VOORDRACHT IN DE RUBRIEK SYMBOLIEK OVER ARTIKEL 19 VAN DE NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS ---------------------------------------------------------------------------------------------VAN DE VERENIGING EN HET ONDERSCHEID VAN DE TWEE NATUREN VAN CHRISTUS IN ÉÉN PERSOON Wij geloven dat de persoon van de Zoon door deze ontvangenis onafscheidbaar verenigd en verbonden is met de menselijke natuur, zodat er geen twee zonen van God en geen twee personen zijn, maar twee naturen in één persoon verenigd, waarbij echter elke natuur haar onderscheiden eigenschappen behoudt. Zoals de Goddelijke natuur altijd ongeschapen gebleven is, zonder begin van dagen of einde des levens en hemel en aarde vervult, zo heeft ook de menselijke natuur haar eigenschappen niet verloren, maar is schepsel gebleven, dat een begin van dagen heeft, eindig is van aard en alles behoudt wat bij een echt lichaam behoort. En hoewel Hij haar door zijn opstanding onsterfelijkheid heeft gegeven, heeft Hij de echtheid van zijn menselijke natuur toch niet veranderd, omdat onze zaligheid en onze opstanding mede van de echtheid van zijn lichaam afhankelijk zijn. Maar deze twee naturen zijn zo in één persoon verenigd, dat zij zelfs door zijn dood niet gescheiden zijn geweest. Zo was dus wat Hij bij zijn sterven in de handen van zijn Vader bevolen heeft een echt menselijke geest, die zijn lichaam verliet, maar intussen bleef de goddelijke natuur steeds met de menselijke verenigd, ook zelfs toen Hij in het graf lag. De Godheid hield niet op in Hem te zijn, evenals zij in Hem was toen Hij een klein kind was, hoewel zij zich korte tijd aldus niet openbaarde. Hierom belijden wij, dat Hij werkelijk God en werkelijk mens is. Werkelijk God om door zijn kracht de dood te overwinnen en werkelijk mens om krachtens de zwakheid van zijn vlees voor ons te kunnen sterven. Tekstverwijzingen: Matth. 28 : 20; Joh. 10 : 13; Ef. 4 : 8 en 12; Heb. 7 : 3; Matth. 26 : 11; Hand. I : 11 en 3 : 21; Luk. 24 : 39; Joh. 20: 25; Hand.1 : 3; Mat. 27 : 50. UITLEG De Joodse rabbi Pinchas heeft eens verteld, hoe naar zijn mening in lang vervlogen dagen de hemel is ontstaan. God heeft - zo meende hij – het vuur en het water heel dicht bij elkaar gebracht en deze twee elementen die elkaar in het geheel niet verdragen, met elkaar verzoend. Zo ontstond de hemel; vrede tussen twee uitersten. Het Hebreeuwse woord voor hemel was naar zijn mening ook uit de twee woorden voor water en vuur samengesteld (majim en esj) Daaraan moest ik denken bij artikel 19 NGB waarin immers ook gesproken wordt over twee uitersten van elkaar die op wonderlijke wijze met elkaar verenigd zijn in de Persoon van de Middelaar Jezus Christus. Als wij zeggen : die twee zijn als water en vuur, bedoelen we, dat ze onverenigbaar zijn met elkaar. En dat is in onze mensenwereld altijd en overal het geval. Vuur wordt geblust door water, en water verdampt door vuur. Maar in de hemel is er een Zaligmaker, in Wie twee naturen (een Goddelijke en een menselijke) als vuur en water in één Persoon samenwonen. Dat is voor ons menselijk verstand niet te doorgronden. Het ongeloof wil er dan ook niet aan. Het is aanbiddelijk. Zo is het. Ook het geloof heeft er de 1 handen vol aan om iets te doorgronden van het wonder van de God-mens Jezus Christus. Velen hebben in de formuleringen van artikel 19 NGB slechts schoolse en stuntelige zinnen gezien, waardoor op een Griekse/ filosofische manier geprobeerd wordt achter de schermen van het geheimenis van de Zoon van God te kijken. Ik betuig echter met nadruk, dat in dit geloofsartikel gelovig en aanbiddend, hoewel stamelend de heilige Schrift wordt nagesproken. Hoe groot is toch het wonder van de Heiland die zowel God als mens is. 1 Wij worden allemaal bij voorbaat gewaarschuwd om niet met welke ketterij dan ook op dit punt in zee te gaan. Trouwens ieder die in aanbidding bij de kribbe van Bethlehem heeft leren knielen, zal