File - Stagelessen 3e jaar

advertisement
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Michelle Borghers
Campus Heverlee
Hertogstraat 178
3001 Heverlee
Tel. 016 375600
www.khleuven.be
Vakkencombinatie: Biologie - Aardrijkskunde
Stagebegeleider DLO: Mevrouw De Smet
School: Damiaaninstituut Aarschot (DIA)
Les gegeven door: Michelle Borghers
Onderwijsvorm: A-Stroom
Vak: Natuurwetenschappen
Richting: Moderne Wetenschappen
Onderwerp: Voortplanting bij de mens
Klas: 2B
Vakmentor: Mevrouw Van Campenhout
Lokaal: J3
Datum/Data: Dinsdag 24 februari, Dinsdag 3 maart,
Dinsdag 10 maart
Aantal leerlingen: 15
Lesuur/-uren: 4e lesuur (11u10-12u00)
BEGINSITUATIE & DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Verantwoord, vanuit de beginsituatie, waarom je de les op
deze manier aanpakt. Je kan onder andere verwijzen naar: algemene didactische principes, vakdidactiek, ontwikkelingspsychologie, situationele
beginsituatie, verwachtingen van mentoren, eigen doelstellingen,…
Beginsituatie: 2B is een klas moderne wetenschappen die zelf voor de wetenschappenrichting hebben gekozen en al
een serieus pakket mee hebben gekregen uit het eerste jaar en de lagere school. Het thema is een thema dat bij hen
gaat aanspreken en waar dieper op ingegaan kan worden.
Gebruikte werkvormen:
1. Duowerk is in deze klas normaal gesproken geen probleem. Ze zijn bereid van door te werken aan de
opdracht.
2. Individueel werk is geen probleem in deze klas, er zijn slechts enkele leerlignen die hierbij wat extra
ondersteuning nodig hebben.
Gebruikte didactische principes:
1. Aanschouwelijkheidsprincipe: is hier zeker het belangrijkste principe, de leerstof moet aanschouwelijk zijn
voor de leerlingen om dit te verwerken.
2. Motivatieprincipe: door leerlingen samen te laten werken of door ze individueel aan het werk te zetten
kunnen ze gemotiveerd worden om zich op de leerstof te storten.
3. Geleidelijkheidsprincipe: de leerstof moet opgebouwd worden, nieuwe begrippen moeten stuk voor stuk
aangebracht worden.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
Eindtermen:
ET1
ET5
illustreren dat er in een organisme een samenhang is tussen verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel,
orgaan, stelsel, organismen);
bij de mens de delen van het voortplantingsstelsel benoemen, beschrijven hoe de voortplanting verloopt,
manieren aangeven om de voortplanting te regelen en om seksueel overdraagbare aandoeningen te
voorkomen;
Algemene doelstellingen:
AD5
Onder begeleiding resultaten uit een waarneming, een experiment, een meting of een terreinstudie
weergeven.
Het weergeven van resultaten kan op verschillende manieren: vertellen (verwoorden), noteren, verbinden, het juiste antwoord aankruisen, presenteren,
tekenen, fotograferen (bv. met een gsm), een gegeven tabel invullen, een grafiek maken …
AD7
Gehanteerde wetenschappelijke concepten verbinden met dagelijkse waarnemingen, concrete
toepassingen of maatschappelijke evoluties.
Het verbinden van natuurwetenschappelijke begrippen en inzichten met de leefwereld van de leerling maakt het voor de leerlingen minder abstract. Zo komt de
leerling geleidelijk aan tot het inzicht dat bepaalde maatschappelijke evoluties (technologische ontwikkeling, ontwikkeling van de welvaart, ethische ontwikkeling
…) mede een gevolg zijn van natuurwetenschappelijke ontwikkelingen.
Bij de wenken van de leerplandoelstellingen worden voorbeelden gegeven van waarnemingen en toepassingen.
AD9
Het behoud van een gezond lichaam in verband brengen met gezonde leefgewoonten in een gezond
leefmilieu.
Het gaat hierbij over gezondheidseducatie. In het vak natuurwetenschappen leren de jongeren op welke wetenschappelijke principes gezondheidsaspecten
gebaseerd zijn.
AD10
Respectvol omgaan met gevoelens, lichamelijkheid en seksuele geaardheid.
Deze algemene doelstelling is een na te streven attitude. Het pedagogisch project van de school is hier eveneens belangrijk.
Belangrijk is het bijbrengen van ‘eerbied voor het leven’. Bij onderwerpen als bevruchting, zwangerschapsregeling, voorbehoedsmiddelen mag het niet zuiver bij
kennisoverdracht blijven. Men laat de leerlingen reflecteren over hun eigen levenshouding vanuit de christelijke mensvisie.
