Vismarkt 2012: Nederland werkt hard aan verbeteren visstand en vismigratie Op donderdag 29 maart vond in Groningen de eerste nationale Vismarkt plaats. De deelnemers aan de dag werden op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen rond vis en vismigratie. In Nederland lopen momenteel tal van initiatieven die de vis er weer bovenop moeten helpen. STOWA presenteerde de resultaten van een groot (praktijk)onderzoek naar de schade die vissen kunnen oplopen bij het stroomafwaarts passeren van gemalen. De laatste jaren neemt de belangstelling voor vis, het verbeteren van de visstand en vismigratie flink toe. Dat is vooral het gevolg van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), die lidstaten (i.c. waterbeheerders) verplicht ecologische doelen voor hun oppervlaktewateren op te stellen en te realiseren. Deze doelen moeten zij ook formuleren voor soorten en aantallen vissen die horen bij een ecologisch goed functionerend watersysteem. Het grote aantal waterstaatkundige kunstwerken in Nederland vormt echter een flinke barrière voor een gezonde visstand, want het belemmert vissen in hun trek naar potentiële leef- en paaigebieden. Vandaar dat er hard wordt gewerkt aan veilig passeerbaar maken van stuwen en gemalen. Bijvoorbeeld via het aanleggen van vispassages. Maar ook door het aanpassen van de stuwen en gemalen zelf. Foto: dagvoorzitter Jack Crielaard. Goed nieuws Voordat je gemalen aanpast, is het zinvol te weten hoe groot de barrièrewerking eigenlijk is en hoeveel vissen schade oplopen bij het (stroomafwaarts) passeren van de gemalen. Want daar verschillen de meningen nogal eens over. STOWA liet hier de afgelopen jaren een groot onderzoek naar doen. De resultaten daarvan werden toegelicht door Arike Tomson, secretaris-directeur van Waterschap Noorderzijlvest en voorzitter van de commissie die het onderzoek begeleidde. Uit het onderzoek kwam duidelijk naar voren dat de ene pomp de andere niet is. Een aantal onderzochte gemaalpompen presteerde slecht. Ze veroorzaakten veel schade aan passerende (vooral grotere) vis. Maar er waren ook pompen en vijzels waar de meeste vissen ongeschonden doorheen zwommen. Dat is goed nieuws, want waterschappen kunnen nu visvriendelijke pompen en vijzels kiezen als zij gemalen gaan renoveren of nieuw bouwen. Gemalenwijzer STOWA heeft mede op basis van de resultaten van het onderzoek een Gemalenwijzer laten opstellen die waterbeheerders helpt bij de keuze van opvoerwerktuigen. Het is de bedoeling deze Gemalenwijzer ieder jaar te updaten met de resultaten van nieuw onderzoek. Op die manier wordt de betrouwbaarheid van het instrument steeds groter. Volgens Arike Tomson is het met het oog hierop heel belangrijk dat komende visonderzoeken gestandaardiseerd worden uitgevoerd, zodat er snel een flinke set van onderling uitwisselbare en betrouwbare data ontstaat. STOWA werkt in dit verband al aan het opstellen van een standaard-monitoringprotocol. Volgens Arike heeft het uitgevoerde gemalenonderzoek de werelden van civiel-technici en biologen bij elkaar gebracht. Een lastig en soms moeilijk proces, maar nodig om te komen tot integrale en innovatieve oplossingen voor het vismigratievraagstuk. Keurmerk Tijdens de dag werd de Gemalenwijzer in een workshop toegelicht door de ontwikkelaar Guus Kruitwagen. Het instrument voorziet duidelijk in een behoefte, zo bleek uit de reacties van de deelnemers. Tegelijkertijd waren er nog de nodige vragen: hoe kosteneffectief zijn visvriendelijke