in het Kerstkind meer dan alleen een mensenkind ontdekt hebben. Hij knielt voor het Godswonder bij uitnemendheid. Alles wat aan Hem is, is geheel begeerlijk. En wat getuigt dan nu onze Geloofsbelijdenis (NGB, art.19) van de Heere Jezus? Hij is één Persoon met twee naturen (een Goddelijke en een menselijke). Niet één natuur en twee Personen, maar één Persoon met twee naturen. Laat ik eerst iets zeggen over hoe die twee naturen van elkaar onderscheiden zijn en vervolgens hoe de Goddelijke natuur met de menselijke verenigd is. A. Twee onderscheiden naturen; allereerst een menselijke natuur. De Heiland is voluit en door en door mens geweest. Dat is Hij geworden in Zijn geboorte uit de maagd Maria. Hij nam ons vlees aan. Lees het nog eens na in de zg. Christologische hymne van Fil.2. Daar lezen we, dat de Zoon van God die eeuwig bij de Vader was, het God (gelijk) zijn geen roof geacht heeft; niet iets om te stelen, om angstvallig vast te houden. Maar dat Hij Zich ontledigd heeft, d.i.: Zijn stralende luister heeft afgelegd om op aarde te komen als een slaaf, in een door de zonde ontadelde mensennatuur. Hij werd mens, maar geen zondig mens. Hij werd mens zoals Adam het was voor de zondeval, zonder enige zonde. Maar overigens werd Hij een mensenkind met vele zwakheden ten gevolge van de zonde. Hij had wel eens honger en dorst. Hij was in Gethsemané doodsbenauwd. Hij leed Vraag aan de lezer: Zou de geschiedenis van Jezus’ wandelen op het water van het meer van Galilea (Matth. 14 : 22v) een bewijs kunnen zijn, dat Jezus de macht van God had? 1 2 ondraaglijke pijnen aan het kruis. Artikel 19 NGB getuigt: ‘Zo heeft ook de menselijke natuur haar eigenschappen niet verloren, maar is schepsel gebleven, dat een begin van dagen heeft, eindig is van aard en alles behoudt wat bij een echt lichaam behoort. In het begin van de christelijke jaartelling verkeerden sommige christenen in de mening, dat Jezus slechts een schijnlichaam had. Een echt mens met een lichaam zoals wij dat hebben, met lichamelijke behoeften en noden, had Hij niet. Maar in deze visie was de Heiland een Zaligmaker op grote afstand van ons geworden, ver buiten ons bereik. Ik sprak daarover reeds met u bij de behandeling van art.18 NGB. Gelukkig weten wij beter dan deze zg. doceten. Christus had een echt menselijk lichaam. Hij had ook een lichaam dat de schande van het door de zonde gebeukte bestaan in Zich omdroeg. Welk een troost voor afgeleefde en uitgetobde zondaren. U wordt dringend uitgenodigd om in Hem uw Redder te zoeken, Die in uw plaats God behaagde en u in uw schandelijk bestaan bemint. Zie Jezus, de Mens. Loop naar Hem toe, als u zielsbedroefd bent om uw zonden. Loop naar Hem toe met al uw boezemzonden; Hij kan er u godzalig van bevrijden door Zijn Geest. Loop naar Hem toe, stort uw ganse hart voor Hem uit en wees niet langer zo moedeloos als u nu bent. Jezus Christus is in vele dingen verzocht geweest, doch zonder zonde. Zo ‘kan Hij ons ook in al onze verzoekingen te hulp komen’ (Hebr. 2 : 18). Hij is immers Hogepriester Die kan medelijden hebben met al onze zwakheden en is Zelf verzocht geweest in alle dingen gelijk als wij, doch zonder zonde (Hebr. 4 : 15). Kortom, deze Zaligmaker heeft de nood van ons door de zonde besmette mens-zijn tot in de wortel gepeild. J. Calvijn noemde Hem ‘onze Vredestolk’. Hij lag met ons verzondigde en verziekte lichaam in het graf en kwam er verheerlijkt weer uit. Daardoor mag er hoop zijn, dat de Heere ook voor u een eeuwige heerlijkheid achter de hand houdt. Hij ging immers ‘met ons vlees’ naar de hemel. Daar kunt u Hem vinden in uw gebeden. B. Twee onderscheiden naturen. Ook een Goddelijke natuur De heilige Schrift is er niet onduidelijk in, dat Jezus ook voluit God was. Eer Abraham was, was Hij er (Joh. 8 : 58). En in het Hogepriesterlijk gebed van Joh. 17 vraagt Christus aan Zijn Vader om verheerlijking, zoals Hij die bij Hem had, eer de wereld was. Hij was bedeeld met Goddelijke wijsheid en kreegt Goddelijke aanbidding. De Heere (JHWH) heet in het Griekse OT Kurios en Jezus heet in het NT net zo: Kurios. Hij staat op één lijn met Zijn Vader. 