NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 Colofon Auteurs Ties Molenaar Inger Schipper Co auteurs Jan Hein Allema – Jephta van den Bremer – Alma Dijkstra - Thomas Eckhardt – Antoinette Gelton - Frits van der Linden – Hub. van der Meulen – Arthur Niggebrugge - Jan de Nooij - Arianne Ploeg - Steven Rhemrev – Willem Stigter – Mark de Vries – 4 Juliana KinderZiekenhuis Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp GHOR Hollands Midden RAD Haaglanden GHOR Haaglanden Groene Hart Ziekenhuis HagaZiekenhuis Leyweg Bronovo RAD Hollands Midden Alrijne Ziekenhuis Leiden Medisch Centrum Haaglanden t’ Lange Land Ziekenhuis Reinier de Graaf Gasthuis NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND 5 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 Netwerkafspraken Traumaregio West Nederland 1. Voorwoord Juni 2015 Index 1. Voorwoord 2. Achtergrond en inleiding 3. Traumaregio West Nederland 4. Meldkamer 5. Ambulancezorg 6. Mobiel medisch Team (MMT) 7. Patiëntprofielen en Pre-hospitale behandeling 8. Spoed Eisende Hulp 9. Ziekenhuisprofielen en Complexe zorg 10. Regionale Traumaprotocollen 11. Fysiotherapie Netwerk 12. Organisatie en bestuur 13. Opgeschaalde zorg 7 8 10 14 16 18 20 24 26 29 30 31 38 Voor u ligt het netwerkafsprakenboek van Traumacentrum West. Dit boekje geeft u een overzicht van de werkzaamheden van het Traumacentrum in regio West en beschrijft de verscheidenheid aan afspraken die bestaan tussen alle ketenpartners betrokken bij de traumazorg. Traumacentrum West hoopt dat dit document u een goed overzicht biedt en kan dienen als naslagwerk voor alle ketenpartners. Uiteraard is de traumazorg, ook in onze regio, in continue ontwikkeling. Daarom zal de inhoud van dit boekje zo nodig worden bijgewerkt om de inhoud actueel te houden. Traumacentrum West wenst u veel plezier bij het gebruik. Ties Molenaar (Manager Traumacentrum West) Inger Schipper (Hoofd Traumacentrum West) Bijlagen: 6 A.Contactpersonen B. MMT: Inzet en Cancelcriteria C. NVT Level Criteria D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West E. Personen werkzaam voor het Traumacentrum West F. MTOS+ dataset en Utstein variabelen G. Gewondenspreidingsplan – regio West 43 54 103 116 130 132 136 7 Netwerkafsprakenboek 2. Achtergrond en inleiding Traumazorg in Nederland vindt plaats volgens een aantal vaste stappen vanaf de melding die bij de meldkamer binnenkomt tot en met het nazorg traject van eventuele revalidatie. Deze traumazorgketen, oftewel Spoedeisende Medische Hulpverleningsketen, bestaat uit 10 schakels, waar verschillende hulpverleners en instanties invulling aan geven. Samen met de ketenpartners is het Traumacentrum West verantwoordelijk voor onderlinge afstemming en optimalisering van zorg voor de traumapatiënt in de regio. De 10 schakels van de Spoedeisende Medische Hulpverlenings (SMH-) keten worden als volgt benoemd: 1. Omstanderhulp en alarmering via de Meldkamer Ambulancevervoer (MKA) Er gebeurt een ongeval – iemand, een omstander, belt 112. De telefonist schakelt door naar de gespecialiseerde regionale meldkamer. De centralist stelt de zorgvraag vast en zet de nodige hulpdiensten in. 2. Verplaatsen naar de patiënt(en) De hulpdiensten (ambulanceteams, MMT, politie, brandweer, evt. bergingsbedrijven, Milieudienst, GGZ-instellingen zoals het RIAGG, Rijkswaterstaat, het Havenbedrijf etc.) gaan naar de plek van het ongeval. 3. Beoordelen van de patiënt(en) Op de plek van het ongeval beoordelen de medische teams welke zorg de patiënt direct nodig heeft en welke behoefte aan ziekenhuiszorg er is. 4. Verlenen van acute hulp Indien nodig wordt de eerste medische zorg verleend. Dit kan o.a. betekenen dat naast de medische behandeling slachtoffers uit complexe situaties moeten worden bevrijd: een samenspel van diverse hulpverleners. 5. Vervoer naar een ziekenhuis Afhankelijk van de benodigde zorg wordt de patiënt vervoerd naar: - een traumacentrum met specifieke expertise of voldoende capaciteit; - een spoedeisende hulpafdeling van een groot regionaal ziekenhuis; - het dichtstbijzijnde ziekenhuis. 8 Traumacentrum West 2015 6. Opvang op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) Op basis van een vooraanmelding via de meldkamer ambulancezorg of de ambulance wordt een multidisciplinair traumateam opgeroepen om naar de SEH te komen voordat de patiënt arriveert. Het ambulanceteam of MMT draagt de patiënt over aan dit team en meldt welke handelingen zijn verricht en/of welke zorg verstrekt is volgens het SBAR protocol. Nadere diagnoses worden gesteld en eventuele spoedbehandelingen kunnen plaatsvinden in de zogenaamde ‘crashroom’ of traumakamer van de traumacentrum ziekenhuizen. 7. Operatie De patiënt wordt op indicatie overgeplaatst naar een operatiekamer. Zo nodig staat ook hier een specifiek samengesteld, multidisciplinair operatieteam klaar. 8. Intensieve zorg Al dan niet na de operatie kan het nodig zijn dat de patiënt naar de afdeling Intensive Care wordt gebracht en daar verblijft tot stabilisatie van de vitale parameters is opgetreden. 9. Verpleging en ontslag Tijdens de ziekenhuisopname ondergaat de patiënt de nodige gespeci aliseerde zorg, inclusief revalidatie en fysiotherapie, op de verpleeg afdeling. De huisarts wordt hiervan op de hoogte gehouden. Eventuele nazorg wordt vanaf de verpleegafdeling geregeld. 10. Poliklinische revalidatie Na ontslag uit het ziekenhuis wordt de patiënt gedurende een bepaalde tijd poliklinisch gecontroleerd en ondersteund in het herstel, bijvoorbeeld door de fysiotherapeut of de revalidatie arts. Wie hierbij betrokken zijn hangt af van de aard van het ongeval en letsel en de invloed die de traumatische ervaring kan hebben op zijn of haar leven. Dit boek schetst aan de hand van deze volgorde in de traumazorgketen een duidelijk beeld van de ketenpartners, de afspraken die gemaakt zijn en hoe hieraan invulling wordt gegeven in Traumaregio West. 9 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 3. Traumaregio West Nederland De Traumaregio West omvat twee veiligheidsregio’s. Een veiligheidsregio is een gebied waarin verscheidene besturen en diensten samenwerken ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing en crisisbeheersing, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) en handhaving van de openbare orde en veiligheid. De indeling van de veiligheidsregio’s valt samen met die van de politieregio’s, zoals bepaald in de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR). Traumaregio West bestaat uit de veiligheidsregio’s Haaglanden en Hollands Midden. Deze twee gebieden vormen een verzorgingsgebied met ruim 1,7 miljoen inwoners. Een breed scala aan instanties draagt bij aan de veiligheid in deze regio’s en vormen samen een groot netwerk dat zorg draagt voor de traumazorgketen. Het is van belang dat men goed bekend is met alle ketenpartners in dit netwerk. Wie zijn de contactpersonen en aanspreekpunten voor de diverse organisaties en ziekenhuizen? Hieronder is voor traumaregio West een overzicht weergegeven van de ziekenhuizen, regionale ambulance verenigingen en meldkamers. In bijlage A staan de bijbehorende contactpersonen gegeven. • • • • Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp Bronovo Ziekenhuis Alrijne Ziekenhuis Leiden ‘t Lange land Ziekenhuis Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio: • GHOR Haaglanden • GHOR Hollands Midden Gemeenschappelijke GezondheidsDienst: • GGD Haaglanden • GGD Hollands Midden Een overzicht van de contactpersonen bij de diverse ketenpartners is opgenomen in bijlage A. Ketenpartners Meldkamers: • Meldkamer Haaglanden • Meldkamer Hollands Midden Leiden Leiderdorp Regionale Ambulance Voorzieningen: • RAV Haaglanden • RAV Hollands Midden Leiden Leiderdorp ‘s Gravenhage Zoetermeer Ziekenhuizen: • Leids Universitair Medisch Centrum • Medisch Centrum Haaglanden • Haga Ziekenhuis • Groene Hart Ziekenhuis • Reinier de Graaf Groep ‘s Gravenhage Zoetermeer Gouda Gouda Delft 10 Delft Hollands Midden en Haaglanden 11 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 De ziekenhuizen in traumaregio West liggen verspreid in en rondom de steden Den Haag en Leiden, waarbij het Reinier de Graaf Gasthuis is gevestigd in Delft, ’t Lange Land Ziekenhuis in Zoetermeer, het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda, het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp en het MCH (locatie Antoniushove) in Leidschendam. In Den Haag bevinden zich het Bronovo, HagaZiekenhuis (locaties Leyweg en Sportlaan) en MCH (locatie Westeinde). Leiden beschikt over het LUMC en het Alrijne Ziekenhuis Leiden. De volgende grafiek laat specifiek voor de groep multitraumapatiënten het aantal opgenomen patiënten per ziekenhuis in regio west, in de periode 20112014, zien. aantal multitraumapatiënten 210 180 150 120 Om een indruk te geven over de aantallen acuut opgenomen traumapatienten in deze ziekenhuizen ziet u in de onderstaande grafiek het verloop van deze aantallen over de afgelopen jaren. 2011 90 2012 60 2013 30 aantal acute trauma opnamen traumaregio West 9500 2014 0 LUMC Haga L MCH W GH RdGG RL Bron DIAC Haga S LL MCH A Xx 8500 7500 8182 8190 8151 8085 2007 2008 2009 2010 8472 8199 8037 7933 7681 7283 6500 6084 8500 4500 5042 2003 2004 2005 2006 2011 2012 2013 2014 De onderstaande grafiek geeft het totaal aantal acute trauma-opnamen en -overplaatsingen per ziekenhuis in de regio weer, in de periode 2011-2014. totaal aantal geregistreerde opnames 2011 t/m 2014 1500 1250 1000 750 2011 500 2012 2013 250 aantal 12 2014 0 LUMC Haga L MCH W GH RdGG RL Xx Bron DIAC Haga S LL MCH A 13 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 4. Meldkamer In traumaregio West bevinden zich twee meldkamers, de meldkamer Haaglanden en meldkamer Hollands Midden. Deze zijn in 2013 verhuisd naar één locatie, maar zij zullen vooralsnog gescheiden werkzaam zijn. De meldkamers zijn actief voor drie disciplines, te weten: Regionale Alarm Centrale (RAC), Meldkamer Ambulance zorg (MKA) en Politie. Op de meldkamers komen alle 1-1-2 oproepen voor traumaregio West binnen. In de meldkamer beantwoorden de centralisten de verschillende oproepen. Zij bepalen aan de hand van hun gesprek de prioriteit, waarop gereageerd moet worden en welke middelen voor hulp bij dit incident ingezet dienen te worden. De Meldkamer Ambulancezorg zorgt voor de inzet van (motor)ambulances en helikoptertraumateams (Mobiel Medische Team), onderhoudt de communicatie met de ziekenhuizen en verstrekt veiligheids- en eerste hulp instructies aan de melder. Meldkamer Haaglanden In regio Haaglanden werkt de meldkamer met het Nederlandse Triage Standaard (NTS, http://www.de-nts.nl). De Nederlandse Triage Standaard (NTS) is een standaard voor triage in de acute zorg keten. De NTS heeft tot doel om overal in de acute zorg tot een eenduidige urgentie- en vervolgactie bepaling te kunnen komen; ongeacht waar een patiënt met een bepaald klachtenpatroon zich aanmeldt. Urgentiebepaling en vervolgacties kunnen op deze manier landelijk en evidence based bepaald en toegepast worden op de hele keten van acute zorg. De NTS is bruikbaar voor zowel de telefonische triage als de fysieke triage (bijvoorbeeld op een spoedeisende hulp van een ziekenhuis). Hoewel er verschillende leveranciers van NTS-applicaties zijn, is de “inhoud” beschermd door de stichting NTS en deze is gelijk ongeacht leverancier. De urgenties lopen van U0 (hoogste urgentie) naar U5 (laatste urgentie). De NTS kent een op kennis gebaseerde structuur. Dat wil zeggen dat de NTS-applicatie ervan uit gaat dat de triagist over een basis kennis beschikt waarin medische terminologie en kennis van ziektebeelden als bekend wordt verondersteld. Het systeem is daardoor niet door iedereen te gebruiken. Op de meldkamer wordt de NTS-applicatie alleen gebruikt door getrainde medewerkers. Vanuit de MKA is er afgelopen jaar op aangedron14 gen om de zogenaamde veiligheidsinstructies en de ABCD-structuur duidelijker naar voren te laten komen binnen de NTS-applicatie. Dit is inmiddels in pilotvorm in de praktijk uitgetest en erg succesvol gebleken. Meldkamer Hollands Midden Door de Meldkamer Hollands Midden wordt sinds mei 2011 gewerkt met het uitvraagprotocol AMPDS/ Pro QA. De meldkamer Hollands Midden is de eerste meldkamer in Nederland die met dit geavanceerde systeem de binnenkomende meldingen afhandelt. Het is niet eenvoudig om via de telefoon exact bepalen wat er aan de hand is. Van alle zintuigen is immers alleen het gehoor beschikbaar om een beeld te krijgen van de situatie. Deze fase van de hulpverlening is erg belangrijk, omdat een goede start bepalend kan zijn voor het verdere verloop van de opvang van de patiënt. Vandaar dat op zoek is gegaan naar een veilig, op standaard vragen gebaseerd systeem voor de meldkamer. ProQA is de naam van de computerversie van het AMPDS (Advanced Medical Priority Dispatch System). Sinds mei 2011 wordt gewerkt met dit internationale systeem. Het systeem zorgt voor een gestandaardiseerde uitvraag van meldingen. De centralist volgt hiervoor een strak uitvraagprotocol. Het protocol start met 6 ingangsvragen en wordt gevolgd door een aantal sleutelvragen die afhankelijk zijn van de aard van de melding. Dit leidt binnen 30 seconden (in zeer urgente gevallen) tot 2,5 minuten tot een toestandsbeeld. Binnen AMPDS/ ProQA zijn 1200 toestandsbeelden gedefinieerd, waar een vastgestelde urgentie en inzet bij wordt aangegeven. Het systeem draait al 22 jaar en is wereldwijd in gebruik op meer dan 2800 meldkamers. Per jaar worden er 55 miljoen meldingen mee afgehandeld. Nog steeds ontwikkelt het systeem zich verder dankzij de wereldwijde ervaringen. Achter het systeem zit een uitgebreid kwaliteitsbewakingssysteem. 15 Netwerkafsprakenboek DIA (Directe Inzet Ambulances) In februari 2013 is bij de RAV Hollands Midden gestart met DIA. DIA houdt in dat elke burger-112-melding, direct nadat de melding binnenkomt en het adres van het noodgeval en de telefoonnummer van de melder is vastgesteld, wordt gehonoreerd met de inzet van een ambulance. Vervolgens worden de verdere ingangsvragen en sleutelvragen van ProQA doorlopen, om vast te kunnen stellen wat het toestandsbeeld is, met welke urgentie en welke eenheden moeten worden ingezet. (een of meer ambu’s; first responder; brandweerassistentie; enz.) In tegenstelling tot eerdere aannames, waarbij men uitging van 25% - 30% niet zinvolle ambulance inzetten, blijkt dat in slechts 5,4% van de gevallen de ambulances onverrichterzake terug komt. Daartegenover staat dat de ambulance eerder ter plaatse is. Gemiddeld werd 1,5 minuten per rit gewonnen. (112-burgermelding) Het percentage patiënten dat binnen 6 minuten is te bereiken werd verdubbeld van 8% naar 15% en het percentage patiënten dat binnen 8 minuten te bereiken is steeg van 30% naar 40%. Vanwege het succes bij de RAV Hollands Midden is een landelijke uitrol van DIA aanstaande. 5. Ambulancezorg De Ambulancezorg in Nederland is geregeld volgens de Tijdelijke wet ambulancezorg (1 januari 2013). Hierin is vastgelegd dat iedere regio beschikt over één Regionale Ambulancevoorziening (RAV). De RAV heeft van de minister van VWS een aanwijzing gekregen om ambulancezorg te verlenen. Binnen deze organisatie werken ambulancediensten en de MKA samen. De landelijke verantwoordelijkheid voor de spreiding en beschikbaarheid van ambulancezorg ligt bij de minister van VWS. De ambulancezorg in Traumaregio West is belegd bij twee regionale ambulance verenigingen: RAV Haaglanden en RAV Hollands Midden. Traumacentrum West 2015 Spoed of planbaar Inzet van ambulancezorg geschied op basis van urgentie, waarbij onderscheid gemaakt tussen A1- en A2-urgentie. Bij een A1-urgentie is sprake van een levensbedreigende situatie en moet de ambulance binnen 15 minuten na melding ter plaatse zijn. Bij een A2-urgentie is geen sprake van een levensbedreigende situatie, maar is wel spoed geboden: de ambulance dient zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 30 minuten ter plaatse te zijn. Daarentegen bestaat ook het B-vervoer, wat de planbare ambulancezorg bestrijkt, zoals het vervoer van een patiënt vanuit het ziekenhuis naar huis. De melding wordt door de meldkamer neergelegd bij een ambulance. Ter plaatse nemen de ambulancezorgverleners de situatie van en rond de patiënt op. Soms is de inzet van meerdere hulpverleners ter plaatse noodzakelijk, zoals een traumateam, politie en/of brandweer. De MKA vervult hierbij een coördinerende rol. De ambulancezorg opereert volgens het Landelijk Protocol Ambulance zorg (LPA). Ambulanceverpleegkundigen hebben de bevoegdheid om binnen de acute ambulancezorg een aantal voorbehouden handelingen zelfstandig en zonder directe tussenkomst van een arts, uit te voeren. Zij zijn in het bezit van een basis-verpleegkundige opleiding en beschikken over aanvullende specialistische opleidingen zoals Intensive Care en Cardiac Care. Ambulancechauffeurs zijn bevoegd om medisch assisterende handelingen te verrichten en zij zijn geschoold in het veilig vervoeren van patiënten in spoedeisende situaties. Ambulanceverpleegkundige en ambulancechauffeur hebben een landelijke opleiding gevolgd. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de medisch manager ambulancezorg (MMA). De MMA is een arts en is verantwoordelijk voor de medische inhoud van de zorgverlening. Aangezien de MMA niet ter plaatse is kan deze ten aller tijde op afstand geraadpleegd worden. Ook toetst de MMA ambulancehulpverleners en centralisten op basis van de protocollen. De ambulancezorg werkt nauw samen met andere zorgverleners ter plaatse, zoals huisartsen en traumateams. Dit om een goede doorgeleiding van de patiënt binnen de keten, bijvoorbeeld bij de overdracht aan een ziekenhuis (SEH) of traumacentrum te faciliteren. Ook werken ambulancezorgverleners nauw samen met partners binnen de keten van openbare orde en veiligheid, in het bijzonder met politie en brandweer. 16 17 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 6. Mobiel Medisch Team Voor inzet van het Mobiel Medisch Team (MMT) heeft TCW afspraken gemaakt met Traumacentrum Zuid West Nederland (Erasmus MC, Rotterdam) en met Netwerk Acute Zorg VUmc (VUmc, Amsterdam). Omdat zowel in Amsterdam als in Rotterdam 24 uur per dag en 7 dagen per week een professioneel MMT binnen minuten inzetbaar is, heeft Traumacentrum West niet langer een eigen, grondgebonden, MMT. In geval zich in de traumaregio West ernstige ongevallen voordoen, waarbij de inzet van een MMT vereist is, zullen deze inzetten gedaan worden door de MMTs van Amsterdam of Rotterdam, afhankelijk van de plaats van het ongeval. Het Mobiel Medisch Team biedt medisch specialistische hulp aanvullend op de ambulancezorg en eventuele zorg door andere hulpverleners. De zorg van het MMT biedt een meerwaarde op de bestaande pre-hospitale zorg door zeer ervaren artsen die specialistische behandeling ter plekke toe kunnen passen. Het MMT heeft veel ervaring met de opvang van traumapatiënten en kan het MMT een betrouwbare inschatting maken van het letsel en de noodzakelijke behandeling. Zo kan het MMT bijvoorbeeld de ademweg veiligstellen door middel van reguliere intubatie of een chirurgische luchtweg, nadat de patiënt gesedeerd en verslapt is. Ook behoren thoraxdrainage, chirurgische ingrepen, uitgebreide pijnbestrijding en medicamenteuze behandeling tot de mogelijkheden. Het MMT bepaalt de ernst van het letsel en is daarmee direct betrokken bij de prehospitale triage en de ziekenhuis keuze. De behandelend arts van het MMT zal bij ernstige patiënten meerijden met de ambulance. In een minderheid van de gevallen worden de patiënt en het MMT per helikopter naar het ziekenhuis vervoerd. De helikopter wordt in de meeste gevallen ingezet om het MMT zo snel mogelijk ter plaatse te krijgen. Inzet- en cancelcriteria MMT In de prehospitale fase spelen de regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s), met als integraal onderdeel de meldkamer ambulancezorg (MKA), en de traumacentra met de Mobiel Medische Teams (MMT’s) hierbij een cruciale rol. Een goede samenwerking tussen deze partners is van groot belang voor verantwoorde zorg. De wijze waarop ambulances ingezet worden is in Nederland al geruime tijd uniform geregeld. Bij de inbedding van 18 de MMT hulpverlening in de acute zorg werd geconstateerd dat er behoefte bestond om de verantwoordelijkheden van de verschillende zorgverleners te beschrijven. Inzicht in elkaars verantwoordelijkheden en heldere, uniforme afspraken over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen MKA, ambulancezorgverleners en MMT zijn daarnaast een belangrijke randvoorwaarde voor uniforme toepassing van de inzet- en cancelcriteria van het MMT. De inzet- en cancelcriteria van een MMT richten zich met name op: 1. De toestand van de patiënt Uitgaande van de Bewust-A-B-C-D-E methodiek blijkt vooral dat de combinatie van bewusteloosheid en een A,B,C,D of E probleem een duidelijke indicatie is voor inzet van een MMT. 2. De gebeurtenis die zich heeft voorgedaan oftewel het traumamechanisme: Hoog energetisch Trauma, meerdere gewonden en/of overledenen medepassagiers, beknelling, bedelving of verdrinking, elektriciteit en/of bliksem, explosie, grote brand, schotwonden, ernstige steekwonden aan schedel borst of buik, toxische situaties en duikongevallen. 