Het gaat hierbij niet enkel over de eigen gevoelens en het eigen lichaam maar ook over deze van de medemens.
Met respectvol omgaan met lichamelijkheid bedoelen we:
•
Het aanvaarden van het eigen lichaam. Het beeld dat jongeren voorgeschoteld krijgen via de reclame moet men leren relativeren.
•
De mogelijkheden en beperkingen aanvaarden bv. mensen met een handicap aanvaarden en respecteren.
Respect voor eigen lichaam durven afdwingen door te praten; door eigen houding (voorkomen, kledij)…
Situering in het leerplan:
Leerplan Natuurwetenschappen van het katholiek onderwijs, A-stroom Natuurwetenschappen, Brussel,
D/2010/7841/001
Leerplandoelstellingen:
B59
De belangrijkste fasen vanaf de coïtus tot de geboorte weergeven.
WENKEN
De belangrijkste fasen zijn: inwendige bevruchting, innesteling, embryonale ontwikkeling, foetale groei en geboorte.
De weg van de zaadcel naar de eicel kan schematisch worden voorgesteld waarbij de volgende fasen aan bod komen: coïtus (geslachtsgemeenschap),
zaadlozing, bevruchting.
De functie van de navelstreng en de moederkoek kan aangehaald worden.
De geboorte gebeurt in drie fasen: ontsluiting, uitdrijving, nageboorte.
Taalsteun
We gebruiken bij voorkeur het begrip bevruchte eicel in plaats van zygote.
B60
Gebruik en functie weergeven van middelen om zwangerschap en soa’s te voorkomen.
WENKEN:
Volgende middelen om zwangerschap te voorkomen komen aan bod: pil, condoom, spermadodende crèmes, spiraaltje, morning-afterpil.
Men benadrukt dat het condoom het enige middel is om SOA’s te voorkomen.
Het is belangrijk om een goede inschatting te maken van de beginsituatie van de klas (groep) omtrent dit onderwerp. Wanneer deze leerinhoud aan bod komt,
hebben de leerlingen nog geen inzicht in de werking van hormonen. Het is zeker niet de bedoeling er hier al te diep op in te gaan.
ALGEMEEN LESDOEL
De leerlingen kunnen in eigen woorden zeggen wat de bevruchting, de innesteling en de embryonale fase is. Ze
kunnen op gegeven figuren de verschillende delen die hierbij een rol spelen benoemen.
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
Les 1: De bevruchting en de embryonale ontwikkeling. P 79-84
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
Boeken:
Biogenie 2+
Websites:
SENSOA, Vorming en voorlichting, Geraadpleegd op 17 februari 2015 (http://www.sensoa.be)
SENSOA, Cijfers over seks en relaties, Geraadpleegd op 17 februari 2015 (http://www.sensoa.be)
ALLES OVER SEKS, Seks&Media, Geraadpleegd op 17 Februari 2015
(http://www.allesoverseks.be/themas/seks-media)
JEUGD EN SEKSUALITEIT, Jongeren, Geraadpleegd op 17 februari 2015
(http://oud.jeugdenseksualiteit.be/m_jongeren/)
BIOPLEK, Voortplanting, Geraadpleegd op 17 februari 2015 (http://www.bioplek.org/site/zoeken.html)
LEERMIDDELEN & MEDIA
Aanwezig in het vaklokaal:
computer
beamer
Mee te
-
nemen door de leerkracht:
Documentatie voorbehoedsmiddelen (sensoa)
A3 papieren.
Mapje met:
o Lvb voor begeleidende lkr
o Ppt voor begeleidende lkr (of prezi)
o Evaluatiepapier voor begeleidende lkr
Leerlingen hebben bij:
cursus Biogenie 2+
Didactisch lesontwerp
Leerdoelen
De lln kunnen…
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Lesfasen
& timing
Instapfase
Onderwijs- en leeractiviteiten
Media
Leerinhoud
Jullie mogen jullie agenda en jullie cursus op de bank
nemen. De cursus blijft wel nog gesloten.
5’
OLG – Herhaling
 WIE kan er mij vertellen wat jullie voor de
vakantie hebben gezien?
C3 in eigen
woorden de
bevruchting
uitleggen.
Lesfase 1:
We gaan hier vandaag verder op aansluiten.
De
bevruchting
3.2. De bevruchting
13’
OLG – Opdracht 8: figuur 4.16 spermacellen
omgeven eicel.
Jullie hebben in vorige lessen al het mannelijk
voortplantingsstelsel gezien en het vrouwelijk
voortplantingsstelsel.
 WAAR bevinden zich de spermacellen? Duid er 4
aan.
 HOE vindt de ontmoeting plaats tussen een eicel
en een spermacel?
INDIVIDUELE OPDRACHT + Klassikale
verbetering – Opdracht 9
Jullie gaan ieder voor zich opdracht 9 in potlood eens
maken. Het is de bedoeling dat je de nummer van de
tekening bij het juiste tekstje plaatst en dat je de
celkern van de eicel rood kleurt en de celkern van de
spermacel groen kleurt.



