Bepaling van de grootte en de massa van een hoofdelektromotor van.. een onderzeebaot. _Rapport OEMO '93/08 K.H.E. Deleroi Den Haag li 93 Technische Universiteit Delft Faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Technlek Vakgroep OEMO i VOORWOORD Deze scriptie is geschreven in het leader van het derde jaars ontwerpopdracht (WBM108P3) van de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek. De bedoeling van dit practicum is om studenten zelfstandig een ontwerpprobleem te laten oplossen en daarover een scriptie te schrijven. De resultaten van deze scriptie zullen worden gebruikt in het SUBCEM project dat door de heer van der Nat wordt uitgevoerd. Mijn dank gaat uit naar de heer ir. C. van der Nat die mij goed heeft weten te begeleiden en ook naar mijn vader, prof. dr.ing. W. Deleroi die een belangrijke steun is geweest tijdens de uitvoering van de opdracht. Verder ben ik nog dank verschuldigd aan de heer ir. H. Grimmelius die mij zeer geholpen heeft bij het printen van deze scriptie. I INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING . 1 1. INLEIDING 2. 2 GELIJKSTROOMMACHINES 2.1 Grondbeginselen 2.2 Overeenkomsten 2.3 Verschillen 3 3 5 7 2.3.1 De seriemotor 2.3.2 De shuntmotor 2.3.3 De vreemd bekrachtigde motor 2.3.4 De compoundmotor 2.4 Keuze van de Koninklijke Nederlandse Marine 7 9 10 11 11 3. MODELLERING VAN DE GROO'TTE VAN DE ELEKTROMOTOR 3.1 Inleiding 3.2 Het anker 3.3 De luchtspleet 3.4 Het statorjuk 3.5 De polen 3.6 De commutator 3.7 De koelinstallatie 3.8 Het rendement 3.9 Afmetingen van de motor 3.10.1 Lengte 3.10.2 Hoogte 3.10.3 Breedte 4. MODELLERING VAN DE MASSA VAN DE ELEKTROMOTOR 4.1 Net draaiende gedeelte 4.2 Het stilstaande gedeelte 4.3 De koelinstallatie 13 13 14 17 19 21 25 27 31 37 37 38 39 . . 40 40 45 47 5. EVALUATIE VAN NET MODEL 5.3 Massa 50 50 52 57 CONCLUSIES 59 LITERATUURLUST 60 5.1 Rendement 5.2 Grootte BULAGE 1: Tabel met alle aangenomen warden BIJLAGE 2: Variabelenlijst . . . 61 62 1 S AMENV A TTING Voor de voortstuwing in conventionele onderzeeboten wordt een gelijkstroomelektromotor toegepast. Bij het ontwerpen van een onderzeeboot is het van groot belang voor de ontwerper de afmetingen en het gewicht van de motor op een vroegtijdig stadium te kennen. Vaak zijn dan alleen maar het vermogen, het maximale toerental en de maximale stroomsterkte bekend. Het doel van deze scriptie is om een parametrisch model op te stellen van waaruit de globale afmetingen en het gewicht bepaald kunnen worden. Voor het gebruik van gelijkstroommotoren kan üit drie varianten gekozen worden, de seriemotor, de shuntmotor of een compoundmotor die een combinatie is van de eerstgenoemde twee. Het verschil tussen deze varianten is alleen de plaats van de bekrachtigingswikkeling. Bij onderzeeboten worden vrijwel altijd compoundmotoren toegepast. Het bepalen van de grootte en het gewicht is voor ieder type gelijkstroommotor hetzelfde. Om te beginnen wordt eerst de rotordiameter en rotorlengte bepaald. Daarna kunnen pas de andere afmetingen berekend worden, omdat deze afhankelijk zijn van de rotordiameter. Hierbij moeten wel onbekende variabelen aangenomen worden, die in de literatuur aevonden kunnen worden. Het is mogelijk om de afmetingen en het gewicht van een hoofdelelctromotor met een beperkt aantal gegevens te voorspellen. Voor het berekenen van de grootte is het belangrijk de luchtspleetinductie en de stroomdichtheid van de borstels goed te lciezen. Zodoende komen de afmetingen van het model met die van een hoofdelektromotor van onderzeeboten van de Walrus klasse goed overeen. Bij de bepaling van de massa speelt de construetieve uitvoering van de behuizing en van de luchtkoeler een grote rol. 2 1. LNLEIDING In conventionele onderzeeboten wordt voor de voortstuwing een gelijkstroom-elektromotor toegepast, die gevoed wordt door batterijen of door een gelijkstroomgenerator die door een dieselmotor aangedreven wordt. De bedrijfssituatie hangt af van de toestand van het onderzeeboot, ondergedoken of boven water varend. De grootte en het gewicht van de elektromotor zijn bepalend voor de constructie van het achterschip. Het is daarom voor ontwerpers van groot belang te weten wat de maten en het gewicht van de voortstuwingsmotor zijn om het achterschip goed te kunnen dimensioneren. Het doel van deze scriptie is het opstellen van een parametrisch model om de grootte en het gewicht van de motor te kunnen bepalen. Hierbij wordt uitgegaan dat het benodigde vermogen, het maximale toerental en de maximale stroomsterkte bekend is. Daaruit kan met behulp van verschillende aannames het volume als ook de benodigde massa van de motor bepaald worden. De motor wordt voor een ontwerppunt, war de maximale klemspanning en de maximale stroomsterkte optreden, ontworpen. De opbouw van deze scriptie is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van de werkwijze van een gelijkstroommachine gegeven en verschillende uitvoeringen gepresenteerd. Op basis hiervan wordt in hoofdstuk 3 de modellering van de grootte van de motor behandeld en in hoofdstuk 4 de massa. Ten slotte worden in hoofdstuk 5 de uitkomsten van het opgestelde model vergeleken met waarden van een bestaande onderzeeboot hoofdelektromotor. 2'. GELIJICSTROOMMACHINES Voordat begonnen wordt het model op te stellen moet eerst nagegaan worden wat voor verschillende types gelijkstroommachines er bestaan. In dit hoofdstuk worden eerst de grondbeginselen (2.1) en de gegevens die voor alle gelijlcstroommachines van toepassing zijn (2.2) behandelt en daarna de verschillende varianten (2.3) besproken 2.1 'Grondbeginselem Om tot een goal inzicht in de werldng van de elektrische machines te komen is het Fl; belangrijk om kennis te bezitten over enkele grondbeginselen, die de energieomzetting van elektrische energie tot mechanische energie behandelen. Op een rechte stroomvoerende geleider wordt de Lorentz-kracht uitgeoefend. Het is het. uitwendige produkt tussen de stroomdichtheidvector en de magnetische zelfinductievector. I ,= Jxã [NI ] 1: de krachtvector van de Lorentz-kracht J: de stroomdichtheidsvector B: de magnetische zelfinductievector Door integratie over de totale geleiderdoorsnede is de lcracht per eenheid lengte te berelcenen. De stroomdichtheid wordt over de gehele geleiderdoorsnecle constant en gelijkgericht aangenomen, zo dat de richting van de stroomdichtheid en de geleider camenvallen. Daarmee is de kracht per eenheid lengte: NI im] x fi -7, I: de stroomsterktevector De totale Icracht op de geleider in het magneetveld is te verlcrijgen door over dat deel van de geleider te integreren dat binnen het magneetveld ligt. Omdat bij de roterende machines de geleider loodrecht op de richting van het magneetveld staat, kan voor het uitwendig produlct het normale produkt genomen worden. De richting van de geleider is parallel aan de richting van de as, zodat de berekende Icracht een tangentiele kracht is. .F' =B *1 *i F : 1 : [N de totale lcracht op de geieider de lengte van de geleider in het magneetveld r 300 10 1 o werkgebied figuur 1 figuur 2 4 Het magneetveld wordt door de belcrachtingswildcelingen opgewekt. Dat zijn spoelen waar' door stroom vloeit en daardoor een magneetveld opbouwt. Ben grote versterldng wordt verlcregen als ferromagnetisch material in de spoelkem wordt aangebracht. De magnetische stroom die door het ferromagnetisch material vloeit wordt de magnetische flux ,genoemd. Een vaak gebruikte grootheid is de fluxdichtheid B, magnetische inductie genoemd. Hieronder wordt verstaan de flux gedeeld door het beschikbare oppervlalc A loodrecht op de fluxfichting; B=- A it : A :lie beschikbare oppendak de magnetische flux De mate waarin ferromagnetisch materiaal magnetisme geleidt is niet constant. be geleidbaarheid wordt aangegeven met de permeabiliteit. Er geldt: ILL = irSo * IL; met 1+ ILL de permeabiliteit de relatieve permeabiliteit; een natuurconstante : de magnetische susceptibiliteit 7 Hierin is ;to een natuurconstante en gr is de relatieve permeabiliteit, dat is een materiaalconstante. Het verloop van de relatieve permeabiliteit in relatie met de zelfinductie B is weergegeven in figuur 1. In dat geval blijkt de relatieve permeabiliteit bij toenemende magnetische inductie op de duur een te worden. Er treedt verzadiging op. Dit kan ook in beeld gebracht worden in figuur 2 waarin voor een spoel met ijzerkern het verband wordt weergegeven tussen B en de stroom I. In ten bewegende geleider in een magneetveld ondervinden de zich hierin bevindende elektronen een Lorentzicracht. Ook hier geldt dat de bewegingsrichting en de vector B niet mogen samenvallen of ellcaars tegengestelde zijn. Als gevolg daarvan zullen elektronen zich naar een zijde begeven. Er ontstaat een inductiespanning:. U B*I*y [VI :de snelheid van de geleider in het magneetveld Rierin, is, ditgegaan dat de bewegingsrichting 1oodrecht op de richting van het. magneetveld. is. hulppool juk veldwikkeling )N poolschoen poolkern figuur 3 !-- /sr "VT, ' r 5 2.Z Overeenkomsten In figuiir 3 is een doorsnede door een gelijkstroomrnotor weergegeven. Een gelijkstroommachine bestaat uit een rotor, stator en een commutator. Op de rotor bevinden zich het ankerjuk en de stroom doorvloeide geleiders, die als in serie geschakelde spoelen zijn uitgevoerd. De geleiders zijn in groeven aangebracht, om de luchtspleet zo klein mogelijk te houden. De stator bevat de hoofdpolen, dat zijn spoelen met een ijzerkem, die het belcrachtigingsveld opwelcken. De hoofdpolen zijn aan het ringvonnige statorjuk gemonteerd. Tussen ieder hoofdpool zitten er nog hulppolen. De commutator is aan een kant van de rotor aangebracht en bestaat uit een groot aantal tegen ellcaar geisoleerde lamellen. leder lamel is op een spoelzijde aangesloten. De stroom wordt via de borstels aan de lamellen toegevoerd. Biji de gelijIcstroommachine wordt de magnetische flux opgewekt door de .hoofdpolen. Het aantal polen is altijd even en hangt af van de diameter van de rotor. Radiaal aan de rotor zijn op de poolkemen de poolschoenen bevestigd, waardoor een groter oppervlak voor de flux beschikbaar is. De flux vloeit via een pool en via de luchtspleet naar het ankerjuk en van daar in de tegenoverliggende pool. De magnetische lcring wordt gesloten doordat de flux via het statorjuk weer terug vloeit naar de oorspronkelijke pool (zie ook figuur 3). Door de flux wordt op een geleider die op de rotor is gemonteerd de Lorentzlcracht uitgeoefend. Als over alle geleiders wordt geintegreerd is de totale omtrelcskracht te berekenen. Doordat elektromotoren roterende machines zijn kan dan eenvoudig het koppel berekend worden.. Te 2 11, To D * = 2 * B * I * I.