3.Vervoerscriteria: •aankomst ambulance op gegeven adres/locatie duurt langer dan 20 minuten •plek van ongeval is over de weg moeilijk of niet bereikbaar Communicatie is een zeer belangrijk aspect van acute zorgprocessen. In dat licht zijn ook afspraken gemaakt over taken en verantwoordelijkheden op straat. De regionale ambulance verenigingen hebben een overeenkomst met beide MMTs m.b.t. de verantwoordelijkheid ter plaatse. Tekst uit de overeenkomst “Verantwoordelijkheid ter plaatse” “De overdracht moet altijd gepaard gaan met een duidelijke informatieverstrekking over de aard en toedracht van de patiënt, volgens het MIST principe:(Per LPA8 SBAR)” M: Mechanism of Injuries, I: Injuries found and suspected, S: Signs, T: Treatment given Daarmee gaat de gehele (medisch inhoudelijke en de juridische) verantwoordelijkheid 19 Netwerkafsprakenboek over van de ene hulpverlener op de andere, onverlet latende de eigen professionele verantwoordelijkheid van de overdragende hulpverlener voor zijn handelen tot aan het tijdstip van de overdracht. Indien een medicus, een verloskundige of een paramedicus een patiënt heeft overgedragen aan de ambulanceverpleegkundige of het MMT, eindigt Traumacentrum West 2015 Revised Trauma Score Ademfrequentie 10 - 29 / min Glasgow Coma Scale 4 30 / min of hoger 3 zijn verantwoordelijkheid op het moment dat de overdracht is afgerond. De ambulan- 6 - 9 / min 2 ceverpleegkundige en/of de MMT-arts kan de overdragende medicus of verloskundige 1 - 3 / min 1 nadien als informant raadplegen, maar de eindverantwoordelijkheid voor de patiënt blijft Geen 0 bij de ambulanceverpleegkundige en/of de MMT-arts, aan wie de zorg is overgedragen. De eindverantwoordelijkheid van de ambulanceverpleegkundige eindigt op het moment na afronding overdracht aan een andere medicus of verpleegkundige.” De klinische toestand van de patiënt wordt bij aanvang van de behandeling op de plaats van ongeval, tijdens transport en vanaf aankomst van de patiënt bij de Spoed Eisende Hulp, continu beoordeeld en bewaakt. Belangrijke parameters daarbij zijn: • de ademhalingsfrequentie • de bloeddruk • de Glascow Coma Scale-score 20 M= motorische reactie Spontaan 4 Bij aanspreken 3 Bij pijn 2 Geen 1 Opdracht uitvoeren 6 Lokaliseren van pijn 5 Terugtrekken op pijn 4 3 Systolische > 90 mm Hg bloeddruk 76 - 89 mm Hg 4 50 - 75 mm Hg 2 Path buigen 1 - 49 mm Hg 1 Path strekken 2 Geen 0 Geen 1 13 - 15 4 Georiënteerd 5 9 - 12 3 Verward 4 5-8 2 Inadequaat 3 4-5 1 Onverstaanbaar 2 ≤3 0 Geen 1 Deze overeenkomst volgt het document van het LNAZ “MMT: inzet- en cancelcriteria” van het LNAZ en beschrijft tevens wanneer de ambulance de verantwoordelijkheid neemt of wanneer deze overgedragen wordt aan het MMT (Bijlage B). 7. Patiëntprofielen en Pre-hospitale Ziekenhuistriage E= ogen openen Glasgow Coma Scale (GCS) Totaal 3 V= verbale reactie Totaal Als deze parameters worden samengenomen, resulteren zij in de Revised Trauma Score (RTS). De RTS geeft middels een getal weer in hoeverre de belangrijkste vitale functies van de patiënt zijn aangedaan. De uitkomst van de RTS is om die reden van belang bij de pre-hospitale triage en overplaatsingen. Mede op basis van de RTS–score wordt bepaald welk ziekenhuis de gepaste zorg en capaciteit kan leveren, die de bewuste patiënt nodig heeft. 21 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 Wanneer de meldkamer contact opneemt met het ziekenhuis om de komst van de patiënt aan te kondigen gebeurt dit volgens de MIST/ SBAR systematiek (zie ook hoofdstuk Spoed Eisende Hulp) en wordt de RTS vermeld. Aan de hand van deze informatie en het onderstaande schema wordt bepaald naar welk ziekenhuis de acute traumapatiënt wordt gebracht. Schematische weergave van de pre-hospitale ziekenhuis triage afspraken in traumaregio West. RTS ≤ 10 PTS < 9 RTS ≤10 Ja Naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met volledige faciliteiten: ZIEKENHUIS PROFIEL 1 Traumacentrum Nee RTS 11/12 • ABC slecht of instabiel • GCS < 9 • Fladder thorax • Instabiel Bekken • ≥ 2 fracturen (femur- en/of humerus) • Penetrerend letsel hoofd, thorax en/of bovenbuik • Dalende GCS • Neurologische uitval (≥ 1 extremiteit) • Pupilverschil • Lichaamstemperatuur ≤ 320 celsius • Amputatie proximaal van pols of enkel • LUMC, Leiden • MCH Westeinde, Den Haag • HagaZiekenhuis Leyweg, Den Haag Ja Naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met intermediaire faciliteiten: ZIEKENHUIS PROFIEL 1 Traumacentrum • Groene Hart Ziekenhuis, Gouda • Reinier de Graaf Gasthuis, Delft • Alrijne Ziekenhuis, Leiderdorp Nee RTS 11/12 Hoog energetisch trauma: • Ongeval verkeer > 65 km/uur • Verkorting auto > 50cm • Deuk passagierszijde > 30 cm • Uit de auto geslingerd • Mede passagier overleden • Auto over de kop geslagen • Voetganger geraakt > 10 km/uur • Val van > 5 m hoogte / 3 x lichaamslengte • Zwangerschap > 13 weken Bij snelle / ernstige verslechtering naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met adequate opvang 22 Ja Naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met algemene faciliteiten: RTS 11 ZIEKENHUIS PROFIEL 3 Nee RTS 12 Nee • Bronovo, Den Haag • HagaZiekenhuis JKZ, Den Haag • HagaZiekenhuis Rode Kruis, Den Haag • Langeland, Zoetermeer • MCH Antoniushove, Leidschendam Specifieke patiëntgroepen Triage kinderen In traumaregio West voorzien het Willem-Alexander kinderziekenhuis in het LUMC te Leiden en het Juliana Kinderziekenhuis (HagaZiekenhuis Leyweg) in Den Haag in specifiek op kinderen toegespitste zorg. Men dient zich bij de indicatiestelling van het presenteren van kinderen op een SEH van perifere ziekenhuizen in de regio, rekenschap te geven van het feit dat deze Spoedeisende Hulp afdelingen niet altijd zijn ingericht voor ernstig traumatologisch gewonde patiënten die mogelijk een multidisciplinair team bij opvang en IC opname behoeven. In regio West beschikt het LUMC over een kinder-IC afdeling. Triage Brandwondenpatiënten Een andere categorie patiënten die speciale behandeling behoeft en daarmee afwijkende triage noodzakelijk kan maken is de groep van brandwondenpatiënten. Echter, ook hier dient te allen tijde de brandwondenclassificatie in samenhang met de RTS gebruikt te worden, en dienen de overige letsels naast de brandwonden meegenomen te worden in de ziekenhuis triage. De brandwondencentra in Beverwijk en Rotterdam zijn voor traumaregio West de aangewezen partners voor traumapatiënten met ernstige brandwonden. De onderstaande indicaties voor verwijzing naar een van beide brandwondencentra zijn opgesteld door de Nederlandse Brandwonden Stichting: • Verbranding > 10% TVLO bij volwassenen. • Verbranding > 5% TVLO bij kinderen. • Derdegraads verbranding > 5% TVLO. • Verbranding bij bejaarden en kinderen. • Verbranding bij patiënten met preëxistente aandoeningen, die de behandeling en de genezing kunnen beïnvloeden. • Verbranding geassocieerd met een ander trauma of met inhalatieletsel. • Verbranding ter plaatse van functionele gebieden (hand, voet, gelaat, perineum, genitalia en grote gewrichten). • Verbranding t.g.v. elektriciteit. • Chemische verbranding. • Circulaire verbranding aan romp of ledemaat. Indien een patiënt aan één van deze indicaties voldoet, eerst contact opnemen met een brandwondencentrum, voordat overplaatsing plaatsvindt (zie bijlage A). 23 Netwerkafsprakenboek 8. Spoed Eisende Hulp Nadat de eerste zorg pre-hospitaal is gegeven, dient alle informatie goed overgedragen te worden aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. In de traumaregio (en ook vaak landelijk) wordt hiervoor eenzelfde protocol toegepast. Door op een eenduidige manier te communiceren blijft de kwaliteit van zorg gewaarborgd en de noodzakelijke medische informatie behouden. In traumaregio West is hiervoor de volgende handelswijze afgesproken met de ambulancediensten en de ziekenhuizen: Een vooraankondiging, uitgevoerd door de MKA naar de Spoed Eisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis, wordt gedaan bij die patiënten waarbij voortdurende behandeling noodzakelijk is. Het ziekenhuis draagt zorg voor een team dat klaar staat om de behandeling direct over te nemen. In de traumakamer dient er één aanspreekpunt te zijn, zijnde de goed herkenbare arts, hoofdbehandelaar. Indien dit voor het ambulancepersoneel niet duidelijk is, vragen zij aan wie kan worden overgedragen. Tijdstip overdracht De overdracht gebeurt altijd voordat de patiënt wordt overgeplaatst naar de behandeltafel. Tijdens de overdracht vinden er geen behandelingen plaats, uitgezonderd de voortzetting van de beademing en hartmassage. Dit waarborgt dat iedere aanwezige kan luisteren naar de overdracht en behoeft deze overdracht maar één maal te geschieden. De informatie overdracht gebeurt aan de hand van het ongevalsmechanisme en het bekende ABCDE. Het acroniem MIST kan hierbij behulpzaam zijn. Traumacentrum West 2015 Gegevens Om diverse redenen is een goede schriftelijke / elektronische documentatie van de bevindingen op locatie en tijdens transport zeer essentieel. Hiertoe is het ritformulier van de ambulance zeer belangrijk. Dit dient, na de mondelinge overdracht, altijd in de (elektronische) status van de patiënt gevoegd te worden. De algemene gegevens die hier tenminste op vermeld worden zijn: •ritnummer • datum, tijd en plaats ongeval • vertrektijd ambulance • aankomsttijd en vertrektijd plaats ongeval • aankomst ziekenhuis Verder van belang zijn: • vitale functies (ABCDE) • hoeveelheid zuurstof/ infuus/ medicatie • overige behandeling: zoals intubatie, thoraxdrainage, repositie, spalken. M Mechanism of injury: korte beschrijving van het ongevalmechanisme I Injuries: gevonden/vermoedelijke letsels o.b.v. het onderzoek ter plaatse S Signs: vitale functies aan de hand van het ABCDE T Treatment: ingestelde behandeling zoals infusie, medicatie, spalken etc. Een nieuw te introduceren acroniem is SBAR: (zie LPA8), waarbij de letters staan voor: Situation, Background, Assessment en Recommendation. 24 25 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 9. Ziekenhuisprofielen en complexe zorg De ziekenhuizen in de regio zijn ingedeeld in verschillende profielen. Profiel 1 beschrijft een level 1 traumacentrum waar alle gespecialiseerde zorg voor complexe patiënten 24 uur per dag 7 dagen per week geleverd kan worden. Bij Profiel 2 ziekenhuis is er sprake van een 7x 24 SEH, maar zijn er minder specifieke personele en materiele middelen voor de traumazorg beschikbaar. Profiel 3 ziekenhuizen onderhouden een SEH die basiszorg op gebied van traumatologie biedt of uitsluitend open is tijdens kantooruren. De Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie heeft in 2011 een lijst met criteria opgesteld waaraan voor ieder ziekenhuis het specifieke profiel kan worden herleid. Deze lijst is in 2013 geactualiseerd in samenspraak met het Landelijk Beraad Traumacentra (LBTC)en het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en dit wordt de lijst met zogenaamde “level criteria” genoemd. U vindt deze lijst in bijlage C. Zoals hiervoor besproken wordt in het pre-hospitale traject de ernst van het trauma berekend middels de Revised Trauma Score. Deze ernst, het soort patient en het type letsel bepalen welke acute zorg de patiënt nodig heeft. Het profiel van het ziekenhuis waarvoor gekozen wordt moet hiervoor geschikt zijn. Als bij de distributie van traumapatiënten rekening gehouden wordt met de benodigde en aanwezige zorg, leidt dit tot een optimale verdeling van patiënten binnen de regio en tot behoud van specifieke expertise in ieder ziekenhuis. Traumacentrum West heeft in 2013 een website gelanceerd waar ieder ziekenhuis, aan de hand van de verschillende criteria, kan invullen welk personeel en welke faciliteiten zij beschikbaar heeft. Deze vragenlijst is een hulpmiddel voor ieder ziekenhuis om zo te zien aan welke criteria zij voldoen en waar mogelijk knelpunten bestaan voor behoud van het ziekenhuisprofiel. Deze regiobrede inventarisatie van beschikbare traumazorg geeft een goed overzicht van de mogelijkheden en locaties voor de traumazorg in traumaregio West. Visitaties Bij de taakinvulling van een Traumacentrum behoort onder meer de opdracht te zorgen voor een goede verdeling van traumapatiënten over de verschillende ziekenhuizen in de regio. Ter ondersteuning van dit proces is een tweetal instrumenten ontwikkeld, namelijk het eerder genoemde pre-hospitale triage26 schema en de levelindeling en het opschalingsprofiel., op grond waarvan ziekenhuizen kunnen worden ingedeeld in drie categorieën. Voor de regio West is tijdens in het verleden gevoerde platformbijeenkomsten een trauma- en opschalingprofiel vastgesteld voor de betrokken ziekenhuizen en is de levelindeling tot stand gekomen. Deze indeling is gestaafd op een lijst van criteria opgesteld vanuit de Nederlandse Vereniging van Traumachirurgie (NVT). In navolging van de doorgaande ontwikkelingen ter verbetering van de zorg, heeft de NVT in 2013 deze criteria geactualiseerd in samenspraak met het Landelijk Beraad Traumacentra (LBTC)en het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ). Om de levelindeling van de ziekenhuizen in de regio te toetsen, visiteert Traumacentrum West jaarlijks enkele ziekenhuizen. Deze visitatie beoogt het ziekenhuislevel vast te stellen om zo de patiëntenstromen in de traumazorg goed af te stemmen op de benodigde zorg voor iedere individuele traumapatiënt. Traumacentrum West werkt in de regio met het landelijk LBTC visititatie model (zie bijlage D) dat naast de structuren en randvoorwaarden gestaafd op de NVT criteria ook de kwaliteit van geleverde traumazorg (door de betrokken disciplines) evalueert. De doelstellingen van de visitaties zijn: 1. Het toetsen van de levelindeling, 2. Het evalueren van de kwaliteit van het 3. Het toetsen van de mate waarin in het betreffende ziekenhuis aan kwaliteitsbevordering wordt gewerkt 4. Inzicht krijgen in de specifieke kwaliteiten van het betreffende ziekenhuis 5. Het leren van elkaars competenties. Met deze doelstellingen zal een visitatiecommissie de ziekenhuizen in Traumaregio West bezoeken. Ten behoeve van iedere visitatie wordt ad hoc een visitatiecommissie met afgevaardigden vanuit alle ziekenhuislevels samengesteld. De visitatiecommissie stelt een verslag op dat met het betreffende ziekenhuis wordt besproken op feitelijke onjuistheden, waarna het definitieve verslag volgt met adviezen en conclusies. 27 Netwerkafsprakenboek Concentratie complexe zorg Acute bekken- en wervelletsels: Om de zorgkwaliteit te verbeteren en onze expertise zo goed mogelijk te waarborgen, is de beroepsvereniging van de traumatologie (NVT) vorig jaar gestart met het opstellen van normeringen voor behandeling van specifieke letsels. De voorstellen daaromtrent zijn door de Nederlandse Vereniging van Heelkunde overgenomen en in de ledenvergadering mei 2012 geaccordeerd. In 2012 is in traumaregio West afgesproken om patiënten met acute bekkenen wervelletsels met een operatie indicatie alleen te behandelen in het Leids Universitair Medisch Centrum en in het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde. Uiteraard zijn verwijzingen van of overleg over patiënten met niet operatief te behandelen letsels, of patiënten waarvan de behandeling onduidelijk is, laagdrempelig mogelijk. Traumacentrum West 2015 10. Regionale Traumaprotocollen Na veel en intensief overleg tussen de traumachirurgen en orthopeden in onze regio, zijn eind 2012 de Regionale Traumaprotocollen gepresenteerd. Traumaregio West is trots dat zij de eerste regio is waarin ieder ziekenhuis werkt met dezelfde traumaprotocollen. Het boekje is een handvat voor de behandeling van monoletsels aan het steun- en bewegingsapparaat. De protocollen zijn gebaseerd op bestaande richtlijnen en recente publicaties. Het boekje is handzaam en past in de witte jas van iedere dokter op de SEH. Ook gipsmeesters, physician assistants en andere bij de traumazorg betrokken professionals kunnen er hun voordeel meedoen. Het protocollenboekje is digitaal beschikbaar via de website van Traumacentrum West (www.traumacentrumwest.nl) en is gratis als ‘App’ binnen te halen via de App store of Google play onder de naam Trauma Pro. In navolging van bovengenoemde ontwikkelingen is traumaregio West begonnen met het oprichten van verdere expertise groepen voor de laag frequente maar hoog complexe zorg. In 2013 is een eerste aanzet gegeven tot de volgende expertise groepen. • Complexe letsels hand /pols • Complexe letsels voet /enkel • Gestoorde botgenezing Deze samenwerking streeft ernaar om de kwaliteit van de zorg voor deze specifieke patiëntengroepen te optimaliseren. 28 29 Netwerkafsprakenboek 11. Fysiotherapie en revalidatie 12. Organisatie en Taken van het Traumacentrum Om ook de zorg voor de traumapatiënt na ontslag uit het ziekenhuis optimaal te laten verlopen, is in regio Leiden en omstreken het Fysiotherapie Traumanetwerk opgericht. De leden van het traumanetwerk voor de fysiotherapeuten komen maandelijks bijeen in het LUMC. Elke maand worden er 10-15 patiënten aangemeld voor de vergadering: Twaalf tot zestien fysiotherapeuten presenteren de patiëntcasuïstiek en bespreken het behandeltraject en de behandelmogelijkheden voor de patiënten. De betrokken traumachirurgen zorgen voor uitleg met het tonen en bespreken van röntgenfoto’s. De deelnemende fysiotherapeuten ontvangen vanuit Traumacentrum West een certificaat voor de deelname in het traumanetwerk. In de afgelopen jaren is het traumanetwerk uitgegroeid tot een hechte groep fysiotherapeuten, die behalve fysiotherapie en manuele therapie vele expertises te bieden hebben, in goede onderlinge afstemming met de specialisten. In 1998 publiceerde de minister van VWS haar Beleidsvisie ‘Met Zorg Verbonden’. Ten grondslag aan deze visie lag de intentie tot verbetering van de traumazorg in Nederland. In het kader van de kwaliteitsverbetering werden in 1999 tien traumacentra aangewezen (per 1 januari 2008 zijn er elf Traumacentra), met als doel het regionaliseren van de traumazorg en het coördineren van goede opvang en behandeling van traumapatiënten door de hele keten van traumazorg heen. De Nederlandse Trauma centra zijn bestuurlijk verenigd in de Landelijke Netwerk Acute Zorg ( LNAZ) en medisch inhoudelijk in de Landelijke Beraadsgroep TraumaCentra (LBTC). Als er indicatie is voor verwijzing naar de regionale revalidatie centra, zijn er in de regio twee mogelijkheden: het Rijnland Revalidatiecentrum en het Sophia Revalidatie Centrum. De algemene indicatiestellingen voor een klinische revalidatie zijn: • De patiënt heeft ernstige (blijvende) beperkingen/handicaps ten gevolge van een ziekte, waarvoor specifieke revalidatie uitgevoerd door een multidisciplinair team noodzakelijk is. • De patiënt heeft meervoudige en complexe revalidatiedoelen. • De patiënt en zijn directe omgeving zijn leerbaar/trainbaar. • De patiënt kan op termijn naar een (aangepaste) eigen woonomgeving. • De patiënt heeft voor het revalidatieprogramma een intensieve 24-uursrevalidatiezorg nodig. Ook de algemene lichamelijke conditie, de geestelijke mogelijkheden en het sociale gedrag van patiënt spelen een belangrijke rol. 30 Traumacentrum West 2015 Traumacentrum West Het Leids Universitair Medisch Centrum, het HagaZiekenhuis en het Medisch Centrum Haaglanden vormen samen de drie ziekenhuizen van Traumacentrum West. Deze drie ziekenhuizen zijn zogenaamde level 1 traumaziekenhuizen d.w.z. dat zij het hoogste niveau van traumazorg kunnen verlenen. De aansturing en coördinatie van Traumacentrum West ligt in handen van het LUMC. De traumacentra hebben, naast de zorgtaak voor de meest ernstig gewonde patiënten, drie bijzondere taken ten aanzien van het realiseren van de organisatie van zorg rondom de traumapatiënt. De taken van een traumacentrum zijn als volgt: 1. Het 24x7 leveren van hoog kwalitatieve zorg voor enkel- en meervoudige gewonde traumapatiënten 2. Het opbouwen, onderhouden en coördineren van een traumazorgnetwerk 3. Een kenniscentrum zijn (traumaregistratie, onderzoek, onderwijs) Afspraken taken Traumacentrum Het Traumacentrum West heeft in Nederland een bijzondere positie: de reguliere klinische zorg voor de ernstig gewonde patiënt is in 1999 bij aanwijzing van het ministerie van VWS over 3 ziekenhuizen verdeeld. Deze bijzondere status biedt vele mogelijkheden tot samenwerking in de trauma gerichte zorg. Om deze mogelijkheden optimaal te kunnen benutten zijn heldere afspraken nodig. Op 12 augustus 2010 werd het nieuwe Traumacentrum West convenant 31 Netwerkafsprakenboek tussen het LUMC, het Medisch Centrum Haaglanden en het HagaZiekenhuis door de respectievelijke bestuurders getekend in aanwezigheid van het hoofd en de coördinatoren van het TCW. In het convenant staat beschreven dat de bovengenoemde