netwerkafsprakenboek

advertisement
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
Colofon
Auteurs
Ties Molenaar
Inger Schipper
Co auteurs
Jan Hein Allema
–
Jephta van den Bremer –
Alma Dijkstra
-
Thomas Eckhardt
–
Antoinette Gelton
-
Frits van der Linden
–
Hub. van der Meulen –
Arthur Niggebrugge
-
Jan de Nooij -
Arianne Ploeg
-
Steven Rhemrev
–
Willem Stigter
–
Mark de Vries
–
4
Juliana KinderZiekenhuis
Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp
GHOR Hollands Midden
RAD Haaglanden
GHOR Haaglanden
Groene Hart Ziekenhuis
HagaZiekenhuis Leyweg
Bronovo
RAD Hollands Midden
Alrijne Ziekenhuis Leiden
Medisch Centrum Haaglanden
t’ Lange Land Ziekenhuis
Reinier de Graaf Gasthuis
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
5
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
Netwerkafspraken Traumaregio West Nederland
1. Voorwoord
Juni 2015
Index
1. Voorwoord
2. Achtergrond en inleiding
3. Traumaregio West Nederland
4. Meldkamer
5. Ambulancezorg
6. Mobiel medisch Team (MMT)
7. Patiëntprofielen en Pre-hospitale behandeling
8. Spoed Eisende Hulp
9. Ziekenhuisprofielen en Complexe zorg
10. Regionale Traumaprotocollen
11. Fysiotherapie Netwerk
12. Organisatie en bestuur
13. Opgeschaalde zorg
7
8
10
14
16
18
20
24
26
29
30
31
38
Voor u ligt het netwerkafsprakenboek van Traumacentrum West. Dit boekje
geeft u een overzicht van de werkzaamheden van het Traumacentrum in regio West en beschrijft de verscheidenheid aan afspraken die bestaan tussen
alle ketenpartners betrokken bij de traumazorg. Traumacentrum West hoopt
dat dit document u een goed overzicht biedt en kan dienen als naslagwerk
voor alle ketenpartners. Uiteraard is de traumazorg, ook in onze regio, in
continue ontwikkeling. Daarom zal de inhoud van dit boekje zo nodig worden
bijgewerkt om de inhoud actueel te houden.
Traumacentrum West wenst u veel plezier bij het gebruik.
Ties Molenaar (Manager Traumacentrum West)
Inger Schipper (Hoofd Traumacentrum West)
Bijlagen:
6
A.Contactpersonen
B. MMT: Inzet en Cancelcriteria
C. NVT Level Criteria
D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
E. Personen werkzaam voor het Traumacentrum West
F. MTOS+ dataset en Utstein variabelen
G. Gewondenspreidingsplan – regio West
43
54
103
116
130
132
136
7
Netwerkafsprakenboek
2. Achtergrond en inleiding
Traumazorg in Nederland vindt plaats volgens een aantal vaste stappen vanaf de melding die bij de meldkamer binnenkomt tot en met het nazorg traject van eventuele revalidatie. Deze traumazorgketen, oftewel Spoedeisende
Medische Hulpverleningsketen, bestaat uit 10 schakels, waar verschillende
hulpverleners en instanties invulling aan geven. Samen met de ketenpartners is het Traumacentrum West verantwoordelijk voor onderlinge afstemming en optimalisering van zorg voor de traumapatiënt in de regio.
De 10 schakels van de Spoedeisende Medische Hulpverlenings
(SMH-) keten worden als volgt benoemd:
1. Omstanderhulp en alarmering via de Meldkamer Ambulancevervoer (MKA)
Er gebeurt een ongeval – iemand, een omstander, belt 112.
De telefonist schakelt door naar de gespecialiseerde regionale
meldkamer. De centralist stelt de zorgvraag vast en zet de nodige hulpdiensten in.
2. Verplaatsen naar de patiënt(en)
De hulpdiensten (ambulanceteams, MMT, politie, brandweer, evt.
bergingsbedrijven, Milieudienst, GGZ-instellingen zoals het RIAGG, Rijkswaterstaat, het Havenbedrijf etc.) gaan naar de plek van het
ongeval.
3. Beoordelen van de patiënt(en)
Op de plek van het ongeval beoordelen de medische teams welke zorg de patiënt direct nodig heeft en welke behoefte aan
ziekenhuiszorg er is.
4. Verlenen van acute hulp
Indien nodig wordt de eerste medische zorg verleend. Dit kan o.a.
betekenen dat naast de medische behandeling slachtoffers uit
complexe situaties moeten worden bevrijd: een samenspel van
diverse hulpverleners.
5. Vervoer naar een ziekenhuis
Afhankelijk van de benodigde zorg wordt de patiënt vervoerd naar:
- een traumacentrum met specifieke expertise of voldoende capaciteit;
- een spoedeisende hulpafdeling van een groot regionaal ziekenhuis;
- het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
8
Traumacentrum West 2015
6. Opvang op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH)
Op basis van een vooraanmelding via de meldkamer ambulancezorg of de ambulance wordt een multidisciplinair traumateam opgeroepen
om naar de SEH te komen voordat de patiënt arriveert.
Het ambulanceteam of MMT draagt de patiënt over aan dit team en
meldt welke handelingen zijn verricht en/of welke zorg verstrekt is
volgens het SBAR protocol. Nadere diagnoses worden gesteld en
eventuele spoedbehandelingen kunnen plaatsvinden in de
zogenaamde ‘crashroom’ of traumakamer van de traumacentrum
ziekenhuizen.
7. Operatie
De patiënt wordt op indicatie overgeplaatst naar een operatiekamer. Zo nodig staat ook hier een specifiek samengesteld, multidisciplinair operatieteam klaar.
8. Intensieve zorg
Al dan niet na de operatie kan het nodig zijn dat de patiënt naar de
afdeling Intensive Care wordt gebracht en daar verblijft tot stabilisatie
van de vitale parameters is opgetreden.
9. Verpleging en ontslag
Tijdens de ziekenhuisopname ondergaat de patiënt de nodige gespeci aliseerde zorg, inclusief revalidatie en fysiotherapie, op de verpleeg afdeling. De huisarts wordt hiervan op de hoogte gehouden. Eventuele
nazorg wordt vanaf de verpleegafdeling geregeld.
10. Poliklinische revalidatie
Na ontslag uit het ziekenhuis wordt de patiënt gedurende een
bepaalde tijd poliklinisch gecontroleerd en ondersteund in het herstel,
bijvoorbeeld door de fysiotherapeut of de revalidatie arts. Wie hierbij
betrokken zijn hangt af van de aard van het ongeval en letsel en de
invloed die de traumatische ervaring kan hebben op zijn of haar leven.
Dit boek schetst aan de hand van deze volgorde in de traumazorgketen een
duidelijk beeld van de ketenpartners, de afspraken die gemaakt zijn en hoe
hieraan invulling wordt gegeven in Traumaregio West.
9
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
3. Traumaregio West Nederland
De Traumaregio West omvat twee veiligheidsregio’s. Een veiligheidsregio is
een gebied waarin verscheidene besturen en diensten samenwerken ten
aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing en
crisisbeheersing, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio
(GHOR) en handhaving van de openbare orde en veiligheid. De indeling van de
veiligheidsregio’s valt samen met die van de politieregio’s, zoals bepaald in
de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR). Traumaregio West bestaat
uit de veiligheidsregio’s Haaglanden en Hollands Midden. Deze twee gebieden
vormen een verzorgingsgebied met ruim 1,7 miljoen inwoners. Een breed
scala aan instanties draagt bij aan de veiligheid in deze regio’s en vormen
samen een groot netwerk dat zorg draagt voor de traumazorgketen. Het is
van belang dat men goed bekend is met alle ketenpartners in dit netwerk.
Wie zijn de contactpersonen en aanspreekpunten voor de diverse organisaties en ziekenhuizen?
Hieronder is voor traumaregio West een overzicht weergegeven van de
ziekenhuizen, regionale ambulance verenigingen en meldkamers. In bijlage
A staan de bijbehorende contactpersonen gegeven.
•
•
•
•
Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp
Bronovo Ziekenhuis
Alrijne Ziekenhuis Leiden
‘t Lange land Ziekenhuis
Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio:
• GHOR Haaglanden
• GHOR Hollands Midden
Gemeenschappelijke GezondheidsDienst:
• GGD Haaglanden
• GGD Hollands Midden
Een overzicht van de contactpersonen bij de diverse ketenpartners is
opgenomen in bijlage A.
Ketenpartners
Meldkamers:
• Meldkamer Haaglanden
• Meldkamer Hollands Midden
Leiden
Leiderdorp
Regionale Ambulance Voorzieningen:
• RAV Haaglanden
• RAV Hollands Midden
Leiden
Leiderdorp
‘s Gravenhage
Zoetermeer
Ziekenhuizen:
• Leids Universitair Medisch Centrum
• Medisch Centrum Haaglanden
• Haga Ziekenhuis
• Groene Hart Ziekenhuis
• Reinier de Graaf Groep
‘s Gravenhage
Zoetermeer
Gouda
Gouda
Delft
10
Delft
Hollands Midden en Haaglanden
11
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
De ziekenhuizen in traumaregio West liggen verspreid in en rondom de steden Den Haag en Leiden, waarbij het Reinier de Graaf Gasthuis is gevestigd
in Delft, ’t Lange Land Ziekenhuis in Zoetermeer, het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda, het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp en het MCH (locatie
Antoniushove) in Leidschendam. In Den Haag bevinden zich het Bronovo,
HagaZiekenhuis (locaties Leyweg en Sportlaan) en MCH (locatie Westeinde). Leiden beschikt over het LUMC en het Alrijne Ziekenhuis Leiden.
De volgende grafiek laat specifiek voor de groep multitraumapatiënten het
aantal opgenomen patiënten per ziekenhuis in regio west, in de periode 20112014, zien.
aantal multitraumapatiënten
210
180
150
120
Om een indruk te geven over de aantallen acuut opgenomen traumapatienten in deze ziekenhuizen ziet u in de onderstaande grafiek het verloop van
deze aantallen over de afgelopen jaren.
2011
90
2012
60
2013
30
aantal
acute trauma opnamen traumaregio West
9500
2014
0
LUMC
Haga L
MCH W
GH
RdGG
RL
Bron
DIAC
Haga S
LL
MCH A
Xx
8500
7500
8182
8190
8151
8085
2007
2008
2009
2010
8472
8199
8037
7933
7681
7283
6500
6084
8500
4500
5042
2003
2004
2005
2006
2011
2012
2013
2014
De onderstaande grafiek geeft het totaal aantal acute trauma-opnamen en
-overplaatsingen per ziekenhuis in de regio weer, in de periode 2011-2014.
totaal aantal geregistreerde opnames 2011 t/m 2014
1500
1250
1000
750
2011
500
2012
2013
250
aantal
12
2014
0
LUMC
Haga L
MCH W
GH
RdGG
RL
Xx
Bron
DIAC
Haga S
LL
MCH A
13
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
4. Meldkamer
In traumaregio West bevinden zich twee meldkamers, de meldkamer Haaglanden en meldkamer Hollands Midden. Deze zijn in 2013 verhuisd naar één
locatie, maar zij zullen vooralsnog gescheiden werkzaam zijn. De meldkamers zijn actief voor drie disciplines, te weten: Regionale Alarm Centrale
(RAC), Meldkamer Ambulance zorg (MKA) en Politie. Op de meldkamers komen alle 1-1-2 oproepen voor traumaregio West binnen.
In de meldkamer beantwoorden de centralisten de verschillende oproepen.
Zij bepalen aan de hand van hun gesprek de prioriteit, waarop gereageerd
moet worden en welke middelen voor hulp bij dit incident ingezet dienen te
worden. De Meldkamer Ambulancezorg zorgt voor de inzet van (motor)ambulances en helikoptertraumateams (Mobiel Medische Team), onderhoudt
de communicatie met de ziekenhuizen en verstrekt veiligheids- en eerste
hulp instructies aan de melder.
Meldkamer Haaglanden
In regio Haaglanden werkt de meldkamer met het Nederlandse Triage Standaard (NTS, http://www.de-nts.nl). De Nederlandse Triage Standaard (NTS)
is een standaard voor triage in de acute zorg keten. De NTS heeft tot doel om
overal in de acute zorg tot een eenduidige urgentie- en vervolgactie bepaling te kunnen komen; ongeacht waar een patiënt met een bepaald klachtenpatroon zich aanmeldt. Urgentiebepaling en vervolgacties kunnen op deze
manier landelijk en evidence based bepaald en toegepast worden op de hele
keten van acute zorg. De NTS is bruikbaar voor zowel de telefonische triage als de fysieke triage (bijvoorbeeld op een spoedeisende hulp van een
ziekenhuis). Hoewel er verschillende leveranciers van NTS-applicaties zijn,
is de “inhoud” beschermd door de stichting NTS en deze is gelijk ongeacht
leverancier. De urgenties lopen van U0 (hoogste urgentie) naar U5 (laatste
urgentie). De NTS kent een op kennis gebaseerde structuur. Dat wil zeggen dat de NTS-applicatie ervan uit gaat dat de triagist over een basis kennis beschikt waarin medische terminologie en kennis van ziektebeelden als
bekend wordt verondersteld. Het systeem is daardoor niet door iedereen te
gebruiken. Op de meldkamer wordt de NTS-applicatie alleen gebruikt door
getrainde medewerkers. Vanuit de MKA is er afgelopen jaar op aangedron14
gen om de zogenaamde veiligheidsinstructies en de ABCD-structuur duidelijker naar voren te laten komen binnen de NTS-applicatie. Dit is inmiddels in
pilotvorm in de praktijk uitgetest en erg succesvol gebleken.
Meldkamer Hollands Midden
Door de Meldkamer Hollands Midden wordt sinds mei 2011 gewerkt met
het uitvraagprotocol AMPDS/ Pro QA. De meldkamer Hollands Midden is de
eerste meldkamer in Nederland die met dit geavanceerde systeem de binnenkomende meldingen afhandelt.
Het is niet eenvoudig om via de telefoon exact bepalen wat er aan de hand
is. Van alle zintuigen is immers alleen het gehoor beschikbaar om een beeld
te krijgen van de situatie. Deze fase van de hulpverlening is erg belangrijk,
omdat een goede start bepalend kan zijn voor het verdere verloop van de
opvang van de patiënt. Vandaar dat op zoek is gegaan naar een veilig, op
standaard vragen gebaseerd systeem voor de meldkamer. ProQA is de naam
van de computerversie van het AMPDS (Advanced Medical Priority Dispatch
System). Sinds mei 2011 wordt gewerkt met dit internationale systeem. Het
systeem zorgt voor een gestandaardiseerde uitvraag van meldingen. De
centralist volgt hiervoor een strak uitvraagprotocol. Het protocol start met
6 ingangsvragen en wordt gevolgd door een aantal sleutelvragen die afhankelijk zijn van de aard van de melding. Dit leidt binnen 30 seconden (in zeer
urgente gevallen) tot 2,5 minuten tot een toestandsbeeld. Binnen AMPDS/
ProQA zijn 1200 toestandsbeelden gedefinieerd, waar een vastgestelde urgentie en inzet bij wordt aangegeven. Het systeem draait al 22 jaar en is
wereldwijd in gebruik op meer dan 2800 meldkamers. Per jaar worden er
55 miljoen meldingen mee afgehandeld. Nog steeds ontwikkelt het systeem
zich verder dankzij de wereldwijde ervaringen. Achter het systeem zit een
uitgebreid kwaliteitsbewakingssysteem.
15
Netwerkafsprakenboek
DIA (Directe Inzet Ambulances)
In februari 2013 is bij de RAV Hollands Midden gestart met DIA. DIA houdt
in dat elke burger-112-melding, direct nadat de melding binnenkomt en het
adres van het noodgeval en de telefoonnummer van de melder is vastgesteld,
wordt gehonoreerd met de inzet van een ambulance. Vervolgens worden de
verdere ingangsvragen en sleutelvragen van ProQA doorlopen, om vast te
kunnen stellen wat het toestandsbeeld is, met welke urgentie en welke eenheden moeten worden ingezet. (een of meer ambu’s; first responder; brandweerassistentie; enz.) In tegenstelling tot eerdere aannames, waarbij men
uitging van 25% - 30% niet zinvolle ambulance inzetten, blijkt dat in slechts
5,4% van de gevallen de ambulances onverrichterzake terug komt. Daartegenover staat dat de ambulance eerder ter plaatse is. Gemiddeld werd 1,5
minuten per rit gewonnen. (112-burgermelding) Het percentage patiënten
dat binnen 6 minuten is te bereiken werd verdubbeld van 8% naar 15% en
het percentage patiënten dat binnen 8 minuten te bereiken is steeg van 30%
naar 40%. Vanwege het succes bij de RAV Hollands Midden is een landelijke
uitrol van DIA aanstaande.
5. Ambulancezorg
De Ambulancezorg in Nederland is geregeld volgens de Tijdelijke wet
ambulancezorg (1 januari 2013). Hierin is vastgelegd dat iedere regio beschikt over één Regionale Ambulancevoorziening (RAV). De RAV heeft van de
minister van VWS een aanwijzing gekregen om ambulancezorg te verlenen.
Binnen deze organisatie werken ambulancediensten en de MKA samen. De
landelijke verantwoordelijkheid voor de spreiding en beschikbaarheid van
ambulancezorg ligt bij de minister van VWS. De ambulancezorg in Traumaregio West is belegd bij twee regionale ambulance verenigingen: RAV Haaglanden en RAV Hollands Midden.
Traumacentrum West 2015
Spoed of planbaar
Inzet van ambulancezorg geschied op basis van urgentie, waarbij onderscheid gemaakt tussen A1- en A2-urgentie. Bij een A1-urgentie is sprake van
een levensbedreigende situatie en moet de ambulance binnen 15 minuten
na melding ter plaatse zijn. Bij een A2-urgentie is geen sprake van een levensbedreigende situatie, maar is wel spoed geboden: de ambulance dient
zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 30 minuten ter plaatse te zijn. Daarentegen bestaat ook het B-vervoer, wat de planbare ambulancezorg bestrijkt,
zoals het vervoer van een patiënt vanuit het ziekenhuis naar huis.
De melding wordt door de meldkamer neergelegd bij een ambulance.
Ter plaatse nemen de ambulancezorgverleners de situatie van en rond de
patiënt op. Soms is de inzet van meerdere hulpverleners ter plaatse noodzakelijk, zoals een traumateam, politie en/of brandweer. De MKA vervult hierbij een coördinerende rol. De ambulancezorg opereert volgens het Landelijk
Protocol Ambulance zorg (LPA). Ambulanceverpleegkundigen hebben de
bevoegdheid om binnen de acute ambulancezorg een aantal voorbehouden
handelingen zelfstandig en zonder directe tussenkomst van een arts, uit te
voeren. Zij zijn in het bezit van een basis-verpleegkundige opleiding en beschikken over aanvullende specialistische opleidingen zoals Intensive Care
en Cardiac Care. Ambulancechauffeurs zijn bevoegd om medisch assisterende handelingen te verrichten en zij zijn geschoold in het veilig vervoeren
van patiënten in spoedeisende situaties. Ambulanceverpleegkundige en ambulancechauffeur hebben een landelijke opleiding gevolgd. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de medisch manager ambulancezorg (MMA). De MMA
is een arts en is verantwoordelijk voor de medische inhoud van de zorgverlening. Aangezien de MMA niet ter plaatse is kan deze ten aller tijde op
afstand geraadpleegd worden. Ook toetst de MMA ambulancehulpverleners
en centralisten op basis van de protocollen.
De ambulancezorg werkt nauw samen met andere zorgverleners ter
plaatse, zoals huisartsen en traumateams. Dit om een goede doorgeleiding
van de patiënt binnen de keten, bijvoorbeeld bij de overdracht aan een ziekenhuis (SEH) of traumacentrum te faciliteren. Ook werken ambulancezorgverleners nauw samen met partners binnen de keten van openbare orde en
veiligheid, in het bijzonder met politie en brandweer.
16
17
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
6. Mobiel Medisch Team
Voor inzet van het Mobiel Medisch Team (MMT) heeft TCW afspraken gemaakt met Traumacentrum Zuid West Nederland (Erasmus MC, Rotterdam)
en met Netwerk Acute Zorg VUmc (VUmc, Amsterdam). Omdat zowel in
Amsterdam als in Rotterdam 24 uur per dag en 7 dagen per week een professioneel MMT binnen minuten inzetbaar is, heeft Traumacentrum West
niet langer een eigen, grondgebonden, MMT. In geval zich in de traumaregio
West ernstige ongevallen voordoen, waarbij de inzet van een MMT vereist is,
zullen deze inzetten gedaan worden door de MMTs van Amsterdam of Rotterdam, afhankelijk van de plaats van het ongeval.
Het Mobiel Medisch Team biedt medisch specialistische hulp aanvullend op
de ambulancezorg en eventuele zorg door andere hulpverleners. De zorg
van het MMT biedt een meerwaarde op de bestaande pre-hospitale zorg
door zeer ervaren artsen die specialistische behandeling ter plekke toe kunnen passen. Het MMT heeft veel ervaring met de opvang van traumapatiënten en kan het MMT een betrouwbare inschatting maken van het letsel en de
noodzakelijke behandeling. Zo kan het MMT bijvoorbeeld de ademweg veiligstellen door middel van reguliere intubatie of een chirurgische luchtweg,
nadat de patiënt gesedeerd en verslapt is. Ook behoren thoraxdrainage, chirurgische ingrepen, uitgebreide pijnbestrijding en medicamenteuze behandeling tot de mogelijkheden. Het MMT bepaalt de ernst van het letsel en is
daarmee direct betrokken bij de prehospitale triage en de ziekenhuis keuze.
De behandelend arts van het MMT zal bij ernstige patiënten meerijden met
de ambulance. In een minderheid van de gevallen worden de patiënt en het
MMT per helikopter naar het ziekenhuis vervoerd. De helikopter wordt in de
meeste gevallen ingezet om het MMT zo snel mogelijk ter plaatse te krijgen.
Inzet- en cancelcriteria MMT
In de prehospitale fase spelen de regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s),
met als integraal onderdeel de meldkamer ambulancezorg (MKA), en de
traumacentra met de Mobiel Medische Teams (MMT’s) hierbij een cruciale
rol. Een goede samenwerking tussen deze partners is van groot
belang voor verantwoorde zorg. De wijze waarop ambulances ingezet worden is in Nederland al geruime tijd uniform geregeld. Bij de inbedding van
18
de MMT hulpverlening in de acute zorg werd geconstateerd dat er behoefte
bestond om de verantwoordelijkheden van de verschillende zorgverleners te
beschrijven. Inzicht in elkaars verantwoordelijkheden en heldere, uniforme
afspraken over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen MKA, ambulancezorgverleners en MMT zijn daarnaast een belangrijke randvoorwaarde voor
uniforme toepassing van de inzet- en cancelcriteria van het MMT.
De inzet- en cancelcriteria van een MMT richten zich met name op:
1. De toestand van de patiënt
Uitgaande van de Bewust-A-B-C-D-E methodiek blijkt vooral dat
de combinatie van bewusteloosheid en een A,B,C,D of E probleem
een duidelijke indicatie is voor inzet van een MMT.
2. De gebeurtenis die zich heeft voorgedaan oftewel het traumamechanisme:
Hoog energetisch Trauma, meerdere gewonden en/of overledenen
medepassagiers, beknelling, bedelving of verdrinking, elektriciteit
en/of bliksem, explosie, grote brand, schotwonden, ernstige
steekwonden aan schedel borst of buik, toxische situaties en
duikongevallen.
