Bachelorproef: effecten van vroeg versus laat afnavelen bij sectio

advertisement
Effecten van vroeg versus laat afnavelen bij een sectio
| Bachelorproef aangeboden tot het verkrijgen van
het diploma bachelor Vroedkunde |
Huygens Liesbeth
Interne promotor: Mevrouw Schoonbaert Kelly
Externe promotor: Mijnheer Hoedemaekers Gie
Departement Gezondheidszorg
Academiejaar 2013-2014
Academiejaar
Bachelor Vroedkunde |
Erasmushogeschool Brussel Departement Gezondheidszorg en Landschapsarchitectuur
Laarbeeklaan 121 | B-1090 Jette | t +32 (0)2 472 52 00 | [email protected] | www.erasmushogeschool.be
Effecten van vroeg versus laat afnavelen bij een sectio
| Bachelorproef aangeboden tot het verkrijgen van
het diploma bachelor Vroedkunde |
Huygens Liesbeth
Interne promotor: Mevrouw Schoonbaert Kelly
Externe promotor: Mijnheer Hoedemaekers Gie
Departement Gezondheidszorg
Academiejaar 2013-2014
Academiejaar
1. Voorwoord
In het tweede academiejaar van de opleiding vroedkunde, kregen we de opdracht om een
studie uit te voeren over een onderwerp dat ons interesseerde als afstudeerproject.
Hierbij dacht ik onmiddellijk aan het afklemmen van de navelstreng. Dit is één van de meest
frequent uitgevoerde medische ingrepen ter wereld. Dit interesseerde mij vooral wanneer ik
dacht aan een sectio. Wanneer ik tijdens mijn stage een sectio mocht observeren, viel het
mij meteen op dat de navelstreng onmiddellijk na de geboorte werd afgeklemd en maakte ik
mij toch enkele bedenkingen. Ik vroeg mij af welke effecten het had op de baby en op de
mama wanneer we op een bepaald tijdstip na de geboorte de navelstreng gaan afklemmen
bij mama’s die een ongecompliceerde zwangerschap achter de rug hadden. Welke voordelen
zijn er verbonden aan het vroeg en laat afnavelen voor de mama en de baby? Welke
complicaties brengt dit met zich mee en wat is uiteindelijk de beste oplossing voor mama en
baby? Ik vroeg mij ook af of hier een bepaalde evolutie doorheen de tijd zit.
Om al deze redenen ben ik op zoek gegaan naar verschillende artikels die konden aantonen
welke effecten vroeg en laat afnavelen heeft op de mama en de baby met de bedoeling om
hieromtrent meer duidelijkheid te scheppen.
2. Dankwoord
Na een jaar intensief op zoek te gaan naar geschikte literatuur en te werken aan de
realisatie van deze bachelorproef, ben ik zeer tevreden met het resultaat. Gelukkig heb
ik daarbij op veel hulp en steun kunnen rekenen.
Allereerst wil ik een dankwoord richten tot mijn interne promotor, mevrouw Kelly
Schoonbaert, docent aan de Erasmus hogeschool Brussel en tevens ook vroedvrouw en
mijn externe promotor meneer Gie Hoedemaekers, pediater.
Ze gaven mij tips rond het opzoeken en selecteren van wetenschappelijke studies, hoe ik de
literatuur op een efficiënte manier kon verwerken, waar ik moest verduidelijken en
bijschaven of een ander accent moest leggen. De begeleidingsgesprekken hebben mij
telkens een heel eind verder op weg gezet naar het bekomen van dit resultaat.
Ik wil ook graag het hele opleidingsteam van de opleiding Bachelor in de Vroedkunde
bedanken.
Ook een dankwoord aan Elfride Meyers, Sebastian Schoof en Ellen Van den Broucke voor het
nalezen van mijn werk en tips te geven in verband met grammatica, spelling en
zinsconstructie.
Ook wil ik mijn dank uiten aan mijn medestudenten en vriendinnen. Zij hebben mij telkens
gesteund wanneer ik het even moeilijk had en gaven mij ook tips rond de verdere
verwerking van de artikels voor deze bachelorproef.
Als laatste wil ik zeker ook mijn mama bedanken. Zij heeft mij de laatste drie jaar enorm
gesteund bij het volgen van deze studie en vooral de laatste maanden bij het samenstellen
van dit eindwerk. Zij stond mee steeds bij met woord en daad en steunde mij altijd wanneer
ik het even moeilijk had.
3. Inhoudsopgave
1.
Voorwoord ......................................................................................................................... 3
2.
Dankwoord ......................................................................................................................... 4
3.
Inhoudsopgave ................................................................................................................... 5
4.
Abstract .............................................................................................................................. 7
4.1.
Probleemstelling .......................................................................................................... 7
4.2.
Vraagstelling ................................................................................................................ 7
4.3.
Onderzoeksmethodologie ........................................................................................... 7
4.4.
Resultaten .................................................................................................................... 8
4.5.
Besluit .......................................................................................................................... 8
4.6.
Implicaties voor de praktijk ......................................................................................... 8
5.
Inleiding .............................................................................................................................. 1
6.
Begripsomschrijving ........................................................................................................... 3
6.1.
Vroeg afnavelen ........................................................................................................... 3
6.2.
Laat afnavelen.............................................................................................................. 3
6.3.
Optimaal tijdstip voor het afnavelen ........................................................................... 4
6.4.
Statistiek ...................................................................................................................... 4
6.5.
Het belang van ijzer ..................................................................................................... 5
7.
Praktische uitvoering van vroeg afnavelen ........................................................................ 6
8.
Praktische uitvoering van laat afnavelen ........................................................................... 6
9. De effecten van vroeg of laat afnavelen op de fysiologische parameters bij de
pasgeborene ............................................................................................................................... 8
9.1.
Hematocriet- en hemoglobinewaardes....................................................................... 8
9.2.
Bloedvolume – plasma en bloedviscositeit ............................................................... 11
9.3.
Placenta transfusie .................................................................................................... 12
9.4.
Het ijzergehalte.......................................................................................................... 14
9.5.
Bilirubine-gehalte ...................................................................................................... 15
10.
De effecten van vroeg of laat afnavelen op de klinische uitkomst bij de pasgeborene
17
10.1.
APGAR-score .......................................................................................................... 17
10.2.
Het risico op anemie .............................................................................................. 17
10.3.
Het risico op hypothermie ..................................................................................... 18
10.4.
Het risico op polycythemie .................................................................................... 18
10.5.
Het risico op geelzucht, verhoogd bilirubinegehalte en het gebruik van
fototherapie ......................................................................................................................... 19
10.6.
Risico op tachypneu of kreunen. ........................................................................... 20
10.7.
Risico op opname op NICU .................................................................................... 20
10.8.
Geboortegewicht ................................................................................................... 20
10.9.
Hersenen ................................................................................................................ 20
10.10.
Navelstrengbloedgassen (PO2 - PCO2 – pH waarden) .......................................... 20
10.11.
Reanimatie ............................................................................................................. 21
10.12.
Positie van de pasgeborene ................................................................................... 23
11.
De maternale effecten .................................................................................................. 24
11.1.
Materneel postpartum bloedverlies ...................................................................... 24
11.2.
Postpartum hemorragie ......................................................................................... 24
11.3.
Maternele postpartum hemoglobine .................................................................... 25
11.4.
Maternele ferritinelevels ....................................................................................... 25
11.5.
Conclusie: optimaal tijdstip voor het afklemmen van de navelstreng .................. 26
12.
Navelstrengbloeddonatie .............................................................................................. 28
12.1.
Aanbeveling............................................................................................................ 30
13.
Het melken van de navelstreng: een alternatief........................................................... 31
14.
De Lotus geboorte ......................................................................................................... 35
14.1.
De Lotusgeboorte................................................................................................... 35
14.2.
Medische aspecten van de Lotusgeboorte ............................................................ 35
14.3.
Mythes rond de volledige Lotusgeboorte.............................................................. 36
14.3.1.
Gevaar voor geelzucht .................................................................................... 36
14.3.2.
Infectiegevaar ................................................................................................. 37
14.3.3.
Voor wie .......................................................................................................... 37
15.
Besluit ............................................................................................................................ 38
16.
Verklarende woordenlijst .............................................................................................. 39
17.
Literatuurlijst ................................................................................................................. 40
4. Abstract
Effecten van vroeg versus laat afnavelen bij een sectio
Naam: Liesbeth Huygens
Naam interne promotor: mevr. Kelly Schoonbaert
Naam externe promotor: Dr. Gie Hoedemaekers
4.1.
Probleemstelling
In de meeste ziekenhuizen wordt er bij een sectio vrijwel meteen na de geboorte van de
baby afgenaveld. Maar is dit wel altijd even goed? Wat is nu eigenlijk het beste voor de baby
en de mama? Dit wil ik gaan onderzoeken in deze literatuurstudie aan de hand van een
aantal vragen.
4.2.
Vraagstelling
Bij het tijdstip van afnavelen tijdens een sectio wil ik vooral onderzoeken wat de effecten zijn
van wanneer men vroeg of laat gaan afnavelen bij de baby en de mama en welke voordelen
er aan verbonden zijn. Ook wil ik bekijken welke risico’s en/of complicaties het tijdstip van
afnavelen tijdens een keizersnede met zich meebrengt. Tot slot wil ik op zoek gaan of er een
bepaalde evolutie doorheen de tijd te zien is en of het mogelijk is om aanpassingen te
verrichten in de huidige praktijk.
4.3.
Onderzoeksmethodologie
Dit werk is gebaseerd op een literatuurstudie. Hiervoor werd gebruik gemaakt van
verschillende databanken zoals ScienceDirect, Pubmed en Limo waar volgende zoektermen
werden ingegeven:
delayed cord clamping AND cesarean section - Cesarean AND hematocrit values after cord
clamping - césarienne et clampage du cordon - effects of cord clamping AND cesarean
section - cesarean section AND iron status – cord clamping – delayed cord clamping cesarean section AND milking the umbilical cord.
Er werden via deze databanken 26 teksten gevonden, deze gingen voornamelijk over het
afklemmen van de navelstreng bij zowel een vaginale bevalling als bij een sectio. Een aantal
artikels gingen specifiek over het afnavelen bij een sectio. Er werden nog eens een aantal
studies gevonden bij het doornemen van de referenties van reeds doorgenomen teksten. Na
het lezen en analyseren van deze teksten zijn er nog 8 extra teksten geïntegreerd in dit werk.
Ik bekeek ook het onderzoek van een gynaecoloog aan UZ Brussel die een studie had verricht
over het melken van de navelstreng.
4.4.
Resultaten
Wanneer men de navelstreng laat gaat afklemmen, resulteert dit in een toename van het
hematocriet- en hemoglobinegehalte. Hierdoor gaat ook het ijzergehalte stijgen. Evenals is
er ook de mogelijkheid tot placenta-transfusie. Neveneffecten van vroeg en laat afnavelen
waren niet significant. Er was ook geen verhoogd risico op geelzucht of hyperbilirubinemie.
Men heeft waargenomen dat, indien men even wacht met het afnavelen, dit zou kunnen
bijdragen aan voorkomen van bloedarmoede door een ijzertekort in het eerste levensjaar.
Dit is voornamelijk van belang in ontwikkelingslanden doordat anemie hier een grote
problematiek is. In de huidige praktijk is recent het protocol ‘melken van de navelstreng’
ingevoerd. Hierdoor krijgt de pasgeborene extra rode bloedcellen binnen en is er ook sprake
van hogere hematocriet- en hemoglobinegehaltes zonder dat men hiervoor een minuut
moet wachten met afnavelen.
4.5.
Besluit
Voornamelijk voor ontwikkelingslanden is het van belang om te wachten met het afnavelen.
Dit komt omdat anemie hier een grote problematiek is en wanneer men even zou wachten
met het afklemmen van de navelstreng, zou dit het risico op anemie reduceren. Voor ons
maakt het doorgaans niet zo’n groot verschil omdat men hier met anemie zelden mee te
maken heeft.
4.6.
Implicaties voor de praktijk
Het is aangeraden om in de Derde Wereldslanden te wachten met het afklemmen van de navelstreng
of de navelstreng te melken. Op deze manier krijgt de neonaat extra bloed en is er minder risico op
anemie.
5. Inleiding
“The first minutes after birth are a very vulnerable period for both mother and newborn. The care that is
provided during this time is critical to ensure not only their immediate survival but also to improve their longerterm health and nutrition” (WHO, 2007).
De baby wordt bij een sectio meestal onmiddellijk na de geboorte afgenaveld en het is
daarbij dus interessant om eens na te denken welke effecten dit heeft op de pasgeborene
wanneer men op een bepaald tijdstip de navelstreng gaat afklemmen.
In het eerste hoofdstuk komt een begripsomschrijving zodat men een duidelijk beeld krijgt
over wat nu precies vroeg en laat afnavelen is. Het volgende hoofdstuk gaat over het effect
van vroeg of laat afnavelen op de fysiologische parameters van de pasgeborene. Hier
worden kort de verschillende effecten beschreven op het bloedbeeld van de baby. Het
volgende punt dat hierbij wordt aangehaald is de klinische uitkomst van de pasgeborene.
Hier worden de verschillende risico’s omschreven die zouden kunnen ontstaan wanneer
men vroeg of laat gaat afnavelen en of deze rechtstreeks verband houden met het vroeg of
laat afklemmen van de navelstreng. Het volgende hoofdstuk dat aan bod komt zijn de
maternale effecten.
Hierna komen er nog vier bijkomende aspecten aan bod. Het gaat hierbij over
navelstrengbloeddonatie. Voor wie biedt dit een voordeel en/of een nadeel.
