IMI Cascademodel BBE verslag discussie

advertisement
Cascademodel: Bio-energie vs Bio-materialen
Versnellen bio-energie en biofuels (bf) de ontwikkeling van biomaterialen en
groene chemie of belemmeren ze deze? Dit was onderwerp van een discussie
op 17 december 2013 in de Nieuwe Energie te Leiden.
Sprekers: Annita Westenbroek (Dutch Biorefinery Cluster), Peter Paul Schouwenberg (Essent),
Willem Wiskerke (Greenpeace), Dieter Verhue (Bureau Veldkamp), Derk Loorbach (Drift) en Reinier
Gerrits(VNCI). De toon was over het algemeen kritisch: door bijstookdoelen, bijmengverplichtingen,
SDE subsidies, etc. komen business cases die optimaal gebruik maken van biomassa door inzet als
bio-materiaal of groene chemie niet van de grond. Toch zijn er ook argumenten waarom bio-energie
kan werken als stimulans. Hieronder een samenvatting van de discussie op rekening van IMI en
aanzet tot indicatoren.
ALGEMEEN
Mondiale ontwikkelingen
Deze discussie vindt natuurlijk plaats in een internationale context (zoals Roald Suurs, TNO benadrukt).
Drie belangrijke trends: (1) groeiende aandacht voor de bio-based economie, (2) de groei in het gebruik
van bio-energie en biobrandstoffen en (3) de opkomst van schaliegas waardoor er enerzijds minder vrees
is voor het opraken van fossiele energiebronnen, maar anderzijds de Europese chemie een grote prikkel
heeft om energie te besparen en over te stappen op andere bronnen (Reinier Gerrits, VNCI).
Beeld over biobased economy. Acht procent van de Nederlanders heeft wel eens van de biobased
economy gehoord. Dit beek uit een enquête onder 1500 mensen van bureau Veldkamp iov CSG.
Biomassa heeft de voorkeur boven fossiel, maar niet boven zon/wind (elektriciteit) en elektriciteit
(brandstof). Bij verpakkingen is het wel de meest gewenste optie. Met name hoogopgeleiden en mensen
die positief zijn over duurzaamheid vinden de BBE belangrijk. Twee derde van de mensen geeft aan dat
zij zelf voldoende bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Eenzelfde deel vindt dat juist anderen niet
genoeg bijdragen. Overheidsingrijpen wordt positief gewaardeerd. Zestig tot tachtig procent is (sterk)
voor overheidsingrijpen. Met name als het gaat om voorlichting en eisen stellen. Suggesties uit het
onderzoek: communiceer vooral over concrete toepassingen en niet over de BBE, leg de nadruk op
materialen, en de overheid moet de eerste zet geven omdat de burger dit niet zal doen.
Het belangrijkste nadeel van de financiële steun voor bio-energie is dat economisch waardevoller ketens niet tot ontwikkeling
komen en de BBE sterk blijft leunen op subsidies terwijl de economische waarde beperkt blijft.
Wat is de cascade? Het cascademodel staat voor het
streven om biomassa vooral in te zetten voor de
meest hoogwaardige toepassingen. Maar wat is
hoogwaardig? Gaat het om de grootste CO2 winst?
De meeste economische waarde? Wat consumenten
het meest waardevol vinden? De
duurzaamheidswinst tov alternatieven voor
biomassa? Vanuit de Rotterdamse Haven wordt
aangedragen dat mobiliteit één van de meest
primaire (en dus waardevolle) behoeften is en er bovendien nauwelijks duurzame
alternatieven bestaan voor biobrandstoffen. Jaap van den Briel (Platform Hout)
benadrukt dat de cascade (net zoals bij Energiecascadering) een tijdsdimensie heeft:
het gaat niet om de keuze voor biomaterialen of bio-energie, maar om de keuze eerst
biomaterialen en dan bio-energie. Je kunt hout prima verbranden. Als je het eerst
maar kan ‘lenen’ voor andere toepassingen. Volgens Annita Westenbroek (WUR) is de
discussie wat het meest waardevol is niet eens zo belangrijk. Zolang er een level
playing field is, vormt de cascade zich vanzelf rond toegevoegde waarde,
werkgelegenheid, etc. Ook anderen geven aan dat de cascade niet door regels moet
worden gemaakt, maar hierdoor wel belemmerd kan worden. Greenpeace blijft tegen
het grootschalig gebruik van biomassa voor energie. Met uitzondering van lokale WKK
en biobrandstoffen waar er geen alternatieven zijn
(luchtvaart en zwaar transport).