3.Vervoerscriteria:
•aankomst ambulance op gegeven adres/locatie duurt langer
dan 20 minuten
•plek van ongeval is over de weg moeilijk of niet bereikbaar
Communicatie is een zeer belangrijk aspect van acute zorgprocessen. In dat
licht zijn ook afspraken gemaakt over taken en verantwoordelijkheden op
straat. De regionale ambulance verenigingen hebben een overeenkomst met
beide MMTs m.b.t. de verantwoordelijkheid ter plaatse.
Tekst uit de overeenkomst “Verantwoordelijkheid ter plaatse”
“De overdracht moet altijd gepaard gaan met een duidelijke informatieverstrekking over
de aard en toedracht van de patiënt, volgens het MIST principe:(Per LPA8 SBAR)”
M: Mechanism of Injuries, I: Injuries found and suspected, S: Signs, T: Treatment given
Daarmee gaat de gehele (medisch inhoudelijke en de juridische) verantwoordelijkheid
19
Netwerkafsprakenboek
over van de ene hulpverlener op de andere, onverlet latende de eigen professionele
verantwoordelijkheid van de overdragende hulpverlener voor zijn handelen tot aan het
tijdstip van de overdracht. Indien een medicus, een verloskundige of een paramedicus
een patiënt heeft overgedragen aan de ambulanceverpleegkundige of het MMT, eindigt
Traumacentrum West 2015
Revised Trauma Score
Ademfrequentie
10 - 29 / min
Glasgow Coma Scale
4
30 / min of hoger 3
zijn verantwoordelijkheid op het moment dat de overdracht is afgerond. De ambulan-
6 - 9 / min
2
ceverpleegkundige en/of de MMT-arts kan de overdragende medicus of verloskundige
1 - 3 / min
1
nadien als informant raadplegen, maar de eindverantwoordelijkheid voor de patiënt blijft
Geen
0
bij de ambulanceverpleegkundige en/of de MMT-arts, aan wie de zorg is overgedragen.
De eindverantwoordelijkheid van de ambulanceverpleegkundige eindigt op het moment
na afronding overdracht aan een andere medicus of verpleegkundige.”
De klinische toestand van de patiënt wordt bij aanvang van de behandeling
op de plaats van ongeval, tijdens transport en vanaf aankomst van de patiënt
bij de Spoed Eisende Hulp, continu beoordeeld en bewaakt. Belangrijke parameters daarbij zijn:
•
de ademhalingsfrequentie
•
de bloeddruk
•
de Glascow Coma Scale-score
20
M=
motorische
reactie
Spontaan
4
Bij aanspreken
3
Bij pijn
2
Geen
1
Opdracht uitvoeren
6
Lokaliseren van pijn
5
Terugtrekken op pijn
4
3
Systolische > 90 mm Hg
bloeddruk 76 - 89 mm Hg
4
50 - 75 mm Hg
2
Path buigen
1 - 49 mm Hg
1
Path strekken
2
Geen
0
Geen
1
13 - 15
4
Georiënteerd
5
9 - 12
3
Verward
4
5-8
2
Inadequaat
3
4-5
1
Onverstaanbaar
2
≤3
0
Geen
1
Deze overeenkomst volgt het document van het LNAZ “MMT: inzet- en cancelcriteria” van het LNAZ en beschrijft tevens wanneer de ambulance de
verantwoordelijkheid neemt of wanneer deze overgedragen wordt aan het
MMT (Bijlage B).
7. Patiëntprofielen en Pre-hospitale Ziekenhuistriage
E=
ogen
openen
Glasgow
Coma
Scale
(GCS)
Totaal
3
V=
verbale
reactie
Totaal
Als deze parameters worden samengenomen, resulteren zij in de Revised
Trauma Score (RTS). De RTS geeft middels een getal weer in hoeverre de
belangrijkste vitale functies van de patiënt zijn aangedaan. De uitkomst van
de RTS is om die reden van belang bij de pre-hospitale triage en overplaatsingen. Mede op basis van de RTS–score wordt bepaald welk ziekenhuis de
gepaste zorg en capaciteit kan leveren, die de bewuste patiënt nodig heeft.
21
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
Wanneer de meldkamer contact opneemt met het ziekenhuis om de komst
van de patiënt aan te kondigen gebeurt dit volgens de MIST/ SBAR systematiek (zie ook hoofdstuk Spoed Eisende Hulp) en wordt de RTS vermeld. Aan
de hand van deze informatie en het onderstaande schema wordt bepaald
naar welk ziekenhuis de acute traumapatiënt wordt gebracht.
Schematische weergave van de pre-hospitale ziekenhuis triage afspraken
in traumaregio West.
RTS ≤ 10
PTS < 9
RTS ≤10
Ja
Naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met
volledige faciliteiten:
ZIEKENHUIS PROFIEL 1
Traumacentrum
Nee
RTS 11/12
• ABC slecht of instabiel
• GCS < 9
• Fladder thorax
• Instabiel Bekken
• ≥ 2 fracturen (femur- en/of humerus)
• Penetrerend letsel hoofd, thorax en/of bovenbuik
• Dalende GCS
• Neurologische uitval (≥ 1 extremiteit)
• Pupilverschil
• Lichaamstemperatuur ≤ 320 celsius
• Amputatie proximaal van pols of enkel
• LUMC, Leiden
• MCH Westeinde, Den Haag
• HagaZiekenhuis Leyweg, Den Haag
Ja
Naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met
intermediaire faciliteiten:
ZIEKENHUIS PROFIEL 1
Traumacentrum
• Groene Hart Ziekenhuis, Gouda
• Reinier de Graaf Gasthuis, Delft
• Alrijne Ziekenhuis, Leiderdorp
Nee
RTS 11/12
Hoog energetisch trauma:
• Ongeval verkeer > 65 km/uur
• Verkorting auto > 50cm
• Deuk passagierszijde > 30 cm
• Uit de auto geslingerd
• Mede passagier overleden
• Auto over de kop geslagen
• Voetganger geraakt > 10 km/uur
• Val van > 5 m hoogte / 3 x lichaamslengte
• Zwangerschap > 13 weken
Bij snelle / ernstige verslechtering naar
dichtstbijzijnde ziekenhuis met adequate opvang
22
Ja
Naar dichtstbijzijnde ziekenhuis met
algemene faciliteiten:
RTS 11
ZIEKENHUIS PROFIEL 3
Nee
RTS 12
Nee
• Bronovo, Den Haag
• HagaZiekenhuis JKZ, Den Haag
• HagaZiekenhuis Rode Kruis, Den Haag
• Langeland, Zoetermeer
• MCH Antoniushove, Leidschendam
Specifieke patiëntgroepen
Triage kinderen
In traumaregio West voorzien het Willem-Alexander kinderziekenhuis in het
LUMC te Leiden en het Juliana Kinderziekenhuis (HagaZiekenhuis Leyweg) in
Den Haag in specifiek op kinderen toegespitste zorg. Men dient zich bij de indicatiestelling van het presenteren van kinderen op een SEH van perifere ziekenhuizen in de regio, rekenschap te geven van het feit dat deze Spoedeisende
Hulp afdelingen niet altijd zijn ingericht voor ernstig traumatologisch gewonde
patiënten die mogelijk een multidisciplinair team bij opvang en IC opname behoeven. In regio West beschikt het LUMC over een kinder-IC afdeling.
Triage Brandwondenpatiënten
Een andere categorie patiënten die speciale behandeling behoeft en daarmee
afwijkende triage noodzakelijk kan maken is de groep van brandwondenpatiënten. Echter, ook hier dient te allen tijde de brandwondenclassificatie in
samenhang met de RTS gebruikt te worden, en dienen de overige letsels
naast de brandwonden meegenomen te worden in de ziekenhuis triage. De
brandwondencentra in Beverwijk en Rotterdam zijn voor traumaregio West
de aangewezen partners voor traumapatiënten met ernstige brandwonden.
De onderstaande indicaties voor verwijzing naar een van beide brandwondencentra zijn opgesteld door de Nederlandse Brandwonden Stichting:
• Verbranding > 10% TVLO bij volwassenen.
• Verbranding > 5% TVLO bij kinderen.
• Derdegraads verbranding > 5% TVLO.
• Verbranding bij bejaarden en kinderen.
• Verbranding bij patiënten met preëxistente aandoeningen,
die de behandeling en de genezing kunnen beïnvloeden.
• Verbranding geassocieerd met een ander trauma of met inhalatieletsel.
• Verbranding ter plaatse van functionele gebieden
(hand, voet, gelaat, perineum, genitalia en grote gewrichten).
• Verbranding t.g.v. elektriciteit.
• Chemische verbranding.
• Circulaire verbranding aan romp of ledemaat.
Indien een patiënt aan één van deze indicaties voldoet, eerst contact opnemen met een brandwondencentrum, voordat overplaatsing plaatsvindt
(zie bijlage A).
23
Netwerkafsprakenboek
8. Spoed Eisende Hulp
Nadat de eerste zorg pre-hospitaal is gegeven, dient alle informatie goed
overgedragen te worden aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. In de
traumaregio (en ook vaak landelijk) wordt hiervoor eenzelfde protocol toegepast. Door op een eenduidige manier te communiceren blijft de kwaliteit
van zorg gewaarborgd en de noodzakelijke medische informatie behouden.
In traumaregio West is hiervoor de volgende handelswijze afgesproken met
de ambulancediensten en de ziekenhuizen: Een vooraankondiging, uitgevoerd
door de MKA naar de Spoed Eisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis, wordt gedaan bij die patiënten waarbij voortdurende behandeling noodzakelijk is. Het
ziekenhuis draagt zorg voor een team dat klaar staat om de behandeling direct
over te nemen. In de traumakamer dient er één aanspreekpunt te zijn, zijnde
de goed herkenbare arts, hoofdbehandelaar. Indien dit voor het ambulancepersoneel niet duidelijk is, vragen zij aan wie kan worden overgedragen.
Tijdstip overdracht
De overdracht gebeurt altijd voordat de patiënt wordt overgeplaatst naar de
behandeltafel. Tijdens de overdracht vinden er geen behandelingen plaats,
uitgezonderd de voortzetting van de beademing en hartmassage. Dit waarborgt dat iedere aanwezige kan luisteren naar de overdracht en behoeft deze
overdracht maar één maal te geschieden. De informatie overdracht gebeurt
aan de hand van het ongevalsmechanisme en het bekende ABCDE. Het acroniem MIST kan hierbij behulpzaam zijn.
Traumacentrum West 2015
Gegevens
Om diverse redenen is een goede schriftelijke / elektronische documentatie
van de bevindingen op locatie en tijdens transport zeer essentieel. Hiertoe is
het ritformulier van de ambulance zeer belangrijk. Dit dient, na de mondelinge overdracht, altijd in de (elektronische) status van de patiënt gevoegd te
worden. De algemene gegevens die hier tenminste op vermeld worden zijn:
•ritnummer
• datum, tijd en plaats ongeval
• vertrektijd ambulance
• aankomsttijd en vertrektijd plaats ongeval
• aankomst ziekenhuis
Verder van belang zijn:
• vitale functies (ABCDE)
• hoeveelheid zuurstof/ infuus/ medicatie
• overige behandeling: zoals intubatie, thoraxdrainage, repositie, spalken.
M Mechanism of injury: korte beschrijving van het ongevalmechanisme
I Injuries: gevonden/vermoedelijke letsels o.b.v. het onderzoek ter plaatse
S Signs: vitale functies aan de hand van het ABCDE
T Treatment: ingestelde behandeling zoals infusie, medicatie, spalken etc.
Een nieuw te introduceren acroniem is SBAR: (zie LPA8), waarbij de letters
staan voor: Situation, Background, Assessment en Recommendation.
24
25
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
9. Ziekenhuisprofielen en complexe zorg
De ziekenhuizen in de regio zijn ingedeeld in verschillende profielen. Profiel
1 beschrijft een level 1 traumacentrum waar alle gespecialiseerde zorg voor
complexe patiënten 24 uur per dag 7 dagen per week geleverd kan worden.
Bij Profiel 2 ziekenhuis is er sprake van een 7x 24 SEH, maar zijn er minder
specifieke personele en materiele middelen voor de traumazorg beschikbaar.
Profiel 3 ziekenhuizen onderhouden een SEH die basiszorg op gebied van traumatologie biedt of uitsluitend open is tijdens kantooruren.
De Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie heeft in 2011 een lijst met
criteria opgesteld waaraan voor ieder ziekenhuis het specifieke profiel kan
worden herleid. Deze lijst is in 2013 geactualiseerd in samenspraak met het
Landelijk Beraad Traumacentra (LBTC)en het Landelijk Netwerk Acute Zorg
(LNAZ) en dit wordt de lijst met zogenaamde “level criteria” genoemd. U vindt
deze lijst in bijlage C. Zoals hiervoor besproken wordt in het pre-hospitale
traject de ernst van het trauma berekend middels de Revised Trauma Score.
Deze ernst, het soort patient en het type letsel bepalen welke acute zorg de
patiënt nodig heeft. Het profiel van het ziekenhuis waarvoor gekozen wordt
moet hiervoor geschikt zijn. Als bij de distributie van traumapatiënten rekening gehouden wordt met de benodigde en aanwezige zorg, leidt dit tot een
optimale verdeling van patiënten binnen de regio en tot behoud van specifieke
expertise in ieder ziekenhuis. Traumacentrum West heeft in 2013 een website
gelanceerd waar ieder ziekenhuis, aan de hand van de verschillende criteria,
kan invullen welk personeel en welke faciliteiten zij beschikbaar heeft. Deze
vragenlijst is een hulpmiddel voor ieder ziekenhuis om zo te zien aan welke
criteria zij voldoen en waar mogelijk knelpunten bestaan voor behoud van het
ziekenhuisprofiel. Deze regiobrede inventarisatie van beschikbare traumazorg
geeft een goed overzicht van de mogelijkheden en locaties voor de traumazorg
in traumaregio West.
Visitaties
Bij de taakinvulling van een Traumacentrum behoort onder meer de opdracht
te zorgen voor een goede verdeling van traumapatiënten over de verschillende
ziekenhuizen in de regio. Ter ondersteuning van dit proces is een tweetal instrumenten ontwikkeld, namelijk het eerder genoemde pre-hospitale triage26
schema en de levelindeling en het opschalingsprofiel., op grond waarvan ziekenhuizen kunnen worden ingedeeld in drie categorieën. Voor de regio West
is tijdens in het verleden gevoerde platformbijeenkomsten een trauma- en
opschalingprofiel vastgesteld voor de betrokken ziekenhuizen en is de levelindeling tot stand gekomen. Deze indeling is gestaafd op een lijst van criteria opgesteld vanuit de Nederlandse Vereniging van Traumachirurgie (NVT). In navolging van de doorgaande ontwikkelingen ter verbetering van de zorg, heeft
de NVT in 2013 deze criteria geactualiseerd in samenspraak met het Landelijk Beraad Traumacentra (LBTC)en het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ).
Om de levelindeling van de ziekenhuizen in de regio te toetsen, visiteert Traumacentrum West jaarlijks enkele ziekenhuizen. Deze visitatie beoogt het ziekenhuislevel vast te stellen om zo de patiëntenstromen in de traumazorg goed
af te stemmen op de benodigde zorg voor iedere individuele traumapatiënt.
Traumacentrum West werkt in de regio met het landelijk LBTC visititatie
model (zie bijlage D) dat naast de structuren en randvoorwaarden gestaafd
op de NVT criteria ook de kwaliteit van geleverde traumazorg (door de betrokken disciplines) evalueert.
De doelstellingen van de visitaties zijn:
1. Het toetsen van de levelindeling,
2. Het evalueren van de kwaliteit van het
3. Het toetsen van de mate waarin in het betreffende ziekenhuis aan
kwaliteitsbevordering wordt gewerkt
4. Inzicht krijgen in de specifieke kwaliteiten van het betreffende ziekenhuis
5. Het leren van elkaars competenties.
Met deze doelstellingen zal een visitatiecommissie de ziekenhuizen in Traumaregio West bezoeken. Ten behoeve van iedere visitatie wordt ad hoc een
visitatiecommissie met afgevaardigden vanuit alle ziekenhuislevels samengesteld. De visitatiecommissie stelt een verslag op dat met het betreffende
ziekenhuis wordt besproken op feitelijke onjuistheden, waarna het definitieve
verslag volgt met adviezen en conclusies.
27
Netwerkafsprakenboek
Concentratie complexe zorg
Acute bekken- en wervelletsels:
Om de zorgkwaliteit te verbeteren en onze expertise zo goed mogelijk te waarborgen, is de beroepsvereniging van de traumatologie (NVT) vorig jaar gestart
met het opstellen van normeringen voor behandeling van specifieke letsels.
De voorstellen daaromtrent zijn door de Nederlandse Vereniging van Heelkunde overgenomen en in de ledenvergadering mei 2012 geaccordeerd.
In 2012 is in traumaregio West afgesproken om patiënten met acute bekkenen wervelletsels met een operatie indicatie alleen te behandelen in het Leids
Universitair Medisch Centrum en in het Medisch Centrum Haaglanden, locatie
Westeinde. Uiteraard zijn verwijzingen van of overleg over patiënten met niet
operatief te behandelen letsels, of patiënten waarvan de behandeling onduidelijk is, laagdrempelig mogelijk.
Traumacentrum West 2015
10. Regionale Traumaprotocollen
Na veel en intensief overleg tussen de traumachirurgen en orthopeden in onze
regio, zijn eind 2012 de Regionale Traumaprotocollen gepresenteerd. Traumaregio West is trots dat zij de eerste regio is waarin ieder ziekenhuis werkt met
dezelfde traumaprotocollen. Het boekje is een handvat voor de behandeling
van monoletsels aan het steun- en bewegingsapparaat. De protocollen zijn
gebaseerd op bestaande richtlijnen en recente publicaties. Het boekje is handzaam en past in de witte jas van iedere dokter op de SEH. Ook gipsmeesters,
physician assistants en andere bij de traumazorg betrokken professionals
kunnen er hun voordeel meedoen. Het protocollenboekje is digitaal beschikbaar via de website van Traumacentrum West (www.traumacentrumwest.nl)
en is gratis als ‘App’ binnen te halen via de App store of Google play onder de
naam Trauma Pro.
In navolging van bovengenoemde ontwikkelingen is traumaregio West begonnen met het oprichten van verdere expertise groepen voor de laag frequente
maar hoog complexe zorg. In 2013 is een eerste aanzet gegeven tot de volgende expertise groepen.
• Complexe letsels hand /pols
• Complexe letsels voet /enkel
• Gestoorde botgenezing
Deze samenwerking streeft ernaar om de kwaliteit van de zorg voor deze
specifieke patiëntengroepen te optimaliseren.
28
29
Netwerkafsprakenboek
11. Fysiotherapie en revalidatie
12. Organisatie en Taken van het Traumacentrum
Om ook de zorg voor de traumapatiënt na ontslag uit het ziekenhuis optimaal
te laten verlopen, is in regio Leiden en omstreken het Fysiotherapie Traumanetwerk opgericht. De leden van het traumanetwerk voor de fysiotherapeuten
komen maandelijks bijeen in het LUMC. Elke maand worden er 10-15 patiënten
aangemeld voor de vergadering: Twaalf tot zestien fysiotherapeuten presenteren de patiëntcasuïstiek en bespreken het behandeltraject en de behandelmogelijkheden voor de patiënten. De betrokken traumachirurgen zorgen voor
uitleg met het tonen en bespreken van röntgenfoto’s. De deelnemende fysiotherapeuten ontvangen vanuit Traumacentrum West een certificaat voor de
deelname in het traumanetwerk. In de afgelopen jaren is het traumanetwerk
uitgegroeid tot een hechte groep fysiotherapeuten, die behalve fysiotherapie
en manuele therapie vele expertises te bieden hebben, in goede onderlinge
afstemming met de specialisten.
In 1998 publiceerde de minister van VWS haar Beleidsvisie ‘Met Zorg Verbonden’. Ten grondslag aan deze visie lag de intentie tot verbetering van de
traumazorg in Nederland. In het kader van de kwaliteitsverbetering werden
in 1999 tien traumacentra aangewezen (per 1 januari 2008 zijn er elf Traumacentra), met als doel het regionaliseren van de traumazorg en het coördineren
van goede opvang en behandeling van traumapatiënten door de hele keten van
traumazorg heen. De Nederlandse Trauma centra zijn bestuurlijk verenigd in
de Landelijke Netwerk Acute Zorg ( LNAZ) en medisch inhoudelijk in de Landelijke Beraadsgroep TraumaCentra (LBTC).
Als er indicatie is voor verwijzing naar de regionale revalidatie centra, zijn er
in de regio twee mogelijkheden: het Rijnland Revalidatiecentrum en het Sophia Revalidatie Centrum. De algemene indicatiestellingen voor een klinische
revalidatie zijn:
• De patiënt heeft ernstige (blijvende) beperkingen/handicaps ten
gevolge van een ziekte, waarvoor specifieke revalidatie uitgevoerd
door een multidisciplinair team noodzakelijk is.
• De patiënt heeft meervoudige en complexe revalidatiedoelen.
• De patiënt en zijn directe omgeving zijn leerbaar/trainbaar.
• De patiënt kan op termijn naar een (aangepaste) eigen woonomgeving.
• De patiënt heeft voor het revalidatieprogramma een intensieve
24-uursrevalidatiezorg nodig.
Ook de algemene lichamelijke conditie, de geestelijke mogelijkheden en het
sociale gedrag van patiënt spelen een belangrijke rol.
30
Traumacentrum West 2015
Traumacentrum West
Het Leids Universitair Medisch Centrum, het HagaZiekenhuis en het Medisch
Centrum Haaglanden vormen samen de drie ziekenhuizen van Traumacentrum West. Deze drie ziekenhuizen zijn zogenaamde level 1 traumaziekenhuizen d.w.z. dat zij het hoogste niveau van traumazorg kunnen verlenen. De aansturing en coördinatie van Traumacentrum West ligt in handen van het LUMC.
De traumacentra hebben, naast de zorgtaak voor de meest ernstig gewonde
patiënten, drie bijzondere taken ten aanzien van het realiseren van de organisatie van zorg rondom de traumapatiënt. De taken van een traumacentrum
zijn als volgt:
1. Het 24x7 leveren van hoog kwalitatieve zorg voor enkel- en
meervoudige gewonde traumapatiënten
2. Het opbouwen, onderhouden en coördineren van een
traumazorgnetwerk
3. Een kenniscentrum zijn (traumaregistratie, onderzoek, onderwijs)
Afspraken taken Traumacentrum
Het Traumacentrum West heeft in Nederland een bijzondere positie: de reguliere klinische zorg voor de ernstig gewonde patiënt is in 1999 bij aanwijzing
van het ministerie van VWS over 3 ziekenhuizen verdeeld. Deze bijzondere status biedt vele mogelijkheden tot samenwerking in de trauma gerichte zorg.
Om deze mogelijkheden optimaal te kunnen benutten zijn heldere afspraken
nodig. Op 12 augustus 2010 werd het nieuwe Traumacentrum West convenant
31
Netwerkafsprakenboek
tussen het LUMC, het Medisch Centrum Haaglanden en het HagaZiekenhuis
door de respectievelijke bestuurders getekend in aanwezigheid van het hoofd
en de coördinatoren van het TCW. In het convenant staat beschreven dat de
bovengenoemde ziekenhuizen een gedeelde verantwoordelijkheid hebben om
zorg te dragen voor de taken welke zijn toegewezen vanuit het ministerie. Een
formele invulling is gegeven aan het bestuur en organisatie van het Traumacentrum, waarbij specifieke netwerkactiviteiten, zoals overlegstructuren met
ketenpartners zijn vast gelegd. Ook de verantwoordelijkheden voor onderzoek, onderwijs en de traumaregistratie werden herdefinieerd. Als gevolg van
recente landelijke ontwikkelingen is met de drie ziekenhuizen afgesproken om
de level 1 traumazorg in de nabije toekomst op één van de drie level 1 locaties
te concentreren. De exacte invulling hiervan behoeft nog nadere afspraken en
invulling.
