Werken aan Werkwoorden Er zijn heel weinig verschillen tussen het Duits, Nederlands en Fries, dus zul je weinig moeilijkheden tegenkomen bij werkwoordoefeningen. Als het het stappenplan er bij neemt, wordt het zelfs heel gemakkelijk. Hoe je werkwoorden goed kunt schrijven, leer je in dit 5-stappen plan. Stap 1 Maak de stam van het werkwoord: De formule hiervoor : stam = hele werkwoord – en. Probeer maar eens……. hele werkwoord stam machen singen hören bellen finden schreiben öffnen radeln mach sing hör bell find schreib öffn radel Stap 2 Als je de stam hebt gemaakt, kijk je in de zin welke persoon voor of achter het werkwoord staat. Eerst even je geheugen opfrissen. Vul de personen in het Duits in: Persoon in het Nederlands: Persoon in het Duits: ik ich jij du hij er zij sie het es wij wir jullie ihr zij sie U Sie groen: enkelvoud / blauw: meervoud / oranje: beleefdheidsvorm Stap 3 In het Duits is afgesproken, dat elke persoon z’n eigen eindletter(s) achter de stam van het werkwoord krijgt. Kijk in de Spickothek bij wohnen en vul de eindletter(s) in het schema hieronder in: Persoon ich du er sie es wir ihr sie Sie Stam mach mach mach mach mach mach mach mach mach Eindletter(s) e st t t t en t en en Dit is de hoofdregel. Zo gaan de meeste Duitse werkwoorden. Er zijn een paar uitzonderingen. Stap 4 Uitzondering op de bovenstaande regel zijn de werkwoorden waarvan de stam op een –d, een –t, of een –n eindigt. Bij du, er, es, sie en ihr komt er een extra e tussen de stam en de eindletter(s). Vul nu de eindletters van het werkwoord finden in: Persoon Stam du find er find es find sie find ihr find Eindletter(s) est et et et et Vul nu de eindletters van het werkwoord arbeiten in: Persoon Stam du arbeit er arbeit es arbeit sie arbeit ihr arbeit Eindletter(s) est et et et et Vul nu de eindletters van het werkwoord zeichnen in: Persoon Stam du zeichn er zeichn es zeichn sie zeichn ihr zeichn Eindletter(s) est et et et et Stap 5 Tenslotte zijn er nog de werkwoorden sein en haben. Deze hebben afwijkende vormen. Deze zul je gewoon uit je hoofd moeten leren: Let op de afwijkende vormen (in rood) Vormen van het werkwoord Sein: ich bin du bist er ist sie ist es ist wir sind ihr seid sie sind Sie sind Vormen van het werkwoord Haben: ich habe du hast er hat sie hat es hat wir haben ihr habt sie haben Sie haben