O v e r z i c h t s a r t i k e l e n Epidemiologie, diagnostiek en behandeling van urogenitale Chlamydia trachomatis-infecties Epidemiology, diagnostics and treatment of urogenital Chlamydia trachomatis infections Auteurs O. Karimi, A. Catsburg, H.J.C. de Vries, H.S.A. Fennema, S. Ouburg, M.A. van Agtmael, P.H.M. Savelkoul en S. A. Morré Trefwoorden Chlamydia trachomatis, epidemiologie, diagnostische testen Key words Chlamydia trachomatis, epidemiology, diagnostic tests Samenvatting Chlamydia trachomatis vormt in Nederland de meest voorkomende bacteriële oorzaak van seksueel overdraagbare aandoeningen. Bij vrouwen is het de belangrijkste oorzaak van ontstekingen in het kleine bekken, tubaire pathologie, infertiliteit, buitenbaarmoederlijke zwangerschap en chronische buikpijn. Verticale transmissie van moeder naar kind kan leiden tot neonatale infecties zoals conjunctivitis en pneumonie. Bij mannen veroorzaakt het urethritis, en, in zeldzame gevallen, chronische prostatitis, epididymitis of beide. De infectie is bij 80% van de vrouwen en 50% van de mannen asymptomatisch en wordt derhalve meestal niet behandeld, hetgeen resulteert in een groot reservoir voor transmissie. Recent onderzoek in 2009 toont een toenemende prevalentie van Chlamydia trachomatis-infecties in Nederland (zie Figuur 1 voor een overzicht). Dit geldt met name voor Groningen en Amsterdam en is gebaseerd op gerichte ‘case-finding’. Nieuwe en sensitievere testen maken het vroegtijdig opsporen en behandelen van patiënten makkelijker. Dit overzichtsartikel zal ingaan op epidemiologie, diagnostiek en behandeling van Chlamydia trachomatis-infecties. Summary Chlamydia trachomatis is the most prevalent cause of sexually transmitted bacterial infections in The Netherlands. In women, it is an important cause of pelvic inflammatory diseases, tubal pathology, infertility, ectopic pregnancy, and chronic abdominal pain. Vertical transmission from mother to child during vaginal delivery may cause neonatal infection such as conjunctivitis and pneumonia. In men, this infection may cause urethritis and in rare cases chronic prostatitis and/or epididymitis. The infection is asymptomatic in 80% of women and 50% of men and therefore untreated in most cases. This results in a huge reservoir for transmission of the disease. Recent studies show an increase in the prevalence of Chlamydia trachomatis infections in The Netherlands, especially in Groningen and Amsterdam, a discovery based on focused case-finding. New and more sensitive tests make early detection and treatment of patients possible. This review will elaborate on the epidemiology, diagnostics, and treatment of Chlamydia trachomatis infections. (Tijdschr Infect 2010;5:208-14) 208 vol. 5 nr. 6 - 2 0 10 t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n Inleiding Chlamydia trachomatis (Ct) is de meest voorkomende bacteriële oorzaak van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) met een incidentie van 60.000 van de in totaal 110.000 gerapporteerde SOA’s in Nederland.1 De nieuwe jaarcijfers van de soacentra in Groningen en Amsterdam rapporteren een stijging van Ct-infecties, met name bij adolescenten en jongvolwassenen. Het beloop is in 80% van de gevallen asymptomatisch bij vrouwen ondanks het feit dat toch ernstige langetermijncomplicaties kunnen optreden. Klinische manifestaties van de infectie verschillen van cervicitis tot ‘pelvic inflammatory disease’ (PID) en tubapathologie. Verticale transmissie van moeder naar kind leidt vaak tot neonatale infecties zoals conjunctivitis en pneumonie. Bij mannen veroorzaakt C. trachomatis urethritis, en, in zeldzame gevallen, chronische prostatitis, epididymitis of beide. Ct-infecties zijn goed behandelbaar, en sinds de introductie van moleculaire detectiemethoden in het begin van de negentiger jaren relatief eenvoudig op te sporen. Het is dan ook zaak Ct-infecties vroegtijdig op te sporen en te behandelen om daarmee late complicaties en verdere verspreiding te voorkomen. Dit overzichtsartikel zal nader ingaan op epidemiologie, diagnostiek en behandeling van uro- en anogenitale Ct-infecties. Epidemiologie van de ziekte Naar schatting worden elk jaar 33.000 vrouwen met een Chlamydia-infectie gediagnosticeerd.1 Gebaseerd op gegevens van voornamelijk symptomatische infecties, wordt