Dwars door Australië Als de zon opkomt, huppen buiten

advertisement
Dwars door Australië
Als de zon opkomt, huppen buiten kangoeroes
Meer dan 15 000 km, met 4x4-campers, per vliegtuig en per trein, kriskras door het ruige Australië,
vaak over onverharde wegen en particuliere weggetjes. Wie er de tijd voor heeft, hoeft minder te kiezen
en bezoekt bijna alle interessante steden en natuurgebieden. Van de woestijn tot het regenwoud en van
bergriviertjes tot de oceaan.
Op het einde van onze eerste middag na aankomst verlaten we Sydney per trein. Al snel valt de
duisternis. Wanneer de volgende ochtend, de eerste echte ochtend van onze reis, de zon opkomt,
huppelen er buiten kangoeroes voorbij.
We stoppen in Broken Hill, bekend door de serie Flying Doctors. De gebouwen in de hoofdstraat
dateren bijna allemaal uit het begin van de twintigste eeuw.
De volgende morgen rijden we door de Nulabara Plain. In het midden van dit woestijngebied stoppen
we in Cook, een dorpje met 150 inwoners, die allemaal aan het spoor werken. We rijden verder naar
Kalgoorlie over het langste stuk rechte rails ter wereld (478 km).
Kalgoorlie (West-Australië) is een goudzoekersstad. Waar goud is, zijn kroegen, en in de hoofdstraat
zijn er meer dan 25. Water komt uit Perth over een afstand van ruim 800 km via een pijpleiding die
in de gloeiende zon ligt. Als je een douche neemt, hoef je geen warmwaterkraan te gebruiken.
Tijdens een rondleiding door de Hannan mijn van Kalgoorlie, de oudste mijn hier en niet meer in
bedrijf, horen we dat het hard werken voor weinig geld was en dat iedereen dacht rijk te worden van
het goud dat ze vonden.
Laat in de avond komen we aan in Perth, waar we mijn broer ontmoeten die al 25 jaar in Australië
woont en die een paar weken met ons meereist. Hij woont in Canberra, 5 000 km van Perth.
's Morgens gaan we met de metro naar Fremantle, naar het Maritiem Museum. Voor de kust zijn in
1 600 een aantal schepen van de VOC vergaan. De bekendste is de Batavia, waarvan hier delen te
zien zijn, maar ook de Zuytdorp en de Vergulde Draek zijn hier vergaan.
We bezoeken Rottnest Island, ontdekt door de Nederlander William de Vlaming, die het deze naam
gaf omdat hij een kangoeroe zag die op een rat leek. Het is een kangoeroe die nergens anders
voorkomt en Quaka heet. Hij is klein, vriendelijk en hij lijkt inderdaad op een rat.
Pemberton en Pinnacles
Zandvliegen kruipen overal in, in je neus, oren, ogen …
Vandaag vertrekken we met onze gehuurde camper naar het zuiden. Op het eind van de middag
komen we aan in Pemberton. De bomen die hier staan zijn gemiddeld 60 meter hoog en duizend jaar
oud.
De volgende morgen gaan we naar de Glouster Tree, een boom die als uitkijkpost op een heuvel staat.
In de stam zijn 154 pinnen gedraaid en zo klim je in een spiraal naar boven. Als je boven bent, sta je
op een hoogte van 61 meter. Wel een mooi uitzicht, maar niet naar beneden kijken.
We rijden door naar de Valley of Giants, een boomkronenpad. Het ligt op een hoogte van 45 meter
en het is bijna 1,5 km lang. Er zijn veel vogels, waarvan vooral de papegaaiachtige soorten onbevreesd
op je afkomen.
De zon komt op net voor we de volgende ochtend vertrekken. Na 300 km rijden zien we een
Nederlandse molen. Hij is nieuw en heet Lilly. In 1997 afgebouwd en nu een toeristische attractie.
Zo rond het middaguur komen we aan in Hyden, ten noordoosten van Pemberton, bekend door de
Wave Rock. Deze rots is door weer en wind zo uitgesleten dat het net lijkt of er een vloedgolf aankomt.
