Format zorgpad (niet-tumorspecifiek) Tumorsoort Ziekenhuis | Tumorsoort Naam ziekenhuis Projectleider(s) Casemanager Regisseur Na(a)m(en)) projectleider(s) Naam casemanager Naam regisseur Versienummer Datum Versienummer September 2012 IKNL heeft tumorspecifieke formats ontwikkeld voor zorgpaden van o.a. mamma-, long-, prostaat- en colon-rectumcarcinoom. Daarnaast is dit niet-tumorspecifieke format ontwikkeld om te gebruiken bij zorgpaden voor andere tumorsoorten. Dit format kan als leidraad gebruikt worden bij het ontwikkelen en implementeren van zorgpaden volgens het IOZP-model. Meer informatie over het IOZP-model vindt u in ‘Integrale Oncologische Zorgpaden - Handleiding voor implementatie’ en op http://zorgpaden.iknl.nl. De formats zijn qua opzet en lay-out hetzelfde. De formats geven een globaal zorgpad weer en zijn niet specifiek beschreven vanuit een instelling. Daar waar verpleegkundige staat kan ook verpleegkundig specialist of gespecialiseerd verpleegkundige worden bedoeld. In ieder ziekenhuis kan het zorgpad daardoor anders verlopen. De formats beschrijven chronologisch de route die de patiënt doorloopt vanaf het moment van verwijzing tot aan de palliatieve fase of overleving. De normen/indicatoren zijn beschreven vanuit actueel geldende tumorrichtlijnen. Daarnaast zijn richtlijnen vanuit andere gremia een maat voor kwaliteit. Bij dit zorgpad is een stroomschema als los document beschikbaar. De tumor specifieke formats worden na revisie van de richtlijn binnen IKNL verband gereviseerd. Het zorgpad kent verschillende onderdelen: Fase: Actie: Betrokken hulpverleners: Specifieke punten: Norm/indicator: 1 De fase van het proces (verwijzing, diagnostiek, behandeling, nazorg en palliatieve zorg. De actie die wordt ondernomen in betreffende fase De hulpverleners betrokken bij deze actie Mogelijke aandachtspunten bij deze actie De norm/indicator die geldt voor deze fase/actie vanuit richtlijnen Format zorgpad Naam carcinoom | versie Versienummer I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Gebruikte documenten • Specifieke tumorrichtlijn • Richtlijn Oncologische revalidatie (www.oncoline.nl versie 1.0 2011) • Richtlijn Herstel na kanker (www.oncoline.nl versie 1.0 2011) • Richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg (www.oncoline.nl, versie 1.0 2010) • Richtlijn Ondervoeding (www.oncoline.nl) • Normering Chirurgische behandelingen: Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVVH), september 2011 • Kwaliteitscriteria voor de oncologische zorg: Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK), september 2009 • Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg: KNMG e.a. januari 2010 • IGZ, basisset kwaliteitsindicatoren Oncologie, 2012 • Zichtbare zorg Indicatoren: set tumor specifiek • WGBO Voor het gehele zorgpad gelden de volgende algemene eisen vanuit het IGZ rapport “Zorgketen voor kankerpatiënt moet verbeteren” (2009): • Eén set van afspraken voor de gehele zorgketen, vastgelegd in een gezamenlijk protocol, en altijd toegesneden op de behoeften van de individuele patiënt. • Eén geïntegreerd dossier toegankelijk voor alle betrokken zorgverleners. Eén duidelijk aanspreekpunt, bekend bij patiënt en traceerbaar in patiëntendossier. • Eén geïntegreerd zorgdossier, toegankelijk voor alle betrokken professionals. • Eén duidelijke regisseur voor het hele zorgproces. • Systematisch aandacht besteden aan psychosociale zorg voor alle oncologische patiënten. Voor het gehele zorgpad gelden de algemene voorwaarden voor chirurgische zorg van de NVvH (2011): • Landelijke richtlijnen betreffende de chirurgische aandoeningen zijn bekend • Lokale behandelprotocollen betreffende de chirurgische aandoeningen zijn aanwezig • Er wordt deelgenomen aan een complicatieregistratie • Er wordt deelgenomen aan de kwaliteitsvisitatie van de NVvH • Er wordt deelgenomen aan landelijke door de NVvH gesteunde registratieprojecten • Er zijn per aandoening tenminste 2 chirurgen werkzaam • Er zijn afspraken met een referentiecentrum voor overleg en/of verwijzing Voor het gehele zorgpad gelden de algemene voorwaarden uit de KNMG-handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg: Voor de cliënt is ten allen tijde duidelijk wie van de betrokken hulpverleners: • Het aanspreekpunt is voor vragen van de cliënt of diens vertegenwoordiger • De inhoudelijke (eind)verantwoordelijkheid heeft voor de zorgverlening aan de cliënt 2 