en
downstreamgebruikers geadviseerd om voor het structureren en beschrijven van RMM’s
gebruik te maken van een gestandaardiseerd systeem. Toen het REACH-systeem werd
ingevoerd, had Cefic een bibliotheek van RMM's opgezet die de eerste gestructureerde
verzameling van beschikbare RMM's voor de verschillende doelgroepen en
blootstellingsroutes vormde (zie aanhangsel D-2). De bibliotheek bevatte onder meer
productgerelateerde, technische, informatiegerelateerde en organisatorische
maatregelen, en koppelingen naar diverse bronnen van informatie. In aansluiting hierop
had ECHA het richtsnoer hoofdstuk R.13 gepubliceerd, dat een initieel concept vormde
voor het definiëren van risicobeheer in de context van een REACHblootstellingsbeoordeling.
Doel van het 'RMM-bibliotheek'-concept was het toegankelijk maken van
risicobeheersadviezen die in diverse bronnen verspreid over heel Europa aanwezig
waren. Het kan dan gaan om adviezen voor sectoren, productgroepen, processen of
individuele horizontale maatregelen zoals persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's).
Als een sectororganisatie bijvoorbeeld RMM-richtsnoeren voor bepaalde typen
producten/processen heeft ontwikkeld, kan deze informatie via een bibliotheek
toegankelijk worden gemaakt voor registranten van stoffen die in deze sector worden
gebruikt.
Informatie uit RMM-bibliotheken kan registranten (en downstreamgebruikers) helpen om
redelijke aannamen te maken over de effectiviteit van RMM's. Daarnaast kunnen de
bibliotheken een hulpmiddel kunnen zijn bij het definiëren van gestandaardiseerde
zinnen om de kerninhoud van een risicobeheersmaatregel door te geven.
Bij het verschijnen van dit richtsnoer heeft noch de Cefic-bibliotheek noch hoofdstuk
R.13 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling van
ECHA verdere ontwikkeling ondergaan sinds hun publicatie in 2008. Bepaalde RMMinformatie is ook aanwezig in:
•
richtsnoeren voor blootstellingsbeoordeling (hoofdstukken R.14, R.15 en R.16 van
het Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling)
•
routekaarten die SpERC's, SCED's, SWED's bevatten (zie paragraaf D.3.5)
24
De sjablonen zijn nog niet beschikbaar bij het verschijnen van dit richtsnoer.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
•
31
bibliotheek van EScom-zinnen (zie paragraaf D.7.2.2)
D.4. SCHATTING VAN DE BLOOTSTELLING
Doel van de emissie- en blootstellingsschatting in het kader van REACH is het
kwantificeren van de blootstelling die verwacht kan worden wanneer de
gebruiksomstandigheden van het blootstellingsscenario worden toegepast. Op basis van
deze kwantificering kan dan geconcludeerd worden of de risico's afdoende kunnen
worden beheerst. Voor elk bijdragend scenario moet een corresponderende set van
blootstellingsgegevens (voor de verschillende milieucompartimenten of de verschillende
blootstellingsroutes voor de mens) worden afgeleid.
D.4.1 Blootstellingsschattingen op basis van modellen en op basis
van metingen
Blootstellingsschattingen kunnen worden afgeleid uit modelgebaseerde voorspellingen of
uit sets van meetgegevens. Robuuste meetgegevens die representatief zijn voor de
situatie/het gebruiksscenario/de gebruiksomstandigheden in kwestie, zijn echter niet
altijd beschikbaar. Bovendien is de kennis van de registrant over de specifieke
omstandigheden van het downstreamgebruik beperkt. Daarom is het een gangbare
praktijk om blootstellingsschattingen af te leiden uit modellen, gebruikmakend van
enkele generieke standaardblootstellingsdeterminanten (=gebruiksomstandigheden)
zoals opgesomd in paragraaf D.3.2. De blootstelling aan een stof wordt bepaald door de
omstandigheden in combinatie met de verspreidings- en loteigenschappen van de stof.
Tabel D- 1 geeft een overzicht van de stofeigenschappen die gewoonlijk minimaal nodig
zijn om een zogenaamde 'tier 1'-blootstellingsschatting (op het eerste niveau) uit te
voeren.
Tabel D- 1: Fysisch-chemische eigenschappen/loteigenschappen van de stof die
nodig zijn voor een 'tier 1'-blootstellingsschatting
Stofeigenschappen
Nodig voor bijvoorbeeld:
Fysische toestand van de
stof bij 20
ï‚°C
ECETOC TRA werknemers 25
Molecuulgewicht
EUSES (milieu), ECETOC TRA werknemers en ECETOC TRA
consumenten
Dampspanning
EUSES (milieu), ECETOC TRA werknemers en ECETOC TRA
consumenten
Oplosbaarheid in water
EUSES (milieu)
Smeltpunt
EUSES (milieu)
Kow of Koc of Kps
EUSES (milieu)
Biologische afbraak
EUSES (milieu)
25
De fysische toestand van de stof is nodig bij de TRA voor werknemers om vast te stellen of de blootstelling
wordt bepaald door de dampspanning of de stoffigheid van het gebruikte product, of dat de beoordeling buiten
het toepassingsgebied van de tool valt (de TRA voorspelt bijvoorbeeld niet de blootstelling voor vaste stoffen in
een vloeibaar mengsel).
32
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
Schattingen van beroepsmatige blootstelling hebben gewoonlijk betrekking op
categorieën van activiteiten die door werknemers worden uitgevoerd (procescategorieën,
PROC's). Schattingen van de blootstelling van de consument hebben gewoonlijk
betrekking op categorieën van producten waarvoor gewoonten en praktijken van
consumenten kunnen worden beschreven. Schattingen van milieu-emissie hebben
gewoonlijk betrekking op een levenscyclusfase en het technische lot van de stof na
gebruik (stof reageert tijdens het gebruik, technische hulpstof komt uiteindelijk terecht
in afval of het milieu, of stof blijft in de matrix van een voorwerp).
Als het niet mogelijk is om risicobeheersing aan te tonen met een 'lower tier'-tool voor
blootstellingsschatting, moet 'higher tier'-modellering plaatsvinden (bv. met behulp van
Stoffenmanager, Riskofderm, ART of specifieke modellen in ConsExpo) 26 of zijn sets van
meetgegevens nodig (bestaande gegevens of gegevens die speciaal voor REACH-CSA
zijn gegenereerd). Dit kan ook nodig zijn bij evaluatie van de onzekerheden van de
beoordeling (zie paragraaf D.5.4). De volgende voorbeelden schetsen typische situaties
waarin een meer diepgaande emissie-/blootstellingsschatting vereist kan zijn:
•
De beoordelingsgevallen vallen buiten het toepassingsgebied van 'tier 1'-modellen
(bv. vaste stoffen in vloeistoffen voor de ECETOC TRA).
•
Weinig vluchtige stoffen (niet-stoffig) met een lage DNEL bij gebruiksvormen waar
geen specifieke energie (mechanische of thermische) wordt toegepast en daardoor
geen aerosol-/damp-/stofvorming verwacht wordt. Reden: 'tier 1'-modellen hebben
de neiging om in dergelijke gevallen de blootstelling aan de dampfase te
overschatten.
•
Stoffen die reageren bij het eindgebruik, waarbij de blootstelling aan de moederstof
wordt beperkt doordat de reactiesnelheid zodanig hoog is dat de concentratie van de
moederstof snel afneemt. Reden: 'tier 1'-modellen genereren doorgaans geen
concentratie-tijdcurven. De de blootstellingsschatting wordt dus gebaseerd op de
beginconcentratie van de stof in het product, wat kan leiden tot een overschatting
van de blootstelling aan de moederstof tijdens het gebruik.
•
Stoffen zonder drempelwaarde met ernstige effecten (PBT-/zPzB-stoffen, CMRstoffen, inhalatieallergenen), waarvoor speciale gebruiksomstandigheden (niet
gedekt door standaardblootstellingsdeterminanten) nodig kunnen zijn om emissie en
blootstelling te minimaliseren/voorkomen.
REACH vereist dat bestaande, op juiste wijze gemeten, representatieve
blootstellingsgegevens in aanmerking worden genomen bij de blootstellingsbeoordeling,
hetzij als opzichzelfstaande gegevens hetzij in combinatie met modelgebaseerde
blootstellingsschattingen. Als er sets van meetgegevens worden gebruikt, dient er
voldoende contextuele informatie beschikbaar te zijn om blootstellingsscenario's af te
leiden (die de gebruiksomstandigheden beschrijven die tot de gemeten blootstelling
leiden, inclusief eventuele toegepaste beheersmaatregelen).