= D rt * 1) * ' 2** [ Nm : het elektrische koppel : de rotordiameter Het actieve,oppervlak bepaald het opgewelcte mechanische. koppelk. Op de plaats waar de hulppolen zijn bevestigd bevindt zich de geometrisch neutrale zone, dat is een veldvrije zone. Op deze plaats moet de stroom in de geleider die zich op dat moment in de neutrale zone bevindt omgepoold worden. Dat gebeurt in de commutator. Tijdens het ompolen wordt een spoel kortgesloten, de borstel verbindt dan de twee naast ellcaar liggende lamellen. Het ompolen gebeurt niet automatisch, iomdat de stroom in 'de kortgesloten spoel niet van zelf omkeert. De stroom 'can alleen volgens een e-macht naar nul gaan en clan de andere richting op vloeien. Voor hoge omtrelcssnelheden moet daarom een spanning geinduce,erd worden, die het proces vergemaldcelijkt. Als dat niet zou worden toegepast moet de stroom in vorm van een lichtboog over de lamellen verder vloeien. Dit is een hoogst ongewenst effect. Met behulp van de in de neutrale zone geplaatste hulppolen, die door de ankerstroom worden doorvloeid, wordt de nodige spanning in de kortgesloten spoel geinduceerd. Fir 11 Ps. verzadiging B T figuur 4 6 Omdat de nodige geinduceerde spanning nagenoeg evenredig is met de ankerstroom worth de ankerstroom door de hulppolen geleidt. Dit proces kan niet op iedere willekeurige snelheid geschieden, er is een bovengrens voor de omtreksnelheid aan te geven: va 25 [m/s] Under de poolschoenen wordt door de ankerwilckeling ook een magnetisch veld opgebouwd, de zogenaamde ankerreactie, zie figuur 4. Dat veld verzwakt aan een kant het magnetisch hoofdveld en aan de andere zijde versterkt. Als het veld ter plaatse van de versterlcing een bepaalde waarde van de zelfinductie overschreidt Ian dat vier effecten tot gevolg hebben: - er treedt verzadiging op De verzadiging heeft tot gevolg dat de flux per pool verminderd en dat geeft een vermindering van het uitwendige koppel. - lamelspanning stijgt Omdat er een evenredig verband bestaat tussen de lamelspanning en de zelfinductie stijgt de lamelspanning met de zelfinductie. De lamelspanning is gelimiteerd op: u,:_< 15 [V] Boven deze spanning zou er een lichtboog tussen twee lamellen op de commutator ontstaan en een ringvuur tot gevolg hebben. Dit verschijnsel Ian de commutator vernielen. Daarom is ook de waarde van de zelfinductie beperkt. ifterverliezen worden groter Daar de ijzerverliezen in elk volume-element van het lcwadraat van de inductie afhangen, zal de veldvervorming de ijzerverliezen verhogen. de commutatie wordt vermoeilijkt Door de ankerreactie is de oorspronkelijke geometrisch neutrale zone niet meer veldvrij. In deze zone moet de stroomrichting in de geleiders omgekeerd worden en door de aanwezigheid van een veld wordt dat bemoeilijkt. Om de ankerreactie te verminderen kunnen drie maatregelen genomen worden: Een grotere luchtspleet en een lcleinere stroombelegging toepassen. Toepassing van een hulppoolwikkeling, waardoor het ankerveld in de geometrisch neutrale zone verdwijnt. Toepassing van een compensatiewildceling in de poolschoenen waardoor de ankerreactie theoretisch volledig opgeheven kan worden. figuur 5 rem figuur 6 mot 7 2.3 Verschillen Er bestaan vier varianten van gelijkstroommotoren, de verschillen liggen in de and hoe de belcrachtiging is uitgevoerd. Het zijn de seriemotor (2.3.1), de shuntmotor (2.3.2) , de vreemdbekrachtigde motor (2.3.3) en de compoundmotor (2.3.4). 2.3.1 De seriemotor Het principe van de seriemotor is getekend in figuur 5. De belcrachtigingswikkeling is in serie geschalceld met de ankerwilckeling. Dezelfde stroom vloeit door de hoofdpolen als ook door het anker. Het veld wordt opgewekt door de ankerstroom die afhankelijk is van de belastingstoestand. =f(I) en daarmee Te = konst * * I = konst * I * f ( I ) Als er geen verzadiging optreedt in het werkgebied van figuur 2 is het veld ongeveer evenredig met de stroom. 0 = konst * I = konst * 12 Door de beweging van de geleiders op de rotor ten opzichte van her magnetisch veld wordt er een rotatiespanning E opgewekt. Met de wet van Ohm geldt volgende vergelijking: LI - E = I *( Ra + Rf) met Re, en R1 klein en E = konst * n * E Rf n : de rotatiespanning : de ankerweerstand : de bekrachtigingsweerstand : het toerental Tij dens het inschakelen van de motor is het toerental nul en daarmee ook de rotatiespanning. De stroom wordt bepaald door de spanning en de anker - en de belcrachtigingsweer- n figuur 7 n figuur 8 8 stand. Omdat de twee weerstanden klein zijn is de stroom hier maximaal en als gevolg daarvan ook het koppel. De aanloopstroom is meestal ontoelaatbaar hoog en wordt met voorschakelweerstanden beperkt. De koppel toeren Icarakteristiek is in figuur 6 getekend. Het is te zien dat het koppel daalt met. toenemende toerentallen, wat te verklaren is met de toename van de rotatiespanning, die de stroom afzwakt en daarmee ook het koppel. Het nullasttoerental is theoretisch oneindig hoog, maar in de praktijk wordt echter door de wrijving en de ijzerverliezen geen oneindig hoog toerental bereilct maar het is wet ontoelaatbaar hoog. Daarom mag een seriemotor nooit onbelast aanlopen.. De seriemachine kan niet als generator werken op een net met een vaste spanning. Well kan de seriemachine benut worden voor het elelctrisch remmen, nadat de motor eerst als motor gewerlct heeft. De machine wordt dan van het net genomen en op weerstanden geschakeld. De rotatie-energie wordt omgezet in warmte in de weerstanden., Er bestaan drie mogelijkheden voor (de toerenregeling: - Verlagen van de klemspanning U.. Voor bet toerental 'can bij de iseriemotor geschreven wordenc n- ( Rf + Ra) *1 konst. * it I ) konst. * it I ) Bij constante belasting neemt bij spanningsverlaging de stroom toe. De weerstand van de veldwilckeling blijft constant en daarom neemt het toerental af bij het verlagen van de klemspanning, zie figuur 7. - Veldverzwalcking Door toepassing van een parallelweerstand over de veldwikkeling wordt de flux verzwalct.. Het effect is geillustreerd in figuur 8. - Voorsc'hakelweerstanden toepassen Door een in serie met het anker geschakelde weerstand kan de ankerstroom beperkt worden en daarmee ook de bekrachtiging, zie figuur 9. Het omkeren van. de draairichting gebeurt door ompolen van de anker De veldwikkeling !can ook omgepoold worden maar dat wordt in de praktijk niet toegepast. Ii figuur 10 gen mot figuur 11 \c) flguur 12 9 2.3.2 De shuntmotor In tegenstelling tot de seriemachine is de bekrachtigingswiklceling bij de shuntmachine parallel geschalceld met de ankerwilckeling, de zogenaamde shuntwiklceling. De opbouw is in figuur 10 geschetst. Nu is de spanning U over de bekrachtigingswiklceling en het anker gelijk maar de stroom is opgedeeld. Voor de stroom geldt: + If 10 = Bij constant spanning is de stroom in de polen ook constant en zo kan een constant magnetisch veld opgebouwd worden. Net als bij de seriemachine wordt ook een rotatiespanning opgewekt en er kan verder met behulp van de wet van Ohm geschreven worden: E = konsti * n * met 0 = konstant U - E = 1, * Het verloop van de rotatiespanning is afhankelijk van de ankerstroom, dat is in figuur 11 getekend. Bij vollast, dus maximale stroomsterkte, is E 95% van U [van der Zaken, 1989]. Omdat de flux constant is en dan E alleen van het toerental afhangt en de ankerstroom recht evenredig is met het koppel Ian op dezelfde manier de koppel toeren lcarakteristiek getekend worden, zie figuur 12. Het toerental is vrijwel over het gehele koppelgebied constant, dit wordt shuntkarakter genoemd. Bij deze motor bestaat wel een nullasttoerental dat beschreven kan worden door: n- konsti * met 0 = konst Voor het aanloopkoppel en de hellingshoek van de koppel toeren lcromme kan geschreven worden: Te = lconst2 * cb * tan PI - Ra konst * konst., * 2 De shuntmachine is in staat onder behoud van het toerental vloeiend van motorbedrijf mar het generatorbedrijf over te schakelen wat uit de koppel toeren grafiek volgt. T 3 1 mot 2 Ro U0 gen U < U0 cl < io R > Ro figuur 13 10 Om het toerental te veranderen bestaan bij deze motor drie mogelijkheden. - Verlagen van de klemspanning Door deze maatregel wordt het nullasttoerental verminderd. Terwijl de machine tot aan het nominale koppel belast }can worden, gaat het beschikbare vermogen lineair met het toerental terug. VeldverzwaldcinE,r Door het verlagen van de flux, dat gebeurt met parallel geschakelde weerstanden, wordt het nullasttoerental vergroot en de helling wordt vlalcker. Het uitgeoefende koppel neemt evenredig met de flux af, zodat de machine bij nominale stroom het nominale vermogen kan afgeven. Doordat instabiliteit kan optreden, in verband met de relatief grotere invloeci van de ankerreactie, is de belastbaarheid begrensd. Toepassing van voorschakelweerstanden Door voorschakeling van weerstanden in serie met de anker veranderyr de helling van de kromme. Wordt het toerental verlaagd bij een constant uitwendig koppel dan moot het verschil van opgenomen vermogen en afgegeven vermogen in de weerstanden in warmte worden omgezet worden. Deze methode is zeker voor grote motoren diet geschilct. Al deze methoden zijn in figuur 13 in beeld gebracht. Het omkeren van de draairichting gebeurt ook hier door het ompolen van de ankerwikkeling. 2.3.3 De vreemd bekrachtigde motor Het gedrag van een vreemdbekrachtigde motor komt overeen met dat van een shuntmotor. Men heeft een grote vrijheid bij de keuze van bekrachtigingsbronnen. Wel is het van belang de belcrachtigingsstroom te bewaken en onmiddellijk de motor af te schakelen als deze te laag wordt. Ook moet voorkomen worden dat een stilstaande motor te lang vol belcrachtigd blijft, tenzij voor koeling is gezorgd. figuur 14 11 2.3.4 De compoundmotor De compoundmachine heeft zowel een seriewiklceling ads een shuntwikkeling voor de bekrachtiging. Op elke pool zijn de twee wikkelingen aangebracht. Al naar gelang overheerst de serie- dan wel de shuntwildceling. Deze type van motor is een combinatie van een seriemotor en een shuntmotor. Het bekrachtigingsprincipe en de algemene koppel toeren lcaralcteristiek is in figuur 14 geschetst. De karakteristiek Ian de serievorm aannemen ads de stroom door de shuntwikkeling wordt verlaagd met behulp van voorweerstanden. Een shuntvorm zal de kromme nooit aannemen, want de stroom in de seriewikkeling is niet te verlagen zonder oak de ankerstroom mee te verminderen. Het verschil met de seriemotor is dat er nu well een nullasttoerental bestaat, en de motor vloeiend kan overschakelen naar generatorbeclrijf. Het nullasttoerental wordt alleen bepaald door de flux van de shuntwikkeling en &armee door de shuntstroom. Het verschil met de shuntmotor is dat de motor nu Jook geschikt is voor elektrisch remmen, wat uit de koppel toeren lcarakteristiek blijkt. Voor het varieren van het toerental bestaan ook hier weer drie mogelijkheden: Verlagen van de klemspanning Veldverzwakking Voorschakelweerstanden toepassen Om de draairichting van de compoundmachine te veranderen, wordt het anker omgepoold. 