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL • Belast is met de coördinatie van de zorgverlening aan de cliënt (zorgcoördinator) Het is van belang dat deze drie taken over zo weinig mogelijk zorgverleners worden verdeeld. Zo mogelijk liggen deze taken bij één persoon. N.B. Zorg dat altijd duidelijk is wie de hoofdbehandelaar vervangt bij afwezigheid. Maak afspraken over wie, wanneer de regie heeft en zorg voor een goede overdracht als de patiënt naar een volgende behandelaar gaat. Structurele registratie ZiZo- indicatoren Hieronder staat een sectie-einde naar het volgende hoofdstuk, verwijder deze niet. (Dubbelklik om deze tekst te verwijderen) 3 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL V Verwijzing >V Algemeen Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Patiënt bezoekt huisarts Huisarts Huisarts adviseert bij vermoeden carcinoom dat patiënt naaste meeneemt naar polikliniek Huisarts verwijst door naar medisch specialist en levert de volgende gegevens aan: • reden van verwijzing • anamnese en lichamelijk onderzoek • ziektegeschiedenis • medicatie • comorbiditeit • uitslagen reeds ingezette diagnostiek Geeft informatie over de procedure Verwijsbeleid is duidelijk voor alle huisartsen Screen (het risico) op ondervoeding, naar aanleiding van uitslag patiënt doorverwijzen naar diëtist. Norm / Indicator RICHTLIJN ONDERVOEDING | Er wordt geadviseerd patiënten met kanker tijdens het diagnose behandeltraject herhaaldelijk te screenen op (het risico op) ondervoeding: • In de periode voorafgaand aan de behandeling: bij bezoek aan de huisarts, zie Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraak (LESA) Ondervoeding 2010 en/of bij het eerste poliklinische bezoek aan de specialist; • Tijdens de behandeling: bij opname in het ziekenhuis, bij dagbehandeling en bij bezoek aan een radiotherapeutisch instituut; • In de periode na behandeling: bij een consult op de polikliniek en bij de huisarts, bij een intakegesprek met de thuiszorg/wijkverpleging en/of bij opname in een verpleeg- of verzorgingshuis. Bij de screening op (risico op) ondervoeding bij patiënten met kanker kunnen de reeds geïmplementeerde screeningsinstrumenten MUST, SNAQ (voor de diverse doelgroepen) worden gebruikt. Voor ouderen is een screeningsinstrument met aangepaste afkapwaarden voor de BMI nodig. Op dit moment wordt de MNA-SF bij oudere patiënten gebruikt. Er wordt geadviseerd patiënten met een screeningsuitslag 'ondervoeding' of 'hoog risico op ondervoeding' te verwijzen naar de diëtist. Hieronder staat een sectie-einde naar het volgende hoofdstuk, verwijder deze niet. (Dubbelklik om deze tekst te verwijderen) 4 Format Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL D Diagnostiek >D Algemeen Actie Patiënt bezoekt polikliniek: • anamnese • lichamelijk onderzoek • diagnostisch onderzoek Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Medisch specialist laboratoriumonderzoek Screen zo nodig (het risico) op ondervoeding. Naar aanleiding uitslag patiënt doorverwijzen naar diëtist. Maken van vervolgafspraken en geven van voorlichting over de geplande onderzoeken, die niet op dezelfde dag plaats kunnen vinden Secretaresse polikliniek Afspraken tussen ziekenhuis en PA laboratorium m.b.t. beoordeling puncties Norm / Indicator RICHTLIJN ONDERVOEDING | Er wordt geadviseerd patiënten met kanker tijdens het diagnose behandeltraject herhaaldelijk te screenen op (het risico op) ondervoeding: • In de periode voorafgaand aan de behandeling: bij bezoek aan de huisarts, zie Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraak (LESA) Ondervoeding 2010 en/of bij het eerste poliklinische bezoek aan de specialist; • Tijdens de behandeling: bij opname in het ziekenhuis, bij dagbehandeling en bij bezoek aan een radiotherapeutisch instituut; • In de periode na behandeling: bij een consult op de polikliniek en bij de huisarts, bij een intakegesprek met de thuiszorg/wijkverpleging en/of bij opname in een verpleeg- of verzorgingshuis. Bij de screening op (risico op) ondervoeding bij patiënten met kanker kunnen de reeds geïmplementeerde screeningsinstrumenten MUST, SNAQ (voor de diverse doelgroepen) worden gebruikt. Voor ouderen is een screeningsinstrument met aangepaste afkapwaarden voor de BMI nodig. Op dit moment wordt de MNA-SF bij oudere patiënten gebruikt. Er wordt geadviseerd patiënten met een screeningsuitslag 'ondervoeding' of 'hoog risico op