ziekenhuizen een gedeelde verantwoordelijkheid hebben om zorg te dragen voor de taken welke zijn toegewezen vanuit het ministerie. Een formele invulling is gegeven aan het bestuur en organisatie van het Traumacentrum, waarbij specifieke netwerkactiviteiten, zoals overlegstructuren met ketenpartners zijn vast gelegd. Ook de verantwoordelijkheden voor onderzoek, onderwijs en de traumaregistratie werden herdefinieerd. Als gevolg van recente landelijke ontwikkelingen is met de drie ziekenhuizen afgesproken om de level 1 traumazorg in de nabije toekomst op één van de drie level 1 locaties te concentreren. De exacte invulling hiervan behoeft nog nadere afspraken en invulling. Foto 2010: vlnr dr. M.J.A. Tasche, bestuurder HagaZiekenhuis, Prof.dr. I.B. Schipper hoofd TCW, S.J Rhemrev, med. coördinator MCH/TCW, Ing M.M. Hermans toenmalig manager TCW, prof.dr. J.H. van Bockel toenmalig bestuurder TCW, P.V.M. Pahlplatz, plv. med. coördinator HagaZiekenhuis/TCW, W. Geerlings bestuurder MCH. Traumacentrum West 2015 Taken Traumacentrum Netwerk coördinatie Traumacentrum West onderhoudt intensieve contacten met haar ketenpartners. Het is de taak van het Traumacentrum om iedere professional die een rol heeft bij de traumazorg te voorzien van de juiste informatie. Het Traumacentrum maakt met haar ketenpartners afspraken voor de reguliere zorg en legt deze vast. Deze afspraken staan onder meer beschreven in dit boekje en vormen het brede kader waarin de Traumazorg plaats vindt. Naast structureel contact met haar ketenpartners, organiseert het Traumacentrum meerdere keren per jaar een Traumaplatformoverleg waarbij Meldkamer, RAV, SEH-hoofden, Traumachirurgen, Fysiotherapeuten en de GHOR aansluiten. Ook vindt er periodiek overleg tussen de traumachirurgen plaats. Ontwikkelingen uit de kliniek en zorgspecifieke samenwerking komen ter sprake tijdens het Traumachirurgenoverleg. Deze beide bijeenkomsten hebben tot doel om ieder van informatie te voorzien over de huidige stand van zaken en nieuwste ontwikkelingen in de regionale en landelijke traumazorg. Uiteraard vindt er buiten dit periodieke overleg tussen ketenpartners en traumachirurgen geregeld overleg plaats voor de lopende zaken. Traumacentrum West voorziet traumaregio West van actuele informatie en ontwikkelingen. Tevens bewaakt het Traumacentrum de gemaakte afspraken met de ketenpartners. Jaarlijks organiseert Traumacentrum West een regionaal symposium voor al haar ketenpartners. Het onderwerp van deze bijeenkomst richt zich ieder jaar op een specifiek thema uit de traumazorg en geeft betrokken professionals de mogelijkheid om hun werkervaring te delen. Ook brandweer en politie zijn van harte uitgenodigd om deel te nemen en mee te doen aan de organisatie. In de afgelopen 4 jaar zijn onderwerpen naar voren gekomen zoals “Stress in de zorgverlening”, “Brandwonden”, “ Toekomstige ontwikkelingen in de traumazorg” en “Nederland Waterland: De Traumazorg op Koers”. Het symposium wordt ieder jaar druk bezocht door zo’n 200 collega’s. In bijlage E vindt u een overzicht van de mensen die bestuurlijk en inhoudelijk voor het Traumacentrum West werkzaam zijn. 32 33 Netwerkafsprakenboek Kenniscentrum Het kenniscentrum van traumacentrum West kent drie onderdelen: de traumaregistratie, wetenschappelijk onderzoek, en onderwijs 4. Traumapatiënten die na SEH bezoek naar huis gaan en binnen 48 uur zich onverwachts opnieuw presenteren en worden opgenomen (= “secundaire opnames”) Traumaregistratie Afspraken tussen Traumacentrum West en de ziekenhuizen m.b.t de registratie. In 1999 is het Traumacentrum West (TCW) begonnen met de ontwikkeling van een traumaregistratiesysteem. Vanaf medio 2001 leverde het merendeel van de ziekenhuizen in de regio gegevens aan. En sinds 2005 nemen alle ziekenhuizen in de traumaregio West deel aan deze registratie. Inclusief de volgende gevallen: • Opname ter observatie na ongeval (inhalatietrauma, onderkoeling, etc.) • Letsel t.g.v. zelfmoordpoging (TS) waarbij het letsel ook zonder de psychische indicatie tot opname had geleid •Brandwonden De onderlinge afspraken tussen ziekenhuis en het Traumacentrum staan sinds 2002 beschreven in het Convenant ten behoeve van de Traumaregistratie Traumazorgregio West Nederland. Dit convenant beschrijft de doelstellingen voor de traumaregistratie en verwoordt tevens de verantwoordelijkheden, waarbij het ziekenhuis primair zorgdraagt voor het vastleggen van gegevens en de juistheid van deze gegevens. Het Traumacentrum ondersteunt en schoolt de medewerkers van de ziekenhuizen, onderhoudt de database en draagt zorg voor een periodieke aanlevering aan de Landelijk Traumaregistratie. In het regelement wordt afgesproken dat ieder ziekenhuis alle traumapatiënten, die via de afdeling SEH worden opgenomen, worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis voor opname, of overlijden ten gevolge van het letsel registreert. Meer specifiek zijn de inclusie criteria voor de traumaregistratie als volgt (<48 uur na ongeval): 1. 2. 3. 34 Traumacentrum West 2015 Opgenomen traumapatiënten, direct na SEH presentatie, (incl. herkomst ander ziekenhuis, na overplaatsing) Overgeplaatste traumapatiënten naar ander ziekenhuis voor opname, direct na SEH presentatie Overlijden van traumapatiënten na aankomst op SEH, uitzondering de “dead on arrivals” Exclusiecriteria traumaregistratie 1. Electieve patiënten: Opname, overplaatsing niet direct volgend op SEH presentatie 2. Geen sprake van traumamechanisme 3. Geen AIS code te registreren bij traumapatiënten, b.v. heupluxaties na THP en pathologische fracturen, verstikking, hypothermie. Het Traumacentrum West zorgt voor de periodieke aanlevering van de gegevens aan de Landelijke Traumaregistratie en rapporteert jaarlijks de gegevens van participerende ziekenhuizen in de regio. In bijlage F treft u een specificatie van de dataset die wordt verzameld voor opname in de traumaregistratie. Datakwaliteit in de rapportage is van groot belang en in de afgelopen jaren is deze sterk verbeterd. Iedere 6-8 weken ontvangt ieder ziekenhuis een overzicht met de voortgang van de invoer, met daarbij gemarkeerd welke gegevens nog missen of onvolledig zijn. Ook komen hierbij conflicterende gegevens naar voren. Deze voortgangs- en kwaliteitscontrole biedt de invoerder de mogelijkheid om deze gegevens aan te passen. De wijzigingen worden teruggestuurd naar de datamanager van Traumacentrum West. Indien deze controle is gedaan aan het eind van de registratie van een kalenderjaar, wordt de database afgesloten voor het opstellen van de regionale rapportage. 35 Netwerkafsprakenboek Rapportage In deze jaarlijkse rapportage zijn alle geregistreerde traumapatiënten binnen de traumaregio West opgenomen. De getallen in de rapportage zijn, waar relevant, vergeleken met de waarden uit de voorgaande rapportages. Ook geeft de rapportage spiegelinformatie tussen de verschillende ziekenhuizen in traumaregio West. Aangezien alle ziekenhuizen openbaar hun aantallen delen is er een goed beeld te krijgen hoe de traumazorg in traumaregio West precies is verdeeld. Het boekje illustreert op deze wijze de ontwikkelingen op het gebied van de traumaregistratie in ieder ziekenhuis en in de traumaregio. Préhospitale en klinische gegevens geven samen een volledig beeld van de traumazorg in onze regio. Naast de ‘actuele overleving’ wordt de overleving volgens de Trauma and Injury Severity Score (TRISS) berekend in de rapportage. De rapportage levert aan de hand van de vitale parameters en de letselernst een kwaliteitsmeting van de traumazorg in de regio. Onderwijs en kennisdeling TOWN Traumacentrum West organiseert vijf maal per jaar een Trauma Overleg West Nederland (TOWN). Deze bijeenkomst is er voor traumatologen, geïnteresseerde orthopeden, algemeen chirurgen, SEH-artsen, arts-assistenten en andere bij de traumazorg betrokkenen in de traumaregio West. Het overleg dient tevens als platform voor kennisuitwisseling. Medisch inhoudelijke informatie als ook traumagerelateerde onderzoeken worden gepresenteerd tijdens het TOWN. Regionale Traumaprotocollen Vanuit een hechte samenwerking tussen de traumachirurgen in traumaregio West zijn gedurende de jaren de regionale Traumaprotocollen tot stand gekomen. Het boekje is een handvat voor de behandeling van monoletsels aan het steun- en bewegingsapparaat. De protocollen zijn gebaseerd op bestaande richtlijnen en recente publicaties (zie hoofdstuk 9). In 2015 zullen deze protocollen met behulp van input uit de regio waar nodig worden herzien. 36 Traumacentrum West 2015 Onderzoek In alle ziekenhuizen in de regio van het TCW wordt actief onderzoek gedaan op het gebied van de traumachirurgie. Het doel van dit wetenschappelijk onderzoek is om de kwaliteit van de geleverde zorg aan traumapatiënten te verbeteren en de doelmatigheid van de zorg te vergroten. Naast onderzoeksprojecten die alleen binnen het eigen ziekenhuis worden uitgevoerd, lopen er ook gezamenlijke (multicenter) studies bij patiëntengroepen met verschillende typen letsel zoals kinderfracturen, sleutelbeen- en enkelfracturen, hand/polsletsel, brandwonden en meervoudig ernstig gewonden patiënten. Bij het uitvoeren van deze multicenter-studies wordt regelmatig samengewerkt met ziekenhuizen buiten de regio van TCW. Naast klinisch onderzoek wordt translationeel onderzoek naar fractuurgenezing en botinfectie gedaan, en vindt er onderzoek plaats naar de kwaliteit van leven na trauma. In de toekomst zal de samenwerking tussen de ziekenhuizen in de regio ook voor wat betreft het wetenschappelijk onderzoek worden geïntensiveerd. Er zijn plannen om meer gezamenlijke studies op te zetten en uit te voeren. Hierdoor zal het mogelijk zijn om ook onderzoek te doen naar weinig frequent voorkomende letsels. Daarnaast zal, om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar transparantie over de kwaliteit van de zorg, in het komende jaar een systeem worden ontwikkeld voor het routinematig monitoren van de uitkomsten van geleverde traumazorg in de regio. De mening van patiënten over de door hen ervaren kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven zal een belangrijk onderdeel van deze uitkomstregistratie uitmaken. Door koppeling van deze gegevens met de regionale traumaregistratie zal het mogelijk worden om een beter inzicht te krijgen in de wijze waarop traumapatiënten in de ziekenhuizen in de traumaregio worden behandeld. Deze cijfers kunnen aanknopingspunten bieden voor verdere verbetering van de kwaliteit van de traumazorg en voor verdere afstemming en uniformering van het behandelingsbeleid binnen de regio. 37 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 13. Opgeschaalde zorg Afspraken tussen Traumacentrum West en GHOR omtrent de taakverdeling en het Gewonden Spreidings Plan. Het Traumacentrumcentrum West heeft regelmatig overleg met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR). De GHOR Hollands Midden en GHOR Haaglanden zijn verantwoordelijk voor: • de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverleningketen • advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening. Coördinatie en advies De processen ‘opgeschaalde acute geneeskundige zorg’ en ‘publieke geneeskundige gezondheidszorg’ staan hierbij centraal. Bij de opgeschaalde acute geneeskundige zorg worden gewonden getrieerd, behandeld en vervoerd. Publieke geneeskundige zorg omvat medische milieukunde, grootschalige infectieziektebestrijding, gezondheidsonderzoek na rampen en psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen. De GHOR coördineert en adviseert over de geneeskundige hulpverlening bij rampenbestrijding en crisisbeheersing. De dagelijkse geneeskundige hulpverlening sluit hierdoor zoveel mogelijk aan bij de geneeskundige hulpverlening tijdens rampen en onder crises omstandigheden. De daadwerkelijke uitvoering van de geneeskundige hulpverlening blijft steeds een verantwoordelijkheid van de zorginstellingen/zorgverleners zélf. Zorginstellingen zijn in alle (ook onder crisis-) omstandigheden verantwoordelijk voor zorgcontinuïteit: het blijven bieden van verantwoorde zorg. De GHOR geeft aan iedere zorginstelling voorlichting en advies over een gedegen voorbereiding op opgeschaalde situaties. De GHOR coördineert de geneeskundige hulpverlening in situaties waarin de individuele zorgverleners het werk alleen niet goed aankunnen of waarbij coördinatie nodig is. In de praktijk blijkt dat een goede en gecoördineerde samenwerking, in de geneeskundige keten en ook met de partners daarbuiten, bij rampen en crises en de voorbereiding daarop dan van groot belang is. In de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing adviseert de GHOR overheden en organisaties over geneeskundige hulpverlening. Ook zorgt de GHOR voor afstemming van de geneeskundige hulpverlening met de crisisbeheersingspartners: politie, brandweer en gemeenten. 38 De GHOR adviseert bij de aanleg van infrastructuur en adviseert m.b.t. veiligheid en gezondheid bij evenementen, zoals 3 Oktober, Koningsdag, Prinsjesdag, Veteranendag, Oud en Nieuw en bloemencorso over geneeskundige risico’s en maatregelen. Zij stemt haar advies af met de ketenpartners zoals ziekenhuizen, ambulancedienst en GGD. Opschaling Vaak kan een incident worden afgehandeld door een eenheid van politie, brandweer en/of ambulancevoorziening. Bij een ramp of crisis kan het nodig zijn dat geneeskundige hulpverlening wordt ingeschakeld. Deze hulpverlening komt tot stand in een samenspel van publieke en private organisaties uit de geneeskundige keten, zoals regionale ambulancevoorzieningen, meldkamers ambulancezorg, ziekenhuizen, GGD’en, huisartsen(posten) en Rode Kruis. De GHOR wisselt informatie uit met de operationele diensten en de geneeskundige partners over onder meer het incidentbeeld, de gewonden en het handelingsperspectief. Wanneer binnen de geneeskundige keten knelpunten ontstaan met betrekking tot complexiteit van processen of capaciteit dan kan besloten worden tot geneeskundige opschaling volgens een vaste procedure. Dat is de GRIP-procedure (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure). Deze opschaling hangt af van of een incident beperkt blijft tot een brongebied (GRIP 1) een effectgebied ontstaat (GRIP 2), er bestuurlijke dilemma’s zijn (GRIP 3) en het incident effect heeft buiten de grens van de gemeente (GRIP 4). Regie bij opschaling Bij daadwerkelijke rampen en crises kunnen zorgverleners te maken krijgen met aansturing door de GHOR, vanuit een multidisciplinair coördinatieteam. Binnen zo’n team worden alle acties die nodig zijn ter bestrijding van de crisis, ramp of incident, op elkaar afgestemd. De GHOR leidt dan vanuit dit team de geneeskundige hulpverlening en onderhoudt daarbij de contacten met de overige betrokkenen. Dat zijn bijvoorbeeld de andere zorgverleners, maar ook partners in de multidisciplinaire samenwerking zoals brandweer, politie en gemeenten, en alle betrokkenen op bestuurlijk niveau. 39 Netwerkafsprakenboek Voor de geneeskundige coördinatie van incidenten kent de GHOR een aantal functies: Operationeel Directeur Publieke Gezondheid, Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg, Hoofd Informatie en Ondersteuning en Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G). Ketenpartners kunnen met deze functionarissen in contact staan voor de afstemming van de werkzaamheden. Gewonden Spreiding Plan In nauwe samenwerking met de RAV en de GHOR heeft Traumacentrum West in 2013 het Gewonden Spreidingsplan (GSP) voor traumaregio West herzien. Het doel van het GSP is bij een ramp te dienen als leidraad voor de logistieke verdeling van de verschillende categorieën slachtoffers (T1, T2 en T3). Deze distributie houdt rekening met specifieke zorgvraag en de capaciteit van de ziekenhuizen. Ook staan de communicatielijnen tussen de verschillende functionarissen die actief zijn tijdens een ramp beschreven. Het GSP wordt in werking gesteld door de MKA en/ of GHOR functionaris (OvD-G / ACGZ) die besluit over te gaan van reguliere zorg naar opgeschaalde zorg (GRIP fase). In deze situatie is er sprake van een groot aantal slachtoffers en dusdanige letsels dat er op de behandel- en opnamecapaciteit van meerdere regionale ziekenhuizen volledig aanspraak wordt gemaakt. Ziekenhuizen worden in opdracht van de OvD-G/ ACGZ door de centralist MKA/ CGV gewaarschuwd dat een opschaling in het kader van een incident/ramp dreigt. De zorginstelling neemt zelf het besluit om intern op te schalen. In bijlage G treft u het Gewonden Spreidingsplan van Traumaregio West (Bijlage G). 40 Traumacentrum West 2015 Gebruikte afkortingen: ACGZ - ATLS - CGV - CWK - DPG - ECG - EMV - GCS - GHOR - GMK - GNK-C - LPA - LNAZ - MKA - MMT - NAW - NTS - NvT - OvD-G - RAC - RAV - RCC - RTS - SBAR - SEH - SMH - TVLO - ZIROP - Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg Advanced Trauma Life Support Coördinator Gewondenvervoer Cervicale Wervel Kolom Directeur Publieke Gezondheid Electro CardioGram Eye Motor Verbal Glasgow Coma Scale Geneeskundige Hulpverlening Organisatie in de Regio Gemeenschappelijk MeldKamer Geneeskundige Combinatie Landelijk Protocol Ambulancezorg Landelijke Netwerk Acute Zorg Meldkamer Ambulancezorg Mobiel Medisch Team Naam ,Adres, Woonplaats Nederlands Triage Systeem Nederlandse Vereniging voor Traumatologie Officier van Dienst Geneeskundig Regionale Alarm Centrale Regionale AmbulanceVoorziening Regionaal Coördinatie Centrum Revised Trauma Score Situation, Background, Assessment, Recommendation SpoedEisende Hulp Spoedeisende Medische Hulp Totaal Verbrand LichaamsOppervlak Ziekenhuis Rampen Opvang Plan 41 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 Index bijlagen: A.Contactpersonen B. MMT: Inzet en Cancelcriteria C. NVT Level Criteria D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West E. Personen werkzaam voor het Traumacentrum West F. MTOS+ dataset en Utstein variabelen. G. Gewondenspreidingsplan – regio West NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND BIJLAGE A Contactpersonen 42 43 Bijlage A. Contactpersonen Netwerkafsprakenboek Ambulancedienst & Meldkamer • Meldkamer Ambulance Haaglanden en Hollands Midden Katschiplaan 10 Contactpersoon Haaglanden 2496 ZN Den Haag Arnold van der Meijden Tel: 06-53278938 Tel: 088-8868000 Contactpersoon Hollands Midden Ziekenhuizen • Bronovo Ziekenhuis Bronovolaan 5 2597 AX Den Haag Tel: 070-3124445 Xander Kluts Tel: 06-30806741 • RAD Hollands Midden Contactpersoon A.H.P. Niggebrugge traumachirurg C. de Wit spoed eisende hulp P.W. Doop bestuur • Alrijne Ziekenhuis Leiden Bezoekadres: Contactpersoon Vondellaan 43 J. de Nooij 2332 AA Leiden M. Snijders Tel: 071-5730000 Postadres Houtlaan 55 2334 CK Leiden Tel: 071-5178178 Contactpersoon A.J. Ploeg chirurg A. van Oosten spoed eisende hulp R. Treffers bestuur Postbus 121, 2300AC Leiden • Groene hart Ziekenhuis • Ambulancezorg Den Haag Hoofdlocatie Den Haag Contactpersoon Waldorpstraat 555 T. Eckhardt Bleulandweg 10 2803 HH Gouda Tel: 0182-5055050 2521 CK Den Haag Contactpersoon F.M. van der Linden traumachirurg H. Bouter spoed eisende hulp G.J.M. Barnasconi bestuur Tel: 070-7526340 • Haga Ziekenhuis • Ambulancezorg Zoetermeer Blauwroodlaan 290 Contactpersoon 2718 SK Zoetermeer J.M. Polman Tel: 079-3628154 H. van Schendel Leijweg 275 2545 CH Den Haag Tel: 070-2100000 Contactpersoon H.G.W.M. van der Meulen traumachirurg A. Prins spoed eisende hulp M.J.A. Tasche bestuur • Ambulancedienst Witte Kruis Postbus 16130 2500 BC Den Haag Contactpersoon F.B. Bauman J. Hollman 44 45 Bijlage A. Contactpersonen Netwerkafsprakenboek Ziekenhuizen - vervolg • Leids Universitair Medisch Centrum Albinusdreef 2 2333 ZA Leiden Tel: 071 526 91 11 • Reinier de Graaf Gasthuis Contactpersoon I.B. Schipper traumachirurg C. Heringhaus spoed eisende hulp W.J.M. Spaan bestuur • Medisch Centrum Haaglanden (locatie Westeinde) Locatie: MCH Westeinde Lijnbaan 32 2512 VA Den Haag Tel: 070-3302000 Contactpersoon S.J. Rhemrev traumachirurg F. de Voeght spoed eisende hulp P.W. Doop bestuur Reinier de Graafweg 3-11 2625 AD Delft Tel: 015-2603060 Contactpersoon M.R. de Vries traumachirurg J. Zewald spoed eisende hulp J. van den Heuvel bestuur • Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp Simon Smitweg 1 2353 GA Leiderdorp Tel: 071-5828282 Contactpersoon J. van den Bremer traumachirurg A. van der Post spoed eisende hulp R. Treffer bestuur • Medisch Centrum Haaglanden (locatie Antoniushove) Burg. Banninglaan 1 2262 BA Leidschendam Tel: 070-3574444 Contactpersoon S.J. Rhemrev traumachirurg F. de Voeght spoed eisende hulp P.W. Doop bestuur • ’t Lange Land Ziekenhuis Toneellaan 1 2725 NA Zoetermeer Tel:079-3462839 46 Contactpersoon W. Stigter traumachirurg A. Alkemade spoed eisende hulp J.W. Brinkman bestuur 47 Bijlage A. Contactpersonen Netwerkafsprakenboek GHOR Revalidatie • GHOR Haaglanden Katschiplaan 10 2496 ZN den Haag Tel: 088-8868000 • Sophia Revalidatie Contactpersoon A. Gelton Vrederustlaan 180 2543 SW Den Haag Tel: 070-3593593 • Veiligheidsregio Haaglanden • Rijnland Revalidatie Dedemsvaartweg 