D.4.2 Speciaal geval: schatting van de blootstelling voor de eigen
locatie
Bij het beoordelen van gebruik dat plaatsvindt op de eigen locatie of op locaties van
bekende afnemers, heeft de registrant gewoonlijk toegang tot meer locatiespecifieke
informatie. Hij kan bijvoorbeeld misschien gebruik maken van monitoringgegevens die
Zie hoofdstuk R.14 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling, waarin een
overzicht wordt gegeven van het toepassingsgebied, de inputs en de outputs van de verschillende
modelleringstools.
26
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
33
betrekking hebben op de blootstelling van werknemers of emissies naar het milieu.
Voor werknemers vindt doorgaans monitoring plaats om de blootstelling van één
werknemer gedurende een werkdag te controleren. Afhankelijk van de werkorganisatie
en taakverdeling kunnen deze gemeten blootstellingsniveaus corresponderen met de
uitvoering van meerdere taken door één werknemer of met de uitvoering van één enkele
taak. In de beoordeling moet dit helder worden toegelicht, met een volledige
beschrijving van de taken die tijdens de metingen worden uitgevoerd.
D.5. RISICOKARAKTERISERING
In de risicokarakterisering toont de registrant aan dat onder de gebruiksomstandigheden
die in de blootstellingsscenario's worden beschreven, emissie/blootstelling wordt
voorkomen of in zodanige mate wordt beheerst dat er geen schadelijke effecten kunnen
optreden. Als risicobeheersing niet kan worden aangetoond, kan de registrant zijn
beoordeling herhalen door:
•
meer realistische blootstellingsschattingen af te leiden (bv. door het gebruik van
'higher tier'-modellen of het genereren van gemeten blootstellingsgegevens), of
•
de gevarenbeoordeling te verfijnen (bv. door nieuwe gegevens te genereren met
geschiktere onderzoekstypen en daarmee de vereiste beoordelingsfactoren te
verlagen), of
•
stringentere operationele omstandigheden of risicobeheersmaatregelen voor te
stellen;
•
de ondersteunde gebruiksvormen te beperken.
Op basis van de verfijnde beoordeling is de registrant dan wellicht toch in staat om
definitieve blootstellingsscenario's af te leiden waarvoor beheersing van de risico's kan
worden aangetoond.
D.5.1 Kwantitatieve risicokarakterisering
Indien een geen-effect-niveau (PNEC, DNEL) kan worden afgeleid, kan het risico
gekarakteriseerd worden door de verwachte blootstelling te vergelijken met het geeneffect-niveau en vervolgens de risicokarakteriseringsratio (risk characterisation ratio,
RCR) te berekenen. Voor veel stoffen zijn DNEL's voor systemische langetermijneffecten
beschikbaar. Ze representeren het blootstellingsniveau waaraan een persoon 8 dagen
per week (werknemer) of 24 uur per dag (consument) gedurende zijn/haar leven kan
worden blootgesteld zonder dat er schadelijke systemische effecten te verwachten zijn.
Wanneer de duur van de blootstelling korter is en/of de frequentie lager, mag de
beoordeling worden aangepast.
Voor stoffen met acute toxiciteit dienen acute DNEL's te worden afgeleid. Deze worden
dan vergeleken met piekblootstellingen (korte perioden van hoge blootstelling) die
tijdens het gebruik kunnen optreden. Ook is het mogelijk, wanneer lokale effecten een
rol spelen, dat een DNEL uit een corresponderend onderzoek beschikbaar is.
D.5.2 Kwalitatieve en semikwantitatieve risicokarakterisering
Voor een aantal eindpunten is het niet (altijd) mogelijk om een geen-effect-niveau af te
leiden. De indeling van de stof geeft echter het type en de ernst van het gevaar aan en
kan gebruikt worden om een passende risicobeheerstrategie vast te stellen (zie ook tabel
E.3-1 in deel E van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling). De kwalitatieve risicokarakterisering moet de
argumenten leveren om te concluderen dat de gebruiksomstandigheden die in het
blootstellingsscenario worden beschreven geschikt zijn om de risico's van de
geïdentificeerde gevaren te beheersen. Deze argumenten kunnen schattingen van de
34
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
emissie/blootstelling omvatten.
Voor sommige stoffen zonder een geen-effect-drempelwaarde (in het bijzonder
kankerverwekkende stoffen) kan een minimaal-effect-niveau (DMEL) worden afgeleid
(zie hoofdstuk R.8 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling). De DMEL kwantificeert de waarschijnlijkheid dat het
schadelijke effect zal optreden in een populatie afhankelijk van het blootstellingsniveau.
Vervolgens kan een semikwantitatieve risicokarakterisering worden uitgevoerd. Deze
bestaat uit i) een kwalitatieve argumentatie die onderbouwt dat de
gebruiksomstandigheden die in het blootstellingsscenario worden beschreven geschikt
zijn om blootstelling te minimaliseren/voorkomen en ii) een vergelijking van de
voorspelde blootstelling met de DMEL.
Voor stoffen die op grond van de uitkomst van de PBT-beoordeling als PBT-/zPzB-stoffen
moeten worden behandeld, moeten emissies naar het milieu tot een minimum worden
beperkt. De risicokarakterisering moet de argumenten leveren om te concluderen dat de
gebruiksomstandigheden die in het blootstellingsscenario worden beschreven (bv. een
gesloten systeem) en de emissies die in de emissieschatting zijn gekwantificeerd, de
beste beschikbare techniek (met inbegrip van niet-technische middelen) representeren
om emissies te vermijden. Deze argumenten dienen een verklaring te bevatten waarom
het niet mogelijk is om de emissies zoals gekwantificeerd in de emissieschatting, verder
te verlagen.
D.5.3 Gecombineerde risico's
Gecombineerde blootstelling aan meerdere chemische stoffen valt buiten het bereik van
de chemischeveiligheidsbeoordeling onder REACH. In de context van REACH verwijst de
term "gecombineerd" naar blootstelling aan één stof via meerdere routes of naar
blootstelling aan meerdere bronnen. In verschillende gevallen, die hieronder worden
beschreven, moet aandacht worden geschonken aan risico's door gecombineerde
blootstelling.
De risicokarakteriseringsratio's voor systemische gezondheidseffecten die voor de
verschillende blootstellingsroutes binnen een bijdragend scenario zijn berekend (dermale
en inademingsroute voor werknemers plus orale route voor consumenten, dermale en
inademingsroute voor mensen via het milieu), moeten bij elkaar worden opgeteld om de
totale systemische risicokarakteriseringsratio te verkrijgen. Deze RCR moet kleiner zijn
dan 1 om een veilig gebruik aan te tonen.
Blootstellingen ten gevolge van verschillende taken van een werknemer worden
doorgaans niet geaggregeerd in beoordelingen voor REACH-registratie, omdat deze
aggregatie typisch afhankelijk is van de locatiegerelateerde werkorganisatie. Dergelijke
gecombineerde blootstelling kan voor een eigen locatie worden bepaald maar is moeilijk
in te schatten voor de diverse locaties van downstreamgebruikers. Voor een generieke
blootstellingsbeoordeling is het meest geschikte uitgangspunt daarom de aanname dat
de taak gedurende 8 uur wordt uitgevoerd. De beoordeling is dan onafhankelijk van de
werkorganisatie van de downstreamgebruiker. Niettemin kan de registrant besluiten om
de beroepsmatige blootstellingsscenario's te baseren op een duur van minder dan 8 uur,
omdat i) de taak die wordt uitgevoerd kort van aard is (bv. volgens informatie uit
sectorroutekaarten) of ii) beperking van de duur een maatregel is om het risico te
beheersen. Dit laatste kan betekenen dat om een veilig gebruik te garanderen,
werknemers gedurende de rest van de dienst niet meer aan de stof mogen worden
blootgesteld. Op grond van wetgeving op het vlak van gezondheid en veiligheid op het
werk moet een werkgever het risico over de hele dienst beoordelen. Het staat de
registrant vrij een waarschuwing hierover op te nemen in het blootstellingsscenario voor
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
35
communicatie (zie paragraaf D.7).