Foto 2010: vlnr dr. M.J.A. Tasche, bestuurder HagaZiekenhuis,
Prof.dr. I.B. Schipper hoofd TCW, S.J Rhemrev, med. coördinator
MCH/TCW, Ing M.M. Hermans toenmalig manager TCW, prof.dr. J.H.
van Bockel toenmalig bestuurder TCW, P.V.M. Pahlplatz, plv. med. coördinator
HagaZiekenhuis/TCW, W. Geerlings bestuurder MCH.
Traumacentrum West 2015
Taken Traumacentrum
Netwerk coördinatie
Traumacentrum West onderhoudt intensieve contacten met haar ketenpartners. Het is de taak van het Traumacentrum om iedere professional die een
rol heeft bij de traumazorg te voorzien van de juiste informatie. Het Traumacentrum maakt met haar ketenpartners afspraken voor de reguliere zorg en
legt deze vast. Deze afspraken staan onder meer beschreven in dit boekje en
vormen het brede kader waarin de Traumazorg plaats vindt. Naast structureel contact met haar ketenpartners, organiseert het Traumacentrum meerdere keren per jaar een Traumaplatformoverleg waarbij Meldkamer, RAV,
SEH-hoofden, Traumachirurgen, Fysiotherapeuten en de GHOR aansluiten.
Ook vindt er periodiek overleg tussen de traumachirurgen plaats. Ontwikkelingen uit de kliniek en zorgspecifieke samenwerking komen ter sprake
tijdens het Traumachirurgenoverleg. Deze beide bijeenkomsten hebben tot
doel om ieder van informatie te voorzien over de huidige stand van zaken en
nieuwste ontwikkelingen in de regionale en landelijke traumazorg. Uiteraard
vindt er buiten dit periodieke overleg tussen ketenpartners en traumachirurgen geregeld overleg plaats voor de lopende zaken.
Traumacentrum West voorziet traumaregio West van actuele informatie en
ontwikkelingen. Tevens bewaakt het Traumacentrum de gemaakte afspraken met de ketenpartners. Jaarlijks organiseert Traumacentrum West een
regionaal symposium voor al haar ketenpartners. Het onderwerp van deze
bijeenkomst richt zich ieder jaar op een specifiek thema uit de traumazorg
en geeft betrokken professionals de mogelijkheid om hun werkervaring te
delen. Ook brandweer en politie zijn van harte uitgenodigd om deel te nemen
en mee te doen aan de organisatie. In de afgelopen 4 jaar zijn onderwerpen
naar voren gekomen zoals “Stress in de zorgverlening”, “Brandwonden”, “
Toekomstige ontwikkelingen in de traumazorg” en “Nederland Waterland:
De Traumazorg op Koers”. Het symposium wordt ieder jaar druk bezocht
door zo’n 200 collega’s.
In bijlage E vindt u een overzicht van de mensen die bestuurlijk en inhoudelijk
voor het Traumacentrum West werkzaam zijn.
32
33
Netwerkafsprakenboek
Kenniscentrum
Het kenniscentrum van traumacentrum West kent drie onderdelen: de traumaregistratie, wetenschappelijk onderzoek, en onderwijs
4. Traumapatiënten die na SEH bezoek naar huis gaan en binnen 48 uur
zich onverwachts opnieuw presenteren en worden opgenomen
(= “secundaire opnames”)
Traumaregistratie
Afspraken tussen Traumacentrum West en de ziekenhuizen m.b.t de registratie.
In 1999 is het Traumacentrum West (TCW) begonnen met de ontwikkeling
van een traumaregistratiesysteem. Vanaf medio 2001 leverde het merendeel
van de ziekenhuizen in de regio gegevens aan. En sinds 2005 nemen alle ziekenhuizen in de traumaregio West deel aan deze registratie.
Inclusief de volgende gevallen:
• Opname ter observatie na ongeval (inhalatietrauma, onderkoeling, etc.)
• Letsel t.g.v. zelfmoordpoging (TS) waarbij het letsel ook zonder de
psychische indicatie tot opname had geleid
•Brandwonden
De onderlinge afspraken tussen ziekenhuis en het Traumacentrum staan
sinds 2002 beschreven in het Convenant ten behoeve van de Traumaregistratie Traumazorgregio West Nederland. Dit convenant beschrijft de doelstellingen voor de traumaregistratie en verwoordt tevens de verantwoordelijkheden, waarbij het ziekenhuis primair zorgdraagt voor het vastleggen
van gegevens en de juistheid van deze gegevens. Het Traumacentrum ondersteunt en schoolt de medewerkers van de ziekenhuizen, onderhoudt de
database en draagt zorg voor een periodieke aanlevering aan de Landelijk
Traumaregistratie.
In het regelement wordt afgesproken dat ieder ziekenhuis alle traumapatiënten, die via de afdeling SEH worden opgenomen, worden overgeplaatst
naar een ander ziekenhuis voor opname, of overlijden ten gevolge van het
letsel registreert.
Meer specifiek zijn de inclusie criteria voor de traumaregistratie als volgt
(<48 uur na ongeval):
1.
2.
3.
34
Traumacentrum West 2015
Opgenomen traumapatiënten, direct na SEH presentatie,
(incl. herkomst ander ziekenhuis, na overplaatsing)
Overgeplaatste traumapatiënten naar ander ziekenhuis voor opname,
direct na SEH presentatie
Overlijden van traumapatiënten na aankomst op SEH, uitzondering de
“dead on arrivals”
Exclusiecriteria traumaregistratie
1. Electieve patiënten: Opname, overplaatsing niet direct volgend op
SEH presentatie
2. Geen sprake van traumamechanisme
3. Geen AIS code te registreren bij traumapatiënten, b.v. heupluxaties
na THP en pathologische fracturen, verstikking, hypothermie.
Het Traumacentrum West zorgt voor de periodieke aanlevering van de gegevens aan de Landelijke Traumaregistratie en rapporteert jaarlijks de gegevens
van participerende ziekenhuizen in de regio. In bijlage F treft u een specificatie
van de dataset die wordt verzameld voor opname in de traumaregistratie.
Datakwaliteit in de rapportage is van groot belang en in de afgelopen jaren is
deze sterk verbeterd. Iedere 6-8 weken ontvangt ieder ziekenhuis een overzicht met de voortgang van de invoer, met daarbij gemarkeerd welke gegevens
nog missen of onvolledig zijn. Ook komen hierbij conflicterende gegevens naar
voren. Deze voortgangs- en kwaliteitscontrole biedt de invoerder de mogelijkheid om deze gegevens aan te passen. De wijzigingen worden teruggestuurd
naar de datamanager van Traumacentrum West. Indien deze controle is gedaan aan het eind van de registratie van een kalenderjaar, wordt de database
afgesloten voor het opstellen van de regionale rapportage.
35
Netwerkafsprakenboek
Rapportage
In deze jaarlijkse rapportage zijn alle geregistreerde traumapatiënten binnen
de traumaregio West opgenomen. De getallen in de rapportage zijn, waar relevant, vergeleken met de waarden uit de voorgaande rapportages. Ook geeft
de rapportage spiegelinformatie tussen de verschillende ziekenhuizen in traumaregio West. Aangezien alle ziekenhuizen openbaar hun aantallen delen is er
een goed beeld te krijgen hoe de traumazorg in traumaregio West precies is
verdeeld. Het boekje illustreert op deze wijze de ontwikkelingen op het gebied
van de traumaregistratie in ieder ziekenhuis en in de traumaregio. Préhospitale en klinische gegevens geven samen een volledig beeld van de traumazorg
in onze regio. Naast de ‘actuele overleving’ wordt de overleving volgens de
Trauma and Injury Severity Score (TRISS) berekend in de rapportage. De rapportage levert aan de hand van de vitale parameters en de letselernst een
kwaliteitsmeting van de traumazorg in de regio.
Onderwijs en kennisdeling
TOWN
Traumacentrum West organiseert vijf maal per jaar een Trauma Overleg
West Nederland (TOWN). Deze bijeenkomst is er voor traumatologen, geïnteresseerde orthopeden, algemeen chirurgen, SEH-artsen, arts-assistenten
en andere bij de traumazorg betrokkenen in de traumaregio West. Het overleg dient tevens als platform voor kennisuitwisseling. Medisch inhoudelijke
informatie als ook traumagerelateerde onderzoeken worden gepresenteerd
tijdens het TOWN.
Regionale Traumaprotocollen
Vanuit een hechte samenwerking tussen de traumachirurgen in traumaregio
West zijn gedurende de jaren de regionale Traumaprotocollen tot stand gekomen. Het boekje is een handvat voor de behandeling van monoletsels aan het
steun- en bewegingsapparaat. De protocollen zijn gebaseerd op bestaande
richtlijnen en recente publicaties (zie hoofdstuk 9). In 2015 zullen deze protocollen met behulp van input uit de regio waar nodig worden herzien.
36
Traumacentrum West 2015
Onderzoek
In alle ziekenhuizen in de regio van het TCW wordt actief onderzoek gedaan
op het gebied van de traumachirurgie. Het doel van dit wetenschappelijk onderzoek is om de kwaliteit van de geleverde zorg aan traumapatiënten te
verbeteren en de doelmatigheid van de zorg te vergroten. Naast onderzoeksprojecten die alleen binnen het eigen ziekenhuis worden uitgevoerd, lopen er
ook gezamenlijke (multicenter) studies bij patiëntengroepen met verschillende typen letsel zoals kinderfracturen, sleutelbeen- en enkelfracturen,
hand/polsletsel, brandwonden en meervoudig ernstig gewonden patiënten.
Bij het uitvoeren van deze multicenter-studies wordt regelmatig samengewerkt met ziekenhuizen buiten de regio van TCW. Naast klinisch onderzoek
wordt translationeel onderzoek naar fractuurgenezing en botinfectie gedaan, en vindt er onderzoek plaats naar de kwaliteit van leven na trauma.
In de toekomst zal de samenwerking tussen de ziekenhuizen in de regio ook
voor wat betreft het wetenschappelijk onderzoek worden geïntensiveerd. Er
zijn plannen om meer gezamenlijke studies op te zetten en uit te voeren.
Hierdoor zal het mogelijk zijn om ook onderzoek te doen naar weinig frequent voorkomende letsels. Daarnaast zal, om te kunnen voldoen aan de
groeiende vraag naar transparantie over de kwaliteit van de zorg, in het komende jaar een systeem worden ontwikkeld voor het routinematig monitoren van de uitkomsten van geleverde traumazorg in de regio. De mening
van patiënten over de door hen ervaren kwaliteit van zorg en kwaliteit van
leven zal een belangrijk onderdeel van deze uitkomstregistratie uitmaken.
Door koppeling van deze gegevens met de regionale traumaregistratie zal
het mogelijk worden om een beter inzicht te krijgen in de wijze waarop traumapatiënten in de ziekenhuizen in de traumaregio worden behandeld. Deze
cijfers kunnen aanknopingspunten bieden voor verdere verbetering van de
kwaliteit van de traumazorg en voor verdere afstemming en uniformering
van het behandelingsbeleid binnen de regio.
37
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
13. Opgeschaalde zorg
Afspraken tussen Traumacentrum West en GHOR omtrent de taakverdeling en het Gewonden Spreidings Plan.
Het Traumacentrumcentrum West heeft regelmatig overleg met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR). De GHOR Hollands
Midden en GHOR Haaglanden zijn verantwoordelijk voor:
• de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige
hulpverleningketen
• advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van
de geneeskundige hulpverlening.
Coördinatie en advies
De processen ‘opgeschaalde acute geneeskundige zorg’ en ‘publieke geneeskundige gezondheidszorg’ staan hierbij centraal. Bij de opgeschaalde acute
geneeskundige zorg worden gewonden getrieerd, behandeld en vervoerd.
Publieke geneeskundige zorg omvat medische milieukunde, grootschalige
infectieziektebestrijding, gezondheidsonderzoek na rampen en psychosociale
hulpverlening bij ongevallen en rampen.
De GHOR coördineert en adviseert over de geneeskundige hulpverlening bij
rampenbestrijding en crisisbeheersing. De dagelijkse geneeskundige hulpverlening sluit hierdoor zoveel mogelijk aan bij de geneeskundige hulpverlening tijdens rampen en onder crises omstandigheden. De daadwerkelijke
uitvoering van de geneeskundige hulpverlening blijft steeds een verantwoordelijkheid van de zorginstellingen/zorgverleners zélf. Zorginstellingen zijn
in alle (ook onder crisis-) omstandigheden verantwoordelijk voor zorgcontinuïteit: het blijven bieden van verantwoorde zorg. De GHOR geeft aan iedere
zorginstelling voorlichting en advies over een gedegen voorbereiding op opgeschaalde situaties. De GHOR coördineert de geneeskundige hulpverlening in
situaties waarin de individuele zorgverleners het werk alleen niet goed aankunnen of waarbij coördinatie nodig is. In de praktijk blijkt dat een goede en
gecoördineerde samenwerking, in de geneeskundige keten en ook met de
partners daarbuiten, bij rampen en crises en de voorbereiding daarop dan van
groot belang is. In de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing
adviseert de GHOR overheden en organisaties over geneeskundige hulpverlening. Ook zorgt de GHOR voor afstemming van de geneeskundige hulpverlening met de crisisbeheersingspartners: politie, brandweer en gemeenten.
38
De GHOR adviseert bij de aanleg van infrastructuur en adviseert m.b.t. veiligheid en gezondheid bij evenementen, zoals 3 Oktober, Koningsdag, Prinsjesdag, Veteranendag, Oud en Nieuw en bloemencorso over geneeskundige
risico’s en maatregelen. Zij stemt haar advies af met de ketenpartners zoals
ziekenhuizen, ambulancedienst en GGD.
Opschaling
Vaak kan een incident worden afgehandeld door een eenheid van politie,
brandweer en/of ambulancevoorziening. Bij een ramp of crisis kan het nodig
zijn dat geneeskundige hulpverlening wordt ingeschakeld. Deze hulpverlening komt tot stand in een samenspel van publieke en private organisaties uit de geneeskundige keten, zoals regionale ambulancevoorzieningen,
meldkamers ambulancezorg, ziekenhuizen, GGD’en, huisartsen(posten) en
Rode Kruis. De GHOR wisselt informatie uit met de operationele diensten en
de geneeskundige partners over onder meer het incidentbeeld, de gewonden en het handelingsperspectief. Wanneer binnen de geneeskundige keten
knelpunten ontstaan met betrekking tot complexiteit van processen of capaciteit dan kan besloten worden tot geneeskundige opschaling volgens een
vaste procedure. Dat is de GRIP-procedure (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure). Deze opschaling hangt af van of een incident
beperkt blijft tot een brongebied (GRIP 1) een effectgebied ontstaat (GRIP 2),
er bestuurlijke dilemma’s zijn (GRIP 3) en het incident effect heeft buiten de
grens van de gemeente (GRIP 4).
Regie bij opschaling
Bij daadwerkelijke rampen en crises kunnen zorgverleners te maken krijgen
met aansturing door de GHOR, vanuit een multidisciplinair coördinatieteam.
Binnen zo’n team worden alle acties die nodig zijn ter bestrijding van de
crisis, ramp of incident, op elkaar afgestemd. De GHOR leidt dan vanuit dit
team de geneeskundige hulpverlening en onderhoudt daarbij de contacten
met de overige betrokkenen. Dat zijn bijvoorbeeld de andere zorgverleners,
maar ook partners in de multidisciplinaire samenwerking zoals brandweer,
politie en gemeenten, en alle betrokkenen op bestuurlijk niveau.
39
Netwerkafsprakenboek
Voor de geneeskundige coördinatie van incidenten kent de GHOR een aantal
functies: Operationeel Directeur Publieke Gezondheid, Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg, Hoofd Informatie en Ondersteuning en Officier
van Dienst Geneeskundig (OvD-G). Ketenpartners kunnen met deze functionarissen in contact staan voor de afstemming van de werkzaamheden.
Gewonden Spreiding Plan
In nauwe samenwerking met de RAV en de GHOR heeft Traumacentrum
West in 2013 het Gewonden Spreidingsplan (GSP) voor traumaregio West
herzien. Het doel van het GSP is bij een ramp te dienen als leidraad voor de
logistieke verdeling van de verschillende categorieën slachtoffers (T1, T2
en T3). Deze distributie houdt rekening met specifieke zorgvraag en de capaciteit van de ziekenhuizen. Ook staan de communicatielijnen tussen de
verschillende functionarissen die actief zijn tijdens een ramp beschreven.
Het GSP wordt in werking gesteld door de MKA en/ of GHOR functionaris (OvD-G / ACGZ) die besluit over te gaan van reguliere zorg naar opgeschaalde zorg (GRIP fase). In deze situatie is er sprake van een groot aantal
slachtoffers en dusdanige letsels dat er op de behandel- en opnamecapaciteit van meerdere regionale ziekenhuizen volledig aanspraak wordt
gemaakt. Ziekenhuizen worden in opdracht van de OvD-G/ ACGZ door de
centralist MKA/ CGV gewaarschuwd dat een opschaling in het kader van
een incident/ramp dreigt. De zorginstelling neemt zelf het besluit om intern op te schalen. In bijlage G treft u het Gewonden Spreidingsplan van
Traumaregio West (Bijlage G).
40
Traumacentrum West 2015
Gebruikte afkortingen:
ACGZ - ATLS - CGV -
CWK - DPG - ECG - EMV - GCS - GHOR - GMK -
GNK-C - LPA -
LNAZ - MKA - MMT - NAW - NTS - NvT -
OvD-G - RAC - RAV -
RCC - RTS -
SBAR - SEH - SMH - TVLO - ZIROP - Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg
Advanced Trauma Life Support
Coördinator Gewondenvervoer
Cervicale Wervel Kolom
Directeur Publieke Gezondheid
Electro CardioGram
Eye Motor Verbal
Glasgow Coma Scale
Geneeskundige Hulpverlening Organisatie in de Regio
Gemeenschappelijk MeldKamer
Geneeskundige Combinatie
Landelijk Protocol Ambulancezorg
Landelijke Netwerk Acute Zorg
Meldkamer Ambulancezorg
Mobiel Medisch Team
Naam ,Adres, Woonplaats
Nederlands Triage Systeem
Nederlandse Vereniging voor Traumatologie
Officier van Dienst Geneeskundig
Regionale Alarm Centrale
Regionale AmbulanceVoorziening
Regionaal Coördinatie Centrum
Revised Trauma Score
Situation, Background, Assessment, Recommendation
SpoedEisende Hulp
Spoedeisende Medische Hulp
Totaal Verbrand LichaamsOppervlak
Ziekenhuis Rampen Opvang Plan
41
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
Index bijlagen:
A.Contactpersonen
B. MMT: Inzet en Cancelcriteria
C. NVT Level Criteria
D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
E. Personen werkzaam voor het Traumacentrum West
F. MTOS+ dataset en Utstein variabelen.
G. Gewondenspreidingsplan – regio West
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
BIJLAGE A
Contactpersonen
42
43
Bijlage A. Contactpersonen
Netwerkafsprakenboek
Ambulancedienst & Meldkamer
• Meldkamer Ambulance Haaglanden en Hollands Midden
Katschiplaan 10
Contactpersoon Haaglanden
2496 ZN Den Haag
Arnold van der Meijden Tel: 06-53278938
Tel: 088-8868000
Contactpersoon Hollands Midden
Ziekenhuizen
• Bronovo Ziekenhuis
Bronovolaan 5
2597 AX Den Haag
Tel: 070-3124445
Xander Kluts Tel: 06-30806741
• RAD Hollands Midden
Contactpersoon
A.H.P. Niggebrugge
traumachirurg
C. de Wit
spoed eisende hulp
P.W. Doop
bestuur
• Alrijne Ziekenhuis Leiden
Bezoekadres:
Contactpersoon
Vondellaan 43
J. de Nooij
2332 AA Leiden
M. Snijders
Tel: 071-5730000
Postadres
Houtlaan 55
2334 CK Leiden
Tel: 071-5178178
Contactpersoon
A.J. Ploeg
chirurg
A. van Oosten
spoed eisende hulp
R. Treffers
bestuur
Postbus 121, 2300AC Leiden
• Groene hart Ziekenhuis
• Ambulancezorg Den Haag
Hoofdlocatie Den Haag
Contactpersoon
Waldorpstraat 555
T. Eckhardt
Bleulandweg 10
2803 HH Gouda
Tel: 0182-5055050
2521 CK Den Haag
Contactpersoon
F.M. van der Linden
traumachirurg
H. Bouter
spoed eisende hulp
G.J.M. Barnasconi
bestuur
Tel: 070-7526340
• Haga Ziekenhuis
• Ambulancezorg Zoetermeer
Blauwroodlaan 290
Contactpersoon
2718 SK Zoetermeer
J.M. Polman
Tel: 079-3628154
H. van Schendel
Leijweg 275
2545 CH Den Haag
Tel: 070-2100000
Contactpersoon
H.G.W.M. van der Meulen
traumachirurg
A. Prins
spoed eisende hulp
M.J.A. Tasche
bestuur
• Ambulancedienst Witte Kruis
Postbus 16130
2500 BC Den Haag
Contactpersoon
F.B. Bauman
J. Hollman
44
45
Bijlage A. Contactpersonen
Netwerkafsprakenboek
Ziekenhuizen - vervolg
• Leids Universitair Medisch Centrum
Albinusdreef 2
2333 ZA Leiden
Tel: 071 526 91 11
• Reinier de Graaf Gasthuis
Contactpersoon
I.B. Schipper
traumachirurg
C. Heringhaus
spoed eisende hulp
W.J.M. Spaan
bestuur
• Medisch Centrum Haaglanden (locatie Westeinde)
Locatie: MCH Westeinde
Lijnbaan 32
2512 VA Den Haag
Tel: 070-3302000
Contactpersoon
S.J. Rhemrev
traumachirurg
F. de Voeght
spoed eisende hulp
P.W. Doop
bestuur
Reinier de Graafweg 3-11
2625 AD Delft
Tel: 015-2603060
Contactpersoon
M.R. de Vries
traumachirurg
J. Zewald
spoed eisende hulp
J. van den Heuvel
bestuur
• Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp
Simon Smitweg 1
2353 GA Leiderdorp
Tel: 071-5828282
Contactpersoon
J. van den Bremer
traumachirurg
A. van der Post
spoed eisende hulp
R. Treffer
bestuur
• Medisch Centrum Haaglanden (locatie Antoniushove)
Burg. Banninglaan 1
2262 BA Leidschendam
Tel: 070-3574444
Contactpersoon
S.J. Rhemrev
traumachirurg
F. de Voeght
spoed eisende hulp
P.W. Doop
bestuur
• ’t Lange Land Ziekenhuis
Toneellaan 1
2725 NA Zoetermeer
Tel:079-3462839
46
Contactpersoon
W. Stigter
traumachirurg
A. Alkemade
spoed eisende hulp
J.W. Brinkman
bestuur
47
Bijlage A. Contactpersonen
Netwerkafsprakenboek
GHOR
Revalidatie
• GHOR Haaglanden
Katschiplaan 10
2496 ZN den Haag
Tel: 088-8868000
• Sophia Revalidatie
Contactpersoon
A. Gelton
Vrederustlaan 180
2543 SW Den Haag
Tel: 070-3593593
• Veiligheidsregio Haaglanden
• Rijnland Revalidatie
Dedemsvaartweg 1
2545 AP Den Haag
Tel: 088-8868000
Wassenaarseweg 501
2333 AL Leiden
Tel: 071-5195195
• GHOR Hollands Midden
Rooseveltstraat 4a
2321 BM Leiden
Tel: 071-5169171
Contactpersoon
A.Dijkstra
C.H.V. van Steensel-van Hage
• Veiligheidsregio Hollands Midden
Rooseveltstraat 4a
2321 BM Leiden
Tel: 088-2465000
48
49
Bijlage A. Contactpersonen
Netwerkafsprakenboek
Traumanetwerk Fysiotherapie
• Fysiosport van den Berg
Princes Irenelaan 1
2404 BH Alphen aan den Rijn
Tel: 0172-473855
Contactpersoon
Richard Driessen
[email protected]
• Vitaal
Groen van Prinstererweg 61
2221 AC Katwijk
Tel: 071-4022073
Contactpersoon
Bram Beun
[email protected]
Contactpersoon
Frank Hoefnagel
[email protected]
50
Inger Borgreve
[email protected]
Wantveld 9
2202 NS Noordwijk
Tel: 071-3619345
Contactpersoon
Jaap Heerikhuisen
[email protected]
Boerhaaveplein 17
2343 LT Oegstgeest
Tel: 071-3619345
Contactpersoon
Jaap Heerikhuisen
[email protected]
• Fysiotherapie de Ontmoeting
Contactpersoon
Kees van Dipten
[email protected]
• Merenwijk gezondheidscentrum
Rosmolen 2
2317 SJ Leiden
Tel: 071-5212286
Contactpersoon
• Fysiotherapie Boerhaaveplein
• Fysiotherapie Visser
Van Vollenhovenkade 20a
2313 GG Leiden
Tel: 071-5123111
Simon Smitweg 1b
2353 GA Leiderdorp
Tel: 071-5891345
• Wantveld
• FMT fysiotherapie
Van Randwijkstraat 25
2321 KE Leiden
Tel: 071-5313200
• Goudeket
Contactpersoon
Onno Otto
[email protected]
Narcissenlaan 1
2172 TA Sassenheim
Tel: 0252-213829
Contactpersoon
Wichard Jacobi
[email protected]
• Paulides + Partners
Prof. Einsteinlaan 1
2251 VD Voorschoten
Tel: 071-5617336
Contactpersoon
Martijn Anker
[email protected]
51
Bijlage A. Contactpersonen
Netwerkafsprakenboek
Traumanetwerk Fysiotherapie - vervolg
• Noord-Hofland fysiotherapie
De Hoogkamer 88
2253 JV Voorschoten
Contactpersoon
Gitte Schaap
[email protected]
• Handtherapie Leiderdorp
Simon Smitweg 1b
2353 GA Leiderdorp
Tel: 071-5894499
Contactpersoon
Hanneke Zoutendijk
[email protected]
• Rijnlands Revalidatie Centrum
Wassenaarseweg 501
2333 AL Leiden
Tel: 071-5195195
Contactpersoon
Gijsbert van Dijk
[email protected]
• Fysiotherapie Doortast
Schuttersveld 91
2316 ZZ Leiden
Tel: 071-5195195
GGD
• GGD Hollands Midden
Parmentierweg 49
2316 AC Leiden
Tel: 088-3083000
• Locatie Midden Holland/Gouda en omstreken
Thorbeckelaan 5
2805 CA Gouda
Tel: 088-3083200
• GGD Haaglanden
Westeinde 128
2512 HE Den Haag
Tel: 088-3550100
• GGD vestiging Delft
Contactpersoon
Willeke van Panhuis
[email protected]
Van Bleyswijckstraat 93e
2613 RR Delft
Tel: 088-3550100
• GGD vestiging Zoetermeer
Roesinckplein 24-26
2722 EA Zoetermeer
Tel: 088-3550100
52
53
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
MMT
Inzet- en cancelcriteria
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
Een praktisch handvat voor het inzetten van
MMT’s en verdeling van verantwoordelijkheden
tussen MKA, ambulance en MMT
BIJLAGE B
MMT: inzet- en cancelcriteria
[integraal opgenomen origineel document incl. nummering)
juni 2013
54
55
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Inhoud
1
Inleiding
2
MMT-inzetcriteria in het Nederlandse prehospitale
systeem van spoedeisende hulpverlening: theoretisch kader
2.1
Inleiding
2.2
Achtergronden
2.3
Uitgangspunten
2.4
Wetenschappelijke onderbouwing
3
4
5
5
9
10
10
12
13
Praktische toepassing MMT-inzetcriteria door MKA
3.1
Inleiding
3.2
Doel: Inzetcriteria praktisch toepassen
3.3
Situatie: info voor MKA om tot MMT-inzet te
besluiten beperkt
3.4
Bewust ABCDE als methode voor besluit MMT-inzet
3.5
‘Toestand patient’ en ‘Event’ filter bij besluit tot
MMT-inzet
3.6
Tenslotte
15
16
16
Verantwoordelijkheidsverdeling MKA, Ambulance, MMT
4.1
Inleiding
4.2
Doel: inzicht verantwoordelijkheidsverdeling
zorgverleners
4.3
Betrokken hulpverleners/instellingen in prehospitale
acute fase
4.4
Verantwoordelijkheidsverdeling ambulancezorg,
MMT en OvDG
23
24
Uniforme inzetcriteria MMT, gaan meten of en hoe het werkt
5.1
Inleiding
5.2
Doel
5.3
Waar vindt de registratie plaats
5.4
Voorstel voor opzet registratie voor evaluatie
inzetcriteria MMT
31
32
32
32
Bijlage 1 - Primaire en secundaire inzetcriteria voor MMT
37
Bijlage 2 - Samenstelling werkgroep
45
16
17
18
21
24
25
26
33
Uitgave: juni 2013
(op basis van in 2011 goedgekeurde versie)
56
57
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
1
Inleiding
4
58
5
59
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
1. Inleiding
Bij de inbedding van MMT hulpverlening in de acute zorg is geconstateerd dat er
Op tijd en op de juiste plaats adequate zorg verlenen is bij acute zorg van groot belang
behoefte bestaat om de verantwoordelijkheden van de verschillende zorgverleners te
om onbedoelde schade aan de patiënt te voorkomen. In de prehospitale fase spelen de
beschrijven. Inzicht in elkaars verantwoordelijkheden en heldere, uniforme afspraken
regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s), met als integraal onderdeel de meldkamer
over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen MKA (als onderdeel van de RAV),
ambulancezorg (MKA), en de traumacentra met de Mobiel Medische Teams (MMT’s)
ambulancezorgverleners en MMT zijn daarnaast een belangrijke randvoorwaarde voor
hierbij een cruciale rol. Een goede samenwerking tussen deze partners is van groot
uniforme toepassing van de inzet- en cancelcriteria. Dit document voorziet daarom ook
belang voor verantwoorde zorg.
in een beschrijving van de verdeling van verantwoordelijkheden van de samenwerkende
partijen ten aanzien van patiënt, maar vooral ook ten aanzien van elkaar bij de inzet en
Inwoners van Nederland hebben een gelijke toegang tot noodzakelijke zorg. Deze moet
bij de cancel van een MMT.
voor hen 24/7 op redelijke wijze beschikbaar zijn. Dit betekent dat een gelijksoortige
vraag naar acute zorg op iedere plek in Nederland tot een gelijksoortige actie van de
Samen streven we naar de optimale acute prehospitale zorgverlening op de juiste tijd
medische professionals zou moeten leiden.
en op de goede plaats. Een periodieke evaluatie van de toepassing en toepasbaarheid
De wijze waarop ambulances ingezet worden is in Nederland al geruime tijd uniform
van de inzet- en cancelcriteria is daarbij van belang. Op basis van evaluatie kunnen
geregeld. Echter, na een eerste tien jaar aanwezigheid van MMT’s in Nederland is
eventueel verbeteringen worden aangebracht. Om goed te kunnen evalueren zijn
geconstateerd dat de inzet van deze teams niet altijd op een gelijke wijze plaatsvindt.
gegevens nodig. In hoofdstuk 5 wordt een voorstel gedaan voor registratie en evaluatie.
Het feit dat de MMT’s vanaf 2011 officieel niet alleen meer overdag, maar ook
’s nachts worden ingezet is voor het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport
aanleiding geweest om het veld aan te sporen tot een verbeterslag in deze situatie en te
Ambulancezorg Nederland
Landelijk Netwerk Acute Zorg
bewerkstelligen dat MMT’s ook landelijk op uniforme wijze worden ingezet.
Ambulancezorg Nederland en het Landelijk Netwerk Acute Zorg hebben hiervoor
een expertgroep met vertegenwoordigers (zie bijlage 2) uit het veld opdracht gegeven
een methode te ontwikkelen die het voor de samenwerkende partijen, RAV en
traumacentrum helder maakt op welk moment en onder welke omstandigheden een
MMT ingezet kan worden, maar ook geannuleerd dient te worden.
Deze gezamenlijke opdracht heeft geleid tot dit document waarin de algemene inzet- en
cancelcriteria voor MMT’s worden beschreven, maar het biedt meer dan alleen een
beschrijving want bij de oproep van een ambulance en MMT telt elke seconde. Daarom
wordt hier ook een handvat geboden om de criteria in de dagelijkse situatie steeds snel
toe te kunnen passen in de MKA.
60
6
Inleiding | hoofdstuk 1
Inleiding | hoofdstuk 1
7
61
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
2
MMT-inzetcriteria in het Nederlandse
prehospitale systeem van spoedeisende
hulpverlening: theoretisch kader
8
62
9
63
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
2.1 Inleiding
(WAZ) en de Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO) vormen
De Spoedeisende Medische Hulpverlening in Nederland is gebaseerd op
het juridisch kader waarbinnen de prehospitale Spoedeisende Medische Hulpverlening
ambulancehulpverlening. Eind negentiger jaren is deze zorg uitgebreid met Mobiele
wordt uitgevoerd.
Medische Teams. De wijze waarop ambulances ingezet worden in Nederland is uniform
geregeld. Geconstateerd is dat voor de inzet van MMT’s een dergelijke uniformiteit nog
Om de prehospitale acute zorgverlening in Nederland verder te optimaliseren is in 1999
ontbreekt.
na een proefperiode van vier jaar besloten Mobiele Medische Teams (MMT) op te richten
Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport hebben
als medisch specialistische uitbreiding van de ambulancezorg in Nederland.
Ambulancezorg Nederland en de toenmalig Landelijke Vereniging van Traumacentra (nu
Deze MMT’s, bestaande uit een medisch specialist en een gespecialiseerd
LNAZ) de opdracht aangenomen om een methode op te stellen om MMT’s op uniforme
verpleegkundige, zijn getraind en in staat om alle prehospitaal noodzakelijke
wijze in te zetten waarbij rekening wordt gehouden met een goede aansluiting op de
handelingen uit te voeren en het ambulancepersoneel te ondersteunen bij diagnostiek
huidige wijze van inzetten van ambulancezorg. AZN en LNAZ hebben hiervoor een
en behandeling.
werkgroep ingericht met vertegenwoordiging uit het veld.
Dit hoofdstuk beschrijft het theoretisch kader voor de uniformering van MMT- inzetcriteria.
Ambulanceverpleegkundigen zijn op grond van hun opleiding en ervaring bevoegd
Hiertoe wordt eerst een korte toelichting gegeven bij de achtergrond van de
om een groot aantal voor de patiëntenzorg noodzakelijke handelingen te verrichten,
bevoegdheden van ambulanceverpleegkundigen en MMT-artsen en wanneer zij
waaronder een aantal voorbehouden en/of risicovolle handelingen. Deze zijn beschreven
elkaar aanvullen. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 4. Vervolgens worden de
in de Wet BIG en het KB 524 het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA).
uitgangpunten beschreven voor de inzet van een MMT. Tenslotte wordt de set met inzet-
Op grond van hun opleiding en ervaring zijn ambulanceverpleegkundigen echter
en cancelcriteria weergegeven.
niet bevoegd om handelingen te verrichten die buiten de competentie van de
verpleegkundige professie of het raamwerk van het LPA vallen. Zo is een aantal
2.2 Achtergronden
handelingen dat prehospitaal noodzakelijk kan zijn uitgesloten, zoals het onder
In Nederland is de prehospitale ambulancehulpverlening een systeem dat is
anesthesie brengen van patiënten met behulp van anesthetica, narcotica en
gebaseerd op verpleegkundige hulpverlening, uitgevoerd door gespecialiseerde
spierverslappers, het toedienen van vasoactieve dan wel inotrope medicatie anders dan
ambulanceverpleegkundigen, die als zodanig BIG-geregistreerd zijn. Op grond hiervan is
in de reanimatiesetting en een aantal invasieve heelkundige ingrepen (chirurgische
een aantal specifieke bevoegdheden aan hen toegekend.
luchtweg, amputatie, chirurgische hemostase, sectio of thoracotomie/stomie).
Ambulanceverpleegkundigen werken volgens landelijk en regionaal vastgestelde
Leidraad voor het inzetten van een MMT is dat een aanzienlijke kans aanwezig is op het
inhoudelijke protocollen. Deze protocollen worden periodiek geëvalueerd en
moeten verrichten van bovengenoemde interventies.
aangepast aan de actuele stand van de wetenschap in de gezondheidszorg. De
ambulanceverpleegkundigen worden periodiek getoetst op hun parate kennis van de
Daarnaast zijn ambulanceverpleegkundigen voor een aantal handelingen wel bevoegd,
protocollen en de daaraan verbonden vaardigheden.
maar kan het zijn dat op grond van opgedane ervaring (exposure) in sommige situaties
De Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG), de Wet op de Ambulancezorg
niet in redelijkheid te verwachten is dat deze handelingen zonder aanvaardbaar risico op
10
64
MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2
MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2
11
65
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
falen en complicaties kunnen worden uitgevoerd.
2.4 Wetenschappelijke onderbouwing
Leidraad voor inzet van een MMT in deze gebieden van overlappende competenties is de
Om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van het Nederlandse systeem
kans op het succesvol verrichten van bovengenoemde interventies door assistentie of
met ambulances en MMT’s is het noodzakelijk om goede afspraken te maken over
interventie van het MMT dat meer ervaring heeft met deze specifieke interventies.
wanneer een MMT wordt ingezet. Hiervoor is gekeken naar de internationale ervaring
die is opgedaan binnen de verschillende systemen op het gebied van spoedeisende
2.3 Uitgangspunten
hulpverlening:
De werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van Medisch Managers
Ambulancezorg vanuit de Nederlandse Vereniging van Medisch Managers
Zowel over het Amerikaanse Paramedic based systeem, als over het Europees
Ambulancezorg (NVMMA) Ambulancezorg Nederland en de Medisch Coördinatoren
Duitstalige Physician based systeem is veel literatuur aanwezig. Indien men deze
van de MMT’s vanuit het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), heeft ten behoeve
literatuur kritisch bekijkt ziet men even zovele pro- als con- conclusies voor beide
van een verantwoorde en uniforme set van inzetcriteria een aantal uitgangspunten
systemen. Deze conclusies leveren veelal kritiek op het andere systeem en bevestigen
geformuleerd:
het gelijk van het eigen systeem. Hoewel het Nederlandse prehospitale systeem
voor Spoedeisende Medische Hulpverlening niet zondermeer vergelijkbaar is met
andere EMS systemen (systemen die of nooit of juist altijd een arts in de hulpverlening
1. Bij inzet van geneeskundige hulpverleners is de toestand van de patiënt bepalend.
2. De patiënt met instabiele vitale functies heeft recht op maximale zorg die beschikbaar en
relevant is voor de behandeling van deze bedreigde vitale functies.
3. De mate van zorg wordt bepaald door de ernst van de verstoring van de vitale functies op
zich. Onderliggende oorzaken van deze verstoring zijn van secundair belang maar kunnen
medebepalend zijn voor de mate van zorg die gewenst is.
4. MMT zorg is uitbreiding met medisch specialistische zorg van de bestaande ambulancezorg,
die zich met name richt op behandeling van de ernstige verstoringen van de vitale functies.
Het MMT kent hierbij geen beperkingen door voorbehouden handelingen en kan de
geneeskunde in volle omvang aanwenden bij de behandeling.
betrekken), is uiteraard de zorgbehoefte van de patiënt met vitaal bedreigde
levensfuncties in principe gelijk.
Na literatuurstudie kan worden geconcludeerd dat op dit moment met uitzondering van
de bewusteloosheid (Ringburg et al.1) nauwelijks Evidence Based inzetcriteria aanwezig
zijn voor MMT’s.
De geformuleerde inzetcriteria zijn dan ook veelal gebaseerd op de beschikbare expert
opinion en de ervaring van de hulpverleners (level 4 evidence).
Uit de literatuur komt wel een duidelijk beeld naar voren over welke interventies in
Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten is besloten om de al bestaande
diagnostiek en behandeling meerwaarde opleveren voor de patiënt (factor: nut van
landelijke MMT-inzetcriteria zodanig om te vormen, dat de toestand van de patiënt
interventie).Het merendeel van de onderbouwingen is echter voornamelijk gebaseerd op
leidend wordt. De omstandigheden waar de patiënt zich in bevindt (o.a. aard ongeval en
klinisch uitgevoerde studies. Het aandeel van preklinische studies is tot op heden nog
locatie) zijn hieraan ondergeschikt. Wel zal de factor tijd die nodig is om het MMT ter
zeer beperkt. Zoals eerder gesteld zal daarom de kans op het moeten verrichten van
plaatse bij de patiënt te krijgen mede bepalend zijn voor de secundaire inzet van dat
de medisch-specialistische interventies leidraad moeten zijn voor het inzetten van een
MMT.
MMT.
12
66
MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2
MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2
13
67
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Daarnaast blijkt ook uit de literatuur dat het van groot belang is om, als de inzet van
het MMT noodzakelijk is, deze zo vroeg mogelijk in de hulpverlening op te starten
(tijdsfactor). De inzetcriteria dienen dus voor de MKA-centralist helder en eenduidig te
zijn om het primair inzetten te kunnen faciliteren.
Het gaat bij de inzet van een MMT echter niet alleen om de interventie op zich. Ook de
ervaring van hulpverleners met de verschillende interventies blijkt in de praktijk mede
bepalend te zijn voor de uitkomst (ervaringsfactor). Ook hierover is echter nog weinig
gepubliceerd wat de wetenschappelijke toets der kritiek kan doorstaan. Veelal betreft
het vergelijkingen binnen een systeem en geen vergelijking van verschillende systemen
met elkaar.
Meldkamercentralisten hanteren de D-A-B-C-E methodiek. De D wordt naar voren
3
Praktische toepassing
MMT-inzetcriteria door MKA
gehaald omdat uit de literatuur blijkt dat al dan niet bestaande bewusteloosheid een
zeer betrouwbare indicator is voor de ernst van de toestand van de patiënt. (onderzoek
Ringburg et al.) Daarom is gekozen om de systematiek enigszins aan te passen met de
slogan: ‘Bewust A-B-C-D-E’, waarbij na het uitvragen van het bewustzijn het overige
deel van de neurologische anamnese volgens de ABCDE systematiek wordt uitgevraagd.
Op basis van bovenstaande uitgangspunten, wetenschappelijk onderzoek en de expert
opinion zijn inzet- en cancelcriteria opgesteld op basis waarvan een MMT in Nederland
op uniforme wijze kan worden ingezet. Deze criteria worden benoemd in bijlage 1.
Literatuur
1. Ringburg AN. Helicopter Emergency Medical Services; Effects, Cost and Benefits.
Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum; 2009.
2. LPA 7.1 Ambulancezorg Nederland; Herziene versie 7.1, juni 2009
3. Richtlijnen voor de Mobiele Medische Teams in Nederland; Eindhoven et al. December 2007
68
14
MMT-inzetcriteria: theoretisch kader | hoofdstuk 2
15
69
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
3.1 Inleiding
Daarnaast is de centralist bij deze triage afhankelijk van de omschrijving door de
In het vorige hoofdstuk is het theoretisch kader voor de inzetcriteria voor een Mobiel
melder, die in meer dan de helft van de meldingen leek is en geen ervaring heeft
Medisch Team in de acute prehospitale zorg beschreven en is op basis van specifieke
met omschrijving van medische toestandsbeelden. De beperkte informatie bij deze
uitgangpunten een set inzet- en cancelcriteria beschreven (bijlage 1).
telefonische triage vormt een complicerende factor bij het hanteerbaar maken van
criteria voor primaire inzet van een MMT
Bij consultatie van het werkveld is vast komen te staan dat bij een primaire inzet van
een MMT eenvoudig te hanteren criteria noodzakelijk zijn voor het werkproces in de
Een aantal meldkamerorganisaties hebben aangegeven dat zij bij het besluit tot inzet
meldkamer.
van een MMT een spanningsveld ervaren, waarbij zij aan de ene kant te maken hebben
met beperkte informatie uit de telefonische triage en aan de andere kant met de
Door de MKA-centralist moet in een beperkte tijdspanne op basis van de tijdens de
hoogwaardig toegevoegde waarde van een MMT. Een te lage drempel voor het inzetten
melding verkregen informatie worden bepaald of er sprake is van een noodzaak tot
van een MMT kan ten eerste leiden tot meer cancels. Ten tweede ontstaat een grotere
directe inzet van het MMT. Dit hoofdstuk richt zich daarom op een vereenvoudigde
kans op gelijktijdigheid van aanvragen voor een MMT. Een te hoge drempel voor het
toepassing van deze set inzet- en cancelcriteria. Hierbij wordt niet ingegaan op de
inzetten van een MMT kan echter mogelijk negatieve gevolgen voor de patiëntenzorg tot
secundaire inzet van een MMT, die kan plaatsvinden nadat de ambulancehulpverlening
gevolg hebben. In dergelijke gevallen bestaat het risico dat patiënten noodzakelijke zorg
ter plekke bij de patiënt of het slachtoffer is gearriveerd.
wordt onthouden.
3.2 Doel: Inzetcriteria praktisch toepassen
Binnen de meldkamers bestaat dus behoefte aan eenvoudig hanteerbare criteria voor
Dit hoofdstuk heeft als doel de door de werkgroep geformuleerde en door AZN en LNAZ
de inzet van het MMT die – op basis van beperkte informatie – leiden tot een tijdige inzet
vastgestelde inzetcriteria praktisch toepasbaar te maken voor de MKA-centralist.
voor het juiste type patiënten.
Hierbij heeft de werkgroep zich gerealiseerd dat op dit moment in Nederland op de
meldkamers ambulancezorg verschillende uitvraagmethodieken worden gehanteerd. Dit
3.4 Bewust ABCDE als methode voor besluit MMT-inzet
hoofdstuk biedt daarom een algemene leidraad voor het hanteren van de inzetcriteria
Op grond van de beperkte situatieomschrijving die de melder geeft kan de MKA-
MMT. Elke regio is zelf verantwoordelijk voor de implementatie van deze inzetcriteria in
centralist in een aantal gevallen met kort doorvragen een aantal toestandsbeelden
de eigen uitvraagmethodiek.
benoemen, die op zich zelf, of in combinatie met de specifieke expertise van de
centralist, leiden tot een inzet van een MMT. Deze toestandsbeelden kunnen zowel
3.3 Situatie: info voor MKA om tot MMT-inzet te besluiten beperkt
betrekking hebben op de toestand van het slachtoffer/de patiënt als op de gebeurtenis
Het besluit van de MKA-centralist om een MMT primair in te zetten wordt gedaan op
zelf (het ‘Event’).
basis van de telefonische melding. Bij telefonische triage kan de centralist -MKA slechts
Indien de melder in staat is om relevante informatie door te geven kan de centralist de
in beperkte mate inzicht krijgen in de situatie ter plaatse, omdat alleen hoorbare en
toestandsbeelden met een aantal korte vragen objectiveren en in een aantal gevallen
geen visuele informatie per telefoon beschikbaar is voor het bepalen van de urgentie.
ook een werkdiagnose opstellen.