Ook gaan we nog andere manieren bespreken van afnavelen zoals het melken van de
navelstreng en de Lotusgeboorte.
Een bondige conclusie over het hele werk, waarin alle voor- en nadelen worden aangehaald,
zal deze studie beëindigen.
Om antwoorden te krijgen op bovengestelde onderzoeksvragen, heb ik een literatuurstudie
uitgevoerd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de databanken ScienceDirect en Pubmed,
waar volgende zoektermen werden ingegeven: delayed cord clamping AND cesarean section
- Cesarean AND hematocrit values after cord clamping - césarienne et clampage du cordon effects of cord clamping AND cesarean section - cesarean section AND iron status – cord
clamping – delayed cord clamping - cesarean section AND milking the umbilical cord.
Er werden via deze databanken 26 teksten gevonden, deze gingen voornamelijk over het
afklemmen van de navelstreng bij zowel een vaginale bevalling als bij een sectio of over
afklemmen bij enkel een sectio. Een aantal artikels gingen specifiek over het afnavelen bij
een sectio. Er werden nog eens een aantal studies gevonden bij het doornemen van de
referenties van reeds doorgenomen teksten. Na het lezen en analyseren van deze teksten
1
zijn er nog 8 extra teksten geïntegreerd in dit werk. Ik bekeek ook het onderzoek van een
gynaecoloog aan UZ Brussel die een studie had verricht over het melken van de navelstreng.
Men heeft ons in de opleiding Vroedkunde aangeraden om ons voornamelijk te
concentreren op recentere literatuur maar doordat effecten van afnavelen bij een sectio nog
niet veel werd onderzocht, werd er ook gebruik gemaakt van artikels van voor 1950 met
hierbij de opmerking dat er nood is aan meer wetenschappelijk onderzoek en recentere
evidence.
De artikels werden in eerste instantie geselecteerd op basis van het lezen van de titel en het
abstract. Wanneer deze relevant bleken, werd de volledige tekst gelezen. Via het
doornemen van de referenties van de reeds geselecteerde testen, zijn er 14 artikels
gevonden die handelen over dit onderwerp en die van toepassing waren voor deze
bachelorproef.
Uiteindelijk zijn er 23 artikels geïntegreerd in dit afstudeerproject. De teksten die werden
geëxcludeerd, waren niet relevant gezien het onderwerp.
De antwoorden op de bovengestelde vragen zijn gebundeld in acht hoofdstukken. In het
eerste hoofdstuk wordt eerst beschrijven wat men verstaat onder ‘vroeg’ en ‘laat afnavelen
zodat men hier een duidelijk beeld van krijgt. In het tweede hoofdstuk worden de effecten
van vroeg of laat afnavelen op de klinische parameters van de neonaat beschreven. In het
derde hoofdstuk beschrijven we de klinische outcome van de neonaat wanneer men vroeg
of laat de navelstreng gaat afklemmen. In het vierde hoofdstuk worden de maternale
effecten van vroeg en laat afnavelen besproken. Ook wordt er informatie gegeven over
navelstrengbloeddonatie, dit wordt overlopen in het vijfde hoofdstuk. De nieuwe procedure
dat men invoert in de ziekenhuis, genaamd ‘melken van de navelstreng’ wordt uitgebreid
besproken in het zesde hoofdstuk en ten slotte wordt er nog een woordje uitleg gegeven
over de lotusgeboorte.
Hierna worden al deze resultaten gebundeld door middel van een conclusie.
2
6. Begripsomschrijving
Vooraleer we de voor- en nadelen en de effecten van vroeg en laat afnavelen gaan
bespreken, gaan we eerst bekijken wat men verstaat onder ‘vroeg’ en ‘laat’ afnavelen.
6.1.
Vroeg afnavelen
Voor de jaren ‘50 werd vroeg afklemmen van de navelstreng
gedefinieerd binnen één minuut na de geboorte (Committee Opinion,
2012).
McDonald S.J. et al. (2009) sluit zich hierbij aan spreekt ook van vroeg
afnavelen wanneer men de navelstreng gaat afklemmen binnen de
zestig seconden na de geboorte van de baby. Volgens RCOG gaat men
vroeg afklemmen binnen de twintig seconden na de geboorte.
6.2.
Laat afnavelen
Figuur 1: de foetale circulatie
ACOG spreekt van laattijdig afklemmen van de navelstreng wanneer er wordt afgeklemd
tussen de 30 en de 60 seconden. Volgens RCOG gaat men laat afklemmen bij een aterme
neonaat tussen 1 en 3 minuten of spontaan laten uitkloppen.
Het ACOG, The American Congress of Obstetricians and Gynaecologists, is een groep van
artsen die gezondheidszorg verstrekt aan vrouwen. Als een particuliere, vrijwillige, nonprofit ledenorganisatie pleit ACOG sterk voor de kwaliteit van de gezondheidszorg voor
vrouwen en handhaaft de hoogste normen van de klinische praktijk en permanente
ontwikkeling van haar leden. RCOG, Royal College of Obstetricians & Gynaecologists,
moedigt het onderzoek en de vooruitgang aan van de wetenschap en de praktijk van de
verloskunde en gynaecologie. Ze bereiken dit door postdoctoraal medisch onderwijs en
opleidingen te ontwikkelen en de publicaties vrij te geven van klinische richtlijnen en
rapporten over aspecten van de specialiteit en dienstverlening.
Anderen definiëren laat afnavelen als het afklemmen van de navelstreng na één minuut of
meer of na het spontaan stoppen van de navelstrengpulsaties (Delayed Cord Clamping,
2012; Van Rheenen et al., 2007; McDonald S.J., 2009).
3
6.3.
Optimaal tijdstip voor het afnavelen
De WHO of de Wereldgezondheidsorganisatie is een gespecialiseerde organisatie van de
Verenigde Naties met als doel wereldwijde aspecten van de gezondheidszorg in kaart te
brengen, activiteiten op het gebied van de gezondheidszorg te coördineren en de
gezondheid van de wereldbevolking te bevorderen. Volgens de WHO-richtlijnen is het
optimale tijdstip voor het afklemmen van de navelstreng voor alle kinderen, ongeacht
gestationele leeftijd of foetaal gewicht, wanneer de circulatie in de navelstreng is gestopt en
wanneer de navelstreng plat is en er geen pols meer te voelen is. Dit is meestal ongeveer 1 à
3 minuten of meer na de geboorte. Hierna kan men afnavelen. Vroeger afklemmen van de
navelstreng wordt niet aanbevolen tenzij de pasgeborene onmiddellijk moet worden
meegenomen voor reanimatie. Wanneer men de richtlijnen gaat bekijken van 2010 voor
Newborn Life Support wordt voor gezonde baby’s een vertraging in het afklemmen van de
navelstreng van ten minste één minuut na de volledige geboorte van het kind aanbevolen.
Volgens Shirvana et al. (2007) wordt het laattijdig afklemmen van de navelstreng echter niet
aangeraden tijdens een sectio omwille van de mogelijke chirurgische complicaties zoals een
ernstige maternale bloeding en/of infecties (WHO, 2007; WHO, 2012; richtlijnen Newborn
Life Support, 2010; Shirvana et al., 2007).
6.4.
Statistiek
Momenteel zijn de procedures van vroeg en laat afklemmen van de navelstreng
standaardpraktijken waarbij sommige richtlijnen vroeg afklemmen aanraden terwijl andere
boeken laat afklemmen aanraden. Tenslotte geven anderen geen duidelijke aanbeveling
noch voor vroeg noch laat afnavelen, te wijten aan een gebrek van voldoende
wetenschappelijk bewijs (Fariba, S., 2010).
4
6.5.
Het belang van ijzer
Anemie is een groot probleem in ontwikkelingslanden. Gedurende de eerste zes
levensmaanden zijn baby’s grotendeels afhankelijk van het ijzergehalte dat aanwezig was bij
de geboorte voor de groei en de productie van hemoglobine. Wanneer men laattijdig de
navelstreng zou afklemmen, zou dit het ijzergehalte bij de geboorte kunnen doen toenemen
en zo het risico op anemie reduceren bij kleuters. Hierbij wordt geschat dat tot zo’n 50% van
de kinderen in ontwikkelingslanden anemisch worden na 12 levensmaanden. Daarom is een
succesvolle interventie, die deze ijzerdeficiëntie kan voorkomen, van globaal belang (Hutton,
K. et al., 2007; Fariba, S. et al, 2010; Zibad, H.A., 2012; Menget, A., 2013; Zhou, Y.B., 2013).
IJzer is essentieel en is betrokken in tal van centrale processen in het lichaam. De
belangrijkste functie van ijzer is het zuurstoftransport doorheen ons lichaam. Het is ook
belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen en speelt een centrale rol bij de opbouw
van het immuunsysteem en geeft zo de pasgeborene een betere weerstand. IJzer is
noodzakelijk om hemoglobine aan te maken en zo zuurstof te transporteren in het bloed.
IJzergebreksanemie tast zowel de lichamelijke groei aan als de geestelijke ontwikkeling. De
weerstand van iemand met een ijzertekort is slechter en hij/zij zal daardoor veel vaker ziek
zijn.
5
7. Praktische uitvoering van vroeg afnavelen
Wanneer we bij een sectio de navelstreng vroeg gaan afklemmen, wordt eerst de baby uit de
baarmoeder gehaald, wordt deze eventueel geaspireerd en wordt de navelstreng afgeklemd.
Vervolgens wordt de baby meegegeven aan de pediater of de vroedvrouw voor verder
onderzoek (Van de Lannoote, I., 2013).
8. Praktische uitvoering van laat afnavelen
“Immediate clamping is routine at cesarean section
but lacks scientific evidence” (Erikson-Owens, 2009).
Het laattijdig afnavelen van de navelstreng bij een sectio is mogelijk voor veel baby’s. Bij een
aantal gynaecologen wordt dit zelfs standaard gedaan om de transfusie van bloed van de
placenta te verhogen en het bloedvolume van de baby’s te verhogen bij de geboorte
(Delayed Cord Clamping, 2012).
Dit kan inhouden dat wanneer de baby zijn hoofd wordt geboren, de hands-off methode
wordt gehanteerd wanneer de baby spontaan begint te ademen terwijl hij nog verbonden is
met de placenta. De baby krijgt tijd voor de overgang naar een spontane ademhaling en na
enkele minuten wanneer de baby begint te huilen, worden de schouders van de baby
geboren. De rest van de geboorte is een rustig proces van actieve bewegingen door de baby
en door hulp van de verloskundige. De navelstreng wordt niet afgeklemd totdat de baby
volledig ter wereld wordt gebracht en de baby zijn welzijn wordt bevestigd (Smith et al.,
2008).
Dit kan ook betekenen dat men de navelstreng gaat ‘melken’ of ‘strippen’. Dit houdt in dat
men het resterende bloed richting de baby gaat duwen voordat men de navelstreng gaat
afklemmen. Dit wordt nog verder besproken in hoofdstuk 13 (Emerson, K., 2001).
Maar men kan dit ook bereiken door de baby onder het niveau van de placenta te houden
voor zo een 30 à 60 seconden voor het afnavelen. Hierbij gaan we de navelstreng bedekken
met een handdoek terwijl we de baby gaan stimuleren om adequaat te ademen of wanneer
de baby geboren wordt en de placenta wordt verwijderd, wordt de navelstreng en de
placenta intact gehouden en wordt de placenta boven of op het niveau van de baby gelegd.
Deze methode laat ook de lotusgeboorte toe indien de ouders dit zouden wensen. Hier
wordt er nog verder uitleg over gegeven in hoofdstuk 12 (Emerson, K., 2001).
Er zijn uiteraard ook situaties waarin het laattijdig afnavelen van de navelstreng niet wordt
aangeraden, waarbij dit niet veilig zou zijn of niet nuttig zou zijn voor de baby. Bijvoorbeeld,
bij een spoedsectio wanneer de baby een bradycardie vertoont. In deze gevallen kan men
het bloed van de navelstreng ‘melken’ naar de baby vooraleer de navelstreng wordt
6
afgeklemd en kan dit resterende bloedvolume in de placenta een bron zijn voor een
autotransfusie (Emerson, K., 2001).
7
9. De effecten van vroeg of laat afnavelen op de fysiologische
parameters bij de pasgeborene
Verschillende studies hebben de potentiële voordelen en risico’s van vroeg en laat
afklemmen van de navelstreng bestudeerd (E.K. Hutton et al., 2007; Zibad et al., 2012;
S.A.Scherjon en Y.Smit, 2008; Cerniani et al., 2006; Venkatakrishna et al., 2008; C. Paddock,
2004).
9.1.
Hematocriet- en hemoglobinewaardes
Hierbij werd een onderzoek uitgevoerd waarbij men de relatie bepaalde tussen de aard van
de bevalling en het hemoglobine- en hematocrietgehalte in het navelstrengbloed (Zibad et
al., 2012).
Deze studie werd uitgevoerd bij aterme pasgeborenen in 22 Bahaman ziekenhuizen in
Gonabad in Iran. De steekproefgrootte werd bepaald op basis van eerdere studies en werd
gebruikt als vergelijking. Hierbij werd een steekproef gedaan om de
navelstrengbloedwaarden te vergelijken bij 90 parturiënten die vaginaal bevielen en bij 90
vrouwen die een keizersnede ondergingen. Hierna werden de navelstrengbloedstalen naar
een specifiek laboratorium opgestuurd om de hemoglobine- en hematocrietgehaltes te
meten. Deze resultaten toonden aan dat de gemiddelde hemoglobinewaarden bij een
vaginale bevalling en een keizersnede respectievelijk 15.11 +/- 1.38 en 13.88 +/- 1.52
bedroegen. Het verschil tussen de twee waarden is statistisch significant.