Analoge overwegingen gelden voor de blootstelling van consumenten als de stof
aanwezig is in diverse consumentenproducten die mogelijk gedurende dezelfde periode
worden gebruikt. Daarnaast kan blootstelling uit verschillende bronnen een rol spelen
wanneer een registrant overweegt om zijn beoordeling voor een bepaald gebruik te
baseren op de aanname i) dat de blootstellingsduur op een dag slechts kort is (één of
enkele uren) en/of ii) dat de stof slechts enkele keren per jaar wordt gebruikt. Als
dergelijke aannamen worden gemaakt voor een gebruik, dient de registrant te
bevestigen dat er geen aanwijzingen zijn voor substantiële bijkomende blootstelling aan
dezelfde stof uit andere gebruiksvormen/producten.
Voor de beoordeling van risico's door een gecombineerde blootstelling uit verschillende
bronnen, zijn doorgaans sets van meetgegevens of verfijndere (probabilistische)
modelleringsbenaderingen (gebaseerd op sets van gedetailleerde inputgegevens over de
verdeling van gebruikspatronen onder consumenten) vereist. Let op: Er is op dit moment
nog geen eenvoudige en robuuste methodologie (van het 'tier 1'-type) beschikbaar om
patronen van 'gelijktijdig gebruik/gelijktijdige blootstelling' onder consumenten te
beoordelen (zie voor verwijzingen naar lopende werkzaamheden de ontwerpherziening
van hoofdstuk R.15 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling op:
(http://echa.europa.eu/support/guidance/consultation-procedure/ongoing-reach)
Wat betreft het milieu wordt de gecombineerde emissie uit alle gebruiksvormen
en alle emissieroutes standaard in aanmerking genomen op regionaal niveau in de
EUSES-beoordelingen. Daarnaast moet, voor wijdverbreide gebruiksvormen, een lokale
beoordeling worden uitgevoerd waarbij alle emissies naar het afvalwatersysteem
(typisch een gemeentelijke biologische zuiveringsinstallatie) bij elkaar worden opgeteld.
D.5.4 Overwegingen met betrekking tot onzekerheid
Om de interpretatie van de risicokarakterisering te ondersteunen, moet de registrant een
beschouwing opnemen over de onzekerheden bij zijn beoordeling en hoe daarmee is
omgegaan. Dit kunnen onzekerheden zijn in verband met i) de samenstelling van de stof
en de variabiliteit hiervan (voornamelijk relevant voor UVCB-stoffen), ii) de
eigenschappen van de stof (met inbegrip van de gevareneigenschappen), iii) het
gebruikspatroon van de stof en de gebruiksomstandigheden en iv) de overeenkomstige
blootstellingsschattingen. Hoe gedetailleerd zo'n beschouwing moet zijn, hangt af van
het geval.
Onderstaande lijst bevat typische voorbeelden van gevallen waarin een registrant zou
kunnen reflecteren op de onzekerheden in zijn beoordeling:
•
De registrant wil misschien aangeven waar conservatieve standaardaannamen
(bijvoorbeeld bij 'tier 1'-blootstellingsschatting) zwaar doorwegen op de
risicokarakteriseringsratio.
•
Bij sterk variabele inputparameters (bv. de samenstelling van een UVCB-stof) wil de
registrant misschien aantonen dat zijn aannamen een afspiegeling zijn van het meest
ongunstige geval wat betreft risicokarakterisering.
•
Wanneer de loteigenschappen van de stof afhankelijk zijn van het ontvangende
milieu (zoutgehalte, waterhardheid, pH), kan het nodig zijn om voor verschillende
milieutypen te controleren of de risicokarakteriseringsratio's onder de 1 blijven. Als
de RCR <<1 is, zijn zulke berekeningen echter wellicht niet nodig.
•
Wanneer tools/methoden voor blootstellingsschatting zijn gebruikt op de grenzen van
hun toepassingsgebied of betrouwbaarheid, kan de registrant argumenten geven
36
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
waarom hij van mening is dat zijn risicokarakterisering desalniettemin valide is. Dit is
bijvoorbeeld relevant voor stoffen met zodanige eigenschappen (slechte
oplosbaarheid in water, hoge adsorptie...) dat de standaardblootstellingsmodellen de
blootstellingsschatting niet goed ondersteunen.
•
Het gebruik van blootstellingsmodelleringstools vereist dat de beoordelaar de
betreffende gebruikstypen en -omstandigheden uitdrukt in de vorm van
inputparameters (d.w.z. dat hij een waarde invoert of tussen beschikbare opties
kiest). Het is algemeen bekend dat deze 'vertalingen' afhangen van
beoordelingen/interpretaties van de individuele gebruiker en nogal veel variabiliteit
vertonen tussen gebruikers. De registrant kan een beschouwing opnemen over hoe
deze inter-gebruiker-variabiliteit van resultaten is geminimaliseerd bij de beoordeling
(bv. ervaren beoordelaars, beoordeling uitgevoerd als uitkomst van het werk een
groep, gevoeligheidsanalyse etc.).
•
Bij gebruik van 'higher tier'-modellen voor het voorspellen van de blootstelling zijn
meer inputparameters nodig, die voor een deel worden geschat. Aan zo'n schatting
zijn onzekerheden verbonden die in de beoordeling moeten worden besproken.
D.6. OPSTELLING
VAN
CHEMISCHEVEILIGHEIDSRAPPORT
HET
D.6.1 Algemene overwegingen
Het registratiedossier is de verzameling informatie die de registrant elektronisch indient
voor een bepaalde stof om aan de registratie-eisen te voldoen. Het bestaat uit twee
hoofdonderdelen:
(i) een technisch dossier, dat in het IUCLID-formaat moet worden ingediend
(ii) een chemischeveiligheidsrapport, een opzichzelfstaand document dat bij het
IUCLID-registratiedossier wordt gevoegd.
Noot: Registranten hebben de mogelijkheid om een uittreksel van de
blootstellingsbeoordeling in IUCLID-formaat te rapporteren. Chesar 27 ondersteunt de
extractie van dergelijke informatie naar IUCLID. Deze informatie in IUCLID kan
processen van bevoegde instanties ondersteunen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat
stoffen geselecteerd worden waarbij de kans op emissie/blootstelling bij het gebruik
klein is.
Het chemischeveiligheidsrapport (CSR) heeft hoofdzakelijk tot doel de
chemischeveiligheidsbeoordeling (CSA), met inbegrip van de conclusies en resultaten, op
een transparante en consistente manier te documenteren. Het vormt ook de bron
waaruit de informatie wordt gehaald die aan de verdere toeleveringsketen wordt
doorgegeven (uitgebreid veiligheidsinformatieblad).
Het CSR moet de lezer inzicht geven in de chemischeveiligheidsbeoordeling en de
wetenschappelijke argumenten die de conclusies van de gevarenbeoordeling
ondersteunen, en, indien de stof voldoet aan de criteria voor een of meer van de
gevarenklassen of categorieën van artikel 14, lid 4, of als PBT of zPzB moet worden
beschouwd, de blootstellingsbeoordeling en risicokarakterisering. Benadrukt wordt dat
kerninformatie in het CSR over gevaar en blootstelling duidelijk gepresenteerd en
gestaafd moet worden, herleidbaar moet zijn naar de bron, en naar behoren
gedocumenteerd dient te worden in de zin van vergelijkingen, eenheden, verwijzingen
Chesar is de tool voor chemischeveiligheidsbeoordeling en -rapportage ontwikkeld door het Europees
Agentschap voor chemische stoffen, die registranten ondersteunt bij het opstellen van hun CSR en ES voor
communicatie. Meer informatie is te vinden op: http://chesar.echa.europa.eu.
27
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
37
en berekeningen of gebruikte IT-tools.
De veronderstellingen omtrent operationele omstandigheden en risicobeheer moeten
traceerbaar zijn in de blootstellingsschatting en moeten in overeenstemming zijn met het
definitieve blootstellingsscenario in het CSR.
Kerninformatie die elders is gegeven (bv. in het technische dossier 28) wordt
gepresenteerd in een korte tabel met verwijzingen, en wordt niet in detail herhaald.
Gewoonlijk is een tekstveld voor de interpretatie en conclusies nodig. Wanneer er
meerdere bronnen van kerngegevens over gevaar of blootstelling zijn, moet de keuze
van de kerninformatie gemotiveerd worden.
Bijlage I van de REACH-verordening bevat algemene bepalingen voor de beoordeling van
stoffen en de opstelling van chemischeveiligheidsrapporten (CSR's). Punt 7 van bijlage I
bevat een indeling met standaardrubrieken die in het CSR worden opgenomen.