16
70
Praktische toepassing | hoofdstuk 3
Praktische toepassing | hoofdstuk 3
17
71
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
De methodiek die daarbij op de meldkamers gehanteerd wordt heeft de werkgroep als
Tabel 1 Toestandbeelden gerelateerd aan patiënt die in aanmerking komen voor primaire inzet van
volgt geformuleerd:
een MMT
De DABCE methodiek in de meldkamer
Meldkamercentralisten hanteren de D-A-B-C-E. methodiek. De D wordt naar voren gehaald
omdat uit de literatuur blijkt dat al dan niet bestaande bewusteloosheid een zeer betrouwbare
indicator is voor de ernst van de toestand van de patiënt. (onderzoek Ringburg et al.) Voorstel
is om de systematiek enigszins aan te passen met de slogan:
‘Bewust A-B-C-D-E’, waarbij na het uitvragen van het bewustzijn het overige deel van de
neurologische anamnese volgens de ABCDE systematiek wordt uitgevraagd.
VITALE FUNcTIE
MogELIjKE KErNVrAAg
VoorBEELd
INzETcrITErIUM
bewusteloos
reageert niet op aanspreken
en schudden
schedelhersenletsel, SAB,
CVA, ernstige (industriële)
intoxicaties, onbegrepen coma
A en B; (Airway en Breathing)
ademhaling
extreme ademnood, hoorbare
ademhaling of ademstilstand
A: corpus alienum, hoofd-/
halstrauma, brandwonden
in hoofd-/halsgebied,
stridor, (verdenking) van
inhalatietrauma, corpus
alienum.
B: acuut respiratoir falen,
verdrinking, status astmaticus, ernstig longoedeem,
aspiratie.
roet in gelaat neus en mond
water/ schuim in de mond
3.5 Toestand ‘Patient’ en ‘Event’ filter bij besluit tot MMT-inzet
Bij de bepaling van de urgentie van inzetten van ambulancehulpverlening is het
criterium bewusteloosheid een belangrijke factor, die vrijwel altijd leidt tot een
spoedinzet (A1) van de ambulance. Bij de afweging om het MMT in te zetten is het
criterium bewusteloosheid echter een te grof filter om een onmiddellijke inzet van
C; circulatie
ernstige pijn op de borst, al
dan niet in combinatie met
verslechtering van pols,
capillaire refill, gelaatskleur
circulatie stilstand (vermoedelijke) reanimatie van een
persoon jonger dan 16 jaar
Acuut coronair syndroom
met te verwachten andere
complicaties op grond van
anamnese.
Ernstige Hypertensie (Crise)
Evidente shockbeelden zoals
verbloeding maar ook sepsis
longembolie
D; (Disability)
neurologische afwijkingen
bewustzijnsdaling, onrust,
(halfzijdige) verlammingen
CVA, ernstige acute hypertensie, Schedelhersenletsel
inklemmingbeeld door
bloeding of tumor intoxicaties
/ beten van slangen of
insecten
E; (Exposure) overige letsels
met potentieel negatieve
invloed op vitale functies
zware letsels met externe en/
of interne bloedingen,
ernstige brandwonden,
onderkoeling
Thorax/ buiktrauma,
schotwonden, ernstige slag- of
steekwonden, amputaties,
open fracturen met duidelijke dislocatie, verbranding,
onderkoeling
een MMT te rechtvaardigen. Om te komen tot een efficiënte inzet van het MMT zal het
filter dus moeten worden verfijnd, waarbij aanvullende vragen in een logische volgorde
noodzakelijk zijn. Het filter voor deze verfijning bestaat uit twee stappen:
1. Vragen gericht op toestandsbeelden met betrekking op de ‘Patiënt’
2. Vragen gericht op toestandsbeelden met betrekking op het ’Event’
3.5.1. Toestand van de patiënt
Uitgaande van de Bewust-A-B-C-D-E methodiek blijkt vooral dat de combinatie van
bewusteloosheid en een A,B,C,D of E probleem een duidelijke indicatie is voor inzet van
een MMT. Ook wanneer bewusteloosheid ontbreekt als toestandsbeeld, maar er wel
sprake is van een duidelijke aanwezigheid van een afzonderlijk A,B,C,D of E probleem
zoals beschreven in de MMT-inzetcriteria, is er een duidelijke indicatie voor inzet
van een MMT. De werkgroep heeft in tabel 1 de Bewust-A-B-C-D-E methodiek nader
uitgewerkt voor de specifieke MMT inzetcriteria.
72
18
Praktische toepassing | hoofdstuk 3
Praktische toepassing | hoofdstuk 3
19
73
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
3.5.2. Event
Naast bovengenoemde toestandsbeelden gerelateerd aan ‘toestand patiënt’ en ‘event’
Vervolgens moeten we kijken naar de door de werkgroep geformuleerde criteria die
zijn er enkele logistieke situaties waarbij het zinvol kan zijn om het MMT in te zetten:.
relateren aan het ‘Event’. Ook hiervoor geldt de voorwaarde dat een niet-medisch
geschoolde melder in staat moet zijn om deze met een hoge mate van betrouwbaarheid
Tabel 3 Logistieke toestandbeelden gerelateerd aan het ‘event’ die in aanmerking komen voor
door te geven aan de centralist.
primaire inzet van een MMT
Hieronder treft u de toestandsbeelden die gerelateerd zijn aan een event en leiden tot
een primaire MMT-inzet, zeker als er daarbij sprake is van een bewusteloze patiënt OF
als de situatie evident zeer ernstig is en het nog niet bekend is of er al dan niet sprake is
van een bewusteloze patiënt/patiënten (zie tabel 2)
LogISTIEKE ToESTANdSBEELdEN gErELATEErd AAN hET ‘EVENT’
Slachtoffer met A1 indicatie op een voor de ambulance onbereikbare plek
A1 situatie waarbij de ambulance niet binnen 15 minuten ter plaatse bij de patiënt kan zijn
Tabel 2 Toestandbeelden gerelateerd aan het ‘Event’ die in aanmerking komen voor primaire inzet
Opmerking
van een MMT
ToESTANdSBEELd gErELATEErd AAN hET ‘EVENT’
Bij betrokkenheid van kinderen, andere risicogroepen zoals zwangeren en ouderen en in
geval van twijfel kan de MKA het MMT laagdrempelig inzetten.
Ongeval waarbij sprake moet zijn geweest van hoge snelheid en/of slachtoffer weggeslingerd,
meerdere gewonden en/of overleden medepassagiers, beknelling, bedelving of verdrinking
3.6 Tenslotte
Ongeval met elektriciteit en/of bliksem
De werkgroep heeft geconcludeerd dat de indeling in toestandsbeeld en event het
basismodel is dat aan de meldkamers ambulancezorg kan worden aangeboden voor
Explosie met aanzienlijke schade
toepassing van de inzetcriteria. Een verdere verfijning is binnen het kader van de
Grote brand met ingeslotenen
opdracht van de werkgroep niet mogelijk.
Schotwonden, ernstige slag of steekwonden aan schedel, borstkas of buikholte
Verloskundige complicaties (al dan niet op verzoek van verloskundige ter plekke)
Verdrinking al dan niet met onderkoeling
De reden hiervoor is dat op dit moment binnen de meldkamers ambulancezorg in
Nederland meerdere uitvraagmethodieken worden gehanteerd. Van de betreffende
regio’s wordt verwacht dat bij implementatie van de inzetcriteria, zij de binnen de door
hen gehanteerde methodiek de geldende kernvragen voor het signaleren van vitale
ABCDE bedreigingen hanteren bij bepaling van de ernst.
Val van hoogte
Suïcidepoging met verhanging, industriële toxines of ernstig trauma
Chemische, toxische en nucleaire incidenten waarbij uitgebreidere medische expertise en
behandeling nodig is, die buiten het geldende LPA 7.2 valt
Duikongevallen, waarbij medisch specialistisch expertise tijdens behandeling en transport
naar een duikmedisch centrum noodzakelijk is
20
74
Praktische toepassing | hoofdstuk 3
Praktische toepassing | hoofdstuk 3
21
75
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
4
Verantwoordelijkheidsverdeling
MKA, Ambulance, MMT
22
76
23
77
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
4.1 Inleiding
Bij acute ketenzorg zijn zorgaanbieders in de witte kolom er op gericht om hun
4.3 Betrokken hulpverleners/instellingen in prehospitale
acute fase
activiteiten op een zodanige wijze af te stemmen zodat zij zo spoedig mogelijk,
In de zorgketen waar hulp wordt verleend aan ongevalpatiënten spelen verschillende
maar in ieder geval binnen enkele minuten tot enkele uren, de juiste zorg kunnen
actoren een rol:
verlenen om overlijden of irreversibele gezondheidsschade als gevolg van de acute
levensbedreigende aandoening of van een ongeval te voorkomen.
4.3.1 Meldkamer ambulancezorg (MKA)
De vraag naar acute geneeskundige zorg vangt aan bij de meldkamer ambulancezorg
Bij het bieden van acute zorg vindt altijd samenwerking plaats tussen verschillende
(MKA), die integraal onderdeel uitmaakt van de regionale ambulancevoorziening. De
zorgverleners. Cruciale onderdelen hierbij zijn de wijze van samenwerking en de
MKA-centralist heeft een belangrijke regisserende rol bij de samenwerking. De MKA-
overdracht van patiënten door de ene hulpverlener naar de andere. Dat geldt niet
centralist bepaalt of en zo ja, op welke wijze de ambulancezorg wordt ingezet (noot: Wet
alleen binnen de muren van een ziekenhuis, maar vooral ook voor acute zorg die
Ambulancezorg).
wordt gevraagd buiten het ziekenhuis. De samenwerking tussen RAV (met MKA en
De MKA-centralist is verantwoordelijk voor een verantwoorde uitvoering van het
ambulanceteams) en traumacentrum met MMT vormen hierop geen uitzondering.
proces van intake, indicatiestelling, zorgtoewijzing, -coördinatie en zorginstructie. De
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de onderlinge verantwoordelijkheid tussen de betrokken
MKA-centralist hanteert centraal vastgestelde protocollen, eventueel aangevuld met
hulpverleners bij inzet en cancels van een MMT.
regionale afspraken.
Als bron zijn de bestaande documenten van de vier MMT-regio’s gebruikt die zij
gebruiken in samenwerking met de RAV in hun regio.
4.3.2 Ambulancezorg
De Regionale Ambulancevoorziening (RAV) is eindverantwoordelijk voor het
In dit hoofdstuk wordt eerst de doelstelling geformuleerd en wordt vervolgens
ambulancezorgproces. Dit proces start bij de melding op de meldkamer ambulancezorg
beschreven welke hulpverleners een rol spelen in de prehospitale acute
en eindigt bij de overdracht, bijvoorbeeld aan het ziekenhuis. Voor de medisch
zorgketen. Tenslotte wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden en
inhoudelijke aspecten van de ambulancezorg is de medisch manager ambulancezorg
verantwoordelijkheidsverdeling bij inzetten en cancels van een MMT.
(MMA) eindverantwoordelijk.
De ambulanceverpleegkundige is samen met de ambulancechauffeur
4.2 Doel: inzicht verantwoordelijkheidsverdeling zorgverleners
verantwoordelijk voor de zorg ter plaatse en de zorgverlening tijdens het vervoer.
Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke zorgverlener van welke discipline op welk moment
De ambulanceverpleegkundige is deskundig en bekwaam voor het functioneel
verantwoordelijk is voor de zorgverlening in de prehospitale acute fase. Uitgangspunt
zelfstandig uitvoeren van een aantal voorbehouden handelingen. Zo nodig kan de
hierbij is steeds de patiënt te kunnen garanderen, dat hij in kwalitatief opzicht zo
ambulanceverpleegkundige ruggespraak houden met de MMA die 24/7 bereikbaar is.
snel mogelijk de beste zorg ontvangt en dat tijdens een incident elke hulpverlener
De ambulancechauffeur assisteert de ambulanceverpleegkundige bij de zorgverlening
op de hoogte is van de verantwoordelijkheidsverdeling en de verdeling van de
ter plaatse, draagt zorg voor een veilige werkplek en speelt een belangrijke rol bij de
beslissingsbevoegdheid.
communicatie met MKA en de ketenpartners. Ook is de chauffeur verantwoordelijk
24
78
Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4
Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4
25
79
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
voor het veilig vervoeren van de patiënt. De ambulancezorg werkt met de Landelijke
betekent dat, in navolging van de wettelijke bepalingen voor de ambulancezorg, het
Protocollen Ambulancehulpverlening (LPA). In het kader van regionale (samenwerkings)
de MKA-centralist is die bepaalt óf het MMT wordt ingezet. Op die manier houdt de
afspraken kunnen in aanvulling op het LPA regionale protocollen worden gehanteerd.
meldkamer het overzicht en de regie wie, wanneer en waarom wordt ingezet. Daarbij
is het van groot belang, dat de MKA-centralist beschikt over heldere inzetcriteria
4.3.3 Mobiel Medisch Team
voor de inzet van het MMT. Voor de inzetcriteria geldt het landelijk overzicht zoals
Het Mobiel Medisch Team (MMT) beschikt over een helikopter en een speciaal
beschreven in dit document (bijlage 1). Tevens kunnen er regiospecifieke aanvullende
toegeruste bus voor zeer acute situaties waarbij meer specialistisch zorg nodig is in
inzetcriteria bestaan, die door de betrokken RAV-directies en het MMT leverend centrum
aanvulling op ambulancezorg zorg. Het team bestaat, naast de piloot of chauffeur, altijd
zijn vastgesteld en bij de meldkamer(s) bekend gemaakt zijn. De MKA-centralist is
uit een gespecialiseerde arts en een gespecialiseerde verpleegkundige. Het Mobiel
verantwoordelijk voor de juiste toepassing van deze inzetcriteria.
Medisch Team werkt met de ‘Richtlijnen voor Mobiele Medische Teams in Nederland’
die uitgaan van de LPA richtlijnen van de ambulancezorg en hierop aanvullend en
4.4.2 Verantwoordelijkheid bij Secundaire MMT-inzet
afhankelijk van de specifieke hulpverleningsituaties afwijkend kunnen zijn.
Van een secundaire inzet is sprake, indien de ambulanceverpleegkundige en/of de OvDG
de inzet van het MMT nodig achten. Bij een secundaire inzet zijn er reeds bekwame
4.3.4 geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (ghor)
hulpverleners ter plaatse. Zij bepalen ter plekke de indicatie en de urgentie aan de
De GHOR kent de zogenaamde Officier van Dienst, die bij een opgeschaalde situatie
hand van bestaande afspraken (landelijk en eventueel regionaal). De aanvraag voor een
(grotere ongevallen, rampen e.d.) wordt ingeschakeld om op de plaats van het incident
secundaire MMT-inzet wordt gericht aan en loopt via de MKA-centralist. Daarnaast is
de hulpverlening te coördineren. Omdat de OvDG in de praktijk veel wordt ingezet
ook sprake van een secundaire inzet wanneer de ambulanceverpleegkundige nog niet
bij grotere ongevallen, wordt deze functionaris meegenomen in de beschrijving van
ter plaatse is, maar zij/hij op basis van de informatie van de MKA-centralist een MMT-
de verantwoordelijkheidsverdeling. De OvDG hanteert, evenals de ambulancezorg
inzet nodig acht. De MKA-centralist geeft uitvoer aan dit verzoek.
en het MMT, landelijke protocollen. Deze protocollen zijn afgestemd op de landelijke
protocollen ambulancezorg.
4.4.3 Verantwoordelijkheid voor het cancellen van het MMT
Wanneer de ambulanceverpleegkundige of OvDG die ter plaatse is, oordeelt dat de
4.4 Verantwoordelijkheidsverdeling ambulancezorg,
MMT en OvDG
situatie niet aan de inzetcriteria voor een MMT voldoet, terwijl het MMT al voor deze
4.4.1 Verantwoordelijkheid bij Primaire MMT-inzet
De hulpverleners ter plaatse zijn verantwoordelijk voor een directe en ter zake kundige
In de wet zijn geen specifieke bepalingen opgenomen over de verantwoordelijkheid
situatierapportage, met betrekking tot aard incident, toestand slachtoffer, werkplek- en
voor de primaire inzet van het MMT. Voor de inzet van ambulances zijn wel wettelijke
tijdscriterium. De MMT-arts is verantwoordelijk om zich op grond van de door de
bepalingen vastgelegd. Het inzetten van een MMT is bedoeld ter aanvulling op de
ambulanceverpleegkundige/OvDG aangedragen situatierapportage of overdracht ervan
ambulancezorg. Traumacentra en RAV’s hebben gezamenlijk besloten dat het een
te vergewissen of de inzet van het MMT noodzakelijk blijft dan wel dat die kan worden
logische keuze is de wettelijke bepalingen voor de ambulancezorg te volgen. Dit
afgebroken.
26
80
Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4
situatie is ingezet, kan hij de meldkamer aangeven dat het MMT gecanceld kan worden.
Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4
27
81
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Wanneer de MMT-arts na aanvullend overleg en op grond van de hem aangereikte
ambulanceverpleegkundige informeert zijn verantwoordelijke MMA. Verschillen van
informatie uit de situatierapportage besluit om toch ter plaatse te gaan, deelt hij deze
mening tussen ambulanceverpleegkundige en MMT-arts dienen achteraf geëvalueerd te
beslissing mee aan de ambulanceverpleegkundige met opgaaf van redenen. Als de
worden (het voorkeursgremium is het overleg tussen de MMA van de betrokken RAV en
patiënt reeds transportgereed is kan een rendez-vous worden afgesproken om delay te
de coördinator MMT van het betreffende traumacentrum). Een goede verslaglegging is
voorkomen. Ook kan na overleg de MMT-arts adviseren een ’scoop and run’ transport uit
een vereiste.
te voeren en de komst van het MMT niet af te wachten.
Om een goede zorgverlening niet te belemmeren is het van groot belang dat de
betrokken zorgverleners tijdens de inzet niet onnodig in discussie gaan, maar achteraf
4.4.4 Verantwoordelijkheid ter plaatse: MMT-arts versus ambulanceverpleegkundige
evalueren in de bestaande overlegsituaties.
De MMT-arts bepaalt de indicatie voor vervoer naar level 1, 2 of 3 traumaopvang,
alsmede de volgorde en de urgentie. De ambulanceverpleegkundige of OvDG geeft de
indicatie door aan de MKA-centralist. De MKA-centralist bepaalt mede aan de hand
daarvan naar welk ziekenhuis vervoerd gaat worden.
4.4.5 Verantwoordelijkheid voor de overdracht
De overdracht is van wezenlijk belang voor de kwaliteit en de continuïteit van de
zorgverlening. Verschillen in bekwaamheden van zorgverleners en medici mogen
niet van invloed zijn op de kwaliteit van de overdracht. Iedere hulpverlener, ongeacht
opleiding en ervaring, is bij de overdracht gelijk. De feitelijke overdracht dient altijd
gepaard te gaan met de volgende mededeling: “ik draag hierbij de verantwoordelijkheid
aan jou over”. Degene aan wie wordt overgedragen antwoord daarop altijd: “ik neem de
verantwoordelijkheid voor deze patiënt nu van jou over”.
Hiermee gaat de juridische verantwoordelijkheid over van de ene hulpverlener op de
andere. De overdragende hulpverlener heeft professionele verantwoordelijkheid voor
zijn handelen tot aan het tijdstip van de overdracht.
4.4.6 MMT-arts en ambulanceverpleegkundige verschillen van mening
Bij een verschil van mening tussen ambulanceverpleegkundige en MMT-arts houdt
de MMT-arts uiteindelijk op juridische grondslag de eindverantwoordelijkheid voor de
hulpverlening. De MMT-arts draagt daarbij de verantwoordelijkheid voor de zorg niet
over en begeleidt de patiënt zelf tijdens een noodzakelijk vervoer per ambulance. De
28
82
Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4
Verantwoordelijkheidsverdeling | hoofdstuk 4
29
83
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
5
Uniforme MMT-inzetcriteria, evaluatie
30
84
31
85
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
5.1 Inleiding
moet inzicht worden verkregen om aan de bovengenoemde doelstellingen te kunnen
Na het vaststellen en implementeren van de landelijke inzetcriteria MMT is het van
beantwoorden. Omdat de meldkamer ambulancezorg (MKA) als startpunt fungeert
belang periodiek te kunnen evalueren of de inzetcriteria voor de MMT’s in praktijk
en hier de criteria worden toegepast, zal registratie primair op de MKA moeten
goed werken. De evaluatie dient zich te richten op de mate waarin, en de wijze waarop
plaatsvinden. Tevens zullen de verkregen gegevens vanaf de MKA moeten worden
de criteria worden toegepast en bij voorkeur met welk resultaat. Op basis van een
aangeleverd om elders registratie/toetsing te laten plaats vinden (onafhankelijk).
dergelijke evaluatie kan dan, indien nodig, bijstelling plaatsvinden van de criteria of
van de afspraken met betrekking tot de toepassing (procedure). Het doel hierbij is de
5.3.1 registratie gegevens op de MKA
aanvullende zorg zo effectief mogelijk te benutten en zowel over- als ondertriage te
Om objectief het gebruik van de inzetcriteria te kunnen evalueren zal binnen de RAV
voorkomen.
en specifiek op de MKA geregistreerd moeten worden of en waarom wel/niet, een MMT
Deze evaluatie kan alleen plaatsvinden als de juiste informatie beschikbaar is.
wordt ingezet. Vanuit GMS wordt voor elke oproep een extra rit aangemaakt. Deze
Hieronder is het voorstel beschreven op welke wijze deze informatie geregistreerd en
ritgegevens zijn eenvoudig te extraheren uit het huidige systeem.
verzameld kan worden.
Het is voor de werkgroep nog onduidelijk hoe de huidige meldkamerstructuur zich
zal ontwikkelen. Het advies voor registratie in de meldkamer is dan ook beperkt tot
5.2 Doel
registratie van de volgende zaken bij A1 oproepen, waarop de primaire inzetcriteria van
Het doel van deze registratie is gericht op het volgen van de wijze waarop de
toepassing zijn.
inzetcriteria MMT worden toegepast en het optimaliseren van de hulpverlening door
• Ja, waarom
MMT en ambulancezorg. Het gaat onder andere om:
• Nee, waarom nee.
• Inzicht in de frequentie van MMT inzetten; > registratie bij MMT.
• Cancel en reden (sitrap, MIST, etc.)
• Inzicht in de (juiste) toepassing van de inzetcriteria; > registratie MKA.
• Inzicht krijgen in de frequentie van cancels;> registratie bij MMT.
5.3.2 registratie door MMT
• Inzicht krijgen in de (juiste) toepassing van de cancelcriteria; > registratie MKA.
Ook bij de vier helicentra zijn de oproep- en inzetgegevens verkrijgbaar. Van belang is
dat hierbij een minimale dataset afgesproken wordt.
Het moge duidelijk zijn dat het doel van de registratie niet gericht is op het aantonen van
Ten aanzien van het cancellen bestaat er ook bij de MMT’s een taak om de redenen van
bestaansrecht van MMT-zorg of beïnvloeding van inzetfrequenties van de betreffende
cancellen te achterhalen en te registreren. De betrokken RAV’s zullen hierbij faciliteren.
MMT-voorzieningen naar boven of beneden.
86
5.3 Waar vindt de registratie plaats
5.4 Voorstel voor opzet registratie voor evaluatie inzetcriteria
MMT
In de samenwerking tussen MMT en ambulancezorg hebben we te maken met meerdere
5.4.1 Fase 1 uittesten wijze van registratie en dataset
partners die elk vanuit hun eigen gezichtsveld met eigen registratiesystemen werken.