2.4 Keuze van de Koninklijke Nederlandse Marine In de onderzeeboten van de Koninlclijke Nederlandse Marine warden compoundmotoren met twee rotoren op een as voor de voortstuwing toegepast. De keuze is gebaseerd op het feit dat deze wijze van belcrachtiging de volgende voordelen biedt: serielcarakteristiek nullasttoerental - makkelijk te regelen Voor de voortstuwing is een motor gewenst met een seriekarakteristiek, dat wil zeggen dat bij lage toerentallen een groot koppel gegenereerd kan worden. Verder is belangrijk dat de motor over een groat toerentalgebied Ian werken. Het is niet mogelijk een shuntmotor toe te passen omdat deze onbelast moet aanlopen en een beperkt toerentalgebied bezit. De seriebelcrachtiging heeft nog een belangrijk voordeel. Door temperatuurverschillen kan de spanning van de twee rotoren varieren en doordat de weerstand van de wikkeling laag is kan een groot stroomsterkteverschil optreden. De seriewikkeling van beide rotoren compenseert deze verschillen. Een voordeel van een shuntmotor daartegen is dat deze een nullasttoerental bezit. Dat is gewenst, zodat de motor onbelast kan draaien en vloeiend mar het generatorbedrijf kan 12 overschalcelen. De compoundmotor heeft het voordeel dat deze malckelijk te regelen is. Door voorschakelweerstanden toe te passen kan de sterkte van bekrachtiging van de serie of shuntwikkeling aangepast worden. Daardoor kan de koppel toeren kromme veranderd worden en aan de lasticromme aangepast worden. Het toerental van de hoofdelektromotoren wordt via het verlagen van de klemspanning, dat via zogenaamde choppers gebeurt, geregeld. Verder kunnen afhankelijk van de bedrijfssituatie de ankers van beide rotoren of in serie of parallel geschakeld worden. De toegepaste compoundmotoren hebben geen compensatiewilckeling vanwege de hogere geluidsproduktie. Om de ankerreactie te beperken wordt een grotere luchtspleet tussen de pool en het anker gehanteerd. A- A bc, V A pooL , lAocl se Le 5i0even roto,koiast ruki7e lootaL kCit.Atator Lc r,t figuur 15 13 3., MODELLER1NG VAN DE GROOTTE VAN DE ELEKTROMOTOR 3.1 Inleiding De hoofdelektromotor in de onderzeeboten bestaat uit twee rotoren op een as, omdat anders de motor in diameter te groot wordt. Bij het opstellen van de breedte en hoogte afmetingen van het model wordt alleen naar een motor met een rotor gekeken. De afmetingen stellen zich samen als in figuur 15 is geschetst. Bij de afleiding is er vanuit gegaan dat het gewenste vermogen, het maximale toerental en de maximale stroomsterkte bekend zijn. Van uit deze gegevens wordt eerst de ankerdia- meter berekend. Daarbij moet een schatting van het rendement gedaan worden. Pas daarna lcunnen alle anderen grootheden bepaald worden, omdat deze van de ankerdiameter afhangen. Als laatste kan het rendement berekend worden. Dit moet met het geschatte rendement vergeleken worden. Als deze twee waarden niet overeen komen moet met het berekende rendement nog een keer de grootte bepaald worden. Dit proces moet iteratief gebeuren. Bij het dimensioneren van de grootte van een gelijkstroommotor hoeft niet gelet te worden op de wijze van bekrachtiging. Voor alle gelijlcstroommotoren is deze ontwerpmethode van toepassing. De motor wordt ontworpen bij maximale stroomsterIcte en gelijIctijdig bij maximale Idemspanning. Deze situatie kan in de praktijk nooit voorkomen. Als de batterij vol is opgeladen heerst er de maximale spanning. Tijdens de ontlading zakt de spanning en om het vermogen te handhaven wordt de stroomsterkte opgevoerd, totdat deze de 3000 Ampere heeft bereikt. Dit effect is weergegeven in figuur 16. Deze maximale stroomsterkte is een constructieve grens. Meer stroom lcan een schakelaar niet doorleiden. Het geldigheidsbereik. van (lit model is: 6 f[mil ankerdiameter 2.2 [In] Dit gebied is opgesteld door naar bestaande voortstuvvingselektrothotOren ite kijken.. EL U0 To 3000 A figuur 16 14 3.2 Het anker Een begrenzing van de rotordiameter volgt uit de begrenzing van de omtreksnelheid. va s 25 m / S it * Da * n s 25 m s 25 Da 5 *fl : de omtreksnelheid van het anker : de ankerdiameter v. Da Voor de afleiding van de diameter van de rotor wordt uitgegaan van de vermogensbalans. Terwijl het uitgaande vermogen bekend is kan het ingaande vermogen uitgedrukt worden in de spanning en de som van de stromen in de ankerwilckeling. Het extra vermogen dat nodig is om de ventilatoren te aten lopen is hier verwaarloosd. In deze balans komt nog het rendement voor, dat afgeschat moet worden. * Pel Pm = * Pei = U0 -0 * met 95 % 77 U0 * : de batterij spanning de batterijstroom Voor de spanning en voor de som van de stromen gelden de volgende betrekkingen, zie ook paragraaf 2.1: U = Bo * *Da * 7t * *a EIA = An, A *Ja = 71 * Ba * le * Da * 7t * n * a ) * ( ACu ,A * : de som van alle ankerstromen : de gemicidelde luchtspleetinductie Ie : de ijzerlengte in het magneetveld, de effectieve rotorlengte a : de poolbedelckingsfactor AA: de totale koperdoorsnede van het anker JA : de stroomdichtheid van het anker Bo A ) figuur 17 isolatie geleider 15 Volgens Deleroi [1993] kan aangenomen worden dat: ../A = 5 * 106 [A / m2 ] B8 = 0.75 IT] a=2/3 Deze waarden zijn vanuit constructieve gezichtspunten opgesteld. Voor het koperoppervlak !can het volgende geschreven worden. Hierbij wordt aangenomen dat de breedte van de tand gelijk is aan de breedte van de groef. Deze aanname wordt ook in de pralctijk toegepast. Acu = kcu ,A ,A * 0 ,A = kCu , A * hN * D* a 2 Qc,: de wilckelingsoppervlalc van bet anker hrs, : de groefhoogte de vulfactor van de ankerwikkeling Het is nodig een vulfactor voor de groef te gebruiken omdat niet de gehele groef uitgevuld is met het koper van de geleiders. De overblijvende ruimte wordt ingenomen door isolatie material, zoals in figuur 17 geschetst is. Voor de vulfactor van de ankerwikkeling kan volgens Deleroi [1993] genomen worden: kCu,A = 0,4 Voor de groefhoogte in het ankerjuk bestaat er volgens Deleroi [1993] een verband, dat in grafiek 2 is getekend. Daaruit is op te maken dat bij ankerdiameters boven de 1.6 [m] groeven van een diepte van 45 [mm] toegepast worden. hN = 45 [aim] Volgens Deleroi [1993] is de effectieve ijzerlengte gelijk aan de poolsteek. Dat is de rotoromtrek gedeeld door het aantal polen. le = P p T - * Da 2*p : het aantal poolparen : de poolsteek : I I I i 1 1 1 I I i I i I I 1 1 1 1 I I I I I I I i i i I I 1 I i I I 1 I i 1 1 1 I I I I I I i I 1 3 D a --> grafiek 1 hN Imm] t 0 0 1 grafiek 2 2 Da Trn] [m] 16 Voor een gelijkstroomelektromotor bestaan een aantal ontwerpcurves, die op ervaringsfeiten gebaseerd zijn. Uit Deleroi [1993] is een verband tussen het aantal poolparen en de rotordiameter te halen, wat in grafiek 1 is gefilustre-erd. Voor motoren met een rotordiameter tussen 1.6 [m] en 2.2 [m] worden in het algemeen 6 poolparen toegepast. p=6 Uit bovenstaande formule blijkt dat de lengte en de rotordiameter met ellcaar gekoppeld zijn en zodoende de geometric van de motor in grote lijnen vast ligt. Elelctromotoren met een rotor en met grote vermogens zijn allemaal smal, dus hebben een grote diameter en een kleine lengte. Omdat dit een onhandige geometrie is zijn bij de hoofdelektromotoren van de onderzeeboten twee rotoren op een as gemonteerd. leder rotor 'evert dan de helft van het vermogen, zo wordt weliswaar de lengte groter maar de diameter wordt kleiner en een beter bruikbare geometrie is verIcregen. Door de voorgaande drie formules samen te voegen kan de rotordiameter bepaald worden: Da =3 ( 4 *p ) * ii* 3 * a * * k Cu,A * /IN * Bo Het toerental en het vermogen zijn bekend, het rendement geschat en de andere grootheden zijn ervaringsfeiten. Voor de lengte van de rotor kan geschreven worden: lror = 1cL, * 1e+ 2 * lw kb : de wikkelkoplengte : de koelluchtfactor De wikkelkop is het gedeelte van de rotor waar de geleiders uit de ankergroeven komen en omgebogen worden. Deze lengte kan volgens Deleroi [1993] aangenomen worden als de helft van de poolsteek. Net ankerijzer moet langer uitgevoerd worden dan eigenlijk nodig is om de koelspleten onder te brengen. Tijdens het bedrijf produceert de motor veel stroomwarmte. Net ankerijzer kan gedeeltelijk gekoeld worden door luchtspleten aan de omtrek aan te brengen. Gedurende bedrijf wordt lucht door de spleten meegevoerd die de warmte afvoert, zie figuur 15. Normaal worden 10 [mm] koelspleten op 50 [mm] ijzerlengte toegepast, daarom moet met 20% meer lengte gerekend worden. De koelluchtfactor is dan gelijk aan: = 1,2 17 Hierdoor kan de lengte van de rotor uitgedrulct worden in afhankelijkheid van de ankerdiameter. =( It * + kis 1 * 2*p 3.3 De luchtspleet De dikte van de 1uchtspleet }can uitgedrulct worden in afhankelijkheid van de luchtspleetinductie en het aantal amperewindingen. = 110 If * wf * ) : de luchtspleet : de stroom in de bekrachtigingswiklceling : het aantal belcrachtigingswilckelingen : de magnetische veldconstante [ 4*1-*10-7 [Him] If Wf FL() Het aantal amperewindingen kan als functie van de stroombelegging en de poolsteek geschreven worden. De stroombelegging is de som van de in alle ankergeleiders vloeiende stroom betrokken op de orntrek van de rotor. ( A*T *a If * wf ) A 2 : de stroombelegging Deze formule is gebaseerd op het in figuur 4 getekende effect. Het is belangrijk dat de inductie aan een kant van de pool niet negatief wordt. Hier is aangenomen dat de inductie juist nul is. Het ongelijkheidsteken ;can dan vervangen worden door een gelijkheidsteken. De stroombelegging kan geschreven worden als: A ,A * 11N * bN * = A) TN bN TN de breedte van de groef : de groefsteek, zie ook figuur 17 : 18 Volgens Deleroi [1993] kan voor de breedte van de groef aangenomen worden bN = 1/ 4 * hN en voor _ TP N *2*p : het aantal groeven Het aantal groeven kan afgeleid worden met behulp van de breedte van de groef. De breedte van een groef is de halve omtrek gedeeld door het aantal groeven. Dat is alleen zo als de breedte van de groef gelijk is aan de breedte van een tand. * Da 2 De breedte kan nu weer uitgedrukt warden in de hoogte en to kan voor het aantal groeven geschreven worden: it * Da ) 2 1 / 4 * hN alp N - 2 * it * Da hN Door middel van bovenstaande formules kan de luchtspleet berekend worden. a - 110 *JA * lift * * Da * a 8 * p * Ba * kCu ,A 19 3.4 Het statorjuk Voor het berekenen van de hoogte van het statorjuk wordt uitgegaan van de doorleiding van de magnetische flux. Tussen de flux in het statorjuk en de flux in de poolkern bestaat volgende betreldcing: 0S/ =1 2 * : de flux in de pool de flux in, bet statorjuk Dit is eenvoudig in te zien als gekeken wordt naar figuur 3. Het statorjuk hoeft alleen de helft van de flux te geleiden in vergelijking tot de poolkern. Algemeen kan de flux uitgedrukt worden als produkt van de magnetische inductie van het materiaal en het oppervlak dat loodrecht op de flux staat. Zo kan voor de flux van het juk en van de poolkern geschreven worden: (1) SJ =h. *1 sj. =b *1 *B PPPP * B 4/0 en ook Op =bps*lps*B6 *k bp, bp h,j lp Bp : de poolschoenbreedte : de breedte van de pool de poolschoenlengte : de strooifactor : de hoogte van het statorjuk de lengte van het statorjuk : de lengte van de pool : de inductie van de pool de inductie van het statorjuk De laatste formule geeft weer dat dezelfde flux, die door de poolkern gaat ook door de poolschoen moet gaan. De magnetisch inductie van de poolschoen is uitgedrukt in de luchtspleetinductie en een strooifactor. Om de gewenste grootte van de luchtspleetinduktie te verkrijgen moet in de poolschoen een grotere inductie gegenereerd worden. Want aan de poolschoeneinden treedt een strooiflux op. Daarom is in de formule een zogenaamde strooifactor opgenomen. 