GEO2-4204 Klimaatpatronen en Ecozones Vandaag • Effecten klimaat op verwering-, erosie-, waterbeschikbaarheid- en vegetatiepatronen • Ecozones • Remote Sensing Waterbalans en Bodemwatertekort P = Ea + G + R D = Ep – Ea P = neerslag Ea = actuele verdamping Ep = potentiële verdamping (PET) (Potential EvapoTranspiration) G = berging (lange termijn: 0) R = afstroming D = bodemwatertekort (=irrigatiebehoefte) Ariditeitsindex: Ep /P Biomes Ep ratio= Ep/P Verwering en Erosie Fysische verwering • Maakt van oorspronkelijk vast gesteente steeds kleinere fragmenten • Geen chemische verandering van het materiaal • Creëert nieuw en groter oppervlak voor chemische verwering • Resulteert vaak in hoekig materiaal Oorzaken van fysische verwering • Uitzetten en inkrimpen van water in breuken door temperatuursveranderingen, vooral bij vries/dooi cycli. • Spanning in het gesteente, door druk- of temperatuurverschillen Chemische verwering • Chemische reactie (o.a. hydrolyse, oxidatie, hydratie, oplossen) • Vereist water en warmte • Versterkt door zuren (organische zuren) Verwering als een functie van temperatuur en vocht fysisch cold, dry hot, wet chemisch Waarom treedt verwering op aan het oppervlak? Marsh and Kaufman, 2013 Waarom treedt verwering op aan het oppervlak? • Temperatuursvariatie • Vochtbeschikbaarheid Marsh and Kaufman, 2013 Erosie • • • • Watererosie Winderosie Gletsjers Massabewegingen Erosie-energie Marsh and Kaufman, 2013 Erosiesnelheid • Grote variatie in erosiesnelheid (5-5000 mm/1000 yr) • Groter bij veel relief en steile hellingen • Groter waar transportmedia overvloedig aanwezig zijn – Natte klimaten – Winderige locaties – Gletsjerdalen • Vegetatie beschermt – Landgebruiksverandering stimuleert erosie Ruimtelijke Eenheden • Hoe deel je in? – Heldere criteria – Totale oppervlak – Niet te veel eenheden Problemen bij indeling • Veel (lokale) variatie • Sommige verschijnselen kunnen niet worden ingedeeld (bv relief, gesteente) • Geen scherpe grenzen • Ouderdom landschappen Indeling, Daarom • (gedeeltelijk) arbitraire grenzen • Variatie binnen eenheid blijft groot Indeling Maar toch • Variatie binnen eenheid is ook eigenschap • Eenheden worden gekarakteriseerd door ‘gemiddelde’ situatie • Precieze ligging van de grenzen ondergeschikt • Kwantitatieve beschrijving is niet meer dan richtlijn Ecozone • Terrestrisch gebied waar de abiotische geofactoren een uniek systeem vormen waarin bepaalde vegetatietypes voorkomen en verschillende dieren hun habitat hebben. • Ook wel biome/bioom genoemd, maar dan is de definitie meer gericht op vegetatie en fauna. • Ecologisch: Ecozone is de hoogste klasse van de biogeografische onderverdeling van het aardoppervlak gebaseerd op historische en evolutionaire patronen van planten en dieren Indeling ecozones • Klimaat is, als dominante geofactor, de belangrijkste factor voor de indeling van ecozones • Belangrijkste klimaatfactoren zijn: – Temperatuur, • Absolute waardes en seizoensvariatie – Vochtigheid • Ariditeitsindex Potentiele Evapotranspiratie/Neerslag • Seizoensvariatie (Peri)glaciaal Klimaatdiagram Temperatuur (°C) Neerslag 40 80 30 60 20 40 10 20 0 0 (mm) -10 jfmamjjasond jasondjfmamj Noordelijk halfrond Zuidelijk halfrond (Peri)glaciaal (Peri)glaciaal klimaat • Grote temperatuurverschillen warmste en koudste maand (10-50C) • Warmste maand gemiddeld 6-10C • Kleine dagelijkse temperatuur range • Seizoensvariatie instraling groot • Expositie minder belangrijk dan hellingshoek voor inkomende straling • Sneeuw isoleert bodem, ’s winters warmer, lente langer koud • Boomgrens (Peri)glaciaal geomorfologische processen • • • • • Vorstverwering