Voordat de wijze van registratie en de te registreren data landelijk wordt doorgevoerd,
Door het koppelen van systemen en of het extraheren van gegevens uit deze systemen
lijkt het zinvol om in een ‘pilot-setting’ de haalbaarheid en werkbaarheid van de
32
Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5
Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5
33
87
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
voorgestelde wijze en data te onderzoeken, en indien nodig aan te passen. Een van de
traumacentra wordt gevraagd om dit samen met de samenwerkende RAV’s uit te voeren.
• AZNenLNAZbesluiten,opbasisvandeaanbevelingen,totaanpassingvandataset
en werkwijze.
• Gedurendeéénmaandvindtregistratieplaatsmetconceptdataset.
• Registratiewijzewordtbeoordeeldopwerkbaarheid.
5.4.3 Fase 3 continueren/borgen afspraken
• Dedatawordenbeoordeeldopdematewaarinzijbruikbaarzijnvoordeevaluatie.
• AZNenLNAZmakenafsprakenoverhetcontinueren/borgenvanhetevaluatieproces
Indien nodig vindt aanpassing plaats.
en het structureel inbedden van dit proces binnen de beide organisaties.
• Gedurendeéénvolgendemaandwordtopnieuwgeregistreerd.Opnieuwvindt
evaluatie plaats.
• Naeventueel2eaanpassingwordtsetvastgesteld.
Een werkgroep, bestaande uit twee vertegenwoordigers namens het traumacentrum/
MMT en twee namens de RAV , begeleidt dit proces en evalueert de werkbaarheid.
Een nog in te richten landelijke begeleidingscommissie MMT-inzetcriteria, bestaande
uit vertegenwoordigers van AZN, (i.s.m. NVMMA en V&VN ambulancezorg) en
LNAZ (vertegenwoordigers MMT-zorg) volgt de pilot, beoordeelt de informatie die
de registratie oplevert en stelt, op basis van ervaringen regio, de registratieset en
werkwijze vast.
5.4.2 Fase 2 landelijke implementatie registratie en tussenevaluatie
• Degegevenssetendeafsprakenoverdewijzevanregistreren,wordeningevoerd
binnen alle MMT-regio’s
• Registratievindtplaatsgedurendeéénjaar.
• Gegevenswordenregionaalverzameldenvervolgenscentraalaangeleverdbijde
begeleidingscommissie. Voor de beoordeling van de gegevens wordt een extern/
onafhankelijk instituut ingeschakeld.
• Opbasisvandeverzameldeengeanalyseerdegegevensvindtrapportageplaats.
• Opbasisvanderapportagedoetdebegeleidingscommissieaanbevelingenaan
AZN en LNAZ over aanpassing van de criteria en de afspraken met betrekking tot
toepassing (procedure)
88
34
Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5
Uniforme inzetcriteria MMT | hoofdstuk 5
35
89
Netwerkafsprakenboek
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
bijlage 1
Primaire en secundaire inzetcriteria voor
Mobiel Medische Teams in het
Nederlandse prehospitale systeem van
Spoedeisende Medische Hulpverlening
36
90
37
91
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Inzetcriteria gebaseerd op de toestand van de patient
Opmerking: Uitgesloten is de ongecompliceerde primaire volwassen reanimatie; het
Bewustzijn
zgn. out of hospital cardiac arrest.
Bewusteloos: ja of nee?
Dit is een startvraag die in combinatie met uitvragen van onderstaande specifiekere
d(isability):
toestandsbeelden de noodzaak tot inzet van een MMT zeer waarschijnlijk maakt.
• bewusteloosheid of dalend bewustzijn tijdens contact met patiënt (GCS ≤ 8)
Opmerking: een GCS <8 is een bewusteloze patiënt met potentieel bedreigde A en B
A(irway):
met nog aanwezige reflexen
Acuut bedreigde ademweg met noodzaak tot intubatie ten gevolge van
• (dreigende) dwarslaesie
• hoofd/halstrauma
• status epilepticus, niet reagerend op medicatie volgens protocol, waarbij uitbreiding
• oedeem, bijvoorbeeld t.g.v. anafylactische reacties
• corpus alienum
van medicatie en behandeling noodzakelijk is
• ongevalpatiënten met noodzaak tot specialistische pijnbestrijding
• verdenking inhalatietrauma
• stridor
E(xposure):
• brandwonden in hoofd-/halsgebied
• hoogenergetisch letsel met (open en/of gesloten) fracturen aan bovenbeen, bekken of
B(reathing):
• schotwonden, ernstige slag- of steekwonden aan schedel, borstkas of buikholte
• acuut respiratoir falen, intubatie en beademing onder medicatie is geïndiceerd
• scoop and run voor medische/chirurgische hulp; binnen scoop en run kan
wervelkolom
• iedere patiënt met ernstige afwijkingen van de ademfrequentie:
Leeftijd - Ademfrequentie
<1
-
thoraxdrainage of thoracotomie prehospitaal levensreddend zijn
Opmerking: Overweeg rendez vous tussen ambulance en MMT.
<20; >50
• brandwonden >15% BSA (totale lichaamsoppervlakte)
2-5
-
<15; >40
• (patiënten met brandwondencentrum indicatie)
5 -12
-
<10; >35
• patiënt met ernstige onderkoeling <32 gr. C kerntemperatuur, waarbij
> 12
-
<10; >30
indicatiestelling voor extracorporele ondersteuning, danwel risico op het ontwikkelen
• thoraxtrauma met SaO2 < 96%, ondanks 5 minuten zuurstof toediening (100%)
van de indicatie te verwachten is
c(irculation):
• (vermoedelijke) reanimatie, waarbij 1e wagen niet < 10 min na melding ter plaatse
kan zijn
• persisterende shock klasse III of hoger
• circulatoir falen waarvoor herhaald vasoactieve medicatie nodig is (dreigend
circulatoir arrest)
38
92
Bijlage 1
Bijlage 1
39
93
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Inzetcriteria gebaseerd op de aard van de melding, gerelateerd
aan de toestand van de patient (aard event):
• landingsmogelijkheden bij ziekenhuizen
• ongeval met of tegen trein/tram/vrachtwagen/bus/vliegtuig/schip
Omdat deze factoren per inzet verschillen, zal het helikopter MMT- team per situatie al
• ongevallen met personenauto’s met hoge snelheid waarbij:
- slachtoffer weggeslingerd en/of
deze factoren moeten afwegen en hierop een beslissing nemen in samenspraak met de
• verkeerssituatie
aanwezige hulpverleningsdiensten (OvDG en behandelend ambulanceteam).
- meerdere gewonden en/of overleden medepassagiers
- beknelling, bedelving of verdrinking
In het algemeen kan worden gesteld dat het vervoer van een patiënt per helikopter
• ongevallen met elektriciteit (incl. blikseminslag)
tijdwinst op moet leveren voor:
• explosie
• de behandeling van de patiënt en de daarmee verbonden prognose
• chemische, toxische en nucleaire incidenten waarbij uitgebreidere medische
• de beschikbaarheid van het transporterende team voor nieuwe inzetten
expertise en behandeling nodig is, die buiten LPA 7.1 valt
• intoxicaties met industriële toxines (bijvoorbeeld landbouwbestrijdingsmiddelen) al
dan niet in het kader van een Tentamen Suïcide
Uit de literatuur blijkt dat in het algemeen de helikopter wordt ingezet bij transport van
patiënten met:
• grote brand met ingeslotenen
• neurotrauma
• duikongevallen, waarbij medisch specialistisch expertise tijdens behandeling en
• instabiele thorax en buikletsels
transport naar een duikmedisch centrum noodzakelijk is
• verloskundige complicaties
• brandwonden
• amputaties
Opmerking: bij alle gevallen van twijfel en in het bijzonder bij betrokkenheid van
Cancelcriteria:
kinderen kan de MKA het MMT inzetten.
• 1De vitale functies (ABCD) zijn niet afwijkend:
Vervoerscriteria:
- RTS = 12
• aankomst ambulance op gegeven adres/locatie duurt langer dan 20 minuten
• plek van ongeval is over de weg moeilijk of niet bereikbaar
- EMV = 15
• Geen verslechtering te verwachten binnen 1 uur
• Het slachtoffer is gesuccumbeerd
De meest wenselijke vorm van transport van de patiënt naar het ziekenhuis is
• Het betreft een valse melding
afhankelijk van meerdere operationele factoren:
• Er is een indicatie voor “Scoop and Run” (A en B stabiel, C echter niet stabiel) overleg
• toestand van de patiënt en daaraan gerelateerde tijdsdruk voor klinische interventie
in dit geval met MMT arts over een eventueel rendez vous met MMT
• beschikbaarheid van de helikopter
• weersomstandigheden
• afstanden
40
94
Bijlage
Bijlage
41
95
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Toepassing van inzetcriteria:
De MKA centralist gebruikt als dringende richtlijnen bij de triage:
1. Het bewustzijn
2. De inzetcriteria gebaseerd op de toestand van de patiënt
3. De inzetcriteria gebaseerd op de aard van de melding
4. Voor kinderen en ouderen geldt dat sneller tot inzet wordt besloten in verband met de
verhoogde kwetsbaarheid van beide categorieën
5. Bij een vraag van de hulpverlener ter plaatse volgt onmiddellijke inzet
Geen discussie tijdens de inzetprocedure. Bij twijfel inzetten met de mogelijkheid tot
cancellen.
Afwijken van het toepassen van MMT inzetcriteria:
Indien de MKA centralist afwijkt van het toepassen van de inzetcriteria dan dient
dit beargumenteerd en geregistreerd te worden in verband met de evaluatie van de
inzetcriteria. Dit geldt eveneens voor ambulance verpleegkundige en MMT-arts.
96
42
Bijlage 1
Bijlage 1
43
97
Netwerkafsprakenboek
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
bijlage 2
Samenstelling werkgroep
44
98
45
99
BIJLAGE B: MMT
inzet- en cancelcriteria
Traumacentrum
West 2015
Netwerkafsprakenboek
Samenstelling werkgroep
Dhr. drs. H. Christiaans
Medisch coördinator MMT
Netwerk Acute Zorg, regio
VUmc
Dhr. dr. F. van Eenennaam Medisch manager ambulancezorg
Ambulance Oost
Mw. drs. M. Hoogeveen
Programmamanager
Ambulancezorg Nederland
Dhr. drs. R.J. Houmes
Medisch coördinator MMT
Traumacentrum ZWN
Dhr. dr. P. Hugen
Medisch manager ambulancezorg
RAV Kennemerland
Dhr. P.J. Mulder
Verpleegkundig specialist acute zorg
Connexxion Ambulancezorg
Noord-Oost Gelderland
Dhr. drs. J. de Nooij
Medisch manager ambulancezorg
RAD Hollands Midden
Dhr. G. Pijnenburg
Verpleegkundig centralist MKA
Dhr. drs. L. Poelhekke
Traumachirurg
UMC Radboud
Dhr. drs. J.P. Valk
Medisch coördinator MMT
Traumacentrum Noord
Nederland Anesthesiologie
UMCG
Mw. drs. R.M. Verheul MBA Algemeen Secretaris
Landelijk Netwerk Acute Zorg
(voorzitter werkgroep)
46
100
Bijlage 2
Bijlage 2
47
101
Netwerkafsprakenboek
Traumacentrum West 2015
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
BIJLAGE C
NVT Level Criteria
102
103
Bijlage C. NVT Level Criteria
Netwerkafsprakenboek
Levelcriteria Traumachirurgie van de Nederlandse Vereniging voor
Traumachirurgie en het Landelijk Beraad Traumacentrum/
Landelijk Netwerk Acute Zorg
Onderstaande criteria betreffen minimumnormen en zijn vastgesteld voor
de periode 2014-2018
1. Algemeen
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
basis
profiel
compleet
niveau 1 ICU
niveau 2 ICU
niveau 3 ICU
nee
nee
ja
Aantallen ISS >15
0
0
>100
Aantal traumaopvang op shockroom per jaar
0
50
>300
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
Aantal bedden shockroom
1
1
2
Aantal bedden met monitoring
5
5
10
Aantal kamers
5
5
10
Niet invasieve beademing
ja
ja
ja
Stabilisatie CWK
ja
ja
ja
nee
ja
ja
Pulsoxymeter
ja
ja
ja
Zuigapparaat
ja
ja
ja
Thoraxdrainage mogelijkheid
ja
ja
ja
Beademingsmateriaal
nee
ja
ja
CO2 meting
nee
ja
ja
Levelindeling SEH-afdeling
Intensive care indeling (CBO, 2013)
Helikopterlandingsplaats 7x24 uur operationeel
2. Materiële middelen ziekenhuis (24x7 beschikbaar)
SEH-afdeling
Airway and cervical spine
Intubatie mogelijk
Breathing, ventilation and oxygenation
104
105
Bijlage C. NVT Level Criteria
Netwerkafsprakenboek
2. Materiële middelen ziekenhuis (24x7 beschikbaar) - vervolg
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
Reanimatie mogelijkheden
ja
ja
ja
ECG monitor en defibrillator
ja
ja
ja
Standaard infusievloeistoffen
ja
ja
ja
Intraveneuze/ossale toediening
ja
ja
ja
Arteriële bloeddruk monitoring
nee
ja
ja
Infuus verwarmingsapparatuur
nee
ja
ja
Damage Control Surgery faciliteiten (thoracotomie set, C-clamp ed.)
nee
nee
ja
Neurologie afdeling aanwezig
nee
ja
ja
Neurochirurgische mogelijkheden aanwezig
nee
nee
ja
ja
ja
ja
nee
ja
ja
ja
ja
ja
Spoedlift van SEH naar OK
nee
wenselijk
ja
Cell saver
nee
nee
ja
ja
ja
ja
-
< 3 min looptijd
op SEH
Angiokamer
nee
ja
ja
MRI
nee
ja
ja
Circulation and haemorrhage control
Disability
Exposure/environment
Expertise en materialen ter behandeling van monoletsels en enkelvoudige fracturen
Röntgenfaciliteit op SEH
Operatiekamers
C-boog
Radiologie-afdeling in ziekenhuis
CT-scan
Afstand van SEH naar CT (wenselijk)
106
107
Bijlage C. NVT Level Criteria
Netwerkafsprakenboek
2. Personele middelen ziekenhuis
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
Anesthesiologie
ja
ja
ja
Intensivist
ja
ja
ja
Cardiologie
ja
ja
ja
Chirurgie
ja
ja
ja
Interne geneeskunde
ja
ja
ja
Kindergeneeskunde
ja
ja
ja
Neurologie
ja
ja
ja
Oogheelkunde
ja
ja
ja
Orthopaedie
ja
ja
ja
Radiologie
ja
ja
ja
Revalidatie
ja
ja
ja
KNO
ja
ja
ja
Mond-/kaakchirurgie
nee
ja
ja
Neurochirurgie
nee
nee
ja
Reconstructieve en microchirurgie
nee
nee
ja
SEH-opleiding
allen
allen
allen
TNCC / TNPC
allen
allen
allen
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
NVT traumachirurg
NVT traumachirurg
NVT traumachirurg
Traumachirurgie
nee
ja
ja
Chirurg met thoraxervaring
nee
nee
ja
NVvV vaatchirurg
nee
ja
ja
NVGIC GE-chirurg
nee
ja
ja
24 uurs beschikbaarheid van medische specialisten
SEH verpleegkundigen
3. De chirurgen
Trauma-operaties verricht onder regie van 7x24 uur dekking chirurgen met aandachtsgebied:
108
109
Bijlage C. NVT Level Criteria
Netwerkafsprakenboek
4. Organisatie ziekenhuis
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
NVT traumachirurg
NVT traumachirurg
NVT traumachirurg
reanimatiesein
traumasein
traumasein
kantooruren
7x24 uur
7x24 uur
nvt
<30 min
<15 min
Tijd tot operationele CT (na indicatiestelling; 7x24 uur)
nvt
<30 min
<10 min
Tijd tot operationele angiointerventie (na indicatiestelling; 7x24 uur)
nvt
<30 min
<20 min
ANIOS
ANIOS
AIOS
ATLS
ATLS
ATLS
chirurg
NVT traumachirurg
NVT traumachirurg
ATLS
ATLS/H-MIMS
ATLS/H-MIMS
Coördinator traumachirurgie
SEH-afdeling
Oproep traumateam
Beschikbaarheid SEH-afdeling
Operatiekamer
Tijd tot operationele OK (na aanmelding patient; 7x24 uur)
Radiologische faciliteiten
Bezetting SEH-afdeling binnen kantooruren
Arts aanwezig op SEH
specifieke scholing
Supervisor aanwezig
specifieke scholing
Wie staan klaar bij opvang van patient binnen kantooruren
Chirurg (geldig ATLS certificaat)
*
**
NVT traumachirurg
Anesthesioloog (geldig ATLS certificaat)
*
**
***
Neuroloog
*
**
***
Radioloog
*
**
***
SEH-verpleegkundige
1
2
2
Röntgenlaborant
1
1
2
ja
ANIOS
AIOS (min. 3e jaars)
ATLS
ATLS
NVT traumachirurg <15 min
NVT traumachirurg <15 min
Bezetting SEH-afdeling buiten kantooruren
heelkunde Arts aanwezig op SEH (geldig ATLS certificaat)
specifieke scholing
Supervisor beschikbaar
ATLS
nee
* Gemandateerd basisarts, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig
** ANIOS, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig
*** AIOS, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig
110
111
Bijlage C. NVT Level Criteria
Netwerkafsprakenboek
4. Organisatie ziekenhuis - vervolg
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
Chirurg (geldig ATLS certificaat)
nee
ANIOS
AIOS (min. 3e jaars)
Anesthesioloog (geldig ATLS certificaat)
nee
gemandateerd basisarts
AIOS
Radioloog
nee
gemandateerd basisarts
AIOS
Neuroloog
nee
gemandateerd basisarts
AIOS
Internist
nee
gemandateerd basisarts
AIOS
Cardioloog
nee
gemandateerd basisarts
AIOS
Chirurg met thoraxervaring
nee
nee
AIOS
Neurochirurg
nee
nee
AIOS (neurologie)
Artsen in ziekenhuis aanwezig buiten kantooruren
Personeel in ziekenhuis aanwezig buiten kantooruren
Röntgen-laborant
ja
ja
ja
tot 23.00 uur
2
2
2
na 23.00 uur
1
1
2
*
AIOS heelkunde
AIOS (min. 3e jaars)
*
**
**
Anesthesioloog
*
***
****
Neuroloog
*
***
****
Radioloog
*
***
****
Wie staan klaar bij opvang van patiënten buiten kantooruren
Chirurg
NVT Traumachirurg
Röntgenlaborant
1
2
2
SEH-verpleegkundige
1
1
2
Geactualiseerd ZIROP
ja
ja
ja
Geactualiseerd gewondenspreidingsplan (GHOR)
ja
ja
ja
Aantoonbaar voorbereid op CBRN-ramp
ja
ja
ja
Aantal oefeningen per jaar (live of table top)
2
2
2
Opgeschaalde of rampsituatie
* ** 112
Gemandateerd basisarts, specialist zelf < 30 min na oproep aanwezig
Specialist zelf < 15 minuten na oproep aanwezig
*** SEH arts aanwezig, specialist zelf < 30 minuten na oproep aanwezig
**** AIOS, specialist zelf < 15 min na oproep aanwezig
113
Bijlage C. NVT Level Criteria
Netwerkafsprakenboek
5. Uitkomst van zorg
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
Neemt deel aan Landelijke Traumaregistratie
ja
ja
ja
Totale overleving (%)
*
*
*
nvt
nvt
*
Overleving ISS >15 (%)
* 6. Aanvullende criteria
traumadifferentiatie (in SCHERP)
Binnen C.I. voorspelde mortaliteit TRISS
LEVEL 3
LEVEL 2
LEVEL 1
nee
nee
ja
Leerum, 17 april 2013
114
115
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
Netwerkafsprakenboek
Inhoudsopgave
1.Inleiding
a.
Aanleiding
b.
Doelstellingen
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
BIJLAGE D
Visitatiemodel Ziekenhuizen
Traumaregio West
2. Procedure en werkwijze visitatie
a.Visitatiereglement
b.Visitatiecommissie
c.
Voorbereiding visitatie
d. Visitatierapport en visitatieverslag
e.Visitatieprogramma
f. Voorbereiding visitatiecommissie
g. Tijdens de visitatie
Bijlagen:
Bijlage I: Reglement Visitatiecommissie Traumacentrum West
Bijlage II: Gebruikte literatuur
06.03.2015 - concept 1.3
116
117
Netwerkafsprakenboek
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
1.Inleiding
a. Aanleiding
In 1999 zijn het Leids Universitair Medisch Centrum, Medisch Centrum Haaglanden en het Hagaziekenhuis door de toenmalige Minister van Volksgezondheid aangewezen als Traumacentrum. Het LUMC is voor het Traumacentrum
West coördinator en penvoerder van het traumazorgnetwerk. Bij die aanwijzing behoorde onder meer de opdracht te zorgen voor een goede verdeling van
traumapatiënten over de verschillende ziekenhuizen in de regio. Het Traumacentrum kreeg de opdracht initiatief te ontwikkelen en regie te voeren over een
proces dat er toe moet leiden, dat iedere traumapatiënt in het juiste ziekenhuis
terecht komt, zowel wat betreft categorie als aantal.
Ter ondersteuning van dit proces is een tweetal instrumenten ontwikkeld, namelijk een triageschema, op grond waarvan meldkamer en ambulancepersoneel gewonde patiënten in drie categorieën kunnen indelen (T1, T2 en T3
slachtoffers) en een trauma- en opschalingprofiel, op grond waarvan ziekenhuizen kunnen worden ingedeeld, eveneens in drie categorieën. Deze indeling geschiedt op basis van de in het ziekenhuis aanwezige specifieke infrastructuur en faciliteiten. Voor de regio West is tijdens in het verleden gevoerde
platformbijeenkomsten een trauma- en opschalingprofiel vastgesteld voor de
betrokken ziekenhuizen en is de levelindeling tot stand gekomen.
De wens bestaat om een visitatiemodel te implementeren waardoor de levelindeling door de regio zelf getoetst kan worden. De huidige lijst met criteria
op basis waarvan de levelindeling plaatsvindt, is vooral gericht op structuren
en randvoorwaarden. Daarnaast bestaat de wens om te komen tot een evaluatie van de kwaliteit van geleverde traumazorg door de betrokken disciplines. Op basis van deze opmerkingen heeft Traumacentrum West het initiatief
genomen een visitatiemodel te ontwikkelen, waardoor alle ziekenhuizen die
bij de Traumaregio West zijn aangesloten, kunnen worden gevisiteerd.
118
b. Doelstellingen
De doelstellingen van de visitaties zijn:
1. Het toetsen van de levelindeling, gericht op het traumazorgproces,
van het ziekenhuis inclusief SEH-afdeling.
2. Het evalueren van de kwaliteit van het traumazorgproces (eerste
opvang en vervolgzorg) en de resultaten van het handelen van
betrokken disciplines.
3. Het toetsen van de mate waarin in het betreffende ziekenhuis
aan kwaliteitsbevordering wordt gewerkt (verbetercultuur) en het
geven van adviezen hierin.
4. Inzicht krijgen in de specifieke kwaliteiten van het betreffende
ziekenhuis, die voor de regio West van belang zijn.
5. Het leren van elkaars competenties en mogelijkheiden.
Met deze doelstellingen zal een visitatiecommissie de ziekenhuizen in Traumaregio West bezoeken. De visitatiecommissie stelt een verslag op dat met
het betreffende ziekenhuis wordt besproken op feitelijke onjuistheden. Aan
de hand daarvan kan het verslag nog worden bijgesteld en eventueel een
plan van aanpak worden opgesteld ten aanzien van verbeterpunten. Het definitieve verslag wordt beschikbaar gesteld aan het management van Traumacentrum West en de directie van het gevisiteerde ziekenhuis, dat zorg draagt
voor interne verspreiding. Op basis van de bevindingen bij de visitatie wordt
de levelindeling vastgesteld.