Er was ook een significant verschil tussen het gemiddelde van hematocrietwaarden bij een
vaginale bevalling ( 43,64 ± 4,58 ) en een sectio ( 40,73 ± 4,53 ) (Zibad et al., 2012).
Hieruit kunnen we concluderen dat de hemoglobine- en hematocrietwaarden in
navelstrengbloed bij pasgeborenen van een keizersnede minder bedraagt dan bij mensen die
een vaginale bevalling hebben gehad. Daarom loopt deze groep meer risico op
ijzergebreksanemie en zouden deze pasgeborenen meer baat hebben aan laattijdig
afklemmen van de navelstreng om zo het risico op ijzerdeficiëntie te voorkomen (Zibad et
al., 2012).
De toename van het neonatale bloedvolume vanuit de placenta door laat af te navelen werd
bevestigd in verschillende experimentele studies en blijkt onder meer uit hogere
hemoglobine- en hematocrietwaarden. Men ziet een afname van het voorkomen van
anemie tot 6 uur postpartum bij de aterme neonaat. Bij een meta-analyse blijkt dat dit
verschil nog steeds aanwezig is na 2 - 3 maanden postpartum. Na laat afnavelen wordt bij 47
procent van de kinderen anemie geconstateerd terwijl dit in 87 procent het geval was bij
kinderen waarbij de navelstreng vroegtijdig werd afgeklemd (S.A.Scherjon en Y.Smit, 2008).
8
In een onderzoek van Cerniani et al. (2006) werd er een vergelijking gemaakt tussen de
veneuze hematocrietwaarden bij zowel vroegtijdig als laattijdig afklemmen van de
navelstreng bij gezonde aterme pasgeborenen. Dit werd uitgevoerd in twee obstetrische
eenheden in Argentinië bij neonaten die aterm werden geboren zonder complicaties bij
moeders met een laag-risico zwangerschap die vaginaal bevielen of een sectio ondergingen.
De pasgeborenen werden willekeurig verdeeld in drie groepen waarbij in de eerste groep de
navelstreng werd afgeklemd na 15 seconden, bij de tweede groep na 1 minuut en bij de
derde groep na 3 minuten na de geboorte. Het veneuze hematocrietgehalte werd gemeten
6u na de geboorte. Hierbij werden 276 pasgeborenen onderzocht.
Tabel 1. Hematocrietwaarden van de pasgeborene 6 uur na de geboorte (Cerniani et al.,
2006)
Tijdstip van afnavelen
Waarde (%)
Minimum – maximum (%)
Na 15 seconden
53,5
39,7 – 68,0
Na 1 minuut
57,0
43,5 – 71,0
Na 3 minuten
59,4
45,0 – 75,0
Uit de bovenstaande tabel van het onderzoek van Cerniani et al. (2006) kunnen we afleiden
dat de gemiddelde veneuze hematocrietwaarden die werden gemeten na 6 uur 53,5 procent
bleken te zijn bij de eerste groep, 57 procent bij de tweede groep en 59,4 procent bij de
derde groep. Statistische analyses werden uitgevoerd en de resultaten waren gelijkaardig
tussen de groepen omdat de toename van het hematocrietgehalte bij neonaten waarvan de
navelstreng laattijdig werd afgeklemd binnen het gespecificeerde fysiologische bereik lag,
met andere woorden, bij laat afnavelen blijven de waarden binnen de normen waardoor er
geen polycythemie ontstaat. Ook E.K. Hutton et al. (2007) bevestigt dit.
Er werd ook waargenomen dat, wanneer men een aantal minuten wacht met het afklemmen
van de navelstreng, dit zou kunnen bijdragen aan het voorkomen van bloedarmoede door
een ijzertekort in het eerste levensjaar. Een recente systematische review bevestigt het
voordeel van het laattijdig afklemmen van de navelstreng. De reden voor dit effect is
gebaseerd op het feit dat na de geboorte van de pasgeborene een transfusie van 80 ml
bloed wordt verstuurd op 1 minuut na de geboorte en 100 ml na 3 minuten na de geboorte.
Dit werd onder andere onderzocht bij vrouwen die een sectio ondergingen (Cerniani et al.,
2006).
Ook in de studie van E.K. Hutton (2007) werd waargenomen dat het gemiddelde neonatale
hemoglobine-gehalte hoger was wanneer men laat afnavelde dan wanneer men vroeg
afnavelde. Er werden geen significante verschillen gevonden in het hemoglobine-gehalte bij
de leeftijd van twee tot drie maanden. Ook C. Paddock (2004) en Fariba, S. (2010) sluiten
zich aan bij dit besluit. Volgens C. Paddock (2004) zorgt laattijdig afklemmen van de
navelstreng voor een verschil wat betreft de gezondheid van de baby’s. Tussen dag één en
dag twee na de geboorte waren de hemoglobinewaarden hoger. Tussen de leeftijd van drie
9
en zes levensmaanden was het minder waarschijnlijk dat ze zouden te maken hebben met
een ijzertekort.
Stevenson en Erhard (1957) voerde hierbij ook een onderzoek waarbij men het aantal rode
bloedcellen en de hemoglobinewaarden bepaalden bij 28 kinderen die werden geboren door
een sectio en waarvan de navelstreng onmiddellijk na de geboorte werd afgeklemd. Men
observeerde de kinderen op de eerste, de derde of de vierde en de vijfde of de zesde
levensdag. Men deed daarbij dezelfde studie op het controleren van het aantal rode
bloedcellen en de hemoglobinewaarden bij een controlegroep van 26 kinderen die vaginaal
werden geboren en waarvan de navelstreng ook direct werd afgeklemd. Het aantal rode
bloedcellen en de hemoglobinewaarden van de kinderen, die werden geboren via een
sectio, waren duidelijk lager dan de waarden van de andere controlegroep wanneer men de
cijfers voor dezelfde dag vergeleek behalve wanneer we de hemoglobinegehaltes gingen
bekijken op de vijfde of zesde dag. Deze verschilden namelijk niet enorm. De controle groep
toonde wel een grotere incidentie van geelzucht dan de groep van sectio’s maar het verschil
was niet significant. Er was een lichte en onregelmatige trend waarneembaar waarbij
kindjes met een geboortegewicht lager dan 2,500 gram lagere hemoglobinewaarden en een
lager gehalte van rode bloedcellen (Stevenson en Erhard, 1957).
Sinds tien jaar werden er veel gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd in vele landen.
Deze studies kwamen telkens tot dezelfde conclusie: wanneer men de navelstreng na 1 à 2
minuten afklemt bij een pasgeborene, vergeleken met vroegtijdig afklemmen van de
navelstreng, verbetert dit het ferritinegehalte bij een baby van 4 à 6 maanden en vermindert
hierbij dus ook het risico op een hypochrome anemie. Nu is dit echt een authentiek
probleem van de volksgezondheid in ontwikkelingslanden: het gaat hierbij om een kwart van
de schoolgaande kinderen, vooral de moeders hebben vaak een ijzertekort als gevolg van
voedingstekort of parasitaire ziekten zoals malaria. Een ijzertekort is echter niet uniek in
deze arme landen aangezien Europese studies hebben aangetoond dat er bij hypochrome
anemie een prevalentie is van 3-7%. Naast de bekende effecten van ijzertekort op de groei
en hogere gevoeligheid voor infecties bij de pasgeborenen, zijn de consequenties op de
ontwikkeling van de hersenen beter gekend: de cognitieve en gedragsstoornissen kunnen
gerelateerd zijn aan een verstoring van de myelinisatie, dentriogenese, functies, gliale
neurotransmissie en energiemetabolisme (Shirvani, F., 2010; Menget, A., 2013).
Volgens Venkatakrishna et al. (2008) is het bloedvolume van de baby gelijkaardig aan het
bloedvolume in de uterus wanneer de navelstreng onmiddellijk na de geboorte wordt
afgeklemd. Dit in tegenstelling tot wanneer men de navelstreng laattijdig zou afklemmen, dit
zou namelijk resulteren in een overdracht van extra bloed naar de pasgeborene. Men heeft
hierbij ook een studie uitgevoerd om de hemoglobine- en hematocrietgehaltes te bepalen
wanneer men vroegtijdig wordt afgenaveld. Men bepaalde het aantal rode bloedcellen en de
hemoglobinewaarden bij 28 kinderen die werden geboren door een sectio en waarvan de
navelstreng onmiddellijk na de geboorte werd afgeklemd. Men observeerde de kinderen op
de eerste, de derde of de vierde en de vijfde of de zesde levensdag. Men deed daarbij
dezelfde studie op het controleren van het aantal rode bloedcellen en de
10
hemoglobinewaarden bij een controlegroep van 26 kinderen die vaginaal werden geboren
en waarvan de navelstreng ook direct werd afgeklemd. Het aantal rode bloedcellen en de
hemoglobinewaarden van de kinderen, die werden geboren via een sectio, waren duidelijk
lager dan de waarden van de andere controlegroep wanneer men de cijfers voor dezelfde
dag vergeleek behalve wanneer men de hemoglobinegehaltes gingen bekijken op de vijfde
of zesde dag. Deze verschilden namelijk niet significant.
Hieruit mogen we concluderen dat wanneer men even wacht met het afklemmen van de
navelstreng, dat het neonatale veneuze hematocrietgehalte stijgt binnen een fysiologisch
bereik. Bij deze groepen werden noch significante noch schadelijke effecten waargenomen.
Bovendien lijkt deze interventie het aantal neonatale anemieën te verminderen. Men heeft
aangetoond dat deze praktijk veilig is en dat deze moeten worden uitgevoerd om de
neonatale ijzervoorraad bij de geboorte te verhogen. Deze effecten heeft men ook
geobserveerd bij een sectio (Cerniani et al., 2006).
Onderzoek heeft ook aangetoond dat de gevolgen van vroegtijdig afnavelen tot het vierde
levensjaar meetbaar zijn in een laag normaal hemoglobine-gehalte en een verhoogd risico
op het ontwikkelen van bloedarmoede (N. Stoop, 2011).
Als de navelstreng niet vroeg wordt afgeklemd, stroomt er nog bloed van de placenta naar
de pasgeborene. Dit bedraagt zo’n 25 procent tijdens de eerste seconden en 50 à 78 procent
na 1 minuut. De hoeveelheid van de bloedtransfusie is geschat op 25 à 35 ml/kg van het
lichaamsgewicht na 2 à 3 minuten bij de aterme pasgeborene. Deze hoeveelheid bloed
representeert 46 à 60 mg ijzer (voor hemoglobine tot 17 g/dl) dus het ijzergehalte nodig
voor 1 à 3 maanden wetende dat de dagelijkse behoeften van een pasgeborene 0,7 mg/dag
is.
Wat we van deze studies kunnen opmaken is dat wanneer we één tot twee minuten gaan
wachten met het afklemmen van de navelstreng, dat dit een eenvoudige en goedkope
methode is dat het ijzergehalte van de pasgeborene vergroot en zo de kans op anemie
afneemt in het eerste levensjaar. De WHO adviseert deze praktijk dan ook voor
ontwikkelingslanden.
9.2.
Bloedvolume – plasma en bloedviscositeit
Het bloedvolume gedurende de eerste twee tot vier uur van het leven was hoger bij
kinderen waarbij de navelstreng laat werd afgeklemd. Drie studies rapporteerden dat de
waarden van de bloedviscositeit significant hoger was in de eerste twee tot vier uur van het
11
leven en op dag 5 bij neonaten waarbij de navelstreng laat werd afgeklemd (E.K. Hutton,
2007).
Bij een sectio hebben we meestal te maken met een verhoogd bloedvolume dat resteert in
de placenta en een verminderd aantal van een aantal ijzer-gerelateerde hematologische
waarden zoals hematocriet, hemoglobine en erytrocyten bij aterme neonaten. De omvang
van de daling van het hematocrietgehalte was meer uitgesproken bij een electieve sectio
dan bij een spoedsectio. We kunnen hierbij concluderen dat een sectio, in vergelijking met
een vaginale bevalling, wordt geassocieerd met een verhoogd resterend bloedvolume in de
placenta en lage ijzer-gerelateerde hematologische waarden. Dit zou een mogelijke
verklaring zijn voor het feit dat pasgeborenen die via een sectio worden geboren, op latere
leeftijd vaker een ferriprieve anemie hebben (Zhou, Y.B. et al., 2013).
9.3.
Placenta transfusie
Een placenta transfusie wordt gedefinieerd als het bloedvolume dat vanuit de umbilicale
vaten wordt getransfereerd naar de baby voor het afklemmen van de navelstreng.
Laattijdig afklemmen van de navelstreng resulteert in een placentaire transfusie. De
hoeveelheid van de placentaire transfusie hangt af van verschillende factoren zoals
bijvoorbeeld tijdstip van afnavelen, wanneer de baby voor het eerst heeft geademd en
gehuild, zwaartekracht, manier van bevallen en de intensiteit van de uteriene contracties
aan het einde van de tweede fase van de arbeid (William Oh, 2007).
Men heeft geschat dat bij een aterme neonaat die vaginaal werd geboren, dat laattijdig
afnavelen van de navelstreng tot 2 à 3 minuten zorgt voor een toename van het neonatale
bloedvolume tot ongeveer 20 à 30 ml per kilogram lichaamsgewicht. Men zou hetzelfde
effect bekomen bij een sectio maar in mindere mate (William Oh, 2007).