Zeker een meter of 6 hoog en 150 meter lang is hij, en iets verder ligt nummer twee.
We hebben veel last van zandvliegen. Ze kruipen overal in, in je neus, je oren, je ogen … Je wordt er
gek van. Een netje biedt hier uitkomst. We gaan langs de Mulagrotten, waar zich
Aboriginalschilderingen bevinden die al meer dan 20 000 jaar oud zijn.
Via Perth rijden we door naar de Pinnacles, over een weg die niet op de kaart staat, maar er volgens
de bewoners wél moet zijn. Na twee uur hebben we 40 km afgelegd en staan we op het strand. Geen
weg te bekennen.
Het blijkt dat we 8 km over het strand moeten rijden en dan weer tussen de duinen door de weg op.
Na een uur krijgen we de Pinnacles in zicht. Toen de Nederlandse schepen in 1 600 voor de kust
langs voeren, dacht men een oude Incastad te hebben ontdekt.
Als je dichterbij bent, denk je meer aan termietenheuvels, maar het is een rotsformatie in de woestijn
die door wind en weer zo is gevormd. Het zand is prachtig geel van kleur, iets wat we nog niet hebben
gezien.
De volgende dag bezoeken we de Z Bend Gorge, waar zich een natuurlijk venster bevindt, in Kalbarri
National Park. We rijden door naar de kust en eten daar voor het eerst haaienvlees.
Vroeg op pad in oostelijke richting. De temperatuur ligt elke dag boven de 30 graden, dus 's morgens
rijden we het liefst. We rijden ook over privéwegen, af en toe moeten we een hek open doen en weer
sluiten natuurlijk.
Tegen de schemering komen we aan in Mount Augustus National Park. In het caravanpark zijn wij
de enige gasten. De sterrenhemel is verbazingwekkend, zoveel heldere sterren.
Biggest Rock in the World
Een smal paadje met veel losse stenen leidt naar boven.
Mt Augustus (1 106 m) is de grootste monoliet ter wereld. Veel mensen denken dat Ayers Rock
(Uluru) de grootste is, maar Mt Augustus is tweeëneenhalf keer zo groot en ook nog een miljard jaar
ouder.
Voor dag en dauw beginnen we de klim. Een smal paadje met veel losse stenen leidt naar boven. Af
en toe een beetje klauteren en opletten dat je de witte markeringsstippen niet mist.
We wandelen in de schaduw, want de zon komt achter de rots op. Voor ons zie ik een paar kangoeroes
die wat drinken uit een poel.
Als we een uur hebben gelopen, blazen we even uit. Je hebt al een prachtig uitzicht vanaf dit punt.
Het lijkt niet ver, maar schijn bedriegt. Je loopt in een lus en het wordt steeds steiler. We moeten
zelfs een beetje klimmen. Maar na twee uur is het eindelijk zover: ik ben op de top. We drinken de
meegenomen koffie en genieten van het uitzicht.
Teruggekomen nemen we de Gully Trail. Als het regent, dendert hier het water naar beneden, vandaar
de naam Gully (geul). Na ruim twee uur zijn we beneden. De temperatuur is gestegen tot boven de
35 graden. 200 km rijden om in een riviertje te zwemmen is hier heel normaal.
We gaan noordoostelijk verder naar Tom Price, via een niet al te beste weg met veel bochten, hekken
en water. Ook overstekende koeien en emoes natuurlijk. Het is bijna donker als we aankomen.
Hier zijn de grootste open ijzerertsmijnen ter wereld. Ze rijden met trucks die 270 ton erts in één
keer laden, de wielen hebben een diameter van meer dan 3 meter. Het erts wordt in een trein geladen
die het naar de kust brengt.
De volgende dag rijden we langs de spoorlijn naar de kust. Omdat het een privéweg is, hebben we
daar toestemming voor gevraagd. Het is een ongeplaveide weg, maar daar zijn we inmiddels aan
gewend. Na een uurtje halen we een 2,4 km lange trein in die ook op weg is naar de kust.