119
Netwerkafsprakenboek
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
2. Procedure en werkwijze visitatie
a. Visitatiereglement
Het is van groot belang dat een ziekenhuis weet door wie, op welke wijze en
aan de hand van welke normen zij gevisiteerd zal gaan worden. Voor alle
betrokkenen dienen de procedure, de toetsingsnormen en de aan de visitatie
verbonden consequenties duidelijk te zijn. Deze aspecten worden uitvoerig
beschreven in een visitatiereglement dat specifiek is opgesteld ten behoeve
van de levelindeling van ziekenhuizen in Traumaregio West (bijlage I).
b. Visitatiecommissie
Ten behoeve van iedere visitatie wordt een visitatiecommissie ad hoc samengesteld. In deze commissie zijn de volgende disciplines vertegenwoordigd:
- de manager van Traumacentrum West (voorzitter / secretaris);
- de medisch coördinator Traumacentrum West;
- een traumachirurg uit een academisch ziekenhuis;
- een traumachirurg uit een ziekenhuis met een vergelijkbaar trauma en opschalingsprofiel als het te visiteren ziekenhuis;
- een vertegenwoordiger van de GHOR regio van het te visiteren ziekenhuis;
De visitatiecommissie ad hoc draagt zorg voor:
- reglementaire uitvoering van de visitaties;
- hoogwaardige kwaliteit van de uitvoering van de visitatie
(waaronder kwaliteit van de visiteurs);
- uniformiteit in beoordeling en verslaglegging;
- voorstellen betreffende normontwikkeling voor de kwaliteit van het
traumazorgproces;
- initiatieven t.a.v. verbetering van de kwaliteit van het traumazorgproces;
- het aandragen van verbeterpunten in het visitatiemodel.
Teneinde het visitatieproces te kunnen verbeteren en regionaal te
kunnen vergelijken is het van belang om gegevens goed te
documenteren en archiveren.
De visitatiecommissie maakt een schriftelijk visitatieverslag. De secretariële ondersteuning wordt verzorgd door Traumacentrum West.
120
De visitatiecommissie vormt een oordeel door:
- bestudering van vooraf beschikbaar gestelde documentatie;
- bestudering van door het ziekenhuis ingevulde vragenlijst levelindeling;
- het voeren van gesprekken met:
• Raad van Bestuur/Directie;
• Medische Staf/traumatologiecommissie;
• Leiding SEH (medisch coördinator SEH, vertegenwoordiger verpleging);
- het bezoeken van het primaire proces (o.a door een rondleiding over
de SEH-afdeling, IC afdeling, OK en verpleegafdeling).
Als leidraad voor de visitatiegesprekken gelden:
- Vragenlijst voor de leiding van de SEH
- Vragenlijst voor de directie
Naast de gesprekken is in het visitatieprogramma ruimte gereserveerd voor
een rondleiding langs de betrokken ziekenhuisafdelingen teneinde de beschreven onderdelen te verifieren.
c. Voorbereiding visitatie
De manager van het Traumacentrum West en voorzitter VC bereiden de visitatie voor. Voor iedere visitatie maakt het secretariaat van het Traumacentrum West mappen klaar. Deze bevatten tenminste het visitatieprogramma,
de ingevulde vragenlijsten, de protocollen traumaopvang en behandeling
traumapatiënten. Deze mappen worden tijdig beschikbaar gesteld aan de
commissieleden en het te visiteren ziekenhuis.
d. Visitatierapport en visitatieverslag
Het is van belang onderscheid te maken tussen visitatierapport en verslag.
Het visitatierapport betreft alle door het te visiteren ziekenhuis vooraf ingevulde formulieren. In het visitatieverslag legt de visitatiecommissie haar
bevindingen vast met betrekking tot:
1. Het trauma- en opschalingprofiel van het ziekenhuis;
2. De mate waarin het ziekenhuis aantoonbaar systematisch en gestruc tureerd de kwaliteit van de traumazorg bewaakt en bevordert (b.v.wordt
de plan-do-check-act-cylus gevolgd ten aanzien van protocollen).
121
Netwerkafsprakenboek
Het visitatieverslag bestaat uit:
-Titelblad
-Inhoudsopgave
-Inleiding
-Beleid
- Traumazorgproces patiënt
-Samenvatting
- Conclusies en aanbevelingen
(ingedeeld in 3 categorien: voorwaarde; zwaarwegend advies en aanbeveling)
Voorwaarde:
Een voorwaarde wordt gesteld indien ten aanzien van essentiële onderdelen bepaalde ernstige tekortkomingen zijn vastgesteld , die leiden tot een
bedreiging van de veiligheid en kwaliteit van de patiëntenzorg. Per direct of
uiterlijk binnen 6 maanden moeten maatregelen worden genomen. Afhankelijk van de vorderingen kan een traject worden uitgestippeld dat leidt tot
hervisitatie. Indien een voorwaarde wordt gesteld wordt ook het bestuur van
de NVT geinformeerd.
Zwaarwegend advies:
Een zwaarwegend advies wordt gegeven indien ten aanzien van een of meer
onderdelen tekortkomingen zijn geconstateerd, die weliswaar voor het moment acceptabel zijn maar die in de naaste toekomst moeten worden verbeterd. Het verbetertraject moet zo spoedig mogelijk worden ingezet en
dienen maximaal binnen 2 jaar te zijn uitgevoerd. tussentijds, dwz binnen
maximaal 1 jaar zal er een tussenrapportage worden gevraagd. Afhankelijk
van de vorderingen kan een traject worden uitgestippeld dat leidt tot hervisitatie. Indien een voorwaarde wordt gesteld wordt ook het bestuur van de
NVT geinformeerd.
Aanbeveling:
Een aanbeveling wordt gegeven wanneer de praktijkvoering op een of meer
onderdelen kan worden verbeterd. De huidige situatie wordt als acceptabel
aangemerkt en valt binnen de geldende kwaliteitsnorm. Aanbevelingen dienen binnen 5 jaar te zijn uitgevoerd.
122
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
e. Visitatieprogramma voorbeeld
8.45 uur
Ontvangst en presentatie ziekenhuis
9.30 uur
Gesprek met leiding SEH (medisch hoofd en verpleegkundige)
10.00 uur Gesprek met traumachirurg(en) / vertegenwoordigers
medische staf betrokken bij de traumazorg
10.30 uur Rondleiding SEH (en IC)
11.15 uur
Gesprek met vertegenwoordiger directie
11.30 uur Afrondende bespreking visitatiecommissie ad hoc
11.45 uur Afsluitend gesprek met leiding SEH, traumachirurg en
vertegenwoordiger directie
12.00 uur Einde visitatie
f. Voorbereiding visitatiecommissie
Voorafgaand aan de visitatie wordt het ziekenhuis gevraagd de bijlagen III en IV
in te vullen en te retourneren aan het secretariaat van Traumacentrum West.
Naar gelang het doel van de visitatie en het oordeel van de visitatiecommissie, wordt aan het te visiteren ziekenhuis gevraagd voorafgaand aan de
visitatie onderstaande documenten op te sturen:
-Kwaliteitskeurmerk;
- Beleidsplan ziekenhuis (visie RvB op traumatologie);
- Beleidsplan SEH;
- Medisch beleidsplan;
- Jaarverslag ziekenhuis en jaarverslag SEH.
Op basis van deze gegevens bereidt de commissie zich inhoudelijk voor.
g. Tijdens de visitatie
Documenten ter inzage tijdens de visitatie
Tijdens de visitatie kan de commissie ad hoc vragen om inzage in de kwaliteits- of opleidingsvisitatierapporten van de specialismen betrokken bij de
traumazorg en relevante ziekenhuisprotocollen. Aan de hand van gesprekken en met gebruikmaking van de vragenlijsten vormt de commissie zich
vervolgens een beeld van de huidige kwaliteit van de traumazorg en de levelindeling. Hiervan wordt door de visitatiecommissie een verslag gemaakt.
123
Netwerkafsprakenboek
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
Bijlage I:
Reglement Visitatiecommissie Traumacentrum West
Artikel 1. Status
Het Leids Universitair Medisch Centrum, Medisch Centrum Haaglanden en
het Hagaziekenhuis zijn door de toenmalige Minister van Volksgezondheid
aangewezen als Traumacentrum en heeft de organisatie hiervan neergelegd
bij het Traumacentrum West. Het LUMC is voor het Traumacentrum West
coördinator en penvoerder van het traumazorgnetwerk. Het Traumacentrum
West werkt onder verantwoordelijkheid van de sector traumatologie van de
afdeling heelkunde van het LUMC. Het Traumacentrum bestrijkt het gebied
West, te weten de veiligheidsregios Haaglanden en Hollands Midden.
Op basis van de beleidsvisie “Traumazorg in het Jaarboek NVT” heeft het
Traumacentrum de taak de levelindeling met betrekking tot traumapatiënten
te complementeren. Dit betekent dat alle ziekenhuizen in Traumaregio West
hieraan moeten deelnemen. Het visitatiemodel dat ontwikkeld is door het
Traumacentrum West is een instrument om de levelindeling te toetsen en
waar nodig aan te passen.
Ten behoeve van de uitvoering van het visitatiemodel is een Visitatiecommissie (VC) samengesteld. De VC is een ad hoc commissie van het
Traumacentrum West.
Artikel 2. Instelling
De VC ad hoc wordt ingesteld door het Traumacentrum West krachtens
de opdracht van het ministerie van VWS zoals vastgelegd in de beleidsvisie “Traumazorg” (VWS 12 oktober 1998 CSZ/ZT 9816598) en de beleidsvisie
“Traumazorg in het Jaarboek NVT”. Na het succesvol afgerond hebben van
een visitatie wordt de VC ad hoc automatisch opgeheven. Voor een volgende
visitatie wordt een nieuwe VC samengesteld door het Traumacentrum.
Artikel 3. Doelstelling
De VC heeft als doel om in het kader van het kwaliteitsbeleid van Traumacentrum West een adequaat systeem van kwaliteitsvisitaties van de regionale
ziekenhuizen te ontwikkelen en onderhouden. Als basis voor de toetsing van
de kwaliteit van het traumazorgproces wordt uitgegaan van het vigerende
124
model “Levelindeling Traumatologie”, zoals opgesteld door de Nederlandse
Vereniging voor Traumatologie.
De doelstellingen van de visitaties zijn:
1. Het toetsen van de levelindeling, gericht op het traumazorgproces
van het te visiteren ziekenhuis, inclusief de afdeling SEH;
2. Het evalueren van de kwaliteit van het traumazorgproces (eerste opvang
en vervolgzorg) en de resultaten van het handelen van betrokken disciplines;
3. Het toetsen van de mate waarin in het betreffende ziekenhuis aan
kwaliteitsbevordering wordt gewerkt (verbetercultuur) en het geven
van adviezen hieromtrent;
4. Inzicht krijgen in de specifieke kwaliteiten van het te visiteren ziekenhuis
die voor de Traumaregio West van belang zijn;
5. Het leren van elkaar.
Artikel 4. Samenstelling van de Visitatiecommissie ad hoc
a. De commissie wordt samengesteld door Traumacentrum West.
b. De commissie telt tenminste 5 leden: de manager Traumacentrum West,
de medisch coördinator Traumacentrum West, een academisch
traumachirurg, een niet-academisch traumachirurg,
een vertegenwoordiger van de GHOR.
c. In de visitatiecommissie kunnen geen visiteurs zitting hebben die
werkzaam zijn in het te visiteren ziekenhuis.
d. Het te visiteren ziekenhuis kan tegen één of meer visiteurs van de ad hoc
commissie gemotiveerd bezwaar maken bij het Traumacentrum West.
Indien het Traumacentrum dit bezwaar gegrond acht, wordt de
samenstelling van de commissie gewijzigd. Indien geen overeenstem ming wordt bereikt over de samenstelling, kan het te visiteren ziekenhuis
schriftelijk bezwaar aantekenen bij het hoofd van de sector traumatologie
van het LUMC.
e. De secretariële ondersteuning wordt geleverd door Traumacentrum West.
125
Netwerkafsprakenboek
Artikel 5. Benoeming
a. De voorzitter / secretaris van de commissie is de manager
Traumacentrum West.
b. De overige leden worden benoemd door het Traumacentrum.
Artikel 6. Taakomschrijving
De visitatiecommissie ad hoc
a. stelt de vragenlijst voor de kwaliteitsvisitatie vast;
b. stelt de visitatieprocedure vast;
c. stelt het visitatieprogramma vast;
d. voert het visitatieprogramma uit volgens de afgesproken procedure;
e. vraagt tijdig de benodigde documentatie over het te visiteren ziekenhuis op;
f. maakt het visitatieverslag en stelt dit ter beschikking aan het
Traumacentrum West;
g. houdt landelijke ontwikkelingen bij en stelt zo nodig aanpassingen
van het model voor;
h. Het Traumacentrum West stelt het visitatieverslag vast en stelt dit
verslag ter beschikking aan het betreffende ziekenhuis.
Artikel 7. Geheimhouding
De leden van de VC hebben een zwijgplicht over de bevindingen. De visiteurs
zijn niet gerechtigd zonder overleg en toestemming van Traumacentrum
West mondelinge of schriftelijke mededelingen naar buiten te doen.
Artikel 8. Werkwijze
a. De voorzitter coördineert de werkzaamheden van de VC.
b. De voorzitter leidt de vergaderingen. Bij diens afwezigheid kiezen de
leden uit hun midden een plaatsvervanger.
c. Het secretariaat Traumacentrum voert in overleg met de voorzitter
de correspondentie, schrijft vergaderingen uit, notuleert en archiveert.
d. Ieder commissielid heeft recht op het uitbrengen van één stem.
e. Besluiten worden met meerderheid van stemmen genomen.
f. Besluiten kunnen slechts worden genomen met meerderheid van
stemmen (waaronder die van de voorzitter).
g. De visitatiecommissie voert de visitatie uit.
126
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
h. Indien naar de mening van de VC blijkt dat de kwaliteit van het
traumazorgproces of geneeskundige zorg onvoldoende is of dreigt
te worden, dan besluit de VC om:
1. bij zwaarwegende aanbevelingen een schriftelijke rapportage van
de vakgroep te vragen over de verbeteringen binnen één jaar na de
betreffende visitatie en/of
2. een (gedeeltelijke) hervisitatie na een bepaalde periode op te leggen.
i. Indien het gevisiteerde ziekenhuis het niet eens is met het visitatie verslag, kan zij schriftelijk en gemotiveerd bezwaar aantekenen bij
Traumacentrum West. De voorzitter van de commissie voorziet in een
schriftelijke en/of mondelinge toelichting met een gemandateerde
vertegenwoordiging van het betreffende ziekenhuis. Zouden nadien nog
bezwaren bestaan, dan kan het gevisiteerde ziekenhuis schriftelijk en
gemotiveerd bezwaar aantekenen bij het hoofd van de sector trauma tologie van het LUMC en deze verzoeken om te toetsen of het visitatie verslag zorgvuldig tot stand is gekomen. Mocht deze concluderen dat de
benodigde zorgvuldigheid niet in acht is genomen, dan zal de visitatie als
niet uitgevoerd worden beschouwd en een nieuwe visitatie door een nieuw
te benoemen VC worden uitgevoerd.
Artikel 9. Verslag
a. De voorzitter van de VC brengt verslag uit aan het hoofd van het Traumacentrum West (zijnde het sectorhoofd traumatologie).
b. Er wordt een schriftelijk verslag van de werkzaamheden uitgebracht ter
publicatie in het jaarverslag van Traumacentrum West.
c. De VC zal voor de praktische uitvoering van haar taken worden ondersteund door het secretariaat van Traumacentrum West.
Artikel 10. Herziening van het reglement
Een voorstel tot herziening van dit reglement moet, al dan niet op voordracht
van de VC, bij Traumacentrum West worden ingediend.
127
Bijlage D. Visitatiemodel Ziekenhuizen Traumaregio West
Netwerkafsprakenboek
Artikel 11. Uitkomsten visitatie
Indien de procedure volledig en correct doorlopen is, zijn de uitkomsten van
de visitatie bindend. De uitkomsten van de gehouden visitatie met betrekking tot de levelindeling zullen tijdens het regionale traumaoverleg worden
gecommuniceerd en opgenomen in het triageschema voor traumapatiënten.
Artikel 12. Slotbepalingen
1. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet neemt Traumacentrum
West na overleg met het sectorhoofd traumatologie van een van de naastgelegen traumaregio’s (AMC, ErasmusMC en UMCU) een besluit.
2. De leden van de VC zijn ten opzichte van de leden van de gevisiteerde
ziekenhuizen, noch ten opzichte van derden betrokken bij de visitatie, in enigerlei opzicht aansprakelijk voor de uitvoering of uitkomst van de visitatie,
noch voor de gevolgen daarvan.
Bijlage II: Gebruikte literatuur
•
Kwaliteitsvisitatie nieuwe stijl. Handboek voor wetenschappelijke
verenigingen. 2005. Orde van Medisch Specialisten en Kwaliteitsinstituut
voor de gezondheidszorg CBO. J.A. Fossen, J.W. Hagemeijer, J.S. de
Koning, S.I. van Logtestijn, M.J.M.H. Lombarts.
• Bezoek of bezoeking. Juridische aspecten van visitatie. Dr. M.J.M.H.
Lombarts, prof. Mr. F.C.B. van Wijmen, J.L.M. van de Klundert.
2005. Bohn Stafleu van Loghum.
• Dit document is opgesteld naar analogie van: Visitatie in de traumazorg
regio Noord Nederland, UMCG en Visitatie Visitatiemodel Ziekenhuizen
Traumaregio Zuid West Nederland, EMC
Dit reglement zal regelmatig worden getoetst in het regionaal traumaoverleg.
128
129
Netwerkafsprakenboek
Bijlage E. Medewerkers Traumacentrum West
Bestuur
Prof. Dr. Inger Schipper is hoofd van Traumacentrum West en hoogleraar Traumachirurgie in LUMC. Samen met haar wordt het bestuur van het Traumacentrum West gevormd door prof.dr R.A.E.M. Tollenaar (divisie voorzitter), drs. L.
Been (manager bedrijfvoering divisie 1) en dhr. B.Nijman (manager zorg).
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
BIJLAGE E
Medewerkers Traumacentrum West
Medisch coördinatoren
De medisch coördinatoren van Traumacentrum West zijn
• Prof. Dr. Inger Schipper, Hoofd Traumacentrum & Hoogleraar
Traumatologie LUMC
• Dr. Steven Rhemrev, Medisch coördinator Traumacentrum West
en Traumachirurg
• Drs. Hub. van der Meulen, Medisch coördinator Traumacentrum West
en Traumachirurg
Zij vormen samen met de manager, Ties Molenaar, het team dat de grote lijnen
binnen de regio bespreekt en inzet.
Manager TCW
Dr. Ties Molenaar is de manager bij Traumacentrum West. Zijn taak is de contacten in de regio te onderhouden en zorg te dragen voor de continuïteit van
afspraken met alle ketenpartners betrokken bij de traumazorg. Ook ziet hij toe
op organisatie en uitvoering van de traumaregistratie.
Secretariaat
Manon Bouhuis en Simone de Jong vormen het secretariaat van Traumacentrum West. Zij fungeren als spil in het traumanetwerk en ondersteunen bij alle
organisatorische taken.
Datamanager
Floris Kanters is werkzaam bij het Traumacentrum West als datamanager. Hij
levert antwoorden aan op data-vragen uit de regio en probeert waar mogelijk
de ICT infrastructuur te verbeteren. Daarnaast onderhoudt hij de contacten met
verschillende ziekenhuizen m.b.t. de invoer voor de traumaregistratie.
Onderzoekscoördinator
Dr. Pieta Krijnen coördineert alle traumagerelateerde onderzoeken in zowel het
LUMC als bij een aantal regioziekenhuizen. Onder haar voorzitterschap wordt
wekelijks de voortgang van het onderzoek en resultaten besproken in de Trauma Researchbespreking.
130
131
Bijlage F. MTOS+ dataset
Netwerkafsprakenboek
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
BIJLAGE F
MTOS+ dataset
132
MTOS+ dataset
De MTOS+ gegevens bestaan onder andere uit demografische gegevens,
datum en tijd van opname, vitale parameters, informatie over eventuele
overplaatsingen, de ontslaggegevens plus het letsel. Het letsel wordt aan de
hand van verslaglegging in het medisch dossier gecodeerd volgens de
Abbreviated Injury Scale (AIS) versie 1998. In dit internationale scoresysteem
worden de letsels ondergebracht in negen lichaamsregio’s om aan te geven
waar het letsel zich bevindt op het lichaam:
1. hoofd
2. gezicht
3. nek
4. thorax
5. abdomen
6. wervelkolom
7. bovenste extremiteiten (armen)
8. onderste extremiteiten (benen)
9. huid en overig
Binnen deze 9 lichaamregio’s kunnen selecties gemaakt worden op een
anatomische structuur, waarbinnen wederom alle mogelijke letsels
getypeerd kunnen worden. Ook de ernst van het letsel wordt geregistreerd
in 6 categorieën:
1. zeer licht letsel
2. licht letsel
3. tamelijk ernstig letsel
4. ernstig letsel
5. zeer ernstig letsel
6. (bijna) dodelijk letsel
133
Netwerkafsprakenboek
Bijlage F. MTOS+ dataset
Hieronder staat een overzicht van de gegevens uit de MTOS+ dataset
weergegeven:
Patiëntkarakteristieken:
•ZISnummer
• Geboortedatum
• Geslacht
• Postcode
•Woonplaats
Prehospitaal:
• Vervoer (eigen vervoer, ambulance, helikopter, onbekend)
• Aanrijdtijden (tijdstip ongeval, melding, aankomst patiënt,
vertrek patiënt)
• EMV scores
•Ademhalingsfrequentie
• Systolische bloeddruk
• Letselmechanisme (stomp of scherp)
SEH-bezoek:
• Aankomsttijd
• EMV scores
•Ademhalingsfrequentie
• Systolische bloeddruk
• Vertrektijd SEH
• Bestemming na SEH
Utstein criteria per 1-1-2014:
1. Oorzaak/intentie van het ongeval
2. Oorzaak/intentie van het ongeval (detail)
3. Comorbiditeit vóór het ongeval
4. Prehospitale hartstilstand
5. Prehospitale intubatie
6. Type eerste spoedinterventie
7. Indien andere spoedinterventie
8. Tijdstip eerste spoedinterventie
9. Activatie traumateam SEH
10.Arterieel base overschot
11.Tijdstip bereiken normale BE waarde
12.Coagulatie: INR
13.Tijdstip eerste CT-scan
14.Aantal beademingsdagen
15.Hoogste level hospitale zorg
16.Glasgow Outcome Scale Score bij ontslag ziekenhuis
17.Datum en tijdstip overlijden
Letsels:
• AIS codes (diagnose codes aan de hand van AIS 1990 update 98
van alle letsels van de patiënt)
Ontslag
• Ontslagdatum en -tijd
• Aantal dagen op IC
•Ontslagbestemming
•Overlijden
134
135
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
Netwerkafsprakenboek
1. Inleiding
NETWERKAFSPRAKENBOEK
TRAUMAREGIO WEST NEDERLAND
BIJLAGE G
Regionaal Gewondenspreidingsplan
Regio West
maart 2015 - versie 1.2
136
Doelstelling:
Het gewondenspreidingsplan van Traumaregio West (Hollands Midden &
Haaglanden) voorziet in een procedure en richtlijn om te komen tot optimale
spreiding van gewonden. In dit plan zijn de volgende uitgangspunten belangrijk:
• In ieders belang zorgen voor afstemming en het maken van
eenduidige afspraken over een kwalitatief goede behandeling van
patiënten op de plaats van ongeval/ramp tot en met de SEH van
een ziekenhuis.
