Richtlijnen

advertisement
Richtlijn
Complementaire zorg
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Colofon
De eerste versie van de richtlijnen complementaire zorg werd in 2001 geschreven
als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum
Midden-Nederland. De richtlijn werd in 2005 herschreven door M.E.H. Busch, D.J.
van der Hoeven, M.J.A. Huisman, S.H.A. Hupkens, H.P.M. Verdonk en A.P. Visser
en opgenomen in de eerste druk van het VIKC-richtlijnenboek.
De huidige versie werd in 2009 herzien door:
 Inleiding: M.E.H. Busch, orthopedagoog, Van Praag Instituut, Utrecht, en A.P.
Visser, psycholoog, Helen Dowling Instituut, Utrecht
 Klassieke massage: H.P.M. Verdonk, fysiotherapeut, UMC Utrecht
 Toepassen van etherische oliën: S.H.A. Hupkens, aromatherapeut,
gezondheidswetenschapper, Hogeschool Rotterdam e.o.
 Ontspanningsoefeningen: H.P.M. Verdonk, fysiotherapeut, UMC Utrecht en
M.E.H. Busch, orthopedagoog, Van Praag Instituut, Utrecht
 Luisteren naar muziek: D.J. van der Hoeven, muziektherapeut, Academisch
Hospice Demeter, De Bilt
Redactie:
 M.E.H. Busch, orthopedagoog, Van Praag Instituut, Utrecht
 A. de Graeff, internist-oncoloog, UMC Utrecht en arts Academisch Hospice
Demeter, De Bilt
 S.H.A. Hupkens, aromatherapeut, gezondheidswetenschapper, Hogeschool
Rotterdam e.o.
 M.B. Kuyper, huisarts, Integraal Kankercentrum Oost, Nijmegen
 A.P. Visser, psycholoog, Helen Dowling Instituut, Utrecht
In deze richtlijnen komen achtereenvolgens aan de orde:
I Inleiding
II Klassieke massage
III Toepassen van etherische oliën
IV Ontspanningsoefeningen
- Inleiding
- Ontspanning via ademhalingsoefeningen
- Ontspanning via fysieke activiteit (progressieve spierrelaxatie)
- Ontspanning via cognitieve activiteit (autogene training, geleide visual;isatie)
V Luisteren naar muziek
Commentaar werd geleverd door
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 1
40
41
42
43
 G. Uyttewaal, verpleegkundige
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 2
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
Complementaire zorg
Inleiding
Onder complementaire zorg (afgekort als CZ) wordt in deze richtlijnen
verstaan de zorg die zorgverleners geven in aanvulling op de
standaardzorg.
Complementaire
zorg
onderscheidt
zich
van
complementaire of alternatieve behandelingen, die veelal worden
aangeduid als complementary and alternative medicine, afgekort tot
CAM. Het gaat bij CZ om interventies, die passen binnen het
competentiegebied van een professie - zoals bijvoorbeeld de
verpleegkunde, verloskunde, fysiotherapie of geneeskunde - met het
accent op ondersteuning in de zorg en het bevorderen van welbevinden.
CZ is dan ook geen therapie. In Nederland wordt dit onderscheid
explicieter gemaakt dan in andere landen, waar complementaire zorg deel
uitmaakt van CAM.
In de verpleegkunde spreekt men van complementaire interventies, die als
volgt worden gedefinieerd: complementaire interventies zijn
verpleegkundige interventies voortkomend uit de complementaire
geneeswijzen, in het verpleegkundig proces en in de verpleegkundige
praktijk, die bij voorkeur worden toegepast om het zelfhelend vermogen
van de patiënt te ondersteunen, te stimuleren of te activeren, waarbij de
zorg de mentale, emotionele, lichamelijke, spirituele en sociale behoeften
omvat, zodat de patiënt een staat van welbevinden kan (her)winnen.
CZ dient gegeven te worden door vakkundige en bekwame zorgverleners.
Veelgebruikte vormen van complementaire zorg in Nederland zijn vormen
van massage, toepassen van etherische oliën, ontspanningsoefeningen,
luisteren naar muziek en therapeutic touch.
Hoewel deze interventies erg van elkaar verschillen, hebben ze met elkaar
een holistische mensvisie gemeen en zijn ze er allemaal op gericht om het
gezonde in de mens aan te spreken en te stimuleren, waarbij eigen
krachtbronnen worden aangeboord. Verder is een aandachtsvolle
bejegening door de zorgverlener een belangrijk uitgangspunt.
In deze richtlijnen worden vier complementaire zorginterventies
beschreven:
 klassieke massage
 toepassen van etherische oliën
 ontspanningsoefeningen
 luisteren naar muziek
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 3
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
Het gebruik van therapeutic touch wordt niet beschreven. Therapeutic
touch, luisteren naar muziek, ontspanningsoefeningen en massage zijn
opgenomen in verpleegkundige classificatie-systemen als verpleegkundige
interventie en zijn in diverse zorginstellingen onderdeel van het
zorgaanbod. Therapeutic touch is echter controversieel vanwege het
uitgangspunt van de interventie, namelijk dat het beoogt het energieveld
van de patiënt meer in evenwicht te brengen.
In de antroposofische zorg is veel expertise met het gebruik van massages
(inwrijvingen) en etherische oliën in de zogenaamde uitwendige
therapieën. Het concept van de antroposofische benadering neemt in de
gezondheidszorg in Nederland een aparte plaats in, met een eigen en
uitgebreide mensvisie en traditie, en wordt daarom in deze richtlijnen niet
opgenomen.
Hulpverleners worden regelmatig om advies gevraagd over
complementaire interventies en zijn soms actief betrokken bij de uitvoering
ervan. Bovendien raken steeds meer zorgverleners vanuit hun eigen
beroep geïnteresseerd in de aanvullende mogelijkheden van
complementaire zorg. Het gevolg hiervan kan zijn dat hulpverleners op
zoek gaan naar informatie hierover. In deze richtlijn zijn interventies
beschreven die (na aanvullende scholing) zowel door professionele als
niet-professionele hulpverleners uitgevoerd kunnen worden en na
instructie vaak ook overdraagbaar zijn aan de patiënt zelf en/of de
mantelzorgers.
De interventies zijn geschreven voor toepassing bij volwassen patiënten.
Het is van belang dat over het toepassen van de complementaire
interventie overlegd wordt met het behandelend team, omdat CZ altijd
aanvullend en ondersteunend is aan de standaardzorg. Binnen
organisaties en zorginstellingen moet consensus bestaan over het al dan
niet toepassen van verschillende vormen van CZ en moet duidelijk zijn wie
verantwoordelijk is voor de uitvoering van de complementaire interventies.
Hulpverleners moeten op de hoogte zijn van elkaars interventie en goed
samenwerken. Ten aanzien van de uitvoering moet aandacht besteed
worden aan verslaglegging en continuïteit. De verslaglegging geeft de
betrokken hulpverleners een goed beeld van de interventie, de indicatie,
hoe de interventie uitgevoerd werd en wat het effect is op de ervaren
klacht en het algemeen welbevinden.
Toepassing van CAM en CZ
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 4
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
De Wereld Gezondheidsorganisatie WHO heeft in 2002 een beleidsnotitie
gepubliceerd waarin nationale regeringen opgeroepen worden beleid op
het gebied van CAM te ontwikkelen, gezien het aantal patiënten dat er
wereldwijd gebruik van maakt. In 2003 is hierover een resolutie
aangenomen. De WHO wijst erop dat in landen als India, Rwanda, Benin
en Ethiopië 70-90% van de bevolking gebruik maakt van traditionele (voor
ons alternatieve) behandelwijzen, terwijl in landen als België, Frankrijk, de
VS en Canada 31-70% van de bevolking wel eens een beroep doet op
CAM. Uit gegevens van het CBS van 2008 blijkt dat er in Nederland in de
afgelopen jaren sprake is van een lichte toename in het gebruik van CAM.
De afgelopen decennia is in Nederland het gebruik van CAM en CZ door
mensen met kanker gestegen van 15 naar 30%. Het gebruik in de
palliatieve zorg wordt geschat op 39% en daalt naarmate het levenseinde
nadert.
Met name in de Verenigde Staten is veel onderzoek gedaan naar de
redenen waarom patiënten CAM of CZ willen: Steeds meer mensen
hebben een holistische visie ten aanzien van gezondheid en ziekte en
hebben vragen over de gangbare medische zorg, zoals neveneffecten van
medicijnen. Vooral bij problemen die naar hun ervaring onvoldoende
worden opgelost door de gangbare zorg zoeken zij naar andere
mogelijkheden. Naast het effect van de complementaire interventies,
waarderen zij ook de tijd en aandacht van de hulpverlener bij
complementaire zorg. Veel patiënten hebben de overtuiging dat door
CAM/CZ het lichaam sterker wordt om te vechten tegen de ziekte en dat
de combinatie van regulier en complementair effectiever zal zijn. De
toegankelijkheid van informatie over CAM op bijvoorbeeld internet en
adviezen van naasten spelen zeker een rol bij de keuze.
Volgens een Nipo-enquête uit 1998 is 75% van de Nederlanders van
mening dat ziekenhuizen alternatieve vormen van zorg zouden moeten
aanbieden. Wat deze zorg zou moeten inhouden is niet gevraagd.
Nieuwe zorgvisies als ‘integrative medicine’ en ‘Planetree’ of nieuwe
organisatiemodellen als die van het ‘magneetziekenhuis’ die recentelijk
ook door Nederlandse zorginstellingen verkend worden, bieden expliciet
ruimte voor vormen van complementaire zorg.De belangrijkste reden voor
gezondheidszorginstellingen om complementaire zorg aan te bieden is om
iets extra’s te kunnen bieden aan patiënten. Daarnaast spelen een
belangrijke rol: de vraag of behoefte van de patiënt, behoefte om meer
holistische zorg te leveren, de mogelijkheid om een verschil te bieden met
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 5
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
andere instellingen en de interesse van professionals.
Uit een onderzoek naar de implementatie van complementaire zorgvormen
blijkt dat er de afgelopen jaren 48 projecten op het terrein van
complementaire zorg binnen zorginstellingen ontwikkeld zijn. Het zijn met
name verpleegkundigen (60%) die bij deze projecten betrokken zijn. Dit
betreft vooral projecten over massage (61%), therapeutic touch (50%),
werken met etherische oliën (44%), ontspanningsvormen (26%) en
luisteren naar muziek (24%).
Indicaties
Er zijn veel overeenkomsten in de indicaties voor de beschreven
interventies. Complementaire zorg wordt in de palliatieve zorg vooral
toegepast om ontspanning te bieden en welbevinden te bevorderen en kan
dus geïndiceerd zijn bij bijvoorbeeld:
 pijn
 misselijkheid
 slaapproblemen
 spanning en onrust
 angst
 sombere stemming
In veel gevallen ontbreekt onderbouwing om duidelijk aan te kunnen geven
welke interventie de voorkeur heeft bij een bepaalde indicatie. Daarom zal
vooralsnog de keuze voor een interventie bepaald worden door de
voorkeur en/of ervaring van de patiënt, de beschikbare kennis en ervaring
van de betrokken hulpverleners en de mogelijkheden in de zorginstelling of
zorgsituatie. Een complementaire interventie kan worden ingezet op
verzoek van de patiënt of de mantelzorg, maar ook op initiatief van de
betrokken hulpverleners zelf, als zij vermoeden dat dit het welbevinden
van de patiënt kan verbeteren.
Sommige vormen van CZ worden ook in combinatie met elkaar gebruikt,
zoals bijvoorbeeld massage met een specifieke etherische olie.
De vier in deze richtlijnen beschreven vormen van CZ zijn veilig, maar
vragen wel aanvullende scholing en praktijkervaring.
Onderbouwing
Er is in Nederland nog weinig onderzoek gedaan naar CZ. Het Van Praag
Instituut is betrokken bij verschillende studies naar het effect van geleide
visualisatieoefeningen in stressvolle omstandigheden, waaronder
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 6
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
(oncologische) chirurgie en chemotherapie. Het NIVEL heeft een
uitgebreide studie afgerond naar de effecten van snoezelen (actieve
prikkeling van de zintuigen door middel van diverse methodes) waarbij ook
gebruik wordt gemaakt van ontspanningsoefeningen, massage en
etherische oliën (Van Weert 2004). Door het Helen Dowling Instituut en de
Stichting MAIA zijn studies verricht naar de invloed van aromatherapie en
massage bij verpleeghuisbewoners (Van Wijk 2001; Kieviet 2003). Het
Helen Dowling Instituut verrichtte ook onderzoek naar ontspannende
massage op de kwaliteit van leven van kankerpatiënten in de palliatieve
fase (Schoolmeesters 2001; Schell 2002).
In het algemeen geldt echter dat de meeste van de beschreven
interventies, ook internationaal, nog beperkt onderwerp zijn geweest van
wetenschappelijk onderzoek. Toch neemt het aantal studies snel toe. Met
name in de Verenigde Staten, waar zowel de overheid als particuliere
instituten en zorginstellingen onderzoek naar CAM stimuleren, worden
uitgebreide studies gedaan naar het gebruik van CAM en de (kosten)effectiviteit ervan. Het Amerikaanse National Center for CAM (NCCAM) is
een belangrijk kenniscentrum op dit gebied.
Hoewel de evidentie de afgelopen jaren is toegenomen, is er op dit
moment nog beperkt bewijs beschikbaar betreffende de werkzaamheid
van de verschillende complementaire interventies. De gegevens en
adviezen berusten deels op onderzoek en deels op praktische ervaring
Bij elke in deze richtlijnen beschreven interventie zal literatuur worden
vermeld en waar mogelijk aangegeven worden in hoeverre er
wetenschappelijke evidentie is voor effectiviteit in de palliatieve zorg.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 7
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
Klassieke massage
Inleiding
Klassieke massage is het stimuleren van de huid en onderliggende
weefsels waarbij in verschillende mate manuele druk wordt uitgeoefend.
Massage wordt toegepast ter verlichting en afleiding van diverse door de
patiënt ervaren klachten en ter bevordering van ontspanning, welbevinden
en/of rust.
Massage leidt tot een verminderde overdracht van pijnsignalen en heeft
een lokaal effect met als gevolg spierontspanning en een verbeterde
doorbloeding. Daarnaast heeft massage een algemeen effect. Het leidt tot
daling van het hartritme, de ademhaling en de bloeddruk. Er treedt zowel
een fysiologische als een subjectieve ontspanning op, hetgeen een positief
effect heeft op de klachtenbeleving van de patiënt. In de praktijk blijkt dat
de veranderde beleving van de klachten leidt tot het doorbreken van een
vicieuze cirkel. Bij pijn is er bijvoorbeeld vaak een wisselwerking tussen
pijn, angst en (spier)spanning. Pijn roept reacties op van angst en
(spier)spanning. Deze reacties versterken op hun beurt weer de pijn. Door
de (spier)ontspanning als gevolg van de massage kan deze vicieuze cirkel
doorbroken worden.
In het algemeen wordt, fysiologisch gezien, een optimaal effect bereikt na
een massage van 10 minuten. Een subjectief gevoel van ontspanning kan
al bereikt worden na een massage van 3 minuten. Over de duur van het
effect is weinig bekend, dit is nogal wisselend en is onder andere
afhankelijk van de lokalisatie en intensiteit van de klacht en de conditie van
de patiënt. De lichaamsgebieden waar de massage het meest wordt
toegepast zijn de rug, de voeten, de handen en het gezicht.
Eenvoudige massagetechnieken zijn gemakkelijk aan te leren door de
naasten van de patiënt. Als voorbeeld hiervan wordt in deze richtlijn
voetmassage verder uitgewerkt (zie verder). Dit is van belang voor de
patiënt, omdat hij dan niet altijd afhankelijk is van een professionele
hulpverlener. Maar daarnaast is het ook van belang voor de naasten
omdat zij de patiënt daadwerkelijk kunnen ondersteunen waardoor
gevoelens van machteloosheid kunnen afnemen. Bovendien kan massage
als uiting van lichamelijk contact van grote waarde zijn, vooral (maar niet
uitsluitend) wanneer de patiënt niet meer in staat is tot verbale
communicatie of wanneer ‘alles al gezegd is’.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 8
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
Casus
Mevrouw M., 53 jaar oud, heeft een gemetastaseerd carcinoïd. Zij heeft
klachten van misselijkheid en braken ten gevolge van een ileus. Tevens
maakt ze een gespannen indruk en slaapt slecht. De medicamenteuze
behandeling van de misselijkheid heeft nog onvoldoende effect. Ter
ondersteuning van de behandeling en vanwege de slaapproblemen wordt
voetmassage aangeboden door de verpleegkundige. Hoewel mevrouw M.
niet direct enthousiast is, stemt ze toch toe. Tijdens de eerste
voetmassage is aan haar gezicht te zien dat ze zich ontspant, mevrouw M.
zegt zich ook slaperig te voelen. Gezien deze ervaring wordt de
voetmassage ’s avonds gegeven en overdag alleen als de misselijkheid
toeneemt en mevrouw M. daar om vraagt. Mevrouw M. geeft aan dat door
de voetmassage de vicieuze cirkel van misselijk zijn en beroerd voelen
doorbroken is. Het contact wordt meer open en ze bespreekt haar angsten
en zorgen. Ze vraagt of er een mogelijkheid is om ook thuis voetmassage
te krijgen. Het blijkt dat de dochter van mevrouw M. graag wil leren hoe zij
een voetmassage kan geven. De dochter krijgt instructie en onder leiding
van de verpleegkundige leert zij de voetmassage toepassen. De laatste
dagen voor ontslag krijgt mevrouw M., als zij daar behoefte aan heeft, een
voetmassage van haar dochter.
Indicaties en contra-indicaties
Indicaties voor klassieke massage zijn:
 pijn
 misselijkheid
 slaapproblemen
 spanning en onrust
 angst
 sombere stemming
Absolute contra-indicaties voor klassieke massage zijn:
 extreme angst en/of ernstige onrust
 toename van de klacht tijdens de massage
 lokale factoren op de te masseren plaats: allodynie, wonden, infectie,
metastasen, trombose, infuus e.d.
Relatieve contra-indicaties zijn:
 polyneuropathie van de te masseren ledemaat
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 9
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
 lymfoedeem
Uitvoering
De massage wordt in eerste instantie uitgevoerd door een professionele
hulpverlener die hierin ervaring heeft. In de meeste situaties zal dit een
fysiotherapeut of een verpleegkundige zijn. Een eenvoudige massage is
na goede instructie overdraagbaar aan (andere) verpleegkundigen en
verzorgenden, maar ook aan de naasten van de patiënt. Aandacht voor
privacy en intimiteit is belangrijk. Voor de patiënt moet de massage
gewenst zijn en degene die de massage toepast moet zich er prettig bij
voelen.
Massage van voet, nek, hand, hoofd en rug kan de klachten van de patiënt
verlichten. Na 3 minuten masseren is in de meeste gevallen het effect van
de massage merkbaar. Massage van de voet is vaak het minst bedreigend
en praktisch goed en eenvoudig uitvoerbaar. Voor de rug geldt dat het
insmeren van de rug met lotion, aansluitend aan de lichamelijke
verzorging, al een eenvoudige massage is en weldadig kan zijn voor de
patiënt.
Eenvoudige strijkbewegingen (effleurage) vanuit de klassieke massage
zijn te gebruiken. Als voorbeeld wordt de voetmassage beschreven. De
technieken die hierbij gebruikt worden en de opbouw van de massage
kunnen ook gehanteerd worden bij de massage van de hand, het hoofd of
de rug. Belangrijk is rekening te houden met de vitaliteit van de patiënt:
hoe geringer de energie, hoe zachter de aanraking.
Hulpmiddelen
Bij de massage kunnen lotion en neutrale massageolie gebruikt worden
om de wrijving tijdens de massage te verminderen. Massage wordt ook
vaak gecombineerd met een etherische olie (zie verder), waarbij
aangenomen wordt dat deze de werking van massage versterkt. Diverse
kussens en rollen kunnen gebruikt worden voor een optimale positionering
tijdens de massage. Verder kan gebruik gemaakt worden van warme
handdoeken om de voet mee af te dekken na de massage.