3 Trouwens hoeveel bewijzen zijn er niet in het Schriftgetuigenis, dat Hij Goddelijke almacht had. In het genezen van melaatsen, in het opwekken van de jongeling van Naïn, van het dochtertje van Jaïrus, van Lazarus. Christus was dus gelukkig meer dan een groot profeet en een volmaakt mens, door God geïnspireerd. Hij volbracht niet alleen de werken van de Thora. Hij spoorde niet slechts mensen aan tot een leven overeenkomstig Gods wet. Elke preek waarin een voorganger niet verder komt, maar zwijgt over de genade door Christus verdiend, waardoor een verloren zondaar terug kan keren in de gemeenschap met God de Vader, misvormt de bijbelse boodschap ernstig. o William Booth (de Stichter van het Leger des heils) voorspelde van onze eeuw: ‘Een prediking zonder de heilige Geest; een christendom zonder Christus; vergeving zonder bekering; godsdienst zonder emotie; en een hemel zonder hel.’ Christus was God. Hij was het niet slechts eens met God Hij was niet alleen afgestemd op God. Kohlbrugge zei ooit: ‘Wij kunnen Christus nooit diep genoeg in het vlees trekken.’ Zeker, maar bedenk daarbij, dat Christus juist daar waar Hij diep in het vlees getrokken is, bewijst, dat Hij God is. Hij werd tot in de dood vernederd. En juist daardoor kon Hij in Zijn opstanding bewijzen God te zijn. Art. 19 NGB getuigt, dat Hij ook in het graf God bleef. ‘Hoe bestaat het?’, zegt iemand. God in een graf? Hoor maar: Toen Christus aan het kruis stierf en Hij Zijn Geest in de handen van de Vader bestelde, was dat een menselijke geest die uit Zijn lichaam scheidde. Maar intussen bleef de Goddelijke natuur altijd verenigd met de menselijke, ook zelfs toen Hij in het graf lag; en de Godheid hield niet op in Hem te zijn, gelijk zij in Hem was, toen Hij een klein kind was, hoewel Hij zich voor een kleine tijd zo niet openbaarde. God Zelf is in de vereniging van Christus’ God-menselijke Persoon tot in de doodsspelonk in de hof van Jozef bij de mens gebleven. Jezus bleef ook in de grootste ellende van uw en mijn bestaan de God-menselijke Persoon Die ik kus met al de kussen van mijn mond: mijn Rabbouni/ lieve Meester. Conclusie: God zelf is eraan te pas gekomen om mij te redden van zonde, dood en hel. Christus heeft in zijn dood en opstanding een weg gebaand, waar geen weg was. Mag ik u vragen, of Hij ook voor u uw Redder in nood is geworden? Kunt u het geloven, dat Hij in uw plaats de Vader zo heeft behaagd, dat u in Hem voor God kunt staan als een reine maagd? Tot in Zijn dood en graf was Jezus Zaligmaker. Dat kunnen alleen zij begrijpen, die met al het hunne in de dood terecht zijn gekomen. Herhaal nog eens die troostrijke woorden van onze belijdenis (art.19): Hierom bekennen wij, dat Hij waar God en waar mens is; waar God om door Zijn kracht de dood te overwinnen; en 4 waar mens, opdat Hij voor ons zou kunnen sterven, uit de zwakheid van Zijn vlees. C. De Goddelijke natuur met de menselijke verenigd. Ik kom nog een ogenblik terug op wat ik in het begin van de preek zei. Water en vuur verdragen elkaar niet. In art.19 wordt naast het onderscheid tussen de twee naturen van Christus, vooral de nadruk gelegd op de vereniging van die twee in één Persoon. Laat ik ten besluite iets vertellen over hoe het allemaal is gezien op het oudchristelijke concilie van Chacedon (451 nchr.). In die tijd was er een zekere Eutichus die beweerde, dat Christus een nieuwe natuur had, nl. een Godmenselijke natuur. Zoals water en wijn in een glas vermengd kunnen zijn met elkaar, zo waren de Goddelijke en de menselijke natuur met elkaar vermengd in een nieuwe God-menselijke natuur. 2 Maar wat besloot het concilie? De twee naturen van Christus waren in Hem onvermengd en onveranderd aanwezig. Ze moesten goed onderscheiden worden. De menselijke natuur wordt niet vergoddelijkt en de Goddelijke natuur niet vermenselijkt. 