20 Volgens Deleroi [1993] kan voor de breedte en de lengte het volgende aangenomen word en: =a* ps k = = * * = -cp Hiermee is het statorjukoppervlak te bepalen. Volgens Deleroi [1993] blijkt dat de lengte van het juk 10% groter genomen worth dan de poollengte. En daarmee is de hoogte van het juk te berekenen. Bo hSi * 14 ( B4 )* ( T2 * a ) 2 met = 1,2 = 1,2 Bsi =k51 waarbij : [T] * Icsi Bo = 1,1 Itsj = ( 17-4 ) * k,, t *a * ks, 2 : de strooifactor De waarden voor de strooifactor en de statorjukinductie zijn overgenomen uit [Deleroi, 1993]. juk pootkern Jpoolschoen / / / - / ,/ ' / ,' wikketing 7 - -/ / 1/ / - I' / / / ,,,, / I 1/ I I / /I /. / / / I . /lb -rt:/'°(/ pi,.., , , / , I / / figuur 18 / / I bn 1 / 1/ 1 I /, I / / / I / / /. / / ' 21 3.5 De polen In de figuur 18 is te zien hoe een hoofdpool emit ziet. Ook is de plaats aangegeven waar de wilckeling zit. Het is in het vorige paragraaf afgeleid dat voor de flux in de poolkern het volgende moet gelden: * l* B PPPP =b 4:1) en oak (1) = b Ps * 1 Ps * B8* k P B = 1.1 [1] De waarde van de inductie van de pool is overgenomen uit [Deleroi, 1993]. Door de twee formules te combineren kan de breedte van de poolkern berekend worden. Bo = Met behulp van de flux kan helaas de hoogte van de pool niet berekend worden. Hier is nu gekozen om via het oppervlak dat door de polen wordt gebruikt de hoogte te bepalen. In figuur 19 is een doorsnede door een motor met 4 hoofdpolen getekend. Doordat er symmetrie heerst hoeft voor de berekening alleen een segment van 45°gebruilct worden, dat is hier gearceerd weergegeven. Algemeen kan dus met een stuk van 1/(2*2*p) volstaan worden. Het oppervlak van dit stuk is: - opp 1 2*2*p * 4 * (D:2 - [D + 2 * ) met DA = Da + ( 2 * D hp ) + ( 2 * hp ) : de binnendiameter van het statorjuk : de hoogte van de pool segment "guur 19 22 Dit is nu in bovenstaande vergelijhng in te vullen. °pp, - It * [ (Do +2 * ô) */z 4*p + hp2 Deze oppervlakte wordt gevuld door een halve hoofdpool en een halve hulppool. Het segment bestaat dus uit het wildcelingsoppervlalc en uit het halve kernoppervlak van beide polen. Om de lege ruimte voor de koellucht in rekening te brengen is nog een luchtfactor nodig. De luchtfactor is geschat op 0.6, dat betekend dat 40% van de ruimte onbenut blijft. De schatting is gebaseerd op constructietekeningen van gelijkstroommotoren. In formulevorm ziet het ads volgt uit. opp2 = met *[Q hp + 1/2 * A hp +Q + 1/2 * A pi k1 = 0.6 : de luchtfactor Qw.hp: het wikkelingsoppervlak van de hulppool Ahp : het kernoppervlak van de hulppool Qp, : het wikkelingsoppervlak van de hoofdpool Ap : het kernoppervlak van de hoofdpool wikkelingsoppervlak van de hulppool: Volgens Hommes en Paap [1981] moet er net zoveel koper op de hulppolen aanwezig zijn ads op de doorsnede van het anker. De reden hiervoor is dat precies zoveel stroom door het oppervlak van de hulppool moet gaan als door de doorsnede van de ankerwikkeling. Deze hoeveelheid moet nog door het aantal polen gedeeld worden en verder nog door twee omdat hier alleen een wild<elingszijde bekeken wordt. Verder dient nog met de verschillende vulfactoren en stroomdichtheden rekening gehouden te worden. Voor de koperdoorsnede van de ankerwikkeling geldt: Acu ,A D * 7E kCu , A *( a ) 2 * hiv voor de hulppool geldt dan kCu Qw , hp A ' kv , p "A *A J,,, * kit * D a * 7t h 8*p de stroomdichtheid van de statorwilckeling : de vulfactor van de statorwilckeling 23 Voor de stroomdichtheid kan aangenomen worden, zie ook [Deleroi, 1993]: =3 [A/mm2] De wikIceling in de polen kan dichter gewiklceld worden dan de ankerwiklceling. Er kan volgens Deleroi [1993] voor de vulfactor van de statorwikkeling (geldt voor hulp en hoofdpool) aangenomen worden dat: = 0.6 kernoppervlak van de hulppool Het kernoppervlak Ian beschreven worden door de hoogte en de breedte van de poolkern. Hierbij is de hoogte van de hulppool gelijk aan de hoogte van een hoofdpool en volgens Deleroi [1993] kan voor de breedte van de hulppool de groefsteek genomen worden. = h hp Ahp *b =hP * hp met *p*hN *2*p T N ( Da * en met behulp van : T = Da paragraaf 3.3 * it 2 *p ( ) paragraaf 3.2 ) hN 2 Ahp hP *h 2 Bovenstn2nde vergelijking voor de groefsteek geldt alleen onder de voorwaarde dat de breedte van de groef een vierde is van de hoogte en ook dat de breedte van een tand gelijk is aan de breedte van de groef, zie daarvoor ook paragraaf 3.3. 24 wi kkeling so pp erv 1 a k van de hoofdpool Het oppervlak van de hoofdpoolwikkeling kan uitgedrukt warden in de bekrachtigingsstroom, de vulfactor en de stroomdichtheid. Qw p met : If - B6 *â Qw,p Jw kernoppervlak van de hoofdpool Dit oppervlak kan gelijk aan de afleiding van het kernoppervlak van de hulppool berekend worden. AI) = hP bP en met: b A =h ( =( BA *a* ) * ) * kSt * a * Da * 2*p Door de vier boven uitgerekende oppervlakken in de formule van het opp2 in te vullen geeft dat: opp, = k1* [ kc. ,A vp +h * ( B8r ) * JA * hN * Da * 8 *p .1w *a* 4*p * It TC hN P4 +h * + B8 * 6 * kv ,p * WV310101, kommu tutor figuur 20 bars teloppervtak 25 Als de uitdruklcingen van oppL en opp2 gelijkgesteld worden, dan kan een tweede graads vergelij king voor de hoogte van de pool verkregen worden. oppi opp2 = h2 * [ P +hP * [ +[ 4*p 7C 4 * p * ki * JA * hCu , A * ( Da + 2 * o ) - ( k Bo B cc ) * 4*p P hN * Da * n 8 *p * Do * 7C Ba * 5 ] h Ar 3 4 =0 /10 * kv ,p * Jw Deze vergelijking kan nu gemalckelijk warden opgelost, want alle variabelen zijn bekend of in de vorige paragrafen uitgerekend. De lengte van de poolkern is even lang als die van de poolschoen. De poolschoen is net zo lang als de ijzerlengte van het anker. Maar deze afmetingen zijn onbelangrijk voor het bepalen van de grootte van de elektromotor. 3.6 De commutator De commutator zorgt voor de stroomtoevoer voor de ankerwikkeling. Deze is in figuur 20 geschetst. Op dezelfde manier als de hoofdpolen zijn ook de borstels over de omtrek verdeeld. Op deze plaatsen zijn meerdere borstels achterellcaar geplaatst en parallel geschakeld om de stroom te verdelen. De borstel kan alleen een bepanlde stroomsterkte verdragen. De diameter van de commutator is te bepalen uit het aantal lamellen dat op de commutator bevestigd is. dk ( b + bi) kk * It kk b, b, het aantal lamellen : de lamelbreedte : de isolatiebreedte. : De lamelbreedte en de isolatiebreedte zijn geschat aan de hand van praktijkgegevens. = 5 mm b, = 1 mm 26 Met behulp van de maximale klemspanning kan het aantal lamellen bepaald worden. Un * 2 * p ui - kk met : u < 15 kk - ( paragraaf 2.2 IE Vu ) Un * 2 * p ui En dsarmee kan de diameter van de commutator worden bepaald. De diameter van de commutator wordt altijd kleiner dan de ankerdiameter gekozen. dk - U*2*p*( + bi) ° TC * De 1engte van de commutator hangt al van het aantal borstels dat naast elkaar geplaatst zijn. Dat wordt gedaan omdat de borstels een eindige stroomdichtheid bezitten. De maximale stroomsterkte is 3000 Ampere. Flier is van algemeen gangbare borstels uitgegaan die 10 Ampere per vierkante centimeter kunnen verdragen. Het benodigde oppervlak voor de borstels bedraagt dan: EAR - 2 * 10 : de stroomdichtheid van de borstels JB = 10 [A/crnI De ankerstroom moet nog met twee vermenigvuldigd worden omdat er bij een commutator van een ingaande en een uitgaande stroom spralce is. Voor een rij van borstels moet deze totale borsteloppervlakte door het aantal polen gedeeld worden. Daarmee is: ab * AB - ab - AB ab E AB /0 2*p JB * p 10 : het borsteloppervlak : het aantal borstels in lengterichting 27 De lengte van de commutator is: lk = ab * ( lb + lab ) +l_ lk lb lab 1, : de lengte van de commutator : de lengte van de borstel : de zijdelijke afstand tussen de borstels : de zijdelijke zekerheidsafstand Volgens Deleroi [1993] kan voor algemeen gangbare borstels het volgende aangenomen worden (zie figuur 20). Het wordt daarbij aangenomen dat de borstel 2 tot 3.5 lamellen overbrugt. AB = lb * bB = 20 * 15 [ mm = 15 [ mm /ab =5 [ mm 3.7 De koelinstallatie Een elektromotor produceert naast het effectieve vermogen nog een groot deel verlieswarmte. Het grootste deel van de warmte betreft de stroomwarmte van de geleiders op de rotor en de stroomwarmteverliezen in de polen. Om de warmte af te voeren moet de rotor en de stator gekoeld worden. Voor een onderzeeboot bestaan daarvoor drie mogelijkheden. water koeling: De holle rotor wordt van binnen uit met water gekoeld. Het water circuleert via de hi aseind. Dit niet geleidende koelingswater geeft de binnen de rotor opgenomen warmte aan het zeewater af via een warmtewisselaRr. De poolwikkelingen worden via een gesloten koelcircuit of via de lucht in de machinekamer gekoeld. Dit laatste is zeer ongebruikelijk in verband met mogelijke vervuiling. Net is moeilijk om de polen ook met water te laten koelen omdat anders de motorconstructie te complex wordt. - indirecte lucht koeling De motor heeft geen extra koelinstallatie, de warmte wordt aan de buitenlucht afgegeven. Via de airconditioning van het onderzeeboot en via de huid wordt de lucht in de hoofdelektromotor 'caner gekoeld. Het nadeel van deze methode is dat de motor het hele schip mee opwarmt en daarom de airconditioning van de boot groter moet worden gedimensioneerd. luchtstroom schot / '......_, . ,--- .*-- o I koeler figuur 21 l / E Jn ventilator 28 - directe lucht koeling Dit is de meest voorkomende variant voor huidige conventionele onderzeeb,oten. Lucht wordt langs de polen aan een !cant de rotor in geblazen en aan de commutator kant weer teruggevoerd. De lucht wordt in een warmtewisselaar gekoeld en daarna via een filter weer de rotor in geblazen. Een andere mogelijkheid is dat de rotor en de commutator met een gescheiden luchtstroom gekoeld kunnen worden. Dit voorkomt dat de koolstofdeeltjes van de borstels de isolatie in het anker negatief beinvloeden. In deze scriptie wordt van de laatste mogelijkheid uitgegaan, omdat deze inethode de minste nadelen bezit. Met de water koeling wordt de constructie van de motor te complex en met de indirecte lucht koeling wordt het schip te veel opgewarmd. 