De trein komt aan in Dampier, een kleine havenstad, waar hij wordt gelost. Door het stof is alles
rood. We rijden verder naar Port Hedland. Onderweg nog even in Cosack kijken, dat door een orkaan
werd verwoest en nooit meer is opgebouwd. Een spookstadje dus.
Ook Port Hedland is een haven waar ijzererts wordt geladen. De treinwagons worden automatisch
gelost en per drie wagons leeg gekiept. De erts wordt vermalen en ingescheept in grote bulktankers
die ongeveer 130 000 ton kunnen laden.
De volgende dag rijden we naar Marble Bar, de heetste plaats van Australië. Zo rond een uur of elf
zijn we er, nog voor het heetst van de dag. Volgens de barman in de pub waar we wat drinken, wordt
het niet warm, zo rond de 38 graden. Voor ons heet genoeg.
Tussen Port Hedland en Broome liggen de mooiste stranden van de wereld, ook wel Eighty Mile
Beach genoemd. Er is een camping bij het strand. We vinden een plekje onder de palmen en gaan
tegen de schemering naar het strand om de zon in de zee te zien zakken.
We gaan vroeg slapen om vannacht bij hoog water naar de zeeschildpadden te kijken. Als we tegen
twee uur 's nachts op het strand aankomen, komt er net een schildpad het water uit. Je mag ze niet
hinderen of met licht beschijnen, want dan gaan ze weer terug. Maar deze is vastbesloten en gaat op
zoek naar de duinen.
Vlak ervoor begint zij haar graafwerkzaamheden en dat duurt meer dan anderhalf uur. Als ze klaar
is, keert ze zich om en begint met leggen. Nu kunnen we wel even een foto maken, want als ze
begonnen is, stopt ze niet.
Ze gaat steeds heen en weer om de eieren te verspreiden in het gat. Een klein uurtje is ze aan het
leggen, ze legt ongeveer tachtig eieren. Daarna dekt ze alles keurig af en gaat terug naar het water.
Moeder Natuur moet de rest doen. Zij is nog wel een halfuurtje onderweg, want de vloedlijn is al
meer dan 300 meter weg. Het getijdeverschil is hier meer dan 10 meter, en dat is veel.
Door het regenwoud
Een holle baobabboom diende als gevangenis.
's Morgens hebben we geen haast om in Broome te komen. Mijn broer moet daar zijn om terug te
vliegen naar zijn gezin.
De volgende middag gaan we naar een krokodillenfarm. We worden rondgeleid tijdens het voeren. Je
krijgt een beetje een indruk van de manier waarop deze dieren zich in het wild gedragen.
Als we mijn broer naar het vliegveld hebben gebracht, rijden we door naar Derby. We krijgen
onderweg de eerste regenbui sinds onze aankomst in Australië. Een zwarte lucht voor ons en we zien
de bliksemflitsen naar beneden gaan.
Vlak voor Derby is het weer droog en dat komt mooi uit, want we willen een kijkje nemen bij een
oude gevangenis. Deze bevindt zich in de stam van een boom. Een baobabboom groeit zo bol dat de
stam hol is geworden. Door een kleine opening kunnen er makkelijk een paar mensen in. Voor een
klein vergrijp werd je hier vroeger een aantal weken vastgehouden.
Vandaag gaat de route over de beruchte Gibb Riverroad. Een weg die alleen open is voor 4x4’s. Het
eerste stuk is heel mooi en goed te berijden. We rijden door het regenwoud, dit is een van de mooiste
gebieden van Australië.
We zijn in Kimberley, een gebied ongeveer zo groot als Duitsland. Na 70 km begint de Gibb
Riverroad. Na ruim 200 km nemen we een afslag naar rechts. Eerst komen we in Winjana Gorge
National Park. Deze kloof kunnen we inlopen en er staat zelfs water in.