1 2545 AP Den Haag Tel: 088-8868000 Wassenaarseweg 501 2333 AL Leiden Tel: 071-5195195 • GHOR Hollands Midden Rooseveltstraat 4a 2321 BM Leiden Tel: 071-5169171 Contactpersoon A.Dijkstra C.H.V. van Steensel-van Hage • Veiligheidsregio Hollands Midden Rooseveltstraat 4a 2321 BM Leiden Tel: 088-2465000 48 49 Bijlage A. Contactpersonen Netwerkafsprakenboek Traumanetwerk Fysiotherapie • Fysiosport van den Berg Princes Irenelaan 1 2404 BH Alphen aan den Rijn Tel: 0172-473855 Contactpersoon Richard Driessen [email protected] • Vitaal Groen van Prinstererweg 61 2221 AC Katwijk Tel: 071-4022073 Contactpersoon Bram Beun [email protected] Contactpersoon Frank Hoefnagel [email protected] 50 Inger Borgreve [email protected] Wantveld 9 2202 NS Noordwijk Tel: 071-3619345 Contactpersoon Jaap Heerikhuisen [email protected] Boerhaaveplein 17 2343 LT Oegstgeest Tel: 071-3619345 Contactpersoon Jaap Heerikhuisen [email protected] • Fysiotherapie de Ontmoeting Contactpersoon Kees van Dipten [email protected] • Merenwijk gezondheidscentrum Rosmolen 2 2317 SJ Leiden Tel: 071-5212286 Contactpersoon • Fysiotherapie Boerhaaveplein • Fysiotherapie Visser Van Vollenhovenkade 20a 2313 GG Leiden Tel: 071-5123111 Simon Smitweg 1b 2353 GA Leiderdorp Tel: 071-5891345 • Wantveld • FMT fysiotherapie Van Randwijkstraat 25 2321 KE Leiden Tel: 071-5313200 • Goudeket Contactpersoon Onno Otto [email protected] Narcissenlaan 1 2172 TA Sassenheim Tel: 0252-213829 Contactpersoon Wichard Jacobi [email protected] • Paulides + Partners Prof. Einsteinlaan 1 2251 VD Voorschoten Tel: 071-5617336 Contactpersoon Martijn Anker [email protected] 51 Bijlage A. Contactpersonen Netwerkafsprakenboek Traumanetwerk Fysiotherapie - vervolg • Noord-Hofland fysiotherapie De Hoogkamer 88 2253 JV Voorschoten Contactpersoon Gitte Schaap [email protected] • Handtherapie Leiderdorp Simon Smitweg 1b 2353 GA Leiderdorp Tel: 071-5894499 Contactpersoon Hanneke Zoutendijk [email protected] • Rijnlands Revalidatie Centrum Wassenaarseweg 501 2333 AL Leiden Tel: 071-5195195 Contactpersoon Gijsbert van Dijk [email protected] • Fysiotherapie Doortast Schuttersveld 91 2316 ZZ Leiden Tel: 071-5195195 GGD • GGD Hollands Midden Parmentierweg 49 2316 AC Leiden Tel: 088-3083000 • Locatie Midden Holland/Gouda en omstreken Thorbeckelaan 5 2805 CA Gouda Tel: 088-3083200 • GGD Haaglanden Westeinde 128 2512 HE Den Haag Tel: 088-3550100 • GGD vestiging Delft Contactpersoon Willeke van Panhuis [email protected] Van Bleyswijckstraat 93e 2613 RR Delft Tel: 088-3550100 • GGD vestiging Zoetermeer Roesinckplein 24-26 2722 EA Zoetermeer Tel: 088-3550100 52 53 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 MMT Inzet- en cancelcriteria NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND Een praktisch handvat voor het inzetten van MMT’s en verdeling van verantwoordelijkheden tussen MKA, ambulance en MMT BIJLAGE B MMT: inzet- en cancelcriteria [integraal opgenomen origineel document incl. nummering) juni 2013 54 55 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Inhoud 1 Inleiding 2 MMT-inzetcriteria in het Nederlandse prehospitale systeem van spoedeisende hulpverlening: theoretisch kader 2.1 Inleiding 2.2 Achtergronden 2.3 Uitgangspunten 2.4 Wetenschappelijke onderbouwing 3 4 5 5 9 10 10 12 13 Praktische toepassing MMT-inzetcriteria door MKA 3.1 Inleiding 3.2 Doel: Inzetcriteria praktisch toepassen 3.3 Situatie: info voor MKA om tot MMT-inzet te besluiten beperkt 3.4 Bewust ABCDE als methode voor besluit MMT-inzet 3.5 ‘Toestand patient’ en ‘Event’ filter bij besluit tot MMT-inzet 3.6 Tenslotte 15 16 16 Verantwoordelijkheidsverdeling MKA, Ambulance, MMT 4.1 Inleiding 4.2 Doel: inzicht verantwoordelijkheidsverdeling zorgverleners 4.3 Betrokken hulpverleners/instellingen in prehospitale acute fase 4.4 Verantwoordelijkheidsverdeling ambulancezorg, MMT en OvDG 23 24 Uniforme inzetcriteria MMT, gaan meten of en hoe het werkt 5.1 Inleiding 5.2 Doel 5.3 Waar vindt de registratie plaats 5.4 Voorstel voor opzet registratie voor evaluatie inzetcriteria MMT 31 32 32 32 Bijlage 1 - Primaire en secundaire inzetcriteria voor MMT 37 Bijlage 2 - Samenstelling werkgroep 45 16 17 18 21 24 25 26 33 Uitgave: juni 2013 (op basis van in 2011 goedgekeurde versie) 56 57 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 1 Inleiding 4 58 5 59 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 1. Inleiding Bij de inbedding van MMT hulpverlening in de acute zorg is geconstateerd dat er Op tijd en op de juiste plaats adequate zorg verlenen is bij acute zorg van groot belang behoefte bestaat om de verantwoordelijkheden van de verschillende zorgverleners te om onbedoelde schade aan de patiënt te voorkomen. In de prehospitale fase spelen de beschrijven. Inzicht in elkaars verantwoordelijkheden en heldere, uniforme afspraken regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s), met als integraal onderdeel de meldkamer over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen MKA (als onderdeel van de RAV), ambulancezorg (MKA), en de traumacentra met de Mobiel Medische Teams (MMT’s) ambulancezorgverleners en MMT zijn daarnaast een belangrijke randvoorwaarde voor hierbij een cruciale rol. Een goede samenwerking tussen deze partners is van groot uniforme toepassing van de inzet- en cancelcriteria. Dit document voorziet daarom ook belang voor verantwoorde zorg. in een beschrijving van de verdeling van verantwoordelijkheden van de samenwerkende partijen ten aanzien van patiënt, maar vooral ook ten aanzien van elkaar bij de inzet en Inwoners van Nederland hebben een gelijke toegang tot noodzakelijke zorg. Deze moet bij de cancel van een MMT. voor hen 24/7 op redelijke wijze beschikbaar zijn. Dit betekent dat een gelijksoortige vraag naar acute zorg op iedere plek in Nederland tot een gelijksoortige actie van de Samen streven we naar de optimale acute prehospitale zorgverlening op de juiste tijd medische professionals zou moeten leiden. en op de goede plaats. Een periodieke evaluatie van de toepassing en toepasbaarheid De wijze waarop ambulances ingezet worden is in Nederland al geruime tijd uniform van de inzet- en cancelcriteria is daarbij van belang. Op basis van evaluatie kunnen geregeld. Echter, na een eerste tien jaar aanwezigheid van MMT’s in Nederland is eventueel verbeteringen worden aangebracht. Om goed te kunnen evalueren zijn geconstateerd dat de inzet van deze teams niet altijd op een gelijke wijze plaatsvindt. gegevens nodig. In hoofdstuk 5 wordt een voorstel gedaan voor registratie en evaluatie. Het feit dat de MMT’s vanaf 2011 officieel niet alleen meer overdag, maar ook ’s nachts worden ingezet is voor het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport aanleiding geweest om het veld aan te sporen tot een verbeterslag in deze situatie en te Ambulancezorg Nederland Landelijk Netwerk Acute Zorg bewerkstelligen dat MMT’s ook landelijk op uniforme wijze worden ingezet. Ambulancezorg Nederland en het Landelijk Netwerk Acute Zorg hebben hiervoor een expertgroep met vertegenwoordigers (zie bijlage 2) uit het veld opdracht gegeven een methode te ontwikkelen die het voor de samenwerkende partijen, RAV en traumacentrum helder maakt op welk moment en onder welke omstandigheden een MMT ingezet kan worden, maar ook geannuleerd dient te worden. Deze gezamenlijke opdracht heeft geleid tot dit document waarin de algemene inzet- en cancelcriteria voor MMT’s worden beschreven, maar het biedt meer dan alleen een beschrijving want bij de oproep van een ambulance en MMT telt elke seconde. Daarom wordt hier ook een handvat geboden om de criteria in de dagelijkse situatie steeds snel toe te kunnen passen in de MKA. 60 6 Inleiding | hoofdstuk 1 Inleiding | hoofdstuk 1 7 61 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 2 MMT-inzetcriteria in het Nederlandse prehospitale systeem van spoedeisende hulpverlening: theoretisch kader 8 62 9 63 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 2.1 Inleiding (WAZ) en de Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO) vormen De Spoedeisende Medische Hulpverlening in Nederland is gebaseerd op het juridisch kader waarbinnen de prehospitale Spoedeisende Medische Hulpverlening ambulancehulpverlening. Eind negentiger jaren is deze zorg uitgebreid met Mobiele wordt uitgevoerd. Medische Teams. De wijze waarop ambulances ingezet worden in Nederland is uniform geregeld. Geconstateerd is dat voor de inzet van MMT’s een dergelijke uniformiteit nog Om de prehospitale acute zorgverlening in Nederland verder te optimaliseren is in 1999 ontbreekt. na een proefperiode van vier jaar besloten Mobiele Medische Teams (MMT) op te richten Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport hebben als medisch specialistische uitbreiding van de ambulancezorg in Nederland. Ambulancezorg Nederland en de toenmalig Landelijke Vereniging van Traumacentra (nu Deze MMT’s, bestaande uit een medisch specialist en een gespecialiseerd LNAZ) de opdracht aangenomen om een methode op te stellen om MMT’s op uniforme verpleegkundige, zijn getraind en in staat om alle prehospitaal noodzakelijke wijze in te zetten waarbij rekening wordt gehouden met een goede aansluiting op de handelingen uit te voeren en het ambulancepersoneel te ondersteunen bij diagnostiek huidige wijze van inzetten van ambulancezorg. AZN en LNAZ hebben hiervoor een en behandeling. werkgroep ingericht met vertegenwoordiging uit het veld. Dit hoofdstuk beschrijft het theoretisch kader voor de uniformering van MMT- inzetcriteria. Ambulanceverpleegkundigen zijn op grond van hun opleiding en ervaring bevoegd Hiertoe wordt eerst een korte toelichting gegeven bij de achtergrond van de om een groot aantal voor de patiëntenzorg noodzakelijke handelingen te verrichten, bevoegdheden van ambulanceverpleegkundigen en MMT-artsen en wanneer zij waaronder een aantal voorbehouden en/of risicovolle handelingen. Deze zijn beschreven elkaar aanvullen. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de in de Wet BIG en het KB 524 het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA). uitgangpunten beschreven voor de inzet van een MMT. Tenslotte wordt de set met inzet- Op grond van hun opleiding en ervaring zijn ambulanceverpleegkundigen echter en cancelcriteria weergegeven. niet bevoegd om handelingen te verrichten die buiten de competentie van de verpleegkundige professie of het raamwerk van het LPA vallen. Zo is een aantal 2.2 Achtergronden handelingen dat prehospitaal noodzakelijk kan zijn uitgesloten, zoals het onder In Nederland is de prehospitale ambulancehulpverlening een systeem dat is anesthesie brengen van patiënten met behulp van anesthetica, narcotica en gebaseerd op verpleegkundige hulpverlening, uitgevoerd door gespecialiseerde spierverslappers, het toedienen van vasoactieve dan wel inotrope medicatie anders dan ambulanceverpleegkundigen, die als zodanig BIG-geregistreerd zijn. Op grond hiervan is in de reanimatiesetting en een aantal invasieve heelkundige ingrepen (chirurgische een aantal specifieke bevoegdheden aan hen toegekend. luchtweg, amputatie, chirurgische hemostase, sectio of thoracotomie/stomie). Ambulanceverpleegkundigen werken volgens landelijk en regionaal vastgestelde Leidraad voor het inzetten van een MMT is dat een aanzienlijke kans aanwezig is op het inhoudelijke protocollen. Deze protocollen worden periodiek geëvalueerd en moeten verrichten van bovengenoemde interventies. aangepast aan de actuele stand van de wetenschap in de gezondheidszorg. De ambulanceverpleegkundigen worden periodiek getoetst op hun parate kennis van de Daarnaast zijn ambulanceverpleegkundigen voor een aantal handelingen wel bevoegd, protocollen en de daaraan verbonden vaardigheden. maar kan het zijn dat op grond van opgedane ervaring (exposure) in sommige situaties De Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG), de Wet op de Ambulancezorg niet in redelijkheid te verwachten is dat deze handelingen zonder aanvaardbaar risico op 10 64 MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2 MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2 11 65 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek falen en complicaties kunnen worden uitgevoerd. 2.4 Wetenschappelijke onderbouwing Leidraad voor inzet van een MMT in deze gebieden van overlappende competenties is de Om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van het Nederlandse systeem kans op het succesvol verrichten van bovengenoemde interventies door assistentie of met ambulances en MMT’s is het noodzakelijk om goede afspraken te maken over interventie van het MMT dat meer ervaring heeft met deze specifieke interventies. wanneer een MMT wordt ingezet. Hiervoor is gekeken naar de internationale ervaring die is opgedaan binnen de verschillende systemen op het gebied van spoedeisende 2.3 Uitgangspunten hulpverlening: De werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van Medisch Managers Ambulancezorg vanuit de Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Zowel over het Amerikaanse Paramedic based systeem, als over het Europees Ambulancezorg (NVMMA) Ambulancezorg Nederland en de Medisch Coördinatoren Duitstalige Physician based systeem is veel literatuur aanwezig. Indien men deze van de MMT’s vanuit het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), heeft ten behoeve literatuur kritisch bekijkt ziet men even zovele pro- als con- conclusies voor beide van een verantwoorde en uniforme set van inzetcriteria een aantal uitgangspunten systemen. Deze conclusies leveren veelal kritiek op het andere systeem en bevestigen geformuleerd: het gelijk van het eigen systeem. Hoewel het Nederlandse prehospitale systeem voor Spoedeisende Medische Hulpverlening niet zondermeer vergelijkbaar is met andere EMS systemen (systemen die of nooit of juist altijd een arts in de hulpverlening 1. Bij inzet van geneeskundige hulpverleners is de toestand van de patiënt bepalend. 2. De patiënt met instabiele vitale functies heeft recht op maximale zorg die beschikbaar en relevant is voor de behandeling van deze bedreigde vitale functies. 3. De mate van zorg wordt bepaald door de ernst van de verstoring van de vitale functies op zich. Onderliggende oorzaken van deze verstoring zijn van secundair belang maar kunnen medebepalend zijn voor de mate van zorg die gewenst is. 4. MMT zorg is uitbreiding met medisch specialistische zorg van de bestaande ambulancezorg, die zich met name richt op behandeling van de ernstige verstoringen van de vitale functies. Het MMT kent hierbij geen beperkingen door voorbehouden handelingen en kan de geneeskunde in volle omvang aanwenden bij de behandeling. betrekken), is uiteraard de zorgbehoefte van de patiënt met vitaal bedreigde levensfuncties in principe gelijk. Na literatuurstudie kan worden geconcludeerd dat op dit moment met uitzondering van de bewusteloosheid (Ringburg et al.1) nauwelijks Evidence Based inzetcriteria aanwezig zijn voor MMT’s. De geformuleerde inzetcriteria zijn dan ook veelal gebaseerd op de beschikbare expert opinion en de ervaring van de hulpverleners (level 4 evidence). Uit de literatuur komt wel een duidelijk beeld naar voren over welke interventies in Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten is besloten om de al bestaande diagnostiek en behandeling meerwaarde opleveren voor de patiënt (factor: nut van landelijke MMT-inzetcriteria zodanig om te vormen, dat de toestand van de patiënt interventie).Het merendeel van de onderbouwingen is echter voornamelijk gebaseerd op leidend wordt. De omstandigheden waar de patiënt zich in bevindt (o.a. aard ongeval en klinisch uitgevoerde studies. Het aandeel van preklinische studies is tot op heden nog locatie) zijn hieraan ondergeschikt. Wel zal de factor tijd die nodig is om het MMT ter zeer beperkt. Zoals eerder gesteld zal daarom de kans op het moeten verrichten van plaatse bij de patiënt te krijgen mede bepalend zijn voor de secundaire inzet van dat de medisch-specialistische interventies leidraad moeten zijn voor het inzetten van een MMT. MMT. 12 66 MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2 MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2 13 67 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Daarnaast blijkt ook uit de literatuur dat het van groot belang is om, als de inzet van het MMT noodzakelijk is, deze zo vroeg mogelijk in de hulpverlening op te starten (tijdsfactor). De inzetcriteria dienen dus voor de MKA-centralist helder en eenduidig te zijn om het primair inzetten te kunnen faciliteren. Het gaat bij de inzet van een MMT echter niet alleen om de interventie op zich. Ook de ervaring van hulpverleners met de verschillende interventies blijkt in de praktijk mede bepalend te zijn voor de uitkomst (ervaringsfactor). Ook hierover is echter nog weinig gepubliceerd wat de wetenschappelijke toets der kritiek kan doorstaan. Veelal betreft het vergelijkingen binnen een systeem en geen vergelijking van verschillende systemen met elkaar. Meldkamercentralisten hanteren de D-A-B-C-E methodiek. De D wordt naar voren 3 Praktische toepassing MMT-inzetcriteria door MKA gehaald omdat uit de literatuur blijkt dat al dan niet bestaande bewusteloosheid een zeer betrouwbare indicator is voor de ernst van de toestand van de patiënt. (onderzoek Ringburg et al.) Daarom is gekozen om de systematiek enigszins aan te passen met de slogan: ‘Bewust A-B-C-D-E’, waarbij na het uitvragen van het bewustzijn het overige deel van de neurologische anamnese volgens de ABCDE systematiek wordt uitgevraagd. Op basis van bovenstaande uitgangspunten, wetenschappelijk onderzoek en de expert opinion zijn inzet- en cancelcriteria opgesteld op basis waarvan een MMT in Nederland op uniforme wijze kan worden ingezet. Deze criteria worden benoemd in bijlage 1. Literatuur 1. Ringburg AN. Helicopter Emergency Medical Services; Effects, Cost and Benefits. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum; 2009. 2. LPA 7.1 Ambulancezorg Nederland; Herziene versie 7.1, juni 2009 3. Richtlijnen voor de Mobiele Medische Teams in Nederland; Eindhoven et al. December 2007 68 14 MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2 15 69 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 3.1 Inleiding Daarnaast is de centralist bij deze triage afhankelijk van de omschrijving door de In het vorige hoofdstuk is het theoretisch kader voor de inzetcriteria voor een Mobiel melder, die in meer dan de helft van de meldingen leek is en geen ervaring heeft Medisch Team in de acute prehospitale zorg beschreven en is op basis van specifieke met omschrijving van medische toestandsbeelden. De beperkte informatie bij deze uitgangpunten een set inzet- en cancelcriteria beschreven (bijlage 1). telefonische triage vormt een complicerende factor bij het hanteerbaar maken van criteria voor primaire inzet van een MMT Bij consultatie van het werkveld is vast komen te staan dat bij een primaire inzet van een MMT eenvoudig te hanteren criteria noodzakelijk zijn voor het werkproces in de Een aantal meldkamerorganisaties hebben aangegeven dat zij bij het besluit tot inzet meldkamer. van een MMT een spanningsveld ervaren, waarbij zij aan de ene kant te maken hebben met beperkte informatie uit de telefonische triage en aan de andere kant met de Door de MKA-centralist moet in een beperkte tijdspanne op basis van de tijdens de hoogwaardig toegevoegde waarde van een MMT. Een te lage drempel voor het inzetten melding verkregen informatie worden bepaald of er sprake is van een noodzaak tot van een MMT kan ten eerste leiden tot meer cancels. Ten tweede ontstaat een grotere directe inzet van het MMT. Dit hoofdstuk richt zich daarom op een vereenvoudigde kans op gelijktijdigheid van aanvragen voor een MMT. Een te hoge drempel voor het toepassing van deze set inzet- en cancelcriteria. Hierbij wordt niet ingegaan op de inzetten van een MMT kan echter mogelijk negatieve gevolgen voor de patiëntenzorg tot secundaire inzet van een MMT, die kan plaatsvinden nadat de ambulancehulpverlening gevolg hebben. In dergelijke gevallen bestaat het risico dat patiënten noodzakelijke zorg ter plekke bij de patiënt of het slachtoffer is gearriveerd. wordt onthouden. 