Proef: Tweede wet van Newton Benodigde apparatuur Luchtkussenbaan Blazer (stofzuiger) met slang Wagens voor luchtkussenbaan, met plaatjes Ander toebehoren luchtkussenbaan Timer Statiefmateriaal Katrollen Massa 50 gram Fotodiodes + lampjes Nylondraad of ander dun/sterk draad Bij deze proefbeschrijving wordt er van uit gegaan dat je de werking van de luchtkussenbaan kent en weet hoe je moet meten met fotodiodes en een digitale tijdmeter. Als dat niet zo is, bestuur dan de handleidingen of vraag de docent/practicumassistent om hulp. Inleiding In dit experiment wordt een wagen op een luchtkussenbaan versneld door een constante kracht van een vallende massa. De resultaten worden geanalyseerd aan de hand van de 2e wet van Newton. Uitvoering De wagen op de luchtkussenbaan wordt versneld door een constante kracht (F) afkomstig van een vallend massastuk M (= 50 gram). Dit massastuk is met een lange draad, lopende over twee katrollen, verbonden met de wagen. De draad moet horizontaal en precies evenwijdig aan de baan lopen. Zorg dat de baan zelf ook goed horizontaal (waterpas) staat. Zorg ook dat het hoge katrol hoog genoeg boven de vloer hangt (het massastuk moet over minimaal 1,80 meter kunnen vallen). Besteed de nodige zorg aan het maken van de opstelling !! De wagen wordt steeds vanaf een uiteinde van de baan losgelaten (beginsnelheid is nul). Zorg dat je steeds precies op dezelfde startpositie begint. Plaats een stevige buffer aan de overzijde van de baan om de klap op te vangen of houdt de wagen goed met de hand tegen voor het einde van de baan bereikt is. Voor het registreren van de beweging gebruik je twee fotodiodes en lampjes. Plaats het eerste lampje en fotodiode op ongeveer 10 cm voor de stilstaande wagen. Het is belangrijk dat deze positie NIET MEER VERANDERT tijdens de proef. Zet de tweede fotodiode op een afstand x van de eerste. Sluit de diodes zo aan op de tijdmeter dat de klok start als de wagen de eerste diode passeert en stopt als de wagen de tweede diode passeert. Je meet dus de tijd die de wagen doet over het traject x. Meet x zo nauwkeurig mogelijk op. Kies tijdens de proef zo’n 6 tot 8 verschillende waarden voor x tussen 20 en 160 cm. Doe bij elke x TWEE metingen (t1 en t2). Als het verschil groot is, doe dan nog een derde en gooi de meest afwijkende meting weg. Zet je metingen overzichtelijk in een tabel (x, t1 , t2). Voer twee series metingen uit: een serie voor een lichte wagen (b.v. ongeveer 150 gram) en een andere serie voor een zware wagen (b.v. ongeveer 250 gram). Neem voor de massa aan de katrol een massa van 50 gram. Bepaal alle massa’s nauwkeurig met een bovenweger. Uitwerking/verslag 1. Maak voor elke serie een tabel met je metingen/waarnemingen. Voeg een kolom toe voor t (t = gemiddelde van de twee tijdmetingen t1 en t2) 2. Bereken ook steeds x/t en voeg dat ook aan de tabel toe (aparte kolom). 3. Maak één grafiek van x/t tegen t voor beide series (op dezelfde assen). 4. Leg uit waarom dit, in het geval van een eenparig versnelde beweging, rechte lijnen moeten zijn. (LET OP: het zijn geen gewone v,t-grafieken!) 5. Gaan deze rechte lijnen bij dit experiment door de oorsprong? Geef een toelichting. 6. Geef een theoretisch verband tussen de versnelling a en de helling van de rechte lijn. (opnieuw LET OP: het zijn geen gewone v,t-grafieken!) 7. Bepaal voor beide series metingen de helling en bereken daaruit de versnelling a. 8. Daar de kracht F gelijk bleef, moet volgens de 2e wet van Newton het produkt “massa x versnelling” konstant zijn. Klopt dat (bij benadering) ook voor jouw resultaten? (LET OP: welke waarden moet je precies voor de massa nemen?) 9. Vergelijk de experimenteel bepaalde waarden voor a (onderdeel 7) met de theoretisch berekende waarden (geen wrijving, massa’s touw en katrollen verwaarlozen). Geeft toelichting/commentaar.