Het is vroeg in de morgen en het is stil. Als we een paar meter de kloof in zijn, zien we de eerste
krokodillen al zwemmen. Dit zijn geen salties, maar zoetwaterkrokodillen, en die zijn niet of
nauwelijks gevaarlijk.
We horen ook vogels en zo te horen moeten het er veel zijn. Als we dichterbij komen, zien we dat
het vliegende honden zijn. Er zitten er honderden in de bomen en als we dichterbij komen, beginnen
ze zich steeds meer te roeren.
Na deze ochtendwandeling gaan we door naar Tunnel Creek, een natuurlijke tunnel van 750 meter
lang. Er staat water in. Het eerste stuk kun je nog langs het water lopen, maar halverwege moeten we
eraan geloven. Het water komt tot boven de knieën en is niet koud.
Een halfuurtje later zijn we aan de andere kant en lopen we naar onze camper om door te reizen naar
Halls Creek. Het is een lange rit vandaag, maar waarom de Gibb Riverroad zo gevreesd is, blijft een
raadsel.
De volgende morgen bezoeken we de plaats van de tweede grootste meteorietinslag op aarde. Dit is
ruim 130 miljoen jaar geleden gebeurd en heeft een krater nagelaten met een diameter van 850 meter.
De krater is begroeid met boompjes en planten.
Bungle Bungle
Een smalle diepe kloof met palmbomen tussen de rotsen
Vervolgens rijden we naar Bungle Bungle, ook wel bekend als Purnululu. Dit gebied is pas in 1985
ontdekt door een Australische boer die eroverheen vloog. Nu gaat er een weg naartoe en kun je het
verkennen.
We zien een rotsspleet, een smalle diepe kloof tussen de rotsen. Er groeien zelfs palmbomen,
ongelofelijk, de wortels groeien dwars door de rots heen.
Al vroeg gaan we op pad naar de Hidden Valley. Deze is in de buurt van Kununurra, een dorpje op
de grens met het Northern Territory. Het lijkt op Bungle Bungle, alleen is het wat kleiner. Er zijn een
aantal wandelroutes die wij allemaal lopen.
We rijden verder naar Lake Argyle, een groot stuwmeer waar je kunt varen en vissen. We brengen
een bezoekje aan het museum. Hier zien we hoe en wanneer alles onder water is gezet.
We gaan op weg naar Katherine in het Northern Territory. Als we de grens passeren, moeten we de
klok anderhalf uur naar voren zetten. Op de camping zien we 's avonds honderden vleermuizen
overvliegen.
De volgende dag bezoeken we het land van Never Never. Het gelijknamige boek is in 1908 geschreven.
Het gaat over de familie Gunn, die hier een farm had. Jannie trouwde rond 1900 met James Gunn.
Zij was de eerste westerse vrouw die in dit gebied een leven probeerde op te bouwen.
Het huis is verplaatst omdat het een paar jaar geleden ondergelopen is. Het staat nu in de buurt van
een natuurlijke bron. Hier zwemmen we in water van 34 graden. Toch nog een beetje afkoeling, want
het was dicht bij de 40 °C vandaag. Tegen de avond gaat het dan ook onweren, en niet te weinig deze
keer.
In de Katherine Gorge aan de rand van Kakadu Park maken we vandaag een boottocht. We zien
wandschilderingen, en een krokodil natuurlijk.
Als we terugkomen uit de kloof, gaan we op bezoek bij Henry, hij maakt didgeridoos, waarschijnlijk
het oudste muziekinstrument ter wereld. Hij laat ons zien hoe hij ze maakt en ook de kunst van het
spelen. We overnachten in Pine Creek, een oude goudzoekersstad.
Bij de Robbin Falls, heel populair bij Abseilers, ontmoeten we een paar jongens die een slang bij zich
hebben. Eentje vraagt of we hem willen zien. Hij heeft het beest thuis gevangen en laat het hier weer
los. Je moet drie keer kijken, maar inderdaad, er ligt een slang, 40 cm lang en zo dik als een vinger.