Vorstwiggen Palsa’s, Pingo’s Gelifluctie Polygoonbodems, aaneengesloten ijswiggen Permafrost Palsa Pingo Boreaal Boreaal klimaat • Temperatuur: warmer dan (peri)glaciaal, maar wel laag • 4-6 maanden T > 5C • Neerslag: 250-500mm, geen droge periodes Boreaal geomorfologische processen • Grotendeels bedekt door ijs tijdens Pleistoceen – Siberië vrijwel niet door lage neerslag • Vorstprocessen dominant • Continue permafrost groot deel Eurasia, rest discontinue permafrost – Palsa’s, pingo’s, thermokarst, ijswiggen Boomgrens Boomgrens valt ongeveer samen met 10C juli isotherm Thermokarst Temperate Midlatitudes Temperate Midlatitudes klimaat • Temperatuur gematigd • Neerslag 500-1000mm, geen droge periodes Temperate Midlatitudes geomorfologische processen • Verwering en denudatie langzaam, glaciale vormen nog aanwezig • Hydratie dominante verweringsvorm, vaak samen met hydrolyse • Chemische verwering dringt diep door in de bodem en gesteente in dit vochtige klimaat, daardoor diepere bodems dan in Boreaal en Glaciaal Dry Midlatitudes Dry Midlatitudes klimaat • Weinig neerslag, paar maanden neerslag tekort per jaar • Temperatuur stress (vorst, sneeuw) • Zomers heet Dry Midlatitudes geomorfologische processen • Zijn identiek in alle droge ecozones – Worden meer gestuurd door mate van droogte en gesteente dan temperatuur • Vorstverwering • Gelifluctie • Needle ice/frost creep Mediterraan Mediterraan klimaat • Droge warme zomers • Neerslag 300-900mm (lagere-hogere breedtegraad) • Zomertemperatuur lager dan andere ecozones op dezelfde breedtegraad Mediterraan geomorfologische processen • Erosie door water, kenmerk voor ecozone • Zware buien, tot 300mm in 6 uur Les Rufes, Octon, Hérault, dry Les Rufes, Octon, Hérault during an 80 mm rainfall event 17/9/2007 Subtropen zonder droge periode Subtropen zonder droge periode klimaat • Warm en vochtig • ’s zomers convectie > zware buien • orkanen Subtropen zonder droge periode geomorfologische processen • Geen kenmerkende processen • Diepe chemische verwering • Gully vorming sterker dan in tropisch regenwoud door minder dicht/afwezigheid bos Droge tropen en subtropen Droge tropen en subtropen klimaat • Ligging rond 30graden, dwz hogedruk en droge lucht • Jaarlijkse neerslag < 300mm • Extreme temperatuurverschillen dagnacht • Jaarlijkse neerslag sterk variabel Droge tropen en subtropen geomorfologische processen • Chemische verwering komt voor, maar fysische verwering veel sterker • Eolische processen – Deflatie – Wind abrasie – Accumulatie • Watererosie Windtransport Windtransport Tropen met zomerregen Tropen met zomerregen klimaat • Gelijkmatige temperaturen door het jaar • Iedere maand >18C gemiddeld • Neerslag 500-1500mm Tropen met zomerregen geomorfologische processen • Denudatie heeft tot grote vlaktes geleid • Groot deel neerslag als overland flow naar hoofdstroom • Tafelbergen • Veel regoliet Tropen zonder droge periode Tropen zonder droge periode klimaat • Temperatuur constant 25-27C, dagelijkse variatie 6-11C • Neerslag 2000-4000mm per jaar • Convectieregens dominant Tropen zonder droge periode geomorfologische processen • • • • • Chemische verwering dominant Fysische verwering alleen door drukverlies Diepe bodems en dikke regolietlagen Dicht drainagenetwerk Nauwelijks overland flow door vegetatiedichtheid • Relatief veel massabewegingen – Landslides, mud & earth flows belangrijkste denudatieprocessen 9 Ecozones • • • • • • • • • (Peri)glaciaal Boreaal Temperate Midlatitudes Dry Midlatitudes Mediterraan (subtropen met winterregen) Subtropen zonder droge periode Droge (sub)tropen Tropen met zomerregen Tropen zonder droge periode