Het CSR wordt ontwikkeld en ingediend in de context van het registratiedossier en
daarom gelden dezelfde overwegingen voor bijwerking. Het moet worden bijgewerkt als
er nieuwe kennis is over de gebruiksvormen of de risico's van de stof voor de
gezondheid van de mens en/of het milieu die tot wijzigingen in het
veiligheidsinformatieblad of het chemischeveiligheidsrapport leidt. Situaties die
aanleiding kunnen geven tot bijwerking van het CSR zijn bijvoorbeeld:
•
rapportage of identificatie van nieuwe gebruiksvorm(en) voor de stof, bv. als
gevolg van een nieuwe marktontwikkeling, communicatie in de toeleveringsketen,
het beschikbaar komen van een nieuwe routekaart etc.;
•
verfijning van de bestaande beoordeling, bv. door het beschikbaar komen van
preciezere informatie over de gebruiksomstandigheden of de hoeveelheid per
gebruiksvorm;
•
resultaat van een test die is uitgevoerd na de verwerking van een testvoorstel;
•
aansluiting van een of meer nieuwe registranten bij de gezamenlijke indiening,
die nieuwe informatie, nieuwe gebruiksvorm(en) of nieuwe
samenstelling(en)/indeling(en) voor de stof inbrengen.
Indien het CSR gezamenlijk is ontwikkeld en ingediend, wordt aanbevolen de bijwerking
te bespreken en vast te stellen in de context van de gezamenlijke indiening. De
hoofdregistrant zorgt voor de updates en de andere registranten worden ingelicht
wanneer de wijzigingen zijn ingediend via een bijgewerkt registratiedossier.
D.6.2 Indeling van het chemischeveiligheidsrapport
Een CSR bestaat uit twee delen, A en B, die beide verschillende rubrieken bevatten. De
inhoud hiervan wordt kort beschreven in de volgende alinea's.
Deel A bevat:
•
28
Samenvatting van de risicobeheersmaatregelen: Risicobeheersmaatregelen
(RMM's) maken deel uit van de blootstellingsscenario's die in rubriek 9 van het
CSR worden opgenomen. Om dubbele informatie te vermijden, wordt aanbevolen
om hier enkel te verwijzen naar de RMM's die later, in het ES, in detail worden
beschreven. Als een gezamenlijk ontwikkeld CSR door de hoofdregistrant is
ingediend, moet de individuele registrant voor alle gebruiksvormen die voor hem
relevant zijn verwijzen naar het ES in het gezamenlijke CSR. Het is in dit verband
belangrijk op te merken dat niet alle registranten bijdragen aan alle
gebruiksvormen in het CSR. Transparantie over de gebruiksvormen van elke
IUCLID-stofgegevensverzameling
38
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
registrant is cruciaal. Als er (registrantspecifieke) gebruiksvormen zijn die in een
eigen (afzonderlijk) CSR zijn beoordeeld, wordt verwezen naar rubriek 9 van het
eigen CSR.
•
Verklaring dat de risicobeheersmaatregelen worden toegepast: Deze verklaring
heeft betrekking op de RMM's voor de vervaardiging en eigen gebruiksvorm(en)
van de registrant. De verklaring is specifiek voor elke registrant en wordt door
elke registrant apart ingediend.
•
Verklaring dat de risicobeheersmaatregelen worden meegedeeld: Deze verklaring
is eveneens specifiek voor elke registrant en zijn markt(en). Consistentie met de
gebruiksvormen die in het uitgebreide SDS van elke registrant worden behandeld,
is ook belangrijk.
Deel B van het CSR is bedoeld voor rapportage van de beoordeling en is ingedeeld in 10
rubrieken.
Rubrieken 1 t/m 8 van het CSR kunnen automatisch worden ingevuld door middel van
een IUCLID-plug-in 29 (Report generator), die is ontworpen om de gegevens uit een
IUCLID-stofgegevensverzameling te extraheren en automatisch in te voegen in een CSRsjabloon.
Rubriek 1 is voor rapportage van de identiteit van de stof en zijn fysisch-chemische
eigenschappen. De identiteit van de stof waarop het CSR betrekking heeft, moet
transparant worden gemaakt. Naast identificatoren wordt informatie over het type stof
en zijn (een of meer) samenstellingen verstrekt. Als er meerdere samenstellingen met
verschillende risicoprofielen onder het CSR vallen, moet dit duidelijk worden toegelicht.
Er kunnen beoordelingsentiteiten gedefinieerd worden om te zorgen voor een
transparante koppeling van informatie over de samenstelling, het gevaar (inclusief
indeling en PBT-beoordeling), de gebruiksvormen en hun blootstellingsbeoordeling en
risicokarakterisering (zie paragraaf D.2.2).
Rubriek 2 is voor rapportage over de vervaardiging en de gebruiksvormen van de stof
gedurende de levenscyclus. In hoofdstuk R.12 van het Richtsnoer voor informatie-eisen
en chemischeveiligheidsbeoordeling over gebruiksbeschrijving 30 wordt uitgelegd hoe
gebruiksvormen beschreven moeten worden. Een gebruiksbeschrijving omvat onder
meer namen voor het gebruik en de bijdragende activiteiten, uitleg over het gebruik,
gestandaardiseerde gebruiksdescriptoren, eventuele relevante wettelijke status en
hoeveelheid per gebruiksvorm. De hoeveelheid per gebruiksvorm is een belangrijk
gegeven omdat deze i) een sleutelrol speelt bij de milieubeoordeling en ii) bevoegde
instanties in staat stelt om, rekening houdend met blootstellingsinformatie, prioriteiten
voor verdere regelgevingsmaatregelen vast te stellen. Zo zullen wijdverbreide
gebruiksvormen met kleine volumes een lagere prioriteit krijgen. Omdat er verschillende
typen "hoeveelheid per gebruiksvorm" gebruikt kunnen worden door registranten
(bijvoorbeeld de hoeveelheid voor de hele EU of de eigen hoeveelheid) is transparantie
cruciaal. Nadere bijzonderheden vindt u in hoofdstuk R.16 van het Richtsnoer voor
informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling.
Als een blootstellingsbeoordeling vereist is, moet voor elke vervaardiging en elke
gebruiksvorm een beoordeling (inclusief blootstellingsscenario's, bijdragende scenario's,
blootstellingsschattingen en risicokarakterisering) worden gegeven in rubrieken 9 en 10
van het CSR. Duidelijke koppelingen tussen de gebruiksbeschrijving en de beoordeling
zijn essentieel om het rapport begrijpelijk te maken.
29
http://iuclid.eu/index.php?fuseaction=home.documentation&type=public#usermanual
http://echa.europa.eu/guidance-documents/guidance-on-information-requirements-and-chemical-safetyassessment
30
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
39
Ontraden gebruiksvormen worden ook in rubriek 2 gerapporteerd.
Rubriek 3 is voor rapportage van de indeling en etikettering van de stof (wanneer er
meerdere samenstellingen met verschillende risicoprofielen zijn, kunnen er meerdere
indelingen zijn). Hier moet worden toegelicht hoe de indelingen zijn afgeleid uit de
informatie die in rubrieken 4 t/m 7 wordt gerapporteerd.
Rubriek 4 is voor rapportage van de eigenschappen met betrekking tot het lot in het
milieu (loteigenschappen), rubriek 5 voor de beoordeling van de gevaren voor de
gezondheid van de mens, rubriek 6 voor de gevaren die gerelateerd zijn aan de fysischchemische eigenschappen en rubriek 7 voor de beoordeling van de milieugevaren. Voor
al deze rubrieken wordt geadviseerd om voor het rapporteren van informatie over elk
eindpunt de volgende algemene structuur aan te houden:
•
Overzicht van onderzoeksresultaten
•
Weglating van gegevens, indien van toepassing (met de motivering hiervoor)
•
Testvoorstellen, indien van toepassing (met specificaties van de testvoorstellen en
het tijdschema)
•
Bespreking waarbij onder meer wordt vastgesteld wat de kernresultaten voor de
beoordeling zijn.
Tevens moeten de conclusies van de gevarenbeoordeling, zoals de afleiding van DNEL's
en PNEC's of andere, kwalitatieve gevarenconclusies, worden opgenomen.