Fysiologische studies bij aterme neonaten hebben aangetoond dat een transfer van de
placenta van ongeveer 80 ml voorkomt na 1 minuut na de geboorte en tot 100 ml na 3
minuten. Maar volgens recente studies is de placenta-transfusie reeds vervolledigd na 1
minuut. Dit extra bloed kan zorgen voor extra ijzer, dat kan bijdragen tot 40-50 mg/ kg
lichaamsgewicht. Dit extra ijzer, gecombineerd met het lichaamsijzer dat aanwezig zijn bij de
geboorte kan ijzerdeficiëntie helpen voorkomen gedurende het eerste levensjaar (Obstetric
Practice, 2012).
Benjamin G. et al (2007) voerden ook een studie uit waarbij 86 vrouwen die een sectio
ondergingen werden onderzocht op een placenta-transfusie. Hierbij werden 44 vrouwen
toegewezen tot de drainage van de placenta en 42 vrouwen tot de groep waarbij de
placenta niet werd gedraineerd. Nadat de baby werd geboren, werd de navelstreng
12
onmiddellijk dubbel afgeklemd en doorgeknipt waarbij er bloed werd verkregen boven de
dichtstbijzijnde klem. De navelstreng werd hierna opnieuw doorgeknipt boven deze klem om
zo de placenta te kunnen laten draineren waardoor er zo foetaal bloed kan blijven stromen
wat ook werd bevorderd door het melken van de navelstreng. Nadat er geen verder bloed
werd geobserveerd, werden alle placenta’s spontaan vrij gelaten binnen de drie minuten na
de foetale geboorte. Uit dit onderzoek bleek dat de incidentie van foeto-maternele
transfusie, significant lager was in de groep waarbij werd gedraineerd dan in de groep
waarbij niet werd gedraineerd. Op basis van deze resultaten moest men vier patiënten
behandelen met placenta-drainage om een foeto-maternale transfusie te voorkomen
(Benjamin G. et al, 2007).
Venkatakrishna et al. (2008) hebben de klinische omstandigheden en de factoren wat betreft
de placentaire transfusie geëvalueerd bij kinderen geboren via een sectio bij zowel vroeg als
laat afklemmen van de navelstreng. Hierbij hielden ze rekening met factoren zoals tijd van
afklemmen van de navelstreng, positie van de baby, begin van de ademhaling, uteriene
contracties en medicatie dat de uteriene contracties beïnvloedt, maternale bloeddruk en
geboorteverstikking.
Bij een vertraagde afklemming van de navelstreng zouden aterme pasgeborenen een
placentaire transfusie ontvangen en dit zou dan leiden tot een aanvankelijk hoger
hematocrietgehalte en een verminderde incidentie van ijzergebrek. Het bloedvolume van
baby’s stijgt wanneer de navelstreng wordt afgeklemd na 40 seconden maar daalt hierna.
Wat betreft de positie van de baby toonden sommige onderzoekers aan dat het kind bij een
sectio tussen de dijen van de moeder moet geplaatst worden voordat de navelstreng wordt
afgeklemd. Men onderzocht dit, bij laattijdig afklemmen van de navelstreng, en men kwam
tot de conclusie dat de hoeveelheid bloed dat werd overgedragen afhangt van de positie van
het kind in relatie tot de placenta. Pasgeborenen die 15 cm onder de introïtus werden
geplaatst, hadden een verhoogd bloedvolume in tegenstelling tot neonaten die werden
gehouden ter hoogte van de uterus. Onderzoekers hebben vastgesteld dat de transfusie van
de placenta optreedt de eerste 20 tot 40 seconden bij sectio’s. Pasgeborenen die een tekort
aan zuurstof hadden en wiens navelstreng vroeg was afgeklemd hadden een hoger
bloedvolume. Deze resultaten waren gelijkaardig voor kinderen waarvan de navelstreng
laattijdig werd afgeklemd. De mogelijke verklaring hierbij kan zijn dat het bloedvolume bij
baby’s met een tekort aan O2 toegenomen is door compensatiemechanismen dat wordt
geactiveerd in de uterus en dit bij gevolge leidt tot verhoogde umbilicale bloedstromen
(Venkatakrishna et al., 2008).
Omdat er nog steeds onzekerheden heersen over het nuttige en potentiële schadelijke
effecten van een placenta transfusie, is het tijdstip van afnavelen in de medische wereld
wereldwijd enorm variabel. In de Westerse wereld wordt de navelstreng zo snel mogelijk na
de geboorte afgeklemd, vermoedelijk om reanimatie en stabilisatie van pasgeborenen en
moeder-kindbinding te vereenvoudigen en vanwege bezorgdheid over de bijwerkingen van
13
placenta transfusie zoals hyperbilirubinemie, hypervolemie etc. Maar de auteurs
concludeerden dat er voldoende bewijs is dat, wanneer men het afklemmen van de
navelstreng gaat uitstellen voor een minimum van 2 minuten na de geboorte, dit een groot
voordeel is voor de pasgeborene, een voordeel dat zich uitstrekt tot in de kleuterjaren, en
weinig schade teweegbrengt aan de gezondheid van de voldragen neonaat (William Oh,
2007).
9.4.
Het ijzergehalte
Er is sprake van stoornissen in het ijzergehalte wanneer het hemoglobinegehalte minder dan
11 g/dl bedraagt en er een ferritineconcentratie kleiner is dan 10 Jg/l. Hutton en Hassan
(2007) constateren dat het gehalte aan ijzer bij pasgeborenen een verschil vertoont tussen
baby’s die laattijdig of vroegtijdig worden afgenaveld. Zowel op de leeftijd van 2, 3 en 6
maanden is het ijzergehalte verhoogd bij de pasgeborenen waarvan de navelstreng laat
werd afgeklemd. Verschillende studies voegen hieraan toe dat laat afnavelen een preventief
beleid is tegen ijzertekort in het eerste levensjaar van de pasgeborene. De ijzerstatus van de
pasgeborene is 75 mg/kg, en door laat af te navelen komt hier nog 40 – 50 mg/kg extra bij.
In totaal is dit 115 – 120 mg/kg ijzer. Dit is niet onbelangrijk om te vermelden, omdat een
ijzertekort dat vroeg voorkomt in het leven van een pasgeborene, een uitgesproken effect
heeft op het centrale zenuwstelsel, en zich uit in cognitieve schade zoals eerder werd
vermeld (Hutton en Hassan., 2007; Scherjon, S.A. en Smit, Y., 2008).
Volgens een Cochrane review bleven de ferritine-levels hoger bij kinderen waarbij de
navelstreng laat werd afgeklemd in vergelijking met kinderen waarbij de navelstreng vroeg
werd afgeklemd en dit tot een leeftijd van 6 maanden (Obstetric practice, 2012). Er wordt
geschat dat 50 procent van de neonaten in ontwikkelingslanden anemisch worden op de
leeftijd van 12 maanden. In Europa bedraagt deze prevalentie van anemie door ijzertekort
tussen 3 en 7 procent. Voor ijzertekort is de prevalentie tot 26 procent. Gedurende de eerste
zes levensmaanden zijn kinderen voor een groot deel afhankelijk van de ijzervoorraad
aanwezig bij de geboorte. Deze is nodig voor de groei en productie van hemoglobine. IJzer is
ook essentieel in de ontwikkeling van de hersenen. Wanneer men even wacht met het
afklemmen van de navelstreng, zou dit de ijzervoorraad kunnen doen toenemen bij de
geboorte en zo het risico op anemie verminderen bij kleuters (Duley, L., 2012).
Het is geschat dat tot 50 procent van de kinderen in ontwikkelingslanden anemisch worden
na 12 maanden en baby’s die worden geboren via een sectio zijn gevoeliger voor een
ernstige graad van hypovolemie en hypotensie.
Deze studie werd uitgevoerd om het effect te testen van het tijdstip van afklemmen van de
navelstreng op de ijzerstatus van de neonaat. Hierbij onderzocht men pasgeboren baby’s
geboren via een sectio bij een ongecompliceerde zwangerschap. Hierbij werd men
onderverdeeld in twee groepen voor vroeg en laat afklemmen van de navelstreng. Wanneer
de baby werd geboren, chronometreerde een observant de verstreken tijd voordat de
navelstreng werd afgeklemd. Ook werd de baby onderzocht op neurologische en motorische
14
ontwikkeling, geelzucht samen met gastro-intestinale en respiratoire functies. Gebaseerd op
het tijdstip van het afklemmen van de navelstreng, heeft deze studie aangetoond dat er een
significant verschil is tussen de neonatale hemoglobine- en hematocrietgehalte op 48 uur na
de geboorte (Shirvani, F., 2010).
Men heeft ook opgemerkt dat het ijzerverlies dat een baby ondervindt bij vroegtijdig
afklemmen van de navelstreng kan resulteren in een lichte anemie op lange termijn
(Stevenson en Erhard, 1957).
9.5.
Bilirubine-gehalte
In een studie van Mercer, J. (2001) werden 409 aterme kinderen onderzocht waarbij de
navelstreng laat werd afgeklemd. Hier was er geen significant verschil in de billirubinewaarden vergeleken met kinderen waarbij vroeg werd afgenaveld. In twee van deze trials
waarbij men laat afnavelde, kwamen bilirubine-waarden van 12 mg/dL of meer frequenter
voor dan bij kinderen waarbij de navelstreng vroeg werd afgeklemd maar dit verschil was
niet significant. Ook Ceriani, J.M. (2006), Menget, A. et al (2013) , Oh, W. (2007) en
Andersson, O. (2012) sluiten zich aan bij dit besluit.
Volgens E.K. Hutton (2007) waren er ook geen significante verschillen in de gemiddelde
bilirubine-gehaltes in de eerste 24 levensuren. Er werden ook geen significante verschillen
teruggevonden in de waarden tussen vroeg en laat afklemmen van de navelstreng na 72 uur
na de geboorte. Dit wordt ook aangetoond in onderstaande tabel (E.K. Hutton, 2007).
Figuur 2: gemiddelde bilirubine-waarden
15
Hoewel er na laat afnavelen vaker een sterkere bilirubinestijging werd gevonden, was er
geen toename van behandelingen hiervoor. Er worden wel hogere bilirubinewaarden
gevonden, maar deze toename is niet dusdanig dat de behandelgrens voor een
pathologische bilirubinemie wordt overschreden (Scherjon, S.A. en Smit, Y., 2008).
McDonald, S. (2009) ondervond echter dat er bij kinderen waarbij laat werd afgenaveld, er
een significante stijging was van nood aan fototherapie omwille van geelzucht in vergelijking
bij kinderen waarbij vroeg werd afgenaveld.
16
10.
De effecten van vroeg of laat afnavelen op de klinische uitkomst
bij de pasgeborene
10.1. APGAR-score
Bij de APGAR-score wordt de algemene conditie van de pasgeborene vastgelegd waarbij de
baby wordt beoordeeld met vijf goed waarneembare klinische criteria. Deze criteria houden
onder andere kleur, hartritme, ademhaling, spiertonus en reflexen in. Deze criteria worden
met een cijfer gewaardeerd en voor elk criterium kan een score worden gehaald van 0, 1 of 2
punten. De totale score geeft de indruk van de algemene conditie van de pasgeborene. Deze
criteria worden bepaald op vaste tijdstippen na de geboorte, namelijk op 1 – 5 en 10
minuten na de partus (De Poorter, Reina., 2011)
Volgens McDonald S.J. (2007) toonde de APGAR-score op minder dan 5 minuten geen
significante verschillen tussen de groepen waarbij vroeg of laat werd afgenaveld.
10.2. Het risico op anemie
Men spreekt van anemie wanneer het hemoglobinegehalte lager dan 10,5 mg%t bedraagt.
Laat afnavelen is voor de aterme neonaat van groot belang om een anemie te voorkomen
(op korte termijn, maar ook op de leeftijd van 3 maanden) en daarmee het aantal neonatale
bloedtransfusies te reduceren. Dit werd recent aangetoond door wetenschappelijk
onderzoek (S.A.Scherjon & Y.Smit, 2008)
Er zijn ook fysiologische en pathofysiologische overwegingen om laat af te navelen: indien
men pas zou afnavelen wanneer de navelstreng volledig is gestopt met pulseren, kan het
neonatale bloedvolume met 32 procent toenemen. Een langzame overgang, waarbij de
ductus arteriosus en het foramen ovali zich sluiten en de neonatale systemische circulatie
zich geleidelijk vult, draagt ertoe bij dat de alveoli zich openen door perfusie van de
alveolaire capillairen. Men zegt dat de baby standaard pas na 3 minuten zou mogen
afgenaveld worden. Bij de neonatale opvang van kinderen bij wie actiever gehandeld moet
worden, zou men toch tenminste 30 seconden moeten wachten want juist deze kinderen
hebben het meeste baat bij een goede hemoglobinewaarde (S.A.Scherjon &Y.Smit, 2008).
Volgens E.K. Hutton (2007) was het risico op anemie, vergeleken met vroeg afklemmen van
de navelstreng, afgenomen na 24 tot 48 uur na de geboorte wanneer men laattijdig gaat
afklemmen bij kinderen die ter wereld kwam via een sectio.