ondervoeding' te verwijzen naar de diëtist. >D Aanvullend Actie Patiënt bezoekt polikliniek voor aanvullende stadiëringsonderzoeken Norm / Indicator KOPJE | Tekst 5 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Betrokken hulpverleners Specifieke Punten >D Vaststellen diagnose en opstellen behandelplan MDO Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Aanmelden voor MDO Leden MDO: • Internist-oncoloog • Chirurg-oncoloog • Radioloog • Verpleegkundige • Patholoog • Radiotherapeut MDO vindt wekelijks plaats volgens een vaste procedure van aanmelding, bespreking en verslaglegging Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Medisch specialist Verpleegkundige Vragen van informed consent patiënt voor behandelkeuze Besproken en gedocumenteerd worden: • uitslagen alle onderzoeken • PA • behandeladvies Norm / Indicator KOPJE | Tekst >D Uitslag gesprek met patiënt Actie Geven van uitslag aan patiënt en diens naaste van de onderzoeken Bespreken van therapeutische behandelmogelijkheden zoals in MDO besproken: • operatie • chemotherapie • radiotherapie • combinatie van therapieën • palliatief beleid (Markeren van de palliatieve fase, onderscheid maken tussen ziektegerichte en symptoomgerichte palliatie) Begeleidingsgesprek na uitslag: • opvang patiënt, partner en/of andere naaste • voorlichting voorgestelde behandeling • meegeven voorlichtingsmateriaal 6 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Bespreken van mogelijkheid van participatie in trials, in eigen ziekenhuis of ander ziekenhuis Patiënt informeren over relevante patiëntenverenigingen en websites Verpleegkundige Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten • bereikbaarheid • informatie , zowel mondeling als schriftelijk, over signalering en mogelijkheden voor psychosociale en paramedische hulpverlening Huisarts wordt volledig geïnformeerd over diagnose en gekozen behandeltraject Medisch specialist Verpleegkundig specialist Maken afspraken over planning en verwijzing rond gekozen behandeling Secretaresse polikliniek Norm / Indicator KOPJE | Tekst Hieronder staat een sectie-einde naar het volgende hoofdstuk, verwijder deze niet. (Dubbelklik om deze tekst te verwijderen) 7 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL B Behandeling >B Algemeen Actie Bespreken van voorgestelde therapieën zoals in MDO besproken Screen zo nodig tijdens de behandeling (opname, dagbehandeling, bezoek aan radiotherapeutisch instituut) regelmatig op (het risico op) ondervoeding Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Internist-oncoloog Chirurg-oncoloog Radiotherapeut Verpleegkundige Bij de behandeling van bepaalde carcinomen is een combinatie van therapieën mogelijk Aandachtspunt bij een combinatietherapie is regie en overdracht tussen betrokken medische disciplines tussen de behandelingen Bespreek tijdens de behandeling regelmatig het functioneren van de patiënt met de patiënt Bespreek tijdens de behandeling regelmatig het onderwerp lichaamsbeweging met de patiënt Norm / Indicator RICHTLIJN DETECTEREN BEHOEFTE PSYCHOSOCIALE ZORG | Het verdient aanbeveling om signalering de eerste keer te laten plaatsvinden in de periode vlak nadat de patiënt de diagnose kanker heeft gekregen. Het slecht-nieuwsgesprek zelf is daarvoor geen geschikt moment. Het eerste vervolggesprek met de behandelend arts of verpleegkundige is daarvoor geschikter. Vervolgmomenten voor signalering kunnen zijn: I. Tijdens de behandeling: aan het begin en het einde van elke vorm van behandeling en/of elke 3 maanden wanneer het een langdurige behandeling betreft. II. Tijdens de controleperiode: bij elk controlebezoek maar niet vaker dan elke 2 of 3 maanden. III. De laatste keer bij het afsluiten van de controlefase en overdracht naar de eerste lijn. RICHTLIJN ONCOLOGISCHE REVALIDATIE | De werkgroep adviseert bij signalering van klachten: Allereerst gebruik te maken van de Lastmeter (zie Richtlijn detecteren behoefte psychosociale zorg), op indicatie aangevuld met: • De single item Visuele Analoge Schaal (VAS) voor kankergerelateerde vermoeidheid, • De Center for Epidemiologic Studies Depression Scale (CES-D) voor emotionele problemen, • De Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK) voor specifieke fysieke problemen. De werkgroep is van mening dat basisbehandelaars (medisch specialist, (gespecialiseerd) verpleegkundig(e) (specialist), bedrijfsarts, huisarts en/of fysiotherapeut) verantwoordelijk