geschat dat 8-20% van de Ct-infecties resulteert in PID.2-6 Hogere prevalenties van Ct zijn gerapporteerd in stedelijke gebieden (3,2%) vergeleken met het platteland (0,6%). Ethnische minderheden (Surinaams/Antiliaans 8,2%; Turks/Marokaans 3,1%) tonen ook een hogere prevalentie vergeleken met autochtone Nederlanders (1,8%). Hetzelfde geldt voor lager opgeleiden (2,1%) vergeleken met hoger opgeleiden (1,1%).7 Er zijn 19 Ct-serotypen die uiteenlopende infecties veroorzaken met een verschillend beloop. Ct-serotypen A, B en C veroorzaken trachoom en worden hier niet besproken. De serotypen D tot en met K veroorzaken urogenitale infecties. Het vaak milde beloop van deze serotypen is te danken aan het feit dat ze alleen slijmvliesepitheel infecteren (zie Figuur 2 op pagina 210). Serotype L daarentegen is agressiever en veroorzaakt de invasief verlopende lympho- t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n Figuur 1. Chlamydia trachomatis positivity rates gebaseerd op de SOA in Nederland 2009 met dank aan het RIVM.62 granuloma venereum (LGV-) infecties, waarbij de dieper gelegen lagen geïnfecteerd raken en de lymfeklieren ook betrokken worden, hetgeen leidt tot heftiger immunologische reacties. Ct-serotype-L komt in Nederland voornamelijk voor bij mannen die seks hebben met mannen (MSM). Tot 2003 werd LGV in Nederland vrijwel alleen gezien als importsoa uit LGV-endemische gebieden.8 Sinds de LGVuitbraak in Rotterdam in 2003 blijkt echter sprake te zijn van een groot LGV-reservoir in Nederland en daarbuiten. Zelfs in 2009-2010 worden er nog wekelijks nieuwe gevallen van LGV gevonden op de Amsterdamse GGD-soa-polikliniek.9 De gerapporteerde Ct-infecties op GGD’s zijn gemiddeld voor 50% afkomstig van asymptomatisch geïnfecteerde individuen. Een groot deel hiervan betreft mensen die zich laten testen op SOA’s bij de start van een nieuwe relatie. Het goed in kaart brengen van de redenen waarom mensen zich laten testen kan van belang zijn om meer inzicht te krijgen in gedrag en bijbehorende risico om deze infectie op te lopen. De registratie van deze redenen is echter nog niet eenduidig in Nederland. Kliniek Het klinisch beloop toont een opvallende interindividuele diversiteit in transmissie van de infectie, de symptomen, het persisteren of juist klaren van de infectie, en het ontwikkelen van late complicaties.14-16 Bij 80% van de vrouwen en 50% van de mannen verloopt de infectie asymptomatisch en zal dus geen vol. 5 nr. 6 - 2010 209 O v e r z i c h t s a r t i k e l e n Tabel 1: Klinische manifestaties van een Chlamydia trachomatis-infectie in volwassenen, kinderen en neonaten. Mannen Vrouwen Neonaten en kinderen Ziektebeeld: urethritis urethritis Conjunctivitis epididymitis cervicitis Pneumonia proctitis endometritis prostatitis salpingitis en PID LGV periappendicitis 2 Pharyngitis 1 perihepatitis of FHC3 periplenitis LGV2 Sequelae: 1 urethra strictuur Buitenbaarmoederlijke zwangerschap onvruchtbaarheid onvruchtbaarheid reiter’s syndroom reiter’s syndroom =PID: pelvic inflammatory disease, 2=LGV: lymphogranuloma venereum, 3 =FHC: fitz-hugh-curtis syndroom. behandeling worden gezocht.10-13 In 45-65% van de asymptomatische gevallen wordt een transmissie beschreven van de indexpatiënt naar de partner.17-19 De transmissiefrequentie bij symptomatische Ct-infecties is aanzienlijk hoger (65-90%). De incubatietijd van Chlamydia-infecties is moeilijk vast te stellen. Bij klachten wordt een incubatie periode van 2-3 weken genoemd. Indien geen klachten aanwezig zijn, is de incubatie periode niet goed bekend. Sommige patiënten klaren de infectie spontaan soms al binnen een maand terwijl bij anderen de infectie 3 jaar asymptomatisch aanwezig kan zijn. Persistentie van een infectie en re-infectie zijn echter vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden, zeker indien het infecterende serovar identiek is.14;15;20;21 Voor deze heterogeniteit in gevoeligheid voor Ct-infectie en ziekteprogressie bij een gelijkwaardige blootstelling aan bacteriën is nog geen duidelijke verklaring. Factoren die belangrijk voor deze diversiteit zouden kunnen zijn, zijn: bacteriële factoren, gastheerfactoren, omgevings- en epidemiologische factoren, coinfecties maar natuurlijk ook de interactie van deze factoren onderling. Bijdrage van deze verschillende