Volgens de jongens is het een death adder, een van de dodelijkste slangen ter wereld. Respect is dus
op zijn plaats. Hij lijkt meer dood dan levend, maar als hij van de schrik is bekomen, kiest hij langzaam
voor zijn vrijheid. Hij heeft een reis van een kleine 200 km gemaakt en zal hier volgens de jongens
prima overleven.
We bezoeken bij Adelaide River Charlie de buffalo, bekend uit de film Crocodile Dundee. Zijn hoorns
zijn meer dan twee meter lang en hij geniet hier van zijn pensioen.
In de loop van de middag rijden we Lichtfield National Park binnen en zien we daar reusachtige
termietenheuvels. Dat een beestje kleiner dan een mier zulke grote bouwwerken kan maken …
We bezoeken achtereenvolgens de Florence, Tolmer en de Wangi Falls. Bij deze laatste maken we ons
kamp voor de nacht. Voor de eerste keer slapen we met de deuren dicht, omdat we anders worden
opgevreten door de muggen.
De volgende dag rijden we naar Kakadu Park. We gaan met een boot de Adelaiderivier op, na nog
geen 100 m komt de eerste krok ons al tegemoet. We voeren ze met een hengel met daaraan een stuk
vlees. Een volwassen krok kan zijn eigen lengte uit het water springen, een prachtig zicht.
In de loop van de middag trekken we verder het park in, op weg naar de Jim Jim Falls. De weg
daarnaartoe is door het regenseizoen ook de enige die open is. Het is nog 53 km naar de Falls. Het
eerste stuk gaat, maar over de laatste 6 km doen we bijna 45 minuten. Nu nog 900 meter klimmen
om zicht te krijgen op de waterval. Maar het is de moeite waard.
We rijden terug naar Darwin om vandaaruit naar Alice Springs in het midden van Australië te vliegen.
Daar halen we onze nieuwe camper op en gaan op weg naar de Mereenie Loop. We rijden in westelijke
richting langs Simson Gap en Stanley Chasm om uit te komen in Glen Helen.
De volgende morgen op naar Goss Bluff, gevormd door een meteorietinslag. De weg ernaartoe is niet
best: droog, rood en alleen maar zand.
Vandaag Ayers Rock, ook wel Uluru genoemd. Niet de grootste, wel spectaculair om te zien. Helaas
mag er niet worden geklommen, omdat de temperatuur te hoog kan oplopen.
Daarom maken we een rondvlucht per helikopter. We zijn maar met drie personen, dus hebben we
allemaal een plaats aan het raam. We hebben nog nooit in een helikopter gezeten, maar het valt ons
reuzegoed mee. Een prachtig uitzicht over de rots en over de Olga's.
We maken de volgende ochtend een tocht door de woestijn over rode wegen en zand. Na 150 km
komen we in Mary Vale, een tankstation en een boerderij, meer is het niet.
45 km verderop zien we de Chambers Pillar, een zandsteen van 160 meter hoog en prachtig van kleur.
Hier komen bijna nooit mensen, volgens de jongen van het tankstation amper 400 per jaar.
We nemen de oude Ghanroute. Deze spoorbaan is in de jaren 50 en 60 verlegd naar het westen en
nu wordt de oude baan vooral door 4x4's bereden. Wel spannend zo in de woestijn. In de namiddag
passeren we Finke, een klein Aboriginaldorpje, maar we zien niemand.
Twaalf km verder ligt het middelpunt van Australië. Hier staat hetzelfde monument als op het dak
van het parlementsgebouw in de hoofdstad Canberra. Compleet met vlag en Zuiderkruis. Er is ook
een gastenboek dat wij tekenen.
We volgen de weg naar de grens met Zuid-Australië. Het wordt langzaam schemerig. Normaal gezien
rijden we niet in het donker en het is nog 150 km naar Oodnadatta. We rijden toch door, omdat we
niet in de woestijn willen overnachten.