3.2 Doel: Inzetcriteria praktisch toepassen Binnen de meldkamers bestaat dus behoefte aan eenvoudig hanteerbare criteria voor Dit hoofdstuk heeft als doel de door de werkgroep geformuleerde en door AZN en LNAZ de inzet van het MMT die – op basis van beperkte informatie – leiden tot een tijdige inzet vastgestelde inzetcriteria praktisch toepasbaar te maken voor de MKA-centralist. voor het juiste type patiënten. Hierbij heeft de werkgroep zich gerealiseerd dat op dit moment in Nederland op de meldkamers ambulancezorg verschillende uitvraagmethodieken worden gehanteerd. Dit 3.4 Bewust ABCDE als methode voor besluit MMT-inzet hoofdstuk biedt daarom een algemene leidraad voor het hanteren van de inzetcriteria Op grond van de beperkte situatieomschrijving die de melder geeft kan de MKA- MMT. Elke regio is zelf verantwoordelijk voor de implementatie van deze inzetcriteria in centralist in een aantal gevallen met kort doorvragen een aantal toestandsbeelden de eigen uitvraagmethodiek. benoemen, die op zich zelf, of in combinatie met de specifieke expertise van de centralist, leiden tot een inzet van een MMT. Deze toestandsbeelden kunnen zowel 3.3 Situatie: info voor MKA om tot MMT-inzet te besluiten beperkt betrekking hebben op de toestand van het slachtoffer/de patiënt als op de gebeurtenis Het besluit van de MKA-centralist om een MMT primair in te zetten wordt gedaan op zelf (het ‘Event’). basis van de telefonische melding. Bij telefonische triage kan de centralist -MKA slechts Indien de melder in staat is om relevante informatie door te geven kan de centralist de in beperkte mate inzicht krijgen in de situatie ter plaatse, omdat alleen hoorbare en toestandsbeelden met een aantal korte vragen objectiveren en in een aantal gevallen geen visuele informatie per telefoon beschikbaar is voor het bepalen van de urgentie. ook een werkdiagnose opstellen. 16 70 Praktische toepassing | hoofdstuk 3 Praktische toepassing | hoofdstuk 3 17 71 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek De methodiek die daarbij op de meldkamers gehanteerd wordt heeft de werkgroep als Tabel 1 Toestandbeelden gerelateerd aan patiënt die in aanmerking komen voor primaire inzet van volgt geformuleerd: een MMT De DABCE methodiek in de meldkamer Meldkamercentralisten hanteren de D-A-B-C-E. methodiek. De D wordt naar voren gehaald omdat uit de literatuur blijkt dat al dan niet bestaande bewusteloosheid een zeer betrouwbare indicator is voor de ernst van de toestand van de patiënt. (onderzoek Ringburg et al.) Voorstel is om de systematiek enigszins aan te passen met de slogan: ‘Bewust A-B-C-D-E’, waarbij na het uitvragen van het bewustzijn het overige deel van de neurologische anamnese volgens de ABCDE systematiek wordt uitgevraagd. VITALE FUNcTIE MogELIjKE KErNVrAAg VoorBEELd INzETcrITErIUM bewusteloos reageert niet op aanspreken en schudden schedelhersenletsel, SAB, CVA, ernstige (industriële) intoxicaties, onbegrepen coma A en B; (Airway en Breathing) ademhaling extreme ademnood, hoorbare ademhaling of ademstilstand A: corpus alienum, hoofd-/ halstrauma, brandwonden in hoofd-/halsgebied, stridor, (verdenking) van inhalatietrauma, corpus alienum. B: acuut respiratoir falen, verdrinking, status astmaticus, ernstig longoedeem, aspiratie. roet in gelaat neus en mond water/ schuim in de mond 3.5 Toestand ‘Patient’ en ‘Event’ filter bij besluit tot MMT-inzet Bij de bepaling van de urgentie van inzetten van ambulancehulpverlening is het criterium bewusteloosheid een belangrijke factor, die vrijwel altijd leidt tot een spoedinzet (A1) van de ambulance. Bij de afweging om het MMT in te zetten is het criterium bewusteloosheid echter een te grof filter om een onmiddellijke inzet van C; circulatie ernstige pijn op de borst, al dan niet in combinatie met verslechtering van pols, capillaire refill, gelaatskleur circulatie stilstand (vermoedelijke) reanimatie van een persoon jonger dan 16 jaar Acuut coronair syndroom met te verwachten andere complicaties op grond van anamnese. Ernstige Hypertensie (Crise) Evidente shockbeelden zoals verbloeding maar ook sepsis longembolie D; (Disability) neurologische afwijkingen bewustzijnsdaling, onrust, (halfzijdige) verlammingen CVA, ernstige acute hypertensie, Schedelhersenletsel inklemmingbeeld door bloeding of tumor intoxicaties / beten van slangen of insecten E; (Exposure) overige letsels met potentieel negatieve invloed op vitale functies zware letsels met externe en/ of interne bloedingen, ernstige brandwonden, onderkoeling Thorax/ buiktrauma, schotwonden, ernstige slag- of steekwonden, amputaties, open fracturen met duidelijke dislocatie, verbranding, onderkoeling een MMT te rechtvaardigen. Om te komen tot een efficiënte inzet van het MMT zal het filter dus moeten worden verfijnd, waarbij aanvullende vragen in een logische volgorde noodzakelijk zijn. Het filter voor deze verfijning bestaat uit twee stappen: 1. Vragen gericht op toestandsbeelden met betrekking op de ‘Patiënt’ 2. Vragen gericht op toestandsbeelden met betrekking op het ’Event’ 3.5.1. Toestand van de patiënt Uitgaande van de Bewust-A-B-C-D-E methodiek blijkt vooral dat de combinatie van bewusteloosheid en een A,B,C,D of E probleem een duidelijke indicatie is voor inzet van een MMT. Ook wanneer bewusteloosheid ontbreekt als toestandsbeeld, maar er wel sprake is van een duidelijke aanwezigheid van een afzonderlijk A,B,C,D of E probleem zoals beschreven in de MMT-inzetcriteria, is er een duidelijke indicatie voor inzet van een MMT. De werkgroep heeft in tabel 1 de Bewust-A-B-C-D-E methodiek nader uitgewerkt voor de specifieke MMT inzetcriteria. 72 18 Praktische toepassing | hoofdstuk 3 Praktische toepassing | hoofdstuk 3 19 73 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 3.5.2. Event Naast bovengenoemde toestandsbeelden gerelateerd aan ‘toestand patiënt’ en ‘event’ Vervolgens moeten we kijken naar de door de werkgroep geformuleerde criteria die zijn er enkele logistieke situaties waarbij het zinvol kan zijn om het MMT in te zetten:. relateren aan het ‘Event’. Ook hiervoor geldt de voorwaarde dat een niet-medisch geschoolde melder in staat moet zijn om deze met een hoge mate van betrouwbaarheid Tabel 3 Logistieke toestandbeelden gerelateerd aan het ‘event’ die in aanmerking komen voor door te geven aan de centralist. primaire inzet van een MMT Hieronder treft u de toestandsbeelden die gerelateerd zijn aan een event en leiden tot een primaire MMT-inzet, zeker als er daarbij sprake is van een bewusteloze patiënt OF als de situatie evident zeer ernstig is en het nog niet bekend is of er al dan niet sprake is van een bewusteloze patiënt/patiënten (zie tabel 2) LogISTIEKE ToESTANdSBEELdEN gErELATEErd AAN hET ‘EVENT’ Slachtoffer met A1 indicatie op een voor de ambulance onbereikbare plek A1 situatie waarbij de ambulance niet binnen 15 minuten ter plaatse bij de patiënt kan zijn Tabel 2 Toestandbeelden gerelateerd aan het ‘Event’ die in aanmerking komen voor primaire inzet Opmerking van een MMT ToESTANdSBEELd gErELATEErd AAN hET ‘EVENT’ Bij betrokkenheid van kinderen, andere risicogroepen zoals zwangeren en ouderen en in geval van twijfel kan de MKA het MMT laagdrempelig inzetten. Ongeval waarbij sprake moet zijn geweest van hoge snelheid en/of slachtoffer weggeslingerd, meerdere gewonden en/of overleden medepassagiers, beknelling, bedelving of verdrinking 3.6 Tenslotte Ongeval met elektriciteit en/of bliksem De werkgroep heeft geconcludeerd dat de indeling in toestandsbeeld en event het basismodel is dat aan de meldkamers ambulancezorg kan worden aangeboden voor Explosie met aanzienlijke schade toepassing van de inzetcriteria. Een verdere verfijning is binnen het kader van de Grote brand met ingeslotenen opdracht van de werkgroep niet mogelijk. Schotwonden, ernstige slag of steekwonden aan schedel, borstkas of buikholte Verloskundige complicaties (al dan niet op verzoek van verloskundige ter plekke) Verdrinking al dan niet met onderkoeling De reden hiervoor is dat op dit moment binnen de meldkamers ambulancezorg in Nederland meerdere uitvraagmethodieken worden gehanteerd. Van de betreffende regio’s wordt verwacht dat bij implementatie van de inzetcriteria, zij de binnen de door hen gehanteerde methodiek de geldende kernvragen voor het signaleren van vitale ABCDE bedreigingen hanteren bij bepaling van de ernst. Val van hoogte Suïcidepoging met verhanging, industriële toxines of ernstig trauma Chemische, toxische en nucleaire incidenten waarbij uitgebreidere medische expertise en behandeling nodig is, die buiten het geldende LPA 7.2 valt Duikongevallen, waarbij medisch specialistisch expertise tijdens behandeling en transport naar een duikmedisch centrum noodzakelijk is 20 74 Praktische toepassing | hoofdstuk 3 Praktische toepassing | hoofdstuk 3 21 75 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 4 Verantwoordelijkheidsverdeling MKA, Ambulance, MMT 22 76 23 77 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 4.1 Inleiding Bij acute ketenzorg zijn zorgaanbieders in de witte kolom er op gericht om hun 4.3 Betrokken hulpverleners/instellingen in prehospitale acute fase activiteiten op een zodanige wijze af te stemmen zodat zij zo spoedig mogelijk, In de zorgketen waar hulp wordt verleend aan ongevalpatiënten spelen verschillende maar in ieder geval binnen enkele minuten tot enkele uren, de juiste zorg kunnen actoren een rol: verlenen om overlijden of irreversibele gezondheidsschade als gevolg van de acute levensbedreigende aandoening of van een ongeval te voorkomen. 4.3.1 Meldkamer ambulancezorg (MKA) De vraag naar acute geneeskundige zorg vangt aan bij de meldkamer ambulancezorg Bij het bieden van acute zorg vindt altijd samenwerking plaats tussen verschillende (MKA), die integraal onderdeel uitmaakt van de regionale ambulancevoorziening. De zorgverleners. Cruciale onderdelen hierbij zijn de wijze van samenwerking en de MKA-centralist heeft een belangrijke regisserende rol bij de samenwerking. De MKA- overdracht van patiënten door de ene hulpverlener naar de andere. Dat geldt niet centralist bepaalt of en zo ja, op welke wijze de ambulancezorg wordt ingezet (noot: Wet alleen binnen de muren van een ziekenhuis, maar vooral ook voor acute zorg die Ambulancezorg). wordt gevraagd buiten het ziekenhuis. De samenwerking tussen RAV (met MKA en De MKA-centralist is verantwoordelijk voor een verantwoorde uitvoering van het ambulanceteams) en traumacentrum met MMT vormen hierop geen uitzondering. proces van intake, indicatiestelling, zorgtoewijzing, -coördinatie en zorginstructie. De Dit hoofdstuk geeft inzicht in de onderlinge verantwoordelijkheid tussen de betrokken MKA-centralist hanteert centraal vastgestelde protocollen, eventueel aangevuld met hulpverleners bij inzet en cancels van een MMT. regionale afspraken. Als bron zijn de bestaande documenten van de vier MMT-regio’s gebruikt die zij gebruiken in samenwerking met de RAV in hun regio. 4.3.2 Ambulancezorg De Regionale Ambulancevoorziening (RAV) is eindverantwoordelijk voor het In dit hoofdstuk wordt eerst de doelstelling geformuleerd en wordt vervolgens ambulancezorgproces. Dit proces start bij de melding op de meldkamer ambulancezorg beschreven welke hulpverleners een rol spelen in de prehospitale acute en eindigt bij de overdracht, bijvoorbeeld aan het ziekenhuis. Voor de medisch zorgketen. Tenslotte wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden en inhoudelijke aspecten van de ambulancezorg is de medisch manager ambulancezorg verantwoordelijkheidsverdeling bij inzetten en cancels van een MMT. (MMA) eindverantwoordelijk. De ambulanceverpleegkundige is samen met de ambulancechauffeur 4.2 Doel: inzicht verantwoordelijkheidsverdeling zorgverleners verantwoordelijk voor de zorg ter plaatse en de zorgverlening tijdens het vervoer. Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke zorgverlener van welke discipline op welk moment De ambulanceverpleegkundige is deskundig en bekwaam voor het functioneel verantwoordelijk is voor de zorgverlening in de prehospitale acute fase. Uitgangspunt zelfstandig uitvoeren van een aantal voorbehouden handelingen. Zo nodig kan de hierbij is steeds de patiënt te kunnen garanderen, dat hij in kwalitatief opzicht zo ambulanceverpleegkundige ruggespraak houden met de MMA die 24/7 bereikbaar is. snel mogelijk de beste zorg ontvangt en dat tijdens een incident elke hulpverlener De ambulancechauffeur assisteert de ambulanceverpleegkundige bij de zorgverlening op de hoogte is van de verantwoordelijkheidsverdeling en de verdeling van de ter plaatse, draagt zorg voor een veilige werkplek en speelt een belangrijke rol bij de beslissingsbevoegdheid. communicatie met MKA en de ketenpartners. Ook is de chauffeur verantwoordelijk 24 78 Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4 25 79 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek voor het veilig vervoeren van de patiënt. De ambulancezorg werkt met de Landelijke betekent dat, in navolging van de wettelijke bepalingen voor de ambulancezorg, het Protocollen Ambulancehulpverlening (LPA). In het kader van regionale (samenwerkings) de MKA-centralist is die bepaalt óf het MMT wordt ingezet. Op die manier houdt de afspraken kunnen in aanvulling op het LPA regionale protocollen worden gehanteerd. meldkamer het overzicht en de regie wie, wanneer en waarom wordt ingezet. Daarbij is het van groot belang, dat de MKA-centralist beschikt over heldere inzetcriteria 4.3.3 Mobiel Medisch Team voor de inzet van het MMT. Voor de inzetcriteria geldt het landelijk overzicht zoals Het Mobiel Medisch Team (MMT) beschikt over een helikopter en een speciaal beschreven in dit document (bijlage 1). Tevens kunnen er regiospecifieke aanvullende toegeruste bus voor zeer acute situaties waarbij meer specialistisch zorg nodig is in inzetcriteria bestaan, die door de betrokken RAV-directies en het MMT leverend centrum aanvulling op ambulancezorg zorg. Het team bestaat, naast de piloot of chauffeur, altijd zijn vastgesteld en bij de meldkamer(s) bekend gemaakt zijn. De MKA-centralist is uit een gespecialiseerde arts en een gespecialiseerde verpleegkundige. Het Mobiel verantwoordelijk voor de juiste toepassing van deze inzetcriteria. Medisch Team werkt met de ‘Richtlijnen voor Mobiele Medische Teams in Nederland’ die uitgaan van de LPA richtlijnen van de ambulancezorg en hierop aanvullend en 4.4.2 Verantwoordelijkheid bij Secundaire MMT-inzet afhankelijk van de specifieke hulpverleningsituaties afwijkend kunnen zijn. Van een secundaire inzet is sprake, indien de ambulanceverpleegkundige en/of de OvDG de inzet van het MMT nodig achten. Bij een secundaire inzet zijn er reeds bekwame 4.3.4 geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (ghor) hulpverleners ter plaatse. Zij bepalen ter plekke de indicatie en de urgentie aan de De GHOR kent de zogenaamde Officier van Dienst, die bij een opgeschaalde situatie hand van bestaande afspraken (landelijk en eventueel regionaal). De aanvraag voor een (grotere ongevallen, rampen e.d.) wordt ingeschakeld om op de plaats van het incident secundaire MMT-inzet wordt gericht aan en loopt via de MKA-centralist. Daarnaast is de hulpverlening te coördineren. Omdat de OvDG in de praktijk veel wordt ingezet ook sprake van een secundaire inzet wanneer de ambulanceverpleegkundige nog niet bij grotere ongevallen, wordt deze functionaris meegenomen in de beschrijving van ter plaatse is, maar zij/hij op basis van de informatie van de MKA-centralist een MMT- de verantwoordelijkheidsverdeling. De OvDG hanteert, evenals de ambulancezorg inzet nodig acht. De MKA-centralist geeft uitvoer aan dit verzoek. en het MMT, landelijke protocollen. Deze protocollen zijn afgestemd op de landelijke protocollen ambulancezorg. 4.4.3 Verantwoordelijkheid voor het cancellen van het MMT Wanneer de ambulanceverpleegkundige of OvDG die ter plaatse is, oordeelt dat de 4.4 Verantwoordelijkheidsverdeling ambulancezorg, MMT en OvDG situatie niet aan de inzetcriteria voor een MMT voldoet, terwijl het MMT al voor deze 4.4.1 Verantwoordelijkheid bij Primaire MMT-inzet De hulpverleners ter plaatse zijn verantwoordelijk voor een directe en ter zake kundige In de wet zijn geen specifieke bepalingen opgenomen over de verantwoordelijkheid situatierapportage, met betrekking tot aard incident, toestand slachtoffer, werkplek- en voor de primaire inzet van het MMT. Voor de inzet van ambulances zijn wel wettelijke tijdscriterium. De MMT-arts is verantwoordelijk om zich op grond van de door de bepalingen vastgelegd. Het inzetten van een MMT is bedoeld ter aanvulling op de ambulanceverpleegkundige/OvDG aangedragen situatierapportage of overdracht ervan ambulancezorg. Traumacentra en RAV’s hebben gezamenlijk besloten dat het een te vergewissen of de inzet van het MMT noodzakelijk blijft dan wel dat die kan worden logische keuze is de wettelijke bepalingen voor de ambulancezorg te volgen. Dit afgebroken. 26 80 Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4 situatie is ingezet, kan hij de meldkamer aangeven dat het MMT gecanceld kan worden. Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4 27 81 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Wanneer de MMT-arts na aanvullend overleg en op grond van de hem aangereikte ambulanceverpleegkundige informeert zijn verantwoordelijke MMA. Verschillen van informatie uit de situatierapportage besluit om toch ter plaatse te gaan, deelt hij deze mening tussen ambulanceverpleegkundige en MMT-arts dienen achteraf geëvalueerd te beslissing mee aan de ambulanceverpleegkundige met opgaaf van redenen. Als de worden (het voorkeursgremium is het overleg tussen de MMA van de betrokken RAV en patiënt reeds transportgereed is kan een rendez-vous worden afgesproken om delay te de coördinator MMT van het betreffende traumacentrum). Een goede verslaglegging is voorkomen. Ook kan na overleg de MMT-arts adviseren een ’scoop and run’ transport uit een vereiste. te voeren en de komst van het MMT niet af te wachten. Om een goede zorgverlening niet te belemmeren is het van groot belang dat de betrokken zorgverleners tijdens de inzet niet onnodig in discussie gaan, maar achteraf 4.4.4 Verantwoordelijkheid ter plaatse: MMT-arts versus ambulanceverpleegkundige evalueren in de bestaande overlegsituaties. De MMT-arts bepaalt de indicatie voor vervoer naar level 1, 2 of 3 traumaopvang, alsmede de volgorde en de urgentie. De ambulanceverpleegkundige of OvDG geeft de indicatie door aan de MKA-centralist. De MKA-centralist bepaalt mede aan de hand daarvan naar welk ziekenhuis vervoerd gaat worden. 4.4.5 Verantwoordelijkheid voor de overdracht De overdracht is van wezenlijk belang voor de kwaliteit en de continuïteit van de zorgverlening. Verschillen in bekwaamheden van zorgverleners en medici mogen niet van invloed zijn op de kwaliteit van de overdracht. Iedere hulpverlener, ongeacht opleiding en ervaring, is bij de overdracht gelijk. De feitelijke overdracht dient altijd gepaard te gaan met de volgende mededeling: “ik draag hierbij de verantwoordelijkheid aan jou over”. Degene aan wie wordt overgedragen antwoord daarop altijd: “ik neem de verantwoordelijkheid voor deze patiënt nu van jou over”. Hiermee gaat de juridische verantwoordelijkheid over van de ene hulpverlener op de andere. De overdragende hulpverlener heeft professionele verantwoordelijkheid voor zijn handelen tot aan het tijdstip van de overdracht. 4.4.6 MMT-arts en ambulanceverpleegkundige verschillen van mening Bij een verschil van mening tussen ambulanceverpleegkundige en MMT-arts houdt de MMT-arts uiteindelijk op juridische grondslag de eindverantwoordelijkheid voor de hulpverlening. De MMT-arts draagt daarbij de verantwoordelijkheid voor de zorg niet over en begeleidt de patiënt zelf tijdens een noodzakelijk vervoer per ambulance. De 28 82 Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4 Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4 29 83 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 5 Uniforme MMT-inzetcriteria, evaluatie 30 84 31 85 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek 5.1 Inleiding moet inzicht worden verkregen om aan de bovengenoemde doelstellingen te kunnen Na het vaststellen en implementeren van de landelijke inzetcriteria MMT is het van beantwoorden. Omdat de meldkamer ambulancezorg (MKA) als startpunt fungeert belang periodiek te kunnen evalueren of de inzetcriteria voor de MMT’s in praktijk en hier de criteria worden toegepast, zal registratie primair op de MKA moeten goed werken. De evaluatie dient zich te richten op de mate waarin, en de wijze waarop plaatsvinden. Tevens zullen de verkregen gegevens vanaf de MKA moeten worden de criteria worden toegepast en bij voorkeur met welk resultaat. Op basis van een aangeleverd om elders registratie/toetsing te laten plaats vinden (onafhankelijk). dergelijke evaluatie kan dan, indien nodig, bijstelling plaatsvinden van de criteria of van de afspraken met betrekking tot de toepassing (procedure). Het doel hierbij is de 5.3.1 registratie gegevens op de MKA aanvullende zorg zo effectief mogelijk te benutten en zowel over- als ondertriage te Om objectief het gebruik van de inzetcriteria te kunnen evalueren zal binnen de RAV voorkomen. en specifiek op de MKA geregistreerd moeten worden of en waarom wel/niet, een MMT Deze evaluatie kan alleen plaatsvinden als de juiste informatie beschikbaar is. wordt ingezet. Vanuit GMS wordt voor elke oproep een extra rit aangemaakt. Deze Hieronder is het voorstel beschreven op welke wijze deze informatie geregistreerd en ritgegevens zijn eenvoudig te extraheren uit het huidige systeem. verzameld kan worden. Het is voor de werkgroep nog onduidelijk hoe de huidige meldkamerstructuur zich zal ontwikkelen. Het advies voor registratie in de meldkamer is dan ook beperkt tot 5.2 Doel registratie van de volgende zaken bij A1 oproepen, waarop de primaire inzetcriteria van Het doel van deze registratie is gericht op het volgen van de wijze waarop de toepassing zijn. inzetcriteria MMT worden toegepast en het optimaliseren van de hulpverlening door • Ja, waarom MMT en ambulancezorg. Het gaat onder andere om: • Nee, waarom nee. • Inzicht in de frequentie van MMT inzetten; > registratie bij MMT. • Cancel en reden (sitrap, MIST, etc.) • Inzicht in de (juiste) toepassing van de inzetcriteria; > registratie MKA. • Inzicht krijgen in de frequentie van cancels;> registratie bij MMT. 5.3.2 registratie door MMT • Inzicht krijgen in de (juiste) toepassing van de cancelcriteria; > registratie MKA. Ook bij de vier helicentra zijn de oproep- en inzetgegevens verkrijgbaar. Van belang is dat hierbij een minimale dataset afgesproken wordt. Het moge duidelijk zijn dat het doel van de registratie niet gericht is op het aantonen van Ten aanzien van het cancellen bestaat er ook bij de MMT’s een taak om de redenen van bestaansrecht van MMT-zorg of beïnvloeding van inzetfrequenties van de betreffende cancellen te achterhalen en te registreren. De betrokken RAV’s zullen hierbij faciliteren. MMT-voorzieningen naar boven of beneden. 