Algemene werkwijze
 Inventariseer vooraf waarom en voor welke klacht(en) de patiënt
gemasseerd wil worden en bespreek de verwachtingen.
 Geef uitleg over de aard en de plaats van de massage.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 10
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
 Zorg voor privacy tijdens de massage.
 Ondersteun de patiënt bij het zoeken naar een comfortabele houding,
denk hierbij ook aan het verwijderen van knellende kleding.
 Bij massage van de voet: plaats een kussen onder de knieën van de
patiënt en een handdoek aan de achterzijde van het been net boven de
hiel, zodat de voet vrij ligt.
 Bij massage van hoofd en nek: zorg voor een comfortabele stoel/bed
voor de patiënt.
 Bij massage van voet of hand: masseer bij voorkeur beide
voeten/handen.
 Gebruik neutrale massageolie of lotion. Een eventuele keuze voor een
etherische olie dient aan te sluiten bij het doel van de massage Zorg dat
eventueel te gebruiken olie of lotion op lichaamstemperatuur is. Verdeel
dit over beide handen.
 Aandachtspunten voor de houding van de hulpverlener:
- Zit rechtop met de voeten op de grond.
- Adem enkele keren rustig in en uit voor het starten van de massage.
- Houd de schouders laag.
 Masseer geconcentreerd in een rustig tempo en stem de druk af op de
wens van de patiënt.
 Masseer gedurende 3-10 minuten (bij voetmassage per voet).
 Observeer de algemene toestand en het comfort van de patiënt tijdens
de massage.
 Beëindig de massage als de klachten toenemen of de patiënt aangeeft
de massage als onaangenaam te ervaren.
 Adviseer de patiënt aan het einde van de massage nog even rust te
nemen en dek het massagegebied af met een warme handdoek.
 Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast
en het ervaren effect.
 De frequentie en duur van de toepassing zijn afhankelijk van het
optreden van de klacht, de duur van het effect van de interventie en de
wens van de patiënt.
 Ga na in hoeverre bij de naasten van de patiënt de wens bestaat zelf de
interventie uit te voeren.
 Indien de naaste van de patiënt de interventie wil aanleren en de
patiënt hiermee akkoord gaat, maak dan afspraken over overdracht van
kennis en vaardigheden en noteer dit in het zorgdossier.
 Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 11
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
aan collega’s, andere betrokken hulpverleners en/of (indien gewenst)
mantelzorgers.
Voetmassage (voorbeeld)
 Omvat de eerste voet met beide handen en houd deze gedurende een
halve minuut vast, terwijl een lichte druk gegeven wordt.
 Voer hierna op- en neergaande strijkbewegingen uit van de hiel naar de
tenen, waarbij druk uitgeoefend wordt op de voetzool.
 Masseer in een rustig tempo en stem de druk af op wat de patiënt als
prettig ervaart.
 Vervolg met het masseren van de voetzool. Ondersteun met de
binnenkant van de hand de hiel van de voet. Steun de rug van de voet
met de binnenkant van de andere hand en geef hiermee tegendruk
wanneer met de duim van deze hand een drukkende en eventueel licht
cirkelende beweging over de gehele voetzool wordt gemaakt. Begin bij
de bal van de voet en eindig bij de hiel. Doe dit in een rustig tempo.
 Hierna volgen weer enige strijkbewegingen zoals beschreven.
 Sluit tenslotte de massage af met het wederom omvatten van de voet
met beide handen gedurende korte tijd.
 Bedek de gemasseerde voet met een warme handdoek en masseer
vervolgens de andere voet.
Onderbouwing
Er is beperkt onderzoek verricht naar het effect van massage bij patiënten
met een levensbedreigende ziekte. Meestal betrof het onderzoek bij
patiënten met kanker, zowel in de curatieve als in de palliatieve fase. De
studies zijn in het algemeen verricht bij geringe aantallen patiënten en van
matige
methodologische
kwaliteit.
Een
recent
gepubliceerd
gerandomiseerd onderzoek (Kutner 2008) bij 380 patiënten met een
vergevorderd stadium van kanker liet kortdurende effecten van massage
op pijn en stemming zien.
Een Cochrane review (Fellowes 2004) en andere reviews (Pan 2000,
Vickers 2001, Lafferty 2006, Wilkinson 2008, Myers 2008, Ernst 2009)
lieten overwegend (vaak kortdurende) effecten van massage zien op pijn,
spanning/distress, angst en in mindere mate op misselijkheid en
slaapproblemen. Studies over het effect van massage op somberheid
lieten tegenstrijdige effecten zien. Op basis van de literatuur zijn geen
conclusies te trekken over het effect van massage op andere klachten en
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 12
410
411
problemen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 13
412
413
Niveaus van bewijsvoering
Invloed van massage op:
Pijn
2
Cassileth 2004, Ernst 2009,
Fellowes 2004, Grealish 2000,
Kutner 2008, Lafferty 2006, Myers
2008, Pan 2000, Post-White 2003,
Smith 2002, Stephenson 2000,
Taylor 2003, Weinrich 1990, Wilkie
2000, Wilkinson 2008
Misselijkheid
2
Ahles 1999, Cassileth 2004,
Grealish 2000, Billhult 2007,
Wilkinson 2008
Slaapproblemen
2
Smith 2002, Soden 2004
Spanning/distress/stemming
2
Ahles 1999, Ernst 2009, Kutner
2008, Lafferty 2006
Angst
2
Ahles 1999, Ernst 2009, Fellowes
2004, Campeau 2007, Cassileth
2004, Hernandes-Reif 2004,
Lafferty 2007,Myers 2008, PostWhite 2003, Smith 2002,
Stephenson 2000, Wilkinson 1999
en 2008
Somberheid
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
Niveau van
Referentie(s)
bewijsvoering
4
Wel effect: Cassileth 2004, Ernst
(tegenstrijdige 2009, Hernandes-Reif 2004,
resultaten)
Soden 2004
Geen effect: Ahles 1999, Billhult
2007, Corner 1995
Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee
gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit.
Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische
onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere
vergelijkende onderzoeken.
Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend
onderzoek.
Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 14
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
Toepassen van etherische oliën
Inleiding
Etherische oliën zijn uit plantenmateriaal gewonnen oliën, die een aantal
kenmerken bezitten. Zij zijn geurend, vluchtig, lipofiel, geconcentreerd en
bestaan uit zeer kleine moleculen. Deze kenmerken hebben gevolgen voor
gebruik en werking van de oliën. Er is veel plantenmateriaal nodig om een
etherische olie te verkrijgen; dit maakt ze dan ook kostbaar. De oliën
worden meestal door destillatie gewonnen uit het deel van de plant dat de
meeste etherische olie bevat: de bloem, bladeren, wortels, zaden, vrucht,
schors, hout of hars van de plant. Een aantal oliën wordt op een andere
wijze gewonnen, bijvoorbeeld door persing of met behulp van een
oplosmiddel. De oliën hebben een complexe samenstelling. Zo zijn in de
etherische olie van de roos meer dan 300 verschillende chemische stoffen
gevonden.
Het werken met etherische oliën, ook wel essentiële of aromatische oliën
genoemd, is een complementaire interventie die steeds meer wordt
toegepast door hulpverleners, patiënten en mantelzorgers.
Geuren spelen een belangrijke rol in de waardering van onze omgeving.
Ze zijn via ons limbische systeem verbonden met emoties en
herinneringen en hebben via deze weg invloed op vegetatieve functies
(spiertonus, ademhaling, bloeddruk en hartslag). Geur kan eveneens een
rol spelen in spirituele processen; in vrijwel elke godsdienst worden
reukstoffen gebruikt.
Onaangename geuren worden vaak geassocieerd met gebrek aan
hygiëne, verrotting en ziekte. Bij sterk geurende oncologische wonden kan
de patiënt sterk belemmerd zijn in zijn sociaal functioneren. Het creëren
van een aangename geur kan in een dergelijke situatie de kwaliteit van
leven vergroten.
Juist bij patiënten in de palliatieve fase is het erg belangrijk om zorgvuldig
een bij de patiënt passende geur uit te zoeken. De patiënt kan een
veranderd geur- en smaakpatroon krijgen door behandeling met
bijvoorbeeld chemotherapie of bestraling. Het is van belang om voldoende
te variëren in geuren en er zorg voor te dragen dat de patiënt deze niet
met onaangename situaties gaat associëren, zoals toediening van
cytostatica. In de palliatieve en terminale zorg is het creëren van een
aangename omgeving soms één van de weinige dingen die we nog
kunnen doen. Een geliefde geur kan de patiënt en de familie ondersteunen
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 15
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
in de laatste fase van het leven en het stervensproces.
Elke etherische olie heeft een eigen werking op lichamelijk en psychisch
gebied. Daarnaast zijn alle etherische oliën desinfecterend.
Etherische oliën worden opgenomen via de huid, slijmvliezen en
luchtwegen. Opname in de huid wordt vergroot door warmte,
aanwezigheid van water, een vloeibare basisolie en het afdekken van de
huid na opbrengen. Etherische oliën worden meestal toegepast in
massageolie voor ontspannende massages, maar daarnaast ook in baden,
kompressen,
door
middel
van
inhalatie
en
in
lichaamsverzorgingsproducten als bodylotions, zalven en dergelijke.
Doordat er zoveel verschillende toepassingsmogelijkheden zijn, kan
rekening worden gehouden met de conditie en voorkeur van de patiënt. De
verschillende toepassingen dragen bij aan het gevoel van comfort en
welbevinden.
Patiënten blijken door massage met etherische olie ontspanning, troost en
bekrachtiging te vinden. Patiënten geven aan de non-verbale
communicatie door aanraking te waarderen. Massage met etherische olie
kan een bijdrage leveren om hen door een moeilijke periode heen te
helpen en er toe bijdragen de negatieve effecten van de behandeling te
verdragen. Door toepassing van etherische olie kan ook verbetering van
diverse klachten optreden, met name van spanning, onrust, angst en
somberheid. De laatste jaren is er meer aandacht voor de helende
eigenschappen van de omgeving (healing environment). Verdamping van
een prettige etherische olie kan daar een bijdrage aan leveren.
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
Casus
Mevrouw M. is een jonge vrouw van 32 jaar. Zij is gehuwd en heeft twee
kleine kinderen. Mevrouw is behandeld voor een sarcoom van de hals met
chemotherapie. Zij is nu opgenomen voor pijnbestrijding vanwege
doorgroei van de tumor. Op dit moment wordt mevrouw behandeld met
subcutane infusie met morfine.
In de nachtdienst geeft mevrouw aan het niet meer te zien zitten; er zijn
problemen thuis met de kinderen, de opvang loopt niet goed en de pijn
vindt ze ondraaglijk.
Er wordt aangeboden een voetmassage ter ontspanning te doen. Mevrouw
stemt hierin toe. Tijdens het begin van de massage heeft mevrouw een
flinke huilbui en kan over alle problemen praten die ze ervaart. Daarna
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 16
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
wordt ze wat rustiger. De verpleegkundige probeert haar op de
ademhaling te laten letten waardoor de aandacht afgeleid wordt. De
onderbenen worden ook mee gemasseerd met lavendel (een rustgevende
olie) opgelost in amandelolie, waardoor de huid verzorgd wordt. Op de
pijnlijke hals wordt een hotpack gelegd waar een sloopje omheen gaat met
een paar druppels lavendelolie. Na ruim een half uur massage soest
mevrouw weg. Mevrouw heeft een paar uur geslapen, wat voor haar al
bijzonder is omdat ze de afgelopen nachten wakker heeft gelegen. Er
wordt een zorgvraag geformuleerd in het dossier over deze problemen,
waarbij de voetmassage als aanvullende interventie wordt gegeven. De
voetmassage wordt de volgende dagen aan het begin van de nacht
gegeven, waardoor mevrouw een betere nachtrust heeft.
Soorten oliën
Etherische oliën worden in principe nooit puur op de huid gebruikt. Bij
massageolie en lichaamsolie wordt de olie vermengd met een basisolie
(zie verder). Bij baden wordt de olie vermengd met een emulgator. De in
deze richtlijn genoemde etherische oliën zijn slechts enkele suggesties
vanuit kennis en ervaring van oncologieverpleegkundigen en
aromatherapeuten. In de natuur bestaat een schat aan etherische oliën. Er
zijn talloze mogelijkheden, waardoor de behandeling afgestemd kan
worden op de situatie en de voorkeur van de individuele patiënt.
Veel gebruikte etherische oliën
 Lavendula Angustifolia/Lavendula Vera /Lavendula Officinalis (echte
lavendel)
Toepassing op de huid: verzorgend, herstellend, pijnstillend,
krampstillend, ontsmettend, ontstekingsremmend.
Verdamping: sedatief, kalmerend, slaapverwekkend, pijnstillend,
geurverdrijvend, desinfecterend.
Contra-indicatie: lage bloeddruk.
 Citrus Sinensis var. Dulcis / Citrus Aurantium var. Dulcis (zoete
sinaasappel)
Toepassing op de huid: verzachtend, herstellend, ontsmettend,
kalmerend voor de spijsverteringsorganen.
Verdamping: kalmerend, stemmingverbeterend.
NB. De olie van de bittere sinaasappel (var. Amara) kan verkleuringen
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 17
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
geven op de huid bij blootstelling aan zonlicht na toepassing op de huid.
De zoete sinaasappel (var. Dulcis) kent dit probleem niet.
 Rosa Damascena (damastroos of Bulgaarse roos)
Toepassing op de huid: verzorgend, herstellend, pijnstillend,
desinfecterend.
Verdamping: sedatief, troostend, geurverdrijvend.
 Citrus limon (Citroen)
Toepassing op de huid: koortsverlagend (koude kompressen),
ontstekingsremmend, samentrekkend, verfrissend.
Verdamping:
opwekkend,
concentratieverhogend,
verfrissend,
desinfecterend, stimuleert de eetlust, vermindert misselijkheid.
NB. Citroenolie kan verkleuringen geven op de huid bij blootstelling aan
zonlicht binnen 12 uur na toepassing op de huid.
 Cymbopogon Citratus (Lemongrass)
Op de huid: bij patiënten met kwetsbare huid niet gebruiken, aangezien
de olie op gevoelige huid irritatie kan geven.
Verdamping: geurverdrijvend, opwekkend, desinfecterend.
Veel gebruikte basisoliën
Een massage- of lichaamsolie bestaat uit een basisolie met een paar
druppels etherische olie. Als basisolie kan worden gebruikt:
 Amandelolie (Prunus Amygdalus var. Dulcis): een geurloze olie die
makkelijk te vermengen is met etherische olie en geschikt is voor elk
huidtype. De olie is verzachtend en vochtinbrengend.
Er kan ook een mengsel worden gemaakt met een combinatie van de
volgende oliën:
 Jojoba-olie (Simmondsia Californica): een verfijnde olie (eigenlijk een
was). Jojoba-olie is verzachtend en beschermt de huid. Bij een
beschadigde huid door chemotherapie of radiatie kan Jojoba-olie
gebruikt worden.
 Calendula-olie of maceraat (Calendula Officinalis): een maceraat
(aftreksel) van goudsbloemen in zonnebloem-, soja- of olijfolie. Deze
olie heeft een sterk verzorgende, helende werking op de huid.
Calendula-olie wordt gebruikt op een kwetsbare of beschadigde huid.
Veiligheid
De doseringen die in deze richtlijn gegeven worden zijn zeer laag. Een
huidreactie
(irritatie
of
sensibilisatie)
kan
echter
bij
elk
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 18
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
huidverzorgingsproduct optreden. Als een huidreactie (roodheid, jeuk, pijn,
warmte, zwelling) optreedt na toepassing op de huid, wordt de huid met
water en zeep gewassen. Daarna wordt de huid met pure amandelolie of
Calendulazalf verzorgd. In het dossier van de patiënt moet dan vermeld
worden dat er een overgevoeligheid bestaat voor de desbetreffende olie.
Bij patiënten die bekend zijn met overgevoeligheid kan een huidtest
gedaan worden voor gebruik van een olie. Hiertoe moet een kleine
hoeveelheid olie (in de gebruikelijke concentratie) in de elleboogplooi
gesmeerd worden en na 24 uur beoordeeld worden of een reactie is
opgetreden.
Etherische oliën mogen nooit inwendig of onverdund gebruikt worden. Ze
moeten op een donkere, koele plaats bewaard worden De houdbaarheid
na opening is over het algemeen een jaar; voor citrusoliën is dit een half
jaar. Ze zijn gemakkelijk ontvlambaar en dienen op afstand van vuur
bewaard en gebruikt te worden.
Er zijn veel verschillende merken en kwaliteiten etherische oliën op de
markt. Voor gebruik in de gezondheidszorg is het van belang een
kwalitatief hoogstaand product te gebruiken. Bij aankoop van etherische
oliën moet op het volgende gelet worden:
 Gebruik een bekend merk. Let op de Latijnse naam van de olie. Er dient
een charge- of lotnummer op het etiket te staan.
 Koop onverdunde etherische olie en verdun deze zelf.
 Gebruik bij voorkeur ecologische oliën. Hierin zitten geen resten van
bestrijdingsmiddelen. Dit geldt ook voor de draag- of basisoliën.
 Basisoliën dienen koudgeperst te zijn.
Indicaties en contra-indicaties
Kennis over de werking van de oliën berust onder meer op kennis van de
bestanddelen ervan en de ervaring van aromatherapeuten. Er zijn heel
veel verschillende etherische oliën met elk een eigen werking op
lichamelijk en psychisch gebied. Dikwijls kan aan meerdere indicaties
tegelijk gewerkt worden met één olie. De keuze voor een bepaalde olie en
toepassingsmethode wordt altijd in overleg met de patiënt gemaakt. Hierbij
speelt ook de subjectieve waardering van de geur een rol. Weerstand
tegen de geur van een bepaalde olie is een contra-indicatie voor
toepassing.
Bij
een
aantal
indicaties
kunnen
verschillende
toepassingsmethodes gebruikt worden. Daarnaast kent iedere
toepassingsmethode nog een aantal specifieke indicaties.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 19
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
Indicaties zijn:
 spanning en onrust
 angst
 sombere stemming
 vermoeidheid
 pijn
 kortademigheid (inhalatie)
 misselijkheid
 obstipatie (massage met etherische olie)
 circulatiestoornissen (massage, hand- voet- of ligbaden)
 droge, gevoelige en/of beschadigde huid (huidverzorging)
 onaangename geuren (lichaamsverzorging, verdamping)
 slaapproblemen
 isolement, eenzaamheid (massage met etherische olie)
Contra-indicatie bij alle toepassingen:
 weerstand tegen (specifieke) geuren
Contra-indicaties voor gebruik op de huid:
 aangetoonde allergie voor een van de bestanddelen van de olie
 extreem gevoelige huid (bijv. tijdens of na bestraling)
Bij andere dan de genoemde oliën kunnen specifieke contra-indicaties
gelden voor bepaalde patiëntengroepen. Dit moet altijd in de literatuur
gecheckt worden. Hiervoor kan o.a. de referentie van Tisserand (1995, zie
literatuurlijst) gebruikt worden. Bij astma- (en in mindere mate ook bij
COPD-)patiënten kunnen klachten verbeteren, maar ook verergeren bij het
gebruik van etherische oliën door verdamping. Door observatie en overleg
met de patiënt kan een goede keuze gemaakt worden.
Bij massage met etherische olie gelden tevens de contra-indicaties die
genoemd zijn bij de Richtlijn Klassieke massage.
Er dient bij de toepassing van de olie ook rekening gehouden te worden
met eventuele contra-indicaties van de hulpverlener. Bij zwangerschap
van de hulpverlener wordt in het eerste trimester regelmatig gebruik van
dezelfde etherische olie afgeraden. Neem bij twijfel contact op met een
geaccrediteerd aromatherapeut.
Uitvoering
Achtereenvolgens worden de volgende toepassingen van etherische oliën
beschreven:
 huidverzorging en massage met etherische olie
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 20
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
 hand-, voet- of ligbaden
 lichaamsverzorging
 inhalatie
Als voorbeeld hoe men deze oliën in de praktijk precies toepast wordt het
gebruik van een etherische olie bij de huidverzorging en massage verder
uitgewerkt. Andere toepassingsvormen kunnen worden geleerd in (bij)scholingen.