Rubriek 8 is voor rapportage van de PBT- en zPzB-beoordeling. Indien de stof (aan de
hand van de criteria van bijlage XIII van REACH) is geïdentificeerd als PBT of zPzB (of als
zodanig wordt gehanteerd), worden hier de beoordeling van de PBT- of zPzBeigenschappen en een emissiekarakterisering opgenomen. De PBT-eigenschappen
worden, zoals bij indeling en etikettering, geïdentificeerd op basis van de onderzoeken
die in rubrieken 4 en 7 van het CSR worden gerapporteerd.
Rubrieken 9 en 10 zijn voor rapportage van de blootstellingsbeoordeling en de
risicokarakterisering 31. Hoewel er enige gegevens over blootstelling in IUCLID
gerapporteerd kunnen worden, is deze informatie niet volledig en kunnen rubrieken 9 en
10 dus niet automatisch vanuit IUCLID worden ingevuld. Ze moeten met behulp van
andere tools of handmatig worden ingevuld. Chesar kan informatie over gebruik en
blootstelling naar IUCLID exporteren en de Report generator kan een volledig CSR
(rubrieken 1 t/m 10) genereren door rubrieken 1 t/m 8, ingevuld met in IUCLID
gerapporteerde gegevens, en rubrieken 9 en 10, ingevuld met in Chesar gerapporteerde
gegevens, samen te voegen.
Als een blootstellingsbeoordeling vereist is, moeten de kernelementen van de
beoordelingsbenadering alvast in rubriek 9.0 worden toegelicht. Dit maakt de tekst
begrijpelijker voor de lezer van het rapport. In deze toelichting kunnen voor elke
doelgroep (milieu, mens via milieu, werknemers, consumenten) de volgende punten aan
bod komen:
•
Een overzicht van de reikwijdte van de bloostellingsbeoordeling als bepaald op
basis van de gevarenconclusies in rubrieken 5 en 7 en/of andere overwegingen
zoals de beoordeelde hoeveelheid voor blootstelling van de mens via het milieu.
31
Let op: Omwille van de leesbaarheid wijkt de aanbevolen indeling iets af van de indeling in punt 7 van bijlage
I van REACH. Het verschil is dat wordt voorgesteld om de blootstellingsschattingen en de risicokarakterisering in
rubriek 9 te rapporteren per blootstellingsscenario en niet in rubriek 10. In rubriek 10 kan gerapporteerd worden
over gecombineerde blootstelling en risico's tussen gebruiksvormen.
40
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
•
•
De methodologie van de beoordeling, bijvoorbeeld:
o
de methoden die zijn gebruikt voor het schatten van de blootstelling en,
indien nodig, waarom ze geschikt zijn;
o
of er bij de risicokarakterisering gebruik is gemaakt van bepaalde
algemene overwegingen (relevant voor alle of de meeste
gebruiksvormen), zoals hantering van een concentratiegrens als
afkapwaarde om dermale plaatselijke effecten als beheerst te
beschouwen.
Specifieke overwegingen die relevant zijn voor alle (of de meeste)
blootstellingsscenario's, zoals:
o
maatregelen ingegeven door fysisch-chemische gevaren;
o
vereisten voor persoonlijke beschermingsmiddelen (bv. handschoentypen)
indien nodig in de bijdragende scenario's.
Voor elke vervaardiging en elke gebruiksvorm moet vervolgens een
blootstellingsscenario worden beschreven dat de volgende elementen bevat:
•
Een titelgedeelte, corresponderend met de gebruiksbeschrijving
•
Voor elke bijdragende activiteit een corresponderend bijdragend scenario dat de
omstandigheden voor een veilig gebruik beschrijft. Deze omstandigheden moeten
op een heldere en begrijpelijke manier worden vermeld. Er is een
rubriekenindeling ontwikkeld om de omstandigheden en maatregelen naar soort
te groeperen; deze is opgenomen in aanhangsel D-1.
•
Voor elk bijdragend scenario moet een (kwalitatieve of kwantitatieve)
risicokarakterisering worden gerapporteerd voor elk relevant milieucompartiment
of elke relevante route en type effect voor de gezondheid van de mens. Merk op
dat risicokarakterisering voor gecombineerde routes ook gerapporteerd moet
worden binnen elk bijdragend scenario. Voor het uitvoeren van de
risicokarakterisering zijn gewoonlijk blootstellingsschattingen nodig. Deze moeten
consistent zijn met de omstandigheden die in het bijdragende scenario worden
beschreven. Er kunnen hier ook overwegingen met betrekking tot onzekerheden
worden vermeld (zie paragraaf D.5.4).
In hoofdstukken R.14, R.15 en R.16 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling wordt nader toegelicht hoe de beoordeling moet worden
uitgevoerd.
Gecombineerde risico's tussen verschillende bijdragende scenario's of tussen
gebruiksvormen (zie paragraaf D.5.3) worden gerapporteerd in rubriek 10 van het CSR.
Enige ondersteuning en illustratie wordt gegeven
in http://echa.europa.eu/support/practical-examples-of-chemical-safety-reports
en http://echa.europa.eu/web/guest/support/guidance-on-reach-and-clpimplementation/formats
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
41
D.7. BLOOTSTELLINGSSCENARIO VOOR COMMUNICATIE
Het blootstellingsscenario, dat bij het veiligheidsinformatieblad wordt gevoegd
(uitgebreid SDS), beschrijft de omstandigheden voor een veilig gebruik die in de CSA
zijn vastgesteld. De beschreven omstandigheden moeten borg staan voor een veilig
gebruik vanuit het oogpunt van de menselijke gezondheid en het milieu. De belangrijkste
geadresseerden van de blootstellingsscenario's voor communicatie zijn gezondheids-,
veiligheids- en milieubeheerders in bedrijven, managers van fabrieken en/of
productveiligheidsbeheerders.
Registranten wordt aangeraden om bij het opstellen van blootstellingsscenario's voor
communicatie rekening te houden met de volgende punten:
32
•
Voor elk geïdentificeerd gebruik moet een apart blootstellingsscenario worden
opgesteld. Zo moeten bijvoorbeeld gebruiksvormen die bij verschillende
levenscyclusfasen horen, in verschillende scenario's worden behandeld.
•
Niet alle blootstellingsscenario's in het CSR zijn noodzakelijkerwijs relevant om te
worden doorgegeven. Het kan bijvoorbeeld ondoelmatig zijn om het
blootstellingsscenario voor de vervaardigingsactiviteiten van de registrant door te
geven in de toeleveringsketen.
•
Er moet worden gestreefd naar harmonisatie, zowel wat betreft de indeling als
wat betreft de inhoud van het ES. Omdat blootstellingsscenario's voor stoffen in
complexe toeleveringsketens terechtkomen, is het cruciaal dat hun inhoud en
formaat geharmoniseerd is tussen registranten van dezelfde stof. De uitgebreide
veiligheidsinformatiebladen zijn ook het belangrijkste instrument voor het
kenbaar maken van de indeling die registranten zijn overeenkomen tijdens het
SIEF-proces. Verschillen in indeling (bv. door een verschil in samenstelling) of
verschillen in gevaar door veranderingen in de vorm, kunnen ertoe leiden dat
leveranciers van dezelfde stof niet identieke gebruiksomstandigheden
aanbevelen.
•
In stoffenproducerende sectoren vergemakkelijken geharmoniseerde formaten in
het algemeen het consolidatiewerk dat moet worden gedaan om, op basis van de
blootstellingsscenario's voor stoffen, informatie over een veilig gebruik van
mengsels te genereren. Voor de indeling van het ES wordt het door ECHA
gepubliceerde 32 geharmoniseerde sjabloon aanbevolen. Het gebruik van
geharmoniseerde indelingen gegenereerd met behulp van IT kan de
communicatie van blootstellingsscenario's ook vergemakkelijken.
•
Voor sommige stoffen die breed worden toegepast kan het uitgebreide
veiligheidsinformatieblad zeer omvangrijk worden. Het is dan raadzaam om aan
het begin van de bijlage met de blootstellingsscenario's een inhoudsopgave op te
nemen, zodat de ontvanger gemakkelijker kan vaststellen welke
blootstellingsscenario's relevant zijn voor zijn gebruiksvorm(en). Het wordt
aanbevolen om voor deze inhoudsopgave de gestructureerde korte titels 33 te
gebruiken.