1 II 1 1 De koelinstallatie 'can op drie plaatsen aangebracht worden, boven op de motor; aan de zijkanten en aan de bootzijde van de elektromotor. her wordt gekozen om de koeling op de motor te plaatsen, omdat dit het minste hinder met zich meebrengt. In figuur 21 is een koelinstallatie schetsmatig getekend. De breedte en de lengte van de koelinstallatie liggen vast met de breedte en de lengte van de motor. De warmtewisselaar bepaald de hoogte van de koelinstallatie. De vraag is nu hoe groot de koeler moet zijn, om de totale verlieswarmte af te lcunnen voeren. Volgens Beitz en Kiitter f1990] geldt het volgende verband voor de verlieswarmte:: =k*Stik!KA AO' k A : verlieswarmte : logaritmisch temperatuurverschil : warmtedoorgangscoefficient koelend oppervlak van de pijpen : De grootte van de verlieswarmte wordt in de volgende paragraaf berekend. Het logaritmisch temperatuurverschil 'can berekend worden met behulp van schattingen van de water en luchttemperaturen. De waarden van de watertemperaturen 'zijn standaard voor zeewaterkoelers en de luchttemperaturen iijn geschat. water water' ucht. f iguur 22 29 De warmtedoorgangscoefficient is uit een tabel in de VDI Warmeatlas [1974] afgelezen. Eigenlijk moet deze apart berekend worden met behulp van de warmteovergangscoefficienten van de verschillende media, maar in een tabel zijn de warmtedoorgangscoefficienten aangegeven voor verschillende luchtkoelers. k = 60 [ M2K t, ) - ( T2 - t1 ( A8 - ( T, - t., ) T2 - ti met : intredetemperatuur lucht T2 : uittredetemperatuur lucht T1 : intredetemperatuur water uittredetetnperatuur water Ti = 70° C T2 = 35° C ti = 23° C t2 = 28° C Met de bovenstaande vergelijking is het koelingsoppervlak te berekenen. De koeler is als volgt opgebouwd gedacht, zie figuur 22. Het water stroomt via dunne leidingen door de koeler, waar de lucht langs stroomt. Bij de Walrus motor worden dubbelwandige koelpijpen toegepast. Omdat daarvan geen gegevens in de VDI Warmeatlas [1974] gevonden zijn het model van enkelwandige pijpen uitgegaan. Om het koelende oppervlak te vergroten worden finnen toegepast. De invloed van de finnen is al opgenomen in de is bij warmtedoorgangscoefficient zodat alleen met het oppervlak van de kale pijpen gerekend hoeft te worden. Het oppervlak van de pijpen kan nu als volgt uitgedrukt worden: A=[ it bk * d * bk I * z * W : het aantal leidingen in het verticale vlak : het aantal achter elkaar geschakelde leidingen : de buisdiameter : de breedte van de warmtewisselaar Voor het aantal leidingen kan geschreven worden: 2 hk = Sihk lk Si S2 en w = SI : de hoogte van de koeler : de lengte van de koeler : de afstand tussen de pijpen : de afstand tussen de achter elkaar geschakelde pijpen 30 De breedte van de warmtewisselaar kan niet hetzelfde genomen worden als de breedte van de motor, omdat zich aan weerszijden de aansluitstukken voor de watertoevoer bevinden. De afmetingen van de aansluitstukken zijn afgeleid uit tekeningen van bestaande koelers. De lengte is ook beperIct door de luchtgeleidingen, de ventilatoren en de filter. Daardoor wordt de warmtewisselaar erg smal, de lengte danrvan werd geschat. bk = - ( 2 * 0.4 ) tk = 0.2 [m] : de breedte van de motor : de lengte van de warmtewisselaar lk Het wordt getracht de luchtkoeler zo lclein mogelijk te construeren. De pijpen worden heel dicht bij elkaar gestapeld zodat in een klein volume toch een groot koelend oppervlak gerealiseerd wordt. Er kan hier niet met normale waarden voor de steek en de diameter van de pijp gerekend worden. Voor de diameter en de steek zijn de volgende waarden gekozen: d =6 sl = 10 s2 [mm] [mm] [mm] =8 Met behulp van bovenstaande vergelijldngen }can de hoogte van de koeler berekend worden. h, - A * s1 * s2 1k * bk * hk - *d * *52 k * A 8 * 1k *bk * TC *d Voor de waarde van het verliesvermogen wordt verwezen naar de volgende paragraaf. Maar om een eerste inzicht te krijgen kan gerekend worden met 5% van het totale vermogen, dat als warmte afgevoerd moet worden. 31 3.8 Het rendement Het rendement van de hoofdelektromotor kan met behulp van de verliezen berekend worden. P +E Pv De verliezen kunnen in twee gedeeltes opgedeeld worden zie ook Deleroi [1993]. - nullastverliezen - lastverliezen De nullastverliezen treden altijd op ongeacht de belasting terwijl de lastverliezen well degelijk afhangen van het gevraagde vermogen. De berekening wordt geheel analoog aan de methode bij Deleroi [1993] uitgevoerd. nullastverliezen: 1: ifzerverliezen De ijzerverliezen kunnen geschreven worden als: = Ve * Pv , Fe ve Va 11, : verliesgetal : volume van het ankerijzer ankerjuk figuur 23 , rotorconstructie 32 De berekening van deze twee grootheden is overgenomen uit [Deleroi, 1993]. Het verliesgetal is een empirische grootheid. p *n * (100 + p * n ) * B2. [ WI cm3 II = 0,525 * 10-5 = 2,11 [TI met : B = kf Fe * * hN 4 met trig = ((1.t4 di2 )) * en N - - * 111,1 * bN ) 2*D0*it hN wordt dat It Va = kf Fe * kf Fe di * (D 4 )) - Da * t * hN 2 : vulfactor van het ijzer inwendige diameter van de rotor, zie figuur 23 De inwendige diameter is als volgt te berekenen: d. = Da - 2 * hN - 2 * hai haj )* = Baj Bai = 1.1 Baj h * C( P 2 [71 : de inductie van het ankerjuk de hoogte van het ankerjuk De berekening van de hoogte van het ankerjuk verloopt analoog aan die van het statotjuk, lie paragraaf 3.4. Doordat het ankeijuk niet langer hoeft te zijn en ook geen strooiflux optreedt hoeven de strooifactor en de lengtecorrectiefactor niet meegenomen worden. De waarde van de inductie van het ankerjuk is overgenomen uit [Deleroi, 1993]. 33 2: pulsatieverliezen in de poolschoenen Hiervoor geldt: P vr = E APS * vo 2 *p * ( a * c 2 waarbij : E A ) v0 is een kental voor de pulsatieverliezen, dit kental kan volgens Deleroi [1993] geschreven worden als: vo = 4,6 * ( N * n * 60 1 ) 5 * 1000 met : Bo = 13 B0 * 2 * p *p 0,1 * N )2 *B * Bij de grote van de machine kan volgens Deleroi [1993] aangenomen warden dat: (3 = 1,16 ( kartersche falor ) = 0,08 ( empirische constante ) 3: borstelverliezen Voor de borstelverliezen kan geschreven worden: PvB = E AB * F * [J, 2 * /0 met : E AB - B en : vk = dk * = 0,21 * vic A = lo [---7 Cm- * 1.L F = 1,5 * 104 [ mEAB : de totale borsteloppervlakte F : de borstelaandrukkracht : de wrijvingscoefficient VK : de omtreksnelheid van de commutator Ti 34. 4.- bekrachtigingsverliezez De bekrachtigingsvethezen kunnen als. volgt berekend worden: =U* f P !met R = p * *R = ow A Cu 'P * +2 A-= Cup j, en 7: biz = 2 *. T' * + a) Ba en a I p Ps 1/0 : : de elektrische weerstandsfactor voor koper; de omvang van de wikkeling p = 1.:7861* 10 [Urn], Bij de weerstandsbepaling van een bekrachtigingsspoel is de weerstand berekend van een stuk koper met de lengte van de omtrek van de spoel en de doorsnede van de werkelijke koperdoorsnede. De waarde voor de weerstandsfactor p is uit [Beitz en Kiitter, 1990] gehaald. Om de verliezen voor alle polen in rekening te brengen moet nog met het aantal polen vermenigvuldigd worden. 4 * p * BE * a *Pat * II 0 * tp * 1+a 3 35 5: lagerwnjving Voor de lagerwrijving Ian het volgende geschreven worden: W V1 QS = 2* ( 1 * co * I 2 )2 (D *2* e 2 = 2 * ( Ti * 7c2 * n * D as * Bas de volgende i = 0.08 waarden kunnen * .7c * 1 .1 3 *( ) It * E ingevuld *(2*n*n* D ') 2 n *D) worden [Al s //7/ 2] ic = 0.5 * 10-3 D al = 1 Bas E Bas de dynamische viscositeit van de olie : de minimale speling van het glijlager : de breedte van het lager De genoemde wanrden zijn uit [Fockens en van Heesewijk, 1986a] voor een middelzwaar tot zwaar belast lager overgenomen. De diameter bre,edte verhouding van het lager is geschat, maar uit [Beitz en Kiitter, 1990] blijkt dat deze verhouding meestal bij zwaar belaste lagers aan te nemen is. De dynamische viscositeit van de olie is uit een tabel in [Beits en Ketter, 1990] afgelezen bij een temperatuur van 50°Celsius. Als alle verliesposten bij ellcaar opgeteld worden zijn de totale nullastverliezen bekend. P nui = P v , Fe + P vp + P vB + Pvf +Pw 36 Lastverliezen I: stroomwarmteverliezen: De stroomwarmteverliezen zijn te verdelen in drie posten: het anker, de hulppool en de borstels. het anker: Deze verliezen zijn uit te rekenen met de volgende formule: P *E = /02 met : Ra = p * (2* * ) 3 P* ACu , a en E la = Jr14* ACu *P An, , a ,A de hulppolen: Met dezelfde methode zijn ook de stroomwarmteverliezen te berekenen: Rhp * E Pv , hp met : Rhp =2 * p * p * 2 * 1hP + 2 * bhp 2 * p * p * (2 * ACu , hp ACu,hp QCu,hp kv , p * 1- 2 * , hp : de koperdoorsnede : het wikkelingsoppervlak de borstels: De borstels hebben een vaste zogenaamde overgangsspanning en met de maximaal toelaatbare stroomsterkte is da2ruit ook het verlies te berekenen. P vb = A U * 1.0 met : lo = 3000 en : A U = 2,5 [A] [V] Als deze verliezen berekend zijn kunnen ze opgeteld worden en de totale stroomwarmteverliezen zijn beschikbaar. koellinst alkyl iie at iflens 1;41tag.' figdur 24 Ltqc Lag It'luchtspP. . 37 2.7 overige verliezenz Er bestaan altijd extra verliezen die niet expliciet uit te rekenen zijn. Het is 'niet bekend war deze vandaan komen en voor alle motoren worden deze verliezen met 1% van het totale vermogen van de elektromotor in rekening gebracht, zie ook [Deleroi, 1993]. = 0,01 * P01 fv,,,overig Hiermee zijn alle lastverliezen uit te rekenen en met de nullastverliezen het rendement te bepalen. =P3 + pv , hp Pv Pi= vb .Pvv , overig Pnut 3.9 Afmetingen van de motor .0p basis van het voorgaande lcunnen nu. de globale afmetingen van de hoofdelektromotor vastgesteld worden. In paragraaf 3.1 werd al aangegeven dat in onderzeeboten hoofdelektromotoren met 2 rotoren op een as toegepast worden. In figuur 24 is een dergelijke installatie getekend met de bijbehorende afmetingen. In het volgende worden de lengte (3.10.1), de hoogte (3.10.2) en de breecite (3.10.3) uitgewerkt 3.10.1 Lengte De lengte zet zich uit verschillende grootheden samen wat tilt figuur 1 mor = 1flew fr , lag 2* +2 * thw 24 +1at , blijkt. lag : de lengte van de motor : de lengte van de aseind met fiens de lengte van de koelluchtspleet 'tussen de twee polen Lin : de lengte van het radiaal lager Lits. de lengte van het axial radial lager Thmoc Hierin zijn de meeste parameters nog niet b,ekend, behalve de rotorlengte (paragraaf en de commutatorlengte (paragraaf 3.6). 3.2) + II £ iguur 25 58 Voor de effectieve lengte van de luchtspleet kan de lengte van de wildcelkop genomen word en. = lluchtspii 2 Voor de lagering wordt gekozen voor glijlagers -vanwege de mindere geluidsprodulctie dan kogellagers. Aan de schroefzijde wordt alleen een radiaal lager toegepast en aan de Pscheepszijde een gecombineerd radiaal axial lager. Het axiaallager vangt de resterende axiale lcrachten op. Dat zijn gewichtskrachten van de motor die ten gevolge van het ,stijgen en duiken van het onderzeeboot optreden. De afmetingen hangen af van het toegepaste lager. Voor middelzwaar tot zwaar belaste lagers wordt een lengte diameter verhouding van 1 ,aangehouden (zie paragraaf 3.9)[Fockens en van Heesewijk, 1986a]. De lengte van de lagers is afhankelijk van welk fabrilcaat toegepast wordt. Het gecombineerde radian] axiaal lager is jets groter in verband met de extra benodigde plaats voor de axiale glijvlaldcen. Hier wordt voor de volgende waarden gekozen:: '= 400 [mm] = 450 [mm] Inn ladn De lengte van het aseind met flens hangt af van de toegepaste motor-as verbinding.. Voor het model wordt dezelfde waarde aangehouden dan de Walrus motor i= 4001 Dural Incns Voor de lengte van de motor kan geschreven worden. = 1w; fle +' 1r Jag, 1 ra , lag + ( (1 + kt) * tp ÷ ( 2, * 4 )1 + ) 110.2 Hoogte Bij de berekening van de. hoogte van de motor wordt er vanuit gegaan dat boven op de motor de koelinstallatie komt te staan. Er bestaan natuurlijk nog andere mogelijkheden om de koelinstallatie te plaatsen, maar hier is gekozen voor de algemeen gangbare methode ( zie ook paragraaf 3.8). 