De duisternis valt snel in en de kangoeroes komen tevoorschijn. Het zijn net herten, ze huppelen en
steken op dezelfde manier over. Opletten en niet te veel licht aansteken, want daar komen ze op af.
Alles gaat goed, de weg wordt beter en om 22u00 zijn we in Oodnadatta.
De volgende morgen blijkt er zelfs een kanoverhuurbedrijf te zijn. Maar waar is het water? Er is hier
alleen maar zand. We verbazen ons en rijden door de drie straten die het dorp telt.
De camping in Coober Pedy heeft een vreemd zwembad, het is overdekt door een giersilo. Dit heeft
voor het water het nadeel dat het steenkoud is, meer dan 18 graden is het niet. Erboven is het meer
dan 36 graden dus het verschil is groot. In Coober Pedy wordt veel naar opaal gezocht.
Tijdens de tour vertelt de gids ons dat we altijd als een kangoeroe moeten lopen, dat wil zeggen: nooit
achteruit stappen, want in en rond het stadje zijn veel gaten en schachten die soms behoorlijk diep
zijn. Hij laat ons zien hoe men naar opaal zoekt en wat ze er daarna mee doen.
We rijden verder door de woestijn naar het zuiden en komen langs Coward Springs, een natuurlijke
bron waarin je zelfs een duik kunt nemen, al is hij niet groter dan een bubbelbad.
We zijn nu bij de Flinders Range, een gebied groter dan Nederland. We openen een hek en rijden de
Freeling Range binnen. Het is hier heuvelachtig en er komen veel emoes en kangoeroes voor. Ook
zien we wilde geiten.
We overnachten in Copley aan de rand van de range. Het weer wordt minder en het begint zowaar
te regenen. Het wordt ook koud, zo rond de 20 graden.
De volgende morgen is het gelukkig droog en warmer. We rijden door de Chambers Gorge. Je rijdt
in een droge rivierbedding waar veel stenen en boomstronken liggen. Het gaat langzaam, maar het is
heel mooi en dat is wat we willen.
We rijden door naar de Great Wall of China. Als je naar de top van de heuvel kijkt, moet het op de
Chinese muur lijken, denk ik.
We rijden naar het zuiden richting Adelaide. Wilpena Creek is ons doel voor deze nacht. We rijden
nog even een rondje van 150 km over een toeristische route.
De dag erop gaan we naar Wakaroo Rock, waar schilderingen te zien zijn van Aboriginals van enkele
duizenden jaren geleden. De rondwandeling neemt een uurtje in beslag en we zien ook nog een paar
kangoeroes.
Eindelijk weer op een asfaltweg rijden we naar Adelaide. Daar gaan we verder naar de zuidkust om
met de pont over te steken naar Kangoeroe Island. We kunnen nog net met de laatste boot over.
Kangoeroe Island
De zeeleeuwen op het strand kijken niet op of om.
We gaan op pad naar de zuidkant van het eiland, naar Seal Bay, bekend omdat er veel Australische
zeeleeuwen aan land komen om uit te rusten van hun visvangsten op zee.
We mogen alleen het strand op onder begeleiding van een ranger. Terecht, want wij en anderen
zouden de rust van deze dieren volledig verstoren. Je merkt dat ze mensen gewoon zijn, ze kijken niet
op of om. Er liggen er wel een paar honderd en het is een komen en gaan.
We reizen verder naar het uiterste westpuntje van het eiland, want ook daar moet een natuurlijk raam
zijn, net als in Kalbarri Park: Admiraal Arch. Er zijn koala's, zelfs zo veel dat men ze vangt om ze te
steriliseren.
De volgende morgen rijden we weer terug naar de boot over een prachtige weg en dan langzaam naar
Adelaide.
We vliegen de volgende dag naar Canberra, de hoofdstad van Australië. Mijn broer staat ons op te
wachten en we hebben natuurlijk veel te vertellen. Een reis van meer dan 15 000 km hebben we
gemaakt en nu gaan we nog een kleine week naar Sydney.
Download