Huidverzorging en massage met etherische olie
Door de behandeling, de ziekte en het ziekenhuismilieu is de huid dikwijls
gevoelig en droog. Extra verzorging met een lichaamsolie kan de conditie
van de huid verbeteren. Een milde huidolie is ook goed toe te passen op
de bestraalde huid of de hoofdhuid na haarverlies.
Door de keuze van de etherische olie en basisolie kan de huid extra
verzorgd of verfrist worden. Door de prettige geur en de zachte aanraking
wordt het welbevinden bevorderd. Familie en andere naasten kunnen deze
taak vaak ook uitvoeren.
Hulpmiddelen
 flesje van 100 of 10 ml basisolie naar keuze
 flesjes etherische olie
 etiket
 bij massage: kussens, massagerol, warme handdoeken
Werkwijze
 Inventariseer voor welke indicatie(s) de olie gebruikt gaat worden.
 Kies 2 of 3 mogelijke etherische oliën voor de gesignaleerde indicaties.
Let op mogelijke contra-indicaties voor gebruik van één van de oliën.
 Geef voorlichting aan de patiënt over de basisolie en de etherische olie,
de toepassing en het gewenste resultaat.
 Laat de patiënt de keuze maken voor één etherische olie.
 Druppel 20 druppels etherische olie in een flesje van 100 ml (1%
oplossing); er kan bij eenmalig gebruik ook gekozen worden voor het
maken van een kleinere hoeveelheid olie. De concentratie blijft
hetzelfde: twee druppels etherische olie op 10 ml basisolie (1%
oplossing).
 Doe de dop op het flesje en schudt het flesje voorzichtig enkele malen.
 Schrijf een etiket met de naam van de patiënt, de naam van de
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 21
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726









etherische olie, het aantal gebruikte druppels, de naam van de basisolie
en totale hoeveelheid en de houdbaarheidsdatum.
Plak het etiket op het flesje.
Zorg voor privacy en rust op de kamer. Ontbloot het lichaamsdeel.
Smeer de huid zachtjes in met de gekozen olie. Maak langzame
strijkingen.
Observeer de reactie van de patiënt.
Bij massage: zie voor de uitvoering de Richtlijn Klassieke massage. Het
accent ligt hierbij op de strijkingen.
Het lichaamsdeel moet na de massage of huidverzorging afgedekt
worden met warme handdoeken. Zo trekt de olie goed in en wordt de
ontspannende werking verlengd.
Help de patiënt in een comfortabele houding en laat hem of haar een
kwartier rustig zitten of liggen.
Evalueer met de patiënt hoe deze de interventie heeft ervaren.
Noteer in het dossier: gebruikte olie, wijze van toepassen en frequentie,
ervaring van de patiënt, geobserveerde effecten.
Hand-, voet- of ligbaden
Hand- of voetbaden kunnen gegeven worden ter ontspanning of voordat
men een hand- of voetmassage gaat geven. Door het geven van een
warm bad wordt de circulatie bevorderd. Etherische oliën kunnen ook in
een ligbad gebruikt worden. Door de warmte van het water wordt de olie
verdampt. Opname van de etherische olie vindt tijdens een bad zowel via
de huid als via de luchtwegen plaats. Bij baden wordt altijd een
(natuurlijke) emulgator gebruikt omdat de olie op water blijft drijven.
Lichaamsverzorging met etherische olie
Soms is een patiënt zo moe of zwak of ervaart zoveel pijn, dat een
massage of bad met etherische olie teveel vraagt. Tijdens de lichamelijke
verzorging kan dan toch gebruik gemaakt worden van een etherische olie
om het welbevinden van de patiënt te bevorderen. Door de gebruikelijke
verzorging van de patiënt op bed met waskommen en zeep droogt de huid
dikwijls uit. Door gebruik van melkproducten, honing of neutrale badolie als
emulgator wordt de huid juist gevoed. Door de keuze van de etherische
olie kan de huid extra verzorgd of verfrist worden.
Inhalatie door verdamping
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 22
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
Etherische oliën zijn zeer vluchtig: zij verdampen spontaan in de lucht.
Inademing van etherische oliën kan aangenaam zijn in verschillende
situaties. Een aangename geur in de kamer is prettig voor patiënt en
naasten. Het is aan te raden de verdamping intermitterend te gebruiken
om overprikkeling te voorkomen.
Er zijn verschillende manieren om dit te doen. In het kader van deze
richtlijn worden twee methodes besproken:
 verdamping op een aromasteentje of tissue
 verdamping met een elektrische aromastone of aromastream
De methode met het aromalampje met een waxinelichtje is in de meeste
instellingen in verband met brandgevaar niet toegestaan. In de
thuissituatie kan dit wel een goede methode zijn.
Een aromasteentje is een klein poreus aardewerken steentje met een
holte waarin de olie gedruppeld kan worden. De olie wordt opgenomen in
het aardewerk en verdampt langzaam. Voor elke etherische olie moet een
ander steentje gebruikt worden om te voorkomen dat de geuren zich
vermengen. Aromasteentjes zijn geschikt om te gebruiken bij een
individuele patiënt. Eventueel kunnen zij ook in de kleding (jaszakje)
gedragen worden. Een druppel etherische olie op een tissue is een
alternatief voor het aromasteentje. Etherische olie wordt nooit op het
kussen of op de kleding van de patiënt gedruppeld om aanraking met de
huid en vlekken te voorkomen.
Een aromastone is een geglazuurde aardewerken schotel, met daaronder
een elektrisch verwarmingselement. Door milde verwarming verdampt de
etherische olie. Doordat de temperatuur constant wordt gehouden is er
geen brandgevaar.
Een aromastream is een apparaat waarmee koude verdamping kan
worden verkregen. Op een filter wordt etherische olie gedruppeld. Door
een ventilator wordt de etherische olie in de lucht verspreid. Voor elke
etherische olie moet een apart filter gebruikt worden.
De aromastone en aromastream verspreiden de geur door de hele ruimte.
Zij zijn geschikt om een aangename sfeer te creëren en onaangename
geuren te verdrijven. Vooral lemongrass en citroen verdrijven
onaangename geuren goed, maar ook lavendel kan hiervoor gebruikt
worden. Omdat etherische oliën bij voorkeur worden afgestemd op het
individu zijn deze apparaten niet te gebruiken op meerpersoons
patiëntenkamers. De aromastream kan zonder toezicht worden gebruikt.
Etherische olie wordt nooit op het kussen of op de kleding van de patiënt
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 23
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
782
783
784
785
786
787
788
789
790
791
792
793
794
795
796
797
798
799
800
801
802
gedruppeld om aanraking met de huid en vlekken te voorkomen.
Onderbouwing
Etherische oliën worden steeds meer gebruikt in de gezondheidszorg. Het
gebruik van verschillende oliën wordt in de praktijk voornamelijk op
klinische ervaring gebaseerd, hoewel er steeds meer kennis is over de
bestanddelen van de oliën en effecten van etherische oliën bij gezonde
personen. In de gezondheidszorg is vooral onderzoek gedaan naar de
effecten van het gebruik van etherische oliën in massage en de laatste
jaren ook bij verdamping.
De meeste onderzoeken kennen methodologische beperkingen. Vaak
worden er verschillende interventies gecombineerd. Voorbeelden zijn:
verdamping van olie met muziek of massage met aromatherapie. Hierdoor
valt niet vast te stellen wat de bijdrage is van elk van de verschillende
methoden. De onderzoekspopulaties zijn vaak klein en bovendien is door
de geur van etherische oliën een dubbelblinde opzet niet of nauwelijks te
verwezenlijken. Wilkinson (2008) geeft in een review van onderzoeken
naar de effecten van massage en aromatherapie bij patiënten met kanker
aan dat er vaak gebruik wordt gemaakt van verschillende etherische oliën.
Hierdoor is het moeilijk de resultaten te vergelijken. Bowers (2006)
concludeert in haar review van onderzoeken over aromatherapie in de
palliatieve zorg voor patiënten met kanker dat het patiënten blijkbaar goed
doet, maar dat de wetenschappelijke onderbouwing nog zwak is. Het doel
van aromatherapie ligt volgens haar vooral op het gebied van omgaan met
en verlichten van symptomen ten gevolge van stress door een body-mindspirit interactie.
Massage met etherische olie
Er zijn onderzoeken die aromamassage vergelijken met standaardzorg, en
onderzoeken die massage met etherische olie in een basisolie vergelijken
met massage met alleen basisolie. Verder zijn er onderzoeken zonder
controlegroep.
 Massage versus gebruikelijke zorg
Wilkinson (2007) onderzocht een groep van 288 kankerpatiënten, van
wie de helft 4 weken lang elke week een uur gemasseerd werd met
verschillende etherische oliën, terwijl de andere helft standaardzorg
ontving. De aroma-groep was op korte termijn (tot 2 weken na de
interventie) significant minder depressief en angstig. Dit verschil was 6
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 24
803
804
805
806
807
808
809
810
811
812
813
814
815
816
817
818
819
820
821
822
823
824
825
826
827
828
829
830
831
832
833
834
835
836
837
838
839
840
weken na de massages weer verdwenen. Aromatherapie had meer
effect op angst dan op depressie. Voor pijn, vermoeidheid, misselijkheid
en kwaliteit van leven werden geen verschillen gemeten. In een
onderzoek van Dunn (1995) bleek dat patiënten op een intensive care
unit die gemasseerd werden met etherische olie een betere stemming
hadden en minder angstig waren dan patiënten die geen behandeling
kregen of gemasseerd werden met een basisolie.
 Massageolie met of zonder etherische olie
Verschillende studies vergeleken massage met etherische oliën met
massage met een basisolie, meestal bij patiënten met kanker.
Wilkinson (1999) vond in beide groepen een verbetering van de
kwaliteit van leven, psychologisch functioneren en angst, maar er was
geen verschil tussen de aroma- en controlegroep.
Soden (2004) vond bij patiënten die gemasseerd werden met
lavendelolie verbetering van het slaappatroon op de lange termijn.
Chang (2008) paste een korte handmassage met een mengsel van
bergamot-, lavendel- en wierrookolie toe (5 minuten per hand) bij
patiënten in een hospice en vond significante verbetering ten opzichte
van de controlegroep in pijnscore en depressie.
 Studies zonder controlegroep
Een aantal kleine studies laten een verbetering zien van angst en
depressie (Corner 1995, Imanishi 2009, Kite 1998), vermoeidheid bij
terminale patiënten (Kohara 2004), en slapeloosheid (Kite 1998).
Op basis van het verrichte onderzoek lijkt massage met etherische oliën
met name effectief bij angst en somberheid.
Verdamping van etherische olie
Recent zijn enkele (kleine) onderzoeken gedaan naar de invloed van
verdamping van etherische oliën op stress bij belastende gebeurtenissen
als diagnostische onderzoeken, verbandwisselingen en doktersbezoek.
Hoya e.a. (2008) verdampten lavendel in de wachtkamer voor
gastroscopie als onderdeel van het creëren van een helende omgeving. In
de controlegroep namen angst en bloeddruk toe tot vlak voor het
onderzoek. In de aromagroep bleven angst en bloeddruk hetzelfde. In een
kleine pilotstudie van Kane (2004) verminderde verdamping van lavendel
de pijn na pijnlijke verbandwisseling. Zij suggereren dat starten met
verdampen vóór de verbandwisseling de pijn tijdens de wisseling wellicht
nog kan verminderen. In verschillende andere RCT's werd geen
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 25
841
842
843
844
845
846
verbetering van symptomen gevonden, hoewel patiënten vaak aangeven
het wel prettig te vinden. (Graham 2003, Holm 2008, Martin 2006,
Muzarelli 2006).
Niveaus van bewijsvoering
Invloed van massage met
etherische oliën op:
Niveau van
bewijsvoering
Referenties
Pijn
3
Chang 2008, Corner 1995, De
Valois 2001, Kite 1998, Wilkinson
1999
Slaapproblemen
3
De Valois 2001, Kite 1998, Soden
2004
Spanning, distress
2
De Valois 2001, Wilkinson 1995
3
Bowers 2006, Kite 1998,
Wilkinson 1999
2
Cooke 2000, Dunn 1995, Fellowes
2004, Wilkinson 1995 en 2007
3
Corner 1995, Imanishi 2009, Kite
1998, Louis 2002, Wilkinson 1999
2
Chang 2008, Dunn 1995,
Wilkinson 2007
3
Corner 1995, Kite 1998, Louis
2002, Wilkinson 1999
Andere indicaties
4
Geiger 2005 (postoperatieve
misselijkheid), Hiroyuki 2004
(vermoeidheid)
Invloed van inhalatie op:
Angst
4
Tegenstrijdige resultaten:
Wel: Hoya 2008
Niet: Graham 2003, Martin 2006,
Muzarelli 2006
Pijn
4
Tegenstrijdige resultaten:
Wel: Kane 2004
Niet: Holm 2008
Angst
Somberheid
847
848
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 26
849
850
851
852
853
854
855
856
857
858
859
Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee
gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit.
Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische
onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere
vergelijkende onderzoeken.
Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend
onderzoek.
Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 27
860
861
862
863
864
865
866
867
868
869
870
871
872
873
874
875
876
877
878
879
880
881
882
883
884
885
886
887
888
889
890
891
892
893
894
895
896
897
Ontspanningsoefeningen
Inleiding
Een toestand van ontspanning kenmerkt zich door de afwezigheid van (te)
hoge spierspanning en gevoelens van angst en spanning. Met
ontspanningsoefeningen kan deze toestand bereikt worden. Sommige
ontspanningsoefeningen hebben vooral een fysiek accent, andere meer
een psychisch/cognitief accent. Bij ontspanningsoefeningen speelt de
ademhaling een belangrijke rol.
Ontspanningsoefeningen worden toegepast in uiteenlopende stressvolle
situaties en blijken effectief te zijn in het verminderen van
spanningsklachten. Ze hebben als zodanig een algemeen gunstig effect
op het gevoel van welbevinden van de patiënt. Een korte oefening van 5
tot 20 minuten kan al effectief zijn. Verschillende studies hebben duidelijk
gemaakt dat het toepassen van ontspanningsoefeningen effectief is bij het
verminderen van symptomen bij patiënten in de palliatieve fase, onder
meer van misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie en van
slaapproblemen. Bij gebrek aan energie en vermoeidheidsklachten zijn
ontspanningsoefeningen eveneens behulpzaam. Daarnaast wordt ook een
gunstig effect gezien bij pijn. Dit effect wordt toegeschreven aan de
wisselwerking tussen pijn, angst en spierspanning. Pijn roept vaak reacties
op van angst en (spier)spanning. Deze reacties versterken op hun beurt
weer de pijn, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Door de verminderde
spierspanning als gevolg van ontspanningsoefeningen kan deze vicieuze
cirkel doorbroken worden. Daarnaast wordt de aandacht ook afgeleid van
de pijn, omdat in de oefening de aandacht op de ontspanning wordt
gericht.
Ontspanningsoefeningen kunnen in veel situaties met succes worden
toegepast. Vaak duurt het even voordat een patiënt resultaat ervaart. Er
dient herhaaldelijk geoefend te worden voor een optimaal resultaat. Ook
blijkt dat ontspanningsoefeningen niet voor alle patiënten even zinvol zijn.
Ontspanningsoefeningen met een fysiek accent zijn nauwelijks toepasbaar
bij
patiënten
met
veel
lichamelijke
klachten,
terwijl
ontspanningsoefeningen met een psychisch/cognitief accent minder
geschikt zijn voor patiënten die psychisch labiel zijn of een psychiatrische
voorgeschiedenis hebben. Daarnaast spelen ook persoonlijke voorkeuren
van de patiënt een rol.
Ontspanningsoefeningen vereisen een actieve inbreng van de patiënt.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 28
898
899
900
901
902
903
904
905
906
907
908
909
910
911
912
913
914
915
916
917
918
919
920
921
922
923
924
925
926
927
928
929
930
931
932
933
934
935
Voor het bereiken van een optimaal resultaat is het raadzaam eerst een
aantal keren te oefenen onder begeleiding van een deskundige
hulpverlener. Dat kan een psycholoog zijn of een fysiotherapeut, maar ook
daartoe geïnstrueerde artsen of verpleegkundigen kunnen deze rol
vervullen. Voor de meeste ontspanningsoefeningen zijn standaardteksten
beschikbaar, maar teksten kunnen ook aangepast worden aan de
specifieke situatie van de patiënt en zijn omgeving.
Voor een optimaal effect is het regelmatig in praktijk brengen van de
oefeningen raadzaam. Daarvoor wordt vaak gebruik gemaakt van CD’s of
MP3-bestanden. De oefeningen kunnen ingesproken zijn door een
vertrouwde persoon, zoals de hulpverlener die de patiënt heeft
geïnstrueerd, de partner of een ander dierbaar familielid. Ook zijn er
standaard CD’s verkrijgbaar, waarmee de patiënt eerst onder begeleiding
en daarna zelfstandig kan oefenen.
Van de meeste ontspanningstechnieken bestaat een uitgebreide en een
korte versie. Voor het aanleren en het oefenen wordt meestal de
uitgebreide versie gebruikt. Wanneer een patiënt een techniek beheerst,
kan veel sneller eenzelfde mate van ontspanning bereikt worden en
volstaat de korte versie.
De meeste ontspanningstechnieken kunnen in verschillende houdingen
worden toegepast: liggend of zittend, en soms ook staand en zelfs lopend.
Het is vooral van belang dat de patiënt zich in een voor hem comfortabele
houding bevindt, zonder knellende kleding of andere belemmeringen.
Wanneer de oefening liggend wordt toegepast, valt de patiënt nogal eens
in slaap. Indien het de bedoeling is dat de patiënt zichzelf leert te
ontspannen in situaties waarin hij of zij wakker is, verdient een zittende
houding de voorkeur.
Er kunnen drie soorten ontspanningsoefeningen worden onderscheiden:
 ontspanning via ademhalingsoefeningen
 ontspanning via fysieke activiteit (progressieve spierrelaxatie of PMR)
 ontspanning via cognitieve activiteit (autogene training, geleide
visualisatie)
Deze oefeningen worden hierna verder uitgewerkt.
Onderbouwing
Er is vrij veel onderzoek gedaan naar het effect van
ontspanningsoefeningen in diverse vormen en combinaties. De
onderzoekingen zijn echter erg heterogeen met betrekking tot de
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 29
936
937
938
939
940
941
942
943
944
945
946
947
948
949
950
951
952
953
954
955
956
957
958
959
960
961
962
963
964
965
onderzochte groepen (patiënten met niet levensbedreigende ziektes,
patiënten met kanker in de curatieve fase, patiënten met kanker in de
palliatieve fase, patiënten met COPD), de onderzochte problematiek
(fysieke klachten (tumor- of behandelingsgerelateerd), angst, spanning,
‘distress’, somberheid) en de gebruikte instrumenten. Sommige
onderzoeken vertonen methodologische tekortkomingen (kleine aantallen
patiënten, niet gerandomiseerde studies) en laten soms tegenstrijdige
resultaten zien.
Toch zijn er aanwijzingen voor het effect van de diverse technieken op
lichamelijke klachten, met name op pijn en bijwerkingen van
chemotherapie (met name misselijkheid en braken) en andere
behandelingen. Scott et al. (1986) stelde vast dat de intensiteit van
misselijkheid, braken en kokhalzen in de PMR/visualisatiegroep (zonder
anti-emetica) gelijk was aan die in de controlegroep die anti-emetica
kreeg. Verder beïnvloeden deze technieken de duur en in mindere mate
de frequentie van misselijkheid en braken (Molassiotis et al. 2001).
Ontspanning vermindert tevens depressieve gevoelens en in iets mindere
mate angst en gevoelens van vijandigheid (Luebbert et al. 2001). Als de
ontspanningstechniek is geleerd voorafgaand aan de medische
behandeling, blijkt deze succesvoller bij het verminderen van angst dan
wanneer de ontspanning plaatsvindt tijdens of na de medische
behandeling.
Omdat in veel onderzoeken combinaties van technieken (m.n.
progressieve spierrelaxatie en geleide visualisatie) gebruikt worden is het
niet goed mogelijk om een uitspraak te doen over de effectiviteit van de
verschillende technieken afzonderlijk. In de praktijk worden oefeningen
overigens vaak gecombineerd aangeboden.