2oals sift figuur 25 blijkt.kan voor de hoogte van de motor }can geschreven Worded:: kno, = +2 * +2* + 2 * hsi + kik ; de hoogte van de motor Alle voorkomende, variabelen tijn uit de voorgaande paragrafen bekend en de hoogte is te berekenen. 39 3.10.3 Breedte Omdat de eigenlijke elektromotor rotatiesymmetrisch is, is de breedte de hoogte van de motor minus de hoogte van de koelinstallatie, zie figuur 25. bmot = hm, - hk = Da + 2 * + 2 * hp + 2 * hsj 40 4. MODELLERING VAN DE MASSA VAN DE ELEKTROMOTOR Naast de afmetingen van de elektromotor is ook de massa belangrijk voor de constructeur van onderzeeboten. De massaberekening wordt opgedeeld in 3 gedeeltes. Eerst wordt het draaiende gedeelte (4.1) besproken dan het stilstaande (4.2) en tot slot de toebehoren. 4.1 Het draaiende gedeelte massa van het ankerduk: Om de massa van het ankerjuk te bepalen is het noodzakelijk het volume te berekenen en da2rna met de specifieke massa te vermenigvuldigen. Het volume van het ankerjuk is gemalckelijk uit de bekende afmetingen te bepalen. Zie daarvoor ook figuur 23. V. = Ls e4 *[1- * (Da2 -di2 * hN Da * 2 = Da -2 * hN - 2 * hai met : en : * h. BA = * * P CC 2 De massa van het ankerjuk is te schrijven als: maj= 2 * P Fe * Va./ Va; mai PFc : het volume van het ankerijzer : de massa van het ankerijzer : de soortelijk dichtheid van ijzer De massa van een rotor moet nog vermenigvuldigd worden met 2 vanwege de twee rotoren, daarom staat in de bovenstn2nde formule het getal 2. 41 massa van het koper: De geleiders op de rotor zijn u'it koper en hun massa moet apart uitgerekend worden. Het volume is de totale koperdoorsnede vermenigvuldigt met de lengte.De massa van het totale koper is: in CU ,, a =2 * pCu * [ .( LA + 2 * fp, ) * Ac. d= 2 * P Cu _. kva *Da * IC * ki j[ ( lc * tp t Tp ) * i(-- !!! ]1 2 1 pa, : de soortelijk dichtheid van koper : de massa van het koper op het aliker massa van het schot Het schot is een cirkervormige plaat, die tussen de twee rotoren in is geplaatst en de twee rotoren tegen water en brand af te sluiten. Het is de bedoeling dat als een helft onder water zit of brandt de motor toch nog een koppel kan leveren. De massa van het. schot Ican berekend worden uit: Pi's:= Pie * ts * : m, : 4 de dilcte van het schot de massa van het schot De dilcte van het schot is een constructieve grootheid en moet worden afgeleid uft een constructie tekening van een bestaande motor. Voor het model wordt de volgende waarde aangenomen: t, 9 4 [mm] werketijkheid II model iigu4r 26 42 massa van de rotorconstuctie De rotorconstructie is het gedeelte van de motor die het anker draagt. Het volume hiervan is niet makkelijk te berekenen, omdat in werkelijkheid de rotor geen holle cilinder met constant wanddikte is maar de diameter en de wanddikte daarvan nogal verloopt (zie figuur 26). Bij deze berekening wordt uitgega.an van een holle cilinder met constant diameter en wanddikte, die afgesloten is met twee deksels. Het volume moet achteraf nog geeorrigeerd worden omdat dit slechts een benadering van de werkelijkheid is. rt 7720 = P Fe * [Vcil P Fe * It 4 +2* Vdeksei ] * [ (4 * di * t - 4 * t2 ) * ( 2 * mc +1 + 2 * lk + ( 2 *d.2 * t ) ] Vdek : de massa van de rotorconstructie : het volume van de rotorcilinder : het volume van de deksels aan weerskanten van de rotor de dikte van de rotorconstructie Een probleem is vast te stellen wat de dikte van de rotorconstructie moet zijn. Een eerste aanname werd gemaakt door te stellen dat de dikte van de doorbuiging zou afhangen. Er werd geeist dat de maximale doorbuiging bij 20 g kleiner zou zijn dan de grootte van de luchtspleet. Immers het ijzer van de rotor mag de polen niet aanraken bij een schokbelasting van 20 g. Er werd een buigingsberekening uitgevoerd met behulp van de afschuifver- vorming. Met "vergeetmijnietjes" kon niet worden gerekend omdat de cilinder geen slanke balk is. De uitkomst was dat de dikte van de rotorconstructie in de orde van een halve centimeter lag. Bij vergelijking met de constructietekening bleek dat daar een dikte van ongeveer 40 [mm] gebruikt werd. De buigvervorming kan dus Met als eis gefungeerd hebben bij de berekening van de dikte. Een ander criterium dat van toepassing !can zijn is de lage eigenfrequentie die een elelctromotor moet bezitten. Een elektromotor moet altijd onderkritisch draaien. De stijfheid moet daarom hoog zijn en daardoor wordt de massa ook groter. Het model is te simpel om een trillingsberekening uit te voeren en wat zinnigs over de eigenfrequentie te zeggen. De dikte van de rotorconstructie moet bij dit model afgeleid worden door naar bestaande constructies te kij ken. Voor dit model wordt een dikte gevonden van: t = 40 [mm] dk figuur 27 43 massa van de commutator Een doorsnede van de commutator is getekend in figuur 27. Hierin zijn maten aangegeyen. Vijf van deze grootheden zijn onbekend en moeten geschat worden. = 70 d = 20 bit = 20 [mm] [mm] [mm] tk tku = 2/3 * tk - 45 Da - dk hki [mm] 2 : de dikte van het glijvlalc : afmeting in figuur 27 aangegeven : afmeting in figuur 27 aangegeven : afmeting in tiguur 27 aangegeven : hoogte van de verbindingen tussen commutator en wikkelkop tk dkh tkll htc De commutator bestnat uit meerdere gedeeltes waarvan het volume en massa apart moet worden uitgerekend. Het glijvlalc waar de borstels overheen glijden is uit koper, dat gelamelle,erd is uit gevoerd (zie paragraaf 3.7). Tussen de koper lamellen bevindt zich isolatiemateriaal. Doordat het volume daarvan gering is 'can dat verwaarloosd worden en alleen met een ring uit koper gerekend worden. De massa van het glijvlalc kan uit gerekend worden door: =2* MCu rn Cuk [ TC * 4 (d: - ( d - 2 * tk )2 ) * lk : de massa van het koperen glijvlak Van het glijvlak moet een verbinding gemaakt worden naar de wikkelkop. Deze is ook uitgevoerd uit koper. De massa daarvan bedraagt: Mai , id =2 * pc. * [ Cuk 1 It * ( (Do -2 * hN )2 - dk - tku )2) *bki : de massa van de koperen verbindingen tot de wilckelkop 44 De houder van de commutator is uit ijzer vervaardigd. De massa van de houder kan als volgt berekend worden: * P Fe * [ kk * met : kko = 1,5 * dkh * ( dk MFe , k = 2 - 2 * tk ) * 4 mFet : de massa van het ijzer op de commutator kko : de constructie van de commutator In de formule is een constructiefactor opgenomen om niet expliciet genoemde ijzermassa's in rekening te brengen. De waarde daarvan is uit tekeningen van commutatoren geschat. massa van de as De as is met de rotorconstructie via een klempassing verbonden. De diameter van de as is afhankelijk van het maximale doorgeleide moment. Uit [Fockens en van Heesewijk, 1986b1 is de berekening van de nodige ldempassing overgenomen. = *L* ;Met: co = 70 tf Das L * 7t * Cy,, = 2 [N/mm 2j en i = 0.16 en D =L 2 * Prit =3 * * : de lengte van de klempassing : de toelaatbare materiaalspanning De waarde van de asdiameter wordt nog opgerond mar een gangbare maat. De waarden van de constanten zijn uit [Fockens en van Heesewijk, 1986a] geha2Id. De massa van de assen zijn nu malckelijk te bepalen. It = P Fe * * D as2 * [ ( L + 1r , lag 4 + ( L + lar, met en : : lag +kflens *1 flens ) = 1.5 kfi L=D De factor ko is nodig om de massa van de flens in rekening te brengen. 45 4.2'llet stilstaande gedeelte massa van het statorjuk: Het statorjuk is een ring van ijzer waar dan de binfieniijde de polen zijn opgehangen. De massa kan berekend worden uit: = 2 * P Fe =2 * PFe aD met -el = 4 * a * ( ( Dj 2(1t-*C(D.+ *h4 ' (E * ( Di * h4. )r*l. * ) )E 2 * io -+ 2 * hp, massa van de hoofdpolen: Deze berekening is te onderdelen in het ijzergedeelte van de poolkern en het kopergedeelte van de geleiders. De massa van het. koper is nit de, koperdoorsnecie en de onivang van de pool te berekenen. ji Cu , p *(2 *1 +2 * bps 1 * = Aca = ACu p ineti : A *( 2 * rp * Cu kis + a ))*pc B6 * p * ti tie massa van het koper van de hoofdpolen Voor de afmetingen van de wildceling zie ook figuur 18. Het ijzergedeelte van de pool is samen te stellen uit de poolschoen en de eigenlijke ijzerkem van de pool. Om de grootte van de poolschoen in rekening te brengen wordt een correctiefactor voor de poolschoent ingevoerd. Deze waarde is geschat. 774 Fe ,p=' P Fe * kiss * [ hp * bp * p = 1.1 met ;: meg, icps, de massa van het ijzer van de hoofdpoten : correctiefactor voor de poolschoen 46 Om de totale massa van de hoofdpolen te berekenen moet de som van het ijzergeideelte en het kopergedeelte nog vermenigvuldigd worden met 2 en het aantal polen. mi = 2 * 2 *p * ( m Fe, p Mng,P) : de totale massa van de polen. massa van de hulppolen: De berekening van de massa van de hulppolen verloopt net zo als die van de hoofdpolen. , hp = A Cu , hp *(2*k , hp M Fe = A hp * lp * Pie 1,1 )*P 2*p met: A hp = b hp * hp = m hp +2* ACu A met : ACu hp * * hp = 2 * 2 *p*(mFe,hp mCuhp mFehp mhp + in Cu , hp : de massa van het koper op de hulppolen : de massa van het ijzer op de hulppolen : de totale massa van de hulppolen massa van de huisconstructie: De huisconstructie bestaat int de cilinderische buitenkant, die de motor naar buiten beschermt en de deksels aan weerszijden van de motor. Bij de afleiding van een formule moet eraan gedacht worden dat een gedeelte van de motor al afgedekt is door de twee statorjukken, zoals in figuur 24 is aangegeven. De dikte van de huisconstructie is een keuze van de constructeur. De dikte heeft zeker te maken met het trillingsgedrag van de motor. Het is te verwachten dat de dikte afhankelijk is van het vermogen, het toerental en de stijfheid. Maar het probleem is voor dit model te complex, zodat de waarde uit constructietekeningen van bestaande motoren bepaald moet worden. 47 De massa kan als volgt berekend worden: 771= little P Fe * [ met : th = 40 771 = pFe list M huis , tor * th * (DJ + 2 * hSi hais - 2 * lj ) [mm] *[ 4 hear * ( D. + 2 *h. )2 * th It *D *th ) ÷ 2 * m dek : dikte van de huisconstructie; th * th = 40 [mm] massa van de lagers: De massa van de lagers is afhankelijk \vat voor type lager toegepast wordt. Hier is zoals al gezegd in paragraaf 3.10.1 gekozen voor glijlagers. De massa daarvan moet geschat worden en is natuurlijk afhankelijk van de asdiameter. 4.3 De koelinstallatie De koelinstallatie is opgebouwd uit meerdere onderdelen: de koelers zelf, de luchtgeleiding, de luchtfilters en de ventilatoren. 1: koeler De koeler kan weer opgesplitst worden in drie onderdelen: - de pijpen: -- P Cu PgJP met : t = 1 *[w*z*lt*d*t *bk] [mm] : de wanddikte van de pijpen; mpijp: de massa van de pijpen tp tp = 1 [mm] De pijpen van zeewaterkoelers worden vervaardigd uit koper in verband met de corrosievastheid. 