HRM voor uitvoerenden Risicowerknemers als troef Carine Drijkoningen Vitamine W Vitamine W begon als een samenwerkingsverband van projecten die opleidingen organiseren voor laaggeschoolde en langdurig werklozen in het Antwerpse. Nu, tien jaar later is Vitamine W vzw uitgegroeid tot een organisatie met 160 werknemers, waarvan de helft arbeiders in opleidingsprojecten en sociale economiebedrijven (poetsbedrijf, kringloopcentrum). Deze projecten en bedrijven verzekeren de voeling met de praktijk en fungeren als laboratorium voor het testen van nieuwe ideeën in verband met opleiding en vorming, jobcreatie en personeelsbeleid. Initiatieven die succesvol blijken kunnen toegepast worden op grotere schaal of kunnen vertaald worden in beleidsadviezen. Gebaseerd op haar ervaring biedt Vitamine W diensten aan aan werkzoekenden en aan werkgevers. Voorbeelden van dit laatste zijn methodieken als ‘Interface’ en ‘1500 voor 2000’. In 1998 ging een Europees Adapt-project van start onder de naam 'HRM óók voor laaggeschoolden'. Vitamine W werkt hiervoor een ondersteunend pakket uit over het werken met laaggeschoolde werknemers vanuit de overtuiging dat oplossingen voor het probleem van (langdurige) werkloosheid niet enkel te vinden zijn bij de werkzoekenden zelf. Oplossingen om de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te overbruggen, worden momenteel meestal nog gezocht aan de aanbodzijde. Werkzoekenden worden ‘klaargestoomd’ tot geschikte kandidaten. Begeleiding, vorming en opleiding, werkervaring en het activeren van werkzoekenden zijn absoluut noodzakelijk, zeker voor de risicogroepen. Maar het zijn geen toverformules. Ter illustratie: voor de tweede en derde generatie migranten werden veel inspanningen gedaan op het vlak van onderwijs, schoolopbouwwerk en dergelijke, om de kloof tussen de kansen op de arbeidsmarkt voor Belgen en migranten te verkleinen. Onderzoek toonde echter aan dat de kloof is vergroot1. In 40% van de selectieprocedures worden migranten - vaak onbewust en onbedoeld - gediscrimineerd. Hoog tijd dus om de remedies ook bij de vraagzijde te zoeken. Hoog tijd om HRM verder te laten doorsijpelen dan tot de middenniveaus en ook voor de werknemers zélf een beleid uit te bouwen. Dit gaat niet zonder slag of stoot. Er zijn inspanningen nodig om goede werkkrachten te maken van wat men vaak ziet als ‘hopeloze gevallen’. Bedrijven die erin slagen om met risicogroepen te werken, blijven hun concurrenten een stap voor en hebben een troef meer in handen om te overleven. Back to the sixties Op het einde van de jaren ’60 en in het begin van de jaren ‘70 stonden de handboeken voor managers vol met theorieën over democratisering van het bedrijf, inspraak en betrokkenheid van de werknemers, aandacht voor milieu en maatschappij... In de jaren ’80 ging de slinger de andere kant uit: economie en ecologie stonden vaak haaks op elkaar. Op de vooravond van het nieuwe millennium gaan we ‘back to the sixties’. Het begint erop te lijken dat enkel de zogenaamde ‘ethische’ bedrijven het zullen maken. Niet enkel de winst is belangrijk. Mens en milieu vormen mee de basis van het bedrijf en staan soms zelfs centraal in de marketingstrategie. Waar het milieu vroeger eerder als een noodzakelijk kwaad werd beschouwd en waar met tegenzin werd voldaan aan de vigerende reglementen, evolueren bedrijven nu naar het actief opnemen van milieuaspecten in hun algemeen beleid. Op het vlak van ‘ethische tewerkstelling’ zijn er 1 Begeleidingscel werkgelegenheid migranten initiatieven zoals het ‘Belgisch netwerk van bedrijven ter bevordering van de sociale cohesie’, ‘Interface’ en 'Antwerpen Werkt' die allen de integratie van risicogroepen in bedrijven op het oog hebben. Stilaan doet de term “arbeidsmarktbewust personeelsbeleid” zijn intrede. Een logische evolutie Dat bepaalde categorieën van werkzoekenden plots weer in het vizier van de werkgevers komen is