86 5.3 Waar vindt de registratie plaats 5.4 Voorstel voor opzet registratie voor evaluatie inzetcriteria MMT In de samenwerking tussen MMT en ambulancezorg hebben we te maken met meerdere 5.4.1 Fase 1 uittesten wijze van registratie en dataset partners die elk vanuit hun eigen gezichtsveld met eigen registratiesystemen werken. Voordat de wijze van registratie en de te registreren data landelijk wordt doorgevoerd, Door het koppelen van systemen en of het extraheren van gegevens uit deze systemen lijkt het zinvol om in een ‘pilot-setting’ de haalbaarheid en werkbaarheid van de 32 Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5 Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5 33 87 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek voorgestelde wijze en data te onderzoeken, en indien nodig aan te passen. Een van de traumacentra wordt gevraagd om dit samen met de samenwerkende RAV’s uit te voeren. • AZNenLNAZbesluiten,opbasisvandeaanbevelingen,totaanpassingvandataset en werkwijze. • Gedurendeéénmaandvindtregistratieplaatsmetconceptdataset. • Registratiewijzewordtbeoordeeldopwerkbaarheid. 5.4.3 Fase 3 continueren/borgen afspraken • Dedatawordenbeoordeeldopdematewaarinzijbruikbaarzijnvoordeevaluatie. • AZNenLNAZmakenafsprakenoverhetcontinueren/borgenvanhetevaluatieproces Indien nodig vindt aanpassing plaats. en het structureel inbedden van dit proces binnen de beide organisaties. • Gedurendeéénvolgendemaandwordtopnieuwgeregistreerd.Opnieuwvindt evaluatie plaats. • Naeventueel2eaanpassingwordtsetvastgesteld. Een werkgroep, bestaande uit twee vertegenwoordigers namens het traumacentrum/ MMT en twee namens de RAV , begeleidt dit proces en evalueert de werkbaarheid. Een nog in te richten landelijke begeleidingscommissie MMT-inzetcriteria, bestaande uit vertegenwoordigers van AZN, (i.s.m. NVMMA en V&VN ambulancezorg) en LNAZ (vertegenwoordigers MMT-zorg) volgt de pilot, beoordeelt de informatie die de registratie oplevert en stelt, op basis van ervaringen regio, de registratieset en werkwijze vast. 5.4.2 Fase 2 landelijke implementatie registratie en tussenevaluatie • Degegevenssetendeafsprakenoverdewijzevanregistreren,wordeningevoerd binnen alle MMT-regio’s • Registratievindtplaatsgedurendeéénjaar. • Gegevenswordenregionaalverzameldenvervolgenscentraalaangeleverdbijde begeleidingscommissie. Voor de beoordeling van de gegevens wordt een extern/ onafhankelijk instituut ingeschakeld. • Opbasisvandeverzameldeengeanalyseerdegegevensvindtrapportageplaats. • Opbasisvanderapportagedoetdebegeleidingscommissieaanbevelingenaan AZN en LNAZ over aanpassing van de criteria en de afspraken met betrekking tot toepassing (procedure) 88 34 Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5 Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5 35 89 Netwerkafsprakenboek BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 bijlage 1 Primaire en secundaire inzetcriteria voor Mobiel Medische Teams in het Nederlandse prehospitale systeem van Spoedeisende Medische Hulpverlening 36 90 37 91 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Inzetcriteria gebaseerd op de toestand van de patient Opmerking: Uitgesloten is de ongecompliceerde primaire volwassen reanimatie; het Bewustzijn zgn. out of hospital cardiac arrest. Bewusteloos: ja of nee? Dit is een startvraag die in combinatie met uitvragen van onderstaande specifiekere d(isability): toestandsbeelden de noodzaak tot inzet van een MMT zeer waarschijnlijk maakt. • bewusteloosheid of dalend bewustzijn tijdens contact met patiënt (GCS ≤ 8) Opmerking: een GCS <8 is een bewusteloze patiënt met potentieel bedreigde A en B A(irway): met nog aanwezige reflexen Acuut bedreigde ademweg met noodzaak tot intubatie ten gevolge van • (dreigende) dwarslaesie • hoofd/halstrauma • status epilepticus, niet reagerend op medicatie volgens protocol, waarbij uitbreiding • oedeem, bijvoorbeeld t.g.v. anafylactische reacties • corpus alienum van medicatie en behandeling noodzakelijk is • ongevalpatiënten met noodzaak tot specialistische pijnbestrijding • verdenking inhalatietrauma • stridor E(xposure): • brandwonden in hoofd-/halsgebied • hoogenergetisch letsel met (open en/of gesloten) fracturen aan bovenbeen, bekken of B(reathing): • schotwonden, ernstige slag- of steekwonden aan schedel, borstkas of buikholte • acuut respiratoir falen, intubatie en beademing onder medicatie is geïndiceerd • scoop and run voor medische/chirurgische hulp; binnen scoop en run kan wervelkolom • iedere patiënt met ernstige afwijkingen van de ademfrequentie: Leeftijd - Ademfrequentie <1 - thoraxdrainage of thoracotomie prehospitaal levensreddend zijn Opmerking: Overweeg rendez vous tussen ambulance en MMT. <20; >50 • brandwonden >15% BSA (totale lichaamsoppervlakte) 2-5 - <15; >40 • (patiënten met brandwondencentrum indicatie) 5 -12 - <10; >35 • patiënt met ernstige onderkoeling <32 gr. C kerntemperatuur, waarbij > 12 - <10; >30 indicatiestelling voor extracorporele ondersteuning, danwel risico op het ontwikkelen • thoraxtrauma met SaO2 < 96%, ondanks 5 minuten zuurstof toediening (100%) van de indicatie te verwachten is c(irculation): • (vermoedelijke) reanimatie, waarbij 1e wagen niet < 10 min na melding ter plaatse kan zijn • persisterende shock klasse III of hoger • circulatoir falen waarvoor herhaald vasoactieve medicatie nodig is (dreigend circulatoir arrest) 38 92 Bijlage 1 Bijlage 1 39 93 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Inzetcriteria gebaseerd op de aard van de melding, gerelateerd aan de toestand van de patient (aard event): • landingsmogelijkheden bij ziekenhuizen • ongeval met of tegen trein/tram/vrachtwagen/bus/vliegtuig/schip Omdat deze factoren per inzet verschillen, zal het helikopter MMT- team per situatie al • ongevallen met personenauto’s met hoge snelheid waarbij: - slachtoffer weggeslingerd en/of deze factoren moeten afwegen en hierop een beslissing nemen in samenspraak met de • verkeerssituatie aanwezige hulpverleningsdiensten (OvDG en behandelend ambulanceteam). - meerdere gewonden en/of overleden medepassagiers - beknelling, bedelving of verdrinking In het algemeen kan worden gesteld dat het vervoer van een patiënt per helikopter • ongevallen met elektriciteit (incl. blikseminslag) tijdwinst op moet leveren voor: • explosie • de behandeling van de patiënt en de daarmee verbonden prognose • chemische, toxische en nucleaire incidenten waarbij uitgebreidere medische • de beschikbaarheid van het transporterende team voor nieuwe inzetten expertise en behandeling nodig is, die buiten LPA 7.1 valt • intoxicaties met industriële toxines (bijvoorbeeld landbouwbestrijdingsmiddelen) al dan niet in het kader van een Tentamen Suïcide Uit de literatuur blijkt dat in het algemeen de helikopter wordt ingezet bij transport van patiënten met: • grote brand met ingeslotenen • neurotrauma • duikongevallen, waarbij medisch specialistisch expertise tijdens behandeling en • instabiele thorax en buikletsels transport naar een duikmedisch centrum noodzakelijk is • verloskundige complicaties • brandwonden • amputaties Opmerking: bij alle gevallen van twijfel en in het bijzonder bij betrokkenheid van Cancelcriteria: kinderen kan de MKA het MMT inzetten. • 1De vitale functies (ABCD) zijn niet afwijkend: Vervoerscriteria: - RTS = 12 • aankomst ambulance op gegeven adres/locatie duurt langer dan 20 minuten • plek van ongeval is over de weg moeilijk of niet bereikbaar - EMV = 15 • Geen verslechtering te verwachten binnen 1 uur • Het slachtoffer is gesuccumbeerd De meest wenselijke vorm van transport van de patiënt naar het ziekenhuis is • Het betreft een valse melding afhankelijk van meerdere operationele factoren: • Er is een indicatie voor “Scoop and Run” (A en B stabiel, C echter niet stabiel) overleg • toestand van de patiënt en daaraan gerelateerde tijdsdruk voor klinische interventie in dit geval met MMT arts over een eventueel rendez vous met MMT • beschikbaarheid van de helikopter • weersomstandigheden • afstanden 40 94 Bijlage Bijlage 41 95 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Toepassing van inzetcriteria: De MKA centralist gebruikt als dringende richtlijnen bij de triage: 1. Het bewustzijn 2. De inzetcriteria gebaseerd op de toestand van de patiënt 3. De inzetcriteria gebaseerd op de aard van de melding 4. Voor kinderen en ouderen geldt dat sneller tot inzet wordt besloten in verband met de verhoogde kwetsbaarheid van beide categorieën 5. Bij een vraag van de hulpverlener ter plaatse volgt onmiddellijke inzet Geen discussie tijdens de inzetprocedure. Bij twijfel inzetten met de mogelijkheid tot cancellen. Afwijken van het toepassen van MMT inzetcriteria: Indien de MKA centralist afwijkt van het toepassen van de inzetcriteria dan dient dit beargumenteerd en geregistreerd te worden in verband met de evaluatie van de inzetcriteria. Dit geldt eveneens voor ambulance verpleegkundige en MMT-arts. 96 42 Bijlage 1 Bijlage 1 43 97 Netwerkafsprakenboek BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 bijlage 2 Samenstelling werkgroep 44 98 45 99 BIJLAGE B: MMT inzet- en cancelcriteria Traumacentrum West 2015 Netwerkafsprakenboek Samenstelling werkgroep Dhr. drs. H. Christiaans Medisch coördinator MMT Netwerk Acute Zorg, regio VUmc Dhr. dr. F. van Eenennaam Medisch manager ambulancezorg Ambulance Oost Mw. drs. M. Hoogeveen Programmamanager Ambulancezorg Nederland Dhr. drs. R.J. Houmes Medisch coördinator MMT Traumacentrum ZWN Dhr. dr. P. Hugen Medisch manager ambulancezorg RAV Kennemerland Dhr. P.J. Mulder Verpleegkundig specialist acute zorg Connexxion Ambulancezorg Noord-Oost Gelderland Dhr. drs. J. de Nooij Medisch manager ambulancezorg RAD Hollands Midden Dhr. G. Pijnenburg Verpleegkundig centralist MKA Dhr. drs. L. Poelhekke Traumachirurg UMC Radboud Dhr. drs. J.P. Valk Medisch coördinator MMT Traumacentrum Noord Nederland Anesthesiologie UMCG Mw. drs. R.M. Verheul MBA Algemeen Secretaris Landelijk Netwerk Acute Zorg (voorzitter werkgroep) 46 100 Bijlage 2 Bijlage 2 47 101 Netwerkafsprakenboek Traumacentrum West 2015 NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND BIJLAGE C NVT Level Criteria 102 103 Bijlage C. NVT Level Criteria Netwerkafsprakenboek Levelcriteria Traumachirurgie van de Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie en het Landelijk Beraad Traumacentrum/ Landelijk Netwerk Acute Zorg Onderstaande criteria betreffen minimumnormen en zijn vastgesteld voor de periode 2014-2018 1. Algemeen LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 basis profiel compleet niveau 1 ICU niveau 2 ICU niveau 3 ICU nee nee ja Aantallen ISS >15 0 0 >100 Aantal traumaopvang op shockroom per jaar 0 50 >300 LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 Aantal bedden shockroom 1 1 2 Aantal bedden met monitoring 5 5 10 Aantal kamers 5 5 10 Niet invasieve beademing ja ja ja Stabilisatie CWK ja ja ja nee ja ja Pulsoxymeter ja ja ja Zuigapparaat ja ja ja Thoraxdrainage mogelijkheid ja ja ja Beademingsmateriaal nee ja ja CO2 meting nee ja ja Levelindeling SEH-afdeling Intensive care indeling (CBO, 2013) Helikopterlandingsplaats 7x24 uur operationeel 2. Materiële middelen ziekenhuis (24x7 beschikbaar) SEH-afdeling Airway and cervical spine Intubatie mogelijk Breathing, ventilation and oxygenation 104 105 Bijlage C. NVT Level Criteria Netwerkafsprakenboek 2. Materiële middelen ziekenhuis (24x7 beschikbaar) - vervolg LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 Reanimatie mogelijkheden ja ja ja ECG monitor en defibrillator ja ja ja Standaard infusievloeistoffen ja ja ja Intraveneuze/ossale toediening ja ja ja Arteriële bloeddruk monitoring nee ja ja Infuus verwarmingsapparatuur nee ja ja Damage Control Surgery faciliteiten (thoracotomie set, C-clamp ed.) nee nee ja Neurologie afdeling aanwezig nee ja ja Neurochirurgische mogelijkheden aanwezig nee nee ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja Spoedlift van SEH naar OK nee wenselijk ja Cell saver nee nee ja ja ja ja - < 3 min looptijd op SEH Angiokamer nee ja ja MRI nee ja ja Circulation and haemorrhage control Disability Exposure/environment Expertise en materialen ter behandeling van monoletsels en enkelvoudige fracturen Röntgenfaciliteit op SEH Operatiekamers C-boog Radiologie-afdeling in ziekenhuis CT-scan Afstand van SEH naar CT (wenselijk) 106 107 Bijlage C. NVT Level Criteria Netwerkafsprakenboek 2. Personele middelen ziekenhuis LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 Anesthesiologie ja ja ja Intensivist ja ja ja Cardiologie ja ja ja Chirurgie ja ja ja Interne geneeskunde ja ja ja Kindergeneeskunde ja ja ja Neurologie ja ja ja Oogheelkunde ja ja ja Orthopaedie ja ja ja Radiologie ja ja ja Revalidatie ja ja ja KNO ja ja ja Mond-/kaakchirurgie nee ja ja Neurochirurgie nee nee ja Reconstructieve en microchirurgie nee nee ja SEH-opleiding allen allen allen TNCC / TNPC allen allen allen LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 NVT traumachirurg NVT traumachirurg NVT traumachirurg Traumachirurgie nee ja ja Chirurg met thoraxervaring nee nee ja NVvV vaatchirurg nee ja ja NVGIC GE-chirurg nee ja ja 24 uurs beschikbaarheid van medische specialisten SEH verpleegkundigen 3. De chirurgen Trauma-operaties verricht onder regie van 7x24 uur dekking chirurgen met aandachtsgebied: 108 109 Bijlage C. NVT Level Criteria Netwerkafsprakenboek 4. Organisatie ziekenhuis LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 NVT traumachirurg NVT traumachirurg NVT traumachirurg reanimatiesein traumasein traumasein kantooruren 7x24 uur 7x24 uur nvt <30 min <15 min Tijd tot operationele CT (na indicatiestelling; 7x24 uur) nvt <30 min <10 min Tijd tot operationele angiointerventie (na indicatiestelling; 7x24 uur) nvt <30 min <20 min ANIOS ANIOS AIOS ATLS ATLS ATLS chirurg NVT traumachirurg NVT traumachirurg ATLS ATLS/H-MIMS ATLS/H-MIMS Coördinator traumachirurgie SEH-afdeling Oproep traumateam Beschikbaarheid SEH-afdeling Operatiekamer Tijd tot operationele OK (na aanmelding patient; 7x24 uur) Radiologische faciliteiten Bezetting SEH-afdeling binnen kantooruren Arts aanwezig op SEH specifieke scholing Supervisor aanwezig specifieke scholing Wie staan klaar bij opvang van patient binnen kantooruren Chirurg (geldig ATLS certificaat) * ** NVT traumachirurg Anesthesioloog (geldig ATLS certificaat) * ** *** Neuroloog * ** *** Radioloog * ** *** SEH-verpleegkundige 1 2 2 Röntgenlaborant 1 1 2 ja ANIOS AIOS (min. 3e jaars) ATLS ATLS NVT traumachirurg <15 min NVT traumachirurg <15 min Bezetting SEH-afdeling buiten kantooruren heelkunde Arts aanwezig op SEH (geldig ATLS certificaat) specifieke scholing Supervisor beschikbaar ATLS nee * Gemandateerd basisarts, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig ** ANIOS, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig *** AIOS, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig 110 111 Bijlage C. NVT Level Criteria Netwerkafsprakenboek 4. Organisatie ziekenhuis - vervolg LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 Chirurg (geldig ATLS certificaat) nee ANIOS AIOS (min. 3e jaars) Anesthesioloog (geldig ATLS certificaat) nee gemandateerd basisarts AIOS Radioloog nee gemandateerd basisarts AIOS Neuroloog nee gemandateerd basisarts AIOS Internist nee gemandateerd basisarts AIOS Cardioloog nee gemandateerd basisarts AIOS Chirurg met thoraxervaring nee nee AIOS Neurochirurg nee nee AIOS (neurologie) Artsen in ziekenhuis aanwezig buiten kantooruren Personeel in ziekenhuis aanwezig buiten kantooruren Röntgen-laborant ja ja ja tot 23.00 uur 2 2 2 na 23.00 uur 1 1 2 * AIOS heelkunde AIOS (min. 3e jaars) * ** ** Anesthesioloog * *** **** Neuroloog * *** **** Radioloog * *** **** Wie staan klaar bij opvang van patiënten buiten kantooruren Chirurg NVT Traumachirurg Röntgenlaborant 1 2 2 SEH-verpleegkundige 1 1 2 Geactualiseerd ZIROP ja ja ja Geactualiseerd gewondenspreidingsplan (GHOR) ja ja ja Aantoonbaar voorbereid op CBRN-ramp ja ja ja Aantal oefeningen per jaar (live of table top) 2 2 2 Opgeschaalde of rampsituatie * ** 112 Gemandateerd basisarts, specialist zelf < 30 min na oproep aanwezig Specialist zelf < 15 minuten na oproep aanwezig *** SEH arts aanwezig, specialist zelf < 30 minuten na oproep aanwezig **** AIOS, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig 113 Bijlage C. NVT Level Criteria Netwerkafsprakenboek 5. Uitkomst van zorg LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 Neemt deel aan Landelijke Traumaregistratie ja ja ja Totale overleving (%) * * * nvt nvt * Overleving ISS >15 (%) * 6. Aanvullende criteria traumadifferentiatie (in SCHERP) Binnen C.I. voorspelde mortaliteit TRISS LEVEL 3 LEVEL 2 LEVEL 1 nee nee ja Leerum, 17 april 2013 114 115 Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West Netwerkafsprakenboek Inhoudsopgave 1.Inleiding a. Aanleiding b. Doelstellingen NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND BIJLAGE D Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West 2. Procedure en werkwijze visitatie a.Visitatiereglement b.Visitatiecommissie c. Voorbereiding visitatie d. Visitatierapport en visitatieverslag e.Visitatieprogramma f. Voorbereiding visitatiecommissie g. Tijdens de visitatie Bijlagen: Bijlage I: Reglement Visitatiecommissie Traumacentrum West Bijlage II: Gebruikte literatuur 06.03.2015 - concept 1.3 116 117 Netwerkafsprakenboek Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West 1.Inleiding a. Aanleiding In 1999 zijn het Leids Universitair Medisch Centrum, Medisch Centrum Haaglanden en het Hagaziekenhuis door de toenmalige Minister van Volksgezondheid aangewezen als Traumacentrum. Het LUMC is voor het Traumacentrum West coördinator en penvoerder van het traumazorgnetwerk. Bij die aanwijzing behoorde onder meer de opdracht te zorgen voor een goede verdeling van traumapatiënten over de verschillende ziekenhuizen in de regio. Het Traumacentrum kreeg de opdracht initiatief te ontwikkelen en regie te voeren over een proces dat er toe moet leiden, dat iedere traumapatiënt in het juiste ziekenhuis terecht komt, zowel wat betreft categorie als aantal. Ter ondersteuning van dit proces is een tweetal instrumenten ontwikkeld, namelijk een triageschema, op grond waarvan meldkamer en ambulancepersoneel gewonde patiënten in drie categorieën kunnen indelen (T1, T2 en T3 slachtoffers) en een trauma- en opschalingprofiel, op grond waarvan ziekenhuizen kunnen worden ingedeeld, eveneens in drie categorieën. Deze indeling geschiedt op basis van de in het ziekenhuis aanwezige specifieke infrastructuur en faciliteiten. Voor de regio West is tijdens in het verleden gevoerde platformbijeenkomsten een trauma- en opschalingprofiel vastgesteld voor de betrokken ziekenhuizen en is de levelindeling tot stand gekomen. De wens bestaat om een visitatiemodel te implementeren waardoor de levelindeling door de regio zelf getoetst kan worden. De huidige lijst met criteria op basis waarvan de levelindeling plaatsvindt, is vooral gericht op structuren en randvoorwaarden. Daarnaast bestaat de wens om te komen tot een evaluatie van de kwaliteit van geleverde traumazorg door de betrokken disciplines. Op basis van deze opmerkingen heeft Traumacentrum West het initiatief genomen een visitatiemodel te ontwikkelen, waardoor alle ziekenhuizen die bij de Traumaregio West zijn aangesloten, kunnen worden gevisiteerd. 118 b. Doelstellingen De doelstellingen van de visitaties zijn: 1. Het toetsen van de levelindeling, gericht op het traumazorgproces, van het ziekenhuis inclusief SEH-afdeling. 2. Het evalueren van de kwaliteit van het traumazorgproces (eerste opvang en vervolgzorg) en de resultaten van het handelen van betrokken disciplines. 3. Het toetsen van de mate waarin in het betreffende ziekenhuis aan kwaliteitsbevordering wordt gewerkt (verbetercultuur) en het geven van adviezen hierin. 