Niveaus van bewijsvoering
Invloed van ontspanningsoefeningen op:
Niveau van
Referenties
bewijsvoering
Vermoeidheid
3
Decker 1992, Jacobsen 2002
Pijn (met name bij kanker)
3
Bardia 2006, Devine 2003, Eller
1999, Fleming 1985, Good 1996,
Graffam 1987, Kwaliteitsorgaan
voor de gezondheidszorg 2008,
Luebbert 2001, Newell 2002,
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 30
Redd 2001, Sloman 1994, Syrjala
1995, Tatrow 2006, Wallace 1997
966
967
968
969
970
971
972
973
974
975
976
977
Kortademigheid bij COPD
4
Bausewein 2008, Corner 1996,
Renfroe 1988
Misselijkheid en braken door
chemotherapie
1
Marchioro 2000, Molassiotis 2002,
Luebbert 2001, Redd 2001, Yoo
2005
Angst/spanning/’distress’
1
Antoni et al. 2009, Baider 1994 en
2001, Bridge 1988, Decker 1992,
Eller 1999, Holland 1991,
Luebbert 2001, Petersen 2002,
Redd 2001, Speca 2000, Tatrow
2006, Walker 1999,
Somberheid
3
Bridge 1988, Decker 1992, Eller
1999, Holland 1991, Luebbert
2001, Petersen 2002, Sloman
2002, Targ 2002
Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee
gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit.
Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische
onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere
vergelijkende onderzoeken.
Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend
onderzoek.
Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 31
978
979
980
981
982
983
984
985
986
987
988
989
990
991
992
993
994
995
996
997
998
999
1000
1001
1002
1003
1004
1005
1006
1007
1008
1009
1010
1011
1012
1013
1014
Ontspanning via ademhalingsoefeningen
Inleiding
Ademhalingsoefeningen zijn gericht op het beïnvloeden van het
adempatroon of de ademfrequentie met als doel het bereiken van
ontspanning. Een ontspannen ademhaling kenmerkt zich door een rustig
en regelmatig patroon en gebruik van met name de buikademhaling. Een
onregelmatige, te diepe, te snelle ademhaling en/of een extreme
borstademhaling gaan vaak samen met spanning en uiteenlopende
lichamelijke klachten.
Casus
De heer A, 58 jaar oud, is opgenomen in het ziekenhuis vanwege
pijnklachten en benauwdheid. Hij heeft een gemetastaseerd
leiomyosarcoom. Het leiomyosarcoom zat in de rechter bil en het rechter
bovenbeen. De tumor is onder andere gemetastaseerd naar de longen. De
mobiliteit wordt belemmerd door de gevolgen van de operatie en de
metastasering. De heer A. heeft klachten van periodieke kortademigheid
wanneer hij zich in bed bevindt. De kortademigheid is niet gebonden aan
activiteiten, zoals douchen en lopen. Tijdens de perioden van
kortademigheid krijgt de heer A. zwarte vlekken voor de ogen waardoor
een situatie ontstaat van angst en paniekaanvallen. De heer A. zegt
hierover: “Angstgevoelens komen op momenten dat je het gevoel hebt dat
je je lichaam niet meer onder controle hebt.” Ontslag naar huis is vanwege
deze klachten nog niet mogelijk. De fysiotherapeut wordt ingeschakeld
voor
begeleiding
gericht
op
mobiliseren,
instructie
van
ademhalingsoefeningen en houdingsadviezen. Bij het eerste contact van
de fysiotherapeut wordt afname van de klachten door de patiënt
aangegeven bij het mobiliseren. Er volgt een observatie van de heer in
lighouding; hierbij treedt kortademigheid op waarbij verandering in de
ademhaling wordt waargenomen: er ontstaat een borstademhaling met
gebruik van de hulpademhalingsspieren, waarbij het accent ligt op de
inademing en de frequentie van de ademhaling neemt toe.
In eerste instantie is de heer A. verteld dat angst waarschijnlijk een
beïnvloedende factor is bij deze klacht en dat er niet alleen een
lichamelijke oorzaak aan ten grondslag ligt. Daarom krijgt de heer A.
instructie voor ademhalingsoefeningen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 32
1015
1016
1017
1018
1019
1020
1021
1022
1023
1024
1025
1026
1027
1028
1029
1030
1031
1032
1033
1034
1035
1036
1037
1038
1039
1040
1041
1042
1043
1044
1045
1046
1047
1048
1049
1050
Als onderdeel van de oefening wordt het hoofdeinde van het bed iets hoger
geplaatst en wordt met kussens een optimale ondersteuning van hoofd,
nek, schouders en het rechter been gegeven. De heer A. krijgt het advies
om de handen op de buik te leggen en waar te nemen dat de buik opbolt bij
de inademing en afvlakt bij de uitademing. Bij de vraag van de
fysiotherapeut om de uitademing te verdiepen wordt het bewegen van de
buik duidelijk er waar neembaar en reduc eren de klac hten van
kortademigheid vrijwel direct. Aan de heer A. wordt geadviseerd deze
oefening te doen wanneer de klachten weer optreden. De volgende dag
blijkt, dat toen de klachten weer optraden, de angst zo overheerste dat hij
niet meer aan de oefening had gedacht. Besloten wordt de oefening te
h
e
r
h
a
l
e
n
,
nu in het bijzijn van de echtgenote van de heer A., die vrijwel voortdurend
aanwezig is. Bij het opnieuw optreden van de klacht, kan de echtgenote de
heer A. ondersteunen door hem te herinneren aan de oefening en hem te
helpen bij de uitvoering ervan. In de praktijk blijkt dit goed te werken. Door
de ingezette interventie ontstaat er voor het echtpaar een beheersbare
situatie waardoor ontslag naar huis weer mogelijk is.
Indicaties en contra-indicaties
Indicaties zijn:
 kortademigheid
 misselijkheid en braken
 spanning
 angst
Absolute contra-indicaties:
 grote hoeveelheid ascites
 uitgebreide longpathologie
inspanning.
Relatieve contra-indicaties zijn:
 verwardheid
 verlaagd bewustzijn
waardoor
sterke
beperking
tijdens
Uitvoering
Ademhalingsoefeningen zijn betrekkelijk gemakkelijk aan te leren door de
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 33
1051
1052
1053
1054
1055
1056
1057
1058
1059
1060
1061
1062
1063
1064
1065
1066
1067
1068
1069
1070
1071
1072
1073
1074
1075
1076
1077
1078
1079
1080
1081
1082
1083
1084
1085
1086
1087
1088
patiënt, waardoor relatief eenvoudig en met beperkte begeleiding een
algemeen gevoel van ontspanning bereikt kan worden. Het vermogen om
door middel van ademhalingsoefeningen controle te krijgen over specifieke
symptomen is slechts onder adequate begeleiding mogelijk. Na instructie
door fysiotherapeut of oefentherapeut kunnen verpleegkundigen en
mantelzorgers deze oefeningen goed begeleiden.
Ademhalingsoefeningen ter ontspanning richten zich op:
 een regelmatig adempatroon
 de uitademing
 de buikademhaling
Voorafgaand aan de ademhalingsoefeningen wordt de ademhaling
geobserveerd zowel in rust als bij inspanning. Hierbij zijn de volgende
aandachtspunten van belang, zowel in rust als bij inspanning:
 Wat is het adempatroon? Ligt de nadruk op sternocostale (borst) of
costodiafragmale (buik) ademhaling?
 Worden de hulpademhalingsspieren (de nekspieren en de
intercostaalspieren) gebruikt?
 Ligt het accent op in- of uitademing?
 Is de ademhaling regelmatig?
 Hoe is de ademfrequentie?
Een ontspannen ademhaling kenmerkt zich door een rustig en regelmatig
patroon en gebruik van met name de buikademhaling. Als vuistregel geldt
dat in het ideale geval de uitademing ongeveer 1,5 keer zo lang duurt als
de inademing. De variatie tussen patiënten is echter groot. Daarom geldt
steeds meer het uitgangspunt dat de patiënt zich prettig en comfortabel
voelt bij zijn eigen ademhalingspatroon.
Bij patiënten met kortademigheid als gevolg van een somatische
aandoening zijn de ademhalingsoefeningen met name gericht op
ondersteuning van de hulpademhalingsspieren door houdings- en
bewegingsadviezen. Het gebruik van de juiste hulpmiddelen speelt hierbij
ook een belangrijke rol. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een
stoel met armleuningen en het gebruik van een rollator.
Werkwijze
 Ga na of de patiënt bekend is met ademhalingsoefeningen of er
ervaring mee heeft.
 Bespreek het doel, het nut en de beperkingen van de
ademhalingsoefeningen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 34
1089
1090
1091
1092
1093
1094
1095
1096
1097
1098
1099
1100
1101
1102
1103
1104
1105
1106
1107
1108
1109
1110
1111
1112
1113
1114
1115
1116
1117
1118
1119
1120
1121
1122
1123
1124
1125
1126
 Geef een duidelijke beschrijving van de oefening.
 Geef aan dat een patiënt altijd met de oefening mag stoppen als hij
deze als onprettig ervaart.
 Creëer een rustige omgeving en een comfortabele houding. Een
comfortabele houding is noodzakelijk, dit kan zowel een lighouding als
een zithouding zijn. Besteed hierbij aandacht aan de volgende punten:
- Zorg voor ondersteuning van hoofd, nek en armen om de activiteit
van de hulpademhalingsspieren te verminderen.
- Vermijd knellende kleding rondom de buik om de buikademhaling
optimaal te kunnen benutten.
- Zorg voor ondersteuning van de benen bij een zithouding.
 Demonstreer de ademhalingsoefening en oefen deze samen met de
patiënt, indien gewenst in aanwezigheid van de naaste.
 Spreek de tekst uit bij instructie van de patiënt, waarbij gebruik gemaakt
kan worden van een standaardtekst (zie instructie).
 Spreek langzaam ritmisch en op lage toon.
 Bespreek het belang van het regelmatig toepassen.
 Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast
en het ervaren effect.
 Geef schriftelijke informatie over de uitvoering van de
ademhalingsoefening aan de patiënt en naasten.
 Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden
aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers.
Instructie voor langzame en regelmatige ademhaling ter ontspanning
1. Adem in uw eigen tempo.
2. Als u langzaam uitademt, voelt u de ontspanning komen. U voelt de
spanning uit uw lichaam verdwijnen.
3. Adem nu langzaam in en uit, in een tempo dat aangenaam voor u is.
Als u wilt/kunt, probeer ook met uw buik te ademen.
4. Om de aandacht op de buikademhaling te richten kan steun van de
handen op de buikwand u helpen. U merkt dat bij de inademing de buik
boller wordt en bij de uitademing de buik vlakker wordt.
5. Blijf dit herhalen tot maximaal 20 minuten.
6. Stop de oefening met een diepe ademhaling.
Dit is een bewerkte versie van McCaffery (1989).
Deze techniek heeft het voordeel dat hij gemakkelijk is toe te passen in
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 35
1127
1128
1129
1130
1131
1132
1133
1134
verschillende situaties en dat hij kan worden gebruikt voor de duur van
enkele seconden tot 20 minuten. Deze oefening kan op vaste tijden
(tweemaal per dag gedurende 10 minuten) gedaan worden en daarnaast
op elk moment van de dag voor de duur van enkele complete
ademhalingen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 36
1135
1136
1137
1138
1139
1140
1141
1142
1143
1144
1145
1146
1147
1148
1149
1150
1151
1152
1153
1154
1155
1156
1157
1158
1159
1160
1161
1162
1163
1164
1165
1166
1167
1168
1169
1170
1171
Ontspanning via fysieke activiteit
(progressieve spierrelaxatie)
Inleiding
Progressieve
spierrelaxatie
is
de
meest
bekende
fysieke
ontspanningstechniek. De ervaring leert dat deze ontspanningstechniek
over het algemeen gemakkelijk is aan te leren. Dit heeft wellicht te maken
met de concrete, stapsgewijze aanpak. Bij progressieve spierrelaxatie richt
de oefening zich op het aan- en ontspannen van afzonderlijke
spiergroepen, waardoor het onderscheid tussen spanning en ontspanning
wordt aangeleerd. Patiënten met veel lichamelijke klachten kunnen de
oefening meestal niet geheel uitvoeren, omdat sommige spiergroepen te
verzwakt of te pijnlijk zijn of om andere redenen niet belast mogen worden.
Deze spiergroepen kunnen beter niet aangespannen worden. Bij patiënten
in de palliatieve fase richt de oefening zich vaak op één of een beperkt
aantal spiergroepen.
Indicaties en contra-indicaties
Indicaties zijn:
 vermoeidheid
 pijn
 kortademigheid
 misselijkheid en braken t.g.v. chemotherapie
 slaapproblemen
 spanning en onrust
 angst
 sombere stemming
Absolute contra-indicatie:
 gevoeligheid voor spierkrampen
Relatieve contra-indicatie:
 pijnlijke en verzwakte spieren
Uitvoering
Voor het aanleren van een spierrelaxatie-oefening is een uitgebreide
instructie onder begeleiding aan te raden, hoewel ook audio-CD’s
voorafgaand aan de oefeningen vaak een instructie geven. Bij de
uitvoering ervan is een comfortabele lig- of zithouding van belang. In
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 37
1172
1173
1174
1175
1176
1177
1178
1179
1180
1181
1182
1183
1184
1185
1186
1187
1188
1189
1190
1191
1192
1193
1194
1195
1196
1197
1198
1199
1200
1201
1202
1203
1204
1205
1206
1207
1208
1209
overleg met de hulpverlener kan de patiënt een geschikte houding vinden
en kan zonodig de oefening aangepast worden door bepaalde
spiergroepen buiten de oefening te laten. Wanneer de patiënt de oefening
beheerst, is het achtereenvolgens aanspannen en ontspannen van de
afzonderlijke spiergroepen niet meer nodig en kunnen alle spieren of
meerdere spiergroepen tegelijkertijd worden aangespannen en
ontspannen. Tevens kan bij een goede beheersing van de oefening vaak
volstaan worden met het aanspannen en weer loslaten van één spiergroep
(bijvoorbeeld de handen). De ontspanning van één spiergroep kan zich
uitbreiden over het hele lichaam. Het op deze wijze uitvoeren van de
oefening kan dan zonder al te veel problemen regelmatig worden
toegepast en gemakkelijk geïntegreerd worden in het dagelijks leven.
Werkwijze
 Ga na of de patiënt bekend is met ontspanningstechnieken of er
ervaring mee heeft.
 Beschrijf het doel, het nut en de beperkingen van de
ontspanningstechniek.
 Geef een duidelijke beschrijving van de oefening.
 Creëer een rustige omgeving en zorg voor makkelijke kleding voor de
patiënt en een comfortabele houding.
 Demonstreer de ontspanningstechniek en oefen deze samen met de
patiënt, indien gewenst in aanwezigheid van de naaste.
 Spreek de tekst uit bij instructie van de patiënt, waarbij gebruik gemaakt
kan worden van een standaardtekst (zie instructie). Pas, afhankelijk van
de situatie, de standaardtekst aan door het buiten beschouwing laten
van bepaalde spiergroepen. Er kan ook gebruik gemaakt worden van
een audio-CD of een MP3-bestand met een standaardtekst.
 Indien de oefening door de hulpverlener persoonlijk gegeven wordt:
Spreek langzaam ritmisch en op lage toon.
 Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast
en het ervaren effect.
 Stem de ontspanningsinterventie inhoudelijk af op de patiënt in kwestie
bijvoorbeeld door hem te vragen om suggesties.
 Bespreek het belang van het regelmatig toepassen om een optimaal
effect te bereiken. Ondersteun de patiënt hierbij door geregeld na te
vragen of en hoe de patiënt de oefeningen toepast.
 Spreek de tekst in na eventuele aanpassingen door hulpverlener of
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 38
1210
1211
1212
1213
1214
1215
1216
1217
1218
1219
1220
1221
1222
1223
1224
1225
1226
1227
1228
1229
1230
1231
1232
1233
1234
1235
1236
1237
1238
1239
1240
1241
naaste op een cassettebandje of CD of geef een bestaande CD mee.
 Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden
aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers.
Spierontspanning, uitgebreide instructie
1. Ga zo gemakkelijk mogelijk zitten of liggen en zoek een houding
waarin u denkt dat u zich het best kunt ontspannen.
2. Sluit uw ogen.
3. Haal diep adem, houd de adem even vast en adem langzaam uit.
4. Adem nu door zoals u gewend bent, maar langzaam en regelmatig.
5. Richt nu uw aandacht op uw handen, span de spieren en bal uw
vuisten, houd even vast, voel de spanning; ontspan... en voel de
ontspanning.
6. Richt nu uw aandacht op uw armen, strek uw arm naast uw lichaam,
druk de elleboog naar achter, houd even vast en voel de spanning;
ontspan... en voel de ontspanning.
7. Op dezelfde wijze kunnen achtereenvolgens andere spiergroepen aanen ontspannen worden: van het voorhoofd, de ogen, neus en wangen,
mond en kaken, nek, keel/hals, schouders, schouderbladen en rug,
borst, buik en maag, het bekken en de billen, de rechter/linker
bovenbenen, rechter/linker onderbenen, rechter/linker voeten.
8. Blijf rustig in- en uitademen. Ga in gedachten na of uw hele lichaam
ontspannen is: voeten en benen, billen en buik, rug, schouders, armen
en handen, hoofd en nek...
9. Ervaar het ontspannen gevoel... geniet ervan...
10. Als u zover bent kunt u langzaam de oefening beëindigen. Tel
daarvoor rustig bij uzelf tot drie. Bij één balt u de vuisten, bij twee haalt
u diep adem, bij drie opent u uw ogen.
Dit is een bewerkte versie van McCaffery (1989).
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 39
1242
1243
1244
1245
1246
1247
1248
1249
1250
1251
1252
1253
1254
1255
1256
1257
1258
1259
1260
1261
1262
1263
1264
1265
1266
1267
1268
1269
1270
1271
1272
1273
1274
1275
1276
1277
1278
1279
Ontspanning via cognitieve activiteit
(autogene training, geleide visualisatie)
Inleiding
Cognitieve ontspanningstechnieken maken gebruik van het gegeven dat
het lichaam (c.q. de hersenen) soms geen duidelijk onderscheid maakt
tussen wat iemand zich voorstelt en wat er feitelijk met hem gebeurt. Als je
je heel levendig een stressvolle situatie voorstelt, dan reageert het lichaam
met een (lichte) stressreactie. Als je je voorstelt dat je een citroen eet, dan
worden de speekselklieren geactiveerd. Als je ziek bent, pijn hebt, je
onrustig en gespannen voelt en je stelt je een prettige ontspannen situatie
voor, dan kan het lichaam daar ook op reageren met een
ontspanningsreactie. Bovendien wordt de aandacht afgeleid van de
negatieve gevoelens van angst en spanning door in gedachten naar een
situatie te gaan die de patiënt associeert met positieve gevoelens.
Bij cognitieve ontspanningstechnieken wordt dus sturend gebruik gemaakt
van de gedachten en de fantasieën van een persoon, waarbij allerlei
zintuiglijke waarnemingen worden ingeschakeld. Bij de techniek van
autogene training kan een patiënt ontspanning realiseren door zich
achtereenvolgens te concentreren op verschillende lichaamsdelen en zich
daarbij bepaalde sensaties voor te stellen (warm, koel, zwaar, licht,
ontspannen). Met behulp van de geleide visualisatie wordt de patiënt
uitgenodigd om in gedachten naar een situatie of een plek te gaan waarin
hij zich zeer prettig heeft gevoeld of zou voelen; hij stelt zich die situatie
dan levendig voor met behulp van alle zintuigen: hoe ziet die plek eruit,
hoe voelt het, wat is er te ruiken, te horen, etc.
De hier beschreven vorm van geleide fantasie maakt gebruik van het
werken met een beeld op gevoels- en stemmingsniveau. Hiervoor is
gekozen, omdat deze techniek eenvoudig is en effectief vooral bij
pijnklachten, waardoor soms de pijnmedicatie gereduceerd kan worden.
Bovendien blijkt uit onderzoek dat deze geleide fantasietechniek ook bij
angst en depressieve gevoelens goede resultaten geeft.