zijn voor het signaleren van klachten en, in overleg met de patiënt, indien nodig verwijzen. • Bij enkelvoudige problematiek wordt patiënt verwezen naar een monodisciplinaire behandelaar (bijvoorbeeld fysiotherapeut, psycholoog, etc.). • Bij meervoudige problematiek (op minimaal 2 van de 3 schalen problematiek): (CES-D >16 en/of VAS ≥ 4 en /of PSK ≥ 4 op minimaal 1 item), wordt de patiënt verwezen voor een intake oncologische revalidatie, waarbij opgemerkt moet worden dat de PSK niet gevalideerd is). • Bij complexe problematiek wordt patiënt verwezen voor revalidatiegeneeskunde. Het door de werkgroep geadviseerde proces van signalering en verwijzing staat weergegeven in de beslisboom ‘Oncologische Revalidatie'. De werkgroep adviseert om bij elke patiënt het onderwerp fysieke training tijdens de behandeling te bespreken. Er zijn geen algemene medische redenen om terughoudend te zijn met 8 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Norm / Indicator fysieke training tijdens de behandeling voor kanker. Krachttraining kan zinvol zijn als onderdeel van deze training, waarbij de training zo kan worden ingericht, dat een toename of tenminste behoud van spiermassa wordt bereikt. De werkgroep adviseert om de vorm en intensiteit van training in overleg met de patiënt vast te stellen, rekening houdend met diens huidige activiteitenpatroon, voorkeuren en mogelijkheden en de te verwachten bijwerkingen van de behandeling. Het voorgestelde programma moet bovendien door de patiënt als haalbaar worden ingeschat. Trainingsprogramma's of beweegadviezen kunnen worden aangevuld met aandacht voor klachten bij kanker, zoals kankergerelateerde vermoeidheid en adviezen over energieverdeling. De werkgroep adviseert om in de loop van de behandeling het onderwerp lichaamsbeweging regelmatig opnieuw met de patiënt te bespreken. Indien nodig kunnen adviezen worden bijgesteld bij veranderende belastbaarheid en/of medische problemen. RICHTLIJN ONDERVOEDING | Er wordt geadviseerd patiënten met kanker tijdens het diagnose behandeltraject herhaaldelijk te screenen op (het risico op) ondervoeding: • In de periode voorafgaand aan de behandeling: bij bezoek aan de huisarts, zie Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraak (LESA) Ondervoeding 2010 en/of bij het eerste poliklinische bezoek aan de specialist; • Tijdens de behandeling: bij opname in het ziekenhuis, bij dagbehandeling en bij bezoek aan een radiotherapeutisch instituut; • In de periode na behandeling: bij een consult op de polikliniek en bij de huisarts, bij een intakegesprek met de thuiszorg/wijkverpleging en/of bij opname in een verpleeg- of verzorgingshuis. Bij de screening op (risico op) ondervoeding bij patiënten met kanker kunnen de reeds geïmplementeerde screeningsinstrumenten MUST, SNAQ (voor de diverse doelgroepen) worden gebruikt. Voor ouderen is een screeningsinstrument met aangepaste afkapwaarden voor de BMI nodig. Op dit moment wordt de MNA-SF bij oudere patiënten gebruikt. Er wordt geadviseerd patiënten met een screeningsuitslag 'ondervoeding' of 'hoog risico op ondervoeding' te verwijzen naar de diëtist. >B Chirurgie | Preoperatieve fase Actie 9 Betrokken hulpverleners Patiënt bezoekt polikliniek chirurgie, bespreken van: • indicatie operatie • complicaties • geven van toestemming voor operatie Chirurg-oncoloog Verpleegkundige Patiënt bezoekt Preoperatieve Spreekuur: • gesprek met anesthesist • preoperatieve consulten (dit bepaalt de anesthesist) cardioloog, internist • indien nodig maakt de POS- assistente de afspraken bij de betreffende specialisten • de anesthesist geeft goedkeuring voor de OK Anesthesist Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Specifieke Punten Actie Betrokken hulpverleners Patiënt wordt geïnformeerd over: • de opnamedatum • de OK-datum Secretaresse polikliniek Huisarts wordt volledig geïnformeerd over diagnose en gekozen behandeltraject Medisch specialist Verpleegkundig specialist Patiënt bezoekt polikliniek: • Bespreken en uitleg over verder verloop • Afnemen en bespreken Lastmeter • indien nodig aanvullende signalering CES-D, VAS vermoeidheid en PSK en zo nodig doorverwijzen • Screen (het risico) op ondervoeding Verpleegkundige Specifieke Punten Norm / Indicator KOPJE | Tekst >B Chirurgie | Operatie (eventueel met naam: zoals (prostatectomie/lymfeklierdissectie Actie Patiënt meldt zich voor opname Ontvangst patiënt op afdeling (anamnese + wegwijs volgens standaard procedures) Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Verpleegkundige afdeling Zaalarts Patiënt krijgt informatie over: • procedures rond operatie, waaronder medische en verpleegtechnische handelingen • mogelijke complicaties • tijdstip bespreken resultaat van de behandeling • contact familie over verloop operatie Patiënt wordt preoperatief voorbereid volgens instellingsprotocol Operatie volgens richtlijn Chirurg-oncoloog Naaste wordt volgens afspraak geïnformeerd na OK Patiënt gaat na operatie naar recovery of naar IC of terug naar verpleegafdeling 10 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Verpleegkundige ICU/ verpleegafdeling Actie Betrokken hulpverleners • • • • • Fysiotherapeut Maatschappelijk werker/diëtiste postoperatieve observaties zn. begeleiding patiënt bij ademhalingsoefeningen zn. inschakelen van maatschappelijk werk, diëtist informeren van patiënt over voortgang behandeling tijdens opname screen zo nodig (het risico) op ondervoeding Wanneer PA-uitslag tijdens opname bekend is, vindt er een voorlopig Specifieke Punten Chirurg-oncoloog uitslaggesprek plaats Patiënt wordt op de hoogte gebracht van ontslagdatum: bij de patiënt en Verpleegkundige afdeling of naaste wordt gecheckt of alles is geregeld voor ontslag (volgens de in het ziekenhuis geldende procedures) Beoordelen thuissituatie en zo nodig inschakelen thuiszorg Patiënt gaat met ontslag: • • • • vervolgafspraak voor PA-uitslaggesprek en controle leefregels voor thuis betreffende operatie informatie bereikbaarheid hulpverleners zo nodig overdracht naar thuiszorg Verpleegkundige afdeling Zaalarts/ Chirurg-oncoloog Leefregels: • wondverzorging, • hechtingen verwijderen, • wat te doen bij complicaties • recepten voor eventuele medicatie Brief sturen naar huisarts over ontslag (evt. in combinatie met brief uitslaggesprek) Betrokken disciplines worden op de hoogte gehouden over de ontslagplanning Norm / Indicator KOPJE | Tekst >B Chirurgie | Postoperatief MDO 11 Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Patiënt postoperatief bespreken in eerst volgende MDO, nadat PAuitslag bekend is Leden MDO • Internist-oncoloog Indien beleid verandert naar aanleiding van het MDO, stel patiënt daarvan op de hoogte Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Actie Betrokken hulpverleners • • • • • Specifieke Punten Chirurg-oncoloog Radioloog Verpleegkundige Patholoog Radiotherapeut Norm / Indicator KOPJE | Tekst >B Chirurgie | Uitslaggesprek PA en vervolg behandelplan Actie Patiënt en naaste komen voor uitslaggesprek. Bespreken van en uitleg over PA-uitslag en nabehandeling: • geen (na)behandeling • radiotherapie • chemotherapie • combinatie van therapieën • palliatief beleid Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Chirurg-oncoloog Verpleegkundige Duidelijke afspraken voor overdracht van de chirurg-oncoloog naar andere behandelaar Afnemen en bespreken Lastmeter Indien nodig aanvullende signalering CES-D, VAS vermoeidheid en PSK en zo nodig doorverwijzen Huisarts en medebehandelaars ontvangen brief met laatste uitslagen en gekozen behandelplan Norm / Indicator KOPJE | Tekst 12 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Chirurg-oncoloog Verpleegkundig specialist >B Radiotherapie | Voorbereiding Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Patiënt en naaste bezoeken radiotherapeutisch centrum voor intake: • bespreken diagnose • lichamelijk onderzoek • bespreken behandelplan radiotherapie • uitleg doel, procedure en effecten van de behandeling (bijwerkingen) • afnemen en bespreken van Lastmeter en evt. aanvullende signalering en zo nodig doorverwijzen • screen (het risico) op ondervoeding en zo nodig doorverwijzen Radiotherapeut Afspraken zijn vastgelegd over doorverwijzing en samenwerking met radiotherapeutisch centrum en verwijzende instelling Voorlichting over praktische gang van zaken Medewerker radiotherapie Patiënt bezoekt radiotherapeutisch laborant: Radiotherapeutisch laborant Gegevens die nodig zijn voor aanmelding bij het radiotherapeutisch centrum zijn: • correspondentie verwijzend specialist • PA-verslagen • verslagen en materiaal beeldvormend onderzoek • aftekenen van bestralingsgebied • planning (berekenen) van de bestralingen • zo nodig maken van masker Maken van vervolgafspraken Secretaresse radiotherapie Berichtgeving naar huisarts over start behandeling Radiotherapeut Patiënt