WAT is de eerste stap?
WAT gebeurt er vervolgens?
WAT gebeurt er uiteindelijk?
3.2. De bevruchting
Ppt Dia 2
Zie cursus Biogenie 2+ p 79
Ppt Dia 3 – 7
Zie cursus Biogenie 2+ p 79
Filmpje de bevruchting tonen.
Besluit: Bevruchting is het versmelten van de kern
van de spermacel met die van de eicel. Bevruchting
vindt plaats in het begin van de eileider.
https://www.youtube.com/watch?v=0DRWu
xkBFtU
Ppt Dia 8
INDIVIDUELE OPDRACHT + Klassikale
verbetering – Opdracht 10 en 11
Jullie gaan individueel en in potlood de laatste twee
toepassingen eens proberen in te vullen. Opdracht
11 moeten jullie kunnen oplossen als je goed hebt
opgelet tijdens het filmpje. Opdracht 10 zou je
zonder problemen moeten kunnen invullen.






C2 op een
gegeven figuur
van eisprong tot
innesteling de
verschillende
delen benoemen.
C2 op een
gegeven figuur
van eisprong tot
innesteling
aanduiden waar
celdelingen
plaatsvinden.
Lesfase 2:
De
innesteling
van de
bevruchte
eicel.
7’
WAT is het verschil tussen de coïtus en de
bevruchting?
WAT is de eerste stap in de weg van de
spermacel?
WAT volgt er hierop?
WAT is de volgende stap?
WAT gebeurt er als de spermacellen in de
baarmoederhals zitten?
WAT is de laatste stap?
Zie cursus Biogenie 2+ p 80
Ppt Dia 9
Ppt Dia 10
Na de bevruchting volgt de innesteling van de
bevruchte eicel. De bevruchte eicel bevindt zich op
deze moment nog in het begin van de eileider. We
gaan eens bekijken wat er vervolgens gebeurt.
3.3. De innesteling van de bevruchte eicel.
OLG – Opdracht 10: van eisprong tot
innesteling
We zien hier op de tekening wat er gebeurt nadat de
eicel bevrucht is. Ze bevindt zich momenteel in de
eileider.



WAAR bevindt zich de eisprong?
WAAR vindt de bevruchting plaats?
WAAR bevindt zich de innesteling?
3.3. De innesteling van de bevruchte eicel.
Ppt Dia 11
Zie cursus Biogenie 2+ p 81
Heel dit proces duurt ongeveer 7 dagen.
Een eeneiige (monozygote) tweeling
ontstaat doordat er niet, zoals normaal
gesproken, een enkel embryo ontstaat uit
celdelingen van de bevruchte eicel, maar bij
een van de eerste delingen twee losse
groepjes cellen ontstaan die ieder uitgroeien
tot een apart embryo. (Wikipedia)
Bekijk de figuur goed.

WAAR kunnen we celdelingen waarnemen?
Een twee-eiige (dizygote) tweeling is
een tweeling die ontstaan is doordat er voor
het moment van bevruchting twee eicellen
tot rijping waren gekomen en beide ook
daadwerkelijk bevrucht zijn.
Een eeneiige tweeling is altijd van hetzelfde
geslacht, dus twee jongens of twee meisjes.
Een twee-eiige tweeling kan van hetzelfde
geslacht zijn maar het kan ook een jongen
en een meisje zijn. Bij twee jongens of twee
meisjes hoeft niet meteen duidelijk te zijn of
het een eeneiige of twee-eiige tweeling is,
maar wanneer het gaat om een jongen en
een meisje is het altijd een twee-eiige
tweeling.(Bron: Tweelingenonderzoek)
Besluit: Innesteling: fase tijdens de zwangerschap
waarin het embryo ingroeit in het
baarmoederslijmvlies.
Ppt Dia 12
INDIVIDUELE OPDRACHT + Klassikale
verbetering – Toepassing 12
Wanneer de innesteling heeft plaatsgevonden, wordt
de menstruatiecyclus stilgelegd.
Ppt Dia 13