Meer uitgewerkte vormen van geleide visualisatie vallen buiten het bestek
van deze richtlijn, omdat ze meer gespecialiseerde vaardigheden en
expertise van de hulpverlener vragen.
Cognitieve ontspanningstechnieken vragen een actieve participatie van de
patiënt en zijn dus niet geschikt voor patiënten die daar niet toe in staat
zijn. In het algemeen is dit echter een eenvoudige, effectieve en goedkope
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 40
1280
1281
interventie, die door de meeste patiënten als prettig wordt ervaren.
1282
1283
1284
1285
1286
1287
1288
1289
1290
1291
1292
1293
1294
1295
1296
1297
1298
1299
1300
1301
1302
1303
1304
1305
1306
1307
1308
1309
1310
1311
1312
1313
1314
1315
1316
Casus
Mevrouw O., 72 jaar oud, heeft een gemetastaseerd mammacarcinoom.
Zij wordt opgenomen vanwege pijnklachten en klachten van angst en
paniek. De pijnklachten zijn in het ziekenhuis al snel onder controle.
Klachten van angst en paniek treden in het ziekenhuis niet op. Deze
problemen lijken met name in de thuissituatie te spelen. Mevrouw O.
woont samen met haar
echtgenoot, de dochter woont op een boerderij naast het echtpaar. Nadere
analyse van de angst en paniekgevoelens van mevrouw O. is nodig om dit
probleem in de thuissituatie aan te pakken. Tijdens een inventariserend
gesprek blijkt dat mevrouw O. een wat afhankelijke vrouw is die het alleen
zijn nooit prettig heeft gevonden. Nu zij fysiek tot weinig meer in staat is
door haar ziekte, is de veiligheid van gezelschap van toenemend belang.
Zij is bang voor angstaanvallen en ook bang dat haar wat zal overkomen
als zij alleen is, zoals vallen of in het ergste geval alleen komen te
overlijden. Als er iemand, een bekende, in haar directe omgeving is, is zij
niet bang. Haar uitgebreide medicatie verzorgt haar man: op deze manier
bindt zij hem aan zich. Tevens steunt mevrouw O. erg op de betrokken
hulpverleners, zij wil bij voorkeur iedere week een keer op de polikliniek
komen voor een gesprek met haar behandelend arts en de psycholoog. Dit
geeft haar een gevoel van veiligheid en brengt rust. Als interventie wordt,
naast de benzodiazepinen die mevrouw O. gebruikt, het aanleren van
ontspanningsoefeningen voorgesteld. In eerste instantie wordt hierbij
gebruik gemaakt van een CD met standaardtekst en rustgevende new
agemuziek op de achtergrond. Op deze CD zijn de oefeningen gericht op
geleide fantasie (strand, wegzweven etc.) in combinatie met het hierbij
letten op de ademhaling, de hartslag en spierontspanning. Het gebruik van
de CD heeft niet het beoogde effect. Mevrouw O. vindt de muziek veel te
zweverig, het doet haar alleen maar aan begrafenissen denken en maakt
haar dus extra angstig. Ook het letten op de ademhaling, de hartslag en
spierontspanning geeft haar een angstig gevoel, door de confrontatie met
haar falende lichaam. Door de psycholoog wordt vervolgens een
cassettebandje ingesproken met tekst waar mevrouw O. behoefte aan
heeft. Steunende, opbeurende en hoopgevende teksten met daar
tussendoor de suggestie dat mevrouw O. haar lot zal weten te dragen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 41
1317
1318
1319
1320
1321
1322
1323
1324
1325
1326
1327
1328
1329
1330
1331
1332
1333
1334
1335
1336
1337
1338
1339
1340
1341
1342
1343
1344
1345
1346
1347
1348
1349
1350
1351
1352
1353
Ook instructies voor positieve zelfspraak en cognitieve herstructurering zijn
onderdeel van de ingesproken teksten, bijvoorbeeld dat narigheid zoals
pijn of het alleen zijn niet altijd voortduurt. Het positieve effect van de
teksten wordt ondersteund door de stem van de psycholoog waar
mevrouw O. vertrouwen in heeft. Door deze interventie neemt de behoefte
aan het frequente contact met de hulpverleners af. De gevoelens van
angst worden beter beheersbaar voor mevrouw O. maar treden nog
regelmatig op als zij alleen is of lichamelijke klachten ervaart zoals pijn en
benauwdheid. Nadat ook de medicatie voor het bestrijden van de angst is
aangepast, ontstaat een situatie die voor mevrouw O. en haar omgeving
acceptabel is.
Indicaties en contra-indicaties
Indicaties zijn:
 vermoeidheid
 pijn
 misselijkheid en braken t.g.v. chemotherapie
 spanning en onrust
 angst
 sombere stemming
Absolute contra-indicaties zijn:
 verwardheid
 acute, ernstige pijn
 psychose
Relatieve contra-indicaties zijn:
 ernstige emotionele problemen
 psychiatrische voorgeschiedenis
 hallucinaties
 zeer rijk fantasieleven met neiging tot psychose-ontwikkeling
 onvermogen zich te concentreren
Uitvoering
Elke oefening kent eenzelfde opbouw:
1. fysieke ontspanning en rustige ademhaling
2. richten van de aandacht op de ‘opdracht’
3. versterking van het beeld door gebruik van alle zintuigen (bij geleide
visualisatie)
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 42
1354
1355
1356
1357
1358
1359
1360
1361
1362
1363
1364
1365
1366
1367
1368
1369
1370
1371
1372
1373
1374
1375
1376
1377
1378
1379
1380
1381
1382
1383
1384
1385
1386
1387
1388
1389
1390
1391
4. afronden van de oefening in eigen tempo
5. terugkomen in het ‘hier en nu’
In het algemeen geldt dat de oefeningen het meest effectief zijn als zij
dagelijks, of in elk geval meerdere keren per week, gedurende langere tijd
(3-4 weken) worden toegepast. Dit is niet mogelijk als de zorgverlener
degene is die de oefening begeleidt. Het is wel mogelijk als de patiënt
gebruik kan maken van een cassette of CD waarop de oefening
ingesproken is. De hulpverlener kan daartoe zelf een opname maken van
een oefening die de patiënt aanspreekt, sommige zorginstellingen hebben
zelf een CD beschikbaar, en er zijn ook CD’s met dergelijke oefeningen in
de winkel verkrijgbaar (uitgeverij Elsevier gezondheidszorg brengt
bijvoorbeeld samen met het Van Praag Instituut een reeks gezondheidsCD’s uit onder de naam ‘Gezonde Verbeelding’, gericht op specifieke
klachten).
Hulpmidddelen
 CD-speler (eventueel discman) of MP3-speler binnen het bereik van de
patiënt, eventueel met afstandsbediening
 CD’s met speciaal voor deze patiënt ingesproken oefeningen of met
reeds bestaande oefeningen
 (bij voorkeur) koptelefoon
Werkwijze
 Ga na of de patiënt bekend is met ontspanningstechnieken of er
ervaring mee heeft.
 Beschrijf het doel, het nut en de beperkingen van de
ontspanningstechniek.
 Geef een duidelijke beschrijving van de oefening.
 Bereid de patiënt voor op onverwachte emoties.
 Creëer een rustige omgeving en zorg voor makkelijke kleding voor de
patiënt en een comfortabele houding.
 Maak gebruik van een standaardtekst (zie voorbeeld). Pas, afhankelijk
van de situatie, de standaardtekst aan.
 Voor autogene training: selecteer in overleg met de patiënt welke
lichaamssensatie gebruikt wordt (zwaar, licht, warm, koel, ontspannen).
 Voor de geleide visualisatie: selecteer beelden van een aangename en
ontspannen ervaring, waarbij in gedachten teruggegaan wordt naar een
situatie, een plek waar deze persoon zich veilig, prettig voelde en
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 43
1392
1393
1394
1395
1396
1397
1398
1399
1400
1401
1402
1403
1404
1405
1406
1407
1408
1409
1410
1411
1412
1413
1414
1415
1416
1417
1418
1419
1420
1421
1422
1423
1424
1425
1426
1427
1428
1429







positief gestemd was (bijv. zon op je huid, vogels horen fluiten, de rust
en stilte bij het wandelen in de sneeuw, op het strand liggen, de sneeuw
zien vallen, de zonsondergang bekijken). Selecteer een beeld dat op
zoveel mogelijk zintuigen een beroep doet, en vraag de patiënt zich in
gedachten naar het geselecteerde landschap te verplaatsen en help
hem de omgeving in detail te beschrijven. Geef om de fantasie van de
patiënt te leiden voorzichtige aanwijzingen en suggesties (bijv.
‘misschien’, ‘als u wilt’) en vul niet zelf de beelden in. Help de patiënt de
omgeving langzaam tot zich door te laten dringen door te vragen: hoe
ziet het er uit, hoe ruikt het er, welke geluiden zijn er te horen, wat voelt
u, wat proeft u. Gebruik woorden of zinnen die aangename beelden
oproepen zoals drijven, smelten, vrijkomen.
Spreek langzaam ritmisch en op lage toon; u vertelt geen verhaal maar
faciliteert de patiënt zijn eigen verhaal te maken.
Las pauzes in de tekst in om de patiënt de gelegenheid te geven het
beeld op te bouwen en de ontspanning te ervaren.
Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast
en het ervaren effect.
Stem de ontspanningsinterventie inhoudelijk af op de patiënt in kwestie
bijvoorbeeld door hem te vragen om suggesties of veranderingen.
Bespreek het belang van het regelmatig toepassen om een optimaal
effect te bereiken.
Spreek met de patiënt af wie de gebruikte en eventueel aangepaste tekst
in zal spreken op een cassettebandje of CD, en draag zorg voor de
uitvoering hiervan of geef de patiënt een bestaande CD mee.
Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden
aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers.
Instructie voor autogene training
Bij deze instructie is gekozen voor de sensatie ‘zwaar’; in overleg met de
patiënt kan ook gekozen worden voor een andere sensatie, zoals licht,
warm, koel of ontspannen.
1. Ga zo gemakkelijk mogelijk liggen en probeer een houding te vinden
waarin u denkt dat u zich het best kunt ontspannen.
2. Doe uw ogen dicht.
3. Adem langzaam en diep in. Terwijl u langzaam ademhaalt voelt u
misschien al dat u begint te ontspannen.
4. Adem nu rustig in en uit, in uw eigen tempo zoals u dat prettig vindt.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 44
1430
1431
1432
1433
1434
1435
1436
1437
1438
1439
1440
1441
1442
1443
1444
1445
1446
1447
1448
1449
1450
1451
1452
1453
1454
1455
1456
1457
1458
1459
1460
1461
1462
1463
1464
1465
1466
1467
5. Richt uw aandacht op uw voeten, uw enkels en uw onderbenen, en voel
dat ze zwaar worden... uw voeten, uw enkels en uw onderbenen voelen
zwaar, heel zwaar...
6. Richt nu uw aandacht op uw bovenbenen, en voel dat ze zwaar
worden... uw bovenbenen worden zwaar, heel zwaar...
7. Op dezelfde wijze worden achtereenvolgens buik en onderrug, armen
en handen, schouders en nek, gezicht, voorhoofd en mond, en tenslotte
het hele lichaam zwaar...
8. Wanneer u zover bent, kunt u geleidelijk de oefening beëindigen, maar
alleen als u daaraan toe bent.
9. Tel dan langzaam bij uzelf tot drie. Bij één beweegt u uw benen een
beetje. Bij twee beweegt u uw bovenlichaam een beetje. Bij drie ademt
u diep in, houdt u de adem heel even vast, opent u uw ogen en ademt u
langzaam uit.
Dit is een bewerkte versie van McCaffery (1989).
Instructie voor geleide visualisatie
De favoriete plek in dit voorbeeld is niet in overleg met de patiënt
geselecteerd, maar hem wordt de keus gelaten binnen de oefening een
eigen plek te vinden. Als hij deze eenmaal gevonden heeft, kan daar in
volgende sessies gebruik van worden gemaakt. Andere patiënten hebben
andere favoriete plekken.
De beschreven oefening duurt ongeveer 8 minuten. De puntjes (...) geven
een pauze aan om de patiënt de gelegenheid te geven het beeld op te
bouwen.
1. Gaat u rustig en comfortabel zitten of liggen, zoveel mogelijk met
rechte rug en nek. Voel hoe de stoel u draagt, hoe uw voeten op de
grond staan of uw hielen in contact zijn met het bed.
2. Adem diep en rustig in, helemaal tot in uw buik... Adem heel rustig uit.
Doe dat nog een keer: adem rustig in en kijk of u de warme energie
van de inademing kunt volgen. Adem rustig uit en voel hoe eventuele
spanning langzaam verdwijnt...
3. Misschien kunt u voelen hoe uw adem naar gespannen en pijnlijke
plekken in uw lichaam komt en het daar losser, warmer en zachter
maakt. Elke uitademing neemt pijn en spanning met zich mee en
maakt u rustig en ontspannen. Adem rustig in en rustig uit... U voelt u
veilig en ontspannen...
4. En alle onwelkome gedachten kunnen ook met de adem meegestuurd
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 45
1468
1469
1470
1471
1472
1473
1474
1475
1476
1477
1478
1479
1480
1481
1482
1483
1484
1485
1486
1487
1488
1489
1490
1491
1492
1493
1494
1495
1496
1497
1498
1499
1500
1501
1502
1503
1504
1505
worden... laat ze maar los met de uitademing... voor even is uw geest
leeg en stil...
5. En ook emoties en gevoelens die er zijn, kunt u loslaten met de
uitademing. Adem rustig in en rustig uit en laat maar los...
6. En dan stelt u zich een plek voor waar u zich veilig en vredig voelt...
misschien is het een bestaande plek, misschien ook niet... een plek uit
uw verleden of een plek waar u altijd al naar toe had gewild... dat
maakt niet uit... als het maar een plek is waar u zich prettig en veilig
voelt.
7. Kijk rustig om u heen, geniet van de dingen die u ziet, van de kleuren
om u heen, kijk naar links... kijk naar rechts...
8. En luister ook naar de geluiden van deze fijne plek, misschien de wind
of het water... vogels of muziek... of juist de stilte... Laat de geluiden
van deze speciale, vredige plek tot u doordringen...
9. En voel hoe u daar zit of ligt... waar leunt u tegen aan... wat voelt u
onder uw voeten... misschien zand of gras, of misschien zit u in een
gemakkelijke stoel of op een warme rots in de zon...
10. En voel de zachte wind op uw huid, droog of juist vochtig... of
misschien bent u binnen en wordt u verwarmd door een haardvuur...
Geniet van het contact met de lucht...
11. En ruik de geuren van deze speciale plek... de geur van bloemen of
van de zee, of de diepe geur van het bos...
12. Neem het allemaal in u op, de volheid van deze plek... met al uw
zintuigen... en voel u dankbaar en prettig op deze mooie plek...
13. Laat de schoonheid van deze plek u voeden, neem het in u op met
elke ademhaling... helemaal tot in uw lichaam, tot in uw buik... tot in de
puntjes van uw tenen, uw huid raakt ervan doordrongen... tot in uw
spieren en botten... nog verder tot in elke cel van uw lichaam... laat u
voeden tot in uw diepste kern... (lange pauze)
14. En weet dat u altijd terug kunt naar deze plek... het is uw eigen, mooie
en veilige plek... wanneer u maar wilt, kunt u hem weer oproepen...
15. Bereidt u dan langzaam voor om weer terug te komen in deze kamer...
neem het fijne en rustige gevoel met u mee... adem wat dieper in en
uit... voel de stoel waarop u zit, het bed waarin u ligt ... beweeg uw
handen en uw voeten... rek u een beetje uit... gaap als u dat wilt... en
open langzaam uw ogen en kom helemaal terug...
Dit is een bewerkte versie van Busch (2004).
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 46
1506
1507
1508
1509
1510
1511
1512
1513
1514
1515
1516
1517
1518
1519
1520
1521
1522
1523
1524
1525
1526
1527
1528
1529
1530
1531
1532
1533
1534
1535
1536
1537
1538
1539
1540
1541
1542
1543
Luisteren naar muziek
Inleiding
Luisteren naar muziek als interventie in de gezondheidszorg is het
doelgericht gebruik maken van de invloed die muziek heeft op zowel
lichamelijk, emotioneel als spiritueel gebied. Luisteren naar muziek, zoals
beschreven in deze richtlijn, is een voor iedereen toegankelijke en
inzetbare interventie. Een interventie rondom muziek kan door patiënten
zelf, door naasten of door professionele hulpverleners worden
uitgevoerd. Er is sprake van muziektherapie wanneer muziek wordt
gebruikt binnen een professionele therapeutische relatie met een
muziektherapeut waarbij psychotherapeutische aspecten de basis vormen.
In deze richtlijn wordt uitsluitend ingegaan op de rol van luisteren naar
muziek als complementaire interventie en wordt muziektherapie buiten
beschouwing gelaten.
De beleving van muziek wordt beïnvloed door persoonlijke kenmerken
zoals leeftijd, persoonlijkheid, maatschappelijke en culturele achtergrond.
In de multiculturele samenleving zijn er onderlinge verschillen met
betrekking tot het gebruik van muziek bij ziekte en lijden. Sommige
moslim- en reformatorische groeperingen staan afwijzend tegenover
iedere andere dan uit deze religieuze stromingen zelf voortkomende
muziek.
De beleving van muziek wordt mede bepaald door de lichamelijke en
psychische conditie tijdens het luisteren naar muziek. Deze individuele
parameters bepalen de waarde en werking van muziek voor ieder
afzonderlijk. Een algemene ‘muzikale apotheek’ gaat hieraan voorbij en is
dus onbruikbaar.
Muziek heeft een aantal specifieke eigenschappen waar een
ondersteunende kwaliteit van uit kan gaan:
 Muziek en lichaam: muziek heeft invloed op vegetatieve functies
(spiertonus, ademhaling, bloeddruk, pols) en kan daardoor zowel
lichamelijk ontspannend als activerend werken.
 Muziek, emoties en gedachten: muziek heeft bij uitstek toegang tot het
gevoelsleven en de gedachtenwereld van de mens. Luisteren naar
muziek kan associaties en herinneringen met daaraan verbonden
emoties en gedachten oproepen. Ook kan muziek de essentie van het
menselijk bestaan in abstracte vorm uitdrukken. Deze verwantschap
tussen muzikale en spirituele beleving kan patiënten steun bieden.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 47
1544
1545
1546
1547
1548
1549
1550
1551
1552
1553
1554
1555
1556
1557
1558
1559
1560
1561
1562
1563
1564
1565
1566
1567
1568
1569
1570
1571
1572
1573
1574
1575
1576
1577
1578
1579
1580
1581
 Muziek en structuur: muziek heeft meestal een duidelijk herkenbare
structuur zoals het verloop van de melodie, de begeleiding, een
doorgaand ritme of delen die herhaald worden. Het verloop van muziek
heeft een zekere mate van vanzelfsprekendheid en is daardoor
makkelijk te volgen. Hierdoor kan muziek houvast bieden en een
rustpunt voor de luisteraar zijn.
De werking die uitgaat van het luisteren naar muziek ligt op lichamelijk,
emotioneel en spiritueel gebied. Het samengaan van zowel muziek- als
patiëntgebonden factoren is bepalend voor de kwaliteit van de interventie.
Zoals ook tijdens het gezonde leven kan muziek zowel in de palliatieve als
ook in de terminale fase ondersteunend zijn door de draaglast te verlichten
en
de
draagkracht
te
versterken.
Indicaties en contra-indicaties
Indicaties voor het luisteren naar muziek zijn:
 pijn
 misselijkheid en braken t.g.v. chemotherapie
 slaapproblemen
 benauwdheid
 stress
 emotionele labiliteit
 angst
 somberheid
 behoefte aan ondersteunen van de spirituele of religieuze beleving
 verwerkingsproblematiek
Absolute contra-indicaties:
 psychiatrische problematiek waarbij wanen en hallucinaties optreden
 delier
Relatieve contra-indicaties:
 afwijzende houding ten aanzien van muziek als zodanig
 soporeuze of comateuze toestand
 slechthorendheid
Uitvoering
Allereerst wordt bepaald welk doel men wil bereiken met het luisteren naar
muziek. Het doel is afhankelijk van de actuele problematiek en de wensen
van de patiënt. Vervolgens wordt in overleg met de patiënt gekozen voor
bepaalde muziek. Alleen wanneer de muziek als afleiding of aangename
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 48
1582
1583
1584
1585
1586
1587
1588
1589
1590
1591
tijdsbesteding bedoeld is, is de vraag: ”Van welke muziek houdt u?” op zijn
plaats.