In een studie van O. Anderson.(2011) waarbij bij de kinderen van 400 moeders het ferritinegehalte werd onderzocht. Hieruit bleek dat na vier maanden postpartum de ferritineconcentraties 45 hoger was bij de groep waarbij laat werd afgenaveld. Ook andere
17
indicators van de ijzerstatus verschilden significant tussen de twee groepen. Hierbij kon men
waarnemen dat ijzerdeficiëntie meer voorkwam bij de groep waarbij de navelstreng vroeg
werd afgeklemd in vergelijking met de groep waarbij de navelstreng laat werd afgeklemd
maar de prevalentie van anemie verschilden niet tussen de twee groepen. Als we deze
studie verder bekijken, zien we dat bij de kinderen op dag 2 – 4, dat er minder kinderen
waarbij de navelstreng laat werd afgeklemd anemisch waren dan kinderen waarbij de
navelstreng vroeg werd afgeklemd.
10.3. Het risico op hypothermie
Hypothermie kwam niet meer voor na het laat afnavelen. Men kan overigens preventieve
maatregelen nemen om hypothermie te voorkomen zoals bijvoorbeeld goed afdrogen, natte
doeken vervangen door droge doeken, hoofdje bedekken met een mutsje, het gebruik van
warme doeken en huid-op-huid contact met de mama en papa (S.A.Scherjon en Y.Smit,
2008).
10.4. Het risico op polycythemie
Men spreekt van polycythemie wanneer het gehalte aan rode bloedcellen in het bloed, het
hematocriet, te hoog is. Dit is een mogelijke complicatie ten gevolge van het laattijdig
afklemmen van de navelstreng. Hier wordt geen verschil aangetoond tussen vroeg of laat
afnavelen. Dit werd onder andere onderzocht bij baby’s geboren via een sectio (McDonald
S.J., 2007; Fariba, S., 2010)
Volgens E.K. Hutton (2007) kwam het risico op polycythemie meer voor bij neonaten waarbij
de navelstreng laat werd afgeklemd dan bij neonaten waarbij de navelstreng vroeg werd
afgeklemd. Maar dit was niet significant. Dit werd gemeten 7 uur na de geboorte (Mercer,
J.S., 2001; Ceriani, J. et al, 2006; Hutton, E.K., 2007)
Ook in een studie van O. Anderson. (2011) werd aangetoond dat geen van de kinderen
waarbij de navelstreng vroeg of laat werd afgeklemd, dat deze polycythemisch waren.
18
10.5. Het risico op geelzucht, verhoogd bilirubinegehalte en het gebruik
van fototherapie
Neonatale geelzucht of icterus wordt omschreven als de gele verkleuring van huid en sclera
(harde, witte oogrok). Men spreekt van een fysiologische icterus wanneer er een afbraak van
rode bloedcellen plaatsvindt waarbij de (maximaal werkende) lever tekort schiet in de
conjugatie van bilirubine. Men gaat icterus behandelen met fototherapie. Hierbij wordt
onder invloed van blauw licht het bilirubinemolecule door isomerisatie omgezet in een
andere stof. Dit foto-isomeer is dan niet meer toxisch en kan via de celwand terug naar de
bloedbaan waar het zonder conjugatie in de lever naar de gal kan worden uitgescheiden en
daarmee het lichaam verlaten (Troch, 2013).
Ceriani et al. (2006) concludeerden dat de waarden van plasmabilirubine 24 tot 48 uur na de
geboorte geen verschillen aantoont tussen vroeg en laat afnavelen. Hetzelfde wordt vermeld
in het onderzoek van Hutton en Hassan (2007), maar zij voegen hier nog aan toe dat er ook
na 72 uur geen verschil wordt vastgesteld. Evenals na 3 tot 14 dagen, werd er hier ook geen
verhoogd risico vastgesteld. Levy & Blickstein (2006) en Zaramella et al. (2007) sluiten zich
ook aan bij dit besluit.
Ook Scherjon en Smit. (2008) zagen geen significante verschillen in het bilirubinegehalte bij
aterme pasgeborenen geboren via een sectio met een normaal gewicht, tussen zowel vroeg
als laat afgenavelden. Als gevolg van deze conclusies, werd eveneens geen verschil
vastgesteld tussen de twee groepen naar het gebruik van fototherapie bij een verhoogd
bilirubinegehalte. Ook Hutton en Hassan (2007) en Shirvani, F. et al. (2010) bevestigen dit
(Scherjon, S.A. en Smit, Y., 2008; Fariba, S. et al., 2010 ; Hutton en Hassan, 2007).
Volgens een Cochrane review (2008) was er een significante stijging voor behoefte aan
fototherapie door geelzucht na de geboorte bij kinderen waarbij de navelstreng laat werd
afgeklemd. Deze kinderen hadden echter significante hogere hemoglobine-waardes in
vergelijking met kinderen waarbij de navelstreng vroeg werd afgeklemd (Obstetric practice,
2012; Cochrane review, 2008).
Ook volgens McDonald S. (2009) stijgt het risico op icterus wanneer we laattijdig afnavelen.
Volgens Duley, L. (2013) wordt het laattijdig afnavelen van de navelstreng geassocieerd met
een hogere massa van rode bloedcellen alsook een hoger serum bilirubinegehalte. Voor
pasgeborenen wordt dit geassocieerd met het een hoger risico op geelzucht die
fototherapie vereist. Daarom is het aan te raden, wanneer men laattijdig gaat afnavelen, om
de voordelen tegenover de nadelen af te wegen en de lokale zorginstellingen te beoordelen.
In ontwikkelingslanden heeft men nood aan een hoger ijzergehalte en wordt dit afgewogen
tegen de mogelijkheid om een eventuele geelzucht vroegtijdig te diagnosticeren en zo
fototherapie ter beschikking te kunnen stellen.
19
10.6. Risico op tachypneu of kreunen.
Er werd geen significant verschil teruggevonden tussen vroeg en laat afklemmen van de
navelstreng in termen van het risico op het ontwikkelen van een tachypneu of respiratoir
kreunen bij kinderen die ter wereld werden gebracht via een sectio (E.K. Hutton, 2007).
Ook in de studie van O. Anderson. (2011) werden geen verschillen gevonden in het
voorkomen van neonatale respiratoire symptomen tussen de twee groepen, noch 1 uur na
de geboorte, noch 6 uur na de geboorte.
10.7. Risico op opname op NICU
Volgens E.K. Hutton (2007) werden geen verschillen geobserveerd in risico op opname op
NICU wanneer de navelstreng vroeg of laat werd afgeklemd.
10.8. Geboortegewicht
Men heeft ook aangetoond dat laat afklemmen van de navelstreng zou gelinkt zijn met een
hoger geboortegewicht (C. Paddock, 2004).
10.9. Hersenen
Men heeft onderzocht dat zowel vroeg als laattijdig afklemmen van de navelstreng geen
effect heeft op de ontwikkeling van de hersenen op lange termijn (C. Paddock, 2004).
10.10.
Navelstrengbloedgassen (PO2 - PCO2 – pH waarden)
Ook werden de navelstrengbloedgassen gecontroleerd om te observeren of we een verschil
konden opmerken wanneer de navelstreng vroeg of laat werd afgeklemd. De evaluatie van
onder andere de pH en de lactaten van de navelstreng is al jaren een standaardpraktijk in de
verloskamer. In deze studie werd er vastgesteld dat de pH en lactaat niet grondig verschillen
wanneer men de navelstreng laat afklemde, dan wanneer het staal werd genomen na een
periode van minder dan 60 seconden. Dit werd gecontroleerd bij kinderen die vaginaal
werden geboren en die via een sectio ter wereld kwamen (A, Menget et al., 2013).
20
Volgens de studie van James A.T. et al. (1996) leidt laat afklemmen van de navelstreng tot
lagere arteriële pH-waarden en hogere arteriële PCO2-waarden en base-excess terwijl vroeg
afklemmen van de navelstreng resulteert in een hogere pH-waarden en lagere PCO2waarden bij kinderen geboren via een sectio.
Ook R. Erkkola (1984) heeft hierover een studie uitgevoerd waarbij negentien gezonde
vrouwen deelnamen die een sectio ondergingen omwille van een foetale-maternale
disproportie. Deze sectio werd uitgevoerd onder algemene anesthesie. Voor negen moeders
was dit hun eerste bevalling, negen andere moeders hadden reeds een bevalling achter de
rug en één moeder had al twee sectio’s ondergaan. Hieruit bleek dat de gemiddelde PO 2
waarden in groep 1 significant hoger lagen dan in groep 2. De gemiddelde PO2 waarden in
groep 2 verschilde niet significant van deze van de andere groepen. De gemiddelde PCO 2
waarden toonde een niet-significante stijgende trend aan van groep 1 tot groep 3. De
gemiddelde pH-waarden daalden significant wanneer men de navelstreng laattijdig
afklemde.
Met de afnemende zuurstofwaarden in de umbilicale arterie, was het plasmalactaat in de
umbilicale vene gestegen in groep 3. Tussen groep 1 en groep 2 werden geen verschillen
opgemerkt (R. Erkkola, 1984).
Gedurende de eerste 120 minuten van het leven waren het hartritme en ademfrequentie in
alle groepen gedaald maar er werden geen verschillen tussen de groepen teruggevonden.
Ook het verschil in de gemiddelde bloeddruk na een leven van 30 minuten waren niet
significant. De arteriële bloeddruk steeg in alle groepen gedurende de eerste levensdag maar
er werd nooit een statistisch significant verschil opgemerkt. Deze resultaten indiceren dat
gezonde, aterme pasgeborenen geen voordelen verwerven wanneer de navelstreng laat
wordt afgeklemd bij een sectio. Deze studie vertelt ons dat de enige indicatie voor het laat
afklemmen van de navelstreng een hypovolemie is bij de baby. Wanneer er sprake is van
foetale bloedingen is het beter om de navelstreng nog niet meteen af te klemmen maar de
baby onder het niveau van de placenta te houden en zo de zwaartekracht de
placentatransfusie te laten stijgen. Dit kan ook bereikt worden door het melken van de
navelstreng (R. Erkkola, 1984).
10.11.
Reanimatie
Uit onderzoek is gebleken dat wanneer men de navelstreng afklemt vooraleer de baby voor
het eerst ademt, dit resulteert in een afname van de grootte van het hart gedurende de
eerste drie of vier cardiale cycli en dus een afname van het hartritme van de gemiddelde
waarden van > 160 bpm tot gemiddelde waarden rond 100 bpm. Hierna neemt het hart
terug toe in grootte, tot bijna de grootte van het foetale hart. Deze veranderingen worden
geïnterpreteerd als een gevolg van het vullen van het geopende vasculaire systeem van de
21
longen in verband met beluchting, dat een aanzienlijke hoeveelheid bloed vereist. Hieruit is
gebleken dat wanneer men de navelstreng afklemt voor het optreden van het eerste
ademhaling, dit resulteert in een onmiddellijke afname van het hartritme De doorbloeding
van de longen bleef onveranderd (Niermeyer, S. et al, 2013).
Een snelle beoordeling van de pasgeborene en de eerste stappen van het drogen samen met
het toedienen van warmte, aspireren van de luchtwegen en het verstrekken van tactiele
stimulatie om te ademen kunnen uitgevoerd worden waarbij de navelstreng nog intact blijft.
Een studie toont dan ook aan dat de meerderheid van de baby’s zullen huilen of spontaan
zullen ademen gedurende of na de eerste stappen van het drogen wanneer de navelstreng
pas wordt afgeklemd na 1 minuut. In de eerste seconden na de geboorte wanneer de
navelstreng nog intact blijft, wordt er vermeden dat er een reflexmatige bradycardie zal
optreden wat kan resulteren in een hartritme van < 100 bpm wat een indicatie is voor
positive-pressure ventilation (Van Rheenen, P et al., 2006; Niermeyer, S. et al, 2013).
Tijdens de stabilisatie van de baby enkele uren na de geboorte, wordt het laattijdig
afklemmen van de navelstreng geassocieerd met een hogere fysiologische stabiliteit en
minder nood aan interventies. Ook hebben meerdere studies aangetoond dat baby’s een
betere bloeddruk hebben in de eerste vier levensuren en minder nood hebben aan volumeexpansie, die te wijten is aan de hypotensie of vasoconstrictie. Ten slotte kan de op lange
termijn uitkomst van kinderen worden verbeterd met het vertraagd afklemmen van de
navelstreng door verbeterde ijzervoorraden en verminderd bloedarmoede in de kindertijd
evenals minder behoefte aan transfusies. Wachten met het afklemmen van de navelstreng
tot de baby spontaan ademt heeft duidelijke voordelen voor een baby die nood heeft aan
minimale ondersteuning bij de geboorte (Niermeyer, S. et al, 2013).
Reanimatie met positive-pressure ventilation is echter problematischer bij een sectio dan bij
een vaginale bevalling door de steriele omgeving en de neonatale zorgverleners die gehuld
zijn in chirurgische kledij. Hiervoor hebben ze speciale trolley’s ontworpen met een werkblad
waarbij het mogelijk is om onmiddellijk hulp te kunnen bieden terwijl de umbilicale circulatie
intact blijft en waarbij de baby op het niveau van de placenta wordt gehouden (Niermeyer,
S. et al, 2013).
Ondanks de voordelen van laattijdig afklemmen van de navelstreng, zijn er een aantal
praktische beperkingen mee geassocieerd. Het laattijdig afklemmen van de navelstreng kan
het actief management belemmeren voor het voorkomen van een massieve bloeding van de
moeder en zou dus een gevaar kunnen betekenen voor haar. Het kan ook moeilijk zijn om de
baby te reanimeren wanneer hij zich nog op het operatiegebied of op het perineum bevindt.
Om de voordelen van laattijdig afklemmen van de navelstreng alsnog te behouden, kunnen
we de navelstreng ‘melken’ of ‘strippen’. Hier wordt verder op ingegaan in het hoofdstukje
‘melken van de navelstreng (Niermeyer, S. et al, 2013).