48 de finnen: !flfi = P Fe * [ ( h * 1k) * tp * C It (Z * W* 4 * d2 ) bk met : c = mr, : de massa van de finnen c : het aantal finnen s : de afstand tussen de fmnen; s = 5 [mm] de behuizing van de koeler: in = P Fe behao *2 * tb [ ( bk * hk ) + ( bk * ) (ik * hk ) : dikte van het plaatmateriaal voor de behuizing; tb = 1 [mm] Mbchuls: de massa van de behuizing van de warmtewisselaar tb Omdat twee koelers, voor ieder rotor een, aanwezig zijn geldt voor de massa van de koelers: mkoel = 2 * ( mpg,, mfin + mbehuis ) mkoel: de massa van de warmtewisselaar 2: de ventilatoren: Aan de bootszijde en de schroefzijde worden twee ventilatoren geplaatst. Het gewicht van een fan moet worden geschat. M fan , rot = 4 * Mfan mf: de massa van de ventilatoren m1 = 50 [kg] luchtfilters: De massa van een luchtfilter kan ook alleen maar geschat worden. n.4-fit = 100 [kg] 49 Om de totale massa van de koelinstallatie te berekenen moeten aide hierboven genoemde componenten opgeteld worden. Om de invloed van de massa van de luchtgeleidingen en de andere extra's in rekening te brengen moet er nog een extra massa erbij opgeteld worden. minst = 2 * [MI. AP mtut mex + mfin + mbehui, +2 * ma, de massa van de koelinstallatie : de massa van de luchtfilters : de extra massa De extra massa worth geschat op : mcx = 200 [kg] +m ] + me, 50 5. EVALUATIE VAN HET MODEL In dit hoofdstuk wordt het opgestelde model van een hoofdelektromotor in een onderzeeboot geevalueerd aan de hand van gegevens van een bestaande motor in de onderzeeboten van de Walrus klasse. Deze gegevens waren beschikbaar door middel van een constructie- tekening. In paragraaf 5.1 wordt e,erst het rendement bepaald en vergeleken met de aangenomen waarde. Daarna worden in paragraaf 5.2 de belangrijkste grootheden voor de grootte van de motor vergeleken met die van de Walrus motor en tenslotte wordt in paragraaf 5.3 gekeken of de massa van het model met die van de Walrus motor overeenkomt. Alle aannames zijn in de Bijlage 1 in een tabel weergegeven. 5.1 Rendement Het rendement van de motor is van belang bij de bepaling van de ankerdiameter, wat in paragraaf 3.2 gedaan werd, maar ook bij de bepaling van de hoogte van de koelinstallatie. Er werd in eerste instantie een rendement van 95% aangenomen, wat volgens Deleroi [1993] een normale waarde is voor zulke grote motoren. In paragraaf 3.8 werden formules afgeleid die de grootte van het rendement bepalen. Hier volgt de uitwerlcing daarvan. De uitgerekende waarden hebben betrelcking op een motor met twee rotoren op een as. nullastverliezen 1: ijzerverliezen: Va ve = 0.417 [m3] EAps = 2.36 vo PvFe = 49567 [W] = 0.0175 [WI m2] Pvp = 826[W] = 0.06 Pvb = 8354 [W] = 7763 IA] = 1.25*10-5 [0] :Pa = 18118 [W] = 4.39 [m/s] = 353.7 [N] Pvl = 3106 [W] Pul =79971 [WI = 59390 [W1m3] 2: pulsatieverliezen: [m2] 3: borstelverliezen: Ab [rn2] 4: bekrachtigingsverliezen: If 5: lagerwrijving: Vas F, 51 lastverliezen: 1; ,strooniwannte; - anker: = 4.97*104 IQ] RA = 296500 - hulppook - borsteli: [All Rf = 1.07*104 [12], Per = 296500 AU = 2.5 = [A] Pva = 873751[W] rchi, = 36380 1W1 [V] 30001 [A] Pvb 2: overige verliezenc Het. totale verliesvermogen is dus: rs000l[W] = 35000 [W] Plat = 1737551[W] Lot =253726 [W] Hiennee is, het iendement te bepalen: = 0.932 Hieruit is te concluderen dat de eerste schatting aan het begin heel redelijk was. Als men 'het model nog wil perfectioneren kan de motor nog een keer doorgerekend worden met een rendement van 93%. Daarbij zullen de afmetingen alleen weinig veranderen. Helaas, verandert dan ook weer bet rendement zodat dit iteratief zal moeten gebeuren.. Het rendement van de Walrus motor bedraagt 94 %. Het modelrendement ligt dus aardig dicht in de buurt van deze waarde. De ldeine afwijIdng van 0.8 % kan te maken hebben dat de ankerdiameter in het model groter is en zo meer ijzerverliezen lcunnen optreden. Maas bij de afleiding van. het rendement zijn veel aannames gedaan zodat daarbij ook fouten kunnen zitten. Op de tekening van de Walrus motor is aangegeven dat bij maximaal bedrijf 200 [kW] gekoeld moet worden. In het model is dat ruwweg 254 [kW], dus 50 [kW] meet-. Het verliesvermogen moet voor een groot deel worden weggekoeld door de warmtewisselaars,, maar er treedt natuurlijk ook stralingswarmteoverdracht plaats, zodat niet het totale werliesvermogen in de koeler moet worden weggekoeld. 52 5.2 Grootte In deze paragraaf wordt de grootte berekend van het opgestelde model en vergeleken met bekende waarden van een hoofdelektromotor van een onderzeeboot van de Walrus Masse. In een tabel worden alle belangrijke afmetingen gegeven, waarna een besprelcing van de afzonderlijke resultaten volgt. De uitgangswaarden van de motor zijn in de volgende tabel gegeven. Dezelfde waarden gelden ook voor het model. P. 3500 [W] n 3.5 [omw/s] To 3000 [A] (tabel 1) Vanuit deze gegevens zijn de hoofdafmetingen van de motor berekend, die in de volgende tabel zijn opgevoerd. grootheid model [m] Walrus afwijking [m] motor [m] 2.09 0.013 0.146 0.13 0.88 Da 5 hp L hsi hk * le Iluchtspl corn Lag lar.lag Iflens 0.65 0.275 0.275 0.44 0.4 0.45 0.4 1.9 + 0.19 0.17 0.12 0.77 - 0.024 + 0.01 0.6 0.25 + 0.05 + 0.025 + 0.025 + 0.22 0.25 0.22 0.4 0.44 0.4 + 0.245 0 + 0.01 0 (tabel 2) Uit tabel 2 blijkt op het eerste gezicht dat de afmetingen van het model redelijk met die van de bestaande motor overeenkomen, behalve de lengte. 53 ankerdiameter De ankerdiameter blijkt enige afwijking te bezitten. In paragraaf 3.3 is een formule afgeleid met een aantal parameters die geschat moesten worden. Deze zijn in de volgende tabel gegeven. grootheid model Holee P 6 6 a 2/3 2/3 JA 5 [A/mmi 5 [A/mm2] 0.4 45 [mm] 0.75 [T] 95 [%] ? kc,LA hN Bs 77 42 [mm] 0.9 [T] 95 [%] (tabel 3) De warden in de derde kolom zijn warden uit [Holec, 1991]. Dat is een rapport van Holec voor de constructie van een modernere hoofdelektromotor. Daarbij worden bovenstaande waarden gebruikt. Helaas is niet bekend wat voor parameters tot de afmetingen van de Walrus motor geleid hebben. Als de waarden van de Holec motor in de formule voor de ankerdiameter ingevuld worden dan volgt er een diameter van D. = 2.00 [m] uit. Als men ervan uit gaat dat Holec een grotere vulfactor hanteert kan ook een diameter van 1,90 [ml gehaald worden. Dat zou clan een vulfactor van ongeveer Icc,,A = 0.45 moeten zijn. Dat betekend dat de geleiders op het anker dichter bijellcaar liggen dan normal gebruikelijk is en dat er minder isolatiemateriaal is gebruikt. Ook hanteert Holec een grotere luchtinductie. cat anker Da figuur 28 54 luchtspleet De luchtspleet is van de Walrus motor niet bekend, omdat Kieze op de constructietekening niet te meten was. Holec past voor de Walrus motor een grotere luchtspleet toe om de ankerreactie te lcunnen beperken. Een compensatiewildceling ontbreelct vanwege de te grote geluidsproductie. Holec hanteert een grotere waarde van de gemiddelde luchtspleetinductie. Dat kan alleen maar als de ankerreactie wordt verminderd. Om dat te bewerkstelligen gebruilct Holec luchtspleten die over de poolschoenbreedte van grootte veranderen. Mn de poolschoeneinden is de luchtspleet groter dan in het midden, zie figuur 28. Het ankerreactieveld moet aan de poolschoeneinden dus een grotere weg door de lucht afleggen dit wordt nog versterIct doordat het veld alleen loodrecht op het oppervlak uit de poolschoen kan treclen. Als een hogere luchtspleetinductie wordt aangenomen, dan komen de afmetingen beter met die van de Walrus motor overeen, zie tabel 5 op de volgende pagina. Bij de berekening zijn ook de inductie in de pool en in de juk groter aangenomen.. Verder is de vulfactor van de ankerwikkeling en de hoogte van de groeven aangepast.. Deze waarden zijn uit Holec [1991] overgenomen. ._ grootheid Holec 0.45 I 1CCuA I 42 [mm]; hN i 0.9 m BS 1.35 Bp , (tabe 4) [T]i 1.25 [T] 55 grootheid model [m] met andere Walrus afwijldng fm] II motor [in] aan names 1.93 hs 0.011 0.166 0.12 hk 0.88 a hp 2.5A- 1.9 + 0.03 0.17 0.12 0.77 - 0.1004 . 42 II 0 + 0.245 rO. 3.4(kL, 0.606 0.2525 0.2525 0.44 0.4 0.45 0.4 * lluchispl Lem 1,,g 'flans (tabel 5) 0.6 0.25 0.25 0.22 0.4 ' 0.44 0.4 ,-,LiStcmzitiiM + 0.006 + 0.0025 + 0.0025 + 0.22 0 +0.01 0 A De nog steeds grote afwij king in de lengte koffit door de lengte van de commutator; die niet afhankelijk is van luchtspleetinductie. poolhoogte Bij de poolhoogte is een negatief verschil van 2.4 [cm] te constateren. Met de hogere waarde van de luchtspleetinductie is dit verschil veel kleiner geworden. Om nog een beter resultant te verkrijgen lcan de aangenomen Iuchtfactor vergroot worden tot ki = 0.55 en dan 'can de waarde van de Walrus motor bereikt worden. statorjukhoogte De berekende waarde van de statorjuk hoogte komt goal overeen met de waarde van de Walrus motor., Als de verhoogte waarden in de vergelijlcing voor het statorjuk ingevuld worden ldopt de berekende waarde precies met die van de Walrus motor. koelinstallatiehoogte De hoogte van de koeler is in het model hoger uitgevallen dan bij de Walrus motor. be lengte van de koeler bij de Walrus motor is 0.2 [m] en de bre,edte 1.9 [m]. Deze waarden komen overeen met de aangenomen afmetingen. De hoogte valt groter uit dan in het. werkelijkheid omdat met een hoger verliesvermogen gerekend werd. De koelers in de 56 Walrus motor hoeven alieen 1100 [kW] te koelen. Om deze klein te houden hebben de warmtewisselaars speciale afmetingen van de diameter en de steek van de pi]pen. In het algemeen worden grotere afmetingen aangehouden. iizerlen te De ijzerlengte van het model komt redelijk overeen met die van de bestaande motor. Bif de Walrus motor wordt ook van uitgegaan dat de effectieve ijzerlengte gelijk is aan de poolsteek. De lengte wordt dan ook met 20% vergroot door luchtspleten aan te brengen. In de verbeterde versie van het model komt de afmeting veel beter overeen. Dat is doer de afhankelijkheid met de ankerdiameter te verklaren. wildcelkoplengse en koelluchtspleet De wilckelkoplengte is ook bij de Walrus motor gelijk aan de halve poolsteek. Bij het verbeterde model komt de afmeting net als de ijzerlengte bijna precies overeen met de waarde van de Walrus, motor. Hetzelfde geldt voor de koelluchtspleet tussen de twee E rotoren., commutatorlengte I i3ijr het bekijken van tabel 2 valt meteen de grote afwijking tussen de berekende corium:1M- torlengte en de bij de Walrus motor gebruikte lengte op. De enige verIclaring voor dit verschil is dat Holec minder parallel geschakelde borstels gebruikt. De borstels moeten dan wel een hogere stroomdichtheid bezitten. Als de afmetingen van het borsteloppervlalc gehandhaafd blijven en de commutatorlengte van de Walrus motor geeist wordt, dan moet de stroomdichtheid van de borstels:. Is = 20.8 i[A/cm2] bedragen. Of dat daadwerkelijk het geval s kon, tilt: de itekening Met achterhaald worden. 