• In ieders belang maken van hanteerbare afspraken om te komen
tot een kwalitatief goede behandeling van patiënten.
• Het belang van de patiënt, ook in crisis- en rampomstandigheden,
staat voorop.
Criteria gewondenspreiding:
Er is sprake van een groot aantal slachtoffers en dusdanige letsels dat er
op de behandel- en opnamecapaciteit van meerdere regionale ziekenhuizen
volledig aanspraak wordt gemaakt.
Verantwoordelijkheid:
Op basis van de Beleidsregels uitvoering artikel 6, derde lid, Tijdelijke wet
ambulancezorg zijn de volgende verantwoordelijkheden vastgelegd:
• Regionale Ambulancevoorziening is verantwoordelijk voor het hebben
van een actueel gewondenspreidingsplan dat een overzicht bevat van
de medische behandelcapaciteit van ziekenhuizen en is de RAV
verantwoordelijk voor wat betreft de afstemming en afspraken tussen
ziekenhuizen, ambulancedienst en GHOR
• GHOR is verantwoordelijk voor wat betreft de coördinatie en regie
tijdens de ramp of crisis
• Ziekenhuizen dragen zorg voor de medische behandelcapaciteit en
het besluit tot in werking treden ZIROP.
• De Meldkamer Ambulancezorg (als onderdeel van de RAV) is
verantwoordelijk voor het uitvoeren van het gewondenspreidingsplan
tijdens een ramp of crisis. Dit wordt door de Coördinator gewonden vervoer (CGV) gedaan.
137
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
Netwerkafsprakenboek
Communicatie:
• Medewerkers ambulancedienst (eerste Ambulance) laten ACGZ
(Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg) / OvD-G (Officier
van Dienst Geneeskundig) alarmeren door de MKA
• OvD-G /al dan niet in overleg met ACGZ (Algemeen Commandant
Geneeskundige Zorg) besluit tot voorwaarschuwen/alarmeren
ziekenhuizen en MKA’s andere regio’s
• OvD-G / ACGZ besluit tot afschaling en intrekken voorwaarschuwing
• ACGZ houdt contact met het crisisteam van het ziekenhuis over
de voortgang en het verloop van de hulpverlening (beleidszaken)
• MKA waarschuwt/ alarmeert MKA’s van andere regio’s
• MKA geeft melding voor afschaling en intrekken voorwaarschuwing
• Ziekenhuis bepaalt wijze en mate van opschaling van het ziekenhuis
• Ziekenhuis is na 30 minuten in staat om de gewenste capaciteit
conform het spreidingsplan op te vangen
• Gedurende de hulpverlening houden MKA en SEH van het ziekenhuis
contact over de specifieke opvangcapaciteit van het ziekenhuis.
Ziekenhuis kan MKA verzoeken om voor andere spreiding zorg te dragen
We maken onderscheid in 3 categorieën patiënten:
T1: Gewonden wier leven onmiddellijk wordt bedreigd. ABC instabiel.
T2: Gewonden wier leven na enkele uren wordt bedreigd.
Te behandelen binnen 6 uur.
T3: Lopende patiënt zonder levensgevaarlijke wonden.
De primaire triage is simpel, het kan door alle hulpverleners worden uitgevoerd ten velde.
Ja
Loopt
Ja
Gewond
T3
(Uitgesteld)
Nee
Ademt
Ja
Open ademweg
Ademt
< 9/min of > 30/min
Ademfrequentie
Polsslag
Omdat ziekenhuizen zeer dynamisch zijn en van uur tot uur over een andere
opvangcapaciteit beschikken dient hier rekening mee gehouden te worden
bij het hanteren van deze getallen. De medische behandelcapaciteit (MBC)
getallen moeten daarom gezien worden als richtwaarden.
Regio West
Voor regio Haaglanden & Hollands Midden is een lijst opgesteld met daarin
de globale behandelcapaciteit per ziekenhuis. Los van het feit dat daarmee
een verhoudingsgewijze spreiding binnen de regio mogelijk is (en daarmee
de last gelijk verdeeld kan worden) is het mogelijk om te kijken tot welk
(kwantitatief) niveau de gehele regio een incident zelf kan beheersen. Om in
dit laatste gebruiksdoel te voorzien zijn handelsopties bij drie scenario’s opgenomen. Ook deze gegevens zijn globaal en geven slechts een snelle eerste
indicatie van te nemen maatregelen. Gezien dit karakter van het gewondenspreidingsplan is besloten absolute getallen te gebruiken en geen verhoudingen. De optelsom van de getallen geven een indicatie voor de totale behandelcapaciteit in de regio en geven daarmee richting aan de handelsopties.
Overleden
Ja
Ja
10-29/min
Nee
Gebruik van gewondenspreidingsplan
In het gewondenspreidingsplan (GSP) is de verdeling van ernstige letselslachtoffers over de ziekenhuizen in onze regio en aangrenzende regio’s geregeld. De regio’s Haaglanden en Hollands Midden vallen onder de traumaregio West Nederland en hebben het LUMC/ MCH en HagaZiekenhuis als
traumaziekenhuizen in de traumaregio.
Het betreft een plan voor de eerste fase na het voltrekken van een ramp
of grootschalig incident. De getallen zijn derhalve alleen van toepassing op
het eerste uur en op de patiënt categorieën T1 & T2. Daarna moet de communicatie actuele en gepaste invulling geven aan de optimale spreiding van
gewonden over de ziekenhuizen en/of regio’s.
> 120/min
< 120/min
T1
(Onmiddelijk)
T2
(Urgent)
(Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
138
139
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
Netwerkafsprakenboek
2. Spreidingsplan regio West (Haaglanden / Hollands Midden)
In dit plan wordt er vanuit gegaan dat ten tijde van een ramp of groot ongeval
er een beroep gedaan wordt op de medische behandelcapaciteit (MBC) van
de ziekenhuizen. Met andere woorden, hoeveel patiënten kan een ziekenhuis aan. De MBC voor de ziekenhuizen in regio West is opgehangen aan
de trauma-levelindeling van de ziekenhuizen in onze regio. De MBC is vastgesteld op basis van het aantal beschikbare traumateams en de geschatte
capaciteit van ieder traumateam in het eerste uur 1,2. Ondanks dat deze norm
ter discussie staat kan deze norm als globaal uitgangspunt dienen. Waar de
regionale ziekenhuizen aangeven dat de MBC anders is dan momenteel blijkt
uit de trauma-levelindeling, is in overleg met betreffend ziekenhuis de MBC
aangepast.
Type
Aantal 1e uur
Behandelmogelijkheid trauma’s
MCH Westeinde
T1
5
Monotrauma volwassenen
(level 1)
T2
10
Monotrauma kind tot 16 jaar
Multitrauma volwassenen
Multitrauma kind tot 16
Neurotrauma volwassenen
Neurotrauma kind tot 16 jaar
Specifieke zorg: Brandwonden, Strokebed, Trombolyse, ICD centrum
MCH Anthoniushove
Aanloopziekenhuis
(level 3)
Monotrauma volwassenen
(tijdens kantooruren)
1. Hirschberg et al. - Triage and Trauma Workload in Mass Casualty:
Ziekenhuis
A Computer Model, J. of Trauma, 2010
Monotrauma kind tot 16 jaar
2. De Boer et al. – Order in Chaos, J. of Emergency Medicine, 1995
Bij een groot ongeval of een ramp met veel slachtoffers zal de centralist
(of Coördinator Gewondenvervoer) na de voorwaarschuwing/ alarmering
van het ziekenhuis gewonde slachtoffers gaan spreiden op basis van onderstaande verdeling. Hierbij kan de incidentlocatie en aanrijtijd naar een ziekenhuis mede bepalend zijn.
(tijdens kantooruren)
HAGA Leyenburg
T1
5
Monotrauma volwassenen
(level 1)
T2
10
Monotrauma kind tot 16 jaar
Multitrauma volwassenen
Multitrauma kind tot 16
(bij voorkeur naar JKZ)
Overzicht voor traumaregio West:
Neurotrauma volwassenen
Neurotrauma kind tot 16 jaar
Ziekenhuis
Type
Aantal 1 uur
Behandelmogelijkheid trauma’s
Specifieke zorg: Brandwonden, Strokebed, Trombolyse, ICD centrum
LUMC
T1
5
Monotrauma volwassenen
HAGA JKZ
T1
3
Uitsluitend voor kinderen
(level 1)
T2
10
Monotrauma kind tot 16 jaar
(level 3)
T2
6
Monotrauma kind tot 16 jaar
e
Multitrauma volwassenen
Multitrauma kind tot 16
Multitrauma kind tot 16
Neurotrauma volwassenen
Neurotrauma kind tot 16 jaar
Specifieke zorg: Brandwonden, Strokebed, Trombolyse, ICD centrum
140
141
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
Netwerkafsprakenboek
Ziekenhuis
Type
Aantal 1e uur
Behandelmogelijkheid trauma’s
Groene Hart
T1
2
Monotrauma volwassenen
(level 2)
T2
4
Monotrauma kind tot 16 jaar
Reinier de Graaf
T1
2
Monotrauma volwassenen
(level 2)
T2
6
Monotrauma kind tot 16 jaar
Alrijne Ziekenhuis Leiderdorp
T1
2
Monotrauma volwassenen
(level 2)
T2
6
Monotrauma kind tot 16 jaar
Bronovo
T1
1
Monotrauma volwassenen
(level 3)
T2
4
Monotrauma kind tot 16 jaar
(tijdens kantooruren)
Alrijne Ziekenhuis Leiden
(level 3)
Monotrauma volwassenen
T2
4
(tijdens kantooruren)
Monotrauma kind tot 16 jaar
(tijdens kantooruren)
142
‘t Lange Land
T1
1
Monotrauma volwassenen
(level 3)
T2
4
Monotrauma kind tot 16 jaar
Totaal
T1
23
T2
62
3. Procedure gewondenspreiding
Voor het bepalen van de opvangcapaciteit en de coördinatie van het gewondenvervoer is er een goede communicatie en afstemming nodig tussen de
driehoek: plaats incident (GHOR), ziekenhuizen en MKA. MKA
Ambulance MBC
Plaats incident (GHOR)
Ziekenhuizen
Coördinatie:
De MKA is de top van de driehoek en is verantwoordelijk voor de coördinatie
tussen de twee poten: ambulances/plaats incident en ziekenhuizen.
MKA:
De MKA dienstdoende centralisten (aanname en uitgifte) stellen op basis van
de melding een beeld samen. In overleg met de leidinggevende (coördinator)
van de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) en/of op advies van de OvD-G
wordt de CGV –functie binnen de MKA ingevuld binnen 2 minuten nadat aan
de inzetcriteria (CGV) voldaan is. De CGV zit in de meldkamer (MKA) of in de
Calamiteitenmeldkamer op het explain.
Taken:
• Het coördineren (en registreren) van de afvoer van gewonden gebruik
makend van het gewondenspreidingsplan en aansluitend bij de
actuele medische behandelcapaciteit van de diverse ziekenhuizen.
• Is liaison tussen de MKA en ACGZ
• Voert besluiten van de OvD-G en/of ACGZ mbt. voorwaarschuwing,
alarmering en afschaling ziekenhuizen en MKA in buurregio’s uit
• Registreert de vervoerde slachtoffers
• Zorgt voor een slachtofferoverzicht tbv verwanteninfo en slachtoffer info en deelt deze met de ACGZ (GHOR)
143
Netwerkafsprakenboek
Communicatielijnen:
• Ontvangt informatie over aantallen en typen gewonden van OvD-G
• Onderhoudt contacten met ambulancebemanning, ziekenhuizen,
OvD-G, CvD-G, ACGZ, politie, brandweer, MKA en MKA andere regio’s.
• Stuurt ambulances aan met betrekking tot de spreiding en bepaalt
naar welke ziekenhuizen gewonden vervoerd worden.
Ziekenhuis: stelt hiervoor een coördinator aan.
Taken:
• Aanstellen coördinator o.a. als contactpersoon ACGZ/MKA
• (voorbereiden op) in gang zetten ZIROP/opschaling
• MKA/ACGZ informeren over up to date opvangcapaciteit ziekenhuis
voor categorieën gewonden (in triageklasse en specifiek letsel)
in tijdseenheden.
• Registratie van alle binnengekomen gewonden (gerelateerd aan incident):
-
per triageklasse
-bij voorkeur met NAW gegevens
-slachtoffervolg-registratie in ziekenhuis zelf (locatie)
• Registratie van uitgaande gewonden indien verplaatst naar een ander
ziekenhuis of andere verblijfplaats.
• (informeren ACGZ over) registratie gewonden (NAW, letsel,
verblijfplaats)
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
Communicatielijnen:
• De OvD-G onderhoudt contact met ACGZ, CGV, HGN (Hoofd Gewonden nest), ambulances, GnK-C.
• Maakt (na verkenning en op basis van de informatie van de eerste
ambulance) een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van
een incident.
• Schaalt indien nodig op, kan monodisciplinair (MMT, ambulancebijstand
• Stemt de gewondenafvoer af met de CGV.
Plaats incident: Hoofd gewondennest
Taken:
• Verantwoordelijk voor gewondentriage, coördineren behandeling
ter plaatse, transport van gewonden op basis van gewondentriage.
• Verantwoordelijk voor slachtofferregistratie in het veld.
Communicatielijnen:
• Hoofd Gewondennest onderhoudt contact met CGV, OvDG,
ambulances, GnK-C.
Communicatielijnen:
• Onderhoudt contacten met hoofd SEH, ACGZ, CGV en andere
afdelingen acute zorg (IC OK).
Plaats incident: OvD-G
Taken:
• Eindverantwoordelijk voor gewondentriage, coördineren behandeling
ter plaatse, transport van gewonden op basis van gewondentriage.
• Eindverantwoordelijk voor slachtofferregistratie in het veld
(zie CGV verderop).
144
145
Netwerkafsprakenboek
Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg (ACGZ):
De ACGZ werkt op tactisch niveau en is de hoogst leidinggevende van de
operationele GHOR organisatie. ACGZ heeft het overzicht over het verloop
van het incident.
Hoofdtaak:
• Coördineert het incident (gewondenvervoer, bijstand, aantallen
gewonden, aard en type letsel, gewondenspreiding)
• Besluiten tot ambulancebijstand
• Scheiden gewondenvervoer en opvang van rivaliserende cq
risicogroepen
Deeltaken:
• Informeert de DPG (Directeur Publieke Gezondheid) ingeval
inschakelen ZIROP ziekenhuizen en RAV
• Up to date (laten) informeren van ziekenhuizen over bovenstaande en
informatie (laten) verzamelen van ziekenhuizen over opvangcapaciteit
• Besluit (indien nog niet door OvD-G gedaan) over voorwaarschuwing,
alarmering, afschaling van ziekenhuizen in de regio en MKA in
andere regio’s
• Informeert en delegeert dit aan de CGV
• Verzamelt up to date gegevens over aantallen en locatie van
gewonden, aard en ernst van letsel tbv DPG
• Rapporteert aan en adviseert de DPG
• Aanstellen ACGZ ondersteuner
Communicatielijnen:
• ACGZ onderhoudt contact met DPG, CGV, (Raad van Bestuur)
Ziekenhuizen en multipartners op het RCC
146
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
CGV
Benodigde ambulances en overig personeel en middelen worden gerealiseerd door het Ambulancebijstandsplan te activeren.
Taken:
• Liaison tussen ACGZ en MKA centralisten
• Coördineren en registreren gewondenvervoer
• Zorgdragen voor contact MKA’s andere regio’s voor ambulance bijstand en globale regionale opvangcapaciteit ziekenhuizen
• Contact ziekenhuizen (regio Hollands Midden / Haaglanden) over
specifieke opvangcapaciteit (aard en type letsel)
Communicatie:
De coördinator gewondenvervoer (CGV) is het centrale punt in de
gewondenspreiding. Hij krijgt vanuit het veld de informatie omtrent
gewonden (aantal, triageklasse en type letsel). Op basis van deze
gegevens of in opdracht van de ACGZ doet hij een voorwaarschuwing aan
cq alarmeert hij in eerste instantie de ziekenhuizen in de regio.
Op basis van gegevens van de diverse coördinatoren in de ziekenhuizen
kan CGV via het hoofd gewondennest de ambulancebemanning
ritopdrachten geven. Indien de opnamecapaciteit de regiogrens overstijgt
draagt de CGV zorg voor contact met MKA’s van andere regio’s om
opnamecapaciteit te creëren. De CGV coördineert het vervoer van
individuele slachtoffers op basis van triage, aantal, type letsel en
Medische Behandel Capaciteit van de ziekenhuizen. De ACGZ is
verantwoordelijk voor het gehele proces en heeft de regie daarover.
Definitie voorwaarschuwing:
Ziekenhuizen worden in opdracht van de de OvD-G door de centralist
MKA/ CGV gewaarschuwd dat een opschaling in het kader van een incident/ramp dreigt.
147
Netwerkafsprakenboek
Definitie alarmering ziekenhuizen:
Ziekenhuizen besluiten zelf op basis van informatie / contact met de ACGZop
te schalen in het kader van een incident/ramp.
Besluit :ZIROP treedt in werking.
Besluit: ZIROP treedt niet in werking.
In beide gevallen wordt door de CGV aan de ziekenhuizen doorgegeven wat
de ziekenhuizen kunnen verwachten (aantallen, aard en type letsel). De ziekenhuizen stellen de CGV in kennis van hun opnamecapaciteit (aantallen,
aard en type letsel).
De voorwaarschuwing cq alarmering van (ziekenhuizen in) andere regio’s
gebeurt door de MKA van de desbetreffende regio’s, na melding van de CGV.
Het gaat hierbij in eerste instantie ook om de totale MBC van de andere regio’s. Specificatie voor spreiding bínnen de andere regio’s naar aard en letsel
van de gewonden wordt bepaald door de CGV in overleg met de MKA van de
andere regio’s.
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
4. Handelsopties 1e uur bij verschillende scenario’s
De gewondenspreiding wordt bepaald door 3 criteria:
1. De Medische Behandelcapaciteit (MBC) in regio Westin het eerste uur
en de MBC van andere regio’s (zie p. 4 en 5). Richtlijn voor een snel en
globaal overzicht.
2. De aard van het incident. Richtlijn voor meer gedetailleerd handelen in
tweede instantie.
3. Procedures/protocollen die de behandeling/vervoer bepalen naar
ernst en aard van het letsel en specialismen van de ziekenhuizen.
Richtlijn voor meer gedetailleerd handelen in tweede instantie.
(zie p. 4 en bijlage: specialisatie ziekenhuizen).
4. De lokatie van het incident, rekening houdend met aanlopers
Uitgangspunten:
• 22 actieve ALS – ambulance - eenheden in regio West (spitsuren) en
36 ALS-ambulances en 10 zorgambulances als totaalcapaciteit.
• MBC eerste uur in regio West: totaal aantal gewonden dient in eerste
instantie als uitgangspunt, niet gespecificeerd naar T1, T2.
• Het ziekenhuis dat zich het dichtst in de buurt van het incident bevindt
dient als “aanloopziekenhuis”. Hiernaar worden door ambulances
géén gewonden vervoerd.
• Waar mogelijk (afhankelijk van aard en ernst van het letsel) worden
gewonden uit bepaalde risico cq rivaliserende groepen gescheiden
vervoerd en opgevangen. Hierbij valt te denken aan: voetbalsupporters, terroristen, demonstranten, politieagenten en andere hulpverleners.
Om snel een overzicht te kunnen krijgen hoe te handelen bij grote incidenten en
rampen wordt in dit plan uitgegaan van een aantal handelsopties, waarbij het
eerste criterium (de totale MBC in de regio/regio’s) in eerste instantie leidend is.
Handelsopties eerste uur bij verschillende scenario’s.
Criterium voor de indeling in incidenten is het aantal gewonden dat mbv capaciteit binnen regio West vervoerd cq opgevangen kan worden of waarvoor
capaciteit van diverse (buur)regio’s nodig is.
148
149
Bijlage G. Gewondenspreidings plan - Regio West
Netwerkafsprakenboek
Kleinschalig incident <15 gewonden
Vervoer en opvang van gewonden in regio West.
De OvD-G neemt het besluit tot voorwaarschuwing van de ziekenhuizen in de
regio en kan eventueel de ziekenhuizen alarmeren.
Middelgroot incident <30 gewonden
Alarmering van de ziekenhuizen in regio West. Vervoer en opvang van gewonden voor zover mogelijk in regio West.
Er wordt een voorwaarschuwing gegeven aan de MKA in andere regio’s.
Uitgangspunt is de totale MBC per regio.
Ambulances uit regio West vervoeren bij voorkeur alleen naar ziekenhuizen
binnen deze regio.
Via de CGV wordt regionale ambulancebijstand gevraagd aan de MKA’s van
andere regio’s (ten eerste de buurtregio’s Amsterdam-Amsteland, Kennemer Land, Utrecht en Rotterdam Rijnmond).
Ambulances uit regio’s buiten regio West vervoeren bij voorkeur alleen gewonden naar ziekenhuizen in de “eigen” regio.
Groot incident >30 gewonden
Alarmering van de ziekenhuizen in regio West (Haaglanden en Hollands
Midden) en alarmering van de regio’s Amsterdam-Amstelland, Kennemerland, Utrecht en Rotterdam Rijnmond. Voorwaarschuwen van MKA andere regio’s en indien noodzakelijk alarmering. Uitgangspunt is de totale
MBC per regio.
Calamiteitenhospitaal
Criteria:
• Situaties van specifieke calamiteiten, aanslagen of grote ongevallen in
Nederland, die de reguliere opvangcapaciteit te boven gaan.
• Opname van een beperkt aantal patiënten met een bijzondere
infectieziekte
• Optie bij een zeer groot of brandwondenincident is het inschakelen
van het Calamiteitenhospitaal Utrecht .
• Binnen 30 minuten heeft het Calamitetienhospitaal een capaciteit
van 100 bedden. De beslissing om patiënten naar het calamiteiten hospitaal te vervoeren gaat alleen in overleg met CaCo / ACGZ /
OVD-G / CvD-G.
Het Calamiteitenhospitaal zal het verzoek van de aanvrager toetsen aan de
criteria en de aanvrager terug bellen.
Afschaling en intrekken van voorwaarschuwing
De ACGZ heeft het overzicht over het verloop van het vervoer en de spreiding
van gewonden tijdens het incident. De ACGZ is daarom verantwoordelijk voor
tijdige meldingen omtrent het verloop aan ziekenhuizen en MKA’s. Hieruit
volgt dat de ACGZ tevens ziekenhuizen laat informeren wanneer zij kunnen
gaan afschalen cq wanneer de voorwaarschuwing ingetrokken wordt.
Aanvraag van ambulancebijstand aan andere regio’s. Voor vervoer van gewonden binnen en buiten de regio gelden dezelfde regels als bij een middelgroot incident.
Indien wenselijk: inschakelen van het Landelijk Opvang en Coördinatie Centrum (LOCC) voor landelijke (ambulance) bijstand en gewondenspreiding.
150
151
Het Traumacentrum West is een
samenwerkingsverband tussen
het Leids Universitair Medisch Centrum,
het Medisch Centrum Haaglanden
en het HagaZiekenhuis.
Traumacentrum West
postzone K6-R postbus 9600 2300 RC Leiden T 071 526 3905 F 071 526 6838
E [email protected] U www.traumacentrumwest.nl
Download