Bij alle andere doelstellingen moet de vraag gerelateerd zijn aan het
specifieke effect dat beoogd wordt met het luisteren naar muziek. De
vraag aan de patiënt is dan: “Wat voor muziek zou voor u het gewenste
effect kunnen hebben?” (b.v. het verminderen van pijn, stoppen met
piekeren, muziek als rustpunt). Het kan voorkomen dat er muziek wordt
gekozen die de patiënt normaliter niet zo aanspreekt, maar die in het
gegeven kader wel een goede keuze blijkt.
1592
1593
1594
1595
1596
Casus
Een mevrouw is een echte musicalfan. Nu ze in de palliatieve fase is,
luistert ze nog steeds graag naar deze muziek, behalve als ze pijn heeft.
Dan werkt pianomuziek van Bach, met veel structuur, het beste, hoewel ze
deze muziek eigenlijk niet mooi vindt.
1597
1598
1599
1600
1601
1602
1603
1604
Er moet ook rekening gehouden worden met de manier waarop de patiënt
gewend is met muziek om te gaan. Vindt iemand muziek op de
achtergrond prettig of wordt er juist een bewuste keuze gemaakt en
vervolgens aandachtig geluisterd? Het is aan te raden bij de gewoontes
van de patiënt aan te sluiten en muziek te kiezen die geschikt is om op de
voor- danwel op de achtergrond afgespeeld te worden.
1605
1606
1607
1608
1609
1610
1611
1612
1613
Casus
Een man is van beroep kraandrijver geweest en luisterde tijdens zijn werk
altijd naar de radio, een popmuziekzender. Door zijn voortschrijdende
ziekte is hij ADL afhankelijk en wat gedesoriënteerd waardoor hij onzeker
en soms angstig is. Radio luisteren is te vermoeiend, het praten tussen de
muziek door kan hij niet goed volgen en maakt hem onrustig. Hij heeft baat
bij het min of meer voortdurend zachtjes afspelen van verzamel-CD’s met
muziek van zijn smaak. De herkenning van de muziek geeft hem houvast
en maakt zijn omgeving meer vertrouwd.
1614
1615
1616
Hieronder volgt een beschrijving van de doelen die gesteld kunnen worden
met daaraan gekoppeld aanwijzingen voor de muziekkeuze:
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 49
1617
1618
1619
1620
1621
1622
1623
1624
1625
1626
1627
1628
1629
1630
1631
1632
1633
1634
1635
1636
1637
1638
1639
1640
1641
1642
1643
1644
1645
1646
1647
1648
1649
1650
1651
1652
1653
 Ontspannen en genieten
Ook wanneer er sprake is van een zwakke lichamelijke en of geestelijke
conditie kunnen mensen het prettig vinden om naar muziek te luisteren,
soms zelfs tot relatief kort voor het overlijden. Wanneer muziek
luisteren dient ter ontspanning of om te genieten van iets moois gaat de
muzikale voorkeur meestal uit naar muziek die min of meer bekend is.
Het komt nogal eens voor dat eigen muziek, waar altijd graag naar werd
geluisterd, niet meer voldoet, omdat het te vermoeiend is. Dit kan liggen
aan de soort muziek die teveel concentratie vraagt of omdat de muziek
te veel wisselingen (zware beats of snelle ritmes) heeft, wat zieke
mensen onaangenaam kunnen vinden. Een selectie maken van wel
passende nummers of muziekstukken biedt veelal de oplossing. Een
andere hindernis kan zijn dat eigen muziek associaties of herinneringen
oproept die emotioneel als belastend worden ervaren. Dan is het beter
om, soms tijdelijk, andere muziek te kiezen die deze connectie met
emoties niet heeft, maar toch ook kan voldoen.
Casus
Een man met ernstig hartfalen die nagenoeg dagelijks luisterde naar
klassieke kamermuziek, kon zelfs het luisteren naar zijn lievelingsCD’s niet meer verdragen. Dit betekende niet alleen dat hij uit zijn
normale doen was en er een gat viel in zijn dagbesteding, maar er viel
ook een positieve factor uit zijn leven weg. Nu hij last heeft van
kortademigheid en snel vermoeid is, maken de snelle gedeeltes en
sterke afwisselingen in de muziek hem onrustig. Samen met zijn zoon
heeft hij een selectie gemaakt met rustige en meer gelijkmatige delen.
Hij heeft daar minder langdurig dan voorheen, maar wel weer met veel
plezier naar geluisterd.
 Time-out, focus verleggen
Samen met naasten naar muziek luisteren, mogelijk er met elkaar over
praten, kan een andere invullling van het contact en samenzijn
betekenen. Het samen muziek uitzoeken kan een prettige bezigheid zijn
en een positief effect hebben in die situaties waarin het contact
moeizaam is.
Muziek luisteren kan een time-out bieden en helpen bij het stoppen van,
of tenminste een pauze krijgen in de maalstroom van gedachten en
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 50
1654
1655
1656
1657
1658
1659
emoties. De aandacht wordt verlegd van op de voorgrond staande
lichamelijke klachten zoals pijn, kortademigheid of misselijkheid naar
wat de muziek met zich meebrengt. Er zijn daarbij twee verschillende
invalshoeken. Bij de eerste wordt de time-out gegeven door de beleving
die de muziek oproept.
1660
1661
1662
1663
1664
1665
1666
1667
1668
1669
1670
1671
Casus
Een jonge vrouw met longkanker wordt thuis verpleegd. Haar drie
kleine kinderen wil ze nog zo veel mogelijk om zich heen hebben,
maar het is haar vaak eigenlijk te druk. Ze zou dan het liefst, zoals
vroeger, de fiets pakken en naar zee gaan. Rust, ruimte en frisse
lucht, daar heeft ze behoefte aan. Doordat deze associaties worden
opgeroepen door een CD met een combinatie van zeegeluiden en
eenvoudige, lichtvoetige muziek (Angels of the sea van Dan Gibson)
voelt ze zich minder beklemd en rustiger. Geregeld ligt ze samen met
de kinderen, die dan bij haar op bed of op de bank liggen, te luisteren
naar de muziek en heeft op deze manier de time-out waar ze behoefte
aan heeft.
1672
1673
1674
1675
1676
1677
1678
1679
1680
1681
1682
1683
1684
1685
1686
1687
1688
1689
De tweede invalshoek is om de aandacht juist bij de muziek zelf te
houden en dus niet bij wat deze oproept. Er wordt dan muziek
uitgezocht die van de patiënt enige activiteit bij het luisteren vraagt. De
aandacht wordt zoveel mogelijk bij het volgen van de muziek gehouden:
luisteren naar de tekst en de instrumenten, het volgen van de melodie,
de begeleiding, herhalingen, etc. Er komen wel afleidende gedachten
op, maar die worden bewust niet vervolgd en de aandacht wordt weer
gericht op de muziek. Dit is een soort aandachtsoefening met muziek
en kan op een effectieve manier een time-out bieden. Om met deze
tweede manier van muziek luisteren vertrouwd te raken kan om te
beginnen muziek volstaan die maar een paar minuten duurt. Daarna
kan de luistertijd verlengd worden.
Deze beide manieren van met een focus luisteren naar muziek worden
veel gebruikt voorafgaand aan en tijdens belastende onderzoeken of
behandelingen zoals MRI, CT-scan, bestraling, tijdens chemokuren of
pijnlijke verzorging.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 51
1690
1691
1692
1693
1694
1695
1696
1697
1698
1699
1700
1701
1702
1703
1704
1705
1706
1707
1708
1709
1710
1711
1712
1713
1714
1715
1716
1717
1718
1719
1720
1721
1722
1723
1724
1725
1726
Casus
Een mevrouw heeft na een gynaecologische operatie waarbij een
tumor gedeeltelijk is verwijderd een slecht genezende buikwond. De
verzorging is zeer pijnlijk en ze ziet er ruim van tevoren al tegen op dat
het moet gebeuren. Naast medicatie blijkt voor haar luisteren naar
muziek een hulp. Het moet wel muziek zijn die haar aandacht kan
vasthouden. Ze heeft vroeger veel gedanst en kiest redelijk complexe
tango-muziek uit. Ze volgt tijdens de verzorging de melodie, neuriet
stukjes mee. Daardoor is ze minder gericht op de wondverzorging en
blijft meer ontspannen waardoor de pijnbeleving minder is.
 Verminderen van lichamelijke klachten
Lichamelijke ontspanning wordt bereikt doordat spiertonus, bloeddruk
en hart- en ademritme beïnvloed worden door muziek. Muzikaal ritme
kan, zonder dat cognitieve of psychische activiteit nodig is, het hartademritme versnellen en vertragen. Hier komt uit voort dat muziek met
een rustig en gelijkmatig ritme een kalmerende werking op vegetatieve
functies kan hebben zonder dat de patiënt daar zelf wat voor moet
doen. Hierin onderscheidt het ontspannen door middel van luisteren
naar muziek zich van ontspanningsoefeningen of meditatie waarbij altijd
enige innerlijke of lichamelijke activiteit van de patiënt nodig is om
ontspanning te bereiken.
Muziek waar mensen die kortademig of zeer gespannen zijn baat bij
hebben, heeft een ritme dat, aangepast aan hun eigen adem- en
hartritme, relatief nog redelijk snel is. Een te traag ritme kan onrust en
het verergeren van de klachten veroorzaken. Zware bastonen of
stuwende ritmes kunnen bij zieke mensen in het algemeen
onaangename lichamelijke reacties oproepen. De gunstige werking van
muziek op misselijkheid bij chemokuren ligt in eerste instantie bij het
verleggen van de focus naar wat de muziek aan positieve beleving
oproept. Het beste in deze werkt eigen favoriete muziek.
Muziek kan op verschillende manieren de pijnbeleving verminderen. In
eerste instantie werkt het door de ontspannende werking van muziek op
het lichaam. De pijnbeleving kan ook afnemen doordat muziek de
aandacht van de pijn afleidt, zoals in de casus hierboven beschreven.
Emotionele pijn kan verzacht worden wanneer de muziek iets van die
pijn kan weergeven: "Die muziek klinkt als mijn pijn“ (saxofoon
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 52
1727
1728
1729
1730
1731
1732
improvisaties van Candy Dulfer). Ook kunnen hoop, moed, en kracht
worden opgeroepen door de muziek waardoor de draagkracht versterkt
wordt. Muziek die voor de luisteraar een relatie heeft met de persoonlijk
spirituele of religieuze beleving kan tot steun zijn bij het verdragen van
pijn.
1733
1734
1735
1736
1737
1738
1739
Casus
Een oudere man moest leven met de hoofdpijn die veroorzaakt werd
door een hersentumor. Hij voelde zich moe en veel meer dan op een
stoel voor het raam zitten kon hij niet meer. Alhoewel muziek geen
enkele rol in z’n leven had gespeeld, luisterde hij zo nu en dan naar
een CD met een symfonie van Mozart. “Ik geloof niet in God maar in
deze muziek hoor ik de eeuwigheid en dat is me een troost.“
1740
1741
1742
1743
1744
1745
1746
1747
1748
1749
1750
1751
1752
1753
1754
1755
1756
1757
1758
1759
1760
1761
1762
1763
 Verminderen van slaapproblemen
Er zijn allerlei CD’s die samengesteld zijn als hulp bij het inslapen. De
stijl van de meeste van deze CD’s lijkt op new age muziek. Velen
hebben daar baat bij. Maar als die muziekstijl niet in goede aarde valt,
is
de
CD
onbruikbaar.
Mede
afhankelijk
van
de
persoonlijkheidsstructuur is er een onderscheid te maken in geschikte
muziek. Voor de een is muziek geschikt die je als het ware laat
dobberen op klanken en natuurgeluiden zoals bij de meeste slaapCD’s. De ander heeft juist een duidelijke muzikale structuur nodig om
de aandacht op te kunnen vestigen en zich daardoor te kunnen
ontspannen. Door dezelfde muziek, als die goed bevallen is, regelmatig
te gebruiken treedt de werking ervan steeds eerder in.
 Ondersteuning van verwerkingsproblematiek
Doordat muziek gemakkelijk emoties oproept kan muziek luisteren een
hulpmiddel zijn bij het (h)erkennen van emoties. Emoties en gedachten
die min of meer onbewust onderdrukt worden, kunnen door muziek,
soms al na een paar tonen, naar boven komen. Dit kan verhelderend
zijn en bijdragen aan het verwerkingsproces. Maar het komt ook nog al
eens voor dat patiënten geen muziek willen of durven luisteren. Er
bestaat dan de vrees dat er teveel of te pijnlijke emoties loskomen dan
op dat moment te hanteren zijn. Dit kan een gezond
beschermingsmechanisme zijn. Deze angst laat wel zien dat er
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 53
1764
1765
1766
waarschijnlijk sprake is van onderdrukte emoties. Muziek kan
ongemerkt emotionele pijn oproepen en versterken:
1767
1768
1769
1770
1771
1772
1773
1774
1775
1776
Casus
Een vrouw in de laatste fase van borstkanker is vaak onrustig en geeft
wisselende pijnklachten aan. In haar kamer klinkt vaak de muziek die
ze gebruikte bij haar werk als ontspanningstherapeut. Bij het
regelmatig afnemen van de pijnscore valt op dat deze muziek mogelijk
de pijn en onrust eerder versterkt dan vermindert. In een gesprek
hierover met haar komt uiteindelijk naar voren dat de muziek,
ongemerkt, emotionele pijn door de rouw over wat voorbij is, oproept.
Gesprekken over die pijn met de geestelijk verzorger en verandering
van muziek hebben haar goed gedaan.
1777
1778
1779
1780
1781
1782
1783
1784
1785
1786
1787
1788
1789
1790
1791
1792
1793
1794
1795
1796
1797
1798
Muziek kan gevoelens oproepen van onmacht, woede, agressie,
wanhoop of eenzaamheid dan wel een diepe verbondenheid met de
eigen innerlijk kern, met anderen, het hogere. Ook wanneer de
lichamelijke en psychische conditie zwak is, kan muziek een brug
vormen naar deze gewaarwordingen zonder dat daar veel inspanning
voor nodig is. Dit kan een hulp zijn bij het verwerkingsproces en
ondersteunend bij het toeleven naar het levenseinde.
 Versterken van de draagkracht
Mensen kunnen zich gesterkt voelen wanneer de muziek persoonlijke
waardegebieden oproept zoals kracht, vrede, verbondenheid of God.
Ook het gevoel voor eigenwaarde en identiteit kan door muziek, of tekst
in combinatie met de muziek, versterkt worden.
Casus
Een man heeft al jaren een Non-Hodgkin lymfoom en heeft daarbij
emotioneel de balans goed weten te behouden. Dan krijgt hij door
metastasen een partiële dwarslaesie en verliest alle moed. De
incontinentie en de totale afhankelijkheid zijn voor hem een
doemscenario. Apathisch ligt hij in bed. Muziek luisteren is het enige
wat hij in deze periode nog wel doet. Hij wil wel ingaan op het voorstel
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 54
1799
1800
1801
1802
1803
1804
1805
1806
1807
1808
1809
1810
1811
1812
1813
1814
1815
1816
1817
1818
1819
1820
1821
1822
1823
1824
1825
1826
1827
1828
1829
1830
1831
1832
1833
1834
1835
1836
samen met zijn partner muziek uit te zoeken waar hij nu specifiek
behoefte aan heeft. Het wordt een selectie van pop en blues, vooral
uitgezocht op de teksten die aansluiten bij zijn emoties. Verlies,
woede, en eenzaamheid, maar ook kracht en vechten om te overleven
zijn de thema’s van de teksten en herkenbaar in de intensiteit van de
muziek. Hij is geen prater maar door het samen uitzoeken was het
makkelijker samen emoties en gedachten te delen. ”De muziek heeft
me innerlijk weer op de been gebracht”.
 Verbetering van de stemming
Muziek heeft invloed op stemming, kan de beleving van het moment
positief en negatief inkleuren. Welke muziek de stemming doet
verbeteren, hangt af van de associaties en herinneringen die gekoppeld
zijn aan de muziek. Karakterstructuur speelt in deze ook een rol. De
één voelt zich beter door opgewekte muziek, de ander door muziek die
de zwaarte van de sombere stemming weerspiegelt.
 Bieden van houvast en structuur
Wanneer er sprake is van innerlijke onrust, angst of een verlaagd
bewustzijn gepaard gaande met onrust of desoriëntatie, kan muziek die
makkelijk te volgen is, houvast bieden. Muziek met een duidelijk thema
op de voorgrond (bijvoorbeeld een instrumentaal gespeelde melodie of
gezongen tekst) is doorgaans geschikt. Hierbij staat de emotionele
beleving niet op de voorgrond. De muziek moet duidelijk hoorbaar
worden afgespeeld.
 Begeleiding bij het sterven
Muziek bij het sterven vraagt om zorgvuldigheid en terughoudendheid,
zeker wanneer de patiënt niet meer in staat is om kenbaar te maken of
de muziek nog gewenst is. Zolang dit nog wel het geval is en de patiënt
geeft aan naar muziek te willen luisteren, kan dat natuurlijk, alhoewel de
meeste mensen het toch niet prettig vinden. Muziek in de vorm van
zachtjes zingen, neuriën of rustig live harp- of gitaarspel kan, in
tegenstelling tot CD-muziek, tijdens de laatste fase wel aangenaam zijn.
Live muziek kan aangepast worden aan de patiënt en de situatie. Het
waarnemen van de lichaamstaal zoals kleine bewegingen van het
lichaam en het ritme van de ademhaling kan de reactie van de patiënt
op de muziek weergeven. Deze vorm van begeleiding en nabijheid kan
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 55
1837
1838
1839
1840
1841
1842
1843
1844
1845
1846
1847
1848
1849
1850
1851
1852
1853
1854
1855
1856
1857
1858
1859
1860
1861
1862
1863
1864
1865
1866
1867
1868
1869
1870
1871
1872
1873
1874
1875
rustgevend werken en een ondersteuning zijn bij het loslaten. Toch
wordt er wel CD-muziek gebruikt in de kamer van een stervende.
Geluiden van moeilijke ademhaling, de aanblik van de stervende, het
lange waken bij de stervende, kunnen voor de naasten zwaar zijn. Dan
kan zachte rustige muziek op de achtergrond de sfeer in kamer lichter
maken. Het blijft een afweging.
Wanneer een euthanasieverzoek ingewilligd gaat worden, kan
overwogen worden muziek uit te kiezen die rondom de
levensbeëindiging een ondersteunende rol voor de patiënt en naasten
kan hebben. Hieraan valt ook te denken bij palliatieve sedatie.
Praktische aspecten
Het is voor de hand liggend om te putten uit de muziekverzameling van de
patiënt zelf of uit andere collecties (van naasten, bibliotheek of van
internet). Het uitnodigen tot meedenken door naasten kan geschikte
muziek opleveren. De ervaring leert dat patiënten, mits het verband tussen
doel en muziekkeuze duidelijk is, meestal wel kunnen aangeven waar ze
behoefte aan hebben, ook al zijn ze niet zo thuis in muziek.
Over het algemeen wordt gebruik gemaakt van muziek op CD. Ook live
voorgespeelde muziek kan dienst doen. Vanuit de doelstelling kan
geselecteerde muziek op CD gezet worden. Als dat niet mogelijk is,
moeten alleen die muziekstukken die men beluisteren wil door middel van
het programmeren van de afspeelapparatuur geselecteerd worden.
Wanneer tussendoor muziekstukken klinken die niet het gewenste
karakter hebben, werkt dit storend en vermindert het gewenste effect.
Naasten kunnen bij de praktische uitvoering behulpzaam zijn. Het samen
hiermee bezig zijn kan als prettig worden ervaren en een positief effect
hebben in die situaties waarin het contact moeizaam is. Indien de patiënt
en/of naasten geen aanknopingspunt kunnen geven voor de muziekkeuze
zal de hulpverlener zelf op zoek gaan.