•
Sommige informatie in het CSR hoeft niet in het ES te worden opgenomen. Het is
bijvoorbeeld niet nodig om omstandigheden te vermelden die het gebruik van de
stof niet beperken (bv. de duur van een taak als deze 8 uur per dag of korter is)
of waarover individuele DU's geen controle hebben (de hoeveelheid stof bij een
wijdverbreid gebruik). Dergelijke omstandigheden worden wel in het CSR
verwacht omdat ze het CSA inzichtelijker kunnen maken voor bevoegde
http://echa.europa.eu/support/guidance-on-reach-and-clp-implementation/formats
http://www.cefic.org/Documents/IndustrySupport/REACH-Implementation/Guidance-andTools/StructuredShortTitles04112014.pdf
33
42
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
instanties.
•
Indien bij de beoordeling gebruik is gemaakt van blootstellingsmodificatoren die
gebaseerd zijn op de duur van de taak, moet in het ES voor communicatie
worden aangegeven in welke mate tijd een risicobeperkende factor is (bv. door
vermelding van de risicokarakteriseringsratio's in rubriek 3 van het
blootstellingsscenario). De ontvanger kan deze informatie nodig hebben om
inzicht te krijgen in de consequenties van de taakgebaseerde tijdslimieten voor de
werkorganisatie op zijn locatie. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat, om
een veilig gebruik te waarborgen, werknemers na het uitvoeren van één taak
gedurende de rest van de dienst helemaal niet meer aan de stof mogen worden
blootgesteld.
•
De informatie over veilig gebruik uit de blootstellingsscenario's voor stoffen is ook
bestemd om aan de verdere toeleveringsketen te worden doorgegeven wanneer
de stof is opgenomen in een mengsel. Afhankelijk van de ontvanger van het
mengsel (een formuleerder van mengsels in mengsels of een eindgebruiker van
het mengsel), heeft de formuleerder verschillende opties om de
veiligheidsinformatie die hij via het ES voor de stoffen heeft ontvangen, door te
geven:
o
Hij kan het blootstellingsscenario voor de afzonderlijke stoffen bij het
veiligheidsinformatieblad voor het mengsel voegen. Deze optie is van
toepassing als registranten hun stof in de vorm van een mengsel in de
handel brengen, of als formuleerders een mengsel aan een andere
formuleerder leveren.
o
Hij kan de ES-informatie voor de afzonderlijke stoffen samenvoegen tot
één stuk informatie over veilig gebruik voor het mengsel (als het mengsel
aan eindgebruikers wordt geleverd). Deze informatie kan dan i) in de
hoofdtekst van het veiligheidsinformatieblad worden opgenomen of ii) als
bijlage bij het veiligheidsinformatieblad worden gevoegd. In beide gevallen
moeten de gebruiksomstandigheden die volgen uit een CSA die hoger in
de toeleveringsketen is uitgevoerd, duidelijk worden aangegeven zodat de
ontvangers van het mengsel weten dat de verplichtingen van artikel 37, lid
4, van REACH 34 op hen van toepassing zijn.
Bij het uitvoeren van hun CSA moeten registranten er al rekening mee houden dat de
blootstellingsscenario's worden doorgegeven in de toeleveringsketen, d.w.z. dat zij
moeten uitgaan van de gebruiksomstandigheden die relevant zijn voor het gebruik van
mengsels door eindgebruikers. Dergelijke informatie is terug te vinden in routekaarten
van formulerende sectoren of kan bij afzonderlijke hoofdafnemers worden opgevraagd.
De volgende paragrafen, D.7.1 en D.7.2, bevatten nadere aanwijzingen om de
communicatie van blootstellingsscenario's in de toeleveringsketen soepeler te laten
verlopen. Chesar volgt de hieronder beschreven beginselen bij het genereren van het ES
voor communicatie.
D.7.1 Informatie selecteren die relevant is voor communicatie
D.7.1.1 Informatie die relevant is voor downstreamgebruikers
Het CSR is een bron van informatie voor bevoegde instanties en voor het registrerende
bedrijf zelf. Het kan toelichtingen en motiveringen bevatten die de DU niet nodig heeft
om te begrijpen onder welke gebruiksomstandigheden de registrant het gebruik veilig
34
Zie voor meer informatie het Richtsnoer voor downstreamgebruikers van ECHA
(http://echa.europa.eu/guidance-documents/guidance-on-reach)
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
43
acht. Registranten dienen de informatie die ze in het blootstellingsscenario doorgeven te
beperken tot informatie die van praktische betekenis is voor de downstreamgebruikers:
•
Een heldere omschrijving van de gebruiksvormen en activiteiten die door het
blootstellingsscenario worden gedekt
•
De operationele omstandigheden die in de beoordeling zijn verondersteld en de
resulterende risicobeheersmaatregelen die nodig zijn/aanbevolen worden om een
veilig gebruik te garanderen, waaronder:
•
o
omstandigheden die betrekking hebben op activiteiten van de ontvanger van
het ES zelf
o
omstandigheden die betrekking hebben op het ontwerp en het voorziene
gebruik, verderop in de toeleveringsketen, van de producten (mengsels en
voorwerpen) van de ontvanger die de geregistreerde stof bevatten
o
omstandigheden met specifieke behoeften inzake afvalbehandeling
(terugwinning, verwijdering)
Elke informatie die de DU helpt om inzicht te krijgen en zijn eigen
gebruiksomstandigheden te vergelijken met die in het blootstellingsscenario.
Het ES voor communicatie mag niet overdreven beschrijvend zijn, maar ook niet te
algemeen of vaag. Voor het juiste evenwicht kan worden afgegaan op het
informatieniveau van sectorspecifieke routekaarten van
downstreamgebruikersorganisaties, als deze beschikbaar zijn. Voor producten die in zeer
specifieke situaties worden gebruikt, wordt een hogere mate van gedetailleerdheid
verwacht.
In het ES voor communicatie kunnen ook omstandigheden worden opgenomen die
aanvullende adviezen over goede werkwijzen vormen (d.w.z. omstandigheden die niet in
de beoordeling zijn gebruikt en daarom niet de gerapporteerde risicokarakterisering
hoeven te bereiken), bijvoorbeeld "Voorzie in procedures en training voor
decontaminatie en verwijdering in noodgevallen". Deze moeten echter duidelijk worden
onderscheiden door ze onder een speciale kopregel '"Aanvullend advies over goede
werkwijzen" te plaatsen, met de vermelding "Verplichtingen op grond van artikel 37, lid
4, van REACH zijn niet van toepassing'" om hun niet-verplichte aard aan te geven.
Ten slotte moet worden gezorgd voor consistentie tussen de verschillende delen van het
blootstellingsscenario en tussen het blootstellingsscenario en de informatie in de
hoofdtekst van de veiligheidsinformatiebladen, met name die in rubriek 8 'Maatregelen
ter beheersing van blootstelling/persoonlijke bescherming' waar ook RMM's worden
gerapporteerd.
D.7.1.2 Informatie indien het gevaar verandert tijdens gebruik
Ook in de volgende gevallen kunnen uitgebreide veiligheidsinformatiebladen worden
verstrekt:
•
Stoffen waarbij veranderingen van de vorm of de samenstelling tijdens
downstreamgebruik tot gevaarlijke eigenschappen leiden. Volgens artikel
5, lid 1, van de CLP-verordening heeft de indeling betrekking op de vorm of de
fysische toestand waarin de stof in de handel wordt gebracht en waarin de stof
naar redelijke verwachting zal worden gebruikt. Gevaren van reactieproducten
zijn niet expliciet hieronder begrepen, maar registranten wordt geadviseerd om
analogieprincipes toe te passen. De registrant moet aan partijen verderop in de
toeleveringsketen doorgeven i) in hoeverre zijn CSA gebruiksvormen omvat
waarbij omzettingen met potentiële veranderingen in gevaar plaatsvinden, ii)
44
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
welke risicobeheersmaatregelen mogelijk nodig zijn en iii) welke gebruiksvormen
hij niet ondersteunt. De verplichtingen van downstreamgebruikers
overeenkomstig artikel 37 van de REACH-verordening (met inbegrip van
verplichtingen tot het genereren van informatie) zijn van overeenkomstige
toepassing wanneer zulke informatie wordt doorgegeven.
•
Stoffen waarbij vormverandering of reactie tijdens het gebruik tot
verdwijning van gevaarlijke eigenschappen leidt. In dergelijke gevallen is
het niet nodig om blootstellingsscenario's voor de gebruiksvormen van de nietgevaarlijke vorm/reactieproduct(en) van de stof door te geven.