weet bij welke bijwerkingen/ complicaties hij/zij zich bij welke specialist moet melden Norm / Indicator KOPJE | Tekst >B Radiotherapie | Behandeling (eventueel met naam, zoals (Uitwendige bestraling of brachytherapie)) 13 Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Poliklinische bestraling Radiotherapeutisch laborant Aandachtspunten tijdens radiotherapie: • voorlichting op gebied van bijwerkingen • roken en voeding Therapie controle met patiënt en naaste Radiotherapeut Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Huisarts en longarts worden op de hoogte gehouden door brief of telefonisch Radiotherapeut Overdracht tussen radiotherapeut en huisarts/hoofdbehandelaar Bij afsluiten van de behandeling wordt de Lastmeter plus evt. aanvullende signalering afgenomen en besproken Radiotherapeut Norm / Indicator KOPJE | Tekst >B Chemotherapie | Voorbereiding Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Patiënt en naaste bezoeken polikliniek: • voorlichting en schriftelijke informatie. • uitleg over samenstelling kuur, startdatum en bijzonderheden • uitleg doel van de chemotherapie (curatief of palliatief) • informatie over de telefonische bereikbaarheid van hulpverleners Internist-oncoloog Verpleegkundige Uitleg kuur Bloedonderzoek Voorlichtingsgesprek over chemotherapie: uitleg over aard, doel, duur, bijwerkingen en evaluatie na de behandeling Patiënt krijgt telefoonnummer mee + afspraak voor eerste kuur. Tevens ontvangt patiënt schriftelijke informatie -> behandelwijzer + kuur specifieke folder + folder haarwerk leveranciers Therapie controle met patiënt en naaste Internist-oncoloog Houdt huisarts op de hoogte Internist-oncoloog Verpleegkundig specialist Norm / Indicator KOPJE | Tekst 14 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Huisarts ontvangt informatie over de kuur en verwijs naar website SIB, voor kuur specifieke informatie en bijwerkingen >B Chemotherapie | Behandeling (eventueel met naam zoals (adjuvant)) Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Patiënt bezoekt polikliniek voor controle tijdens kuren: • anamnese en lichamelijk onderzoek • beoordelen van bloedonderzoek en X-thorax / CT-thorax • recept volgende kuur en anti-emetica • aanvraagformulier laboratorium en röntgen voor volgende kuur Internist-oncoloog • Bloedonderzoek vooraf kuur • Controle tijdens chemotherapie wordt individueel bepaald volgens geldende richtlijn • Buiten kantooruren kan patiënt contact opnemen met SEH of ander aanspreekpunt • Zo nodig respons meting chemotherapie door: o lichamelijk onderzoek o X-thorax o CT-thorax o PET-CT-scan • Controleren van patiënt tijdens kuren (dagcentrum interne) • Contact houden met patiënt voor continuïteit in begeleiding Lastmeter en evt. aanvullende signalering afnemen en bespreken met patiënt en zo nodig doorverwijzen ongeveer om de 3 maanden, in ieder geval bij afsluiten chemotherapie • Aanspreekpunt zijn bij vragen/problemen • Toedienen van cytostatica volgens protocol • Uitvoeren van controles volgens protocol • Geef informatie aansluitend op informatie van longarts • Screen (het risico) op ondervoeding en zo nodig doorverwijzen Verpleegkundige Norm / Indicator KOPJE | Tekst Hieronder staat een sectie-einde naar het volgende hoofdstuk, verwijder deze niet. (Dubbelklik om deze tekst te verwijderen) 15 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL F Follow-up >F Algemeen Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten Patiënt komt op de polikliniek voor follow-up De follow-up na de behandeling is gericht op: • Tijdig opsporen van opnieuw behandelbare tumormanifestaties • Tijdig signaleren van psychosociale of fysieke problematiek waarvoor begeleiding en/of behandeling nodig of gewenst is door de patiënt • Evaluatie van medisch handelen onder voorwaarden. • Screenen zo nodig ( van risico) op ondervoeding Medisch specialist Verpleegkundige Communicatie met patiënt: • Doel, inhoud, frequentie van opsporen nieuwe tumormanifestaties • Taakverdeling huisarts / medisch specialist / verpleegkundige. • Signalering van psychosociale en fysieke klachten zoals pijn, vermoeidheid, stemmingsklachten, problemen acceptatie kanker, problemen op gebied relatie en seksualiteit, conditie, werkhervatting + eventueel aanvullende signalering. • Screening (het risico) op ondervoeding • Nagaan of psychosociale en/of paramedische hulp gewenst/nodig is en zo nodig verwijzing regelen • Stimuleren