Richtlijn Complementaire zorg 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 Colofon De eerste versie van de richtlijnen complementaire zorg werd in 2001 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden-Nederland. De richtlijn werd in 2005 herschreven door M.E.H. Busch, D.J. van der Hoeven, M.J.A. Huisman, S.H.A. Hupkens, H.P.M. Verdonk en A.P. Visser en opgenomen in de eerste druk van het VIKC-richtlijnenboek. De huidige versie werd in 2009 herzien door: Inleiding: M.E.H. Busch, orthopedagoog, Van Praag Instituut, Utrecht, en A.P. Visser, psycholoog, Helen Dowling Instituut, Utrecht Klassieke massage: H.P.M. Verdonk, fysiotherapeut, UMC Utrecht Toepassen van etherische oliën: S.H.A. Hupkens, aromatherapeut, gezondheidswetenschapper, Hogeschool Rotterdam e.o. Ontspanningsoefeningen: H.P.M. Verdonk, fysiotherapeut, UMC Utrecht en M.E.H. Busch, orthopedagoog, Van Praag Instituut, Utrecht Luisteren naar muziek: D.J. van der Hoeven, muziektherapeut, Academisch Hospice Demeter, De Bilt Redactie: M.E.H. Busch, orthopedagoog, Van Praag Instituut, Utrecht A. de Graeff, internist-oncoloog, UMC Utrecht en arts Academisch Hospice Demeter, De Bilt S.H.A. Hupkens, aromatherapeut, gezondheidswetenschapper, Hogeschool Rotterdam e.o. M.B. Kuyper, huisarts, Integraal Kankercentrum Oost, Nijmegen A.P. Visser, psycholoog, Helen Dowling Instituut, Utrecht In deze richtlijnen komen achtereenvolgens aan de orde: I Inleiding II Klassieke massage III Toepassen van etherische oliën IV Ontspanningsoefeningen - Inleiding - Ontspanning via ademhalingsoefeningen - Ontspanning via fysieke activiteit (progressieve spierrelaxatie) - Ontspanning via cognitieve activiteit (autogene training, geleide visual;isatie) V Luisteren naar muziek Commentaar werd geleverd door Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 1 40 41 42 43 G. Uyttewaal, verpleegkundige Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 2 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 Complementaire zorg Inleiding Onder complementaire zorg (afgekort als CZ) wordt in deze richtlijnen verstaan de zorg die zorgverleners geven in aanvulling op de standaardzorg. Complementaire zorg onderscheidt zich van complementaire of alternatieve behandelingen, die veelal worden aangeduid als complementary and alternative medicine, afgekort tot CAM. Het gaat bij CZ om interventies, die passen binnen het competentiegebied van een professie - zoals bijvoorbeeld de verpleegkunde, verloskunde, fysiotherapie of geneeskunde - met het accent op ondersteuning in de zorg en het bevorderen van welbevinden. CZ is dan ook geen therapie. In Nederland wordt dit onderscheid explicieter gemaakt dan in andere landen, waar complementaire zorg deel uitmaakt van CAM. In de verpleegkunde spreekt men van complementaire interventies, die als volgt worden gedefinieerd: complementaire interventies zijn verpleegkundige interventies voortkomend uit de complementaire geneeswijzen, in het verpleegkundig proces en in de verpleegkundige praktijk, die bij voorkeur worden toegepast om het zelfhelend vermogen van de patiënt te ondersteunen, te stimuleren of te activeren, waarbij de zorg de mentale, emotionele, lichamelijke, spirituele en sociale behoeften omvat, zodat de patiënt een staat van welbevinden kan (her)winnen. CZ dient gegeven te worden door vakkundige en bekwame zorgverleners. Veelgebruikte vormen van complementaire zorg in Nederland zijn vormen van massage, toepassen van etherische oliën, ontspanningsoefeningen, luisteren naar muziek en therapeutic touch. Hoewel deze interventies erg van elkaar verschillen, hebben ze met elkaar een holistische mensvisie gemeen en zijn ze er allemaal op gericht om het gezonde in de mens aan te spreken en te stimuleren, waarbij eigen krachtbronnen worden aangeboord. Verder is een aandachtsvolle bejegening door de zorgverlener een belangrijk uitgangspunt. In deze richtlijnen worden vier complementaire zorginterventies beschreven: klassieke massage toepassen van etherische oliën ontspanningsoefeningen luisteren naar muziek Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 3 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 Het gebruik van therapeutic touch wordt niet beschreven. Therapeutic touch, luisteren naar muziek, ontspanningsoefeningen en massage zijn opgenomen in verpleegkundige classificatie-systemen als verpleegkundige interventie en zijn in diverse zorginstellingen onderdeel van het zorgaanbod. Therapeutic touch is echter controversieel vanwege het uitgangspunt van de interventie, namelijk dat het beoogt het energieveld van de patiënt meer in evenwicht te brengen. In de antroposofische zorg is veel expertise met het gebruik van massages (inwrijvingen) en etherische oliën in de zogenaamde uitwendige therapieën. Het concept van de antroposofische benadering neemt in de gezondheidszorg in Nederland een aparte plaats in, met een eigen en uitgebreide mensvisie en traditie, en wordt daarom in deze richtlijnen niet opgenomen. Hulpverleners worden regelmatig om advies gevraagd over complementaire interventies en zijn soms actief betrokken bij de uitvoering ervan. Bovendien raken steeds meer zorgverleners vanuit hun eigen beroep geïnteresseerd in de aanvullende mogelijkheden van complementaire zorg. Het gevolg hiervan kan zijn dat hulpverleners op zoek gaan naar informatie hierover. In deze richtlijn zijn interventies beschreven die (na aanvullende scholing) zowel door professionele als niet-professionele hulpverleners uitgevoerd kunnen worden en na instructie vaak ook overdraagbaar zijn aan de patiënt zelf en/of de mantelzorgers. De interventies zijn geschreven voor toepassing bij volwassen patiënten. Het is van belang dat over het toepassen van de complementaire interventie overlegd wordt met het behandelend team, omdat CZ altijd aanvullend en ondersteunend is aan de standaardzorg. Binnen organisaties en zorginstellingen moet consensus bestaan over het al dan niet toepassen van verschillende vormen van CZ en moet duidelijk zijn wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de complementaire interventies. Hulpverleners moeten op de hoogte zijn van elkaars interventie en goed samenwerken. Ten aanzien van de uitvoering moet aandacht besteed worden aan verslaglegging en continuïteit. De verslaglegging geeft de betrokken hulpverleners een goed beeld van de interventie, de indicatie, hoe de interventie uitgevoerd werd en wat het effect is op de ervaren klacht en het algemeen welbevinden. Toepassing van CAM en CZ Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 4 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 De Wereld Gezondheidsorganisatie WHO heeft in 2002 een beleidsnotitie gepubliceerd waarin nationale regeringen opgeroepen worden beleid op het gebied van CAM te ontwikkelen, gezien het aantal patiënten dat er wereldwijd gebruik van maakt. In 2003 is hierover een resolutie aangenomen. De WHO wijst erop dat in landen als India, Rwanda, Benin en Ethiopië 70-90% van de bevolking gebruik maakt van traditionele (voor ons alternatieve) behandelwijzen, terwijl in landen als België, Frankrijk, de VS en Canada 31-70% van de bevolking wel eens een beroep doet op CAM. Uit gegevens van het CBS van 2008 blijkt dat er in Nederland in de afgelopen jaren sprake is van een lichte toename in het gebruik van CAM. De afgelopen decennia is in Nederland het gebruik van CAM en CZ door mensen met kanker gestegen van 15 naar 30%. Het gebruik in de palliatieve zorg wordt geschat op 39% en daalt naarmate het levenseinde nadert. Met name in de Verenigde Staten is veel onderzoek gedaan naar de redenen waarom patiënten CAM of CZ willen: Steeds meer mensen hebben een holistische visie ten aanzien van gezondheid en ziekte en hebben vragen over de gangbare medische zorg, zoals neveneffecten van medicijnen. Vooral bij problemen die naar hun ervaring onvoldoende worden opgelost door de gangbare zorg zoeken zij naar andere mogelijkheden. Naast het effect van de complementaire interventies, waarderen zij ook de tijd en aandacht van de hulpverlener bij complementaire zorg. Veel patiënten hebben de overtuiging dat door CAM/CZ het lichaam sterker wordt om te vechten tegen de ziekte en dat de combinatie van regulier en complementair effectiever zal zijn. De toegankelijkheid van informatie over CAM op bijvoorbeeld internet en adviezen van naasten spelen zeker een rol bij de keuze. Volgens een Nipo-enquête uit 1998 is 75% van de Nederlanders van mening dat ziekenhuizen alternatieve vormen van zorg zouden moeten aanbieden. Wat deze zorg zou moeten inhouden is niet gevraagd. Nieuwe zorgvisies als ‘integrative medicine’ en ‘Planetree’ of nieuwe organisatiemodellen als die van het ‘magneetziekenhuis’ die recentelijk ook door Nederlandse zorginstellingen verkend worden, bieden expliciet ruimte voor vormen van complementaire zorg.De belangrijkste reden voor gezondheidszorginstellingen om complementaire zorg aan te bieden is om iets extra’s te kunnen bieden aan patiënten. Daarnaast spelen een belangrijke rol: de vraag of behoefte van de patiënt, behoefte om meer holistische zorg te leveren, de mogelijkheid om een verschil te bieden met Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 5 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 andere instellingen en de interesse van professionals. Uit een onderzoek naar de implementatie van complementaire zorgvormen blijkt dat er de afgelopen jaren 48 projecten op het terrein van complementaire zorg binnen zorginstellingen ontwikkeld zijn. Het zijn met name verpleegkundigen (60%) die bij deze projecten betrokken zijn. Dit betreft vooral projecten over massage (61%), therapeutic touch (50%), werken met etherische oliën (44%), ontspanningsvormen (26%) en luisteren naar muziek (24%). Indicaties Er zijn veel overeenkomsten in de indicaties voor de beschreven interventies. Complementaire zorg wordt in de palliatieve zorg vooral toegepast om ontspanning te bieden en welbevinden te bevorderen en kan dus geïndiceerd zijn bij bijvoorbeeld: pijn misselijkheid slaapproblemen spanning en onrust angst sombere stemming In veel gevallen ontbreekt onderbouwing om duidelijk aan te kunnen geven welke interventie de voorkeur heeft bij een bepaalde indicatie. Daarom zal vooralsnog de keuze voor een interventie bepaald worden door de voorkeur en/of ervaring van de patiënt, de beschikbare kennis en ervaring van de betrokken hulpverleners en de mogelijkheden in de zorginstelling of zorgsituatie. Een complementaire interventie kan worden ingezet op verzoek van de patiënt of de mantelzorg, maar ook op initiatief van de betrokken hulpverleners zelf, als zij vermoeden dat dit het welbevinden van de patiënt kan verbeteren. Sommige vormen van CZ worden ook in combinatie met elkaar gebruikt, zoals bijvoorbeeld massage met een specifieke etherische olie. De vier in deze richtlijnen beschreven vormen van CZ zijn veilig, maar vragen wel aanvullende scholing en praktijkervaring. Onderbouwing Er is in Nederland nog weinig onderzoek gedaan naar CZ. Het Van Praag Instituut is betrokken bij verschillende studies naar het effect van geleide visualisatieoefeningen in stressvolle omstandigheden, waaronder Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 6 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 (oncologische) chirurgie en chemotherapie. Het NIVEL heeft een uitgebreide studie afgerond naar de effecten van snoezelen (actieve prikkeling van de zintuigen door middel van diverse methodes) waarbij ook gebruik wordt gemaakt van ontspanningsoefeningen, massage en etherische oliën (Van Weert 2004). Door het Helen Dowling Instituut en de Stichting MAIA zijn studies verricht naar de invloed van aromatherapie en massage bij verpleeghuisbewoners (Van Wijk 2001; Kieviet 2003). Het Helen Dowling Instituut verrichtte ook onderzoek naar ontspannende massage op de kwaliteit van leven van kankerpatiënten in de palliatieve fase (Schoolmeesters 2001; Schell 2002). In het algemeen geldt echter dat de meeste van de beschreven interventies, ook internationaal, nog beperkt onderwerp zijn geweest van wetenschappelijk onderzoek. Toch neemt het aantal studies snel toe. Met name in de Verenigde Staten, waar zowel de overheid als particuliere instituten en zorginstellingen onderzoek naar CAM stimuleren, worden uitgebreide studies gedaan naar het gebruik van CAM en de (kosten)effectiviteit ervan. Het Amerikaanse National Center for CAM (NCCAM) is een belangrijk kenniscentrum op dit gebied. Hoewel de evidentie de afgelopen jaren is toegenomen, is er op dit moment nog beperkt bewijs beschikbaar betreffende de werkzaamheid van de verschillende complementaire interventies. De gegevens en adviezen berusten deels op onderzoek en deels op praktische ervaring Bij elke in deze richtlijnen beschreven interventie zal literatuur worden vermeld en waar mogelijk aangegeven worden in hoeverre er wetenschappelijke evidentie is voor effectiviteit in de palliatieve zorg. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 7 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 Klassieke massage Inleiding Klassieke massage is het stimuleren van de huid en onderliggende weefsels waarbij in verschillende mate manuele druk wordt uitgeoefend. Massage wordt toegepast ter verlichting en afleiding van diverse door de patiënt ervaren klachten en ter bevordering van ontspanning, welbevinden en/of rust. Massage leidt tot een verminderde overdracht van pijnsignalen en heeft een lokaal effect met als gevolg spierontspanning en een verbeterde doorbloeding. Daarnaast heeft massage een algemeen effect. Het leidt tot daling van het hartritme, de ademhaling en de bloeddruk. Er treedt zowel een fysiologische als een subjectieve ontspanning op, hetgeen een positief effect heeft op de klachtenbeleving van de patiënt. In de praktijk blijkt dat de veranderde beleving van de klachten leidt tot het doorbreken van een vicieuze cirkel. Bij pijn is er bijvoorbeeld vaak een wisselwerking tussen pijn, angst en (spier)spanning. Pijn roept reacties op van angst en (spier)spanning. Deze reacties versterken op hun beurt weer de pijn. Door de (spier)ontspanning als gevolg van de massage kan deze vicieuze cirkel doorbroken worden. In het algemeen wordt, fysiologisch gezien, een optimaal effect bereikt na een massage van 10 minuten. Een subjectief gevoel van ontspanning kan al bereikt worden na een massage van 3 minuten. Over de duur van het effect is weinig bekend, dit is nogal wisselend en is onder andere afhankelijk van de lokalisatie en intensiteit van de klacht en de conditie van de patiënt. De lichaamsgebieden waar de massage het meest wordt toegepast zijn de rug, de voeten, de handen en het gezicht. Eenvoudige massagetechnieken zijn gemakkelijk aan te leren door de naasten van de patiënt. Als voorbeeld hiervan wordt in deze richtlijn voetmassage verder uitgewerkt (zie verder). Dit is van belang voor de patiënt, omdat hij dan niet altijd afhankelijk is van een professionele hulpverlener. Maar daarnaast is het ook van belang voor de naasten omdat zij de patiënt daadwerkelijk kunnen ondersteunen waardoor gevoelens van machteloosheid kunnen afnemen. Bovendien kan massage als uiting van lichamelijk contact van grote waarde zijn, vooral (maar niet uitsluitend) wanneer de patiënt niet meer in staat is tot verbale communicatie of wanneer ‘alles al gezegd is’. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 8 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293 294 295 Casus Mevrouw M., 53 jaar oud, heeft een gemetastaseerd carcinoïd. Zij heeft klachten van misselijkheid en braken ten gevolge van een ileus. Tevens maakt ze een gespannen indruk en slaapt slecht. De medicamenteuze behandeling van de misselijkheid heeft nog onvoldoende effect. Ter ondersteuning van de behandeling en vanwege de slaapproblemen wordt voetmassage aangeboden door de verpleegkundige. Hoewel mevrouw M. niet direct enthousiast is, stemt ze toch toe. Tijdens de eerste voetmassage is aan haar gezicht te zien dat ze zich ontspant, mevrouw M. zegt zich ook slaperig te voelen. Gezien deze ervaring wordt de voetmassage ’s avonds gegeven en overdag alleen als de misselijkheid toeneemt en mevrouw M. daar om vraagt. Mevrouw M. geeft aan dat door de voetmassage de vicieuze cirkel van misselijk zijn en beroerd voelen doorbroken is. Het contact wordt meer open en ze bespreekt haar angsten en zorgen. Ze vraagt of er een mogelijkheid is om ook thuis voetmassage te krijgen. Het blijkt dat de dochter van mevrouw M. graag wil leren hoe zij een voetmassage kan geven. De dochter krijgt instructie en onder leiding van de verpleegkundige leert zij de voetmassage toepassen. De laatste dagen voor ontslag krijgt mevrouw M., als zij daar behoefte aan heeft, een voetmassage van haar dochter. Indicaties en contra-indicaties Indicaties voor klassieke massage zijn: pijn misselijkheid slaapproblemen spanning en onrust angst sombere stemming Absolute contra-indicaties voor klassieke massage zijn: extreme angst en/of ernstige onrust toename van de klacht tijdens de massage lokale factoren op de te masseren plaats: allodynie, wonden, infectie, metastasen, trombose, infuus e.d. Relatieve contra-indicaties zijn: polyneuropathie van de te masseren ledemaat Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 9 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 333 lymfoedeem Uitvoering De massage wordt in eerste instantie uitgevoerd door een professionele hulpverlener die hierin ervaring heeft. In de meeste situaties zal dit een fysiotherapeut of een verpleegkundige zijn. Een eenvoudige massage is na goede instructie overdraagbaar aan (andere) verpleegkundigen en verzorgenden, maar ook aan de naasten van de patiënt. Aandacht voor privacy en intimiteit is belangrijk. Voor de patiënt moet de massage gewenst zijn en degene die de massage toepast moet zich er prettig bij voelen. Massage van voet, nek, hand, hoofd en rug kan de klachten van de patiënt verlichten. Na 3 minuten masseren is in de meeste gevallen het effect van de massage merkbaar. Massage van de voet is vaak het minst bedreigend en praktisch goed en eenvoudig uitvoerbaar. Voor de rug geldt dat het insmeren van de rug met lotion, aansluitend aan de lichamelijke verzorging, al een eenvoudige massage is en weldadig kan zijn voor de patiënt. Eenvoudige strijkbewegingen (effleurage) vanuit de klassieke massage zijn te gebruiken. Als voorbeeld wordt de voetmassage beschreven. De technieken die hierbij gebruikt worden en de opbouw van de massage kunnen ook gehanteerd worden bij de massage van de hand, het hoofd of de rug. Belangrijk is rekening te houden met de vitaliteit van de patiënt: hoe geringer de energie, hoe zachter de aanraking. Hulpmiddelen Bij de massage kunnen lotion en neutrale massageolie gebruikt worden om de wrijving tijdens de massage te verminderen. Massage wordt ook vaak gecombineerd met een etherische olie (zie verder), waarbij aangenomen wordt dat deze de werking van massage versterkt. Diverse kussens en rollen kunnen gebruikt worden voor een optimale positionering tijdens de massage. Verder kan gebruik gemaakt worden van warme handdoeken om de voet mee af te dekken na de massage. Algemene werkwijze Inventariseer vooraf waarom en voor welke klacht(en) de patiënt gemasseerd wil worden en bespreek de verwachtingen. Geef uitleg over de aard en de plaats van de massage. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 10 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361 362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 Zorg voor privacy tijdens de massage. Ondersteun de patiënt bij het zoeken naar een comfortabele houding, denk hierbij ook aan het verwijderen van knellende kleding. Bij massage van de voet: plaats een kussen onder de knieën van de patiënt en een handdoek aan de achterzijde van het been net boven de hiel, zodat de voet vrij ligt. Bij massage van hoofd en nek: zorg voor een comfortabele stoel/bed voor de patiënt. Bij massage van voet of hand: masseer bij voorkeur beide voeten/handen. Gebruik neutrale massageolie of lotion. Een eventuele keuze voor een etherische olie dient aan te sluiten bij het doel van de massage Zorg dat eventueel te gebruiken olie of lotion op lichaamstemperatuur is. Verdeel dit over beide handen. Aandachtspunten voor de houding van de hulpverlener: - Zit rechtop met de voeten op de grond. - Adem enkele keren rustig in en uit voor het starten van de massage. - Houd de schouders laag. Masseer geconcentreerd in een rustig tempo en stem de druk af op de wens van de patiënt. Masseer gedurende 3-10 minuten (bij voetmassage per voet). Observeer de algemene toestand en het comfort van de patiënt tijdens de massage. Beëindig de massage als de klachten toenemen of de patiënt aangeeft de massage als onaangenaam te ervaren. Adviseer de patiënt aan het einde van de massage nog even rust te nemen en dek het massagegebied af met een warme handdoek. Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast en het ervaren effect. De frequentie en duur van de toepassing zijn afhankelijk van het optreden van de klacht, de duur van het effect van de interventie en de wens van de patiënt. Ga na in hoeverre bij de naasten van de patiënt de wens bestaat zelf de interventie uit te voeren. Indien de naaste van de patiënt de interventie wil aanleren en de patiënt hiermee akkoord gaat, maak dan afspraken over overdracht van kennis en vaardigheden en noteer dit in het zorgdossier. Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 11 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 aan collega’s, andere betrokken hulpverleners en/of (indien gewenst) mantelzorgers. Voetmassage (voorbeeld) Omvat de eerste voet met beide handen en houd deze gedurende een halve minuut vast, terwijl een lichte druk gegeven wordt. Voer hierna op- en neergaande strijkbewegingen uit van de hiel naar de tenen, waarbij druk uitgeoefend wordt op de voetzool. Masseer in een rustig tempo en stem de druk af op wat de patiënt als prettig ervaart. Vervolg met het masseren van de voetzool. Ondersteun met de binnenkant van de hand de hiel van de voet. Steun de rug van de voet met de binnenkant van de andere hand en geef hiermee tegendruk wanneer met de duim van deze hand een drukkende en eventueel licht cirkelende beweging over de gehele voetzool wordt gemaakt. Begin bij de bal van de voet en eindig bij de hiel. Doe dit in een rustig tempo. Hierna volgen weer enige strijkbewegingen zoals beschreven. Sluit tenslotte de massage af met het wederom omvatten van de voet met beide handen gedurende korte tijd. Bedek de gemasseerde voet met een warme handdoek en masseer vervolgens de andere voet. Onderbouwing Er is beperkt onderzoek verricht naar het effect van massage bij patiënten met een levensbedreigende ziekte. Meestal betrof het onderzoek bij patiënten met kanker, zowel in de curatieve als in de palliatieve fase. De studies zijn in het algemeen verricht bij geringe aantallen patiënten en van matige methodologische kwaliteit. Een recent gepubliceerd gerandomiseerd onderzoek (Kutner 2008) bij 380 patiënten met een vergevorderd stadium van kanker liet kortdurende effecten van massage op pijn en stemming zien. Een Cochrane review (Fellowes 2004) en andere reviews (Pan 2000, Vickers 2001, Lafferty 2006, Wilkinson 2008, Myers 2008, Ernst 2009) lieten overwegend (vaak kortdurende) effecten van massage zien op pijn, spanning/distress, angst en in mindere mate op misselijkheid en slaapproblemen. Studies over het effect van massage op somberheid lieten tegenstrijdige effecten zien. Op basis van de literatuur zijn geen conclusies te trekken over het effect van massage op andere klachten en Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 12 410 411 problemen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 13 412 413 Niveaus van bewijsvoering Invloed van massage op: Pijn 2 Cassileth 2004, Ernst 2009, Fellowes 2004, Grealish 2000, Kutner 2008, Lafferty 2006, Myers 2008, Pan 2000, Post-White 2003, Smith 2002, Stephenson 2000, Taylor 2003, Weinrich 1990, Wilkie 2000, Wilkinson 2008 Misselijkheid 2 Ahles 1999, Cassileth 2004, Grealish 2000, Billhult 2007, Wilkinson 2008 Slaapproblemen 2 Smith 2002, Soden 2004 Spanning/distress/stemming 2 Ahles 1999, Ernst 2009, Kutner 2008, Lafferty 2006 Angst 2 Ahles 1999, Ernst 2009, Fellowes 2004, Campeau 2007, Cassileth 2004, Hernandes-Reif 2004, Lafferty 2007,Myers 2008, PostWhite 2003, Smith 2002, Stephenson 2000, Wilkinson 1999 en 2008 Somberheid 414 415 416 417 418 419 420 421 422 423 424 Niveau van Referentie(s) bewijsvoering 4 Wel effect: Cassileth 2004, Ernst (tegenstrijdige 2009, Hernandes-Reif 2004, resultaten) Soden 2004 Geen effect: Ahles 1999, Billhult 2007, Corner 1995 Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 14 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460 461 462 Toepassen van etherische oliën Inleiding Etherische oliën zijn uit plantenmateriaal gewonnen oliën, die een aantal kenmerken bezitten. Zij zijn geurend, vluchtig, lipofiel, geconcentreerd en bestaan uit zeer kleine moleculen. Deze kenmerken hebben gevolgen voor gebruik en werking van de oliën. Er is veel plantenmateriaal nodig om een etherische olie te verkrijgen; dit maakt ze dan ook kostbaar. De oliën worden meestal door destillatie gewonnen uit het deel van de plant dat de meeste etherische olie bevat: de bloem, bladeren, wortels, zaden, vrucht, schors, hout of hars van de plant. Een aantal oliën wordt op een andere wijze gewonnen, bijvoorbeeld door persing of met behulp van een oplosmiddel. De oliën hebben een complexe samenstelling. Zo zijn in de etherische olie van de roos meer dan 300 verschillende chemische stoffen gevonden. Het werken met etherische oliën, ook wel essentiële of aromatische oliën genoemd, is een complementaire interventie die steeds meer wordt toegepast door hulpverleners, patiënten en mantelzorgers. Geuren spelen een belangrijke rol in de waardering van onze omgeving. Ze zijn via ons limbische systeem verbonden met emoties en herinneringen en hebben via deze weg invloed op vegetatieve functies (spiertonus, ademhaling, bloeddruk en hartslag). Geur kan eveneens een rol spelen in spirituele processen; in vrijwel elke godsdienst worden reukstoffen gebruikt. Onaangename geuren worden vaak geassocieerd met gebrek aan hygiëne, verrotting en ziekte. Bij sterk geurende oncologische wonden kan de patiënt sterk belemmerd zijn in zijn sociaal functioneren. Het creëren van een aangename geur kan in een dergelijke situatie de kwaliteit van leven vergroten. Juist bij patiënten in de palliatieve fase is het erg belangrijk om zorgvuldig een bij de patiënt passende geur uit te zoeken. De patiënt kan een veranderd geur- en smaakpatroon krijgen door behandeling met bijvoorbeeld chemotherapie of bestraling. Het is van belang om voldoende te variëren in geuren en er zorg voor te dragen dat de patiënt deze niet met onaangename situaties gaat associëren, zoals toediening van cytostatica. In de palliatieve en terminale zorg is het creëren van een aangename omgeving soms één van de weinige dingen die we nog kunnen doen. Een geliefde geur kan de patiënt en de familie ondersteunen Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 15 463 464 465 466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 in de laatste fase van het leven en het stervensproces. Elke etherische olie heeft een eigen werking op lichamelijk en psychisch gebied. Daarnaast zijn alle etherische oliën desinfecterend. Etherische oliën worden opgenomen via de huid, slijmvliezen en luchtwegen. Opname in de huid wordt vergroot door warmte, aanwezigheid van water, een vloeibare basisolie en het afdekken van de huid na opbrengen. Etherische oliën worden meestal toegepast in massageolie voor ontspannende massages, maar daarnaast ook in baden, kompressen, door middel van inhalatie en in lichaamsverzorgingsproducten als bodylotions, zalven en dergelijke. Doordat er zoveel verschillende toepassingsmogelijkheden zijn, kan rekening worden gehouden met de conditie en voorkeur van de patiënt. De verschillende toepassingen dragen bij aan het gevoel van comfort en welbevinden. Patiënten blijken door massage met etherische olie ontspanning, troost en bekrachtiging te vinden. Patiënten geven aan de non-verbale communicatie door aanraking te waarderen. Massage met etherische olie kan een bijdrage leveren om hen door een moeilijke periode heen te helpen en er toe bijdragen de negatieve effecten van de behandeling te verdragen. Door toepassing van etherische olie kan ook verbetering van diverse klachten optreden, met name van spanning, onrust, angst en somberheid. De laatste jaren is er meer aandacht voor de helende eigenschappen van de omgeving (healing environment). Verdamping van een prettige etherische olie kan daar een bijdrage aan leveren. 488 489 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 Casus Mevrouw M. is een jonge vrouw van 32 jaar. Zij is gehuwd en heeft twee kleine kinderen. Mevrouw is behandeld voor een sarcoom van de hals met chemotherapie. Zij is nu opgenomen voor pijnbestrijding vanwege doorgroei van de tumor. Op dit moment wordt mevrouw behandeld met subcutane infusie met morfine. In de nachtdienst geeft mevrouw aan het niet meer te zien zitten; er zijn problemen thuis met de kinderen, de opvang loopt niet goed en de pijn vindt ze ondraaglijk. Er wordt aangeboden een voetmassage ter ontspanning te doen. Mevrouw stemt hierin toe. Tijdens het begin van de massage heeft mevrouw een flinke huilbui en kan over alle problemen praten die ze ervaart. Daarna Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 16 500 501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 wordt ze wat rustiger. De verpleegkundige probeert haar op de ademhaling te laten letten waardoor de aandacht afgeleid wordt. De onderbenen worden ook mee gemasseerd met lavendel (een rustgevende olie) opgelost in amandelolie, waardoor de huid verzorgd wordt. Op de pijnlijke hals wordt een hotpack gelegd waar een sloopje omheen gaat met een paar druppels lavendelolie. Na ruim een half uur massage soest mevrouw weg. Mevrouw heeft een paar uur geslapen, wat voor haar al bijzonder is omdat ze de afgelopen nachten wakker heeft gelegen. Er wordt een zorgvraag geformuleerd in het dossier over deze problemen, waarbij de voetmassage als aanvullende interventie wordt gegeven. De voetmassage wordt de volgende dagen aan het begin van de nacht gegeven, waardoor mevrouw een betere nachtrust heeft. Soorten oliën Etherische oliën worden in principe nooit puur op de huid gebruikt. Bij massageolie en lichaamsolie wordt de olie vermengd met een basisolie (zie verder). Bij baden wordt de olie vermengd met een emulgator. De in deze richtlijn genoemde etherische oliën zijn slechts enkele suggesties vanuit kennis en ervaring van oncologieverpleegkundigen en aromatherapeuten. In de natuur bestaat een schat aan etherische oliën. Er zijn talloze mogelijkheden, waardoor de behandeling afgestemd kan worden op de situatie en de voorkeur van de individuele patiënt. Veel gebruikte etherische oliën Lavendula Angustifolia/Lavendula Vera /Lavendula Officinalis (echte lavendel) Toepassing op de huid: verzorgend, herstellend, pijnstillend, krampstillend, ontsmettend, ontstekingsremmend. Verdamping: sedatief, kalmerend, slaapverwekkend, pijnstillend, geurverdrijvend, desinfecterend. Contra-indicatie: lage bloeddruk. Citrus Sinensis var. Dulcis / Citrus Aurantium var. Dulcis (zoete sinaasappel) Toepassing op de huid: verzachtend, herstellend, ontsmettend, kalmerend voor de spijsverteringsorganen. Verdamping: kalmerend, stemmingverbeterend. NB. De olie van de bittere sinaasappel (var. Amara) kan verkleuringen Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 17 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569 570 571 572 573 574 geven op de huid bij blootstelling aan zonlicht na toepassing op de huid. De zoete sinaasappel (var. Dulcis) kent dit probleem niet. Rosa Damascena (damastroos of Bulgaarse roos) Toepassing op de huid: verzorgend, herstellend, pijnstillend, desinfecterend. Verdamping: sedatief, troostend, geurverdrijvend. Citrus limon (Citroen) Toepassing op de huid: koortsverlagend (koude kompressen), ontstekingsremmend, samentrekkend, verfrissend. Verdamping: opwekkend, concentratieverhogend, verfrissend, desinfecterend, stimuleert de eetlust, vermindert misselijkheid. NB. Citroenolie kan verkleuringen geven op de huid bij blootstelling aan zonlicht binnen 12 uur na toepassing op de huid. Cymbopogon Citratus (Lemongrass) Op de huid: bij patiënten met kwetsbare huid niet gebruiken, aangezien de olie op gevoelige huid irritatie kan geven. Verdamping: geurverdrijvend, opwekkend, desinfecterend. Veel gebruikte basisoliën Een massage- of lichaamsolie bestaat uit een basisolie met een paar druppels etherische olie. Als basisolie kan worden gebruikt: Amandelolie (Prunus Amygdalus var. Dulcis): een geurloze olie die makkelijk te vermengen is met etherische olie en geschikt is voor elk huidtype. De olie is verzachtend en vochtinbrengend. Er kan ook een mengsel worden gemaakt met een combinatie van de volgende oliën: Jojoba-olie (Simmondsia Californica): een verfijnde olie (eigenlijk een was). Jojoba-olie is verzachtend en beschermt de huid. Bij een beschadigde huid door chemotherapie of radiatie kan Jojoba-olie gebruikt worden. Calendula-olie of maceraat (Calendula Officinalis): een maceraat (aftreksel) van goudsbloemen in zonnebloem-, soja- of olijfolie. Deze olie heeft een sterk verzorgende, helende werking op de huid. Calendula-olie wordt gebruikt op een kwetsbare of beschadigde huid. Veiligheid De doseringen die in deze richtlijn gegeven worden zijn zeer laag. Een huidreactie (irritatie of sensibilisatie) kan echter bij elk Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 18 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 huidverzorgingsproduct optreden. Als een huidreactie (roodheid, jeuk, pijn, warmte, zwelling) optreedt na toepassing op de huid, wordt de huid met water en zeep gewassen. Daarna wordt de huid met pure amandelolie of Calendulazalf verzorgd. In het dossier van de patiënt moet dan vermeld worden dat er een overgevoeligheid bestaat voor de desbetreffende olie. Bij patiënten die bekend zijn met overgevoeligheid kan een huidtest gedaan worden voor gebruik van een olie. Hiertoe moet een kleine hoeveelheid olie (in de gebruikelijke concentratie) in de elleboogplooi gesmeerd worden en na 24 uur beoordeeld worden of een reactie is opgetreden. Etherische oliën mogen nooit inwendig of onverdund gebruikt worden. Ze moeten op een donkere, koele plaats bewaard worden De houdbaarheid na opening is over het algemeen een jaar; voor citrusoliën is dit een half jaar. Ze zijn gemakkelijk ontvlambaar en dienen op afstand van vuur bewaard en gebruikt te worden. Er zijn veel verschillende merken en kwaliteiten etherische oliën op de markt. Voor gebruik in de gezondheidszorg is het van belang een kwalitatief hoogstaand product te gebruiken. Bij aankoop van etherische oliën moet op het volgende gelet worden: Gebruik een bekend merk. Let op de Latijnse naam van de olie. Er dient een charge- of lotnummer op het etiket te staan. Koop onverdunde etherische olie en verdun deze zelf. Gebruik bij voorkeur ecologische oliën. Hierin zitten geen resten van bestrijdingsmiddelen. Dit geldt ook voor de draag- of basisoliën. Basisoliën dienen koudgeperst te zijn. Indicaties en contra-indicaties Kennis over de werking van de oliën berust onder meer op kennis van de bestanddelen ervan en de ervaring van aromatherapeuten. Er zijn heel veel verschillende etherische oliën met elk een eigen werking op lichamelijk en psychisch gebied. Dikwijls kan aan meerdere indicaties tegelijk gewerkt worden met één olie. De keuze voor een bepaalde olie en toepassingsmethode wordt altijd in overleg met de patiënt gemaakt. Hierbij speelt ook de subjectieve waardering van de geur een rol. Weerstand tegen de geur van een bepaalde olie is een contra-indicatie voor toepassing. Bij een aantal indicaties kunnen verschillende toepassingsmethodes gebruikt worden. Daarnaast kent iedere toepassingsmethode nog een aantal specifieke indicaties. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 19 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 650 Indicaties zijn: spanning en onrust angst sombere stemming vermoeidheid pijn kortademigheid (inhalatie) misselijkheid obstipatie (massage met etherische olie) circulatiestoornissen (massage, hand- voet- of ligbaden) droge, gevoelige en/of beschadigde huid (huidverzorging) onaangename geuren (lichaamsverzorging, verdamping) slaapproblemen isolement, eenzaamheid (massage met etherische olie) Contra-indicatie bij alle toepassingen: weerstand tegen (specifieke) geuren Contra-indicaties voor gebruik op de huid: aangetoonde allergie voor een van de bestanddelen van de olie extreem gevoelige huid (bijv. tijdens of na bestraling) Bij andere dan de genoemde oliën kunnen specifieke contra-indicaties gelden voor bepaalde patiëntengroepen. Dit moet altijd in de literatuur gecheckt worden. Hiervoor kan o.a. de referentie van Tisserand (1995, zie literatuurlijst) gebruikt worden. Bij astma- (en in mindere mate ook bij COPD-)patiënten kunnen klachten verbeteren, maar ook verergeren bij het gebruik van etherische oliën door verdamping. Door observatie en overleg met de patiënt kan een goede keuze gemaakt worden. Bij massage met etherische olie gelden tevens de contra-indicaties die genoemd zijn bij de Richtlijn Klassieke massage. Er dient bij de toepassing van de olie ook rekening gehouden te worden met eventuele contra-indicaties van de hulpverlener. Bij zwangerschap van de hulpverlener wordt in het eerste trimester regelmatig gebruik van dezelfde etherische olie afgeraden. Neem bij twijfel contact op met een geaccrediteerd aromatherapeut. Uitvoering Achtereenvolgens worden de volgende toepassingen van etherische oliën beschreven: huidverzorging en massage met etherische olie Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 20 651 652 653 654 655 656 657 658 659 660 661 662 663 664 665 666 667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 679 680 681 682 683 684 685 686 687 688 hand-, voet- of ligbaden lichaamsverzorging inhalatie Als voorbeeld hoe men deze oliën in de praktijk precies toepast wordt het gebruik van een etherische olie bij de huidverzorging en massage verder uitgewerkt. Andere toepassingsvormen kunnen worden geleerd in (bij)scholingen. Huidverzorging en massage met etherische olie Door de behandeling, de ziekte en het ziekenhuismilieu is de huid dikwijls gevoelig en droog. Extra verzorging met een lichaamsolie kan de conditie van de huid verbeteren. Een milde huidolie is ook goed toe te passen op de bestraalde huid of de hoofdhuid na haarverlies. Door de keuze van de etherische olie en basisolie kan de huid extra verzorgd of verfrist worden. Door de prettige geur en de zachte aanraking wordt het welbevinden bevorderd. Familie en andere naasten kunnen deze taak vaak ook uitvoeren. Hulpmiddelen flesje van 100 of 10 ml basisolie naar keuze flesjes etherische olie etiket bij massage: kussens, massagerol, warme handdoeken Werkwijze Inventariseer voor welke indicatie(s) de olie gebruikt gaat worden. Kies 2 of 3 mogelijke etherische oliën voor de gesignaleerde indicaties. Let op mogelijke contra-indicaties voor gebruik van één van de oliën. Geef voorlichting aan de patiënt over de basisolie en de etherische olie, de toepassing en het gewenste resultaat. Laat de patiënt de keuze maken voor één etherische olie. Druppel 20 druppels etherische olie in een flesje van 100 ml (1% oplossing); er kan bij eenmalig gebruik ook gekozen worden voor het maken van een kleinere hoeveelheid olie. De concentratie blijft hetzelfde: twee druppels etherische olie op 10 ml basisolie (1% oplossing). Doe de dop op het flesje en schudt het flesje voorzichtig enkele malen. Schrijf een etiket met de naam van de patiënt, de naam van de Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 21 689 690 691 692 693 694 695 696 697 698 699 700 701 702 703 704 705 706 707 708 709 710 711 712 713 714 715 716 717 718 719 720 721 722 723 724 725 726 etherische olie, het aantal gebruikte druppels, de naam van de basisolie en totale hoeveelheid en de houdbaarheidsdatum. Plak het etiket op het flesje. Zorg voor privacy en rust op de kamer. Ontbloot het lichaamsdeel. Smeer de huid zachtjes in met de gekozen olie. Maak langzame strijkingen. Observeer de reactie van de patiënt. Bij massage: zie voor de uitvoering de Richtlijn Klassieke massage. Het accent ligt hierbij op de strijkingen. Het lichaamsdeel moet na de massage of huidverzorging afgedekt worden met warme handdoeken. Zo trekt de olie goed in en wordt de ontspannende werking verlengd. Help de patiënt in een comfortabele houding en laat hem of haar een kwartier rustig zitten of liggen. Evalueer met de patiënt hoe deze de interventie heeft ervaren. Noteer in het dossier: gebruikte olie, wijze van toepassen en frequentie, ervaring van de patiënt, geobserveerde effecten. Hand-, voet- of ligbaden Hand- of voetbaden kunnen gegeven worden ter ontspanning of voordat men een hand- of voetmassage gaat geven. Door het geven van een warm bad wordt de circulatie bevorderd. Etherische oliën kunnen ook in een ligbad gebruikt worden. Door de warmte van het water wordt de olie verdampt. Opname van de etherische olie vindt tijdens een bad zowel via de huid als via de luchtwegen plaats. Bij baden wordt altijd een (natuurlijke) emulgator gebruikt omdat de olie op water blijft drijven. Lichaamsverzorging met etherische olie Soms is een patiënt zo moe of zwak of ervaart zoveel pijn, dat een massage of bad met etherische olie teveel vraagt. Tijdens de lichamelijke verzorging kan dan toch gebruik gemaakt worden van een etherische olie om het welbevinden van de patiënt te bevorderen. Door de gebruikelijke verzorging van de patiënt op bed met waskommen en zeep droogt de huid dikwijls uit. Door gebruik van melkproducten, honing of neutrale badolie als emulgator wordt de huid juist gevoed. Door de keuze van de etherische olie kan de huid extra verzorgd of verfrist worden. Inhalatie door verdamping Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 22 727 728 729 730 731 732 733 734 735 736 737 738 739 740 741 742 743 744 745 746 747 748 749 750 751 752 753 754 755 756 757 758 759 760 761 762 763 764 Etherische oliën zijn zeer vluchtig: zij verdampen spontaan in de lucht. Inademing van etherische oliën kan aangenaam zijn in verschillende situaties. Een aangename geur in de kamer is prettig voor patiënt en naasten. Het is aan te raden de verdamping intermitterend te gebruiken om overprikkeling te voorkomen. Er zijn verschillende manieren om dit te doen. In het kader van deze richtlijn worden twee methodes besproken: verdamping op een aromasteentje of tissue verdamping met een elektrische aromastone of aromastream De methode met het aromalampje met een waxinelichtje is in de meeste instellingen in verband met brandgevaar niet toegestaan. In de thuissituatie kan dit wel een goede methode zijn. Een aromasteentje is een klein poreus aardewerken steentje met een holte waarin de olie gedruppeld kan worden. De olie wordt opgenomen in het aardewerk en verdampt langzaam. Voor elke etherische olie moet een ander steentje gebruikt worden om te voorkomen dat de geuren zich vermengen. Aromasteentjes zijn geschikt om te gebruiken bij een individuele patiënt. Eventueel kunnen zij ook in de kleding (jaszakje) gedragen worden. Een druppel etherische olie op een tissue is een alternatief voor het aromasteentje. Etherische olie wordt nooit op het kussen of op de kleding van de patiënt gedruppeld om aanraking met de huid en vlekken te voorkomen. Een aromastone is een geglazuurde aardewerken schotel, met daaronder een elektrisch verwarmingselement. Door milde verwarming verdampt de etherische olie. Doordat de temperatuur constant wordt gehouden is er geen brandgevaar. Een aromastream is een apparaat waarmee koude verdamping kan worden verkregen. Op een filter wordt etherische olie gedruppeld. Door een ventilator wordt de etherische olie in de lucht verspreid. Voor elke etherische olie moet een apart filter gebruikt worden. De aromastone en aromastream verspreiden de geur door de hele ruimte. Zij zijn geschikt om een aangename sfeer te creëren en onaangename geuren te verdrijven. Vooral lemongrass en citroen verdrijven onaangename geuren goed, maar ook lavendel kan hiervoor gebruikt worden. Omdat etherische oliën bij voorkeur worden afgestemd op het individu zijn deze apparaten niet te gebruiken op meerpersoons patiëntenkamers. De aromastream kan zonder toezicht worden gebruikt. Etherische olie wordt nooit op het kussen of op de kleding van de patiënt Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 23 765 766 767 768 769 770 771 772 773 774 775 776 777 778 779 780 781 782 783 784 785 786 787 788 789 790 791 792 793 794 795 796 797 798 799 800 801 802 gedruppeld om aanraking met de huid en vlekken te voorkomen. Onderbouwing Etherische oliën worden steeds meer gebruikt in de gezondheidszorg. Het gebruik van verschillende oliën wordt in de praktijk voornamelijk op klinische ervaring gebaseerd, hoewel er steeds meer kennis is over de bestanddelen van de oliën en effecten van etherische oliën bij gezonde personen. In de gezondheidszorg is vooral onderzoek gedaan naar de effecten van het gebruik van etherische oliën in massage en de laatste jaren ook bij verdamping. De meeste onderzoeken kennen methodologische beperkingen. Vaak worden er verschillende interventies gecombineerd. Voorbeelden zijn: verdamping van olie met muziek of massage met aromatherapie. Hierdoor valt niet vast te stellen wat de bijdrage is van elk van de verschillende methoden. De onderzoekspopulaties zijn vaak klein en bovendien is door de geur van etherische oliën een dubbelblinde opzet niet of nauwelijks te verwezenlijken. Wilkinson (2008) geeft in een review van onderzoeken naar de effecten van massage en aromatherapie bij patiënten met kanker aan dat er vaak gebruik wordt gemaakt van verschillende etherische oliën. Hierdoor is het moeilijk de resultaten te vergelijken. Bowers (2006) concludeert in haar review van onderzoeken over aromatherapie in de palliatieve zorg voor patiënten met kanker dat het patiënten blijkbaar goed doet, maar dat de wetenschappelijke onderbouwing nog zwak is. Het doel van aromatherapie ligt volgens haar vooral op het gebied van omgaan met en verlichten van symptomen ten gevolge van stress door een body-mindspirit interactie. Massage met etherische olie Er zijn onderzoeken die aromamassage vergelijken met standaardzorg, en onderzoeken die massage met etherische olie in een basisolie vergelijken met massage met alleen basisolie. Verder zijn er onderzoeken zonder controlegroep. Massage versus gebruikelijke zorg Wilkinson (2007) onderzocht een groep van 288 kankerpatiënten, van wie de helft 4 weken lang elke week een uur gemasseerd werd met verschillende etherische oliën, terwijl de andere helft standaardzorg ontving. De aroma-groep was op korte termijn (tot 2 weken na de interventie) significant minder depressief en angstig. Dit verschil was 6 Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 24 803 804 805 806 807 808 809 810 811 812 813 814 815 816 817 818 819 820 821 822 823 824 825 826 827 828 829 830 831 832 833 834 835 836 837 838 839 840 weken na de massages weer verdwenen. Aromatherapie had meer effect op angst dan op depressie. Voor pijn, vermoeidheid, misselijkheid en kwaliteit van leven werden geen verschillen gemeten. In een onderzoek van Dunn (1995) bleek dat patiënten op een intensive care unit die gemasseerd werden met etherische olie een betere stemming hadden en minder angstig waren dan patiënten die geen behandeling kregen of gemasseerd werden met een basisolie. Massageolie met of zonder etherische olie Verschillende studies vergeleken massage met etherische oliën met massage met een basisolie, meestal bij patiënten met kanker. Wilkinson (1999) vond in beide groepen een verbetering van de kwaliteit van leven, psychologisch functioneren en angst, maar er was geen verschil tussen de aroma- en controlegroep. Soden (2004) vond bij patiënten die gemasseerd werden met lavendelolie verbetering van het slaappatroon op de lange termijn. Chang (2008) paste een korte handmassage met een mengsel van bergamot-, lavendel- en wierrookolie toe (5 minuten per hand) bij patiënten in een hospice en vond significante verbetering ten opzichte van de controlegroep in pijnscore en depressie. Studies zonder controlegroep Een aantal kleine studies laten een verbetering zien van angst en depressie (Corner 1995, Imanishi 2009, Kite 1998), vermoeidheid bij terminale patiënten (Kohara 2004), en slapeloosheid (Kite 1998). Op basis van het verrichte onderzoek lijkt massage met etherische oliën met name effectief bij angst en somberheid. Verdamping van etherische olie Recent zijn enkele (kleine) onderzoeken gedaan naar de invloed van verdamping van etherische oliën op stress bij belastende gebeurtenissen als diagnostische onderzoeken, verbandwisselingen en doktersbezoek. Hoya e.a. (2008) verdampten lavendel in de wachtkamer voor gastroscopie als onderdeel van het creëren van een helende omgeving. In de controlegroep namen angst en bloeddruk toe tot vlak voor het onderzoek. In de aromagroep bleven angst en bloeddruk hetzelfde. In een kleine pilotstudie van Kane (2004) verminderde verdamping van lavendel de pijn na pijnlijke verbandwisseling. Zij suggereren dat starten met verdampen vóór de verbandwisseling de pijn tijdens de wisseling wellicht nog kan verminderen. In verschillende andere RCT's werd geen Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 25 841 842 843 844 845 846 verbetering van symptomen gevonden, hoewel patiënten vaak aangeven het wel prettig te vinden. (Graham 2003, Holm 2008, Martin 2006, Muzarelli 2006). Niveaus van bewijsvoering Invloed van massage met etherische oliën op: Niveau van bewijsvoering Referenties Pijn 3 Chang 2008, Corner 1995, De Valois 2001, Kite 1998, Wilkinson 1999 Slaapproblemen 3 De Valois 2001, Kite 1998, Soden 2004 Spanning, distress 2 De Valois 2001, Wilkinson 1995 3 Bowers 2006, Kite 1998, Wilkinson 1999 2 Cooke 2000, Dunn 1995, Fellowes 2004, Wilkinson 1995 en 2007 3 Corner 1995, Imanishi 2009, Kite 1998, Louis 2002, Wilkinson 1999 2 Chang 2008, Dunn 1995, Wilkinson 2007 3 Corner 1995, Kite 1998, Louis 2002, Wilkinson 1999 Andere indicaties 4 Geiger 2005 (postoperatieve misselijkheid), Hiroyuki 2004 (vermoeidheid) Invloed van inhalatie op: Angst 4 Tegenstrijdige resultaten: Wel: Hoya 2008 Niet: Graham 2003, Martin 2006, Muzarelli 2006 Pijn 4 Tegenstrijdige resultaten: Wel: Kane 2004 Niet: Holm 2008 Angst Somberheid 847 848 Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 26 849 850 851 852 853 854 855 856 857 858 859 Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 27 860 861 862 863 864 865 866 867 868 869 870 871 872 873 874 875 876 877 878 879 880 881 882 883 884 885 886 887 888 889 890 891 892 893 894 895 896 897 Ontspanningsoefeningen Inleiding Een toestand van ontspanning kenmerkt zich door de afwezigheid van (te) hoge spierspanning en gevoelens van angst en spanning. Met ontspanningsoefeningen kan deze toestand bereikt worden. Sommige ontspanningsoefeningen hebben vooral een fysiek accent, andere meer een psychisch/cognitief accent. Bij ontspanningsoefeningen speelt de ademhaling een belangrijke rol. Ontspanningsoefeningen worden toegepast in uiteenlopende stressvolle situaties en blijken effectief te zijn in het verminderen van spanningsklachten. Ze hebben als zodanig een algemeen gunstig effect op het gevoel van welbevinden van de patiënt. Een korte oefening van 5 tot 20 minuten kan al effectief zijn. Verschillende studies hebben duidelijk gemaakt dat het toepassen van ontspanningsoefeningen effectief is bij het verminderen van symptomen bij patiënten in de palliatieve fase, onder meer van misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie en van slaapproblemen. Bij gebrek aan energie en vermoeidheidsklachten zijn ontspanningsoefeningen eveneens behulpzaam. Daarnaast wordt ook een gunstig effect gezien bij pijn. Dit effect wordt toegeschreven aan de wisselwerking tussen pijn, angst en spierspanning. Pijn roept vaak reacties op van angst en (spier)spanning. Deze reacties versterken op hun beurt weer de pijn, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Door de verminderde spierspanning als gevolg van ontspanningsoefeningen kan deze vicieuze cirkel doorbroken worden. Daarnaast wordt de aandacht ook afgeleid van de pijn, omdat in de oefening de aandacht op de ontspanning wordt gericht. Ontspanningsoefeningen kunnen in veel situaties met succes worden toegepast. Vaak duurt het even voordat een patiënt resultaat ervaart. Er dient herhaaldelijk geoefend te worden voor een optimaal resultaat. Ook blijkt dat ontspanningsoefeningen niet voor alle patiënten even zinvol zijn. Ontspanningsoefeningen met een fysiek accent zijn nauwelijks toepasbaar bij patiënten met veel lichamelijke klachten, terwijl ontspanningsoefeningen met een psychisch/cognitief accent minder geschikt zijn voor patiënten die psychisch labiel zijn of een psychiatrische voorgeschiedenis hebben. Daarnaast spelen ook persoonlijke voorkeuren van de patiënt een rol. Ontspanningsoefeningen vereisen een actieve inbreng van de patiënt. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 28 898 899 900 901 902 903 904 905 906 907 908 909 910 911 912 913 914 915 916 917 918 919 920 921 922 923 924 925 926 927 928 929 930 931 932 933 934 935 Voor het bereiken van een optimaal resultaat is het raadzaam eerst een aantal keren te oefenen onder begeleiding van een deskundige hulpverlener. Dat kan een psycholoog zijn of een fysiotherapeut, maar ook daartoe geïnstrueerde artsen of verpleegkundigen kunnen deze rol vervullen. Voor de meeste ontspanningsoefeningen zijn standaardteksten beschikbaar, maar teksten kunnen ook aangepast worden aan de specifieke situatie van de patiënt en zijn omgeving. Voor een optimaal effect is het regelmatig in praktijk brengen van de oefeningen raadzaam. Daarvoor wordt vaak gebruik gemaakt van CD’s of MP3-bestanden. De oefeningen kunnen ingesproken zijn door een vertrouwde persoon, zoals de hulpverlener die de patiënt heeft geïnstrueerd, de partner of een ander dierbaar familielid. Ook zijn er standaard CD’s verkrijgbaar, waarmee de patiënt eerst onder begeleiding en daarna zelfstandig kan oefenen. Van de meeste ontspanningstechnieken bestaat een uitgebreide en een korte versie. Voor het aanleren en het oefenen wordt meestal de uitgebreide versie gebruikt. Wanneer een patiënt een techniek beheerst, kan veel sneller eenzelfde mate van ontspanning bereikt worden en volstaat de korte versie. De meeste ontspanningstechnieken kunnen in verschillende houdingen worden toegepast: liggend of zittend, en soms ook staand en zelfs lopend. Het is vooral van belang dat de patiënt zich in een voor hem comfortabele houding bevindt, zonder knellende kleding of andere belemmeringen. Wanneer de oefening liggend wordt toegepast, valt de patiënt nogal eens in slaap. Indien het de bedoeling is dat de patiënt zichzelf leert te ontspannen in situaties waarin hij of zij wakker is, verdient een zittende houding de voorkeur. Er kunnen drie soorten ontspanningsoefeningen worden onderscheiden: ontspanning via ademhalingsoefeningen ontspanning via fysieke activiteit (progressieve spierrelaxatie of PMR) ontspanning via cognitieve activiteit (autogene training, geleide visualisatie) Deze oefeningen worden hierna verder uitgewerkt. Onderbouwing Er is vrij veel onderzoek gedaan naar het effect van ontspanningsoefeningen in diverse vormen en combinaties. De onderzoekingen zijn echter erg heterogeen met betrekking tot de Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 29 936 937 938 939 940 941 942 943 944 945 946 947 948 949 950 951 952 953 954 955 956 957 958 959 960 961 962 963 964 965 onderzochte groepen (patiënten met niet levensbedreigende ziektes, patiënten met kanker in de curatieve fase, patiënten met kanker in de palliatieve fase, patiënten met COPD), de onderzochte problematiek (fysieke klachten (tumor- of behandelingsgerelateerd), angst, spanning, ‘distress’, somberheid) en de gebruikte instrumenten. Sommige onderzoeken vertonen methodologische tekortkomingen (kleine aantallen patiënten, niet gerandomiseerde studies) en laten soms tegenstrijdige resultaten zien. Toch zijn er aanwijzingen voor het effect van de diverse technieken op lichamelijke klachten, met name op pijn en bijwerkingen van chemotherapie (met name misselijkheid en braken) en andere behandelingen. Scott et al. (1986) stelde vast dat de intensiteit van misselijkheid, braken en kokhalzen in de PMR/visualisatiegroep (zonder anti-emetica) gelijk was aan die in de controlegroep die anti-emetica kreeg. Verder beïnvloeden deze technieken de duur en in mindere mate de frequentie van misselijkheid en braken (Molassiotis et al. 2001). Ontspanning vermindert tevens depressieve gevoelens en in iets mindere mate angst en gevoelens van vijandigheid (Luebbert et al. 2001). Als de ontspanningstechniek is geleerd voorafgaand aan de medische behandeling, blijkt deze succesvoller bij het verminderen van angst dan wanneer de ontspanning plaatsvindt tijdens of na de medische behandeling. Omdat in veel onderzoeken combinaties van technieken (m.n. progressieve spierrelaxatie en geleide visualisatie) gebruikt worden is het niet goed mogelijk om een uitspraak te doen over de effectiviteit van de verschillende technieken afzonderlijk. In de praktijk worden oefeningen overigens vaak gecombineerd aangeboden. Niveaus van bewijsvoering Invloed van ontspanningsoefeningen op: Niveau van Referenties bewijsvoering Vermoeidheid 3 Decker 1992, Jacobsen 2002 Pijn (met name bij kanker) 3 Bardia 2006, Devine 2003, Eller 1999, Fleming 1985, Good 1996, Graffam 1987, Kwaliteitsorgaan voor de gezondheidszorg 2008, Luebbert 2001, Newell 2002, Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 30 Redd 2001, Sloman 1994, Syrjala 1995, Tatrow 2006, Wallace 1997 966 967 968 969 970 971 972 973 974 975 976 977 Kortademigheid bij COPD 4 Bausewein 2008, Corner 1996, Renfroe 1988 Misselijkheid en braken door chemotherapie 1 Marchioro 2000, Molassiotis 2002, Luebbert 2001, Redd 2001, Yoo 2005 Angst/spanning/’distress’ 1 Antoni et al. 2009, Baider 1994 en 2001, Bridge 1988, Decker 1992, Eller 1999, Holland 1991, Luebbert 2001, Petersen 2002, Redd 2001, Speca 2000, Tatrow 2006, Walker 1999, Somberheid 3 Bridge 1988, Decker 1992, Eller 1999, Holland 1991, Luebbert 2001, Petersen 2002, Sloman 2002, Targ 2002 Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 31 978 979 980 981 982 983 984 985 986 987 988 989 990 991 992 993 994 995 996 997 998 999 1000 1001 1002 1003 1004 1005 1006 1007 1008 1009 1010 1011 1012 1013 1014 Ontspanning via ademhalingsoefeningen Inleiding Ademhalingsoefeningen zijn gericht op het beïnvloeden van het adempatroon of de ademfrequentie met als doel het bereiken van ontspanning. Een ontspannen ademhaling kenmerkt zich door een rustig en regelmatig patroon en gebruik van met name de buikademhaling. Een onregelmatige, te diepe, te snelle ademhaling en/of een extreme borstademhaling gaan vaak samen met spanning en uiteenlopende lichamelijke klachten. Casus De heer A, 58 jaar oud, is opgenomen in het ziekenhuis vanwege pijnklachten en benauwdheid. Hij heeft een gemetastaseerd leiomyosarcoom. Het leiomyosarcoom zat in de rechter bil en het rechter bovenbeen. De tumor is onder andere gemetastaseerd naar de longen. De mobiliteit wordt belemmerd door de gevolgen van de operatie en de metastasering. De heer A. heeft klachten van periodieke kortademigheid wanneer hij zich in bed bevindt. De kortademigheid is niet gebonden aan activiteiten, zoals douchen en lopen. Tijdens de perioden van kortademigheid krijgt de heer A. zwarte vlekken voor de ogen waardoor een situatie ontstaat van angst en paniekaanvallen. De heer A. zegt hierover: “Angstgevoelens komen op momenten dat je het gevoel hebt dat je je lichaam niet meer onder controle hebt.” Ontslag naar huis is vanwege deze klachten nog niet mogelijk. De fysiotherapeut wordt ingeschakeld voor begeleiding gericht op mobiliseren, instructie van ademhalingsoefeningen en houdingsadviezen. Bij het eerste contact van de fysiotherapeut wordt afname van de klachten door de patiënt aangegeven bij het mobiliseren. Er volgt een observatie van de heer in lighouding; hierbij treedt kortademigheid op waarbij verandering in de ademhaling wordt waargenomen: er ontstaat een borstademhaling met gebruik van de hulpademhalingsspieren, waarbij het accent ligt op de inademing en de frequentie van de ademhaling neemt toe. In eerste instantie is de heer A. verteld dat angst waarschijnlijk een beïnvloedende factor is bij deze klacht en dat er niet alleen een lichamelijke oorzaak aan ten grondslag ligt. Daarom krijgt de heer A. instructie voor ademhalingsoefeningen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 32 1015 1016 1017 1018 1019 1020 1021 1022 1023 1024 1025 1026 1027 1028 1029 1030 1031 1032 1033 1034 1035 1036 1037 1038 1039 1040 1041 1042 1043 1044 1045 1046 1047 1048 1049 1050 Als onderdeel van de oefening wordt het hoofdeinde van het bed iets hoger geplaatst en wordt met kussens een optimale ondersteuning van hoofd, nek, schouders en het rechter been gegeven. De heer A. krijgt het advies om de handen op de buik te leggen en waar te nemen dat de buik opbolt bij de inademing en afvlakt bij de uitademing. Bij de vraag van de fysiotherapeut om de uitademing te verdiepen wordt het bewegen van de buik duidelijk er waar neembaar en reduc eren de klac hten van kortademigheid vrijwel direct. Aan de heer A. wordt geadviseerd deze oefening te doen wanneer de klachten weer optreden. De volgende dag blijkt, dat toen de klachten weer optraden, de angst zo overheerste dat hij niet meer aan de oefening had gedacht. Besloten wordt de oefening te h e r h a l e n , nu in het bijzijn van de echtgenote van de heer A., die vrijwel voortdurend aanwezig is. Bij het opnieuw optreden van de klacht, kan de echtgenote de heer A. ondersteunen door hem te herinneren aan de oefening en hem te helpen bij de uitvoering ervan. In de praktijk blijkt dit goed te werken. Door de ingezette interventie ontstaat er voor het echtpaar een beheersbare situatie waardoor ontslag naar huis weer mogelijk is. Indicaties en contra-indicaties Indicaties zijn: kortademigheid misselijkheid en braken spanning angst Absolute contra-indicaties: grote hoeveelheid ascites uitgebreide longpathologie inspanning. Relatieve contra-indicaties zijn: verwardheid verlaagd bewustzijn waardoor sterke beperking tijdens Uitvoering Ademhalingsoefeningen zijn betrekkelijk gemakkelijk aan te leren door de Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 33 1051 1052 1053 1054 1055 1056 1057 1058 1059 1060 1061 1062 1063 1064 1065 1066 1067 1068 1069 1070 1071 1072 1073 1074 1075 1076 1077 1078 1079 1080 1081 1082 1083 1084 1085 1086 1087 1088 patiënt, waardoor relatief eenvoudig en met beperkte begeleiding een algemeen gevoel van ontspanning bereikt kan worden. Het vermogen om door middel van ademhalingsoefeningen controle te krijgen over specifieke symptomen is slechts onder adequate begeleiding mogelijk. Na instructie door fysiotherapeut of oefentherapeut kunnen verpleegkundigen en mantelzorgers deze oefeningen goed begeleiden. Ademhalingsoefeningen ter ontspanning richten zich op: een regelmatig adempatroon de uitademing de buikademhaling Voorafgaand aan de ademhalingsoefeningen wordt de ademhaling geobserveerd zowel in rust als bij inspanning. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang, zowel in rust als bij inspanning: Wat is het adempatroon? Ligt de nadruk op sternocostale (borst) of costodiafragmale (buik) ademhaling? Worden de hulpademhalingsspieren (de nekspieren en de intercostaalspieren) gebruikt? Ligt het accent op in- of uitademing? Is de ademhaling regelmatig? Hoe is de ademfrequentie? Een ontspannen ademhaling kenmerkt zich door een rustig en regelmatig patroon en gebruik van met name de buikademhaling. Als vuistregel geldt dat in het ideale geval de uitademing ongeveer 1,5 keer zo lang duurt als de inademing. De variatie tussen patiënten is echter groot. Daarom geldt steeds meer het uitgangspunt dat de patiënt zich prettig en comfortabel voelt bij zijn eigen ademhalingspatroon. Bij patiënten met kortademigheid als gevolg van een somatische aandoening zijn de ademhalingsoefeningen met name gericht op ondersteuning van de hulpademhalingsspieren door houdings- en bewegingsadviezen. Het gebruik van de juiste hulpmiddelen speelt hierbij ook een belangrijke rol. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een stoel met armleuningen en het gebruik van een rollator. Werkwijze Ga na of de patiënt bekend is met ademhalingsoefeningen of er ervaring mee heeft. Bespreek het doel, het nut en de beperkingen van de ademhalingsoefeningen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 34 1089 1090 1091 1092 1093 1094 1095 1096 1097 1098 1099 1100 1101 1102 1103 1104 1105 1106 1107 1108 1109 1110 1111 1112 1113 1114 1115 1116 1117 1118 1119 1120 1121 1122 1123 1124 1125 1126 Geef een duidelijke beschrijving van de oefening. Geef aan dat een patiënt altijd met de oefening mag stoppen als hij deze als onprettig ervaart. Creëer een rustige omgeving en een comfortabele houding. Een comfortabele houding is noodzakelijk, dit kan zowel een lighouding als een zithouding zijn. Besteed hierbij aandacht aan de volgende punten: - Zorg voor ondersteuning van hoofd, nek en armen om de activiteit van de hulpademhalingsspieren te verminderen. - Vermijd knellende kleding rondom de buik om de buikademhaling optimaal te kunnen benutten. - Zorg voor ondersteuning van de benen bij een zithouding. Demonstreer de ademhalingsoefening en oefen deze samen met de patiënt, indien gewenst in aanwezigheid van de naaste. Spreek de tekst uit bij instructie van de patiënt, waarbij gebruik gemaakt kan worden van een standaardtekst (zie instructie). Spreek langzaam ritmisch en op lage toon. Bespreek het belang van het regelmatig toepassen. Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast en het ervaren effect. Geef schriftelijke informatie over de uitvoering van de ademhalingsoefening aan de patiënt en naasten. Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers. Instructie voor langzame en regelmatige ademhaling ter ontspanning 1. Adem in uw eigen tempo. 2. Als u langzaam uitademt, voelt u de ontspanning komen. U voelt de spanning uit uw lichaam verdwijnen. 3. Adem nu langzaam in en uit, in een tempo dat aangenaam voor u is. Als u wilt/kunt, probeer ook met uw buik te ademen. 4. Om de aandacht op de buikademhaling te richten kan steun van de handen op de buikwand u helpen. U merkt dat bij de inademing de buik boller wordt en bij de uitademing de buik vlakker wordt. 5. Blijf dit herhalen tot maximaal 20 minuten. 6. Stop de oefening met een diepe ademhaling. Dit is een bewerkte versie van McCaffery (1989). Deze techniek heeft het voordeel dat hij gemakkelijk is toe te passen in Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 35 1127 1128 1129 1130 1131 1132 1133 1134 verschillende situaties en dat hij kan worden gebruikt voor de duur van enkele seconden tot 20 minuten. Deze oefening kan op vaste tijden (tweemaal per dag gedurende 10 minuten) gedaan worden en daarnaast op elk moment van de dag voor de duur van enkele complete ademhalingen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 36 1135 1136 1137 1138 1139 1140 1141 1142 1143 1144 1145 1146 1147 1148 1149 1150 1151 1152 1153 1154 1155 1156 1157 1158 1159 1160 1161 1162 1163 1164 1165 1166 1167 1168 1169 1170 1171 Ontspanning via fysieke activiteit (progressieve spierrelaxatie) Inleiding Progressieve spierrelaxatie is de meest bekende fysieke ontspanningstechniek. De ervaring leert dat deze ontspanningstechniek over het algemeen gemakkelijk is aan te leren. Dit heeft wellicht te maken met de concrete, stapsgewijze aanpak. Bij progressieve spierrelaxatie richt de oefening zich op het aan- en ontspannen van afzonderlijke spiergroepen, waardoor het onderscheid tussen spanning en ontspanning wordt aangeleerd. Patiënten met veel lichamelijke klachten kunnen de oefening meestal niet geheel uitvoeren, omdat sommige spiergroepen te verzwakt of te pijnlijk zijn of om andere redenen niet belast mogen worden. Deze spiergroepen kunnen beter niet aangespannen worden. Bij patiënten in de palliatieve fase richt de oefening zich vaak op één of een beperkt aantal spiergroepen. Indicaties en contra-indicaties Indicaties zijn: vermoeidheid pijn kortademigheid misselijkheid en braken t.g.v. chemotherapie slaapproblemen spanning en onrust angst sombere stemming Absolute contra-indicatie: gevoeligheid voor spierkrampen Relatieve contra-indicatie: pijnlijke en verzwakte spieren Uitvoering Voor het aanleren van een spierrelaxatie-oefening is een uitgebreide instructie onder begeleiding aan te raden, hoewel ook audio-CD’s voorafgaand aan de oefeningen vaak een instructie geven. Bij de uitvoering ervan is een comfortabele lig- of zithouding van belang. In Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 37 1172 1173 1174 1175 1176 1177 1178 1179 1180 1181 1182 1183 1184 1185 1186 1187 1188 1189 1190 1191 1192 1193 1194 1195 1196 1197 1198 1199 1200 1201 1202 1203 1204 1205 1206 1207 1208 1209 overleg met de hulpverlener kan de patiënt een geschikte houding vinden en kan zonodig de oefening aangepast worden door bepaalde spiergroepen buiten de oefening te laten. Wanneer de patiënt de oefening beheerst, is het achtereenvolgens aanspannen en ontspannen van de afzonderlijke spiergroepen niet meer nodig en kunnen alle spieren of meerdere spiergroepen tegelijkertijd worden aangespannen en ontspannen. Tevens kan bij een goede beheersing van de oefening vaak volstaan worden met het aanspannen en weer loslaten van één spiergroep (bijvoorbeeld de handen). De ontspanning van één spiergroep kan zich uitbreiden over het hele lichaam. Het op deze wijze uitvoeren van de oefening kan dan zonder al te veel problemen regelmatig worden toegepast en gemakkelijk geïntegreerd worden in het dagelijks leven. Werkwijze Ga na of de patiënt bekend is met ontspanningstechnieken of er ervaring mee heeft. Beschrijf het doel, het nut en de beperkingen van de ontspanningstechniek. Geef een duidelijke beschrijving van de oefening. Creëer een rustige omgeving en zorg voor makkelijke kleding voor de patiënt en een comfortabele houding. Demonstreer de ontspanningstechniek en oefen deze samen met de patiënt, indien gewenst in aanwezigheid van de naaste. Spreek de tekst uit bij instructie van de patiënt, waarbij gebruik gemaakt kan worden van een standaardtekst (zie instructie). Pas, afhankelijk van de situatie, de standaardtekst aan door het buiten beschouwing laten van bepaalde spiergroepen. Er kan ook gebruik gemaakt worden van een audio-CD of een MP3-bestand met een standaardtekst. Indien de oefening door de hulpverlener persoonlijk gegeven wordt: Spreek langzaam ritmisch en op lage toon. Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast en het ervaren effect. Stem de ontspanningsinterventie inhoudelijk af op de patiënt in kwestie bijvoorbeeld door hem te vragen om suggesties. Bespreek het belang van het regelmatig toepassen om een optimaal effect te bereiken. Ondersteun de patiënt hierbij door geregeld na te vragen of en hoe de patiënt de oefeningen toepast. Spreek de tekst in na eventuele aanpassingen door hulpverlener of Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 38 1210 1211 1212 1213 1214 1215 1216 1217 1218 1219 1220 1221 1222 1223 1224 1225 1226 1227 1228 1229 1230 1231 1232 1233 1234 1235 1236 1237 1238 1239 1240 1241 naaste op een cassettebandje of CD of geef een bestaande CD mee. Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers. Spierontspanning, uitgebreide instructie 1. Ga zo gemakkelijk mogelijk zitten of liggen en zoek een houding waarin u denkt dat u zich het best kunt ontspannen. 2. Sluit uw ogen. 3. Haal diep adem, houd de adem even vast en adem langzaam uit. 4. Adem nu door zoals u gewend bent, maar langzaam en regelmatig. 5. Richt nu uw aandacht op uw handen, span de spieren en bal uw vuisten, houd even vast, voel de spanning; ontspan... en voel de ontspanning. 6. Richt nu uw aandacht op uw armen, strek uw arm naast uw lichaam, druk de elleboog naar achter, houd even vast en voel de spanning; ontspan... en voel de ontspanning. 7. Op dezelfde wijze kunnen achtereenvolgens andere spiergroepen aanen ontspannen worden: van het voorhoofd, de ogen, neus en wangen, mond en kaken, nek, keel/hals, schouders, schouderbladen en rug, borst, buik en maag, het bekken en de billen, de rechter/linker bovenbenen, rechter/linker onderbenen, rechter/linker voeten. 8. Blijf rustig in- en uitademen. Ga in gedachten na of uw hele lichaam ontspannen is: voeten en benen, billen en buik, rug, schouders, armen en handen, hoofd en nek... 9. Ervaar het ontspannen gevoel... geniet ervan... 10. Als u zover bent kunt u langzaam de oefening beëindigen. Tel daarvoor rustig bij uzelf tot drie. Bij één balt u de vuisten, bij twee haalt u diep adem, bij drie opent u uw ogen. Dit is een bewerkte versie van McCaffery (1989). Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 39 1242 1243 1244 1245 1246 1247 1248 1249 1250 1251 1252 1253 1254 1255 1256 1257 1258 1259 1260 1261 1262 1263 1264 1265 1266 1267 1268 1269 1270 1271 1272 1273 1274 1275 1276 1277 1278 1279 Ontspanning via cognitieve activiteit (autogene training, geleide visualisatie) Inleiding Cognitieve ontspanningstechnieken maken gebruik van het gegeven dat het lichaam (c.q. de hersenen) soms geen duidelijk onderscheid maakt tussen wat iemand zich voorstelt en wat er feitelijk met hem gebeurt. Als je je heel levendig een stressvolle situatie voorstelt, dan reageert het lichaam met een (lichte) stressreactie. Als je je voorstelt dat je een citroen eet, dan worden de speekselklieren geactiveerd. Als je ziek bent, pijn hebt, je onrustig en gespannen voelt en je stelt je een prettige ontspannen situatie voor, dan kan het lichaam daar ook op reageren met een ontspanningsreactie. Bovendien wordt de aandacht afgeleid van de negatieve gevoelens van angst en spanning door in gedachten naar een situatie te gaan die de patiënt associeert met positieve gevoelens. Bij cognitieve ontspanningstechnieken wordt dus sturend gebruik gemaakt van de gedachten en de fantasieën van een persoon, waarbij allerlei zintuiglijke waarnemingen worden ingeschakeld. Bij de techniek van autogene training kan een patiënt ontspanning realiseren door zich achtereenvolgens te concentreren op verschillende lichaamsdelen en zich daarbij bepaalde sensaties voor te stellen (warm, koel, zwaar, licht, ontspannen). Met behulp van de geleide visualisatie wordt de patiënt uitgenodigd om in gedachten naar een situatie of een plek te gaan waarin hij zich zeer prettig heeft gevoeld of zou voelen; hij stelt zich die situatie dan levendig voor met behulp van alle zintuigen: hoe ziet die plek eruit, hoe voelt het, wat is er te ruiken, te horen, etc. De hier beschreven vorm van geleide fantasie maakt gebruik van het werken met een beeld op gevoels- en stemmingsniveau. Hiervoor is gekozen, omdat deze techniek eenvoudig is en effectief vooral bij pijnklachten, waardoor soms de pijnmedicatie gereduceerd kan worden. Bovendien blijkt uit onderzoek dat deze geleide fantasietechniek ook bij angst en depressieve gevoelens goede resultaten geeft. Meer uitgewerkte vormen van geleide visualisatie vallen buiten het bestek van deze richtlijn, omdat ze meer gespecialiseerde vaardigheden en expertise van de hulpverlener vragen. Cognitieve ontspanningstechnieken vragen een actieve participatie van de patiënt en zijn dus niet geschikt voor patiënten die daar niet toe in staat zijn. In het algemeen is dit echter een eenvoudige, effectieve en goedkope Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 40 1280 1281 interventie, die door de meeste patiënten als prettig wordt ervaren. 1282 1283 1284 1285 1286 1287 1288 1289 1290 1291 1292 1293 1294 1295 1296 1297 1298 1299 1300 1301 1302 1303 1304 1305 1306 1307 1308 1309 1310 1311 1312 1313 1314 1315 1316 Casus Mevrouw O., 72 jaar oud, heeft een gemetastaseerd mammacarcinoom. Zij wordt opgenomen vanwege pijnklachten en klachten van angst en paniek. De pijnklachten zijn in het ziekenhuis al snel onder controle. Klachten van angst en paniek treden in het ziekenhuis niet op. Deze problemen lijken met name in de thuissituatie te spelen. Mevrouw O. woont samen met haar echtgenoot, de dochter woont op een boerderij naast het echtpaar. Nadere analyse van de angst en paniekgevoelens van mevrouw O. is nodig om dit probleem in de thuissituatie aan te pakken. Tijdens een inventariserend gesprek blijkt dat mevrouw O. een wat afhankelijke vrouw is die het alleen zijn nooit prettig heeft gevonden. Nu zij fysiek tot weinig meer in staat is door haar ziekte, is de veiligheid van gezelschap van toenemend belang. Zij is bang voor angstaanvallen en ook bang dat haar wat zal overkomen als zij alleen is, zoals vallen of in het ergste geval alleen komen te overlijden. Als er iemand, een bekende, in haar directe omgeving is, is zij niet bang. Haar uitgebreide medicatie verzorgt haar man: op deze manier bindt zij hem aan zich. Tevens steunt mevrouw O. erg op de betrokken hulpverleners, zij wil bij voorkeur iedere week een keer op de polikliniek komen voor een gesprek met haar behandelend arts en de psycholoog. Dit geeft haar een gevoel van veiligheid en brengt rust. Als interventie wordt, naast de benzodiazepinen die mevrouw O. gebruikt, het aanleren van ontspanningsoefeningen voorgesteld. In eerste instantie wordt hierbij gebruik gemaakt van een CD met standaardtekst en rustgevende new agemuziek op de achtergrond. Op deze CD zijn de oefeningen gericht op geleide fantasie (strand, wegzweven etc.) in combinatie met het hierbij letten op de ademhaling, de hartslag en spierontspanning. Het gebruik van de CD heeft niet het beoogde effect. Mevrouw O. vindt de muziek veel te zweverig, het doet haar alleen maar aan begrafenissen denken en maakt haar dus extra angstig. Ook het letten op de ademhaling, de hartslag en spierontspanning geeft haar een angstig gevoel, door de confrontatie met haar falende lichaam. Door de psycholoog wordt vervolgens een cassettebandje ingesproken met tekst waar mevrouw O. behoefte aan heeft. Steunende, opbeurende en hoopgevende teksten met daar tussendoor de suggestie dat mevrouw O. haar lot zal weten te dragen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 41 1317 1318 1319 1320 1321 1322 1323 1324 1325 1326 1327 1328 1329 1330 1331 1332 1333 1334 1335 1336 1337 1338 1339 1340 1341 1342 1343 1344 1345 1346 1347 1348 1349 1350 1351 1352 1353 Ook instructies voor positieve zelfspraak en cognitieve herstructurering zijn onderdeel van de ingesproken teksten, bijvoorbeeld dat narigheid zoals pijn of het alleen zijn niet altijd voortduurt. Het positieve effect van de teksten wordt ondersteund door de stem van de psycholoog waar mevrouw O. vertrouwen in heeft. Door deze interventie neemt de behoefte aan het frequente contact met de hulpverleners af. De gevoelens van angst worden beter beheersbaar voor mevrouw O. maar treden nog regelmatig op als zij alleen is of lichamelijke klachten ervaart zoals pijn en benauwdheid. Nadat ook de medicatie voor het bestrijden van de angst is aangepast, ontstaat een situatie die voor mevrouw O. en haar omgeving acceptabel is. Indicaties en contra-indicaties Indicaties zijn: vermoeidheid pijn misselijkheid en braken t.g.v. chemotherapie spanning en onrust angst sombere stemming Absolute contra-indicaties zijn: verwardheid acute, ernstige pijn psychose Relatieve contra-indicaties zijn: ernstige emotionele problemen psychiatrische voorgeschiedenis hallucinaties zeer rijk fantasieleven met neiging tot psychose-ontwikkeling onvermogen zich te concentreren Uitvoering Elke oefening kent eenzelfde opbouw: 1. fysieke ontspanning en rustige ademhaling 2. richten van de aandacht op de ‘opdracht’ 3. versterking van het beeld door gebruik van alle zintuigen (bij geleide visualisatie) Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 42 1354 1355 1356 1357 1358 1359 1360 1361 1362 1363 1364 1365 1366 1367 1368 1369 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376 1377 1378 1379 1380 1381 1382 1383 1384 1385 1386 1387 1388 1389 1390 1391 4. afronden van de oefening in eigen tempo 5. terugkomen in het ‘hier en nu’ In het algemeen geldt dat de oefeningen het meest effectief zijn als zij dagelijks, of in elk geval meerdere keren per week, gedurende langere tijd (3-4 weken) worden toegepast. Dit is niet mogelijk als de zorgverlener degene is die de oefening begeleidt. Het is wel mogelijk als de patiënt gebruik kan maken van een cassette of CD waarop de oefening ingesproken is. De hulpverlener kan daartoe zelf een opname maken van een oefening die de patiënt aanspreekt, sommige zorginstellingen hebben zelf een CD beschikbaar, en er zijn ook CD’s met dergelijke oefeningen in de winkel verkrijgbaar (uitgeverij Elsevier gezondheidszorg brengt bijvoorbeeld samen met het Van Praag Instituut een reeks gezondheidsCD’s uit onder de naam ‘Gezonde Verbeelding’, gericht op specifieke klachten). Hulpmidddelen CD-speler (eventueel discman) of MP3-speler binnen het bereik van de patiënt, eventueel met afstandsbediening CD’s met speciaal voor deze patiënt ingesproken oefeningen of met reeds bestaande oefeningen (bij voorkeur) koptelefoon Werkwijze Ga na of de patiënt bekend is met ontspanningstechnieken of er ervaring mee heeft. Beschrijf het doel, het nut en de beperkingen van de ontspanningstechniek. Geef een duidelijke beschrijving van de oefening. Bereid de patiënt voor op onverwachte emoties. Creëer een rustige omgeving en zorg voor makkelijke kleding voor de patiënt en een comfortabele houding. Maak gebruik van een standaardtekst (zie voorbeeld). Pas, afhankelijk van de situatie, de standaardtekst aan. Voor autogene training: selecteer in overleg met de patiënt welke lichaamssensatie gebruikt wordt (zwaar, licht, warm, koel, ontspannen). Voor de geleide visualisatie: selecteer beelden van een aangename en ontspannen ervaring, waarbij in gedachten teruggegaan wordt naar een situatie, een plek waar deze persoon zich veilig, prettig voelde en Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 43 1392 1393 1394 1395 1396 1397 1398 1399 1400 1401 1402 1403 1404 1405 1406 1407 1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 1416 1417 1418 1419 1420 1421 1422 1423 1424 1425 1426 1427 1428 1429 positief gestemd was (bijv. zon op je huid, vogels horen fluiten, de rust en stilte bij het wandelen in de sneeuw, op het strand liggen, de sneeuw zien vallen, de zonsondergang bekijken). Selecteer een beeld dat op zoveel mogelijk zintuigen een beroep doet, en vraag de patiënt zich in gedachten naar het geselecteerde landschap te verplaatsen en help hem de omgeving in detail te beschrijven. Geef om de fantasie van de patiënt te leiden voorzichtige aanwijzingen en suggesties (bijv. ‘misschien’, ‘als u wilt’) en vul niet zelf de beelden in. Help de patiënt de omgeving langzaam tot zich door te laten dringen door te vragen: hoe ziet het er uit, hoe ruikt het er, welke geluiden zijn er te horen, wat voelt u, wat proeft u. Gebruik woorden of zinnen die aangename beelden oproepen zoals drijven, smelten, vrijkomen. Spreek langzaam ritmisch en op lage toon; u vertelt geen verhaal maar faciliteert de patiënt zijn eigen verhaal te maken. Las pauzes in de tekst in om de patiënt de gelegenheid te geven het beeld op te bouwen en de ontspanning te ervaren. Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast en het ervaren effect. Stem de ontspanningsinterventie inhoudelijk af op de patiënt in kwestie bijvoorbeeld door hem te vragen om suggesties of veranderingen. Bespreek het belang van het regelmatig toepassen om een optimaal effect te bereiken. Spreek met de patiënt af wie de gebruikte en eventueel aangepaste tekst in zal spreken op een cassettebandje of CD, en draag zorg voor de uitvoering hiervan of geef de patiënt een bestaande CD mee. Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers. Instructie voor autogene training Bij deze instructie is gekozen voor de sensatie ‘zwaar’; in overleg met de patiënt kan ook gekozen worden voor een andere sensatie, zoals licht, warm, koel of ontspannen. 1. Ga zo gemakkelijk mogelijk liggen en probeer een houding te vinden waarin u denkt dat u zich het best kunt ontspannen. 2. Doe uw ogen dicht. 3. Adem langzaam en diep in. Terwijl u langzaam ademhaalt voelt u misschien al dat u begint te ontspannen. 4. Adem nu rustig in en uit, in uw eigen tempo zoals u dat prettig vindt. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 44 1430 1431 1432 1433 1434 1435 1436 1437 1438 1439 1440 1441 1442 1443 1444 1445 1446 1447 1448 1449 1450 1451 1452 1453 1454 1455 1456 1457 1458 1459 1460 1461 1462 1463 1464 1465 1466 1467 5. Richt uw aandacht op uw voeten, uw enkels en uw onderbenen, en voel dat ze zwaar worden... uw voeten, uw enkels en uw onderbenen voelen zwaar, heel zwaar... 6. Richt nu uw aandacht op uw bovenbenen, en voel dat ze zwaar worden... uw bovenbenen worden zwaar, heel zwaar... 7. Op dezelfde wijze worden achtereenvolgens buik en onderrug, armen en handen, schouders en nek, gezicht, voorhoofd en mond, en tenslotte het hele lichaam zwaar... 8. Wanneer u zover bent, kunt u geleidelijk de oefening beëindigen, maar alleen als u daaraan toe bent. 9. Tel dan langzaam bij uzelf tot drie. Bij één beweegt u uw benen een beetje. Bij twee beweegt u uw bovenlichaam een beetje. Bij drie ademt u diep in, houdt u de adem heel even vast, opent u uw ogen en ademt u langzaam uit. Dit is een bewerkte versie van McCaffery (1989). Instructie voor geleide visualisatie De favoriete plek in dit voorbeeld is niet in overleg met de patiënt geselecteerd, maar hem wordt de keus gelaten binnen de oefening een eigen plek te vinden. Als hij deze eenmaal gevonden heeft, kan daar in volgende sessies gebruik van worden gemaakt. Andere patiënten hebben andere favoriete plekken. De beschreven oefening duurt ongeveer 8 minuten. De puntjes (...) geven een pauze aan om de patiënt de gelegenheid te geven het beeld op te bouwen. 1. Gaat u rustig en comfortabel zitten of liggen, zoveel mogelijk met rechte rug en nek. Voel hoe de stoel u draagt, hoe uw voeten op de grond staan of uw hielen in contact zijn met het bed. 2. Adem diep en rustig in, helemaal tot in uw buik... Adem heel rustig uit. Doe dat nog een keer: adem rustig in en kijk of u de warme energie van de inademing kunt volgen. Adem rustig uit en voel hoe eventuele spanning langzaam verdwijnt... 3. Misschien kunt u voelen hoe uw adem naar gespannen en pijnlijke plekken in uw lichaam komt en het daar losser, warmer en zachter maakt. Elke uitademing neemt pijn en spanning met zich mee en maakt u rustig en ontspannen. Adem rustig in en rustig uit... U voelt u veilig en ontspannen... 4. En alle onwelkome gedachten kunnen ook met de adem meegestuurd Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 45 1468 1469 1470 1471 1472 1473 1474 1475 1476 1477 1478 1479 1480 1481 1482 1483 1484 1485 1486 1487 1488 1489 1490 1491 1492 1493 1494 1495 1496 1497 1498 1499 1500 1501 1502 1503 1504 1505 worden... laat ze maar los met de uitademing... voor even is uw geest leeg en stil... 5. En ook emoties en gevoelens die er zijn, kunt u loslaten met de uitademing. Adem rustig in en rustig uit en laat maar los... 6. En dan stelt u zich een plek voor waar u zich veilig en vredig voelt... misschien is het een bestaande plek, misschien ook niet... een plek uit uw verleden of een plek waar u altijd al naar toe had gewild... dat maakt niet uit... als het maar een plek is waar u zich prettig en veilig voelt. 7. Kijk rustig om u heen, geniet van de dingen die u ziet, van de kleuren om u heen, kijk naar links... kijk naar rechts... 8. En luister ook naar de geluiden van deze fijne plek, misschien de wind of het water... vogels of muziek... of juist de stilte... Laat de geluiden van deze speciale, vredige plek tot u doordringen... 9. En voel hoe u daar zit of ligt... waar leunt u tegen aan... wat voelt u onder uw voeten... misschien zand of gras, of misschien zit u in een gemakkelijke stoel of op een warme rots in de zon... 10. En voel de zachte wind op uw huid, droog of juist vochtig... of misschien bent u binnen en wordt u verwarmd door een haardvuur... Geniet van het contact met de lucht... 11. En ruik de geuren van deze speciale plek... de geur van bloemen of van de zee, of de diepe geur van het bos... 12. Neem het allemaal in u op, de volheid van deze plek... met al uw zintuigen... en voel u dankbaar en prettig op deze mooie plek... 13. Laat de schoonheid van deze plek u voeden, neem het in u op met elke ademhaling... helemaal tot in uw lichaam, tot in uw buik... tot in de puntjes van uw tenen, uw huid raakt ervan doordrongen... tot in uw spieren en botten... nog verder tot in elke cel van uw lichaam... laat u voeden tot in uw diepste kern... (lange pauze) 14. En weet dat u altijd terug kunt naar deze plek... het is uw eigen, mooie en veilige plek... wanneer u maar wilt, kunt u hem weer oproepen... 15. Bereidt u dan langzaam voor om weer terug te komen in deze kamer... neem het fijne en rustige gevoel met u mee... adem wat dieper in en uit... voel de stoel waarop u zit, het bed waarin u ligt ... beweeg uw handen en uw voeten... rek u een beetje uit... gaap als u dat wilt... en open langzaam uw ogen en kom helemaal terug... Dit is een bewerkte versie van Busch (2004). Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 46 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515 1516 1517 1518 1519 1520 1521 1522 1523 1524 1525 1526 1527 1528 1529 1530 1531 1532 1533 1534 1535 1536 1537 1538 1539 1540 1541 1542 1543 Luisteren naar muziek Inleiding Luisteren naar muziek als interventie in de gezondheidszorg is het doelgericht gebruik maken van de invloed die muziek heeft op zowel lichamelijk, emotioneel als spiritueel gebied. Luisteren naar muziek, zoals beschreven in deze richtlijn, is een voor iedereen toegankelijke en inzetbare interventie. Een interventie rondom muziek kan door patiënten zelf, door naasten of door professionele hulpverleners worden uitgevoerd. Er is sprake van muziektherapie wanneer muziek wordt gebruikt binnen een professionele therapeutische relatie met een muziektherapeut waarbij psychotherapeutische aspecten de basis vormen. In deze richtlijn wordt uitsluitend ingegaan op de rol van luisteren naar muziek als complementaire interventie en wordt muziektherapie buiten beschouwing gelaten. De beleving van muziek wordt beïnvloed door persoonlijke kenmerken zoals leeftijd, persoonlijkheid, maatschappelijke en culturele achtergrond. In de multiculturele samenleving zijn er onderlinge verschillen met betrekking tot het gebruik van muziek bij ziekte en lijden. Sommige moslim- en reformatorische groeperingen staan afwijzend tegenover iedere andere dan uit deze religieuze stromingen zelf voortkomende muziek. De beleving van muziek wordt mede bepaald door de lichamelijke en psychische conditie tijdens het luisteren naar muziek. Deze individuele parameters bepalen de waarde en werking van muziek voor ieder afzonderlijk. Een algemene ‘muzikale apotheek’ gaat hieraan voorbij en is dus onbruikbaar. Muziek heeft een aantal specifieke eigenschappen waar een ondersteunende kwaliteit van uit kan gaan: Muziek en lichaam: muziek heeft invloed op vegetatieve functies (spiertonus, ademhaling, bloeddruk, pols) en kan daardoor zowel lichamelijk ontspannend als activerend werken. Muziek, emoties en gedachten: muziek heeft bij uitstek toegang tot het gevoelsleven en de gedachtenwereld van de mens. Luisteren naar muziek kan associaties en herinneringen met daaraan verbonden emoties en gedachten oproepen. Ook kan muziek de essentie van het menselijk bestaan in abstracte vorm uitdrukken. Deze verwantschap tussen muzikale en spirituele beleving kan patiënten steun bieden. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 47 1544 1545 1546 1547 1548 1549 1550 1551 1552 1553 1554 1555 1556 1557 1558 1559 1560 1561 1562 1563 1564 1565 1566 1567 1568 1569 1570 1571 1572 1573 1574 1575 1576 1577 1578 1579 1580 1581 Muziek en structuur: muziek heeft meestal een duidelijk herkenbare structuur zoals het verloop van de melodie, de begeleiding, een doorgaand ritme of delen die herhaald worden. Het verloop van muziek heeft een zekere mate van vanzelfsprekendheid en is daardoor makkelijk te volgen. Hierdoor kan muziek houvast bieden en een rustpunt voor de luisteraar zijn. De werking die uitgaat van het luisteren naar muziek ligt op lichamelijk, emotioneel en spiritueel gebied. Het samengaan van zowel muziek- als patiëntgebonden factoren is bepalend voor de kwaliteit van de interventie. Zoals ook tijdens het gezonde leven kan muziek zowel in de palliatieve als ook in de terminale fase ondersteunend zijn door de draaglast te verlichten en de draagkracht te versterken. Indicaties en contra-indicaties Indicaties voor het luisteren naar muziek zijn: pijn misselijkheid en braken t.g.v. chemotherapie slaapproblemen benauwdheid stress emotionele labiliteit angst somberheid behoefte aan ondersteunen van de spirituele of religieuze beleving verwerkingsproblematiek Absolute contra-indicaties: psychiatrische problematiek waarbij wanen en hallucinaties optreden delier Relatieve contra-indicaties: afwijzende houding ten aanzien van muziek als zodanig soporeuze of comateuze toestand slechthorendheid Uitvoering Allereerst wordt bepaald welk doel men wil bereiken met het luisteren naar muziek. Het doel is afhankelijk van de actuele problematiek en de wensen van de patiënt. Vervolgens wordt in overleg met de patiënt gekozen voor bepaalde muziek. Alleen wanneer de muziek als afleiding of aangename Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 48 1582 1583 1584 1585 1586 1587 1588 1589 1590 1591 tijdsbesteding bedoeld is, is de vraag: ”Van welke muziek houdt u?” op zijn plaats. Bij alle andere doelstellingen moet de vraag gerelateerd zijn aan het specifieke effect dat beoogd wordt met het luisteren naar muziek. De vraag aan de patiënt is dan: “Wat voor muziek zou voor u het gewenste effect kunnen hebben?” (b.v. het verminderen van pijn, stoppen met piekeren, muziek als rustpunt). Het kan voorkomen dat er muziek wordt gekozen die de patiënt normaliter niet zo aanspreekt, maar die in het gegeven kader wel een goede keuze blijkt. 1592 1593 1594 1595 1596 Casus Een mevrouw is een echte musicalfan. Nu ze in de palliatieve fase is, luistert ze nog steeds graag naar deze muziek, behalve als ze pijn heeft. Dan werkt pianomuziek van Bach, met veel structuur, het beste, hoewel ze deze muziek eigenlijk niet mooi vindt. 1597 1598 1599 1600 1601 1602 1603 1604 Er moet ook rekening gehouden worden met de manier waarop de patiënt gewend is met muziek om te gaan. Vindt iemand muziek op de achtergrond prettig of wordt er juist een bewuste keuze gemaakt en vervolgens aandachtig geluisterd? Het is aan te raden bij de gewoontes van de patiënt aan te sluiten en muziek te kiezen die geschikt is om op de voor- danwel op de achtergrond afgespeeld te worden. 1605 1606 1607 1608 1609 1610 1611 1612 1613 Casus Een man is van beroep kraandrijver geweest en luisterde tijdens zijn werk altijd naar de radio, een popmuziekzender. Door zijn voortschrijdende ziekte is hij ADL afhankelijk en wat gedesoriënteerd waardoor hij onzeker en soms angstig is. Radio luisteren is te vermoeiend, het praten tussen de muziek door kan hij niet goed volgen en maakt hem onrustig. Hij heeft baat bij het min of meer voortdurend zachtjes afspelen van verzamel-CD’s met muziek van zijn smaak. De herkenning van de muziek geeft hem houvast en maakt zijn omgeving meer vertrouwd. 1614 1615 1616 Hieronder volgt een beschrijving van de doelen die gesteld kunnen worden met daaraan gekoppeld aanwijzingen voor de muziekkeuze: Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 49 1617 1618 1619 1620 1621 1622 1623 1624 1625 1626 1627 1628 1629 1630 1631 1632 1633 1634 1635 1636 1637 1638 1639 1640 1641 1642 1643 1644 1645 1646 1647 1648 1649 1650 1651 1652 1653 Ontspannen en genieten Ook wanneer er sprake is van een zwakke lichamelijke en of geestelijke conditie kunnen mensen het prettig vinden om naar muziek te luisteren, soms zelfs tot relatief kort voor het overlijden. Wanneer muziek luisteren dient ter ontspanning of om te genieten van iets moois gaat de muzikale voorkeur meestal uit naar muziek die min of meer bekend is. Het komt nogal eens voor dat eigen muziek, waar altijd graag naar werd geluisterd, niet meer voldoet, omdat het te vermoeiend is. Dit kan liggen aan de soort muziek die teveel concentratie vraagt of omdat de muziek te veel wisselingen (zware beats of snelle ritmes) heeft, wat zieke mensen onaangenaam kunnen vinden. Een selectie maken van wel passende nummers of muziekstukken biedt veelal de oplossing. Een andere hindernis kan zijn dat eigen muziek associaties of herinneringen oproept die emotioneel als belastend worden ervaren. Dan is het beter om, soms tijdelijk, andere muziek te kiezen die deze connectie met emoties niet heeft, maar toch ook kan voldoen. Casus Een man met ernstig hartfalen die nagenoeg dagelijks luisterde naar klassieke kamermuziek, kon zelfs het luisteren naar zijn lievelingsCD’s niet meer verdragen. Dit betekende niet alleen dat hij uit zijn normale doen was en er een gat viel in zijn dagbesteding, maar er viel ook een positieve factor uit zijn leven weg. Nu hij last heeft van kortademigheid en snel vermoeid is, maken de snelle gedeeltes en sterke afwisselingen in de muziek hem onrustig. Samen met zijn zoon heeft hij een selectie gemaakt met rustige en meer gelijkmatige delen. Hij heeft daar minder langdurig dan voorheen, maar wel weer met veel plezier naar geluisterd. Time-out, focus verleggen Samen met naasten naar muziek luisteren, mogelijk er met elkaar over praten, kan een andere invullling van het contact en samenzijn betekenen. Het samen muziek uitzoeken kan een prettige bezigheid zijn en een positief effect hebben in die situaties waarin het contact moeizaam is. Muziek luisteren kan een time-out bieden en helpen bij het stoppen van, of tenminste een pauze krijgen in de maalstroom van gedachten en Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 50 1654 1655 1656 1657 1658 1659 emoties. De aandacht wordt verlegd van op de voorgrond staande lichamelijke klachten zoals pijn, kortademigheid of misselijkheid naar wat de muziek met zich meebrengt. Er zijn daarbij twee verschillende invalshoeken. Bij de eerste wordt de time-out gegeven door de beleving die de muziek oproept. 1660 1661 1662 1663 1664 1665 1666 1667 1668 1669 1670 1671 Casus Een jonge vrouw met longkanker wordt thuis verpleegd. Haar drie kleine kinderen wil ze nog zo veel mogelijk om zich heen hebben, maar het is haar vaak eigenlijk te druk. Ze zou dan het liefst, zoals vroeger, de fiets pakken en naar zee gaan. Rust, ruimte en frisse lucht, daar heeft ze behoefte aan. Doordat deze associaties worden opgeroepen door een CD met een combinatie van zeegeluiden en eenvoudige, lichtvoetige muziek (Angels of the sea van Dan Gibson) voelt ze zich minder beklemd en rustiger. Geregeld ligt ze samen met de kinderen, die dan bij haar op bed of op de bank liggen, te luisteren naar de muziek en heeft op deze manier de time-out waar ze behoefte aan heeft. 1672 1673 1674 1675 1676 1677 1678 1679 1680 1681 1682 1683 1684 1685 1686 1687 1688 1689 De tweede invalshoek is om de aandacht juist bij de muziek zelf te houden en dus niet bij wat deze oproept. Er wordt dan muziek uitgezocht die van de patiënt enige activiteit bij het luisteren vraagt. De aandacht wordt zoveel mogelijk bij het volgen van de muziek gehouden: luisteren naar de tekst en de instrumenten, het volgen van de melodie, de begeleiding, herhalingen, etc. Er komen wel afleidende gedachten op, maar die worden bewust niet vervolgd en de aandacht wordt weer gericht op de muziek. Dit is een soort aandachtsoefening met muziek en kan op een effectieve manier een time-out bieden. Om met deze tweede manier van muziek luisteren vertrouwd te raken kan om te beginnen muziek volstaan die maar een paar minuten duurt. Daarna kan de luistertijd verlengd worden. Deze beide manieren van met een focus luisteren naar muziek worden veel gebruikt voorafgaand aan en tijdens belastende onderzoeken of behandelingen zoals MRI, CT-scan, bestraling, tijdens chemokuren of pijnlijke verzorging. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 51 1690 1691 1692 1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700 1701 1702 1703 1704 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714 1715 1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725 1726 Casus Een mevrouw heeft na een gynaecologische operatie waarbij een tumor gedeeltelijk is verwijderd een slecht genezende buikwond. De verzorging is zeer pijnlijk en ze ziet er ruim van tevoren al tegen op dat het moet gebeuren. Naast medicatie blijkt voor haar luisteren naar muziek een hulp. Het moet wel muziek zijn die haar aandacht kan vasthouden. Ze heeft vroeger veel gedanst en kiest redelijk complexe tango-muziek uit. Ze volgt tijdens de verzorging de melodie, neuriet stukjes mee. Daardoor is ze minder gericht op de wondverzorging en blijft meer ontspannen waardoor de pijnbeleving minder is. Verminderen van lichamelijke klachten Lichamelijke ontspanning wordt bereikt doordat spiertonus, bloeddruk en hart- en ademritme beïnvloed worden door muziek. Muzikaal ritme kan, zonder dat cognitieve of psychische activiteit nodig is, het hartademritme versnellen en vertragen. Hier komt uit voort dat muziek met een rustig en gelijkmatig ritme een kalmerende werking op vegetatieve functies kan hebben zonder dat de patiënt daar zelf wat voor moet doen. Hierin onderscheidt het ontspannen door middel van luisteren naar muziek zich van ontspanningsoefeningen of meditatie waarbij altijd enige innerlijke of lichamelijke activiteit van de patiënt nodig is om ontspanning te bereiken. Muziek waar mensen die kortademig of zeer gespannen zijn baat bij hebben, heeft een ritme dat, aangepast aan hun eigen adem- en hartritme, relatief nog redelijk snel is. Een te traag ritme kan onrust en het verergeren van de klachten veroorzaken. Zware bastonen of stuwende ritmes kunnen bij zieke mensen in het algemeen onaangename lichamelijke reacties oproepen. De gunstige werking van muziek op misselijkheid bij chemokuren ligt in eerste instantie bij het verleggen van de focus naar wat de muziek aan positieve beleving oproept. Het beste in deze werkt eigen favoriete muziek. Muziek kan op verschillende manieren de pijnbeleving verminderen. In eerste instantie werkt het door de ontspannende werking van muziek op het lichaam. De pijnbeleving kan ook afnemen doordat muziek de aandacht van de pijn afleidt, zoals in de casus hierboven beschreven. Emotionele pijn kan verzacht worden wanneer de muziek iets van die pijn kan weergeven: "Die muziek klinkt als mijn pijn“ (saxofoon Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 52 1727 1728 1729 1730 1731 1732 improvisaties van Candy Dulfer). Ook kunnen hoop, moed, en kracht worden opgeroepen door de muziek waardoor de draagkracht versterkt wordt. Muziek die voor de luisteraar een relatie heeft met de persoonlijk spirituele of religieuze beleving kan tot steun zijn bij het verdragen van pijn. 1733 1734 1735 1736 1737 1738 1739 Casus Een oudere man moest leven met de hoofdpijn die veroorzaakt werd door een hersentumor. Hij voelde zich moe en veel meer dan op een stoel voor het raam zitten kon hij niet meer. Alhoewel muziek geen enkele rol in z’n leven had gespeeld, luisterde hij zo nu en dan naar een CD met een symfonie van Mozart. “Ik geloof niet in God maar in deze muziek hoor ik de eeuwigheid en dat is me een troost.“ 1740 1741 1742 1743 1744 1745 1746 1747 1748 1749 1750 1751 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763 Verminderen van slaapproblemen Er zijn allerlei CD’s die samengesteld zijn als hulp bij het inslapen. De stijl van de meeste van deze CD’s lijkt op new age muziek. Velen hebben daar baat bij. Maar als die muziekstijl niet in goede aarde valt, is de CD onbruikbaar. Mede afhankelijk van de persoonlijkheidsstructuur is er een onderscheid te maken in geschikte muziek. Voor de een is muziek geschikt die je als het ware laat dobberen op klanken en natuurgeluiden zoals bij de meeste slaapCD’s. De ander heeft juist een duidelijke muzikale structuur nodig om de aandacht op te kunnen vestigen en zich daardoor te kunnen ontspannen. Door dezelfde muziek, als die goed bevallen is, regelmatig te gebruiken treedt de werking ervan steeds eerder in. Ondersteuning van verwerkingsproblematiek Doordat muziek gemakkelijk emoties oproept kan muziek luisteren een hulpmiddel zijn bij het (h)erkennen van emoties. Emoties en gedachten die min of meer onbewust onderdrukt worden, kunnen door muziek, soms al na een paar tonen, naar boven komen. Dit kan verhelderend zijn en bijdragen aan het verwerkingsproces. Maar het komt ook nog al eens voor dat patiënten geen muziek willen of durven luisteren. Er bestaat dan de vrees dat er teveel of te pijnlijke emoties loskomen dan op dat moment te hanteren zijn. Dit kan een gezond beschermingsmechanisme zijn. Deze angst laat wel zien dat er Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 53 1764 1765 1766 waarschijnlijk sprake is van onderdrukte emoties. Muziek kan ongemerkt emotionele pijn oproepen en versterken: 1767 1768 1769 1770 1771 1772 1773 1774 1775 1776 Casus Een vrouw in de laatste fase van borstkanker is vaak onrustig en geeft wisselende pijnklachten aan. In haar kamer klinkt vaak de muziek die ze gebruikte bij haar werk als ontspanningstherapeut. Bij het regelmatig afnemen van de pijnscore valt op dat deze muziek mogelijk de pijn en onrust eerder versterkt dan vermindert. In een gesprek hierover met haar komt uiteindelijk naar voren dat de muziek, ongemerkt, emotionele pijn door de rouw over wat voorbij is, oproept. Gesprekken over die pijn met de geestelijk verzorger en verandering van muziek hebben haar goed gedaan. 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784 1785 1786 1787 1788 1789 1790 1791 1792 1793 1794 1795 1796 1797 1798 Muziek kan gevoelens oproepen van onmacht, woede, agressie, wanhoop of eenzaamheid dan wel een diepe verbondenheid met de eigen innerlijk kern, met anderen, het hogere. Ook wanneer de lichamelijke en psychische conditie zwak is, kan muziek een brug vormen naar deze gewaarwordingen zonder dat daar veel inspanning voor nodig is. Dit kan een hulp zijn bij het verwerkingsproces en ondersteunend bij het toeleven naar het levenseinde. Versterken van de draagkracht Mensen kunnen zich gesterkt voelen wanneer de muziek persoonlijke waardegebieden oproept zoals kracht, vrede, verbondenheid of God. Ook het gevoel voor eigenwaarde en identiteit kan door muziek, of tekst in combinatie met de muziek, versterkt worden. Casus Een man heeft al jaren een Non-Hodgkin lymfoom en heeft daarbij emotioneel de balans goed weten te behouden. Dan krijgt hij door metastasen een partiële dwarslaesie en verliest alle moed. De incontinentie en de totale afhankelijkheid zijn voor hem een doemscenario. Apathisch ligt hij in bed. Muziek luisteren is het enige wat hij in deze periode nog wel doet. Hij wil wel ingaan op het voorstel Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 54 1799 1800 1801 1802 1803 1804 1805 1806 1807 1808 1809 1810 1811 1812 1813 1814 1815 1816 1817 1818 1819 1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830 1831 1832 1833 1834 1835 1836 samen met zijn partner muziek uit te zoeken waar hij nu specifiek behoefte aan heeft. Het wordt een selectie van pop en blues, vooral uitgezocht op de teksten die aansluiten bij zijn emoties. Verlies, woede, en eenzaamheid, maar ook kracht en vechten om te overleven zijn de thema’s van de teksten en herkenbaar in de intensiteit van de muziek. Hij is geen prater maar door het samen uitzoeken was het makkelijker samen emoties en gedachten te delen. ”De muziek heeft me innerlijk weer op de been gebracht”. Verbetering van de stemming Muziek heeft invloed op stemming, kan de beleving van het moment positief en negatief inkleuren. Welke muziek de stemming doet verbeteren, hangt af van de associaties en herinneringen die gekoppeld zijn aan de muziek. Karakterstructuur speelt in deze ook een rol. De één voelt zich beter door opgewekte muziek, de ander door muziek die de zwaarte van de sombere stemming weerspiegelt. Bieden van houvast en structuur Wanneer er sprake is van innerlijke onrust, angst of een verlaagd bewustzijn gepaard gaande met onrust of desoriëntatie, kan muziek die makkelijk te volgen is, houvast bieden. Muziek met een duidelijk thema op de voorgrond (bijvoorbeeld een instrumentaal gespeelde melodie of gezongen tekst) is doorgaans geschikt. Hierbij staat de emotionele beleving niet op de voorgrond. De muziek moet duidelijk hoorbaar worden afgespeeld. Begeleiding bij het sterven Muziek bij het sterven vraagt om zorgvuldigheid en terughoudendheid, zeker wanneer de patiënt niet meer in staat is om kenbaar te maken of de muziek nog gewenst is. Zolang dit nog wel het geval is en de patiënt geeft aan naar muziek te willen luisteren, kan dat natuurlijk, alhoewel de meeste mensen het toch niet prettig vinden. Muziek in de vorm van zachtjes zingen, neuriën of rustig live harp- of gitaarspel kan, in tegenstelling tot CD-muziek, tijdens de laatste fase wel aangenaam zijn. Live muziek kan aangepast worden aan de patiënt en de situatie. Het waarnemen van de lichaamstaal zoals kleine bewegingen van het lichaam en het ritme van de ademhaling kan de reactie van de patiënt op de muziek weergeven. Deze vorm van begeleiding en nabijheid kan Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 55 1837 1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852 1853 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875 rustgevend werken en een ondersteuning zijn bij het loslaten. Toch wordt er wel CD-muziek gebruikt in de kamer van een stervende. Geluiden van moeilijke ademhaling, de aanblik van de stervende, het lange waken bij de stervende, kunnen voor de naasten zwaar zijn. Dan kan zachte rustige muziek op de achtergrond de sfeer in kamer lichter maken. Het blijft een afweging. Wanneer een euthanasieverzoek ingewilligd gaat worden, kan overwogen worden muziek uit te kiezen die rondom de levensbeëindiging een ondersteunende rol voor de patiënt en naasten kan hebben. Hieraan valt ook te denken bij palliatieve sedatie. Praktische aspecten Het is voor de hand liggend om te putten uit de muziekverzameling van de patiënt zelf of uit andere collecties (van naasten, bibliotheek of van internet). Het uitnodigen tot meedenken door naasten kan geschikte muziek opleveren. De ervaring leert dat patiënten, mits het verband tussen doel en muziekkeuze duidelijk is, meestal wel kunnen aangeven waar ze behoefte aan hebben, ook al zijn ze niet zo thuis in muziek. Over het algemeen wordt gebruik gemaakt van muziek op CD. Ook live voorgespeelde muziek kan dienst doen. Vanuit de doelstelling kan geselecteerde muziek op CD gezet worden. Als dat niet mogelijk is, moeten alleen die muziekstukken die men beluisteren wil door middel van het programmeren van de afspeelapparatuur geselecteerd worden. Wanneer tussendoor muziekstukken klinken die niet het gewenste karakter hebben, werkt dit storend en vermindert het gewenste effect. Naasten kunnen bij de praktische uitvoering behulpzaam zijn. Het samen hiermee bezig zijn kan als prettig worden ervaren en een positief effect hebben in die situaties waarin het contact moeizaam is. Indien de patiënt en/of naasten geen aanknopingspunt kunnen geven voor de muziekkeuze zal de hulpverlener zelf op zoek gaan. Denk hierbij aan ondersteuning van collega’s of overleg met een muziektherapeut. Muziektherapeuten die aan het platform Leven met kanker verbonden zijn, kunnen als vraagbaak dienen (www.platformlevenmetkanker.nl). Hulpmiddelen Er kan gebruik gemaakt worden van de volgende hulpmiddelen: draagbare audio-apparatuur (discman, iPod e.d.) of CD-speler die geplaatst kan worden binnen het bereik van de patiënt, bij voorkeur met Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 56 1876 1877 1878 1879 1880 1881 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 afstandsbediening CD’s koptelefoon, alleen te gebruiken als de ruimtelijke situatie hiertoe aanleiding geeft en als de patiënt dit gewend is. Luisteren zonder koptelefoon heeft in principe de voorkeur. Het ruimtelijk akoestisch effect ondersteunt de werking van de muziek. Dit is vooral van belang bij angst, desoriëntatie en neiging tot sociale isolatie. Werkwijze Inventariseer voor welke indicatie luisteren naar muziek gebruikt gaat worden. Geef voorlichting over de samenhang tussen het beoogde doel en de werking van muziek. Overleg naar aanleiding daarvan welke muziek het meest passend zou kunnen zijn. Kies een geschikt moment van de dag zodat er rust en ruimte is voor de interventie. Zorg voor de nodige privacy indien de patiënt in een zorginstelling verblijft. Informeer of de patiënt alleen naar de muziek wil luisteren of samen met een naaste. Let er op dat de afspeelapparatuur en/of de bediening ervan binnen het bereik van de patiënt is zodat deze de muziek zelf aan en uit kan zetten. Adviseer de patiënt op een wijze naar de muziek te luisteren die gerelateerd is aan het beoogde doel (zie de eerdere beschrijving van de doelen). Besteed aandacht aan de begeleiding, door de muziek kunnen herinneringen en emoties worden opgeroepen. Laat de patiënt nog even rust nemen nadat met het luisteren naar de muziek is gestopt. Frequentie: wanneer de indicatie op somatisch gebied ligt maar ook als angst, onrust en/of desoriëntatie aanwezig zijn, is regelmatige herhaling gewenst. In andere situaties is de frequentie afhankelijk van de behoefte van de patiënt. De luistertijd is persoonsafhankelijk en niet normatief te adviseren. Beschrijf in het zorgdossier waarom en hoe de interventie is toegepast. Evalueer met de patiënt het effect van de interventie en noteer dit. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 57 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 Bespreek of vervolg gewenst is, wanneer, hoe vaak en op welke wijze. Stel bij onvoldoende effect alternatieven voor, afgestemd op de klachten; denk hierbij aan massage en ontspanningsoefeningen. Waarborg de continuïteit door overdracht van kennis en vaardigheden aan collega’s andere betrokken hulpverleners en/of mantelzorgers. Onderbouwing Er is onderzoek gedaan naar de werking van muziek vanuit zowel de muziektherapeutische als de verpleegkundige beroepsachtergrond. Hier worden echter alleen die studies genoemd die voor de praktische uitvoering geen andere speciale vaardigheden vragen dan die zoals in deze richtlijn beschreven. Een aantal studies betreft het gebruik van muziek bij pijn. Beck (1991) legt de relatie tussen luisteren naar ontspannende muziek en pijnreductie. Reinhardt (1999) laat zien dat door middel van het vertragen van muzikaal tempo in de loop van de muziek het hartritme ook vertraagt. De experimentele groep gaf een significant lagere behoefte aan pijnstillers aan. Koch (1997) geeft een goede beschrijving en onderbouwing van (niet alleen op reductie van spanning gerichte) aspecten die relevant zijn bij de relatie tussen pijn en luisteren naar muziek. Er is een aantal studies over de effectiviteit van luisteren naar muziek door klinische patiënten die aantonen dat hierdoor angst kan verminderen (Evans 2002). Dit is een waardevol aspect omdat angst een symptoom is dat een versterkende invloed heeft op andere symptomen zoals onrust, pijn, somberheid en benauwdheid. Onderzoek en ervaring leren dat in de palliatieve zorg luisteren naar muziek op allerlei manieren een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van leven: door symptomen zoals pijn, en angst, maar ook misselijkheid en braken tijdens chemotherapie te verminderen maar ook door gewoonweg te kunnen genieten van luisteren naar muziek. Niveaus van bewijsvoering Invloed van luisteren naar muziek op: Niveau van bewijsvoering Referenties Pijn 3 Beck 1991, Curtis 1986, Lonfield 1995 (zie Hilliard 2005), Reinhardt 1999, Zimmerman 1989 Misselijkheid en braken t.g.v. 3 Ezzone 1998, Standley 1992 Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 58 chemotherapie 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 Angst 2 Evans 2002, Sabo 1996, Smith 2001, Standley 1992 Andere indicaties 4 Abrams 2001, Rose 2004 Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinisch onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 59 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 Literatuur Algemeen Van den Beuken J, Snijders M, Winder T, Koning G. Planetree overbrugt sturingsparadox. Kwaliteit in Beeld, okt.2007: 16-18. Bardia A, Barton DL, Prokop LJ et al. Efficacy of complementary and alternative medicine therapies in relieving cancer pain: a systematic review. Journal of Clinical Oncology 2006; 24: 5457-5464. Boogaart J, Visser A, De Ridder D et al. Implementatie van complementaire zorg: onderzoek naar de factoren die het implementatieproces van complementaire zorg in de standaardzorg beïnvloeden. Utrecht: HDI, 2004. Bücker B, Groenewold M, Schoefer Y, Schäfer T. The use of complementary alternative medicine (CAM) in 1 001 German adults: results of a population-based telephone survey. Gesundheitswesen. 2008; 70: 29-36. Busch M, Van Nimwegen M. Implementatie van therapeutic touch. Utrecht: Van Praag Instituut, 2006. Busch M, Huisman A, Hupkens S, Visser A (redactie). Inleiding Complementaire zorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2006. Busch M, Eybrechts MV, Bosga D. Hoe evidence based is therapeutic touch? Utrecht: Van Praag Instituut, 2008. Busch M. Threels-Eenkhoorn T, Visser A. Therapeutic touch. Studie naar complementaire behandelwijze bij multiple sclerose. Supplement 2008; 4: 24-29. Cleuver L, Visser AP, van Wijk I. Complementaire zorgvormen in het verpleeghuis. Deel II: Evaluatie van de tweede fase van het werken met aromatherapie en massage in het Verpleeghuis en Reactiveringscentrum Antonius IJsselmonde Rotterdam. Rotterdam: Stichting MAIA, 2003. Conboy L, Kaptchuk TJ, Eisenberg DM, Gottlieb B, Acevedo-Garcia D. The relationship between social factors and attitudes toward conventional and CAM practitioners. Complementary Therapies in Clinical Practice 2007; 13: 146-57. Van Duijn M, Schats W, von Rosenstiel I. Integrative Medicine, een op bewijs gebaseerde benadering. Tsg 2009; 87: 85-88. Deng G, Cassileth BR. Integrative oncology: Complementary therapies for pain, anxiety and mood disturbance. CA Cancer Journal for Clinicians 2005; 55: 109116. Hupkens S. Implementation of complementary therapies in Dutch health care organizations (master thesis). Universiteit Maastricht, 2009. Joske DJ, Rao A, Kristjanson L. Critical review of complementary therapies in hemato-oncology. Internal Medicine Journal 2006; 36: 579-586. Kieviet A, Visser AP, van Wijk I. Complementaire zorgvormen in het verpleeghuis. Deel III: Onderzoek naar de effecten van het werken met geur, aanraking en muziek in het verpleeghuis Het Zonnehuis te Zuidhorn. Rotterdam: Stichting MAIA, 2003. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 60 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 Kwaliteitsorgaan voor de Gezondheidszorg (CBO). Richtlijn diagnostiek en behandeling van pijn bij patiënten met kanker. Utrecht: Kwaliteitsorgaan voor de Gezondheidszorg (CBO), 2008, pp. 128-142. Molassiotis, A, Fernadez-Ortega P, Pud D, Ozden, G, Scott JA, Panteli V, et al. Use of complementary and alternative medicine in cancer patients: a European survey. Annals of Oncology 2005; 16: 655-663. McCloskey JC, Bulechek GM. Verpleegkundige interventies. Amsterdam: Elsevier, 1997. Noorden A. De toepassing van natuurlijke behandelmethoden door verpleegkundigen. Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde 1996; 12: 198-205. Oskam N. Alternatieve geneeswijzen: zorg of zegen? Amsterdam: NIPO, 1998. Owen DK, Lewith G, Stephens CR. Can doctors respond to patients' Increasing Interest In complementary and alternative medicine? BMJ 2001; 322: 154-157. Pan CX, Morrison S, Ness J et al. Complementary and alternative medicine in the management of pain, dyspnea, and nausea and vomiting near the end of life: a systematic review. Journal of Pain and Symptom Management 2000; 20: 374-387. Saydah SH, Eberhardt MS. Use of complementary and alternative medicine among adults with chronic diseases: United States 2002. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2006; 12: 805-812. Schell N, Visser AP, van Staa A. Een bijzondere vorm van zorg: Effecten van gezichtsmassage-ontspanning als complementaire zorg op kwaliteit van leven van palliatieve kankerpatienten. Utrecht: HDI, 2002. Schoolmeesters A, Visser AP, Edelman P. Effecten van massage bij chemotherapie voor kankerpatiënten op de dagbehandeling. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve Zorg 2002; 3: 1-4. Smith BW, Dalen J, Wiggins KT, Christopher PJ, Bernard JF, Shelley BM. Who is willing to use complementary and alternative medicine? Explore (NY) 2008; 4: 359367. Verhoef MJ, Balneaves LG, Boon HS, Vroegindewey A. Reasons for and characteristics associated with complementary and alternative medicine use among adult cancer patients: a systematic review. Integrative Cancer Therapies 2005; 4: 27486. Verhoef MJ, Boon HS, Page SA. Talking to cancer patients about complementary therapies: is it the physician's responsibility? Current Oncology 2008; 15 (Suppl 2): s88-93. Verhoef MJ, Trojan L, Armitage GD, Carlson L, Hilsden RJ. Complementary therapies for cancer patients: assessing information use and needs. Chronic Diseases Cancer 2009; 29: 80-88. Vickers AJ, Cassileth BR. Unconventional therapies for cancer and cancer-related symptoms. Lancer Oncology 2001; 2: 226-232. Visser A, van Wijk-Veldman I, Wysmans M. Toepassing van massage en aromatherapie bij verpleeghuisbewoners. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve Zorg 2003; 4: 5-11. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 61 2040 2041 2042 2043 2044 2045 2046 2047 2048 2049 2050 2051 2052 2053 2054 2055 2056 2057 2058 2059 2060 2061 2062 2063 2064 2065 2066 2067 2068 2069 2070 2071 2072 2073 2074 2075 2076 2077 2078 2079 2080 2081 2082 Visser A, Busch M, Wysmans M. Complementaire zorg in Nederland; een pleidooi voor implementatie, opleiding, voorlichting en onderzoek. Utrecht: Forum Complementaire Zorg, 2004. Visser A, de Vogel-Voogt E, van der Heide A. Complementaire zorg en alternatieve geneeswijzen bij kankerpatiënten in de laatste levensfase: een verkennend onderzoek. Nederlands Tijdschrift voor Palliatieve Zorg 2008; 1: 21-26. Van Wijk I, Visser AP. Complementaire zorgvormen in het verpleeghuis. Deel I: interim-verslag van het onderzoek naar effecten van aromatherapie en massage in het Verpleeghuis en reactiveringscentrum IJsselmonde Rotterdam. Rotterdam: Stichting MAIA, 2001. World Health Organization. Traditional medicine: growing needs and potential. WHO Policy Perspectives and Medicines, no.2. Genève: WHO, 2002. Van der Zouwe N, van Dam FSM. De betekenis van alternatieve behandelwijze voor patiënten in de oncologie. In: J.CJ.M. de Haes e.a. (red.), Psychologische zorg in de oncologie. Amsterdam/Assen: NKB/Van Gorcum, 2001, pp 271-284. Massage Ahles TA, Tope DM, Pinkson B et al. Massage therapy for patients undergoing autologous bone marrow transplantation. Journal of Pain and Symptom Management 1999; 18: 157-163. Billhult A, Bergbom I, Stener-Victorin E. Massage relieves nausea In women with breast cancer who are undergoing chemotherapy. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2007; 13: 53-57 Campeau MP, Gaboriault R, Drapeau M et al. Impact of massage therapy on anxiety levels in patients undergoin radiation therapy: randomized controlled trial. Journal of the Society for Integrative Oncology 2007; 5: 113-138. Cassileth BR, Vickers AJ. Massage therapy for symptom control: outcome study at a major cancer center. Journal of Pain and Symptom Management 2004; 28: 244249. Corner J, Cawley N, Hildebrand S. An evaluation of the use of massage and essential oils on the wellbeing of cancer patients. International Journal of Cancer Nursing 1995; 1: 67-73. Ernst E. Massage therapy for cancer palliation and supportive care: a systematic review of randomised clinical trials. Supportive Care In Cancer 2009; 17: 333-337. Fellowes D, Barnes K, Wilkinson S. Aromatherapy and massage for symptom relief in patients with cancer. Cochrane database 2004; 2: CD2287. Ferrell -Torry AT, Glick OJ. The use of therapeutic massage as a nursing intervention to modify anxiety and the perception of cancer pain. Cancer Nursing 1993; 16: 93-101. Grealish L, Lomasney A, Whiteman B. Foot Massage. A nursing intervention to modify the distressing symptoms of pain and nausea in patients hospitalized with cancer. Cancer Nursing 2000; 23: 237-243. Hernandez-Reif M, Ironson G, Field T et al. Breast cancer patients have improved Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 62 2083 2084 2085 2086 2087 2088 2089 2090 2091 2092 2093 2094 2095 2096 2097 2098 2099 2100 2101 2102 2103 2104 2105 2106 2107 2108 2109 2110 2111 2112 2113 2114 2115 2116 2117 2118 2119 2120 2121 2122 2123 2124 2125 immune and neuroendocrine functions following massage therapy. Journal of Psychosomatic Research 2004; 57: 45-52. Ironson G, Field T. Massage therapy is associated with enhancement of the immune system’s cytotoxic capacity. International Journal of Neuroscience 1996; 84: 205-217. Jane SW, Wilke DJ, Gallucci BB, Benton RD, Huang HY. Effects of full-body massage on pain intensity, anxiety and physiological relaxation in Taiwanese patients with metastatic bone pain: a pilot study. Journal of Pain and Symptom Management 2009; 37: 754-763. Kohara H, Miyauchi T, Suehiro Y, Ueoka,H Takeyama H, Morita T. Combined modality treatment of aromatherapy, footsoak and reflexology relieves fatigue in patients with cancer. Journal of Palliative Medicine 2004; 7: 791-796. Kutner JS, Smith MC, Corbin L et al. Massage therapy versus simple touch to improve pain and mood in patients with advanced cancer: a randomized trial. Ann Intern Med 2008; 149: 369-379. Lafferty WE, Downey L, McCarthy RL et al. Evaluating CAM treatment at the end of life: a review of clinical trials for massage and meditation. Complementary Therapies In Medicine 2006; 14: 100-112. McCaffery M, Pasero C. Practical nondrug approaches to pain. In: McCaffery M, Pasero C. Pain: Clinical manual, second edition. Mosby, Inc. 1999, pp 420-421. Myers CD, Walton T, Small BJ. The value of massage therapy In cancer care. Hematological and Oncological Clinics of North America 2008; 22: 649-660. Pan CX, Morrison S, Ness J et al. Complementary and alternative medicine in the management of pain, dyspnea, and nausea and vomiting near the end of life: a systematic review. Journal of Pain and Symptom Management 2000; 20: 374-387. Post-White J, Kinney ME, Savik K, Gau JB, Wilcox C, Lerner I. Therapeutic massage and healing touch improve symptoms in cancer. Integrative Cancer Therapies 2003; 2: 332-344. Russell NC, Sumler SS, Beinhorn CM, Frenkel MA. Role of massage in cancer care. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2008; 14: 209-214. Smith MC, Kemp J, Hemphill L, Vojir CP. Outcomes of therapeutic massage for hospitalised cancer patients. Journal of Nursing Scholarship 2002; 34: 257-262. Soden K, Vincent K, Craske S, Lucas C, Ashley S. A randomized controlled trial of aromatherapy massage in a hospice setting. Palliative Medicine 2004; 18: 87-92. Stephenson NLN, Weinrich SP, Tavakoli AS. The effects of foot reflexology on anxiety and pain in patients with breast cancer and lung cancer. Oncology Nursing Forum 2000; 27: 67-72. Verbeek M. Ontspannende voetmassage: praktijkgericht onderzoek. Rotterdam: Universitaire Pers, 2001. Taylor AG, Galper DI, Rice LW, Andersen W, Irvin W, et al. Effects of adjunctive Swedish massage and vibration therapy on short-term postoperative outcomes: a randomized controlled trial. Journal of Alternative and Complementary Medicine 2003; 9: 77-89. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 63 2126 2127 2128 2129 2130 2131 2132 2133 2134 2135 2136 2137 2138 2139 2140 2141 2142 2143 2144 2145 2146 2147 2148 2149 2150 2151 2152 2153 2154 2155 2156 2157 2158 2159 2160 2161 2162 2163 2164 2165 2166 2167 2168 Weinrich SP, Weinrich MC. The effect of massage on pain in cancer patients. Applied Nursing Research 1990; 3: 140-145. Wilkie DJ, Kampbell J, Cutshall S et al. Effects of massage on pain intensity, analgesics and quality of life in patients with cancer pain: a pilot study of a randomised clinical trial conducted within hospice care delivery. Hospice Journal - Physical, Psychosocial and Pastoral Care of the Dying 2000; 15: 31-53. Wilkinson S. Get the massage. Nursing Times 1996; 92: 61-64. Wilkinson S, Aldridge J, Salmon I, Cain E, Wilson B. An evaluation of aromatherapy massage in palliative care. Palliative Medicine 1999; 13: 409-417. Wilkinson S, Barnes K, Storey L. Massage for symptom relief in patients with cancer: systematic review. Journal of Advanced Nursing 2008; 63: 430-439. Etherische oliën Bowers L. To what extent does aromatherapy use in palliative cancer care improve quality of life and reduce levels of psychological distress? A literature review. The International Journal of Aromatherapy 2006; 16: 27-35. Buckle J. Clinical Aromatherapy. Essential oils in practice. Edinborough: Churchill Livingstone, 2003, pp 2-9, 162-246, 283-293, 303-309, 334-345. Chang S. Effects of aroma handmassage on pain, state anxiety and depression in hospice patients with terminal cancer. Taehan Kanho Hakhoe 2008; 38: 493-502. Cooke B, Ernst E. Aromatherapy: a systematic review. British Journal of General Practice 2000; 50: 493-496. Corner J, Cawley N, Hildebrand S. An evaluation of the use of massage and essential oils on the wellbeing of cancer patients. International Journal of Cancer Nursing 1995; 1: 67-73. De Valois B, Clark E. A retrospective assessment of 3 years of patient audit for an aromatherapy massage service for cancer patients. The International Journal of Aromatherapy 2001; 11: 134-143. Dunn C, Sleep J, Collet D. Sensing an improvement: an experimental study to evaluate the use of aromatherapy, massage and periods of rest in an intensive care unit. Journal of Advanced Nursing 1995; 21: 34-40. Dunwoody L, Smyth A, Davidson R. Cancer patients’ experiences and evaluations of aromatherapy massage in palliative care. International Palliative Nursing 2002; 8: 497-504. Dryden M, Dailly S, Crouch M. A randomised controlled trial of tea tree topical preparations versus a standard topical regimen for the clearance of MRSA colonisation. Journal of Hospital Infections 2004; 56: 383-386. Edris A. Pharmatheutical and therapeutic potentials of essential oils and their individual volatile constituents: a review. Phytotherapy Research 2007; 21: 308-323. Evans B. An audit into the effects of aromatherapy massage and the cancer patient in palliative and terminal care. Complementary Therapies in Medicine 1995; 3: 239241. Fellowes D, Barnes K, Wilkinson S. Aromatherapy and massage for symptom relief Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 64 2169 2170 2171 2172 2173 2174 2175 2176 2177 2178 2179 2180 2181 2182 2183 2184 2185 2186 2187 2188 2189 2190 2191 2192 2193 2194 2195 2196 2197 2198 2199 2200 2201 2202 2203 2204 2205 2206 2207 2208 2209 2210 2211 in patients with cancer. Cochrane database 2004; 2: CD2287. Geiger J. The essential oil of ginger, zingiber officinale and anaesthesia. International Journal of Aromatherapy 2005; 15: 7-14. Graham PH, Browne L, Cox H, Graham J. Inhalation aromatherapy during radiotherapy: results of a placebo-controlled double-blind randomised trial. Journal of Clinical Oncology 2003; 21: 2372-2376. Hadfield N. The role of aromatherapy massage in reducing anxiety in patients with malignant brain tumours. International Journal of Palliative Nursing 2001; 7: 279285. Hanrath C. Geurige zorgverlening. Tijdschrift voor Verpleegkundigen 1996; 4: 1213. Holm L & Fitzmaurice L. Emergency department waiting room stress: can music or aromatherapy improve anxiety scores? Pediatric Emergency Care 2008; 24: 836838. Hoya Y, Matsumura I, Tetsuji F, Yanaga K. The use of nonpharmacological interventions to reduce anxiety in patients undergoing gastrocopy in a setting with an optimal soothing environment. Gastroenterology Nursing 2008; 31: 395-399. Imanishi J, Kuriyama H, Shigemori I et al. Anxiolytic effect of aromatherapy massage In patients with breast cancer. Evid Based Complementary Med 2009; 6: 123128. Kane F, Brodie E, Coul A, Coyne L, Howd A, Milne A, Niven C, Robbins R. The analgesic effect of odour and music upon dressing change. British Journal of Nursing 2004; 13: S4-S8. Kohara H, Miyauchi T, Suehiro Y, Ueoka H, Takeyama H, Morita T. Combined modality treatment of aromatherapy, footsoak, and reflexology relieves fatigue in patients with cancer. Journal of Palliative Medicine 2004; 7: 791-795. Kite SM, EJ Maher, Anderson K et al. Development of aromatherapy at a cancer centre. Palliative Medicine 1998; 12: 171-180. Kuriyama H, Watanabe S, Nakaya T et al. Immunological and psychological benefits of aromatherapy massage. Evidence Based Complementary and Alternative Medicine 2005; 2: 179-184. Lawless J. Encyclopedie van de etherische oliën. Tilburg: De Ster, 1997, pp 13-36, 103-104, 177-179, 181-182, 239, 257. Louis M, Kowalski SD. Use of aromatherapy with hospice patients to decrease pain, anxiety and depression and to promote an increased sense of well-being. American Journal of Hospice Palliative Care 2002; 19: 381-386. Maddock-Jennings W, Wilkinson JM. Aromatherapy practice in nursing: literature review. Journal of Advanced Nursing 2004; 48: 93-103. Martin G. The effect of exposure to odor on the perception of pain. Psychosomatic medicine. 2006; 68: 613-616 Moss M., Cook J, Wesnes K, Duckett P. Aromas of rosemary and lavender essential oils differentially affect cognition and mood in healthy adults, International Journal of Neuroscience 2003 (113) 15-38 Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 65 2212 2213 2214 2215 2216 2217 2218 2219 2220 2221 2222 2223 2224 2225 2226 2227 2228 2229 2230 2231 2232 2233 2234 2235 2236 2237 2238 2239 2240 2241 2242 2243 2244 2245 2246 2247 2248 2249 2250 2251 2252 2253 2254 Muzarelli L, Force M, Sebold M. Aromatherapy and reducing preprocedural anxiety: a controlled study. Gastroenterology Nursing 2006; 29: 466-471. Passant H. A holistic approach in the ward. Nursing Times 1990; 86: 26-28. Price L, Price S. Aromatherapy for health professionals, second edition. London: Churchill Livingstone, 1999, pp 1-4, 41-104, 241-255, 321, 329-330, 341. Rankin-Box D. The Nurse’s Handbook of Complementary Therapies, second edition. Edinborough: Bailiere Tindall 2001, pp 129-137. Rijpkema H. Aromecum; Aromatherapie van Absint tot Zonnebloem. Breda: Sango, 2004, pp 11-30, 73-74, 162-164, 222-223, 238-239. Shenton D. Does aromatherapy provide a holistic approach to palliative care? International Journal of Palliative Nursing 1996; 2: 187-191. Soden K, Vincent K, Craske S, Lucas C, Ashley S. A randomized controlled trial of aromatherapy massage in a hospice setting. Palliative Medicine 2004; 18: 87-92. Takeda H, Tsujita J, Kaya M, Takemura M, Oku Y. Differences between the physiologic and psychologic effects of aroma body treatment. The Journal of Alternative and Complementary Medicine. 2008; 14: 655-661. Tisserand R, Balacs T. Essential oil safety; a guide for health care professionals. London: Churchill Livingstone, 1995, pp 1-12, 23-32, 146, 156, 203-211. Westcombe AM, Gambles MA, Wilkinson SM et al. Learning the hard way! Setting up an RCT of aromatherapy massage for patients with advanced cancer. Palliative Medicine 2003; 17: 300-307. Van der Storm L, Sinaasappellucht maakt arrestant kalm en schoon. De Volkskrant, 20-2-2008 Wilcock A, Manderson CA, Weller R et al. Does aromatherapy benefit patients with cancer attending a specialist palliative care centre? Palliative Medicine 2004; 18: 287-290. Wilkinson S. Aromatherapy and massage in palliative care. International Journal of Palliative Nursing 1995; 1: 21-30. Wilkinson S, Aldridge J, Salmon I, Cain E, Wilson B. An evaluation of aromatherapy massage in palliative care. Palliative Medicine 1999; 13: 409-417. Wilkinson S, Barnes K, Storey L. Massage for symptom relief in patients with cancer: systematic review. Journal of Advanced Nursing 2008; : 430-439 Wilkinson S, Love S, Westcombe A, Gambles, M, Burgess, C, Cargill, A, Young T, Maher J, Ramirez A. Effectiveness of aromatherapy massage in the management of anxiety and depression in patients with cancer: a multicenter randomized controlled trial. Journal of Clinical Oncology 2007; 25: 532-539. Yim V, Adekina K, Tsang H, Leung A. A review on the effects of aromatherapy for patients with depressive symptoms. The Journal of Alternative and Complementary Medicine 2009; 15:187-195. Zimmermann E. Aromatherapie für Pflege- und Heilberufe; Das Kursbuch zur Aromapraxis, 2. überarbeitete und ergänzte Auflage. Stuttgart: Sonntag Verlag, 2001, pp 20-21, 61-80, 141-144, 152-153, 160, 179. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 66 2255 2256 2257 2258 2259 2260 2261 2262 2263 2264 2265 2266 2267 2268 2269 2270 2271 2272 2273 2274 2275 2276 2277 2278 2279 2280 2281 2282 2283 2284 2285 2286 2287 2288 2289 2290 2291 2292 2293 2294 2295 2296 2297 Ontspanningsoefeningen Antoni MH, Lechner S, Diaz A, Vargas S, Holley H, Phillips K, McGregor B, Carver CS, Blomberg B. Cognitive behavioral stress management effects on psychosocial and physiological adaptation in women undergoing treatment for breast cancer. Brain Behaviour and Immunology 2009; 23: 580-591. Baider L, Uziely B, Kaplan De-Noir A. Progressive muscle relaxation and guided mental imaginary in cancer patients. General Hospital Psychiatry 1994; 16: 340347. Baider L, Peretz T, Ever Hadani P, Koch U. Psychological intervention in cancer patients: a randomized study. General Hospital Psychiatry 2001, 23: 272-277. Bausewein C, Booth S, Gysels M, Higginson IJ. Non-pharmacological interventions for breathlessness in advanced stages of malignant and non-malignant diseases. Cochrane Database of Systematic reviews 2008; 2: CD005623 Bindemann S, Soukop M, Kaye SB. Randomised controlled study of relaxation training. European Journal of Cancer 1991; 27: 170-174. Bridge LR, Benson P, Pietroni PC, Priest RG. Relaxation and imagery in the treatment of breast cancer. British Medical Journal 1988; 297: 1169-1172. Busch M. Werkboek Gezonde Verbeelding, werken met ontspannings- en visualisatieoefeningen. Utrecht: Van Praag Instituut, 2004. Corner J, Plant H, A’Hern R, Bailey C. Non-pharmacological intervention for breathlessness in lung cancer. Palliative Medicine 1996; 10: 299-305. Decker TW, Cline J, Gallagher M. Relaxation therapy as an adjunct in radiation oncology. Journal of Clinical Psychology 1992; 48: 388-393. Devine EC. Meta-analysis of the effect of pschoeducational Interventions on pain In adults with cancer. Oncology Nursing Forum 2003; 30: 75-89 Eller LS. Guided imagery intervention for symptom management. Annual Review of Nursing Research 1999; 17: 57-84. Fleming U. Relaxation therapy for far-advanced cancer. Practitioner 1985; 229: 471-475. Good M. Effects of relaxation and music on postoperative pain: a review. Journal of Advanced Nursing 1996; 24: 905-914. Graffam S, Johnson A. A comparison of two relaxation strategies for the relief of pain and its distress. Journal of Pain and Symptom Management 1987; 2: 229-231. Holland JC, Morrow GR, Schmale A et al. A randomised clinical trial of alprazolam versus progressive muscle relaxation in cancer patients with anxiety and depressive symptoms. Journal of Clinical Oncology 1991; 9: 1004-1011. Jacobsen PB, Hahn DM. Cognitive-behavioral Interventions. In: Holland JC: Psycho-oncology. New York/Oxford: Oxford University Press, 1998, pp 717-728. Jacobsen PB, Meade CD, Stein KD, Chirikos TN, Small BJ, Ruckdeschel JC. Efficacy and costs of two forms of stress management training for cancer patients undergoing chemotherapy. Journal of Clincal Oncology 2002; 20: 2851-2862. Kuiken van D. A meta-analysis of the effect of guided imagery practice on outcomes. Journal of Holistic Nursing 2004; 22: 164-179. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 67 2298 2299 2300 2301 2302 2303 2304 2305 2306 2307 2308 2309 2310 2311 2312 2313 2314 2315 2316 2317 2318 2319 2320 2321 2322 2323 2324 2325 2326 2327 2328 2329 2330 2331 2332 2333 2334 2335 2336 2337 2338 2339 2340 Loonstijn E. Een wonder op twee benen. Vormen van imaginatie in theorie en praktijk. Utrecht: De Toorts, 1993. Luebbert K, Dahme B, Hasenbring M. The effectiveness of relaxation training in reducing treatment-related symptoms and improving emotional adjustment in acute non-surgical cancer treatment: a meta-analytical review. Psycho-oncology 2001; 10: 490-502. Marchioro G, Azzarello G, Viviani F, Barbato F, Pavanetto M, Rosetti F, Pappagallo GL, Vinante O. Hypnosis in the treatment of anticipatory nausea and vomiting in patients receiving cancer chemotherapy. Oncology 2000; 59: 100-1004. McCaffery M, Beebe A. Relaxation In: Pain: Clinical manual for nursing practice. CV Mosby Company, St. Louis 1989, pp 189-211. McCaffery M, Pasero C. Practical nondrug approaches to pain. In: McCaffery M, Pasero C. Pain: Clinical manual, second edition. Mosby, Inc. 1999, pp 417-420. Molassiotis A, Yung HP, Yam BM, Chan FY, Mok TS. The effectiveness of progressive muscle relaxation training in managing chemotherapy-induced nausea and vomiting in Chinese breast cancer patients: a randomised controlled trial. Support Care In Cancer 2002; 10: 237-246. Newell SA, Sanson-Fischer RW. Systematic review of psychological therapies for cancer patients: overview and recommendations for future research. Journal of the National Cancer Institute 2002; 94: 558-584. NIH technology assessment panel on integration of behavioral and relaxation approaches into the treatment of chronic pain and insomnia, Bethesda, Md. Integration of behavioral and relaxation approaches into the treatment of chronic pain and insomnia. JAMA 1996; 276: 313-318. Petersen RW, Quinlivan JA. Preventing anxiety and depresssion in gynaecological cancer: a randomised controlled trial. British Journal of Obstetrics and Gynaecology 2002; 109: 386-394. Redd WH, Montgomery GH, DuHamel KN. Behavioral interventions for cancer treatment side effects. Journal of the National Cancer Institute 2001; 93: 810-823. Renfroe KL. Effect of progressive relaxation on dyspnea and state anxiety in patients with chronic obstructive pulmonary disease. Heart Lung 1988; 17: 408-413. Scott DW, Donahue DC, Mastrovito RC, Hakes TB. Comparative trial of clinical relaxation and an antiemetic drug regimen in reducing chemotherapy-related nausea and vomiting. Cancer Nursing 1986; 9: 178-187. Sloman RP, Brown E, Aldana E, Chee E. The use of relaxation for the promotion of comfort and pain relief in persons with advanced cancer. Contemporary Nursing 1994; 3: 333-339. Sloman R. Relaxation and imagery for anxiety and depression control in community patients with advanced cancer. Cancer Nursing 2002; 25: 432-435. Speca M, Carlson LE, Goodey E, Angen M. A randomised, wait-list controlled clinical trial: the effect of a mindfulness meditation-based stress reduction program on mood and symptoms of stress in cancer outpatients. Psychosomatic Medicine 2000; 62: 613-622. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 68 2341 2342 2343 2344 2345 2346 2347 2348 2349 2350 2351 2352 2353 2354 2355 2356 2357 2358 2359 2360 2361 2362 2363 2364 2365 2366 2367 2368 2369 2370 2371 2372 2373 2374 2375 2376 2377 2378 2379 2380 2381 2382 2383 Syrjala KL, Donaldson GW, Davis MW et al. Relaxation and imagery and cognitivebehavorial training reduce pain during cancer treatment: a controlled clinical trial. Pain 1995; 63: 189-198. Targ EF, Levine EG. The efficacy of a mind-body-spirit group for women with breast cancer: a randomized controlled trial. General Hospital Psychiatry 2002; 24: 238-248. Tatrow K, Montgomery GH. Cognitive behavioral therapy techniques for distress and pain In breast cancer patients: a meta-analysis. Journal of Behavioral Medicine 2006; 29: 17-27. Wallace KG. Analysis of recent literature concerning relaxation and imagery interventions for cancer pain. Cancer Nursing 1997; 20: 79-87. Walker LG, Walker MB, Ogston K et al. Psychological, clinical and pathological effects of relaxation training and guided imagery during primary chemotherapy. British Journal of Cancer 1999; 80: 262-268. Williams AL, Selwyn PA, Liberti L et al. A randomized controlled trial of meditation and massage effects on quality of life In people with late-stage disease: a pilot study. Journal of Palliative Medicine 2005; 8: 939-952. Yoo HJ, Ahn SH, Kim SB, Kim WK, Han OS. Efficacy of progressive muscle relaxation training and guided imagery in reducing chemotherapy side effects in patients with breast cancer and in improving their quality of life. Support Care in Cancer 2005; 13: 826-833. Luisteren naar muziek Abrams B. Music, cancer and immunity. Clinical Journal of Oncology Nursing 2001; 5: 222-224. Beck SL. The therapeutic use of music for cancer-related pain. Oncology Nursing Forum 1991; 18: 1327-1337. Clements-Cortes A. The use of music in facilitating emotional expression in the terminally ill. American Journal of Hospice Palliative Care 2004; 21: 255-260. Curtis S. The effect of music on pain relief and relaxation of the terminally ill. Journal of Music Therapy 1986; 23: 10-14. Evans D. Review: music as a single session intervention reduces anxiety and respiratory rate in patients admitted to hospital. Evidence Based Nursing 2002; 5: 86. Ezzone S, Baker C, Rosselet R, Terepka E. Music as an adjunct to antiemetic therapy. Oncology Nursing Forum 1998; 25: 1551-1556. Gallagher LM, Lagman R, Walsh D et al. The clinical effects of music therapy in palliative medicine. Supportive care in cancer 2006; 14: 859-866. Grypdock MH. Het leven boven de ziekte uittillen. Leiden: Spruyt, Van Mantgem & De Does, 1996. Halstead M, Roscoe ST. Restoring the spirit at the end of life: music as an intervention for oncology nurses. Clinical Journal of Oncology Nursing 2002; 6: 332352. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 69 2384 2385 2386 2387 2388 2389 2390 2391 2392 2393 2394 2395 2396 2397 2398 2399 2400 2401 2402 2403 2404 2405 2406 2407 2408 2409 2410 2411 2412 2413 2414 2415 2416 2417 Hilliard RE. Music therapy in hospice and palliative care: a review of empirical data. Evidence Based Complementary and Alternative Medicine 2005; 2: 173-178. Horne-Thompson A, Grocke D. The effect of music therapy on anxiety in patients who are terminally ill. Journal of Palliative Medicine 2008; 11: 582-590. Kemper KJ, Danhauer SC. Music as therapy. South Medical Journal 2005; 98: 292288. Koch R. De betekenis van de interventie ‘Luisteren naar muziek’ bij chronische pijn (dissertation). Cardiff: University of Wales, College of Medicine, 1997. Locsin RG. The effect of music on selected postoperative patients. Journal of Advanced Nursing 1981; 6: 19-25. O’Callaghan C. Music therapy’s relevance in a cancer hospital researched through a constructivist lens (dissertation). Melbourne: University of Melbourne, 2001. O’Callaghan C. The contribution of music therapy to palliative medicine. In: Doyle K, Hanks G, Cherny N, Calman K (eds). Oxford Textbook of Palliative Medicine (third edition). Oxford: Oxford University Press, 2005, pp 1041-1046. Reinhardt U. Untersuchungen zur Synchronisation von Herzfrequenz und musikalischem Rhythmus im Rahmen einer Entspannungstherapie bei patienten mit tumorbedingten Schmerzen. Forschende Komplementaermedizin 1999; 6: 135141. Rose JP, Brandt K, Weis J. Musiktherapie in der Onkologie. Psychotherapie Psychosomatik Medizin 2004; 54: 457-470. Sabo CE, Michael SR. The influence of personal message with music on anxiety and side-effects associated with chemotherapy. Cancer Nursing 1996; 19: 283289. Smith M, Casey L, Johnson D et al. Music as a therapeutic intervention for anxiety in patients receiving radiation therapy. Oncology Nursing Forum 2001; 28: 855862. Standley JM. Clinical applications of music and chemotherapy: the effects on nausea and emesis. Music Therapy Perspectives 1992; 10: 27-35. Zimmerman L, Pozehl B, Duncan K, Schmitz R. Effects of music in patients who had cancer pain. Western Journal of Nursing Research 1989; 11: 298-309. Herziening Richtlijn Complementaire Zorg/Versie 5/19-1-2010 Pagina 70