4. Inzicht krijgen in de specifieke kwaliteiten van het betreffende ziekenhuis, die voor de regio West van belang zijn. 5. Het leren van elkaars competenties en mogelijkheiden. Met deze doelstellingen zal een visitatiecommissie de ziekenhuizen in Traumaregio West bezoeken. De visitatiecommissie stelt een verslag op dat met het betreffende ziekenhuis wordt besproken op feitelijke onjuistheden. Aan de hand daarvan kan het verslag nog worden bijgesteld en eventueel een plan van aanpak worden opgesteld ten aanzien van verbeterpunten. Het definitieve verslag wordt beschikbaar gesteld aan het management van Traumacentrum West en de directie van het gevisiteerde ziekenhuis, dat zorg draagt voor interne verspreiding. Op basis van de bevindingen bij de visitatie wordt de levelindeling vastgesteld. 119 Netwerkafsprakenboek Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West 2. Procedure en werkwijze visitatie a. Visitatiereglement Het is van groot belang dat een ziekenhuis weet door wie, op welke wijze en aan de hand van welke normen zij gevisiteerd zal gaan worden. Voor alle betrokkenen dienen de procedure, de toetsingsnormen en de aan de visitatie verbonden consequenties duidelijk te zijn. Deze aspecten worden uitvoerig beschreven in een visitatiereglement dat specifiek is opgesteld ten behoeve van de levelindeling van ziekenhuizen in Traumaregio West (bijlage I). b. Visitatiecommissie Ten behoeve van iedere visitatie wordt een visitatiecommissie ad hoc samengesteld. In deze commissie zijn de volgende disciplines vertegenwoordigd: - de manager van Traumacentrum West (voorzitter / secretaris); - de medisch coördinator Traumacentrum West; - een traumachirurg uit een academisch ziekenhuis; - een traumachirurg uit een ziekenhuis met een vergelijkbaar trauma en opschalingsprofiel als het te visiteren ziekenhuis; - een vertegenwoordiger van de GHOR regio van het te visiteren ziekenhuis; De visitatiecommissie ad hoc draagt zorg voor: - reglementaire uitvoering van de visitaties; - hoogwaardige kwaliteit van de uitvoering van de visitatie (waaronder kwaliteit van de visiteurs); - uniformiteit in beoordeling en verslaglegging; - voorstellen betreffende normontwikkeling voor de kwaliteit van het traumazorgproces; - initiatieven t.a.v. verbetering van de kwaliteit van het traumazorgproces; - het aandragen van verbeterpunten in het visitatiemodel. Teneinde het visitatieproces te kunnen verbeteren en regionaal te kunnen vergelijken is het van belang om gegevens goed te documenteren en archiveren. De visitatiecommissie maakt een schriftelijk visitatieverslag. De secretariële ondersteuning wordt verzorgd door Traumacentrum West. 120 De visitatiecommissie vormt een oordeel door: - bestudering van vooraf beschikbaar gestelde documentatie; - bestudering van door het ziekenhuis ingevulde vragenlijst levelindeling; - het voeren van gesprekken met: • Raad van Bestuur/Directie; • Medische Staf/traumatologiecommissie; • Leiding SEH (medisch coördinator SEH, vertegenwoordiger verpleging); - het bezoeken van het primaire proces (o.a door een rondleiding over de SEH-afdeling, IC afdeling, OK en verpleegafdeling). Als leidraad voor de visitatiegesprekken gelden: - Vragenlijst voor de leiding van de SEH - Vragenlijst voor de directie Naast de gesprekken is in het visitatieprogramma ruimte gereserveerd voor een rondleiding langs de betrokken ziekenhuisafdelingen teneinde de beschreven onderdelen te verifieren. c. Voorbereiding visitatie De manager van het Traumacentrum West en voorzitter VC bereiden de visitatie voor. Voor iedere visitatie maakt het secretariaat van het Traumacentrum West mappen klaar. Deze bevatten tenminste het visitatieprogramma, de ingevulde vragenlijsten, de protocollen traumaopvang en behandeling traumapatiënten. Deze mappen worden tijdig beschikbaar gesteld aan de commissieleden en het te visiteren ziekenhuis. d. Visitatierapport en visitatieverslag Het is van belang onderscheid te maken tussen visitatierapport en verslag. Het visitatierapport betreft alle door het te visiteren ziekenhuis vooraf ingevulde formulieren. In het visitatieverslag legt de visitatiecommissie haar bevindingen vast met betrekking tot: 1. Het trauma- en opschalingprofiel van het ziekenhuis; 2. De mate waarin het ziekenhuis aantoonbaar systematisch en gestruc tureerd de kwaliteit van de traumazorg bewaakt en bevordert (b.v.wordt de plan-do-check-act-cylus gevolgd ten aanzien van protocollen). 121 Netwerkafsprakenboek Het visitatieverslag bestaat uit: -Titelblad -Inhoudsopgave -Inleiding -Beleid - Traumazorgproces patiënt -Samenvatting - Conclusies en aanbevelingen (ingedeeld in 3 categorien: voorwaarde; zwaarwegend advies en aanbeveling) Voorwaarde: Een voorwaarde wordt gesteld indien ten aanzien van essentiële onderdelen bepaalde ernstige tekortkomingen zijn vastgesteld , die leiden tot een bedreiging van de veiligheid en kwaliteit van de patiëntenzorg. Per direct of uiterlijk binnen 6 maanden moeten maatregelen worden genomen. Afhankelijk van de vorderingen kan een traject worden uitgestippeld dat leidt tot hervisitatie. Indien een voorwaarde wordt gesteld wordt ook het bestuur van de NVT geinformeerd. Zwaarwegend advies: Een zwaarwegend advies wordt gegeven indien ten aanzien van een of meer onderdelen tekortkomingen zijn geconstateerd, die weliswaar voor het moment acceptabel zijn maar die in de naaste toekomst moeten worden verbeterd. Het verbetertraject moet zo spoedig mogelijk worden ingezet en dienen maximaal binnen 2 jaar te zijn uitgevoerd. tussentijds, dwz binnen maximaal 1 jaar zal er een tussenrapportage worden gevraagd. Afhankelijk van de vorderingen kan een traject worden uitgestippeld dat leidt tot hervisitatie. Indien een voorwaarde wordt gesteld wordt ook het bestuur van de NVT geinformeerd. Aanbeveling: Een aanbeveling wordt gegeven wanneer de praktijkvoering op een of meer onderdelen kan worden verbeterd. De huidige situatie wordt als acceptabel aangemerkt en valt binnen de geldende kwaliteitsnorm. Aanbevelingen dienen binnen 5 jaar te zijn uitgevoerd. 122 Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West e. Visitatieprogramma voorbeeld 8.45 uur Ontvangst en presentatie ziekenhuis 9.30 uur Gesprek met leiding SEH (medisch hoofd en verpleegkundige) 10.00 uur Gesprek met traumachirurg(en) / vertegenwoordigers medische staf betrokken bij de traumazorg 10.30 uur Rondleiding SEH (en IC) 11.15 uur Gesprek met vertegenwoordiger directie 11.30 uur Afrondende bespreking visitatiecommissie ad hoc 11.45 uur Afsluitend gesprek met leiding SEH, traumachirurg en vertegenwoordiger directie 12.00 uur Einde visitatie f. Voorbereiding visitatiecommissie Voorafgaand aan de visitatie wordt het ziekenhuis gevraagd de bijlagen III en IV in te vullen en te retourneren aan het secretariaat van Traumacentrum West. Naar gelang het doel van de visitatie en het oordeel van de visitatiecommissie, wordt aan het te visiteren ziekenhuis gevraagd voorafgaand aan de visitatie onderstaande documenten op te sturen: -Kwaliteitskeurmerk; - Beleidsplan ziekenhuis (visie RvB op traumatologie); - Beleidsplan SEH; - Medisch beleidsplan; - Jaarverslag ziekenhuis en jaarverslag SEH. Op basis van deze gegevens bereidt de commissie zich inhoudelijk voor. g. Tijdens de visitatie Documenten ter inzage tijdens de visitatie Tijdens de visitatie kan de commissie ad hoc vragen om inzage in de kwaliteits- of opleidingsvisitatierapporten van de specialismen betrokken bij de traumazorg en relevante ziekenhuisprotocollen. Aan de hand van gesprekken en met gebruikmaking van de vragenlijsten vormt de commissie zich vervolgens een beeld van de huidige kwaliteit van de traumazorg en de levelindeling. Hiervan wordt door de visitatiecommissie een verslag gemaakt. 123 Netwerkafsprakenboek Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West Bijlage I: Reglement Visitatiecommissie Traumacentrum West Artikel 1. Status Het Leids Universitair Medisch Centrum, Medisch Centrum Haaglanden en het Hagaziekenhuis zijn door de toenmalige Minister van Volksgezondheid aangewezen als Traumacentrum en heeft de organisatie hiervan neergelegd bij het Traumacentrum West. Het LUMC is voor het Traumacentrum West coördinator en penvoerder van het traumazorgnetwerk. Het Traumacentrum West werkt onder verantwoordelijkheid van de sector traumatologie van de afdeling heelkunde van het LUMC. Het Traumacentrum bestrijkt het gebied West, te weten de veiligheidsregios Haaglanden en Hollands Midden. Op basis van de beleidsvisie “Traumazorg in het Jaarboek NVT” heeft het Traumacentrum de taak de levelindeling met betrekking tot traumapatiënten te complementeren. Dit betekent dat alle ziekenhuizen in Traumaregio West hieraan moeten deelnemen. Het visitatiemodel dat ontwikkeld is door het Traumacentrum West is een instrument om de levelindeling te toetsen en waar nodig aan te passen. Ten behoeve van de uitvoering van het visitatiemodel is een Visitatiecommissie (VC) samengesteld. De VC is een ad hoc commissie van het Traumacentrum West. Artikel 2. Instelling De VC ad hoc wordt ingesteld door het Traumacentrum West krachtens de opdracht van het ministerie van VWS zoals vastgelegd in de beleidsvisie “Traumazorg” (VWS 12 oktober 1998 CSZ/ZT 9816598) en de beleidsvisie “Traumazorg in het Jaarboek NVT”. Na het succesvol afgerond hebben van een visitatie wordt de VC ad hoc automatisch opgeheven. Voor een volgende visitatie wordt een nieuwe VC samengesteld door het Traumacentrum. Artikel 3. Doelstelling De VC heeft als doel om in het kader van het kwaliteitsbeleid van Traumacentrum West een adequaat systeem van kwaliteitsvisitaties van de regionale ziekenhuizen te ontwikkelen en onderhouden. Als basis voor de toetsing van de kwaliteit van het traumazorgproces wordt uitgegaan van het vigerende 124 model “Levelindeling Traumatologie”, zoals opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Traumatologie. De doelstellingen van de visitaties zijn: 1. Het toetsen van de levelindeling, gericht op het traumazorgproces van het te visiteren ziekenhuis, inclusief de afdeling SEH; 2. Het evalueren van de kwaliteit van het traumazorgproces (eerste opvang en vervolgzorg) en de resultaten van het handelen van betrokken disciplines; 3. Het toetsen van de mate waarin in het betreffende ziekenhuis aan kwaliteitsbevordering wordt gewerkt (verbetercultuur) en het geven van adviezen hieromtrent; 4. Inzicht krijgen in de specifieke kwaliteiten van het te visiteren ziekenhuis die voor de Traumaregio West van belang zijn; 5. Het leren van elkaar. Artikel 4. Samenstelling van de Visitatiecommissie ad hoc a. De commissie wordt samengesteld door Traumacentrum West. b. De commissie telt tenminste 5 leden: de manager Traumacentrum West, de medisch coördinator Traumacentrum West, een academisch traumachirurg, een niet-academisch traumachirurg, een vertegenwoordiger van de GHOR. c. In de visitatiecommissie kunnen geen visiteurs zitting hebben die werkzaam zijn in het te visiteren ziekenhuis. d. Het te visiteren ziekenhuis kan tegen één of meer visiteurs van de ad hoc commissie gemotiveerd bezwaar maken bij het Traumacentrum West. Indien het Traumacentrum dit bezwaar gegrond acht, wordt de samenstelling van de commissie gewijzigd. Indien geen overeenstem ming wordt bereikt over de samenstelling, kan het te visiteren ziekenhuis schriftelijk bezwaar aantekenen bij het hoofd van de sector traumatologie van het LUMC. e. De secretariële ondersteuning wordt geleverd door Traumacentrum West. 125 Netwerkafsprakenboek Artikel 5. Benoeming a. De voorzitter / secretaris van de commissie is de manager Traumacentrum West. b. De overige leden worden benoemd door het Traumacentrum. Artikel 6. Taakomschrijving De visitatiecommissie ad hoc a. stelt de vragenlijst voor de kwaliteitsvisitatie vast; b. stelt de visitatieprocedure vast; c. stelt het visitatieprogramma vast; d. voert het visitatieprogramma uit volgens de afgesproken procedure; e. vraagt tijdig de benodigde documentatie over het te visiteren ziekenhuis op; f. maakt het visitatieverslag en stelt dit ter beschikking aan het Traumacentrum West; g. houdt landelijke ontwikkelingen bij en stelt zo nodig aanpassingen van het model voor; h. Het Traumacentrum West stelt het visitatieverslag vast en stelt dit verslag ter beschikking aan het betreffende ziekenhuis. Artikel 7. Geheimhouding De leden van de VC hebben een zwijgplicht over de bevindingen. De visiteurs zijn niet gerechtigd zonder overleg en toestemming van Traumacentrum West mondelinge of schriftelijke mededelingen naar buiten te doen. Artikel 8. Werkwijze a. De voorzitter coördineert de werkzaamheden van de VC. b. De voorzitter leidt de vergaderingen. Bij diens afwezigheid kiezen de leden uit hun midden een plaatsvervanger. c. Het secretariaat Traumacentrum voert in overleg met de voorzitter de correspondentie, schrijft vergaderingen uit, notuleert en archiveert. d. Ieder commissielid heeft recht op het uitbrengen van één stem. e. Besluiten worden met meerderheid van stemmen genomen. f. Besluiten kunnen slechts worden genomen met meerderheid van stemmen (waaronder die van de voorzitter). g. De visitatiecommissie voert de visitatie uit. 126 Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West h. Indien naar de mening van de VC blijkt dat de kwaliteit van het traumazorgproces of geneeskundige zorg onvoldoende is of dreigt te worden, dan besluit de VC om: 1. bij zwaarwegende aanbevelingen een schriftelijke rapportage van de vakgroep te vragen over de verbeteringen binnen één jaar na de betreffende visitatie en/of 2. een (gedeeltelijke) hervisitatie na een bepaalde periode op te leggen. i. Indien het gevisiteerde ziekenhuis het niet eens is met het visitatie verslag, kan zij schriftelijk en gemotiveerd bezwaar aantekenen bij Traumacentrum West. De voorzitter van de commissie voorziet in een schriftelijke en/of mondelinge toelichting met een gemandateerde vertegenwoordiging van het betreffende ziekenhuis. Zouden nadien nog bezwaren bestaan, dan kan het gevisiteerde ziekenhuis schriftelijk en gemotiveerd bezwaar aantekenen bij het hoofd van de sector trauma tologie van het LUMC en deze verzoeken om te toetsen of het visitatie verslag zorgvuldig tot stand is gekomen. Mocht deze concluderen dat de benodigde zorgvuldigheid niet in acht is genomen, dan zal de visitatie als niet uitgevoerd worden beschouwd en een nieuwe visitatie door een nieuw te benoemen VC worden uitgevoerd. Artikel 9. Verslag a. De voorzitter van de VC brengt verslag uit aan het hoofd van het Traumacentrum West (zijnde het sectorhoofd traumatologie). b. Er wordt een schriftelijk verslag van de werkzaamheden uitgebracht ter publicatie in het jaarverslag van Traumacentrum West. c. De VC zal voor de praktische uitvoering van haar taken worden ondersteund door het secretariaat van Traumacentrum West. Artikel 10. Herziening van het reglement Een voorstel tot herziening van dit reglement moet, al dan niet op voordracht van de VC, bij Traumacentrum West worden ingediend. 127 Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West Netwerkafsprakenboek Artikel 11. Uitkomsten visitatie Indien de procedure volledig en correct doorlopen is, zijn de uitkomsten van de visitatie bindend. De uitkomsten van de gehouden visitatie met betrekking tot de levelindeling zullen tijdens het regionale traumaoverleg worden gecommuniceerd en opgenomen in het triageschema voor traumapatiënten. Artikel 12. Slotbepalingen 1. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt Traumacentrum West na overleg met het sectorhoofd traumatologie van een van de naastgelegen traumaregio’s (AMC, ErasmusMC en UMCU) een besluit. 2. De leden van de VC zijn ten opzichte van de leden van de gevisiteerde ziekenhuizen, noch ten opzichte van derden betrokken bij de visitatie, in enigerlei opzicht aansprakelijk voor de uitvoering of uitkomst van de visitatie, noch voor de gevolgen daarvan. Bijlage II: Gebruikte literatuur • Kwaliteitsvisitatie nieuwe stijl. Handboek voor wetenschappelijke verenigingen. 2005. Orde van Medisch Specialisten en Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO. J.A. Fossen, J.W. Hagemeijer, J.S. de Koning, S.I. van Logtestijn, M.J.M.H. Lombarts. • Bezoek of bezoeking. Juridische aspecten van visitatie. Dr. M.J.M.H. Lombarts, prof. Mr. F.C.B. van Wijmen, J.L.M. van de Klundert. 2005. Bohn Stafleu van Loghum. • Dit document is opgesteld naar analogie van: Visitatie in de traumazorg regio Noord Nederland, UMCG en Visitatie Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio Zuid West Nederland, EMC Dit reglement zal regelmatig worden getoetst in het regionaal traumaoverleg. 128 129 Netwerkafsprakenboek Bijlage E. Medewerkers Traumacentrum West Bestuur Prof. Dr. Inger Schipper is hoofd van Traumacentrum West en hoogleraar Traumachirurgie in LUMC. Samen met haar wordt het bestuur van het Traumacentrum West gevormd door prof.dr R.A.E.M. Tollenaar (divisie voorzitter), drs. L. Been (manager bedrijfvoering divisie 1) en dhr. B.Nijman (manager zorg). NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND BIJLAGE E Medewerkers Traumacentrum West Medisch coördinatoren De medisch coördinatoren van Traumacentrum West zijn • Prof. Dr. Inger Schipper, Hoofd Traumacentrum & Hoogleraar Traumatologie LUMC • Dr. Steven Rhemrev, Medisch coördinator Traumacentrum West en Traumachirurg • Drs. Hub. van der Meulen, Medisch coördinator Traumacentrum West en Traumachirurg Zij vormen samen met de manager, Ties Molenaar, het team dat de grote lijnen binnen de regio bespreekt en inzet. Manager TCW Dr. Ties Molenaar is de manager bij Traumacentrum West. Zijn taak is de contacten in de regio te onderhouden en zorg te dragen voor de continuïteit van afspraken met alle ketenpartners betrokken bij de traumazorg. Ook ziet hij toe op organisatie en uitvoering van de traumaregistratie. Secretariaat Manon Bouhuis en Simone de Jong vormen het secretariaat van Traumacentrum West. Zij fungeren als spil in het traumanetwerk en ondersteunen bij alle organisatorische taken. Datamanager Floris Kanters is werkzaam bij het Traumacentrum West als datamanager. Hij levert antwoorden aan op data-vragen uit de regio en probeert waar mogelijk de ICT infrastructuur te verbeteren. Daarnaast onderhoudt hij de contacten met verschillende ziekenhuizen m.b.t. de invoer voor de traumaregistratie. Onderzoekscoördinator Dr. Pieta Krijnen coördineert alle traumagerelateerde onderzoeken in zowel het LUMC als bij een aantal regioziekenhuizen. Onder haar voorzitterschap wordt wekelijks de voortgang van het onderzoek en resultaten besproken in de Trauma Researchbespreking. 130 131 Bijlage F. MTOS+ dataset Netwerkafsprakenboek NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND BIJLAGE F MTOS+ dataset 132 MTOS+ dataset De MTOS+ gegevens bestaan onder andere uit demografische gegevens, datum en tijd van opname, vitale parameters, informatie over eventuele overplaatsingen, de ontslaggegevens plus het letsel. Het letsel wordt aan de hand van verslaglegging in het medisch dossier gecodeerd volgens de Abbreviated Injury Scale (AIS) versie 1998. In dit internationale scoresysteem worden de letsels ondergebracht in negen lichaamsregio’s om aan te geven waar het letsel zich bevindt op het lichaam: 1. hoofd 2. gezicht 3. nek 4. thorax 5. abdomen 6. wervelkolom 7. bovenste extremiteiten (armen) 8. onderste extremiteiten (benen) 9. huid en overig Binnen deze 9 lichaamregio’s kunnen selecties gemaakt worden op een anatomische structuur, waarbinnen wederom alle mogelijke letsels getypeerd kunnen worden. Ook de ernst van het letsel wordt geregistreerd in 6 categorieën: 1. zeer licht letsel 2. licht letsel 3. tamelijk ernstig letsel 4. ernstig letsel 5. zeer ernstig letsel 6. (bijna) dodelijk letsel 133 Netwerkafsprakenboek Bijlage F. MTOS+ dataset Hieronder staat een overzicht van de gegevens uit de MTOS+ dataset weergegeven: Patiëntkarakteristieken: •ZISnummer • Geboortedatum • Geslacht • Postcode •Woonplaats Prehospitaal: • Vervoer (eigen vervoer, ambulance, helikopter, onbekend) • Aanrijdtijden (tijdstip ongeval, melding, aankomst patiënt, vertrek patiënt) • EMV scores •Ademhalingsfrequentie • Systolische bloeddruk • Letselmechanisme (stomp of scherp) SEH-bezoek: • Aankomsttijd • EMV scores •Ademhalingsfrequentie • Systolische bloeddruk • Vertrektijd SEH • Bestemming na SEH Utstein criteria per 1-1-2014: 1. Oorzaak/intentie van het ongeval 2. Oorzaak/intentie van het ongeval (detail) 3. Comorbiditeit vóór het ongeval 4. Prehospitale hartstilstand 5. Prehospitale intubatie 6. Type eerste spoedinterventie 7. Indien andere spoedinterventie 8. Tijdstip eerste spoedinterventie 9. Activatie traumateam SEH 10.Arterieel base overschot 11.Tijdstip bereiken normale BE waarde 12.Coagulatie: INR 13.Tijdstip eerste CT-scan 14.Aantal beademingsdagen 15.Hoogste level hospitale zorg 16.Glasgow Outcome Scale Score bij ontslag ziekenhuis 17.Datum en tijdstip overlijden Letsels: • AIS codes (diagnose codes aan de hand van AIS 1990 update 98 van alle letsels van de patiënt) Ontslag • Ontslagdatum en -tijd • Aantal dagen op IC •Ontslagbestemming •Overlijden 134 135 Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West Netwerkafsprakenboek 1. Inleiding NETWERKAFSPRAKENBOEK TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND BIJLAGE G Regionaal Gewondenspreidingsplan Regio West maart 2015 - versie 1.2 136 Doelstelling: Het gewondenspreidingsplan van Traumaregio West (Hollands Midden & Haaglanden) voorziet in een procedure en richtlijn om te komen tot optimale spreiding van gewonden. In dit plan zijn de volgende uitgangspunten belangrijk: • In ieders belang zorgen voor afstemming en het maken van eenduidige afspraken over een kwalitatief goede behandeling van patiënten op de plaats van ongeval/ramp tot en met de SEH van een ziekenhuis. • In ieders belang maken van hanteerbare afspraken om te komen tot een kwalitatief goede behandeling van patiënten. • Het belang van de patiënt, ook in crisis- en rampomstandigheden, staat voorop. Criteria gewondenspreiding: Er is sprake van een groot aantal slachtoffers en dusdanige letsels dat er op de behandel- en opnamecapaciteit van meerdere regionale ziekenhuizen volledig aanspraak wordt gemaakt. Verantwoordelijkheid: Op basis van de Beleidsregels uitvoering artikel 6, derde lid, Tijdelijke wet ambulancezorg zijn de volgende verantwoordelijkheden vastgelegd: • Regionale Ambulancevoorziening is verantwoordelijk voor het hebben van een actueel gewondenspreidingsplan dat een overzicht bevat van de medische behandelcapaciteit van ziekenhuizen en is de RAV verantwoordelijk voor wat betreft de afstemming en afspraken tussen ziekenhuizen, ambulancedienst en GHOR • GHOR is verantwoordelijk voor wat betreft de coördinatie en regie tijdens de ramp of crisis • Ziekenhuizen dragen zorg voor de medische behandelcapaciteit en het besluit tot in werking treden ZIROP. • De Meldkamer Ambulancezorg (als onderdeel van de RAV) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het gewondenspreidingsplan tijdens een ramp of crisis. Dit wordt door de Coördinator gewonden vervoer (CGV) gedaan. 