It’s the Transition (stupid!) In zijn reflectie benadrukt
Derk Loorbach (EUR) dat alle verwarring en discussie
rond de cascade inherent is aan de fase van de BBE
transitie. We zitten rond de take off. Als het ware in
het tijdperk van zowel Betamax, video 2000 als VHS in
de jaren ‘80. Verwarrend? Ja. Inefficiënt? Ja. Te
voorkomen? Nee. Ed de Jong (Avantium) pleit dan ook voor vergevingsgezindheid:
elke grootschalige biomassa ontwikkeling leidt in eerste instantie tot conflicten over
duurzaamheid, belangen etc. Dat is deels tijdelijk en moeten we tolereren, omdat
anders de ontwikkeling stil komt te staan. Loorbach: de transitie overkomt ons. Het
kantelpunt komt dichterbij naarmate de patstelling verhardt. Hij vertrouwt de rol van
de overheid als versneller van de transitie niet. De overheid heeft teveel belang bij
grootschalig, bestaande macht en fossiele bronnen. Het innovatiebeleid lijkt soms wel
een excuus voor het beleid dat echt nodig is: ontmanteling van bestaande systemen
waardoor vernieuwing echt een kans krijgt.
Creatieve destructie
Vanuit Economische Zaken werd dan ook gevraagd of het
consensus model dan niet contraproductief werkt. Volgens
Loorbach wel. Zo verloopt de BBE ontwikkeling in Gent
Terneuzen (dat geen fossiele dominantie heeft) radicaler dan
onder de fossiele rook van Rotterdam waar veel wordt
voortgebouwd op de bestaande petro-chemische en energieinfrastructuur. In het poldermodel zit de toekomstige orde
nauwelijks aan tafel. Dat zijn nu vaak nog kleinere spelers aan de rand van de sector. Je zou dus niet
moeten polderen met de huidige spelers, maar met een mix van koplopers en welwillenden in het
regime. Loorbach mist een recalcitrante overheid die juist selectieve netwerken steunt. Bij het
Energieakkoord kwam de bottom-up beweging maar moeilijk aan tafel. Hoewel dat akkoord volgens
Willem Wiskerke (Greenpeace) al wel liet zien dat de macht verschuift. Doordat de macht bij de
werkgevers wegvloeit, kon Greenpeace een sterke rol spelen.
De pot met snoep
Bij vorige transities zoals die van kolen naar gas was er een grote pot met snoep volgens Ed de Jong
(Avantium): vanuit de gasbaten konden kolenmijnen gesloten worden, de staatsmijnen (DSM)
omgebouwd tot chemische industrie, een grote infrastructuur worden aangelegd…. De transitie naar een
BBE is een heel ander verhaal: de snoepjes liggen overal verspreid wat het veel moeilijker maakt en –
eerlijk is eerlijk- er is gewoon minder snoep. Simon Bennet (IEA/Imperial) die nauwkeurig de
ontwikkelingen in de chemische industrie van kolen naar olie en van olie naar biomassa vergelijkt, ziet
voorlopig weinig kansen voor het decentrale raffinagemodel. Argumenten: (i) Beleid stuurt op macroniveau op CO2 en dan zijn biobrandstoffen een overzichtelijker route om veel te besparen dan via
tientallen kleinschalige biomassaketens. Voor de overheid is het gemakkelijker om zaken te doen met 5
grote energiebedrijven dan met 500 kleine collectieven. (ii) De macht binnen chemieketens en voedsel
wordt gedomineerd door grote spelers verderop in de ketens (chemiereuzen en
supermarkten/voedselindustrie). Deze hebben wel het kapitaal, de volumes en de R&D capaciteit om
een technologisch ontwikkelingstraject te doorlopen, in tegenstelling tot de kleine collectieven.