C3 in eigen
woorden uitleggen
wat er tijdens de
embryonale
ontwikkeling
gebeurd.
Lesfase 3:
De
embryonale
ontwikkeling.
25’
Zie cursus Biogenie 2+ p 81
WAT gebeurt er tijdens een normale
zwangerschap niet meer? (4)
Na de innesteling begint het embryo te groeien in de
baarmoeder. De eerste acht weken noemen we de
embryonale ontwikkeling.
3.4. De embryonale ontwikkeling.
FILMPJE – De embryonale ontwikkeling.
Het filmpje toont hoe het embryo groeit en wanneer
welke organen gevormd worden.

WELKE organen worden gevormd tijdens de 3-5
weken?
3.4. De embryonale ontwikkeling.
Ppt Dia 14
https://www.youtube.com/watch?v=8fJSWe
LniQI
De hersenen beginnen te ontwikkelen, het
hartje klopt al en er worden steeds meer
bloedvaten aangelegd. De longen zijn op
deze moment nog kleine uitstulpingen
vanuit de buis, die later het
maagdarmkanaal vormt.

WELKE organen worden er in week 6-8 gevormd?
Het zenuwstelsel, het skelet en het hart
ontwikkelen zich verder. Het hoofd, de nek
en de oren worden gevormd. Ook het
geslacht wordt langzamerhand ontwikkeld.

WELKE organen worden er in week 8 gevormd?
Bloedvatenstelsel en zenuwstelsel heeft zich
verder ontwikkeld. De hersenen beginnen te
werken, de vingertjes en teentjes zijn los
van elkaar gekomen. Geslachtelijke
ontwikkeling gaat zich verder voortzetten
(geslacht is nog niet te bepalen).
OLG – Miskraam
Iedereen heeft wel al eens gehoord over het
fenomeen miskraam.
 WAT is een miskraam?
 HOEVEEL procent van de zwangerschappen
eindigt in een miskraam?
 WAT zijn twee mogelijke oorzaken va een
miskraam?
Ppt Dia 15
FILMPJE – ontwikkeling ongeboren baby, een
kijkje in de buik van een zwangere vrouw.
Luister goed naar wat het filmpje zegt zodat je
Ppt Dia 16
Zie cursus Biogenie 2+ p 82
WAT?
Een miskraam is een spontane afbreking
van de zwangerschap. Het kan voorkomen
tot aan de 20e week van de zwangerschap.
FREQUENTIE?
Miskramen komen vaker voor dan de
meeste mensen denken. Zo'n 25% van alle
vrouwen krijgt er in hun leven mee te
maken. Wordt vanaf het moment van
bevruchting gerekend, dan wordt zelfs
mogelijk tot 90% van alle bevruchte eicellen
voortijdig afgestoten; meestal echter
worden de zeer vroege zwangerschappen
die in een miskraam eindigen niet eens
opgemerkt, omdat een normale menstruatie
volgt, of deze alleen maar een of twee
dagen later komt. De helft van alle
zwangerschappen eindigt dus al voordat de
vrouw weet dat ze zwanger is. Van alle
'vastgestelde' zwangerschappen loopt
gemiddeld 15% uit op een miskraam.
Zie cursus Biogenie 2+ p 83
http://www.schooltv.nl/video/ontwikkeling-
achteraf de vragen kan beantwoorden.
ongeboren-baby-een-kijkje-in-de-buik-vaneen-zwangerevrouw/#q=embryonale%20ontwikkeling

Het vruchtwater in de baarmoeder.


C2 op een
gegeven figuur de
verschillende
delen aan te
duiden.
WAT beschermt het kindje tegen schokken,
temperatuursveranderingen en uitdroging?
HOE krijgt de baby voedsel en zuurstof?
WAT verbindt de navelstreng?
DUOWERK + Klassikale verbetering – Opdracht
11.
Jullie gaan na het zie van dit filmpje eens proberen
de verschillende aangeduide delen op de tekening te
benoemen. Dit mogen jullie met twee doen. Dit is de
tekening van een embryo.