22
10.12.
Positie van de pasgeborene
Yao et al. hebben het effect bestudeerd van de zwaartekracht op de hoeveelheid van
getransfereerd bloed bij de aterme pasgeborene. Een pasgeborene die 50-60 cm boven het
niveau van de placenta wordt geplaatst, krijgt weinig bloed. Wanneer hij wordt geplaatst op
10 cm boven of onder het niveau van de placenta krijgt het maximale bloedvolume in 3
minuten. Tenslotte, wanneer de pasgeborene 40 cm onder de placenta wordt geplaatst,
versnelt dit de transfusie tot 1 minuut (A, Menget et al., 2013).
Het is volgens S.A Scherjon en Y. Smit (2008) echter niet noodzakelijk, zowel bij een vaginale
partus als bij een sectio, om de pasgeboren neonaat lager te leggen dan de moeder. Na drie
minuten wordt er geen verschil waargenomen in het foetale bloed dat is achtergebleven in
de placenta van een pasgeborene die op de buik van de moeder wordt gelegd, dat wil
zeggen ongeveer 10 cm boven de introïtus vaginae, dit in tegenstelling tot de hoeveelheid
bloed in de placenta van een pasgeborene die 10 cm of zelfs 40 cm onder de introïtus
gehouden wordt.
23
11.
De maternale effecten
11.1. Materneel postpartum bloedverlies
Er worden voor de moeder geen nadelen gevonden van laat afnavelen. Het bloedverlies in
de postpartumperiode is bij haar niet anders en mogelijk zelfs gemiddeld minder indien men
laat afnavelt en is niet vaker meer dan 500 ml (S.A.Scherjon en Y.Smit, 2008).
Op zich gaat een actief beleid in het placentaire tijdperk wel samen met een afname van het
bloedverlies en minder vaak voorkomen van meer dan 1000 ml bloedverlies. Dit komt echter
niet door het vroege afnavelen maar doordat men routinematig oxytocine gaat geven,
waarschijnlijk in combinatie met gecontroleerde tractie aan de navelstreng (S.A.Scherjon &
Y.Smit, 2008).
Oxytocine leidt tot een snellere en sterkere contractie van de uterus, waardoor er minder
bloedverlies optreedt doordat de geboorte van de placenta bespoedigd wordt. Er hoeft
daarbij echter niet vroeg afgenaveld te worden, dat wil zeggen binnen 1 à 2 min na de
geboorte (S.A.Scherjon & Y.Smit, 2008).
Wanneer men de navelstreng laat afklemt, is er niet meer risico op bloedverlies in
vergelijking met vroegtijdig afklemmen van de navelstreng (C. Paddock, 2004)
11.2. Postpartum hemorragie
De 3de fase van de bevalling betreft de geboorte van de placenta en is gericht op het
verminderen van het risico op een postpartumbloeding, waarbij de mortaliteit en de
morbiditeit nog grote zorgen baren (A, Menget et al., 2013).
Men heeft echter aangetoond dat laattijdig afklemmen van de navelstreng het risico op een
hemmoragie niet doet toenemen (A, Menget et al., 2013).
Er wordt geen significant verschil gevonden in tijdstip van afnavelen met betrekking tot
postpartumhemmoragie van meer dan 500 ml of meer dan 1000 ml (McDonald S.J., 2007).
Ook volgens een review van C. Paddock (2004) steeg het risico niet op een
postpartumbloeding wanneer men de navelstreng laat zou afklemmen in vergelijking met
wanneer men de navelstreng vroeg zou afklemmen.
Sommige studies hebben aangetoond dat er zich geen stijging voordoet in het voorkomen
van een postpartumbloeding wanneer de navelstreng laattijdig wordt afgeklemd. Een
Cochrane review van 2008 heeft een onderzoek uitgevoerd waarbij het effect van tijdstip
van afklemmen van de navelstreng werd onderzocht. Hieruit bleek dat men geen significant
verschil vond wat betreft een postpartumhemorragie tussen de vrouwen waarbij de
24
kinderen vroeg werden afgenaveld (binnen 1 minuut na de geboorte) en waarbij de kinderen
laat werden afgenaveld (minstens 1 minuut na de geboorte of na het stoppen van de
navelstrengpulsaties) (Cochrane review, 2008; Obstetric practice, 2012).
11.3. Maternele postpartum hemoglobine
Hemoglobine is een eiwit dat voorkomt in het bloed en is verantwoordelijk voor het
transport van zuurstof en koolstofdioxide door het bloed. Deze bedraagt normaal tussen 7,5
- 10 mmol/l bij vrouwen. De hemoglobinewaardes zijn gelijkaardig wanneer men vroeg of
laat gaat afnavelen (McDonald S.J., 2007).
Vroegtijdig afnavelen
Laattijdig afnavelen
RR 0.79, 95%
CI 0.20 to 3.15
Ook volgens C. Paddock (2004) zijn er geen lagere hemoglobinewaarden wanneer men de
navelstreng laattijdig zou afklemmen.
11.4. Maternele ferritinelevels
Ferritine is een eiwit dat zorgt voor de binding van ijzer bij de opslag in de lever en
het beenmerg. Er is altijd een kleine hoeveelheid ferritine in het bloed aanwezig; dit is een
maat voor de hoeveelheid ferritine (en dus de hoeveelheid ijzer) in de lever en het
beenmerg. Als er te weinig ijzer aanwezig is, wordt de ferritinevoorraad aangesproken.
Bloedarmoede ontstaat wanneer er bijna geen ferritine meer over is. Een ferritinespiegel
tussen de 20 en 100 µg/L bij vrouwen wordt als normaal beschouwd. Volgens Geethanath
(1997) waren de maternele ferritinewaardes bij de geboorte significant hoger bij de groep
waarbij vroeg werd afgenaveld dan bij de groep waarbij laat werd afgenaveld. Deze
onderzoeken werden verricht bij vrouwen die een sectio ondergingen. (McDonald S.J.,
2007).
Als we deze resultaten bekijken, kunnen we dus wel degelijk concluderen dat er een effect is
van vroegtijdig versus laattijdig afklemmen van de navelstreng bij de pasgeborene. We
kunnen ook concluderen dat wanneer de pasgeborene pas later wordt afgenaveld, hij
aanvankelijk een hoger hematocriet- en hemoglobinegehalte zal hebben en ook het risico op
anemie en ijzerdeficiëntie aanzienlijk vermindert. Het resulteert ook in een placentaire
transfusie bij aterme en premtere kinderen. Een matige verlating in het tijdstip van het
afklemmen van de navelstreng tot zo’n 30 à 40 seconden is realiseerbaar en zou moeten
25
uitgevoerd worden. Premature kinderen zouden ook een hoger bloedvolume hebben en ook
het hematocrietgehalte zou bij deze kinderen hoger liggen.
11.5. Conclusie: optimaal tijdstip voor het afklemmen van de navelstreng
Als we deze resultaten bekijken, kunnen we dus wel degelijk concluderen dat er een effect is
van vroegtijdig versus laattijdig afklemmen van de navelstreng bij de pasgeborene na een
sectio. We kunnen ook concluderen dat wanneer de pasgeborene pas later wordt
afgenaveld, hij aanvankelijk een hoger hematocriet- en hemoglobinegehalte zal hebben en
zo ook het risico op anemie en ijzerdeficiëntie aanzienlijk vermindert. Laat afnavelen
resulteert ook in een placentaire transfusie bij aterme en preterme kinderen. Een matige
verlating in het tijdstip van het afklemmen van de navelstreng tot zo’n 30 à 40 seconden is
realiseerbaar en zou moeten uitgevoerd worden.
In de huidige praktijk gaan de verloskundigen echter de baby nog steeds meteen afnavelen
bij een sectio. Dit komt doordat sectio’s uitgevoerd worden in een operatiekwartier en de
duur van het afklemmen van de navelstreng afhangt van de chirurgische procedure. Het
beste is volgens hen dat de navelstreng niet laattijdig wordt afgeklemd door de mogelijke
chirurgische complicaties bij de moeder.
Gedurende het laatste decennium is er wel sprake van een opleving voor de belangstelling
van effecten van tijdstip van afnavelen. Men heeft hierbij ook meer aandacht voor de
voordelen die gepaard gaan met bijvoorbeeld placenta-transfusies bij prematuren
(Venkatakrishna et al., 2008; Fariba et al., 2010).
Premature kinderen zouden ook een hoger bloedvolume hebben en ook het
hematocrietgehalte zou bij deze kinderen hoger liggen.
Verschillende studies hebben ook gesuggereerd dat afklemmen van de navelstreng later zou
moeten gebeuren bij alle geboortes voor minstens 30 à 60 seconden. Hierbij moet de baby
worden gehouden op of onder het niveau van de placenta. Dit zou geassocieerd zijn met
neonatale voordelen, inclusief een toegenomen bloedvolume, een verminderde nood aan
bloedtransfusies en een verminderd voorkomen van ijzerdeficiëntie bij aterme kinderen
(Obsetric practice, 2012).
De gevonden literatuur omtrent de tijdstip van afklemmen van de navelstreng en de
gevolgen hiervan bij een sectio is echter wat verouderd en daarom is er ook nood aan
vernieuwde en recent wetenschappelijk onderzoek (Fariaba et al., 2010; Venkatakrishna et
al., 2008).
26
Alhoewel de grootte van de voordelen van een verbeterde placenta-stamcel-transfusie nog
onvoldoende werd bestudeerd, hebben andere voordelen voor de neonaat onderzoekers
wel aangespoord om een herziening te overwegen over richtlijnen wat betreft tijdstip van
afklemmen van de navelstreng (Obsetric practice, 2012).
Bij rondvraag bij onder andere gynaecologen aan het UZ Brussel over wanneer zij precies de
navelstreng afklemmen, kwam er sterk naar voor dat zij meedoen aan de procedure van
melken van de navelstreng. Hierdoor krijgt de pasgeborene extra rode bloedcellen binnen en
moet men geen minuut wachten met het afklemmen van de navelstreng. Hieromtrent wordt
meer uitleg gegeven in hoofdstuk 13.
27
12.
Navelstrengbloeddonatie
Het later en dichter bij de placenta afnavelen zal leiden tot het achterblijven van een
substantieel kleinere hoeveelheid bloed in de placenta waardoor de hoeveelheid bloed die
beschikbaar zou zijn voor een navelstrengbloedafname afneemt en daarmee ook het
uiteindelijke succes vermindert van een stamceltransplantatie met navelstrengbloed
(Scherjon, S.A. en Y.Smit, Y., 2008).
De kans op transplantatiesucces wordt ook bepaald door het bloedvolume en daarmee het
aantal kernhoudende cellen dat kan worden opgeslagen. Er kwam reeds in de beginjaren van
het onderzoek naar de aanwezigheid van hematopoëtische stamcellen in navelstrengbloed
naar voren dat een standaardbeleid waarbij vroeg werd afgenaveld, resulteerde in een
groter beschikbaar bloedvolume; gemiddeld bedroeg dat 117 ml (uitersten: 43-210). Hoe
groter de afgenomen hoeveelheid bloed uit de placenta, hoe lager de hemoglobineconcentratie op dag 1 na de bevalling. De gemiddelde afnamehoeveelheid is niet gering,
zeker in vergelijking tot het bloedvolume van 80-85 ml/kg bij een aterme neonaat. Met het
vroege afnavelen wordt de pasgeborenen dus niet alleen een grote hoeveelheid erytrocyten
onthouden maar wordt ook het aantal stamcellen verminderd die zich in het beenmerg van
het kind kunnen nestelen. Gezien de genoemde voordelen voor de neonaat die naar voren
komen uit goed uitgevoerde klinische studies, is het wenselijk om alleen af te zien van laat
afnavelen in die incidentele gevallen dat een belangrijke donatie van navelstrengstamcellen
voor een bekende ontvanger gewenst is, bijvoorbeeld voor een broertje of zusje met een
overeenkomend HLA-haplotype (Scherjon, S.A. en Y.Smit, Y., 2008).
In een andere studie heeft men onderzocht of het verzamelen van navelstrengbloed zou
verbeteren wanneer men dit zou inzamelen voor de geboorte van de placenta. Hierbij
werden verschillende parturiënten die een sectio ondergingen gerandomiseerd toegewezen
tot een groep waarbij het navelstrengbloed werd verzameld voor of na de geboorte van de
placenta. Hierbij werden gesloten, steriele systemen gebruikt voor het verzamelen van de
bloedstalen en werd het navelstrengbloed en de maternele parameters vergeleken tussen
de twee groepen. Hierbij werden 40 parturiënten toegewezen tot groep 1 waarbij
navelstrengbloed werd verzameld voor de geboorte van de placenta of groep B waarbij
navelstrengbloed werd afgenomen na de geboorte van de placenta (D. Surbek et al, 2000).
28
Zoals wordt aangetoond in figuur 3 werden geen significante verschillen waargenomen
tussen groep A en groep B wat betreft demografische parameters en de neonatale outcome
(D. Surbek et al, 2000).
Figuur 3: maternale en neonatale karakteristieken
In onderstaande tabel wordt aangetoond dat we een groter volume aan navelstrengbloed en
een groter aantal kernhoudende cellen kunnen waarnemen in groep A in tegenstelling tot
groep B (tabel 2). Er was ook een trend voor een groter aantal CD34 + cellen, hoewel het
verschil geen statistische significantie bereikte (D. Surbek et al, 2000).