varianten? Hoe zit het me het energieverbruik? Kunnen deze aspecten worden meegenomen in de Gemalenwijzer? Ook bleek er veel behoefte te bestaan aan een keurmerk ‘visvriendelijk opvoerwerktuig’. Dat wierp direct de vraag op aan welke criteria zo’n visvriendelijk opvoerwerktuig dan moet voldoen, en of je daarbij moet differentiëren naar benodigde capaciteit en opvoerhoogte. Ook hier kwam de oproep de Gemalenwijzer de komende jaren te verbeteren met de resultaten van nieuw onderzoek. Want een enkeling vond de gegevens op basis waarvan de Gemalenwijzer met een advies komt, nog te karig. Ruim baan Her en der in het land lopen de nodige initiatieven om de leef- en paaigebieden van vissen beter te ontsluiten. Een van de meest ambitieuze projecten is 'Ruim baan voor vissen in het waddengebied', een gezamenlijk initiatief van de vier noordelijke waterschappen. In 'Ruim baan voor vissen in het waddengebied' wordt een aantal zout-zout overgangen langs de waddenkust vispasseerbaar gemaakt, maar ook verder op de migratieroutes worden barrières opgeheven. Roel de Jong, DB-lid van Wetterskip Fryslân, roemde de robuuste grootschalige aanpak van het project. Er is volgens hem sprake van een integrale verbetering van migratieroutes, niet van incidentele en versnipperde aanpak van afzonderlijke barrières. Om dat voor elkaar te krijgen, was wel veel overleg nodig tussen alle bij het project betrokken partijen. Lastig, maar noodzakelijk, aldus De Jong. Want, zoals hij zijn inleiding afsloot, ‘het vinden van partners opent deuren waarmee wij de vissen kunnen helpen partners te vinden’. Heen en weer Marit Meier van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard vertelde de aanwezigen meer over een ander groot migratieproject ‘Vissen zwemmen weer heen en weer’. Behalve haar eigen waterschap werken het Hoogheemraadschap van Delfland, Waterschap Hunze en Aa’s, Waterschap Scheldestromen en STOWA samen in dit project, met als doel een betere ontsluiting van de leefgebieden van vissen. Dat gebeurt via het realiseren en evalueren van innovatieve vismigratievoorzieningen en pompconcepten bij acht Nederlandse gemalen. Deze moeten zowel visvriendelijk zijn, als een hoog pomprendement hebben. Inmiddels zijn bij alle gemalen nieuwe voorzieningen aangelegd, variërend van visveilige pompen tot hevelvispassages. De meeste oplossingen werken goed tot zeer goed. De schadepercentages blijken vaak spectaculair gedaald, van 40-60% naar 0,06 tot 1,3% In juni wordt het project afgesloten. Viswering Martin Kroes van Tauw vertelde de aanwezigen meer over een praktijkonderzoek naar viswering en visgeleiding bij gemalen, waaraan naast waterschappen ook visserijorganisaties en onderzoeksinstellingen meedoen. In het onderzoek zijn de werking en kosteneffectiviteit van een aantal viswerings- en visgeleidingssystemen beproefd voor toepassing gemalen. Het betreft onder meer fijnroosters, stroboscooplampen en geluid (infrasounds). Het onderzoek leverde geen eenduidige uitkomsten op. Zijn devies was dan ook: onderzoekt eer gij begint. Breng eerst het aanbod van vis in kaart en onderzoek het gedrag van de vissen, voordat je besluit een systeem aan te leggen. Internationale samenwerking Ans Mouton van het Belgische Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek INBO hield een pleidooi voor internationale samenwerking bij het verbeteren van vismigratie. INBO is één van de deelnemers in het Living North Sea project, waarin 15 EU-partners langs de