DRIE REDENEERLIJNEN
In deelgroepen en in de presentaties is ingegaan op drie redeneerlijnen:
a) Waarom bio-energie zorgt voor ontwikkeling van bio-materialen
b) Waarom bio-energie ontwikkeling van biomaterialen belemmert.
c) Waarom bio-energie weinig van doen heeft met bio-materialen
A) WAAROM BIO-ENERGIE ZORGT VOOR ONTWIKKELING VAN BIO-MATERIALEN
Schaal- en keteneffecten De ambitie om 14% van de energiebehoefte duurzaam op te wekken in 2020
zal voor 40% zijn gebaseerd op bij- en meestook. Dit trekt grote stromen, investeringen en bedrijven
naar Nederland. Deze trekken op hun beurt weer chemische industrie aan die met biomassa traditionele
chemische building blocks maken die bij de bestaande petrochemische infrastructuur passen (drop in
chemicals).
Lobby In de visie van VNCI is biomassa zowel als energiebron en als materiaalbron (Reinier Gerrits,
VNCI). Ook grote energiebedrijven als Essent zetten in op die combinatie volgens Peter Paul
Schouwenberg. Wel signaleert hij dat er nog weinig gezamenlijk wordt opgetrokken in Den Haag en
Brussel.
De cascade oplopen: energie als eerste stap Op lokaal niveau (vb Heineken in Amsterdam) zie je dat
partijen die bezig gaan met bio-energie ook geïntegreerd raken in de vraag “wat kan er nog meer mee?”.
Grote partijen als Essent richten zich op de ontwikkeling van bijvoorbeeld bio raffinage in Cuijk. Ook
Neste Oil verkent bijproducten.
Voortbouwen op bestaande regelgeving Goede duurzaamheidscriteria zijn nodig voor bio-energie. Deze
worden in het kader van het Energieakkoord ontwikkeld, maar ook door RSB of de Sustainable Biomass
Partnership. Dit is een tijdrovend proces en bio-materialen kunnen hier eenvoudig op voortbouwen.
De cascade is altijd EN … EN De beste business case ontstaat wanneer biomassa volledig wordt benut,
dus ook gebruik van de reststromen voor energie na andere toepassingen.
B) WAAROM BIO-ENERGIE ONTWIKKELING VAN BIOMATERIALEN BELEMMERT.
Concurrentie om grondstoffen De energiesector is uit op goedkope lignocellulose stromen. De
chemie/materialen sector ook. Houtprijzen en prijzen voor reststromen stijgen sterk door de
energievraag. Dit belemmert business cases voor bio-materialen (Annita Westenbroek, WUR). Ook komt
de bijstook deels door round wood en niet afvalhout. Dit concurreert met het gebruik van round wood in
bijvoorbeeld de bouw (Willem Wiskerke, Greenpeace).
Concurrentie om overheidsondersteuning Financiële ondersteuning om biomaterialen en groene
chemie te ontwikkelen is schaars. Het beleid stuurt op grote CO2 bronnen en op Joules in plaats van
specifieke CO2 –uitstoot en toegevoegde waarde in ketens. Dit is nadelig voor bio-materialen. De R&D
investeringen zitten hierdoor voornamelijk in de houtachtige stromen en niet in suiker en olieketens die
interessanter zijn voor de chemie. Het geld dat naar de (uiteindelijk tijdelijke) steun voor bijstook gaat,
wordt niet gestoken in groene chemie en nieuwe bio-materialen. Ook concurreren biomaterialen en
groene chemie met andere hernieuwbare bronnen. Daarom was er vanuit partijen rond zon en wind
bijvoorbeeld weerstand om bio-materialen op te nemen in het energieakkoord.