WAAR
WAAR
WAAR
WAAR
WAAR
WAAR
WAAR
WAAR
WAAR
bevindt zich de baarmoederspier?
vinden we het baarmoederslijmvlies terug?
ligt de navelstreng?
bevindt zich het vruchtwater?
vinden we de baarmoederhals terug?
vinden we de schede terug?
vinden we de baarmoederholte terug?
bevinden zich de vruchtvliezen?
ligt de placenta of moederkoek?
Via de navelstreng.
De navelstreng verbindt de baby met de
placenta.
Ppt Dia 16
Zie cursus Biogenie 2+ p 83
Het vruchtwater zorgt ervoor dat er
schokken worden opgevangen, zorgen
ervoor dat de baby niet uitdroogt en
beschermd tegen temperatuurswisselingen.
Ongeveer twee weken na de bevruchting
begint het vruchtwater zich te ontwikkelen.
In het tweede trimester kan de foetus in het
vruchtwater ook ademhalingsbewegingen
maken. De foetus slikt ook vruchtwater in
en dit is een van de manieren waarop de
hoeveelheid vruchtwater wordt gereguleerd.
De foetus plast ook in het vruchtwater. Bij
een foetus die niet kan slikken (bijvoorbeeld
door een aanlegstoornis van de slokdarm, of
bij anencephalie) zal men dan ook te veel
vruchtwater vinden. Bij een foetus zonder
werkende nieren zal men weinig vruchtwater
vinden. De omgekeerde redenering gaat
echter niet op: bij veel of weinig
vruchtwater is er lang niet altijd sprake van
een stoornis.
Placenta of moederkoek: De placenta of
moederkoek is het orgaan dat bij
zoogdieren tijdens de zwangerschap
aangemaakt wordt door het embryo in de
baarmoeder.
De placenta vormt een scheiding tussen de
bloedsomloop van de moeder en de
bloedsomloop van het embryo.
Voedingsstoffen gaan van de moeder naar
het embryo door middel van de placenta.
Afvalstoffen gaan dezelfde weg terug. Ook
worden hormonen en antistoffen middels de
placenta uitgewisseld. Er is echter geen
direct contact tussen de twee
bloedsomlopen van moeder en kind. Als dat
wel zo zou zijn en de bloedgroep van de
moeder verschilt met die van het kind, zou
dit fatale gevolgen kunnen hebben.
(Wikipedia)
Het zorgt voor de uitwisseling van zuurstof,
electrolyten, glucose, aminozuren, vetten,
vitaminen, ijzer en immuunstoffen te
transporteren naar het kind. Deze worden
doorgegeven door de wand van de
bloedsomloop. De placenta produceert ook
hormonen waardoor de zwangerschap in
stand blijft.
Besuit: De embryonale fase start na de innesteling
van het embryo. Tijdens die fase worden de organen
gevormd.
INDIVIDUELE OPDRACHT + Klassikale
verbetering – Toepassing 13
Als laatste opdrachtje voor vandaag gaan jullie op de
figuur van het embryo van 8 weken 3 delen
aanduiden.



WAAR ligt de moederkoek?
WAAR ligt de navelstreng?
WAAR licht de vruchtwaterzak?
VOORZIEN EINDE LES 1
Ppt Dia 17
Ppt Dia 18
Zie cursus Biogenie 2+ p 84
C3 het verschil
tussen een foetus
en een embryo in
eigen woorden
uitleggen.
Lesfase 4:
De foetale
groei.
Vorige les hebben we de embryonale groei
besproken. We gaan nu eens kijken naar de
volgende stap. De foetale groei.
3.5. de foetale groei.
3.5. de foetale groei.
20’
OLG – foetale groei.
 WAT was de belangrijkste eigenschap van een
embryo?
 WAT gaat er dan gebeuren tijdens de foetale
fase?
 WAT is dus het grote verschil tussen de twee
fases?
INDIVIDUELE OPDRACHT + klassikale
verbetering – opdracht p 85.
Jullie weten nu wat de belangrijkste eigenschap is
van de foetale groei. We gaan nu eens kijken naar
volgende stellingen. Zijn ze waar of niet waar?
Verbeter ze ook telkens.