Noordzee samenwerken om vismigratie en vishabitats in de Noordzee-regio te verbeteren. Volgens hem zijn de problemen die de afzonderlijke landen hebben met vismigratie, heel vaak vergelijkbaar. Dat betekent dat je heel goed gebruik kunt maken van elkaars kennis, kunde en ervaring bij het (kosten)effectief oplossen van migratievraagstukken. Dat gebeurt in dit project dan ook volop. In het project, dat eind van dit jaar wordt afgesloten, wordt onder meer een handleiding vismigratie ontwikkeld waarin een overzicht gegeven van best beschikbare vismigratiesystemen. Na de lunchpauze konden de deelnemers een keuze maken uit zes workshops over uiteenlopende aspecten van het thema van de dag. Hieronder worden de workshops kort toegelicht. Workshop 1. Visgedrag, visgeleiding en viswering o.l.v. Erwin Winter (Imares) en Martin Kroes (Tauw). Uit deze workshop kwam naar voren dat het begrijpen van het gedrag van vissen cruciaal is bij het succesvol toepassen van visgeleidings- en visweringssystemen. Workshop 2. De Gemalenwijzer, o.l.v. Guus Kruitwagen (Witteveen + Bos). In deze workshop werd vooral gepleit voor het verder verfijnen van de Gemalenwijzer via nieuw onderzoek en voor het ontwikkelen van een keurmerk voor visvriendelijke opvoerwerktuigen. Workshop 3. Foutje bedankt! Cursus Vismigratie, o.l.v. Piet Riemersma (Grontmij) en Iwan de Vries (Waterschap Velt en Vecht) namens Stichting Wateropleidingen. Uit deze workshop kwam naar voren dat vismigratie nu nog vooral wordt gezien als het nemen van maatregelen in plaats van het bedenken van oplossingen. Dat moet omgedraaid worden. Workshop 4. Vispassages en optimale kennisontwikkeling, o.l.v. Willie van Emmerik (Vissennetwerk), Jeroen Huisman en Gido Davidse (Waterschap Noorderzijlvest). Conclusie was dat er meer kennis nodig is en dat de reeds aanwezige kennis nu te versnipperd is en te weinig wordt gedeeld. Workshop 5. Voorkomen van barrières (alternatieve vismigratievoorzieningen), o.l.v. Hans de Mars (Royal Haskoning B.V.) In deze workshop werd gepleit voor een alliantie tussen KRW en cultuurhistorie om te komen tot het benodigde draagvlak voor het wegnemen van migratiebarrières. Workshop 6. Samenwerking met de markt voor kennisdeling en innovatie, o.l.v. Susan van Hes (Waterschap Noorderzijlvest). In deze workshop werd geconcludeerd dat goede samenwerking tussen markt en overheid noodzakelijk is om tot innovatieve oplossingen te komen voor het vismigratievraagstuk. Maar dat beide partijen nog te veel naar binnen gekeerd zijn. Meer weten? Het volledige onderzoeksrapport va het door STOWA uitgevoerde gemalenonderzoek, met een uitgebreide samenvatting en uitleg over de onderzochte pompen en vijzels, kunt u vinden op stowa.nl |Producten | Publicaties | 2012-04. Op de themasite Vis- en Vismigratie van STOWA vindt u meer informatie en achtergronden over alle projecten waar STOWA bij betrokken is, w.o. het project ‘Vissen zwemmen weer heen en weer’ . Kijk op stowa.nl | Thema’s. Meer informatie over het Living North Sea project vindt u op www.livingnorthsea.eu Tekst: Bert-Jan van Weeren Bijlagen: 1 Bijlage 1. Gemalen of Vermalen worden? De belangrijkste resultaten van het STOWA-onderzoek naar de visvriendelijkheid van gemalen. Algemeen Tabel 1 geeft een overzicht van de totale vangst in de aanbod- en passagenetten. Uit het vangstoverzicht komt naar voren dat er in verhouding veel meer kleine dan grote vis is gevangen tijdens de metingen. De tabel laat tevens zien dat er een groot