Geen level playing field De waarde van een bepaalde reststroom voor biochemicaliën hangt af van de
prijs van de chemicaliën zie zij vervangen. De waarde van deze reststroom voor energie is de energieprijs
+de CO2-emissierechten + de SDE subsidies. Zelfs wanneer bio-materiaalketens een grotere economische
waarde hebben (arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde) dan energiestromen, zorgt de financiële
prikkel op bio-energie ervoor dat deze business cases niet ontwikkeld worden. Tekenend is dat de
betrokken bedrijven binnen deze ketens niet aan de bel trekken omdat ze nu meer verdienen aan bioenergie.
Risico voor acceptatie Nederlandse burgers zien biomassa als favoriete bron voor duurzame
verpakkingen, maar geven bij elektriciteit de voorkeur aan zon en wind en bij brandstoffen voor auto’s
aan elektriciteit. Burgers hebben twee belangrijke voorwaarden voor de transitie naar een biobased
economy: dat er voldoende grond overblijft om voedsel te verbouwen en het niet ten koste gaat van
bossen. Alleen al door de grote volumes is dit bij bio-energie en biobrandstoffen moeilijk te garanderen.
NGOs, wetenschappers en anderen zwengelen hier vaak de over discussie aan. Uiteindelijk kunnen
hierdoor alle biomassatoepassingen in een slecht daglicht komen te staan.
C) WAAROM BIO-ENERGIE WEINIG VAN DOEN HEEFT MET BIO-MATERIALEN
Andere technieken en biomassastromen Bio-energie is voornamelijk gebaseerd op vaste houtachtige
biomassa (Zie figuur). Via een pyrolyse, vergassings- of biocatalyseroute kan deze biomassa worden
gebruikt voor de chemische industrie, maar dit gebeurt tot dusver weinig. Dit blijkt uit verschillende
presentaties, waaronder het onderstaande figuur van Greenpeace. De meeste biobased grondstoffen
voor de chemische industrie komen van suikers. Woodpellets zijn tot dusver geen grondstof voor de
biochemie. Het beweegt wel naar elkaar toe.
Andere eisen en spelers Chemie en energie zijn tot dusver gescheiden markten met verschillende
kwaliteitseisen. Chemie en energie zijn ook historisch gezien gescheiden werelden.
Zitten we op de route om de hele cascade evenwichtig te ontwikkelen of zitten we puur op een bioenergiespoor? Oftewel: Stimuleren of belemmeren bio-energie en biobrandstoffen de ontwikkeling
van groene chemie en bio-materialen? Tien ontwikkelingen om in de gaten te houden
Schaal en keteneffecten
Groene chemie bedrijven vestigen zich in
Rotterdamse Haven
STIMULEREN
Sterke stijging o.m. vergistingsinstallaties dat ook
bio-materialen produceert
Energie als eerste stap
Sterke stijging volume bio-materialen van bfproductie en energieleveranciers
Lobby
Intensieve lobby door bio-energie en bf-producenten
voor level playing field (bv REMD, SDE voor biomateriaal, bio-materialen doelstellingen)
Voortbouwen bestaande
regelgeving
DZH standaarden voor bio-energie en bf en regelingen
als de SDE worden toegepast voor bio-materialen
BELEMMEREN
Concurrentie om
biomassastromen
Concurrentie om subsidie
Geen level playing field
Risico maatschappelijke
acceptatie
Prijsstijgingen reststromen als gevolg van bio-energie
en bf vraag
Wegvallen biomassa reststromen voor hout recycling,
veevoer ed
Stijging totale subsidies voor bio-energie en
biobrandstoffen
Uitblijven stimulering biomaterialen (ie SDE)
Aantal kritische mediaberichten over biomassa voor
energie of brandstof
Download