Figuur 4: navelstrengbloed en maternale outcome
Het geschatte bloedverlies gedurende de sectio en het verschil in maternele
hemoglobinegehalte prepartum versus postpartum was lichtjes hoger in groep A hoewel dit
verschil niet statistisch significant was (D. Surbek et al, 2000).
Hieruit kon men concluderen dat het verzamelen van het navelstrengbloed meer
doeltreffend was indien dit werd uitgevoerd voor de geboorte van de placenta. Deze
methode van verzamelen van navelstrengbloed bleek bevorderlijk en veilig en zou hierdoor
de voorkeur verdienen voor het verzamelen van navelstrengbloed voor de stamcelbank en
transplantatie (D. Surbek et al, 2000).
Ook Y. Cohen et al. (2011) heeft een studie uitgevoerd om te onderzoeken of
navelstrengbloeddonatie tijdens een sectio het risico doet toenemen op een maternale
postpartumbloeding. Hierbij werden 97 vrouwen toegewezen tot de interventiegroep en 97
vrouwen tot de controlegroep. De daling van hemoglobine-waarden was significant hoger in
de eerste groep vergeleken met de tweede groep. Hieruit kon men opmaken dat er een
grotere daling is van maternale hemoglobine-waarden wanneer bloed werd verzamelend,
wat
een
verhoogd
risico
geeft
op
postpartumanemie.
29
12.1. Aanbeveling
Laat afnavelen is hierbij dus een effectieve methode om neonatale anemie en daarmee de
noodzaak van transfusies met donorbloed te verminderen en zelfs te voorkomen. In geval
van een sectio kan men dichter bij de placenta afnavelen of de navelstreng melken. Hierover
wordt nog verder uitleg gegeven in hoofdstuk dertien. Men zou de baby standaard pas na
minimaal 3 minuten mogen afnavelen. Bij de neonatale opvang van kinderen bij wie actiever
gehandeld moet worden, zou men toch tenminste 30 seconden moeten wachten want juist
deze kinderen hebben het meeste baat bij een goede Hb-waarde. Om de placentaire
transfusie te bespoedigen kunnen deze kinderen eventueel, in warme doeken, laag
gehouden worden ten opzichte van de moeder, bijvoorbeeld 40 cm onder de introïtus
vaginae. Bij een sectio kan men het kind goed warm houden op een droge oppervlakte bij de
benen van de moeder. Het is belangrijk om te weten dat men bij de WHO en de
International Federation of Gynaecology van het advies om vroeg af te navelen, is afgestapt
(S.A.Scherjon en Y.Smit, 2008).
30
13.
Het melken van de navelstreng: een alternatief
Recent werd het melken van de navelstreng gezien als een alternatief voor laattijdig
afklemmen van de navelstreng welke ook praktisch mogelijk zou kunnen zijn bij een sectio.
Het melken of het strippen van de navelstreng houdt in dat men snel het bloed gaat
vervoeren van de placenta naar de pasgeborene. Wanneer we gaan melken of strippen, gaat
het bloed bewegen van de navelstreng en placenta naar de baby en op deze manier gaat
men dezelfde of een betere placenta-transfusie bekomen. Zeker bij omstandigheden waarbij
de baby is gepositioneerd boven de placenta of wanneer er geen uteriene contracties
aanwezig zijn. Het melken of strippen van de navelstreng gaat ook de noodzaak vermijden
om te wachten met het afnavelen. De procedure van het afklemmen van de navelstreng kan
worden voltooid in een gemiddelde tijd van 18 maal 5 seconden, dit is veel minder dan 30 –
180 seconden, wat wordt aanbevolen bij het laattijdig afklemmen van de navelstreng
(Niermeyer, S., 2013).
Daarom zou strippen of melken van de navelstreng technische voordelen kunnen hebben
ten opzichte van het laat afnavelen, in het bijzonder wanneer men bij een
postpartumbloeding onmiddellijk moet ingrijpen of bij nood aan reanimatie (Niermeyer, S.,
2013).
Colozzi rapporteerde dat wanneer men de navelstreng vijf keer melkte bij de geboorte, dit
werd geassocieerd met een hoger bloedvolume, hoger volume van rode bloedcellen en
hogere hemoglobine- en hematocrietwaarden zonder neveneffecten in vergelijking met
kinderen waarbij de navelstreng onmiddellijk werd afgeklemd. Hij adviseerde dat melken
van de navelstreng overwogen zou moeten worden voor alle kinderen die worden geboren
om zo de placenta-transfusie te vergroten. Ook Rabe et al. (2011) bevestigde dit.
Wanneer we de balans gaan opmaken tussen een
verminderd ijzertekort en een mogelijk risico op
hyperbilirubinemie, komen we uit op de volgende
resultaten.
Een ijzertekort in de eerste paar levensmaanden wordt
geassocieerd met NDD (Neuro Developmental Delay) wat
onomkeerbaar kan zijn. Hiervoor is verder onderzoek
vereist om de impact van het tijdstip van afklemmen van
de navelstreng te bepalen op het ijzergehalte en het
NDD.
31
Een onbehandelde chronische neonatale geelzucht wordt geassocieerd met hersenschade te
wijten aan de kernicterus. Maar wanneer men gebruik gaat maken van fototherapie, zou dit
kunnen helpen in bepaalde landen.
De huidige WHO-richtlijnen raden aan om bij een pasgeboren aterme neonaat die geen
nood heeft aan beademing, om hierbij de navelstreng niet af te navelen binnen één minuut
na de geboorte. Men zegt hier ook bij dat voor de preventie van een postpartumbloeding, de
navelstreng niet zou vroeger zou mogen worden afgeklemd dan nodig.
Hiervoor werd een studie uitgevoerd door Upadhyay A. waarbij in de interventiegroep, de
navelstreng tot zo’n 25 cm boven de navel werd afgenaveld binnen 30 seconden na de
geboorte en waarbij men daarna de navelstreng 3 keer melkte terwijl de baby onder de
verwarmingslamp lag. In de controlegroep werd de navelstreng binnen de 30 seconden na
de geboorte afgenaveld nabij de navel. De primaire uitgangspunten waren de hemoglobine
en serum ferritine-gehaltes op 6 weken na de geboorte. Hierna onderzochten de auteurs, in
de eerste twee levensdagen, de neonatale hemodynamische parameters en andere klinische
parameters zoals RDS en geelzucht. De monstergrootte was gebaseerd op de primaire
uitgangspunten en de auteurs waren gericht op het detecteren van de gemiddelde toename
van 1g/dL in hemoglobine onder kinderen waarbij de navelstreng werd gemolken wanneer
zij werden vergeleken met de controlegroep. Zes weken na de geboorte had de
interventiegroep een statistisch significant hoger hemoglobine- en ferritinegehalte. Ook het
gemeten bilirubine-gehalte na 48 uur was hoger bij deze kinderen, maar dit was niet
statistisch significant. Er werden geen gevallen van polycythemie waargenomen en geen
enkel kind had nood aan fototherapie (Upadhyay A. et al., 2013).
Ook voerde E. Owens et al. (2011) een studie uit om de effecten te bekijken van het melken
van de navelstreng bij een sectio. Hieraan deden vrouwen mee die een ongecompliceerde
aterme zwangerschap achter de rug hadden en een sectio ondergingen. Hierbij werden de
vrouwen willekeurig geplaatst in één van de twee groepen: waarbij ze onmiddellijk de
navelstreng afklemmen (controlegroep) of waarbij ze de navelstreng melken
(interventiegroep). Nadat de baby werd geboren, klemde de verloskundige ofwel
onmiddellijk de navelstreng af (binnen 10 seconden) of voerde het nieuwe protocol uit.
Hierbij ondersteunde de assistent de navelstreng met zijn of haar niet-dominante hand
dichtbij de navelstrenginsertie op de placenta en gebruikte daarna zijn of haar duim en
wijsvinger van zijn/haar dominante hand om de gehele lengte van de navelstreng te melken
naar het kind toe en dit vijf maal voordat de navelstreng werd afgeklemd. Hierbij werd de
baby onder het niveau van de placenta gehouden. De kinderen van beide groepen werden
dan overhandigd aan het aanwezige pediatrische personeel en werd toen geplaatst onder
een verwarmde lamp. De eerste zorgen die hierna werden uitgevoerd, werden geleid door
de toezichthoudende kinderarts. Uterotonische medicatie werd niet gegeven voordat de
navelstreng werd afgeklemd (E. Owens et al., 2011).
32
Ook observeerde men de verschillende groepen om te onderzoeken of er verschillen waren
in de frequentie van symptomatische polycythemie, opname op NICU, hyperbilirubinemie
waarbij men nood heeft aan fototherapie, ziekenhuisopname of nood aan transfusies (E.
Owens et al., 2011).
Uit de resultaten kon men concluderen dat er geen significante verschillen op te merken
waren bij maternale demografische en zwangerschapskarakteristieken. Er waren ook geen
verschillen in neonatale demografische karakteristieken. Van verschillen in APGAR-scores,
wijze van reanimeren, navelstrengbloedhemoglobine en hematocriet, temperatuur was er
ook geen sprake. Men moest ook niet worden opgenomen op NICU (E. Owens et al., 2011).
Figuur 5: neonatologische hematologische waarden 36 - 48 u na de geboorte
Uit bovenstaande figuur kunnen we opmaken dat de kinderen waarbij men de navelstreng
heeft gemolken significant hogere hematocrietwaarden behaalden. Één kind had een veneus
hematocrietgehalte van meer dan 65% maar zonder klinische symptomen van een
asymptomatische polycythemie. Vijf kinderen van de groep waarbij meteen werd afgenaveld
had een capillair hematocrietgehalte van 47%, wat suggestief is voor een anemie (E. Owens
et al., 2011).
Figuur 6: geelzucht en hyperbilirubinemie
Figuur 6 geeft ons informatie over geelzucht en hyperbilirubinemie. Het totale serum
bilirubine (TSB) werden besteld door de pediaters wanneer ze een vermoeden hadden van
geelzucht. De gemiddelde maximale TSB-waarden waren gelijkaardig bij de twee groepen
maar deze werd niet getest op alle kinderen. Drie kinderen hadden een TSB niveau hoger
33
dan 95 procent zoals vastgesteld door het AAP Hour Specifieke Nomogram voor Bilirubine
risicostratificatie. Één kind waarbij de navelstreng direct werd afgeklemd, die werd
ontslagen op dag 4 en werd gevolgd door een ambulante TSB-evaluatie tot dag 7, hierbij was
fototherapie niet vereist. Twee baby’s van de UCM groep kregen een korte behandeling van
fototherapie. Maar geen enkele baby had polycythemie. Één werd gediagnosticeerd met een
ABO-incompatibiliteit. Het tweede kind werd ontslagen op levensdag 4 en terug opgenomen
op levensdag 7 voor fototherapie doordat ze een melkeiwit-geelzucht had. Hierbij was geen
verdere behandeling noodzakelijk (E. Owens et al., 2011).
Niermeyer et al. (2013) heeft gewezen op het probleem van het bloedvolume dat kan
worden getransfereerd wanneer men de navelstreng gaat melken. Het gemiddelde placentabloedvolume wordt hierbij geschat op zo’n 75 à 125 ml. Whipple et al. rapporteerde dat
wanneer men de navelstreng gaat melken, dit het bloedvolume zou doen stijgen tot zo’n 22
procent en het volume van rode bloedcellen tot 45 procent (Niermeyer, S., 2013).
Ook Siddall et al. (1952) hebben een dergelijke studie uitgevoerd op 100 baby’s die werden
geboren via een sectio. Dit met het idee dat de voordelen dat melken van de navelstreng
met zich meebrengen bij een vaginale bevalling, ook zou kunnen bereikt worden bij een
sectio. Dit werd uitgevoerd met de nodige aandacht voor het controleren van het maternale
bloedverlies en het hechten van de baarmoeder. Hierbij werden bij vijftig baby’s de
navelstreng onmiddellijk afgeklemd, terwijl bij de andere helft de navelstreng eerst werd
gemolken of gestript vooraleer het werd afgenaveld. In de eerste groep was de gemiddelde
hemoglobine-waarden 15.9 Gm/100 cc bloed en het aantal rode bloedcellen waren
4.760.000 /cm. Bij de vijftig baby’s waarvan de navelstreng werd gemolken of gestript,
waren de hemoglobinewaarden 17.2 en de rode bloedcellen 5.350.000. meer zelfs, in de
eerste groep toonden een aantal baby’s tekens van een relatie anemie die ernstige gevolgen
zou kunnen hebben. Aan de andere kant was het laagste hemoglobine-gehalte bij de baby’s
waarvan de navelstreng werd gemolken 14 Gm of 91%. Als we hierbij de vooruitgang van de
baby bekijken vanuit het standpunt van de gewichtstoename of het gewichtsverlies, kunnen
we duidelijk concluderen dat het melken van de navelstreng wel een voordelig effect heeft
op de pasgeborene.
34
14.