Lesfase 5:
De geboorte
Zie cursus Biogenie 2+ p 84
Ppt Dia 23
Zie cursus Biogenie 2+ p 85
Is de foetale groei de periode waarin de foetus de
organen vormt?
WAT is dan wel correct?
Groeit de foetus ongeveer 7 maanden?
Scheidt de foetus afvalstoffen uit via de
moederkoek?
WAT is dan wel correct?
Vervoert de navelstreng voedingsstoffen van de
moederkoek naar de foetus?
Beschermt het vruchtwater de foetus tegen
schokken en stoten?
WAT doet het vruchtwater dan nog?
We hebben nu gezien welke groei het kindje
doormaakt doorheen de weken in de buik van de
moeder. Wanneer het kindje volgroeit is gaat het het
lichaam willen verlaten.
30’
4. De geboorte
Filmpje de geboorte.
Ik ga jullie een filmpje van een echte geboorte laten
zien. De leerlingen die hier niet tegen kunnen mogen
4. De geboorte
Ppt Dia 24
hun hoofd op de bank leggen of zich even
omdraaien. Je bent niet verplicht van te kijken.
OLG – De indaling.
 WAT moet er gebeuren voor een vrouw kan
bevallen?
 (HOE moet het kindje liggen?)
 HOE moet het hoofdje van het kindje liggen?
Ppt Dia 25
Zie cursus Biogenie 2+ p 85
De foetus daalt naar de bodem van het bekken, met
het hoofdje naar de baarmoederhals gekeerd. Dit
noemen we de indaling.
Ppt Dia 26

C3 in eigen
woorden uitleggen
wat er gebeurd
tijdens de
ontsluitingsfase.
NA HOEVEEL weken/maanden is de foetus
volgroeid?
Filmpje fases van de bevaling.
Ppt Dia 27
DOCEREN - ontsluitingsfase
Hormonen zorgen voor het ontspannen van de
baarmoederspier. Deze hormonen worden niet meer
gevormd en de baarmoederwand trekt samen. Dit
gaat gepaard met pijn. We noemen dit de weeën. Op
deze manier ontstaat er een druk op de vliezen.
Hierdoor ontstaan er scheurtjes en het vruchtwater
vloeit weg.
Ppt Dia 28

Zie boek Bio voor jou!
HOE noemen we dit in de volksmond?
De baarmoederhals wordt bij dit proces breder en
korter.
Vul nu jullie cursus aan.
C3 in eigen
woorden uitleggen
wat er gebeurd
tijdens de
uitdrijvingsfase.
DOCEREN – uitdrijvingsfase.
Weeën worden intenser en volgen korter op elkaar
. de ontsluiting wordt ongeveer 10 cm. De moeder
kan nu persen. Het hoofdje schuift in de schede. Dit
gebeurd door de persweeën. Het kindje wordt
geboren, de navelstreng wordt afgebonden en
doorgeknipt.
Vul nu jullie cursus aan.
Zie cursus Biogenie 2+ p 86
Ppt Dia 29
Zie boek Bio voor jou!
Zie cursus Biogenie 2+ p 86
C3 in eigen
woorden uitleggen
wat er gebeurd
tijdens de
nageboorte.
DOCEREN - De nageboorte
Het kindje ademt de lucht in. De navelstreng,
moederkoek en vruchtvliezen worden naar buiten
geperst door naweeën.
Ppt Dia 30
Zie boek Bio voor jou!
Zie cursus Biogenie 2+ p 87
Vul nu jullie cursus aan.
Besluit: De geboorte bestaat uit 3 fasen:
- ontsluitingsfase: baarmoederhals ontsluit
zich.
- Uitdrijvingsfase
o Moeder perst bij elke perswee
o De baby wordt geboren
o De navelstreng wordt afgebonden en
doorgeknipt
- De nageboorte: de moederkoek, de
vruchtvliezen en de rest van de navelstreng
worden naar buiten geperst.
INDIVIDUELE OPDRACHT + klassikale
verbetering – Opdracht 15
Nu jullie de verschillende fasen kennen gaan we de
laatste opdracht eens invullen. Doe dit in potlood
zodat je zo dadelijk het correcte antwoord kan
noteren.
Ppt Dia 31
Zie cursus Biogenie 2+ p 87
VOORZIEN EINDE LES 2
Opmerkingen i.v.m. bijlagen:
 Steeds kopie toevoegen van ingevuld werkblad of -boek.
 Indien gebruik gemaakt wordt van transparanten of digitale presentatie: handouts toevoegen (verkleind, zwart/wit).
 Indien de klasopstelling gewijzigd wordt: plan en/of omschrijving toevoegen.
BORDSCHEMA
Les 1
Les 2
Download