57 5.3 Massa In hoofdstuk 4 werd een model gemaakt voor de bepaling van de massa van de elektromotor. Als achtergrond gelden de afmetingen die in hoofdstuk 3 berekend zijn. Er volgt nu de uitwerking daarvan. draaiende gedeelte: MCua = 8675 [kg] = 1272 [kg] M sehot = Maj 60 [kg] [kg] [kg] [kg] Mk = 7560 = 2219 = 1778 Md. = 21564 [kg] Mrot M ;el stilstaande gedeelte: = 11626 [kg] = 1130 = 5371 = 1415 M lag [kg] [kg] [kg] = 405 [kg] = 9537 [kg] = 900 [kg] rnst = 30384 [kg] = 2862 [kg] MCup MEep M Cuhp M Fehp Mhuis koelinstallatie: = = = 'Most 200 [kg] 200 [kg] 200 [kg] = 3462 [kg] 58 Op de beschikbaar gestelde tekening van de bestaande motor is alleen het gewicht van het draaiende gedeelte en het stilstaande gedeelte aangegeven. Verdere onderdeling in componenten was er niet op vermeld. Er moet dus met de volgende vergelijking volstaan worden. model [kg] Walrus motor afwijking [kg] [kg] massa draaiende gedeelte 21564 23000 - 1436 massa stilstaande 33846 36500 - 2654 55410 59500 - 4090 gecle-elte met koelinstallatie totale massa (tabel 6) massa van het draaiende gedeelte De massa van het draaiende gedeelte komt redelijk overeen met die van de Walrus motor. Hoewel het draaiende gedeelte van de motor in het model groter is dan bij de Walrus motor is het model lichter. Dat kan alleen te maken hebben met het feit dat bij de afleiding van de rotorconstructie te weinig materiaal rekening werd gehouden. Uit de constructietekening is af te leiden dat de massa van de rotorconstructie ongeveer 8850 [kg] bedraagt. Dat is meer dan bij het model, hoewel de rotor kleiner is. Er moet dus een correctie op de massa van de rotorconstructie uitgevoerd worden. De massa moet met 1.2 vermenigvuldigd worden om op het goecl gewicht te komen. massa van het stilstaande zedeelte Ook de massa van het stilstaande gedeelte is lager voorspeld. Dat komt met name door de invloed van de niet expliciet genoemde voorwerpen die nog aan de motor bevestigd zijn. Dat zijn bij voorbeeld de houders, die de motor op de fundatie afsteunen, of de stalen kabelkasten met de dilcke koperen aansluitingen. Deze twee voorbeelden geven bij de Walrus motor nog een bijdrage van: Mhouders sansluit. = 2838 [kg] = 500 [kg] Ook van grote invloed is uitvoering van de huisconstructie. Bij de berekening werd gewoon een wanddikte aangenomen. Deze klopt met de wanddikte van de Walrus motor, maar daarbij zijn ook nog stijlen voor stijfheid opgelast, die natuurlijk ook meetellen. Van invloed is ook de constructie van de koelinstallatie. Bij de afleiding is alleen de massa van de warmtewisselaar uitgerekend met een toeslag voor de andere componenten. Deze toeslag is vanuit de tekening geschat. .59 6. CONCLUSIFS In deze striptie wordt een parametrisch model voor de grootte en de massa van een hoofdelektromotor van een sonderzeeboot opgesteld. Daarbij werd gebruik gemaalct dat het benodigde vermogen,, het; maximale toerental en de maximale batterijstroomsterkte bekend zijn. Het blijkt dat het mogelijk is vanuit de fysica met dit beperkt aantal gegevens de grootte en de massa te voorspellen, mits een aantal aannames gedaan worden. De belangrijkste afmeting is de rotordiameter waarvan veel andere grootheden afhangen. Bij de berekening van de rotordiameter is een goede schatting van de luchtspleetinductie, van het rendement, van de hoogte van de groeven en van het aantal polen belangrijk om tot een goede voorspelling te komen. Het model werd vergeleken met een bestaancle hoofdelelctromotor van een onderzeeboott van de Walrus Masse. De lengte en de breedte van het model zijn jets groter uitgevallen dan die van de Walrus motor. Dat heeft te maken met het felt dat de rotordiameter is groter berekend. Maar als een grotere gemiddelde luchtspleetinductie wordt aangenomen dan kan de rotordiameter ldeiner gedimensioneerd warden. De afmeting van het model komt dan goed overeen met die van de Walrus motor. Aileen de commutator is nog te groot. Deze grootte kan bijgesteld worden door borstels met een hogere stroomdichtheid te kiezenn De hoogte van de motor is in grote mate afhankelijk van de koelinstallatie, die boven op 'de motor is geinstalleerd. Deze moet zo klein mogelijk gehouden worden. Een voorspelling is wel mogelijk, .maar daarbij moeten veel aannames gedaan worden. De massa van de motor kan opgedeeld worden in het draaiende en het stilstaande gedeelte. De massa van het draaiende gedeelte blijkt good te voorspellen, maar van het stilstaande gedeelte is dat veel moeilijker gebleken. Hierbij is de massa in grote mate iafhankelijk van de uitvoering van de constructie van het huis en koelinstallatie.. 60 LITERATUURLIJST Deleroi, 1993 W. Deleroi: Elektrische Machines III TU Delft, Afd. Elektrotechniek Hommes en Paap, 1981 E. Hommes; G.C. Pap'. Elektrische Machines IA. TU Delft, Afd. Elektrotechniek Beits en Ketter, 1990 W. Belts; K.H. Ketter: Dubbel, Taschenbuch far den Maschinenbau. Springer Verlag, Berlin Fockens en van Heesewijk, 1986a F.H. Fockens; A.P.C. van Heesewijk: Constructie-elementen I, Tabellen TU Delft, Afd. Werktuigbouwkunde Fockens en van Heesewijk, 1986b F.H. Fockens; A.P.C. van Heesewijk: Constructie-elementen I TU Delft, Afd Werktuigbouwlcunde, 1986 Holec, 1991 Eindrapportage Codema opdracht: Ontwikkeling nieuwe generatie hoofdelektromotoren t.b.v. onderzeeboten Holec Ridderkerk Deleroi, 1992 W. Deleroi: Das Elektrische Erzeugersystem TU Delft, Afd. Elektrotechniek den Ouden en Hamels, 1975 W. den Ouden; D. Hamels: Elektrische Aandrijvingen TH Delft, Afd.Elektrotechniek van der Zaken, 1989 W. van der Zaken: Enkele Onderwerpen uit de elektrische energietechniek voor studenten WBMT2 TU Delft, Afd. Elektrotechniek VDI Warmeatlas, 1974 VDI Wdrmeatlas Verein Deutscher Ingenieure, Dusseldorf 61 BIJLAGE 1 Tabel met .alle aangenomen waarden grootheid grootheid aangenomen waarde B5 1 0.75 [T] Bs; L2 M 1.1 M 13,; 1.1 Br, bt 1 b, 1 aangenomen waarde 1k ti. 1 0.2 [m] 0.4 [m] [T] lf,,,,,,, 0.45 [m] 0.4 [m] 5 [mm] rrirlag 400 [kg} 1 [mm] Marin 500 {kg] 15 [mm] milk I 100 [kg][ 20 [mm] ma 1 200 [kg] d 6 [mm] 50 [kg] d [mm] p 6 F 20 1.5 10° [N/m2] st 10 [mm] hN 45 [mm] s2 8 [mm] JA 5 [A/mm2] t, 4 [mm] 3 [A/mmIl t 40 [mm] [mm] bs 1 b 1 J li * 1 J 1 10 IS km 1 kg I ks; 1 1.2 T1 1.2 T2 k 60 113 I, I [W/m2 K] 1.16 1.5 1.5 kfl,, 1 I I 40 {mml tb 0.6 ICk0 tb 1.2 k Ice t11 70 45 tk 0.4 0.6 kcA km [A/cm2] H ti H t2 1 1 [mm] [mm] 70°C 35°C 23°C 28°C 95% 77 a 2/3 0.08 13 1.1 13.5 * 10 20 [mm] ti 15 [mm] 'oh 5 [mm] F [m] 0.21 0.08 [Ns/m2]. 62 BIJLAGE 2 Variabelenlijst : effectief koeloppervlalc : het beschikbare oppervlak : de stroombelegging Acup : koperoppervlak pool Ac,. : koperoppervlalc hulppool AcuA : koperoppervlak anker A stroombelegging Ap : kernoppervlak pool Ahp : kernoppervlak hulppool AB : oppervlak van een borstel ab : aantal borstels in lengterichting Aps : oppervlak poolschoen : zelfinductievector bk : breedte van de koeler breedte van het lager bm, : bre,edte van de motor bf : breedte van de fin ba : breedte van een borstel bi : isolatiebreedte : lamelbreedte bps : poolschoenbreedte : inductie pool bp : breedte pool Bp : gemiddelde inductie in de pool : gemiddelde inductie in het statorjuk Bs; : gemiddelde inductie in het ankerjuk A A A 13,1 bN Bs c D3 dk d d, D. f F F F, hN : breedte groef : gemiddelde luchtspleetinductie : afstand van de lumen onder elkaar : diameter van de rotor : ankerdiameter : binnendiameter van het statorjuk : diameter van de commutator : pijpdiameter : inwendige diameter van het anker : asdiameter : rotatiespanning : vector van de Lorentzlcracht : de totale kracht op de geleider in het magneetveld : borstelaandrulckracht : wrijvingskracht : groefhoogte 63 : hoogte van het ankerjuk hoogte van het statorjuk : hoogte van de poolschoen : hoogte van de pool' : hoogte van de fin : hoogte koelinstallatie : hoogte van de motor (inc!.' koelinstallatie), .:: vector van de stroomsterkte : maximale batterijstroom : bela-achtigingsstroom : stroomdichtheidsvector : stroomdichtheid van het anker : stroomdichtheid van de wikketing : stroomdichtheid van de borstel : vulfactor wikkeling van het anker : koelluchtfactor volumecorrectiefactor voor de poolschoen : strooifactor : luchtfactor voor de statorwikkeling vulfactor van de statorwikkeling : lengtecorrectiefactor van het statorjuk : aantal lamellen op de commutator : warmtedoorgangscoefficient : vulfactor van het ijzer : Icartersche factor : lengte van de geleider in het magneetveld : lengte van de klempassing effectieve ijzerlengte op het anker ha, hp, hp hf hk Io If kb, kin kg k kko kipe 1, lb : wiklcelkoplengte : Iengte van het statorjuk lp : lengte pool lp, : lengte poolschoen : lengte commutator lk : lengte koeler lo, : lengte borstel : zijdelijke afstand van de berstels.,,onder ellcaar lab zekerheidsafstand 12 lengte van de motor : lengte van het aseind met lien's, Lin : lengte radiaal lager 1.4 : lengte axiaal radian] lager Litho: lengte van de luchtspleet tussen de twee. rotoren ma; massa van het ankerjuk massa van het statorjuk ms massa van het schot : massa van de rotorconstructie mat : massa van het koper op de commutator mc massa van, het koper op het anker l : 64 massa van de koperen verbinding commutator wilckelkbp Mow : massa van het koper op de polen Mothp : massa van het koper op de hulppolen massa van het ijzer op de polen MFeci massa van het ijzer op de hulppolen MFchp massa van het ijzer op de commutator MFek massa van alle polen n1P' : massa van alle hulppolen gib!, : massa van de deksel aan weerskanten Nan. de motor Mdck : massa van het radiaal lager Mrlag : massa van het axiaal radiaal lager marlag : massa van de pijpen in de koeler MP6P : massa van de finnen in de koeler r10 : massa van de behuizing van de koeler : massa van de ventilatoren Infm : massa van de koeler massa van de filter mrat massa van de extra's in de koelinstallatie Mex : totale massa van de koelinstallatie : wringend koppel : toerental : aantal groeven op het ,anker omvang wikkeling ow : mechanisch vermogen. Pm : elelctrisch vermogen Pel : laantal poolparen P, total verliesvermogen, : ijzerverliezen PvFe : pulsatieverliezen Pvp P,B : borstelverliezen : belcrachtigingsverliezen Pvf : ankerverliezen Pva : verliezen van de hulppoo] PvhP P,B borstellastverliezen :iavenge lastverliezen Poverip : totale lastverliezen Plast : totale nullastverliezen Pauli : wikkelingsdoorsnede van het anker QCuA wikkelingsoppervlak van een pool : wikkelingsoppervlak van een hulppool Q.hp : weerstand belcrachtigingswildceling Rf RA : weerstand van het anker : weerstand van de hulppool Rhp s1 : steek tussen pijpen in de koeler s2 : steek tussen pijpen in de koeler Tie : het elektrische koppel Ti : intredetemperatuur lucht T2 2 uittredetemp,eratuur lucht Meukl 65 t, : intredetemperatuur water : uittredetemperatuur water : dikte rotorconstructie : dikte plaatmateriaal : pijpdikte van de koeler : dilcte van de huisconstructie : dikte van het schot U0 : t1 t2 tb tp th Vai Vk vo vs Va wr z. a cet So PFc Pc. 7P TN cDp batterij spanning lamelspanning volume van deksel aan weerslcanten van de motor volume van de huisconstructie : volume anketjuk : snelheid van de geleider : omvangssnelheid commutator : kental voor de pulsatieverliezen : verliesgetal : omtreksnelheid van het anker : aantal leidingen achter elkaar in de koeler : aantal belcrachtigingswindingen : aantal horizontale leidingen in de koeler : poolbedelcicingsfactor : warmteovergangscoefficient : logaritmisch temperatuurverschil : luchtspleet : speling as in lager : rendement van de motor : dynamisch viscositeit van het lagerolie : wrijvingscoefficient van de borstel : magnetische veldconstante : permeabiliteit : natuurconstante : relatieve permeabiliteit : elektrische weerstandsfactor van koper : soortelijke dichtheid van het ijzer : soortelijke dichtheid van het koper : de som van de ankerstromen : pool steek : groefsteek : magnetische flux : flux in pool flux in statorjuk