verschil bestaat tussen het aandeel grote vis in de opvangnetten aan de uitstroomzijde van het gemaal en de aanbodnetten voor de instroomopening: resp. 1 om 15 procent. Vissen groter dan 15 centimeter kunnen de gemalen mogelijk wel passeren, maar willen dat wellicht maar in beperkte mate. Gemalen vormen voor grote vis klaarblijkelijk een serieuze barrière voor stroomafwaartse migratie. Voor kleine vissen lijkt dit minder het geval. Tabel 1. Totale vangst in het onderzoek (aanbod én passage) Aanbod N<15 cm N>15 cm Passage N<15 cm N>15 cm N 11.852 10.003 1.849 % N 265.470 262.895 2.575 % 84,40 15,60 99,03 0,97 Grote variatie in schadepercentages Uit tabel 2 blijkt dat veruit het merendeel van de gepasseerde vis ongeschonden de onderzochte opvoerwerktuigen wist te passeren. Er was wel sprake van een grote variatie in het schadepercentage tussen opvoerwerktuigen onderling. Er waren uitschieters bij karperachtigen >15 cm tot boven de 75 procent. Bij gemalen met een gesloten compacte schroefpomp met een gemiddelde pompcapaciteit (50-100 m3/minuut) lag het gemeten schadepercentage zowel voor grote als kleine karperachtigen boven de 75 procent. Tabel 2. Verdeling van de door de opvoerwerken gepasseerde vis in lengteklassen, op basis van aantallen in de verschillende schadecategorieën en de daaruit resulterende sterfte in aantallen en kg. Passage Totaal N<15 cm N>15 cm N 265.470 262.895 2.575 Geen (N) 234.001 232.814 1.686 Licht (N) 2.579 2.280 299 Dood (N) 28.390 27.800 590 % Geen 88,3 88,6 65,5 % Licht 1,0 0,9 11,6 % Dood 10,7 10,6 22,9 Dood (kg) 228 87 141 Levend (kg) 1.574 1.275 299 Verband schade en type opvoerwerktuig Uit het onderzoek blijkt dat er geen eenduidige uitspraken kunnen worden gedaan over de schadelijkheid van één specifiek type opvoerwerktuig. Binnen één type werden grote verschillen geconstateerd, vaak samenhangend met de capaciteit. Niettemin toont het onderzoek aan dat de onderzochte schroefpompen tot de minst visvriendelijke opvoerwerktuigen behoren. Optreden van schade vaak lengteafhankelijk Bij veel van de onderzochte opvoerwerktuigen (open en gesloten schroefpompen en bij de conventionele Hidrostalpompen) bleek duidelijk een lengteafhankelijkheid van vissterfte. Kortom: hoe groter de vis, des te meer kans op schade. Uitgestelde sterfte factor van betekenis Bij veel vis was na passage van opvoerwerken geen externe schade zichtbaar. Om mogelijke interne, niet zichtbare te onderzoeken werden gepasseerde vissen bij een aantal opvoerwerken gedurende minimaal 24 uur vastgehouden in een leefnet om te kijken of er sprake was van zogenoemde uitgestelde sterfte. Daaruit kwam naar voren dat er onder baarsachtigen en vooral karperachtigen <15 cm een substantiële uitgestelde sterfte optreedt. Deze sterfte zijn niet meegenomen in het onderzoek, zodat de werkelijke schadepercentages waarschijnlijk hoger liggen. Verband tussen toerental opvoerwerktuig en schade Van tevoren werd aangenomen dat het toerental, de opvoerhoogte en de capaciteit van een opvoerwerktuig van invloed zijn op de vissterfte. Er werd in het onderzoek echter alleen een verband aangetoond tussen het toerental van een opvoerwerktuig en de hoogte van de visschade. Mogelijk zijn de uitkomsten sterk beïnvloed door de selectie van de opvoerwerken in het onderzoek (zo gevarieerd mogelijk qua type en capaciteit). Als bijvoorbeeld alleen gekeken wordt naar de gesloten schroefpompen, lijkt er wel een relatie te bestaan tussen capaciteit en vissterfte.