Denk hierbij aan ondersteuning van collega’s of overleg met een
muziektherapeut. Muziektherapeuten die aan het platform Leven met
kanker
verbonden
zijn,
kunnen
als
vraagbaak
dienen
(www.platformlevenmetkanker.nl).
Hulpmiddelen
Er kan gebruik gemaakt worden van de volgende hulpmiddelen:
 draagbare audio-apparatuur (discman, iPod e.d.) of CD-speler die
geplaatst kan worden binnen het bereik van de patiënt, bij voorkeur met
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 56
1876
1877
1878
1879
1880
1881
1882
1883
1884
1885
1886
1887
1888
1889
1890
1891
1892
1893
1894
1895
1896
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
afstandsbediening
 CD’s
 koptelefoon, alleen te gebruiken als de ruimtelijke situatie hiertoe
aanleiding geeft en als de patiënt dit gewend is. Luisteren zonder
koptelefoon heeft in principe de voorkeur. Het ruimtelijk akoestisch
effect ondersteunt de werking van de muziek. Dit is vooral van belang
bij angst, desoriëntatie en neiging tot sociale isolatie.
Werkwijze
 Inventariseer voor welke indicatie luisteren naar muziek gebruikt gaat
worden.
 Geef voorlichting over de samenhang tussen het beoogde doel en de
werking van muziek.
 Overleg naar aanleiding daarvan welke muziek het meest passend zou
kunnen zijn.
 Kies een geschikt moment van de dag zodat er rust en ruimte is voor de
interventie.
 Zorg voor de nodige privacy indien de patiënt in een zorginstelling
verblijft.
 Informeer of de patiënt alleen naar de muziek wil luisteren of samen
met een naaste.
 Let er op dat de afspeelapparatuur en/of de bediening ervan binnen het
bereik van de patiënt is zodat deze de muziek zelf aan en uit kan
zetten.
 Adviseer de patiënt op een wijze naar de muziek te luisteren die
gerelateerd is aan het beoogde doel (zie de eerdere beschrijving van de
doelen).
 Besteed aandacht aan de begeleiding, door de muziek kunnen
herinneringen en emoties worden opgeroepen.
 Laat de patiënt nog even rust nemen nadat met het luisteren naar de
muziek is gestopt.
 Frequentie: wanneer de indicatie op somatisch gebied ligt maar ook als
angst, onrust en/of desoriëntatie aanwezig zijn, is regelmatige herhaling
gewenst. In andere situaties is de frequentie afhankelijk van de
behoefte van de patiënt.
 De luistertijd is persoonsafhankelijk en niet normatief te adviseren.
 Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast.
 Evalueer met de patiënt het effect van de interventie en noteer dit.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 57
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1925
1926
1927
1928
1929
1930
1931
1932
1933
1934
1935
1936
1937
1938
1939
1940
1941
1942
1943
1944
1945
 Bespreek of vervolg gewenst is, wanneer, hoe vaak en op welke wijze.
 Stel bij onvoldoende effect alternatieven voor, afgestemd op de
klachten; denk hierbij aan massage en ontspanningsoefeningen.
 Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden
aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers.
Onderbouwing
Er is onderzoek gedaan naar de werking van muziek vanuit zowel de
muziektherapeutische als de verpleegkundige beroepsachtergrond. Hier
worden echter alleen die studies genoemd die voor de praktische
uitvoering geen andere speciale vaardigheden vragen dan die zoals in
deze richtlijn beschreven.
Een aantal studies betreft het gebruik van muziek bij pijn. Beck (1991) legt
de relatie tussen luisteren naar ontspannende muziek en pijnreductie.
Reinhardt (1999) laat zien dat door middel van het vertragen van muzikaal
tempo in de loop van de muziek het hartritme ook vertraagt. De
experimentele groep gaf een significant lagere behoefte aan pijnstillers
aan. Koch (1997) geeft een goede beschrijving en onderbouwing van (niet
alleen op reductie van spanning gerichte) aspecten die relevant zijn bij de
relatie tussen pijn en luisteren naar muziek.
Er is een aantal studies over de effectiviteit van luisteren naar muziek door
klinische patiënten die aantonen dat hierdoor angst kan verminderen
(Evans 2002). Dit is een waardevol aspect omdat angst een symptoom is
dat een versterkende invloed heeft op andere symptomen zoals onrust,
pijn, somberheid en benauwdheid.
Onderzoek en ervaring leren dat in de palliatieve zorg luisteren naar
muziek op allerlei manieren een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van
leven: door symptomen zoals pijn, en angst, maar ook misselijkheid en
braken tijdens chemotherapie te verminderen maar ook door gewoonweg
te kunnen genieten van luisteren naar muziek.
Niveaus van bewijsvoering
Invloed van luisteren naar
muziek op:
Niveau van
bewijsvoering
Referenties
Pijn
3
Beck 1991, Curtis 1986, Lonfield
1995 (zie Hilliard 2005), Reinhardt
1999, Zimmerman 1989
Misselijkheid en braken t.g.v.
3
Ezzone 1998, Standley 1992
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 58
chemotherapie
1946
1947
1948
1949
1950
1951
1952
1953
1954
Angst
2
Evans 2002, Sabo 1996, Smith
2001, Standley 1992
Andere indicaties
4
Abrams 2001, Rose 2004
Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee
gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit.
Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinisch
onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander
vergelijkend onderzoeken.
Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend
onderzoek.
Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 59
1955
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
Literatuur
Algemeen
Van den Beuken J, Snijders M, Winder T, Koning G. Planetree overbrugt
sturingsparadox. Kwaliteit in Beeld, okt.2007: 16-18.
Bardia A, Barton DL, Prokop LJ et al. Efficacy of complementary and alternative
medicine therapies in relieving cancer pain: a systematic review. Journal of Clinical
Oncology 2006; 24: 5457-5464.
Boogaart J, Visser A, De Ridder D et al. Implementatie van complementaire zorg:
onderzoek naar de factoren die het implementatieproces van complementaire zorg
in de standaardzorg beïnvloeden. Utrecht: HDI, 2004.
Bücker B, Groenewold M, Schoefer Y, Schäfer T. The use of complementary alternative medicine (CAM) in 1 001 German adults: results of a population-based telephone survey. Gesundheitswesen. 2008; 70: 29-36.
Busch M, Van Nimwegen M. Implementatie van therapeutic touch. Utrecht: Van
Praag Instituut, 2006.
Busch M, Huisman A, Hupkens S, Visser A (redactie). Inleiding Complementaire
zorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2006.
Busch M, Eybrechts MV, Bosga D. Hoe evidence based is therapeutic touch?
Utrecht: Van Praag Instituut, 2008.
Busch M. Threels-Eenkhoorn T, Visser A. Therapeutic touch. Studie naar
complementaire behandelwijze bij multiple sclerose. Supplement 2008; 4: 24-29.
Cleuver L, Visser AP, van Wijk I. Complementaire zorgvormen in het verpleeghuis.
Deel II: Evaluatie van de tweede fase van het werken met aromatherapie en
massage in het Verpleeghuis en Reactiveringscentrum Antonius IJsselmonde
Rotterdam. Rotterdam: Stichting MAIA, 2003.
Conboy L, Kaptchuk TJ, Eisenberg DM, Gottlieb B, Acevedo-Garcia D. The relationship between social factors and attitudes toward conventional and CAM practitioners. Complementary Therapies in Clinical Practice 2007; 13: 146-57.
Van Duijn M, Schats W, von Rosenstiel I. Integrative Medicine, een op bewijs
gebaseerde benadering. Tsg 2009; 87: 85-88.
Deng G, Cassileth BR. Integrative oncology: Complementary therapies for pain,
anxiety and mood disturbance. CA Cancer Journal for Clinicians 2005; 55: 109116.
Hupkens S. Implementation of complementary therapies in Dutch health care organizations (master thesis). Universiteit Maastricht, 2009.
Joske DJ, Rao A, Kristjanson L. Critical review of complementary therapies in
hemato-oncology. Internal Medicine Journal 2006; 36: 579-586.
Kieviet A, Visser AP, van Wijk I. Complementaire zorgvormen in het verpleeghuis.
Deel III: Onderzoek naar de effecten van het werken met geur, aanraking en
muziek in het verpleeghuis Het Zonnehuis te Zuidhorn. Rotterdam: Stichting MAIA,
2003.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 60
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
2037
2038
2039
Kwaliteitsorgaan voor de Gezondheidszorg (CBO). Richtlijn diagnostiek en
behandeling van pijn bij patiënten met kanker. Utrecht: Kwaliteitsorgaan voor de
Gezondheidszorg (CBO), 2008, pp. 128-142.
Molassiotis, A, Fernadez-Ortega P, Pud D, Ozden, G, Scott JA, Panteli V, et al.
Use of complementary and alternative medicine in cancer patients: a European
survey. Annals of Oncology 2005; 16: 655-663.
McCloskey JC, Bulechek GM. Verpleegkundige interventies. Amsterdam: Elsevier,
1997.
Noorden A. De toepassing van natuurlijke behandelmethoden door
verpleegkundigen. Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde 1996; 12: 198-205.
Oskam N. Alternatieve geneeswijzen: zorg of zegen? Amsterdam: NIPO, 1998.
Owen DK, Lewith G, Stephens CR. Can doctors respond to patients' Increasing
Interest In complementary and alternative medicine? BMJ 2001; 322: 154-157.
Pan CX, Morrison S, Ness J et al. Complementary and alternative medicine in the
management of pain, dyspnea, and nausea and vomiting near the end of life: a
systematic review. Journal of Pain and Symptom Management 2000; 20: 374-387.
Saydah SH, Eberhardt MS. Use of complementary and alternative medicine among
adults with chronic diseases: United States 2002. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2006; 12: 805-812.
Schell N, Visser AP, van Staa A. Een bijzondere vorm van zorg: Effecten van
gezichtsmassage-ontspanning als complementaire zorg op kwaliteit van leven van
palliatieve kankerpatienten. Utrecht: HDI, 2002.
Schoolmeesters A, Visser AP, Edelman P. Effecten van massage bij
chemotherapie voor kankerpatiënten op de dagbehandeling. Nederlands Tijdschrift
voor Palliatieve Zorg 2002; 3: 1-4.
Smith BW, Dalen J, Wiggins KT, Christopher PJ, Bernard JF, Shelley BM. Who is
willing to use complementary and alternative medicine? Explore (NY) 2008; 4: 359367.
Verhoef MJ, Balneaves LG, Boon HS, Vroegindewey A. Reasons for and characteristics associated with complementary and alternative medicine use among adult
cancer patients: a systematic review. Integrative Cancer Therapies 2005; 4: 27486.
Verhoef MJ, Boon HS, Page SA. Talking to cancer patients about complementary
therapies: is it the physician's responsibility? Current Oncology 2008; 15 (Suppl 2):
s88-93.
Verhoef MJ, Trojan L, Armitage GD, Carlson L, Hilsden RJ. Complementary therapies for cancer patients: assessing information use and needs. Chronic Diseases
Cancer 2009; 29: 80-88.
Vickers AJ, Cassileth BR. Unconventional therapies for cancer and cancer-related
symptoms. Lancer Oncology 2001; 2: 226-232.
Visser A, van Wijk-Veldman I, Wysmans M. Toepassing van massage en
aromatherapie bij verpleeghuisbewoners. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve
Zorg 2003; 4: 5-11.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 61
2040
2041
2042
2043
2044
2045
2046
2047
2048
2049
2050
2051
2052
2053
2054
2055
2056
2057
2058
2059
2060
2061
2062
2063
2064
2065
2066
2067
2068
2069
2070
2071
2072
2073
2074
2075
2076
2077
2078
2079
2080
2081
2082
Visser A, Busch M, Wysmans M. Complementaire zorg in Nederland; een pleidooi
voor implementatie, opleiding, voorlichting en onderzoek. Utrecht: Forum
Complementaire Zorg, 2004.
Visser A, de Vogel-Voogt E, van der Heide A. Complementaire zorg en alternatieve
geneeswijzen bij kankerpatiënten in de laatste levensfase: een verkennend
onderzoek. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve Zorg 2008; 1: 21-26.
Van Wijk I, Visser AP. Complementaire zorgvormen in het verpleeghuis. Deel I:
interim-verslag van het onderzoek naar effecten van aromatherapie en massage in
het Verpleeghuis en reactiveringscentrum IJsselmonde Rotterdam. Rotterdam:
Stichting MAIA, 2001.
World Health Organization. Traditional medicine: growing needs and potential.
WHO Policy Perspectives and Medicines, no.2. Genève: WHO, 2002.
Van der Zouwe N, van Dam FSM. De betekenis van alternatieve behandelwijze
voor patiënten in de oncologie. In: J.CJ.M. de Haes e.a. (red.), Psychologische
zorg in de oncologie. Amsterdam/Assen: NKB/Van Gorcum, 2001, pp 271-284.
Massage
Ahles TA, Tope DM, Pinkson B et al. Massage therapy for patients undergoing
autologous bone marrow transplantation. Journal of Pain and Symptom Management 1999; 18: 157-163.
Billhult A, Bergbom I, Stener-Victorin E. Massage relieves nausea In women with
breast cancer who are undergoing chemotherapy. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2007; 13: 53-57
Campeau MP, Gaboriault R, Drapeau M et al. Impact of massage therapy on anxiety levels in patients undergoin radiation therapy: randomized controlled trial. Journal of the Society for Integrative Oncology 2007; 5: 113-138.
Cassileth BR, Vickers AJ. Massage therapy for symptom control: outcome study at
a major cancer center. Journal of Pain and Symptom Management 2004; 28: 244249.
Corner J, Cawley N, Hildebrand S. An evaluation of the use of massage and essential oils on the wellbeing of cancer patients. International Journal of Cancer
Nursing 1995; 1: 67-73.
Ernst E. Massage therapy for cancer palliation and supportive care: a systematic
review of randomised clinical trials. Supportive Care In Cancer 2009; 17: 333-337.
Fellowes D, Barnes K, Wilkinson S. Aromatherapy and massage for symptom relief
in patients with cancer. Cochrane database 2004; 2: CD2287.
Ferrell -Torry AT, Glick OJ. The use of therapeutic massage as a nursing intervention to modify anxiety and the perception of cancer pain. Cancer Nursing 1993; 16:
93-101.
Grealish L, Lomasney A, Whiteman B. Foot Massage. A nursing intervention to
modify the distressing symptoms of pain and nausea in patients hospitalized with
cancer. Cancer Nursing 2000; 23: 237-243.
Hernandez-Reif M, Ironson G, Field T et al. Breast cancer patients have improved
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 62
2083
2084
2085
2086
2087
2088
2089
2090
2091
2092
2093
2094
2095
2096
2097
2098
2099
2100
2101
2102
2103
2104
2105
2106
2107
2108
2109
2110
2111
2112
2113
2114
2115
2116
2117
2118
2119
2120
2121
2122
2123
2124
2125
immune and neuroendocrine functions following massage therapy. Journal of Psychosomatic Research 2004; 57: 45-52.
Ironson G, Field T. Massage therapy is associated with enhancement of the immune system’s cytotoxic capacity. International Journal of Neuroscience 1996; 84:
205-217.
Jane SW, Wilke DJ, Gallucci BB, Benton RD, Huang HY. Effects of full-body massage on pain intensity, anxiety and physiological relaxation in Taiwanese patients
with metastatic bone pain: a pilot study. Journal of Pain and Symptom Management 2009; 37: 754-763.
Kohara H, Miyauchi T, Suehiro Y, Ueoka,H Takeyama H, Morita T. Combined modality treatment of aromatherapy, footsoak and reflexology relieves fatigue in patients with cancer. Journal of Palliative Medicine 2004; 7: 791-796.
Kutner JS, Smith MC, Corbin L et al. Massage therapy versus simple touch to improve pain and mood in patients with advanced cancer: a randomized trial. Ann
Intern Med 2008; 149: 369-379.
Lafferty WE, Downey L, McCarthy RL et al. Evaluating CAM treatment at the end of
life: a review of clinical trials for massage and meditation. Complementary Therapies In Medicine 2006; 14: 100-112.
McCaffery M, Pasero C. Practical nondrug approaches to pain. In: McCaffery M,
Pasero C. Pain: Clinical manual, second edition. Mosby, Inc. 1999, pp 420-421.
Myers CD, Walton T, Small BJ. The value of massage therapy In cancer care. Hematological and Oncological Clinics of North America 2008; 22: 649-660.
Pan CX, Morrison S, Ness J et al. Complementary and alternative medicine in the
management of pain, dyspnea, and nausea and vomiting near the end of life: a
systematic review. Journal of Pain and Symptom Management 2000; 20: 374-387.
Post-White J, Kinney ME, Savik K, Gau JB, Wilcox C, Lerner I. Therapeutic massage and healing touch improve symptoms in cancer. Integrative Cancer Therapies
2003; 2: 332-344.
Russell NC, Sumler SS, Beinhorn CM, Frenkel MA. Role of massage in cancer
care. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2008; 14: 209-214.
Smith MC, Kemp J, Hemphill L, Vojir CP. Outcomes of therapeutic massage for
hospitalised cancer patients. Journal of Nursing Scholarship 2002; 34: 257-262.
Soden K, Vincent K, Craske S, Lucas C, Ashley S. A randomized controlled trial of
aromatherapy massage in a hospice setting. Palliative Medicine 2004; 18: 87-92.
Stephenson NLN, Weinrich SP, Tavakoli AS. The effects of foot reflexology on
anxiety and pain in patients with breast cancer and lung cancer. Oncology Nursing
Forum 2000; 27: 67-72.
Verbeek M. Ontspannende voetmassage: praktijkgericht onderzoek. Rotterdam:
Universitaire Pers, 2001.
Taylor AG, Galper DI, Rice LW, Andersen W, Irvin W, et al. Effects of adjunctive
Swedish massage and vibration therapy on short-term postoperative outcomes: a
randomized controlled trial. Journal of Alternative and Complementary Medicine
2003; 9: 77-89.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 63
2126
2127
2128
2129
2130
2131
2132
2133
2134
2135
2136
2137
2138
2139
2140
2141
2142
2143
2144
2145
2146
2147
2148
2149
2150
2151
2152
2153
2154
2155
2156
2157
2158
2159
2160
2161
2162
2163
2164
2165
2166
2167
2168
Weinrich SP, Weinrich MC. The effect of massage on pain in cancer patients. Applied Nursing Research 1990; 3: 140-145.
Wilkie DJ, Kampbell J, Cutshall S et al. Effects of massage on pain intensity, analgesics and quality of life in patients with cancer pain: a pilot study of a randomised
clinical trial conducted within hospice care delivery. Hospice Journal - Physical,
Psychosocial and Pastoral Care of the Dying 2000; 15: 31-53.
Wilkinson S. Get the massage. Nursing Times 1996; 92: 61-64.
Wilkinson S, Aldridge J, Salmon I, Cain E, Wilson B. An evaluation of aromatherapy massage in palliative care. Palliative Medicine 1999; 13: 409-417.
Wilkinson S, Barnes K, Storey L. Massage for symptom relief in patients with cancer: systematic review. Journal of Advanced Nursing 2008; 63: 430-439.
Etherische oliën
Bowers L. To what extent does aromatherapy use in palliative cancer care improve
quality of life and reduce levels of psychological distress? A literature review. The
International Journal of Aromatherapy 2006; 16: 27-35.
Buckle J. Clinical Aromatherapy. Essential oils in practice. Edinborough: Churchill
Livingstone, 2003, pp 2-9, 162-246, 283-293, 303-309, 334-345.
Chang S. Effects of aroma handmassage on pain, state anxiety and depression in
hospice patients with terminal cancer. Taehan Kanho Hakhoe 2008; 38: 493-502.
Cooke B, Ernst E. Aromatherapy: a systematic review. British Journal of General
Practice 2000; 50: 493-496.
Corner J, Cawley N, Hildebrand S. An evaluation of the use of massage and essential oils on the wellbeing of cancer patients. International Journal of Cancer
Nursing 1995; 1: 67-73.
De Valois B, Clark E. A retrospective assessment of 3 years of patient audit for an
aromatherapy massage service for cancer patients. The International Journal of
Aromatherapy 2001; 11: 134-143.