3 Houdt ze beide goed uiteen. Om een voorbeeld te noemen: Als God was Christus alwetend, maar als mens kon Hij zeggen, dat Hem niet alle dingen (bijv. de dag van de wederkomst) waren geopenbaard. Voor het geloof betekent dit, dat er altijd tussen ons en de God-menselijke Zaligmaker Jezus distantie blijft. Wij worden nooit opgelost of verslonden in God (een uitdrukking die in hyperbevindelijke kringen wel eens wordt gebruikt). Jezus zei kort na Zijn opstanding tegen Maria Magdalena: ‘Houd Mij niet vast. M.a.w.: wordt niet in een ongezonde relatie al te innig met Mij.’ Maar er is ook een andere kant. Op het concilie van Chacedon (zie boven) was er naast Eutychus nog een andere ‘ketter’. Een zekere Nestorius. In plaats van de twee naturen van Christus met elkaar te vermengen, scheidde hij ze van elkaar. Om een beeld te gebruiken: Zoals olie op het water blijft drijven, zo is de Goddelijke natuur van Christus vreemd gebleven aan Zijn menselijke. In feite kwam Nestorius daarbij uit bij twee Personen (een Goddelijk/ een menselijke); twee Christussen. Daarvan zei de genoemde synode: Nee, want die twee naturen van Christus zijn ongedeeld en ongescheiden. Gods kind vindt in Christus maar een adres, geen twee. Chalcedon is een oude Griekse havenstad in Bythinië. Daarom is in de Calvijnse traditie altijd vastgehouden, dat Christus bij het heilig Avondmaal niet meer lijfelijk aanwezig is en dat wij daarom het hart en de ogen omhoog moeten heffen naar de hemel, waar Christus is (‘sursum corda’). Luther daarentegen leerde met de zg. leer van de consubstantiatie, dat Christus lichamelijk rondom het stukje avondmaalsbrood aanwezig was. 2 3 5 God werd mens. Maar de mens wordt nooit God. Daar heb ik ook geen behoefte aan. De duivel spelde Adam en Eva de leugen op de mouw, dat zij door te eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads als God zouden worden. En dat vonden zij blijkbaar prachtig. De ontevredenheid over hun staat, hun door God gegeven, puilde hun ogen uit. We weten, hoe verkeerd het allemaal afliep. Weet ook, hoe verkeerd het met u afloopt, als u deze leugen blijft geloven. Wees tevreden met de wetenschap, dat God mens werd in Jezus Christus. En wees getroost in het geloof in de God-mens Jezus Christus. Hij maakt u uit genade volmaakt gelukkig. Het is mij goed, mijn zaligst lot, Nabij te wezen bij mijn God! ‘k Vertrouw op Hem geheel en al, De Heer’, Wiens werk ik roemen zal (Ps. 73 : 14). Amen. NASCHRIFT: We lezen in Wikipedia (Internet) de tekst van de Chalcedonische Geloofsbelijdenis, opgesteld tijdens het Concilie van Chalcedon "Wij belijden, in navolging van de heilige vaders, allen eenstemmig dat onze Heer Jezus Christus één en dezelfde Zoon is, volmaakt in zijn Godheid en volmaakt in zijn mensheid, waarlijk God en waarlijk mens, bestaande uit een redelijke ziel en een lichaam, één van wezen met de Vader naar zijn Godheid en één van wezen met ons naar zijn mensheid, ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde, van eeuwigheid uit de Vader gegenereerd naar zijn Godheid, maar in het laatst der dagen omwille van onze zaligheid uit de Maagd Maria, de moeder Gods, geboren naar zijn mensheid, één en dezelfde Christus, Zoon, Heer, Eniggeborene, in twee naturen, onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden; daarbij wordt het onderscheid tussen de naturen in generlei wijze tenietgedaan door de vereniging, maar veeleer de kenmerkende eigenschap van elke natuur bewaard en samengebracht in één persoon en één hypostase, niet alsof Christus is gescheiden of verdeeld in twee personen, maar één en dezelfde Zoon en eniggeboren God, Woord, Heer, Jezus Christus; precies zoals de profeten vanaf het begin betreffende hem hebben gesproken en onze Heer Jezus Christus ons heeft geleerd, en de geloofsbelijdenis van de vaders ons heeft doorgegeven." 6