Voornaam: ............................. Naam: .................................... Natuurwetenschappen Klas: ......................... /30 Datum: ..... / ..... / 20 ..... Bouwstenen van organismen LPD10 LPD11 LPD12 LPD13 LPD14 LPD15 NW26 LL8 - kenmerken aangeven om een organisme bij de levende wezens in te delen. - de cel als structurele eenheid van organismen beschrijven. - delen van een plantaardige en dierlijke cel op lichtmicroscopisch niveau herkennen en benoemen. - de verschillende organisatieniveaus bij bloemplant, dier en mens herkennen en omschrijven. - de samenhang tussen de organisatieniveaus beschrijven. - de bouw van dieren in verband brengen met hun levenswijze. - Gehanteerde wetenschappelijke concepten verbinden met concrete toepassingen. - Een schema vervolledigen m.b.v. aangeboden informatie en verbanden leggen tussen elementen van de leerstof. 1) Waarom is een regenworm levend en een kachel niet? Noteer de ontbrekende kenmerken ( Kachel: niet levend /3p) LPD10-LL8 Regenworm: levend Ademen door zuurstofgas op te nemen Ademen Afvalstoffen uitscheiden o.a. as en rook Afvalstoffen afscheiden Reageren op prikkels: door open en toe zetten Reageren op prikkels Zich voeden met hout, olie, gas, … Zich voeden Zich voortplanten Bewegen Groeien 2) Vul de tekst verder aan of omcirkel: ( /6p) LPD11-12-NW26 Op nevenstaande figuur zie je door een ooglens van een microscoop met een vergroting van 16x en een objectief van 40 x . We merken een verzameling van hokjes die we cellen noemen. Veel van deze hokjes hebben ongeveer dezelfde vorm en dezelfde functie . Zulk een verzameling heet een weefsel . Het waterpestblad op het voorwerpglas is een Waterpestblad onder een microscoop met vergroting 640x weefsel / orgaan / stelsel. Waterpestblad + waterdruppel + dekglaasje een preparaat Leysen Koen Modeltoets 7 1 3) Benoem op nevenstaande microfoto volgende delen: ( /3p) LPD11-12 a) cytoplasma, vacuole b) celkern c) celwand Vliesje uirok 4) Vul tabel over organisatieniveaus bij dieren aan Stelsel Organen ( /10p) LPD13-LL8 Functie van het stelsel Uitscheidingstelsel Nier, urineleider, urineblaas, urinebuis Verwijderen van afvalstoffen uit het lichaam Mond, speekselklieren, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, lever en galblaas, alvleesklier, dunne darm, blinde darm en appendix, dikke darm, endeldarm en anus Voedsel verteren (verkleinen) en het verwijderen van uitwerpselen Ademhalingsstelsel Longen, mond, neus, luchtpijp Zuurstofgas inademen en koolstofdioxide uitademen Transportstelsel, bloedsomloop, bloedvatenstelsel Hart en bloedvaten Stoffen transporteren doorheen het lichaam Spijsverteringsstelsel 5) Breng bouw, levenswijze en dier in verband met elkaar ( Dier Vos Bouw Ogen staan vooraan Levenswijze ingeplant Scherpe, puntige tanden, lange hoektanden Konijn /4p) LPD15-LL8 Ogen staan zijwaarts ingeplant. Grijsbruine schutkleur. Wilde soorten hebben oren van maximaal tien centimeter lang Jaagt meestal 's nachts en in de schemering, maar in onverstoorde gebieden liever overdag. Kan hard rennen, tot zestig kilometer per uur. Vangt meestal kleine en middelgrote prooidieren. Het hol is zelf gegraven of van een konijn of een das. Het konijn is een schemerdier en leeft van plantaardig voedsel Het konijn leeft in grote groepen in een uitgebreid gangenstelsel. Het konijnenhol wordt meestal aangelegd in een zandbodem 6) Welke stelsels zijn hier voorgesteld + geef telkens 1 orgaan ( /4p) LPD13 Geraamte, skelet Dijbeen, rib, ellepijp Leysen Koen Modeltoets 7 STELSEL ORGAAN spierstelsel kuitspier, biceps, ... 2