natuurlijk niet toevallig en ook niet enkel door altruïstische motieven ingegeven. Op hun zoektocht naar personeel stuiten ze tegenwoordig voor heel wat beroepen op problemen - met niet ingevulde vacatures als gevolg - en demografische studies en analyses van de werkloosheidscijfers voorspellen dat dit in de toekomst niet zal verbeteren. Dat heeft zo zijn gevolgen. Noodgedwongen zal er een evolutie plaatsvinden van de ‘beste’ naar de ‘meest geschikte’ kandidaat voor een functie omdat de beste kandidaat gewoonweg niet meer beschikbaar is, maar ook omdat de beste kandidaat na verloop van tijd niet echt de beste blijkt te zijn. Door rekrutering en selectie streeft een bedrijf ernaar competente en gemotiveerde mensen in huis te halen. Ondanks de inspanningen die ze zich getroosten zien we dat veel bedrijven precies het tegenovergestelde bereiken. Al te dikwijls worden voor bepaalde jobs te hoog gekwalificeerde werknemers aangeworven. Deze ‘overvraging’ speelt het sterkst bij jobs waarvoor enkel een diploma lager onderwijs gevraagd wordt. In 80% van die gevallen wordt een hoger geschoolde aangeworven2- lager geschoolden worden door overvraging verdrongen. Een voorbeeld hiervan is de technisch geschoolde vakman die aan de lopende band werkt met een cyclustijd van 60 seconden. Wat vele bedrijven niet beseffen is dat ze daarmee ook een probleem in huis halen: de te hooggeschoolde werknemers raken gedemotiveerd, de kwaliteit van hun arbeid daalt, ze identificeren zich niet (meer) met het bedrijf, hun kwalificaties verminderen omdat zij lange tijd onbenut bleven, er is veel werkverzuim, ze ambiëren een betere baan, er ontstaat een hoog verloop. Overvraging doet zich voor op 3 momenten: bij het opstellen van het functieprofiel, bij de vertaling ervan naar de gevraagde kwalificaties en bij de selectie zelf. Ze kan vermeden worden door: - het rekruteringsproces te formaliseren en toevalligheden en onbewuste discriminatie zoveel mogelijk uit te sluiten - spontane procedures zijn niet altijd de beste; - meer realistische functie- en kwalificatieprofielen op te stellen - de gestelde eisen zijn vaak hoger dan nodig om de functie te kunnen uitvoeren; - verbeteringen aan te brengen in de selectiemethodes door ze af te stemmen op het niveau van de sollicitant en de gevraagde vaardigheden voor de job. Door nauwkeuriger tewerk te gaan vergroot de kans dat de meest geschikte kandidaat geselecteerd wordt, die kandidaat die waarschijnlijk ook de beste zal blijken. Beide partijen, het bedrijf en de werknemer, winnen erbij. De nadruk komt meer te liggen op het behoud van personeel en op het realiseren van bedrijfsbinding. De meest geschikte kandidaat selecteren is een goed voornemen voor de toekomst, ondertussen moet er verder gewerkt worden met wie er is. Veel bedrijven dragen hierbij de last van het verleden. In tijden van laagconjunctuur konden ze zich veroorloven 2 ‘Lager rekruteren, hoger waarderen’, Andersen Consulting, Cevora en Hiva hoger te selecteren dan nodig. In tijden van hoogconjunctuur, als het aanbod van geschikte arbeidskrachten schaars is, betalen zij daar onvermijdelijk de prijs voor (zie hoger). Hun werknemers voelen zich niet gebonden aan het bedrijf, ze identificeren zich er niet mee. Spontaan personeelsverloop kan ingedijkt worden door te zorgen voor een grotere bedrijfsbinding. De werknemers moeten zich kunnen identificeren met hun bedrijf, communicatie en overleg vormen hierbij een belangrijk instrument. Traditioneel zien we dat HRM en werknemersparticipatie/overleg weinig uitstaans met elkaar hebben, gezien de aandachtsconcentratie op kaderleden. Waar HRM zich naar werknemers richt, blijft dit veelal beperkt tot kernwerknemers. Wil men een HRMbeleid vorm geven naar werknemers, dan hoort werkplekparticipatie/overleg zeker tot de mogelijkheden (rekening houdend met de bedrijfscultuur, -structuur en –strategie). Wellicht is nu ook