tot fysieke activiteiten • Stimuleren tot zelfzorg • Individueel nazorgplan opstellen • Huisarts op de hoogte stellen van (verwachte) beloop en kopie van nazorgplan sturen Tijdige opsporing en behandeling van complicaties van de behandeling Medisch specialist Regelmatige terugkoppeling naar de huisarts in de follow- up is noodzakelijk Medisch specialist Verpleegkundig specialist Huisarts kopie van nazorgplan sturen Norm / Indicator RICHTLIJN HERSTEL NA KANKER | Medisch specialisten dienen klachten en vroege gevolgen van kanker en de behandeling actief op te sporen middels systematische vroegsignalering en deze tijdig te behandelen, dan wel adequaat door te verwijzen. Bij de uitvoering hiervan kunnen ze andere professionals inschakelen. Het verdient aanbeveling hier taakafspraken over te maken. Deze aanpak bestaat uit: • • • • Regelmatig signaleren van de vroege gevolgen van kanker met behulp van (gevalideerde) signaleringsinstrumenten Informeren van de patiënt over de mogelijke behandelingen via zelfmanagement en professionele zorg Behandelen van de vroege gevolgen Verwijzen op indicatie Nazorg bevat standaard de behandeling van fysieke en psychosociale klachten. Denk hierbij onder andere aan: • oncologische revalidatie • psychosociale interventies 16 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Norm / Indicator • begeleiding bij arbeidsre-integratie Detectie nieuwe manifestaties alleen bij betere overleving Vroege detectie van nieuwe manifestaties van kanker dient alleen plaats te vinden bij voldoende wetenschappelijk bewijs dat deze detectie tot winst in duur of kwaliteit van leven kan leiden, die in een vroeg stadium effectiever is dan in een later stadium als er klachten ontstaan, en moet worden uitgevoerd in een programmatische aanpak. Voor individuele professionals Pas uitgewerkte en beschikbare programma's van vroege detectie in het individuele nazorgplan. Informeer de patiënt over de mogelijkheden en beperkingen van vroege detectie van nieuwe manifestaties van kanker. Eerlijkheid over de beperkingen verdient de voorkeur boven het zinloos opsporen van onbehandelbare ziekte. Het voorkomt valse hoop en gaat onnodige medicalisering tegen. RICHTLIJN ONCOLOGISCHE REVALIDATIE | Het is aan te bevelen om bij de follow-up van patiënten, na de behandeling van kanker, bij anamnese en lichamelijk onderzoek extra aandacht te besteden aan de langdurige bijwerkingen en de late effecten van de behandeling van kanker, omdat deze effecten bij een groeiend aantal langdurige overlevenden een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van leven. Langdurige en late effecten van de behandeling van kanker waarmee rekening gehouden moet worden zijn vooral: langdurige (vaak ernstige) vermoeidheid, depressie, angst en een algemeen slechtere lichamelijke gezondheid die tot uiting komt in verminderd fysiek functioneren en verlies van conditie. De werkgroep adviseert om de bevindingen over langdurige bijwerkingen en late effecten van de behandeling nauwkeurig in het medisch dossier te registreren. De werkgroep adviseert bij signalering van klachten: Allereerst gebruik te maken van de Lastmeter (zie Richtlijn detecteren behoefte psychosociale zorg), op indicatie aangevuld met: • De single item Visuele Analoge Schaal (VAS) voor kankergerelateerde vermoeidheid, • De Center for Epidemiologic Studies Depression Scale (CES-D) voor emotionele problemen, • De Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK) voor specifieke fysieke problemen. De werkgroep is van mening dat basisbehandelaars (medisch specialist, (gespecialiseerd) verpleegkundig(e) (specialist), bedrijfsarts, huisarts en/of fysiotherapeut) verantwoordelijk zijn voor het signaleren van klachten en, in overleg met de patiënt, indien nodig verwijzen. • Bij enkelvoudige problematiek wordt patiënt verwezen naar een monodisciplinaire behandelaar (bijvoorbeeld fysiotherapeut, psycholoog, etc.). • Bij meervoudige problematiek (op minimaal 2 van de 3 schalen problematiek): (CES-D >16 en/of VAS ≥4 en /of PSK ≥4 op minimaal 1 item), wordt de patiënt verwezen voor een intake oncologische revalidatie. • Bij complexe problematiek wordt patiënt verwezen voor revalidatiegeneeskunde Het door de werkgroep geadviseerde proces van signalering en verwijzing staat weergegeven in de beslisboom ‘Oncologische Revalidatie'. Hieronder staat een sectie-einde naar het volgende hoofdstuk, verwijder deze