Dunn C, Sleep J, Collet D. Sensing an improvement: an experimental study to
evaluate the use of aromatherapy, massage and periods of rest in an intensive
care unit. Journal of Advanced Nursing 1995; 21: 34-40.
Dunwoody L, Smyth A, Davidson R. Cancer patients’ experiences and evaluations
of aromatherapy massage in palliative care. International Palliative Nursing 2002;
8: 497-504.
Dryden M, Dailly S, Crouch M. A randomised controlled trial of tea tree topical
preparations versus a standard topical regimen for the clearance of MRSA colonisation. Journal of Hospital Infections 2004; 56: 383-386.
Edris A. Pharmatheutical and therapeutic potentials of essential oils and their individual volatile constituents: a review. Phytotherapy Research 2007; 21: 308-323.
Evans B. An audit into the effects of aromatherapy massage and the cancer patient
in palliative and terminal care. Complementary Therapies in Medicine 1995; 3: 239241.
Fellowes D, Barnes K, Wilkinson S. Aromatherapy and massage for symptom relief
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 64
2169
2170
2171
2172
2173
2174
2175
2176
2177
2178
2179
2180
2181
2182
2183
2184
2185
2186
2187
2188
2189
2190
2191
2192
2193
2194
2195
2196
2197
2198
2199
2200
2201
2202
2203
2204
2205
2206
2207
2208
2209
2210
2211
in patients with cancer. Cochrane database 2004; 2: CD2287.
Geiger J. The essential oil of ginger, zingiber officinale and anaesthesia. International Journal of Aromatherapy 2005; 15: 7-14.
Graham PH, Browne L, Cox H, Graham J. Inhalation aromatherapy during radiotherapy: results of a placebo-controlled double-blind randomised trial. Journal of
Clinical Oncology 2003; 21: 2372-2376.
Hadfield N. The role of aromatherapy massage in reducing anxiety in patients with
malignant brain tumours. International Journal of Palliative Nursing 2001; 7: 279285.
Hanrath C. Geurige zorgverlening. Tijdschrift voor Verpleegkundigen 1996; 4: 1213.
Holm L & Fitzmaurice L. Emergency department waiting room stress: can music or
aromatherapy improve anxiety scores? Pediatric Emergency Care 2008; 24: 836838.
Hoya Y, Matsumura I, Tetsuji F, Yanaga K. The use of nonpharmacological interventions to reduce anxiety in patients undergoing gastrocopy in a setting with an
optimal soothing environment. Gastroenterology Nursing 2008; 31: 395-399.
Imanishi J, Kuriyama H, Shigemori I et al. Anxiolytic effect of aromatherapy massage In patients with breast cancer. Evid Based Complementary Med 2009; 6: 123128.
Kane F, Brodie E, Coul A, Coyne L, Howd A, Milne A, Niven C, Robbins R. The
analgesic effect of odour and music upon dressing change. British Journal of Nursing 2004; 13: S4-S8.
Kohara H, Miyauchi T, Suehiro Y, Ueoka H, Takeyama H, Morita T. Combined modality treatment of aromatherapy, footsoak, and reflexology relieves fatigue in patients with cancer. Journal of Palliative Medicine 2004; 7: 791-795.
Kite SM, EJ Maher, Anderson K et al. Development of aromatherapy at a cancer
centre. Palliative Medicine 1998; 12: 171-180.
Kuriyama H, Watanabe S, Nakaya T et al. Immunological and psychological benefits of aromatherapy massage. Evidence Based Complementary and Alternative
Medicine 2005; 2: 179-184.
Lawless J. Encyclopedie van de etherische oliën. Tilburg: De Ster, 1997, pp 13-36,
103-104, 177-179, 181-182, 239, 257.
Louis M, Kowalski SD. Use of aromatherapy with hospice patients to decrease
pain, anxiety and depression and to promote an increased sense of well-being.
American Journal of Hospice Palliative Care 2002; 19: 381-386.
Maddock-Jennings W, Wilkinson JM. Aromatherapy practice in nursing: literature
review. Journal of Advanced Nursing 2004; 48: 93-103.
Martin G. The effect of exposure to odor on the perception of pain. Psychosomatic
medicine. 2006; 68: 613-616
Moss M., Cook J, Wesnes K, Duckett P. Aromas of rosemary and lavender essential oils differentially affect cognition and mood in healthy adults, International Journal of Neuroscience 2003 (113) 15-38
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 65
2212
2213
2214
2215
2216
2217
2218
2219
2220
2221
2222
2223
2224
2225
2226
2227
2228
2229
2230
2231
2232
2233
2234
2235
2236
2237
2238
2239
2240
2241
2242
2243
2244
2245
2246
2247
2248
2249
2250
2251
2252
2253
2254
Muzarelli L, Force M, Sebold M. Aromatherapy and reducing preprocedural anxiety: a controlled study. Gastroenterology Nursing 2006; 29: 466-471.
Passant H. A holistic approach in the ward. Nursing Times 1990; 86: 26-28.
Price L, Price S. Aromatherapy for health professionals, second edition. London:
Churchill Livingstone, 1999, pp 1-4, 41-104, 241-255, 321, 329-330, 341.
Rankin-Box D. The Nurse’s Handbook of Complementary Therapies, second edition. Edinborough: Bailiere Tindall 2001, pp 129-137.
Rijpkema H. Aromecum; Aromatherapie van Absint tot Zonnebloem. Breda: Sango,
2004, pp 11-30, 73-74, 162-164, 222-223, 238-239.
Shenton D. Does aromatherapy provide a holistic approach to palliative care? International Journal of Palliative Nursing 1996; 2: 187-191.
Soden K, Vincent K, Craske S, Lucas C, Ashley S. A randomized controlled trial of
aromatherapy massage in a hospice setting. Palliative Medicine 2004; 18: 87-92.
Takeda H, Tsujita J, Kaya M, Takemura M, Oku Y. Differences between the physiologic and psychologic effects of aroma body treatment. The Journal of Alternative
and Complementary Medicine. 2008; 14: 655-661.
Tisserand R, Balacs T. Essential oil safety; a guide for health care professionals.
London: Churchill Livingstone, 1995, pp 1-12, 23-32, 146, 156, 203-211.
Westcombe AM, Gambles MA, Wilkinson SM et al. Learning the hard way! Setting
up an RCT of aromatherapy massage for patients with advanced cancer. Palliative
Medicine 2003; 17: 300-307.
Van der Storm L, Sinaasappellucht maakt arrestant kalm en schoon. De
Volkskrant, 20-2-2008
Wilcock A, Manderson CA, Weller R et al. Does aromatherapy benefit patients with
cancer attending a specialist palliative care centre? Palliative Medicine 2004; 18:
287-290.
Wilkinson S. Aromatherapy and massage in palliative care. International Journal of
Palliative Nursing 1995; 1: 21-30.
Wilkinson S, Aldridge J, Salmon I, Cain E, Wilson B. An evaluation of aromatherapy massage in palliative care. Palliative Medicine 1999; 13: 409-417.
Wilkinson S, Barnes K, Storey L. Massage for symptom relief in patients with cancer: systematic review. Journal of Advanced Nursing 2008; : 430-439
Wilkinson S, Love S, Westcombe A, Gambles, M, Burgess, C, Cargill, A, Young T,
Maher J, Ramirez A. Effectiveness of aromatherapy massage in the management
of anxiety and depression in patients with cancer: a multicenter randomized controlled trial. Journal of Clinical Oncology 2007; 25: 532-539.
Yim V, Adekina K, Tsang H, Leung A. A review on the effects of aromatherapy for
patients with depressive symptoms. The Journal of Alternative and Complementary
Medicine 2009; 15:187-195.
Zimmermann E. Aromatherapie für Pflege- und Heilberufe; Das Kursbuch zur Aromapraxis, 2. überarbeitete und ergänzte Auflage. Stuttgart: Sonntag Verlag, 2001,
pp 20-21, 61-80, 141-144, 152-153, 160, 179.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 66
2255
2256
2257
2258
2259
2260
2261
2262
2263
2264
2265
2266
2267
2268
2269
2270
2271
2272
2273
2274
2275
2276
2277
2278
2279
2280
2281
2282
2283
2284
2285
2286
2287
2288
2289
2290
2291
2292
2293
2294
2295
2296
2297
Ontspanningsoefeningen
Antoni MH, Lechner S, Diaz A, Vargas S, Holley H, Phillips K, McGregor B, Carver
CS, Blomberg B. Cognitive behavioral stress management effects on psychosocial
and physiological adaptation in women undergoing treatment for breast cancer.
Brain Behaviour and Immunology 2009; 23: 580-591.
Baider L, Uziely B, Kaplan De-Noir A. Progressive muscle relaxation and guided
mental imaginary in cancer patients. General Hospital Psychiatry 1994; 16: 340347.
Baider L, Peretz T, Ever Hadani P, Koch U. Psychological intervention in cancer
patients: a randomized study. General Hospital Psychiatry 2001, 23: 272-277.
Bausewein C, Booth S, Gysels M, Higginson IJ. Non-pharmacological interventions
for breathlessness in advanced stages of malignant and non-malignant diseases.
Cochrane Database of Systematic reviews 2008; 2: CD005623
Bindemann S, Soukop M, Kaye SB. Randomised controlled study of relaxation
training. European Journal of Cancer 1991; 27: 170-174.
Bridge LR, Benson P, Pietroni PC, Priest RG. Relaxation and imagery in the treatment of breast cancer. British Medical Journal 1988; 297: 1169-1172.
Busch M. Werkboek Gezonde Verbeelding, werken met ontspannings- en
visualisatieoefeningen. Utrecht: Van Praag Instituut, 2004.
Corner J, Plant H, A’Hern R, Bailey C. Non-pharmacological intervention for
breathlessness in lung cancer. Palliative Medicine 1996; 10: 299-305.
Decker TW, Cline J, Gallagher M. Relaxation therapy as an adjunct in radiation
oncology. Journal of Clinical Psychology 1992; 48: 388-393.
Devine EC. Meta-analysis of the effect of pschoeducational Interventions on pain In
adults with cancer. Oncology Nursing Forum 2003; 30: 75-89
Eller LS. Guided imagery intervention for symptom management. Annual Review of
Nursing Research 1999; 17: 57-84.
Fleming U. Relaxation therapy for far-advanced cancer. Practitioner 1985; 229:
471-475.
Good M. Effects of relaxation and music on postoperative pain: a review. Journal of
Advanced Nursing 1996; 24: 905-914.
Graffam S, Johnson A. A comparison of two relaxation strategies for the relief of
pain and its distress. Journal of Pain and Symptom Management 1987; 2: 229-231.
Holland JC, Morrow GR, Schmale A et al. A randomised clinical trial of alprazolam
versus progressive muscle relaxation in cancer patients with anxiety and depressive symptoms. Journal of Clinical Oncology 1991; 9: 1004-1011.
Jacobsen PB, Hahn DM. Cognitive-behavioral Interventions. In: Holland JC: Psycho-oncology. New York/Oxford: Oxford University Press, 1998, pp 717-728.
Jacobsen PB, Meade CD, Stein KD, Chirikos TN, Small BJ, Ruckdeschel JC. Efficacy and costs of two forms of stress management training for cancer patients undergoing chemotherapy. Journal of Clincal Oncology 2002; 20: 2851-2862.
Kuiken van D. A meta-analysis of the effect of guided imagery practice on outcomes. Journal of Holistic Nursing 2004; 22: 164-179.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 67
2298
2299
2300
2301
2302
2303
2304
2305
2306
2307
2308
2309
2310
2311
2312
2313
2314
2315
2316
2317
2318
2319
2320
2321
2322
2323
2324
2325
2326
2327
2328
2329
2330
2331
2332
2333
2334
2335
2336
2337
2338
2339
2340
Loonstijn E. Een wonder op twee benen. Vormen van imaginatie in theorie en
praktijk. Utrecht: De Toorts, 1993.
Luebbert K, Dahme B, Hasenbring M. The effectiveness of relaxation training in
reducing treatment-related symptoms and improving emotional adjustment in acute
non-surgical cancer treatment: a meta-analytical review. Psycho-oncology 2001;
10: 490-502.
Marchioro G, Azzarello G, Viviani F, Barbato F, Pavanetto M, Rosetti F, Pappagallo
GL, Vinante O. Hypnosis in the treatment of anticipatory nausea and vomiting in
patients receiving cancer chemotherapy. Oncology 2000; 59: 100-1004.
McCaffery M, Beebe A. Relaxation In: Pain: Clinical manual for nursing practice.
CV Mosby Company, St. Louis 1989, pp 189-211.
McCaffery M, Pasero C. Practical nondrug approaches to pain. In: McCaffery M,
Pasero C. Pain: Clinical manual, second edition. Mosby, Inc. 1999, pp 417-420.
Molassiotis A, Yung HP, Yam BM, Chan FY, Mok TS. The effectiveness of progressive muscle relaxation training in managing chemotherapy-induced nausea
and vomiting in Chinese breast cancer patients: a randomised controlled trial. Support Care In Cancer 2002; 10: 237-246.
Newell SA, Sanson-Fischer RW. Systematic review of psychological therapies for
cancer patients: overview and recommendations for future research. Journal of the
National Cancer Institute 2002; 94: 558-584.
NIH technology assessment panel on integration of behavioral and relaxation approaches into the treatment of chronic pain and insomnia, Bethesda, Md. Integration of behavioral and relaxation approaches into the treatment of chronic pain and
insomnia. JAMA 1996; 276: 313-318.
Petersen RW, Quinlivan JA. Preventing anxiety and depresssion in gynaecological
cancer: a randomised controlled trial. British Journal of Obstetrics and Gynaecology 2002; 109: 386-394.
Redd WH, Montgomery GH, DuHamel KN. Behavioral interventions for cancer
treatment side effects. Journal of the National Cancer Institute 2001; 93: 810-823.
Renfroe KL. Effect of progressive relaxation on dyspnea and state anxiety in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Heart Lung 1988; 17: 408-413.
Scott DW, Donahue DC, Mastrovito RC, Hakes TB. Comparative trial of clinical
relaxation and an antiemetic drug regimen in reducing chemotherapy-related nausea and vomiting. Cancer Nursing 1986; 9: 178-187.
Sloman RP, Brown E, Aldana E, Chee E. The use of relaxation for the promotion of
comfort and pain relief in persons with advanced cancer. Contemporary Nursing
1994; 3: 333-339.
Sloman R. Relaxation and imagery for anxiety and depression control in community patients with advanced cancer. Cancer Nursing 2002; 25: 432-435.
Speca M, Carlson LE, Goodey E, Angen M. A randomised, wait-list controlled clinical trial: the effect of a mindfulness meditation-based stress reduction program on
mood and symptoms of stress in cancer outpatients. Psychosomatic Medicine
2000; 62: 613-622.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 68
2341
2342
2343
2344
2345
2346
2347
2348
2349
2350
2351
2352
2353
2354
2355
2356
2357
2358
2359
2360
2361
2362
2363
2364
2365
2366
2367
2368
2369
2370
2371
2372
2373
2374
2375
2376
2377
2378
2379
2380
2381
2382
2383
Syrjala KL, Donaldson GW, Davis MW et al. Relaxation and imagery and cognitivebehavorial training reduce pain during cancer treatment: a controlled clinical trial.
Pain 1995; 63: 189-198.
Targ EF, Levine EG. The efficacy of a mind-body-spirit group for women with
breast cancer: a randomized controlled trial. General Hospital Psychiatry 2002; 24:
238-248.
Tatrow K, Montgomery GH. Cognitive behavioral therapy techniques for distress
and pain In breast cancer patients: a meta-analysis. Journal of Behavioral Medicine
2006; 29: 17-27.
Wallace KG. Analysis of recent literature concerning relaxation and imagery interventions for cancer pain. Cancer Nursing 1997; 20: 79-87.
Walker LG, Walker MB, Ogston K et al. Psychological, clinical and pathological
effects of relaxation training and guided imagery during primary chemotherapy.
British Journal of Cancer 1999; 80: 262-268.
Williams AL, Selwyn PA, Liberti L et al. A randomized controlled trial of meditation
and massage effects on quality of life In people with late-stage disease: a pilot
study. Journal of Palliative Medicine 2005; 8: 939-952.
Yoo HJ, Ahn SH, Kim SB, Kim WK, Han OS. Efficacy of progressive muscle relaxation training and guided imagery in reducing chemotherapy side effects in patients
with breast cancer and in improving their quality of life. Support Care in Cancer
2005; 13: 826-833.
Luisteren naar muziek
Abrams B. Music, cancer and immunity. Clinical Journal of Oncology Nursing 2001;
5: 222-224.
Beck SL. The therapeutic use of music for cancer-related pain. Oncology Nursing
Forum 1991; 18: 1327-1337.
Clements-Cortes A. The use of music in facilitating emotional expression in the
terminally ill. American Journal of Hospice Palliative Care 2004; 21: 255-260.
Curtis S. The effect of music on pain relief and relaxation of the terminally ill. Journal of Music Therapy 1986; 23: 10-14.
Evans D. Review: music as a single session intervention reduces anxiety and respiratory rate in patients admitted to hospital. Evidence Based Nursing 2002; 5: 86.
Ezzone S, Baker C, Rosselet R, Terepka E. Music as an adjunct to antiemetic
therapy. Oncology Nursing Forum 1998; 25: 1551-1556.
Gallagher LM, Lagman R, Walsh D et al. The clinical effects of music therapy in
palliative medicine. Supportive care in cancer 2006; 14: 859-866.
Grypdock MH. Het leven boven de ziekte uittillen. Leiden: Spruyt, Van Mantgem &
De Does, 1996.
Halstead M, Roscoe ST. Restoring the spirit at the end of life: music as an intervention for oncology nurses. Clinical Journal of Oncology Nursing 2002; 6: 332352.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 69
2384
2385
2386
2387
2388
2389
2390
2391
2392
2393
2394
2395
2396
2397
2398
2399
2400
2401
2402
2403
2404
2405
2406
2407
2408
2409
2410
2411
2412
2413
2414
2415
2416
2417
Hilliard RE. Music therapy in hospice and palliative care: a review of empirical data.
Evidence Based Complementary and Alternative Medicine 2005; 2: 173-178.
Horne-Thompson A, Grocke D. The effect of music therapy on anxiety in patients
who are terminally ill. Journal of Palliative Medicine 2008; 11: 582-590.
Kemper KJ, Danhauer SC. Music as therapy. South Medical Journal 2005; 98: 292288.
Koch R. De betekenis van de interventie ‘Luisteren naar muziek’ bij chronische pijn
(dissertation). Cardiff: University of Wales, College of Medicine, 1997.
Locsin RG. The effect of music on selected postoperative patients. Journal of Advanced Nursing 1981; 6: 19-25.
O’Callaghan C. Music therapy’s relevance in a cancer hospital researched through
a constructivist lens (dissertation). Melbourne: University of Melbourne, 2001.
O’Callaghan C. The contribution of music therapy to palliative medicine. In: Doyle
K, Hanks G, Cherny N, Calman K (eds). Oxford Textbook of Palliative Medicine
(third edition). Oxford: Oxford University Press, 2005, pp 1041-1046.
Reinhardt U. Untersuchungen zur Synchronisation von Herzfrequenz und
musikalischem Rhythmus im Rahmen einer Entspannungstherapie bei patienten
mit tumorbedingten Schmerzen. Forschende Komplementaermedizin 1999; 6: 135141.
Rose JP, Brandt K, Weis J. Musiktherapie in der Onkologie. Psychotherapie
Psychosomatik Medizin 2004; 54: 457-470.
Sabo CE, Michael SR. The influence of personal message with music on anxiety
and side-effects associated with chemotherapy. Cancer Nursing 1996; 19: 283289.
Smith M, Casey L, Johnson D et al. Music as a therapeutic intervention for anxiety
in patients receiving radiation therapy. Oncology Nursing Forum 2001; 28: 855862.
Standley JM. Clinical applications of music and chemotherapy: the effects on nausea and emesis. Music Therapy Perspectives 1992; 10: 27-35.
Zimmerman L, Pozehl B, Duncan K, Schmitz R. Effects of music in patients who
had cancer pain. Western Journal of Nursing Research 1989; 11: 298-309.
Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010
Pagina 70
Download