De Lotus geboorte
14.1. De Lotusgeboorte
Bij een lotusgeboorte blijft de navelstreng bij voorkeur nog enkele uren intact na de
geboorte van de placenta. Bij een volledige lotusgeboorte blijven navelstreng en placenta
verbonden met het kind totdat de navelstreng vanzelf na 3 - 10 dagen loslaat. De
navelstreng zal gedurende deze dagen langzaam indrogen en net zo hard worden als
wanneer men deze heeft doorgeknipt. De navel van de baby vertoont, nadat de navelstreng
heeft losgelaten, geen afwijkende vorm. Hoe langer de baby en de placenta met elkaar
verbonden blijven, hoe beter de overgang kan verlopen van de baarmoeder naar de
buitenwereld. Op deze manier krijgen de baby en de moederkoek de tijd om afscheid te
nemen van elkaar, de ouders krijgen de tijd om in rust kennis te maken met hun kind. Door
deze handelswijze wordt er ruimte gemaakt voor het kind om ongestoord te wennen aan het
nieuwe leven dat is begonnen. De ervaringen en eerste dagen na de geboorte zijn van grote
invloed op de ontwikkeling van het kind, de binding met de moeder en het slagen van en op
gang brengen van de borstvoeding. Dit zijn slechts enkele van de vele zichtbare en
onzichtbare voordelen van volledige lotusgeboorte. Het allergrootste belang ligt echter bij
het in stand houden van de navelstreng tot na de geboorte van de placenta, zodat het kind
werkelijk alle bloed en voedingsstoffen die het nog uit de placenta mee wilde krijgen op kan
nemen (N. Stoop, 2011).
Veel mannen en vrouwen vinden echter het idee dat zij hun pasgeboren baby bij de placenta
in de wieg moeten leggen huiveringwekkend. Hoewel placenta en kind afzonderlijk van
elkaar geboren worden, horen zij bij elkaar. Ooit ontstonden zij samen uit één cel. De
placenta is bij de geboorte een nog levend orgaan van het kind dat, als zij verbonden blijft,
langzaam met de navelstreng zal indrogen. Het gebruik van kruiden of (zee)zout kan dit
proces verder ondersteunen (N. Stoop, 2011).
14.2. Medische aspecten van de Lotusgeboorte
Gedurende de uitdrijvingsfase bevat de placenta een grote hoeveelheid bloed die
toegevoegd wordt aan de circulatie van het kind zodra hij/zij het geboortekanaal heeft
verlaten. Dit kan 60 à 100 ml bloed zijn, wat bijna 30 procent van het totale bloedvolume is
waarmee de baby geboren wordt. Dit bloed is niet alleen rijk aan zuurstof, maar bevat ook
stamcellen en 30-35 milligram ijzer, het equivalent van de hoeveelheid ijzer in 100 liter
borstvoeding. Deze toestroom van warm, zuurstofrijk bloed krijgt het kind direct na de
35
geboorte toegediend, wat de overgang naar zelfstandig ademen vergemakkelijkt en tevens
mogelijk maakt dat het kind bij een onderwater bevalling nog enkele seconden tot minuten
zonder enig gebrek aan zuurstof onder water kan blijven! Op het moment dat de baby
begint te ademen ontplooien de longen zich, komt de longcirculatie op gang, vullen de
nieren en lever zich met nog meer bloed dan voorheen en gaan deze organen zelfstandig
werken. Zoals al eerder aangegeven worden deze functies voor de geboorte grotendeels
eerst door de placenta verzorgd. Ook de darmen en de huid krijgen een actieve
bloedcirculatie. Op het moment dat de navelstreng vroegtijdig wordt doorgeknipt zal het
kind dus niet van zijn optimale hoeveelheid bloed kunnen worden voorzien (N. Stoop, 2011).
Blijft de navelstreng gedurende de bevalling en daarna intact dan kunnen nog lang na de
bevalling pulsaties worden waargenomen, met name tijdens het voeden van de baby aan de
borst. Blijkbaar gaat de uitwisseling tussen kind en placenta nog lang door, ook nadat de
placenta de baarmoederwand heeft losgelaten. Vlak na de geboorte van het kind zijn deze
pulsaties het sterkst te voelen, dan is de uitwisseling tussen moeder, placenta en kind het
meest fysiek waarneembaar. De energetische uitwisseling tussen placenta en kind gaat
echter nog door totdat de navelstreng is losgekomen van het babylijfje; door de overgang
van ‘daar’ naar ‘hier’ is dus een nieuwe fase aangebroken (N. Stoop, 2011).
14.3. Mythes rond de volledige Lotusgeboorte
14.3.1.
Gevaar voor geelzucht
Artsen geven hier aan dat wanneer we de navelstreng intact laten, dit nadelige gevolgen zou
kunnen hebben voor de baby omdat er teveel foetaal hemoglobine moet worden
afgebroken na de geboorte. Dit kan dan leiden tot een te hoog bilirubine gehalte in het
bloed van de baby, met geelzucht tot gevolg. Deze geelzucht is in de meeste gevallen echter
volstrekt fysiologisch en gaat vanzelf over. Slechts enkele kinderen hebben hierbij nood aan
fototherapie omdat deze waarden te hoog worden. Hierbij is het belangrijk dat de
borstvoeding na de bevalling goed wordt gestimuleerd zodat de baby goed kan drinken.
Zodra de baby voldoende mictie en meconium maakt, zal het zo zelf eenvoudig het teveel
aan bilirubine kunnen uitscheiden via de stoelgang. Daarnaast kan milde blootstelling van de
babyhuid aan zonlicht helpen dit proces te ondersteunen (N. Stoop, 2011).
36
14.3.2.
Infectiegevaar
Er zijn ook vragen met betrekking tot infectiegevaar. Wanneer we de navelstreng intact
laten, is er in principe geen wonde aan de zijde van de placenta en daarmee ook geen
‘ingang’ voor eventuele infectiebronnen. Naarmate de navelstreng verder indroogt zal de
vroedvrouw aandacht moeten besteden aan de zorg van de navel, net zoals bij een baby die
wel een doorgeknipte navelstreng heeft (N. Stoop, 2011).
14.3.3.
Voor wie
Een lotusgeboorte is soms niet mogelijk of zelfs gevaarlijk voor moeder of kind. Maar in de
meeste gevallen, zelfs bij een kind dat na een sectio ter wereld komt, zal het intact laten van
de navelstreng niet alleen vader, moeder en kind de gelegenheid bieden zich op een zeer
bijzondere wijze met elkaar te verbinden, maar een belangrijke bijdrage leveren aan de
toekomstige gezondheid van het kind. Juist na een ‘moeizame’ bevalling en geboorte is het
van het grootste belang dat het kind een optimale ‘placentaire transfusie’ ontvangt en ruime
gelegenheid krijgt om zich in alle rust te kunnen binden aan zijn moeder en vader (N. Stoop,
2011).
37
15. Besluit
In de huidige praktijk, verkiest men om de navelstreng vroeg af te klemmen bij een sectio
omwille van de bezorgdheid omtrent het verhoogd risico op infecties en op een
postpartumbloeding maar bij het analyseren van verscheidene artikels, werd het duidelijk
dat deze bezorgdheid nog niet bevestigd is.
In deze literatuurstudie zijn de verschillende effecten van zowel vroeg als laat afnavelen
uitgewerkt. We kunnen hieruit concluderen dat beide technieken hun voor- en nadelen
hebben. Maar wanneer we ze tegen mekaar afwegen, verdient laat afnavelen toch de
voorkeur.
Wanneer men de navelstreng vroeg gaat afklemmen, kan men tijdig uterotonica toedienen
samen met het uitvoeren van een baarmoedermassage. Hierdoor treedt er minder
bloederlies op bij de moeder. In de Westerse samenleving heeft zowel vroeg al laat
afnavelen geen nadelige effecten op mama en baby wanneer deze een sectio ondergaan.
Dankzij laat afklemmen van de navelstreng, krijgt de pasgeborene een grote hoeveelheid
extra eigen bloed, dat anders zou achterblijven in de navelstreng en de placenta. Enerzijds
kan dit bloed eventueel nog gebruikt worden voor de navelstrengbloedbank, anderzijds kan
de baby zelf deze bloedcellen heel goed gebruiken gedurende de eerste levensmaanden.
Zeker als we spreken over de Derde Wereldlanden maakt dit echt een groot verschil omdat
hier anemie bij zo’n 50 procent van de kinderen voorkomt en wanneer men laat gaat
afnavelen, reduceert dit het risico op anemie wat één van de belangrijkste oorzaken van
kindersterfte is in deze gebieden. In ontwikkelingslanden is het dus zeker van globaal belang
om even te wachten met het afnavelen.
Een van de grootste bezorgdheid omtrent laat afnavelen betreft het risico op icterus. Toch
blijkt uit verschillende onderzoeken dat het gevaar voor hyperbillirubinemie eigenlijk te
verwaarlozen is, en wanneer wij hier extra waakzaam over zijn als vroedvrouw, kan dit risico
worden beperkt tot het minimum.
Met andere woorden, er zijn voldoende argumenten om laat afnavelen te promoten maar
verder onderzoek aangeraden om aan te tonen dat laat afnavelen bij een sectio zeker
praktisch mogelijk is.
38
16. Verklarende woordenlijst
Woord
Betekenis
Sectio
Bradycardie
Keizersnede
Wanneer de hartfrequentie daalt tot onder 110 slagen per minuut gedurende
minimaal 5 minuten
Bloedarmoede
Uitwendige opening van de vagina
Vorming van myelinescheden om de zenuwvezels zodat de prikkelgeleiding sneller
verloopt
Term die verwijst naar de vorming van dentine (de stof die de meerderheid van de
tand vormt). Dit wordt uitgevoerd door odontoblasten.
Zijn een speciaal type van biologische cellen op de buitenkant van ‘dental pulps’ en
begint in de latere ontwikkeling van de tand.
Anemie
Introïtus vaginae
Myelinisatie
Dentinogenèse
Odontoblasten
Hypervolemie
Parturiënten
Positive pressure ventilation
Abnormaal groot bloedvolume in combinatie met een te hoog natriumgehalte van
het bloed
Vrouwen die aan het bevallen zijn
Vorm van zuurstoftherapie die de ademhaling helpt te ondersteunen.
17. Literatuurlijst
1. F. Shirvani et al. (2010) .Effect of timing of umbilical cord clamp on newborn’s iron status
and its relation to delivery type. Archives of Iranian Medicine. 13 (5). 420 – 425
2. Zibad HA, Moghadam KB, Moghadam MB, Binabaj NB, Rafat E,. (2012) The correlation
between type of delivery and umbilical cord blood hemoglobin and hematocrit in fullterm neonates. Journal of Isfahan Medical School. Vol 29 (163) 1298 – 1305
3. Stevenson, S.S.. & Erhard, L.H. (1952) Early clamping of the umbilical cord during
cesarean
section.
The
Journal
of
Pediatrics.
40(1).
Pages
64-70
4. Eileen K. Hutton et Eman S. Hassan (2007). Late vs Early clamping of the umbilical cord in
full-term neonates. American Medical Association. 297 (11) 1241 – 1252
5. S. Niermeyer et S. Velaphi (2013) Promoting physiologic transition at birth: re-examining
resuscitation and the timing of cord clamping. Seminars in Fetal & Neonatal Medicine.
18.
385
–
392
6. A. Menget et al. (2013) Intérêt du clampage retardé du cordon ombilical chez le
nouveau-né.
Elsevier
Masson.
7. J. Mercer (2001). Current best evidence : a review of the literature on umbilical cord
clamping. Journal of Midwifery & Women’s Health. Vol. 46 (6) 402 – 414
8. Emerson, K. ( 2011). Cesarean section & delayed clamping. Cord clamping information &
research.
9. McDonald S.J. et al. (2009) Effect of timing of umbilical cord clamping of term infants on
maternal
and
neonatal
outcomes.
The
Cochrane
Collaboration.
1.
10. S.A.Scherjon en Y.Smit, (2008). Late afnaveling in het belang van het pasgeboren kind.
Nederlands
Tijdschrift
Geneeskunde,
152(25)
11. William, Oh. (2007). Timing of umbilical cord clamping at birth in full-term infants.
American Medical Association.
12. Ceriani, J., Carroli, G., Pellegrini, L., Otano, L., Ferreira, M., Ricci, C., Casas, O., Giordanob,
D., Lardizabal, J. (2006). The effect of timing of cord clamping on neonatal venous
hematocrit values and clinical outcome at term: A randomized, controlled trial.
Pediatrics,
118(3),
1317-1318.
13. Y-B, Zhou et al. (2013). Impact of cesarean section on placental transfusion and ironrelated hematological indices in term neonates: a systematic review and meta-analysis.
Placenta
(35).
1
–
8
14. L.
Duley
.
(2012)
Delayed
Cord
clamping
15. Zaramella, P., Freato, F., Quaresima, V., Secchieri, S., Milan, A., Grisafi, D., Chiandetti, L.
(2007). Early versus late cord clamping: Effects on peripheral blood flow and cardiac
function in term infants. Early Human Development, 02872, 1 – 6.
16. Hutton, E.K. & Hassan, E.S. (2007). Late versus early clamping of the umbilical cord in fullterm neonates. The Journal of the American Medical Association, 297(11), 1241-1252.
17. De
Lotusgeboorte
18. (2012). Timing of umbilical cord clamping after birth. The American College of
Obsetricians
and
Gynecologists.
Vol.
120,
No,
6.
19. Amit U. et al. (2013). Effect of umbilical cord milking in term and near term infants:
randomized control trial. American Journal Of Obstetrics and Gynecology
20. Thorp, J.A. et al. (1996). Umbilical cord blood gas analysis at delivery. American Journal
Of
Obsetrics
and
Gynaecology.
175
(3).
517
522
21. Hutton, K et al. (2007). Late cord clamping improves anemia and iron stores in term
infants up to 6 months, but practice remains controversial. Journal of Midwifery &
Women’s
health
22. Delayed
23.
cord
clamping
after
birth
better
for
baby’s
health
Andersson, O. (2011). Effect of delayed versus early umbilical cord clamping on neonatal
outcomes and iron status at 4 months: a randomized controlled trial.
Download