niet. (Dubbelklik om deze tekst te verwijderen) 17 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL P Palliatieve Zorg >P Algemeen Actie Betrokken hulpverleners Specifieke Punten De patiënt en naasten bezoeken polikliniek voor slecht-nieuwsgesprek: Medisch specialist (internist oncoloog, chirurg-oncoloog, radiotherapeut) Huisarts Maatschappelijk werker Verpleegkundige 1e en 2e lijn Verzorgende Geestelijk verzorger Psycholoog Fysiotherapeut Ergotherapeut Diëtist Verpleeghuisarts Het is van belang voor de patiënt om te streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. Een zekere mate van fitheid en vitaliteit vroeg in de ziekte en symptoomgerichte palliatieve fase is van belang voor het welzijn van de patiënt. Consulent palliatieve zorg Vrijwilliger Indien het overlijden binnen enkele dagen verwacht wordt dan begeleiden via zorgpad stervensfase • Behandeling niet meer gericht op genezen • Verwachte beloop ziekteproces • Bespreken van symptomen en problemen (fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel) • Mogelijkheden t.a.v. ziektegerichte en/of symptoomgerichte palliatie • Informeren wie de hoofdbehandelaar is • Contactgegevens van persoon bij voorkeur 24 uur per dag bereikbaar De huisarts krijgt bericht (telefonisch/schriftelijk) van het te verwachten ziekteproces. Afstemming en overdracht tussen de professionals (in de 1e en 2e lijn) is noodzakelijk in de palliatieve en terminale fase Screen bij stabiele ziekte en een levensverwachting van maanden/jaren het risico op ondervoeding Bij problemen die medisch ingrijpen noodzakelijk maken kan een patiënt opgenomen worden in een ziekenhuis. Indien de patiënt dit wenst en behandeling zinvol is. Er zijn verschillende mogelijkheden voor ondersteuning in de palliatieve fase: • De patiënt wordt thuis ondersteund door de thuiszorg en/of vrijwilligers • De patiënt wordt opgenomen in een verpleeg-/verzorgingshuis • De patiënt wordt opgenomen in een hospice De patiënt vult regelmatig maar zeker om de drie maanden, de Lastmeter plus eventueel aanvullende signalering in waarna die besproken wordt. Eventuele verwijzing vindt plaats indien nodig of gewenst door de patiënt Patiënt (en de eventuele naasten) krijgen uitleg over de verschillende instanties en/of instellingen die ondersteuning kunnen bieden Patiënt en naasten worden (tijdig) voorbereid op de terminale fase en de mogelijkheden in de terminale fase (palliatieve sedatie, euthanasie, nietroken beleid) Norm / Indicator RICHTLIJNEN PALLIATIEVE ZORG | Bij palliatieve zorg wordt onderscheid gemaakt tussen ziektegerichte palliatie (behandeling van de ziekte) en symptoomgerichte palliatie (controle van symptomen). In de praktijk zijn ziektegerichte palliatie en symptoomgerichte palliatie sterkt met elkaar verweven. Ze sluiten elkaar nooit uit en worden vaak tegelijk toegepast met de bedoeling elkaar te versterken ter verbetering van de kwaliteit van leven. In de stervensfase verschuift de focus van de symptoomgerichte palliatie van het sterven naar een zo goed 18 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL Norm / Indicator mogelijke kwaliteit van sterven. Voor ziekte gerichte palliatie zie behandeling chemotherapie/ radiotherapie/chirurgie eerder in dit format. Voor symptoomgerichte palliatie en stervensfase zie www.pallialine.nl voor richtlijnen palliatieve zorg en zorgpad stervensfase. RICHTLIJN ONCOLOGISCHE REVALIDATIE | Voor streven naar fitheid en vitaliteit in de vroege palliatieve fase zie follow-up eerder in dit format. De werkgroep adviseert bij signalering van klachten: • Allereerst gebruik te maken van de Lastmeter, op indicatie aangevuld met: • De single item Visuele Analoge Schaal (VAS) voor kanker gerelateerde vermoeidheid, • De Center for Epidemiologic Studies Depression Scale (CES-D) voor emotionele problemen, De Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK) voor specifieke fysieke problemen. RICHTLIJN ONDERVOEDING | Er wordt geadviseerd patiënten in het palliatieve fase alleen te screenen op ondervoeding wanneer de ziekte min of meer stabiel is, de levensverwachting maanden tot jaren en/of als ondersteuning bij ziektegerichte behandeling. IGZ 2009 | Ziekenhuizen zorgen ervoor dat overwegingen en afwegingen rond palliatieve zorgverlening worden gedocumenteerd, zodat een integraal zicht op de behandeling mogelijk is. 19 Format zorgpad | versie I september 2012 I Dit format is ontwikkeld door IKNL