137 Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West Netwerkafsprakenboek Communicatie: • Medewerkers ambulancedienst (eerste Ambulance) laten ACGZ (Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg) / OvD-G (Officier van Dienst Geneeskundig) alarmeren door de MKA • OvD-G /al dan niet in overleg met ACGZ (Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg) besluit tot voorwaarschuwen/alarmeren ziekenhuizen en MKA’s andere regio’s • OvD-G / ACGZ besluit tot afschaling en intrekken voorwaarschuwing • ACGZ houdt contact met het crisisteam van het ziekenhuis over de voortgang en het verloop van de hulpverlening (beleidszaken) • MKA waarschuwt/ alarmeert MKA’s van andere regio’s • MKA geeft melding voor afschaling en intrekken voorwaarschuwing • Ziekenhuis bepaalt wijze en mate van opschaling van het ziekenhuis • Ziekenhuis is na 30 minuten in staat om de gewenste capaciteit conform het spreidingsplan op te vangen • Gedurende de hulpverlening houden MKA en SEH van het ziekenhuis contact over de specifieke opvangcapaciteit van het ziekenhuis. Ziekenhuis kan MKA verzoeken om voor andere spreiding zorg te dragen We maken onderscheid in 3 categorieën patiënten: T1: Gewonden wier leven onmiddellijk wordt bedreigd. ABC instabiel. T2: Gewonden wier leven na enkele uren wordt bedreigd. Te behandelen binnen 6 uur. T3: Lopende patiënt zonder levensgevaarlijke wonden. De primaire triage is simpel, het kan door alle hulpverleners worden uitgevoerd ten velde. Ja Loopt Ja Gewond T3 (Uitgesteld) Nee Ademt Ja Open ademweg Ademt < 9/min of > 30/min Ademfrequentie Polsslag Omdat ziekenhuizen zeer dynamisch zijn en van uur tot uur over een andere opvangcapaciteit beschikken dient hier rekening mee gehouden te worden bij het hanteren van deze getallen. De medische behandelcapaciteit (MBC) getallen moeten daarom gezien worden als richtwaarden. Regio West Voor regio Haaglanden & Hollands Midden is een lijst opgesteld met daarin de globale behandelcapaciteit per ziekenhuis. Los van het feit dat daarmee een verhoudingsgewijze spreiding binnen de regio mogelijk is (en daarmee de last gelijk verdeeld kan worden) is het mogelijk om te kijken tot welk (kwantitatief) niveau de gehele regio een incident zelf kan beheersen. Om in dit laatste gebruiksdoel te voorzien zijn handelsopties bij drie scenario’s opgenomen. Ook deze gegevens zijn globaal en geven slechts een snelle eerste indicatie van te nemen maatregelen. Gezien dit karakter van het gewondenspreidingsplan is besloten absolute getallen te gebruiken en geen verhoudingen. De optelsom van de getallen geven een indicatie voor de totale behandelcapaciteit in de regio en geven daarmee richting aan de handelsopties. Overleden Ja Ja 10-29/min Nee Gebruik van gewondenspreidingsplan In het gewondenspreidingsplan (GSP) is de verdeling van ernstige letselslachtoffers over de ziekenhuizen in onze regio en aangrenzende regio’s geregeld. De regio’s Haaglanden en Hollands Midden vallen onder de traumaregio West Nederland en hebben het LUMC/ MCH en HagaZiekenhuis als traumaziekenhuizen in de traumaregio. Het betreft een plan voor de eerste fase na het voltrekken van een ramp of grootschalig incident. De getallen zijn derhalve alleen van toepassing op het eerste uur en op de patiënt categorieën T1 & T2. Daarna moet de communicatie actuele en gepaste invulling geven aan de optimale spreiding van gewonden over de ziekenhuizen en/of regio’s. > 120/min < 120/min T1 (Onmiddelijk) T2 (Urgent) (Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) 138 139 Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West Netwerkafsprakenboek 2. Spreidingsplan regio West (Haaglanden / Hollands Midden) In dit plan wordt er vanuit gegaan dat ten tijde van een ramp of groot ongeval er een beroep gedaan wordt op de medische behandelcapaciteit (MBC) van de ziekenhuizen. Met andere woorden, hoeveel patiënten kan een ziekenhuis aan. De MBC voor de ziekenhuizen in regio West is opgehangen aan de trauma-levelindeling van de ziekenhuizen in onze regio. De MBC is vastgesteld op basis van het aantal beschikbare traumateams en de geschatte capaciteit van ieder traumateam in het eerste uur 1,2. Ondanks dat deze norm ter discussie staat kan deze norm als globaal uitgangspunt dienen. Waar de regionale ziekenhuizen aangeven dat de MBC anders is dan momenteel blijkt uit de trauma-levelindeling, is in overleg met betreffend ziekenhuis de MBC aangepast. Type Aantal 1e uur Behandelmogelijkheid trauma’s MCH Westeinde T1 5 Monotrauma volwassenen (level 1) T2 10 Monotrauma kind tot 16 jaar Multitrauma volwassenen Multitrauma kind tot 16 Neurotrauma volwassenen Neurotrauma kind tot 16 jaar Specifieke zorg: Brandwonden, Strokebed, Trombolyse, ICD centrum MCH Anthoniushove Aanloopziekenhuis (level 3) Monotrauma volwassenen (tijdens kantooruren) 1. Hirschberg et al. - Triage and Trauma Workload in Mass Casualty: Ziekenhuis A Computer Model, J. of Trauma, 2010 Monotrauma kind tot 16 jaar 2. De Boer et al. – Order in Chaos, J. of Emergency Medicine, 1995 Bij een groot ongeval of een ramp met veel slachtoffers zal de centralist (of Coördinator Gewondenvervoer) na de voorwaarschuwing/ alarmering van het ziekenhuis gewonde slachtoffers gaan spreiden op basis van onderstaande verdeling. Hierbij kan de incidentlocatie en aanrijtijd naar een ziekenhuis mede bepalend zijn. (tijdens kantooruren) HAGA Leyenburg T1 5 Monotrauma volwassenen (level 1) T2 10 Monotrauma kind tot 16 jaar Multitrauma volwassenen Multitrauma kind tot 16 (bij voorkeur naar JKZ) Overzicht voor traumaregio West: Neurotrauma volwassenen Neurotrauma kind tot 16 jaar Ziekenhuis Type Aantal 1 uur Behandelmogelijkheid trauma’s Specifieke zorg: Brandwonden, Strokebed, Trombolyse, ICD centrum LUMC T1 5 Monotrauma volwassenen HAGA JKZ T1 3 Uitsluitend voor kinderen (level 1) T2 10 Monotrauma kind tot 16 jaar (level 3) T2 6 Monotrauma kind tot 16 jaar e Multitrauma volwassenen Multitrauma kind tot 16 Multitrauma kind tot 16 Neurotrauma volwassenen Neurotrauma kind tot 16 jaar Specifieke zorg: Brandwonden, Strokebed, Trombolyse, ICD centrum 140 141 Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West Netwerkafsprakenboek Ziekenhuis Type Aantal 1e uur Behandelmogelijkheid trauma’s Groene Hart T1 2 Monotrauma volwassenen (level 2) T2 4 Monotrauma kind tot 16 jaar Reinier de Graaf T1 2 Monotrauma volwassenen (level 2) T2 6 Monotrauma kind tot 16 jaar Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp T1 2 Monotrauma volwassenen (level 2) T2 6 Monotrauma kind tot 16 jaar Bronovo T1 1 Monotrauma volwassenen (level 3) T2 4 Monotrauma kind tot 16 jaar (tijdens kantooruren) Alrijne Ziekenhuis Leiden (level 3) Monotrauma volwassenen T2 4 (tijdens kantooruren) Monotrauma kind tot 16 jaar (tijdens kantooruren) 142 ‘t Lange Land T1 1 Monotrauma volwassenen (level 3) T2 4 Monotrauma kind tot 16 jaar Totaal T1 23 T2 62 3. Procedure gewondenspreiding Voor het bepalen van de opvangcapaciteit en de coördinatie van het gewondenvervoer is er een goede communicatie en afstemming nodig tussen de driehoek: plaats incident (GHOR), ziekenhuizen en MKA. MKA Ambulance MBC Plaats incident (GHOR) Ziekenhuizen Coördinatie: De MKA is de top van de driehoek en is verantwoordelijk voor de coördinatie tussen de twee poten: ambulances/plaats incident en ziekenhuizen. MKA: De MKA dienstdoende centralisten (aanname en uitgifte) stellen op basis van de melding een beeld samen. In overleg met de leidinggevende (coördinator) van de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) en/of op advies van de OvD-G wordt de CGV –functie binnen de MKA ingevuld binnen 2 minuten nadat aan de inzetcriteria (CGV) voldaan is. De CGV zit in de meldkamer (MKA) of in de Calamiteitenmeldkamer op het explain. Taken: • Het coördineren (en registreren) van de afvoer van gewonden gebruik makend van het gewondenspreidingsplan en aansluitend bij de actuele medische behandelcapaciteit van de diverse ziekenhuizen. • Is liaison tussen de MKA en ACGZ • Voert besluiten van de OvD-G en/of ACGZ mbt. voorwaarschuwing, alarmering en afschaling ziekenhuizen en MKA in buurregio’s uit • Registreert de vervoerde slachtoffers • Zorgt voor een slachtofferoverzicht tbv verwanteninfo en slachtoffer info en deelt deze met de ACGZ (GHOR) 143 Netwerkafsprakenboek Communicatielijnen: • Ontvangt informatie over aantallen en typen gewonden van OvD-G • Onderhoudt contacten met ambulancebemanning, ziekenhuizen, OvD-G, CvD-G, ACGZ, politie, brandweer, MKA en MKA andere regio’s. • Stuurt ambulances aan met betrekking tot de spreiding en bepaalt naar welke ziekenhuizen gewonden vervoerd worden. Ziekenhuis: stelt hiervoor een coördinator aan. Taken: • Aanstellen coördinator o.a. als contactpersoon ACGZ/MKA • (voorbereiden op) in gang zetten ZIROP/opschaling • MKA/ACGZ informeren over up to date opvangcapaciteit ziekenhuis voor categorieën gewonden (in triageklasse en specifiek letsel) in tijdseenheden. • Registratie van alle binnengekomen gewonden (gerelateerd aan incident): - per triageklasse -bij voorkeur met NAW gegevens -slachtoffervolg-registratie in ziekenhuis zelf (locatie) • Registratie van uitgaande gewonden indien verplaatst naar een ander ziekenhuis of andere verblijfplaats. • (informeren ACGZ over) registratie gewonden (NAW, letsel, verblijfplaats) Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West Communicatielijnen: • De OvD-G onderhoudt contact met ACGZ, CGV, HGN (Hoofd Gewonden nest), ambulances, GnK-C. • Maakt (na verkenning en op basis van de informatie van de eerste ambulance) een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van een incident. • Schaalt indien nodig op, kan monodisciplinair (MMT, ambulancebijstand • Stemt de gewondenafvoer af met de CGV. Plaats incident: Hoofd gewondennest Taken: • Verantwoordelijk voor gewondentriage, coördineren behandeling ter plaatse, transport van gewonden op basis van gewondentriage. • Verantwoordelijk voor slachtofferregistratie in het veld. Communicatielijnen: • Hoofd Gewondennest onderhoudt contact met CGV, OvDG, ambulances, GnK-C. Communicatielijnen: • Onderhoudt contacten met hoofd SEH, ACGZ, CGV en andere afdelingen acute zorg (IC OK). Plaats incident: OvD-G Taken: • Eindverantwoordelijk voor gewondentriage, coördineren behandeling ter plaatse, transport van gewonden op basis van gewondentriage. • Eindverantwoordelijk voor slachtofferregistratie in het veld (zie CGV verderop). 144 145 Netwerkafsprakenboek Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg (ACGZ): De ACGZ werkt op tactisch niveau en is de hoogst leidinggevende van de operationele GHOR organisatie. ACGZ heeft het overzicht over het verloop van het incident. Hoofdtaak: • Coördineert het incident (gewondenvervoer, bijstand, aantallen gewonden, aard en type letsel, gewondenspreiding) • Besluiten tot ambulancebijstand • Scheiden gewondenvervoer en opvang van rivaliserende cq risicogroepen Deeltaken: • Informeert de DPG (Directeur Publieke Gezondheid) ingeval inschakelen ZIROP ziekenhuizen en RAV • Up to date (laten) informeren van ziekenhuizen over bovenstaande en informatie (laten) verzamelen van ziekenhuizen over opvangcapaciteit • Besluit (indien nog niet door OvD-G gedaan) over voorwaarschuwing, alarmering, afschaling van ziekenhuizen in de regio en MKA in andere regio’s • Informeert en delegeert dit aan de CGV • Verzamelt up to date gegevens over aantallen en locatie van gewonden, aard en ernst van letsel tbv DPG • Rapporteert aan en adviseert de DPG • Aanstellen ACGZ ondersteuner Communicatielijnen: • ACGZ onderhoudt contact met DPG, CGV, (Raad van Bestuur) Ziekenhuizen en multipartners op het RCC 146 Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West CGV Benodigde ambulances en overig personeel en middelen worden gerealiseerd door het Ambulancebijstandsplan te activeren. Taken: • Liaison tussen ACGZ en MKA centralisten • Coördineren en registreren gewondenvervoer • Zorgdragen voor contact MKA’s andere regio’s voor ambulance bijstand en globale regionale opvangcapaciteit ziekenhuizen • Contact ziekenhuizen (regio Hollands Midden / Haaglanden) over specifieke opvangcapaciteit (aard en type letsel) Communicatie: De coördinator gewondenvervoer (CGV) is het centrale punt in de gewondenspreiding. Hij krijgt vanuit het veld de informatie omtrent gewonden (aantal, triageklasse en type letsel). Op basis van deze gegevens of in opdracht van de ACGZ doet hij een voorwaarschuwing aan cq alarmeert hij in eerste instantie de ziekenhuizen in de regio. Op basis van gegevens van de diverse coördinatoren in de ziekenhuizen kan CGV via het hoofd gewondennest de ambulancebemanning ritopdrachten geven. Indien de opnamecapaciteit de regiogrens overstijgt draagt de CGV zorg voor contact met MKA’s van andere regio’s om opnamecapaciteit te creëren. De CGV coördineert het vervoer van individuele slachtoffers op basis van triage, aantal, type letsel en Medische Behandel Capaciteit van de ziekenhuizen. De ACGZ is verantwoordelijk voor het gehele proces en heeft de regie daarover. Definitie voorwaarschuwing: Ziekenhuizen worden in opdracht van de de OvD-G door de centralist MKA/ CGV gewaarschuwd dat een opschaling in het kader van een incident/ramp dreigt. 147 Netwerkafsprakenboek Definitie alarmering ziekenhuizen: Ziekenhuizen besluiten zelf op basis van informatie / contact met de ACGZop te schalen in het kader van een incident/ramp. Besluit :ZIROP treedt in werking. Besluit: ZIROP treedt niet in werking. In beide gevallen wordt door de CGV aan de ziekenhuizen doorgegeven wat de ziekenhuizen kunnen verwachten (aantallen, aard en type letsel). De ziekenhuizen stellen de CGV in kennis van hun opnamecapaciteit (aantallen, aard en type letsel). De voorwaarschuwing cq alarmering van (ziekenhuizen in) andere regio’s gebeurt door de MKA van de desbetreffende regio’s, na melding van de CGV. Het gaat hierbij in eerste instantie ook om de totale MBC van de andere regio’s. Specificatie voor spreiding bínnen de andere regio’s naar aard en letsel van de gewonden wordt bepaald door de CGV in overleg met de MKA van de andere regio’s. Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West 4. Handelsopties 1e uur bij verschillende scenario’s De gewondenspreiding wordt bepaald door 3 criteria: 1. De Medische Behandelcapaciteit (MBC) in regio Westin het eerste uur en de MBC van andere regio’s (zie p. 4 en 5). Richtlijn voor een snel en globaal overzicht. 2. De aard van het incident. Richtlijn voor meer gedetailleerd handelen in tweede instantie. 3. Procedures/protocollen die de behandeling/vervoer bepalen naar ernst en aard van het letsel en specialismen van de ziekenhuizen. Richtlijn voor meer gedetailleerd handelen in tweede instantie. (zie p. 4 en bijlage: specialisatie ziekenhuizen). 4. De lokatie van het incident, rekening houdend met aanlopers Uitgangspunten: • 22 actieve ALS – ambulance - eenheden in regio West (spitsuren) en 36 ALS-ambulances en 10 zorgambulances als totaalcapaciteit. • MBC eerste uur in regio West: totaal aantal gewonden dient in eerste instantie als uitgangspunt, niet gespecificeerd naar T1, T2. • Het ziekenhuis dat zich het dichtst in de buurt van het incident bevindt dient als “aanloopziekenhuis”. Hiernaar worden door ambulances géén gewonden vervoerd. • Waar mogelijk (afhankelijk van aard en ernst van het letsel) worden gewonden uit bepaalde risico cq rivaliserende groepen gescheiden vervoerd en opgevangen. Hierbij valt te denken aan: voetbalsupporters, terroristen, demonstranten, politieagenten en andere hulpverleners. Om snel een overzicht te kunnen krijgen hoe te handelen bij grote incidenten en rampen wordt in dit plan uitgegaan van een aantal handelsopties, waarbij het eerste criterium (de totale MBC in de regio/regio’s) in eerste instantie leidend is. Handelsopties eerste uur bij verschillende scenario’s. Criterium voor de indeling in incidenten is het aantal gewonden dat mbv capaciteit binnen regio West vervoerd cq opgevangen kan worden of waarvoor capaciteit van diverse (buur)regio’s nodig is. 148 149 Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West Netwerkafsprakenboek Kleinschalig incident <15 gewonden Vervoer en opvang van gewonden in regio West. De OvD-G neemt het besluit tot voorwaarschuwing van de ziekenhuizen in de regio en kan eventueel de ziekenhuizen alarmeren. Middelgroot incident <30 gewonden Alarmering van de ziekenhuizen in regio West. Vervoer en opvang van gewonden voor zover mogelijk in regio West. Er wordt een voorwaarschuwing gegeven aan de MKA in andere regio’s. Uitgangspunt is de totale MBC per regio. Ambulances uit regio West vervoeren bij voorkeur alleen naar ziekenhuizen binnen deze regio. Via de CGV wordt regionale ambulancebijstand gevraagd aan de MKA’s van andere regio’s (ten eerste de buurtregio’s Amsterdam-Amsteland, Kennemer Land, Utrecht en Rotterdam Rijnmond). Ambulances uit regio’s buiten regio West vervoeren bij voorkeur alleen gewonden naar ziekenhuizen in de “eigen” regio. Groot incident >30 gewonden Alarmering van de ziekenhuizen in regio West (Haaglanden en Hollands Midden) en alarmering van de regio’s Amsterdam-Amstelland, Kennemerland, Utrecht en Rotterdam Rijnmond. Voorwaarschuwen van MKA andere regio’s en indien noodzakelijk alarmering. Uitgangspunt is de totale MBC per regio. Calamiteitenhospitaal Criteria: • Situaties van specifieke calamiteiten, aanslagen of grote ongevallen in Nederland, die de reguliere opvangcapaciteit te boven gaan. • Opname van een beperkt aantal patiënten met een bijzondere infectieziekte • Optie bij een zeer groot of brandwondenincident is het inschakelen van het Calamiteitenhospitaal Utrecht . • Binnen 30 minuten heeft het Calamitetienhospitaal een capaciteit van 100 bedden. De beslissing om patiënten naar het calamiteiten hospitaal te vervoeren gaat alleen in overleg met CaCo / ACGZ / OVD-G / CvD-G. Het Calamiteitenhospitaal zal het verzoek van de aanvrager toetsen aan de criteria en de aanvrager terug bellen. Afschaling en intrekken van voorwaarschuwing De ACGZ heeft het overzicht over het verloop van het vervoer en de spreiding van gewonden tijdens het incident. De ACGZ is daarom verantwoordelijk voor tijdige meldingen omtrent het verloop aan ziekenhuizen en MKA’s. Hieruit volgt dat de ACGZ tevens ziekenhuizen laat informeren wanneer zij kunnen gaan afschalen cq wanneer de voorwaarschuwing ingetrokken wordt. Aanvraag van ambulancebijstand aan andere regio’s. Voor vervoer van gewonden binnen en buiten de regio gelden dezelfde regels als bij een middelgroot incident. Indien wenselijk: inschakelen van het Landelijk Opvang en Coördinatie Centrum (LOCC) voor landelijke (ambulance) bijstand en gewondenspreiding. 150 151 Het Traumacentrum West is een samenwerkingsverband tussen het Leids Universitair Medisch Centrum, het Medisch Centrum Haaglanden en het HagaZiekenhuis. Traumacentrum West postzone K6-R postbus 9600 2300 RC Leiden T 071 526 3905 F 071 526 6838 E [email protected] U www.traumacentrumwest.nl