Noot: Als de stof die in de handel wordt gebracht niet voldoet aan de criteria voor
indeling als 'gevaarlijk', maar verwacht kan worden dat tijdens het gebruik gevaren
zullen ontstaan, is communicatie als bedoeld in artikel 32 van de REACH-verordening
van toepassing (d.w.z. de verplichting om informatie door te geven aan de verdere
toeleveringsketen in het geval er geen veiligheidsinformatieblad vereist is). Het
bestaande SDS-formaat is het meest geschikt om informatie over deze gevaren en de
daarmee samenhangende risicobeheersmaatregelen door te geven. Als een registrant
informatie over dergelijke gevaren doorgeeft maar het gebruik niet ondersteunt, of als
de DU op de hoogte is van de veranderingen tijdens het gebruik maar ervoor kiest om
de leverancier hierover niet in te lichten, kan een DU CSR passend zijn.
D.7.2 Middelen voor communicatie
In het kader van de CSR/ES Roadmap 35 heeft ECHA samen met belanghebbenden
gewerkt aan de ontwikkeling van een aantal producten die bedrijven kunnen
ondersteunen bij de opstelling van blootstellingsscenario's voor stoffen of de doorgifte
ervan in de toeleveringsketen. Ook voor formuleerders of eindgebruikers die met
informatie uit blootstellingsscenario's omgaan, is extra ondersteuning beschikbaar. Door
onderstaande oplossingen toe te passen worden ook actoren lager in de
toeleveringsketen geholpen, omdat zij de informatie dan op een meer gestructureerde
en geharmoniseerde manier ontvangen.
D.7.2.1 Formaat van het blootstellingsscenario
De REACH-verordening definieert geen specifiek formaat voor het ES voor
communicatie; de ervaring heeft echter geleerd dat alle partijen baat kunnen hebben bij
een geharmoniseerde indeling. Een ES voor communicatie bestaat gewoonlijk uit vier
secties:
1. Titel
2. Gebruiksomstandigheden die de blootstelling beïnvloeden
3. Schatting van de blootstelling met vermelding van de bron 36
4. Richtsnoeren voor downstreamgebruikers om te beoordelen of zij binnen de door het
ES gestelde grenzen werken (conformiteitscontrole 37)
ECHA heeft een aantal geannoteerde sjablonen gepubliceerd om het aanbevolen formaat
http://echa.europa.eu/regulations/reach/registration/information-requirements/chemical-safety-report/csres-roadmap
35
36
Merk op dat rubriek 3 niet in altijd relevant is voor communicatie
Zulke richtsnoeren kunnen bijvoorbeeld beschrijven hoe schaling kan worden toegepast voor het specifieke ES
of hoe een DU in de praktijk kan aantonen dat de effectiviteit van een risicobeheersmaatregel wordt bereikt.
37
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
45
met deze vier secties toe te lichten. De geannoteerde sjablonen geven
downstreamgebruikers een beeld van wat zij in een blootstellingsscenario voor een stof
kunnen aantreffen. Ook kunnen ze registranten inzicht geven in hoe zij het ES voor
communicatie moeten structureren. In de sjablonen wordt beschreven welk type
informatie in elke sectie wordt opgenomen. Er zijn verschillende sjablonen ontwikkeld
voor verschillende fasen van de levenscyclus; aanhangsel D-1 bevat een overzicht van
de in het ES verwachte kopregels die tevens relevant zijn voor het ES voor
communicatie.
Daarnaast zijn er praktische voorbeelden van ES'en voor communicatie gepubliceerd 38.
Deze voorbeelden zijn gebaseerd op het eerder gepubliceerde illustratieve voorbeeld van
een CSR, om te laten zien hoe informatie uit het CSR kan worden geëxtraheerd en via
het ES voor communicatie kan worden doorgegeven.
De sjablonen en voorbeelden zijn beschikbaar op
http://echa.europa.eu/support/guidance-on-reach-and-clp-implementation/formats
D.7.2.2 ESCom-zinnen
Als belangrijke bijdrage aan de harmonisatie-inspanningen moeten bedrijven dezelfde
bewoordingen gaan gebruiken voor de inhoud van blootstellingsscenario's.
Blootstellingsscenario's zijn onderdeel van de veiligheidsinformatiebladen en moeten
daarom vertaald worden in de ta(a)l(en) van het land van de ontvanger.
Standaardbewoordingen vergemakkelijken ook de vertalingen.
Binnen het ESCom-project 39 is een catalogus van standaardzinnen voor
blootstellingsscenario's ontwikkeld die door alle geïnteresseerde partijen kan worden
geraadpleegd. Bij de zinnen wordt als extra informatie vermeld voor welke rubrieken de
zin relevant is of wie de opsteller van de zin is. De catalogus van standaardzinnen wordt
voortdurend verbeterd door nieuwe zinnen op te nemen of bestaande te verfijnen. Er
vindt dan ook regelmatig bijwerking plaats.
D.7.2.3 ESCom XML-uitwisselingsformaat
Blootstellingsscenario's worden gewoonlijk in een documentformaat uitgewisseld in de
toeleveringsketen. Verwerking van de informatie uit blootstellingsscenario's kan
tijdrovend zijn, omdat deze vaak eerst in de IT-systemen van het bedrijf geïmporteerd
moet worden. Om deze informatieopname in bedrijfssystemen te vergemakkelijken is
binnen het ESCom-project een XML-formaat ontwikkeld, zodat de blootstellingsscenarioinformatie niet alleen in het normale documentformaat, maar ook elektronisch kan
worden doorgegeven. Leveranciers van IT-systemen worden aangemoedigd dit XMLformaat in hun systemen te implementeren zodat ES'en op deze manier kunnen worden
opgesteld en ontvangen en de informatie niet handmatig in verschillende systemen hoeft
te worden ingetypt.
D.7.2.4 Gestructureerde korte titel
Het eerste gedeelte van de aanbevolen ES-indeling is de titel van het ES. Dit gedeelte
bevat informatie over de activiteiten die door het ES worden bestreken en is voor DU's
van cruciaal belang om uit te maken welk ES hun gebruiksvorm(en) dekt.
De gestructureerde korte titel is een combinatie van descriptoren die, samengenomen,
de ontvanger een eerste indicatie geven van de relevantie van het ES voor zijn
gebruiksvorm(en). Deze titel bestaat uit de levenscyclusfase, informatie over de markten
38
http://echa.europa.eu/support/practical-examples-of-exposure-scenarios
39
http://www.cefic.org/Industry-support/Implementing-reach/escom/
46
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
of sectoren waar het gebruik plaatsvindt en eventueel extra informatie die eveneens
gebaseerd moet zijn op standaardzinnen.
De gestructureerde korte titel is niet de naam van het blootstellingsscenario. De naam
dient de reikwijdte van het ES weer te geven waarbij weer zoveel mogelijk
standaardzinnen worden gebruikt.
In hoofdstuk R.12 van het Richtsnoer voor informatie-eisen en
chemischeveiligheidsbeoordeling over gebruiksbeschrijving wordt nader ingegaan op het
verschil tussen titels en gestructureerde korte titels van het ES.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
AANHANGSEL
D-1:
INDELING
BLOOTSTELLINGSSCENARIO'S
VAN
47
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
BINNEN
De volgende tabellen bevatten een lijst van kopregels om de rapportage van gebruiksomstandigheden binnen bijdragende scenario’s te
structureren (zowel voor het CSR als voor het ES voor communicatie). Er wordt uitgelegd welk type gebruiksomstandigheden onder de
verschillende kopregels gerapporteerd kan worden.