het moment gekomen om werknemers die daarvoor gemotiveerd zijn via bijscholing en opleiding te laten doorgroeien naar een job op hun niveau. Op die manier komt er ook plaats vrij voor lagergekwalificeerden (het zogenaamde schoorsteeneffect: voor ‘trek’ in de schoorsteen zorgen om gevaarlijke terugslag te vermijden). Risicowerknemers als troef om te overleven Vanuit een niet-alledaagse visie op laaggeschoolden houdt Vitamine W een pleidooi voor diversiteit in het personeelsbestand en meer aandacht voor de specifieke noden van werknemers uit de risicogroepen. Dit niet alleen omwille van de werklozen maar ook omwille van de bedrijven, want in de toekomst zullen het wellicht die bedrijven zijn die goed leerden omgaan met risicowerklozen die kunnen overleven. Diversiteit in het personeelsbestand De kwaliteiten en het potentieel van vrouwen, schoolverlaters, 40-plussers, migranten en langdurig werklozen worden onderschat. Niet uit deze groepen rekruteren betekent ongeveer driekwart van de potentiële arbeidsreserve niet aanspreken. Aan de diversiteit in goed functionerende teams wordt veel belang gehecht. Minstens zo belangrijk is de diversiteit in het personeelsbestand van de hele organisatie want ze is een troef op verschillende vlakken: een gezonde personeelsmix garandeert meer complementariteit en meer mogelijkheden om van elkaar te leren dan een getto van gelijkgezinden. Bovendien hebben ondernemingen doorgaans een divers klantenbestand. Hierop inspelen vanuit een even divers personeelsbestand biedt ongetwijfeld een concurrentieel voordeel. Tenslotte draagt het feit dat bedrijven hun personeelsbestand samenstellen als een spiegel van de samenleving bij tot het oplossen van de sociale uitsluiting en dualisering. Laaggekwalificeerden als barometer Als de ontwikkelingen in een organisatie te snel gaan, zijn de laaggekwalificeerden de eersten die dit merken en hierover feedback geven. Mensen die onderaan de ladder werken zijn een perfecte barometer voor het bedrijfsklimaat: is er storm op komst of is het windstil? Wordt er veel geklaagd, of steken ze graag een tandje bij? Bedrijven die laaggeschoolden tewerkstellen hebben hier dus een troef in handen. Ze dwingen het bedrijf om na te denken over een aangepast personeelsbeleid. Ervoor zorgen dat ook zij méé kunnen draagt bij tot een ‘onthaasting’ die àlle werknemers en op termijn ook de werkgever ten goede zal komen. In zekere zin houden we hier dus een pleidooi voor onthaasting, met een knipoog naar de fabel van de haas en de schildpad. HRM voor risicowerknemers Bedrijven die erin slagen met risicogroepen te werken, zijn hun concurrenten te slim af. Als zij een HRM-beleid kunnen uitbouwen voor de ‘moeilijkste’ personeelsleden, kunnen zij dit ongetwijfeld voor al hun personeelsleden. Betekent dit dat er een ‘speciaal’ HRM-beleid nodig is voor laaggeschoolden? Het antwoord is: neen en ja. Het is opvallend dat HRM-inspanningen vaak gekenmerkt worden door een Mattheüseffect (hoe meer men heeft, hoe meer men krijgt). De laagstgekwalificeerden zijn hier de dupe van want zij kunnen geen beroep doen op een aantal hulpmiddelen die wel voorhanden zijn voor hogergekwalificeerden. Een goed HRM-beleid voorziet ook voor laaggeschoolde werknemers opleiding, interne loopbaanplanning, overlegstructuren, doorgroeimogelijkheden en dies meer. Dit vraagt een strategische keuze van het management en een HRM-methodiek die gericht is op een tweesporenbeleid. Een tweesporenbeleid Een HRM-tweesporenbeleid is gericht op de risicowerknemers én op hun directe chefs ploegbazen, meestergasten, werkleiders. Eén van de succesfactoren bij de inschakeling van risicowerklozen in het normale arbeidscircuit is aangepaste begeleiding en coaching op de werkvloer, dit niet alleen voor de laaggeschoolden zelf, maar ook voor hun directe leidinggevenden. Slechts indien deze twee sporen bewandeld worden kan een succesvolle verandering