D.7.3 Gebruik door professionals
D.7.3.1 Bijdragende scenario's voor werknemers
Kopregel
Informatie die doorgaans in deze rubriek wordt opgenomen
Kenmerken van het product (voorwerp)
Fysische vorm van het product [gasvormig/vloeibaar/vast] en mate van stoffigheid (voor
vaste producten); concentratie van de stof in het product; verpakkingsontwerp dat van
invloed is op de blootstelling
Gebruikte (of in voorwerpen aanwezige)
hoeveelheid, frequentie en duur van het
gebruik/de blootstelling
Duur van elke taak/activiteit tijdens een dienst; frequentie van de blootstelling (bv. eenmalig
of herhaald)
Technische en organisatorische omstandigheden
en maatregelen
Procesontwerp dat de blootstelling bepaalt (bv. gesloten systemen, insluiting); uitvoering van
het proces op afstand; ventilatieomstandigheden; barrières ter voorkoming van huidcontact;
specifieke organisatorische maatregelen (bv. regelmatig onderhoud, instructies, training en
toezicht) om de werking van de technische maatregelen te ondersteunen
Omstandigheden en maatregelen met
betrekking tot persoonlijke bescherming,
hygiëne en gezondheidscontrole
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM): ademhalingsbescherming (inclusief type en
effectiviteit); huidbeschermende kleding en handschoenen (inclusief geschikt materiaal);
gezichts- en oogbescherming; biomonitoringgegevens en gezondheidsbewakingsprogramma
indien van toepassing voor een specifieke stof
Andere omstandigheden die van invloed zijn op
de blootstelling van werknemers
Plaats van gebruik (binnenshuis/buitenshuis); volume van de ruimte; bedrijfstemperatuur en
drukomstandigheden
Aanvullend advies over goede werkwijzen.
Verplichtingen op grond van artikel 37, lid 4,
van REACH zijn niet van toepassing.
Adviezen over goede werkwijzen die buiten de verplichte kernmaatregelen van het CSA vallen
(hoeven niet te worden opgevolgd door de downstreamgebruiker).
48
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
D.7.3.2 Bijdragend scenario voor het milieu
Kopregel
Informatie die doorgaans in deze rubriek wordt opgenomen
Kenmerken van het product (voorwerp)
Concentratie van de stof in het product; viscositeit van vloeibaar product;
verpakkingsontwerp (of transportmaterieel) dat van invloed is op de emissie
Gebruikte hoeveelheid, frequentie en duur van
het gebruik (of tijdens de levensduur)
Hoeveelheid per industriële locatie [ton per dag en per jaar]; frequentie van emissie uit de
industriële locatie (bv. indien uitsluitend niet-frequente emissie)
Technische en organisatorische omstandigheden
en maatregelen
Procesontwerp dat de initiële emissie bepaalt (bv. gesloten systemen, insluiting; specifieke
spoeltechnieken of hulpmiddelen voor geslotenlusverwerking); technieken voor op de locatie
uitgevoerde voorbehandeling van afvalwater en behandeling van afgewerkte lucht; specifieke
organisatorische maatregelen die de werking van bepaalde technische maatregelen
ondersteunen; afvalinzameling op de locatie; afvalbehandeling op de locatie
Omstandigheden en maatregelen met
betrekking tot biologische
rioolwaterzuiveringsinstallatie
Type installatie (standaard gemeentelijke of locatiespecifieke industriële met specifieke
effectiviteit); grootte van de zuiveringsinstallatie (standaard 2 000 m3/d maar kan worden
aangepast voor specifieke industriële locaties); slibbehandelingstechniek
Omstandigheden en maatregelen met
betrekking tot externe behandeling van afval
(inclusief afval van voorwerpen)
Geschikte verwerkingstechnieken voor afvalverwijdering (bv. verbranding van gevaarlijk
afval, chemisch-fysische behandeling van emulsies of oppervlaktebehandelingsbaden,
chemische oxidatie van waterig afval); geschikte technieken voor terugwinning van afval (bv.
herdestillatie van oplosmiddelen, raffinageproces voor afval van smeermiddelen)
Andere omstandigheden die van invloed zijn op
de blootstelling van het milieu
Debiet van het ontvangende oppervlaktewater (standaard 18 000 m3/d maar kan worden
aangepast voor industriële locaties); plaats van gebruik (binnenshuis/buitenshuis)
Aanvullend advies over goede werkwijzen.
Verplichtingen op grond van artikel 37, lid 4,
van REACH zijn niet van toepassing.
Adviezen over goede werkwijzen die buiten de verplichte kernmaatregelen van het CSA vallen
(hoeven niet te worden opgevolgd door de downstreamgebruiker).
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
49
D.7.4 Gebruik door consumenten
D.7.4.1 Bijdragende scenario's voor consumenten
Kopregel
Informatie die doorgaans in deze rubriek wordt opgenomen
Kenmerken van het product (voorwerp)
Concentratie van de stof in het product; fysische vorm van het product
[gasvormig/vloeibaar/vast], mate van stoffigheid (voor vaste producten), nevelvorming,
viscositeit voor vloeibare producten; verpakkingsontwerp dat van invloed is op de
blootstelling
Gebruikte (of in voorwerpen aanwezige)
hoeveelheid, frequentie en duur van het
gebruik/de blootstelling
Hoeveelheid product gebruikt per gebeurtenis; duur van de blootstelling per gebeurtenis;
frequentie van het gebruik
Informatie en gedragsadviezen voor
consumenten
Veiligheidsaanbevelingen die aan consumenten moeten worden meegedeeld (bv.
gebruiksaanwijzing). NB: Voor consumentengebruik worden doorgaans geen persoonlijke
beschermingsmaatregelen verwacht.
Andere omstandigheden die van invloed zijn op
de blootstelling van consumenten
Soort ruimte (grootte en ventilatie), plaats van gebruik (binnenshuis/buitenshuis)
D.7.4.2 Bijdragend scenario voor het milieu
Kopregel
Informatie die doorgaans in deze rubriek wordt opgenomen
Kenmerken van het product (voorwerp)
Concentratie van de stof in het product; product- of verpakkingsontwerp dat van invloed is
op de emissie
Gebruikte hoeveelheid, frequentie en duur van
het gebruik (of tijdens de levensduur)
Normaalgesproken wordt in deze rubriek geen informatie meegedeeld
Omstandigheden en maatregelen met
betrekking tot externe behandeling van afval
(inclusief afval van voorwerpen)
Adviezen die aan consumenten moeten worden doorgegeven over de aangewezen
verwijderings-/terugwinningsroute (bv. aparte inzameling als huishoudelijk chemisch product,
inzameling van batterijen)
Andere omstandigheden die van invloed zijn op
de blootstelling van het milieu
Plaats van gebruik (binnenshuis/buitenshuis)
50
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemischeveiligheidsbeoordeling
Deel D: Kader voor beoordeling van de blootstelling
Versie 2.0 augustus 2016
AANHANGSEL D-2: OVERZICHT VAN DE CEFIC RMMBIBLIOTHEEK 40
Tabel D- 2: Overzicht van RMM's en veiligheidsinstructies in de Cefic RMMbibliotheek
Gerelateerd aan producten en stoffen:
Ventilatieregeling:
1
Beperking van de concentratie van een
gevaarlijk of niet-gevaarlijk ingrediënt
15
Plaatselijke afzuiging – (gedeeltelijke)
insluiting
2
Wijziging van de fysische toestand (bv.
poeder -> pellet)
16
Laminaire flowkasten en -banken
3
Gebruikersvriendelijke verpakking
(minder handelingen)
17
Plaatselijke afzuiging – captor hoods
4
Informatie/richtsnoeren/handleiding,
andere dan op etiket en in
veiligheidsinformatieblad
18
Plaatselijke afzuiging – receptor hoods
Gerelateerd aan marketing en gebruik:
19
Plaatselijke afzuiging – speciale
toepassingen
5
Marketing en gebruik – algemeen
Algemene verdunningsventilatie:
6
Productveiligheid / advies
20
Verdunningsventilatie
Procescontrole/wijziging:
Organisatie:
7
Procescontrole/wijziging:
21
Beheersystemen
8
Automatisering
22
Werkpraktijk
9
Afscherming van de operator
23
Bekwaamheid en scholing
10
Reiniging van procesapparatuur
24
Toezicht
11
Maatregelen tegen weglekken
25
Monitoring
12
Vermindering en zuivering van
luchtemissies
26
Gezondheidsbewaking
13
Vermindering en zuivering van
afvalwater
Goede hygiënische en huishoudelijke
praktijken:
14
Vermindering van afval,
afvalverwijdering
27
Goede hygiënische en huishoudelijke
praktijken
Persoonlijke beschermingsmiddelen:
28
Lichaamsbescherming
29
Handbescherming
30
Ademhalingsbescherming
31
Gezichts-/oogbescherming
De Cefic RMM-bibliotheek wordt momenteel bijgewerkt; bij het verschijnen van dit richtsnoer was de bijwerking
nog niet voltooid. Bekijk de actuele status op de Cefic-website.
40
EUROPEES AGENTSCHAP VOOR CHEMISCHE STOFFEN
ANNANKATU 18, P.O. BOX 400,
FI-00121 HELSINKI, FINLAND
ECHA.EUROPA.EU
Download