plaatsvinden. Een ‘aangepast’ HRM-aanbod Ja, laaggeschoolde werknemers vragen een ‘aangepast’ HRM-beleid. Het is evident dat de instrumenten die gebruikt worden voor hooggekwalificeerden niet klakkeloos kunnen overgenomen worden voor laaggekwalificeerden. Zij vragen een specifieke aanpak. Doch, die is niet altijd zo moeilijk als hij lijkt. Een voorbeeld: het is opvallend dat selecties voor arbeiders doorgaans gebeuren op basis van een meestal kort interview alhoewel de communicatieve vaardigheden van een kandidaat niet de beste indicatie zijn voor zijn werklust of praktische vaardigheden nodig voor de job. Waardevolle kandidaten die niet goed uit hun woorden geraken, worden zo vaak ten onrechte meteen afgeschreven. Met een aangepaste techniek (vb. een kleine proef) worden veel betere resultaten bereikt. Een enkeling gaat hierin nog een stap verder en hanteert de assessmentcentermethodiek ook voor arbeiders. Nog een voorbeeld: het is van belang veel aandacht te besteden aan de introductie van nieuwe werknemers en hen een ruimere inwerktijd toe te laten. Voor een manager is een half jaar inwerktijd geen probleem, voor uitvoerende functies wordt soms hoogstens een dag voorzien. De kleine extra tijdsinvestering die in het begin wordt gedaan werpt later ongetwijfeld zijn vruchten af. Een andere werkorganisatie Het werk kan zodanig georganiseerd worden dat er ruimte komt voor lagergekwalificeerden in het bedrijf en dat zij die op een zinvolle en rendabele manier kunnen invullen. Het onderzoek van Cevora, Hiva en Andersen Consulting geeft aan dat bepaalde vormen van taakafsplitsing en jobontdubbeling in heel wat bedrijven tot de mogelijkheden behoren. De ervaring van Vitamine W met jobontdubbeling in de gezondheidssector sluit hierbij aan. De job van verpleegkundige werd ontdubbeld en een aantal taken (voornamelijk logistieke taken en maaltijdbedeling) werden doorgegeven aan zogenaamde ‘logistiek assistenten’ die hier speciaal werden voor opgeleid. Dit experiment startte vijf jaar geleden en wordt inmiddels op grote schaal toegepast, wat leidde tot de creatie van 2.100 jobs. De formule van jobontdubbeling vereist het herdenken van de arbeidsorganisatie, de opmaak van nieuwe functieprofielen en de opleiding van personen die de nieuwe functie zullen uitvoeren... Beeldvorming Een cruciale factor in het werken met laaggeschoolden is de beeldvorming. Vaak speelt hier de theorie van de ‘selffulfilling prophecy’. Een ploegbaas die er steevast vanuit gaat dat zijn lagergeschoolde medewerker weinig kan, zal hem/haar ook weinig kansen geven. Maar andersom werkt het ook: wie een werknemer positief bejegent en ervan uitgaat dat hij heel wat in petto heeft, wordt hiervoor beloond. Ervaring leert dat, mits een goede aanpak, de inschakeling van laaggeschoolde werknemers doorgaans goed verloopt. Het blijken geen hopeloze gevallen te zijn waar niets mee aan te vangen valt, maar goede werkkrachten. Verandering is een proces Alhoewel het soms over kleine ingrepen gaat, lijkt het uitwerken van een HRM-beleid voor laaggeschoolden op het eerste zicht niet vanzelfsprekend. Het kan zinvol zijn om partnerships aan te gaan met organisaties die ervaring hebben met deze doelgroepen. Bedrijven kunnen op verschillende vlakken ondersteund worden: bij werving en selectie, bij de opleiding van nieuwe en aanwezige werknemers, bij coaching van ploegbazen, of om stapsgewijs een aangepast HRM-beleid te ontwikkelen. De praktijk leert dat de aangewezen weg tot verandering verloopt via een projectmatige aanpak: door stap voor stap positieve ervaringen op te bouwen, wordt een voedingsbodem gelegd om blijvend te evolueren – aangepast aan de veranderende samenleving en arbeidsmarkt. Hierbij dient benadrukt dat HRM voor (risico)werknemers zijn beloftes pas waarmaken als het management ervoor kiest om met deze groepen te (blijven) werken en zichtbaar achter deze keuze staat.