factoren en hun samenhang wordt thans onderzocht door een internationaal door de EU- gefinancierd Chlamydia -consortium (www.EpiGenChlamydia.EU). Kliniek bij vrouwen Vrouwen ondergaan vaak een asymptomatische infectie, maar bij de symptomatische gevallen kun- 210 obstructieve longziekten vol. 5 nr. 6 - 2 0 10 nen de klachten variëren van urineweginfectie en metrorragie tot vaginale afscheiding en, in sommige gevallen, pyurie, pijn of bloedverlies bij coïtus. Daarnaast komen onbegrepen onderbuiksklachten veel voor. Opeenvolgende of multiple symptomatische Ct-infecties zijn geassocieerd met ernstige pathologie van het kleine bekken. Ernstige buikpijnklachten doen vaak de eerste verdenking op PID rijzen. Dit is een acute infectie van de bovenste tractus urogenitalisstricturen in vrouwen waarbij de uterus, tubae en ovaria aangedaan kunnen zijn met als gevolg endometritis, salpingitis en tubo-ovarieel abces. Verder komen ook ectopische zwangerschap en tuba infertiliteit voor.22 Daarnaast kan de infectie opstijgen naar de buikholte en een steriele peritonitis met ascites veroorzaken. Acute perihepatitis (fitz-hugh-curtissyndroom) werd aanvankelijk alleen toegeschreven aan gonococcen-infecties maar de frequentie blijkt veel hoger te zijn in patiënten die positief zijn voor Ct.23-25 Bij zo’n 5% van de gevallen van acute salpingitis, onthult een vroege laparoscopie perihepatische inflammatie reikend van oedeem en erytheem van de leverkapsel tot exsudaat met fibrineuze adhesies tussen het parietale en viscerale peritoneum, leidend tot de karakteristieke violinstring.26;27 Peri-appendicitis en perisplenitis zijn ook gerapporteerd.28,29 Chronische Ct-infectie wordt hiernaast geassocieerd met foetale dood, preterme geboorte door vroegtijdig breken van de vliezen, laag geboortegewicht en kraamkoorts. En tenslotte wordt een onbehanelde Ct-infectie geassocieerd met een cumulatief risico t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n van 72% voor de ontwikkeling van een vroege of late PID in de eerste 24 maanden na abortus (zie Tabel 1 voor een overzicht van de kliniek).30 Kliniek bij neonaten Neonaten die een Ct-infectie tijdens de geboorte oplopen ontwikkelen conjunctivitis en/of pneumonie. In ernstige gevallen kan infectie leiden tot blindheid of zelfs tot overlijden van de neonaat. Kliniek bij mannen Bij mannen heeft Ct-infectie een symptomatischer beloop dan bij vrouwen. Urethritis is het meest voorkomende symptoom bij mannen. Urethritis wordt vaak ingedeeld in gonococcen versus nongonococcen urethritis. Zo’n 10% van de gonococceninfecties en tot 40% van de non-gonococcen urethritis verloopt zonder symptomen. Bij symptomatische non-gonococceninfecties bestaan de klachten uit dysurie en urethritis met mucoide of waterige afscheiding. Langetermijncomplicaties zijn chronische prostatitis en epididymitis. Verder komen ook urethrastricturen en mannelijke infertiliteit voor.31 Daarnaast geeft de infectie een verhoogde kans op het ontwikkelen van Ct-geïnduceerde artritis (syndroom van reiter).32 LGV heeft een ernstig ziekteverloop. Veelal is het een invasieve en ulcererende aandoening die zich, nadat de infectie door de mucosa laag heen is, in de bindweefsellaag verspreidt en via de lymfevaten naar locoregionale lymfklieren gaat waar hij aanleiding geeft tot destructieve en systemische inflammatoire reacties.33 LGV kan een anorectaal syndroom veroorzaken, gekenmerkt door ernstige proctitis met tenesmus, pijn, bloederige afscheiding en obstipatie door lokaal oedeem. Onbehandeld kan het leiden tot irreversibele anale stricturen met pijn, ‘soiling’, obstipatie en megacolon. Diagnostiek In 1907 werden Ct-inclusielichaampjes voor het eerst aangetoond met giemsakleuring.34-35 Sindsdien is de diagnostiek van Ct-infecties sterk verbeterd op het gebied van sensitiviteit, specificiteit, tijd per bepaling en laboratorium standaardisatie. De technische ontwikkeling in Ct-detectie van kweek, naar enzyme-immuno-assay (EIA) en direct fluorescentantibody-assay (DFAA) naar recente nucleïnezuuramplificatie-assays (‘nucleic acid amplification assays’; NAAA) zullen beschreven worden. Aanvankelijk werd de kweek beschouwd als gouden t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n Figuur 2. Menselijke cel gevuld met Chlamydia trachomatis. Bron: Electronenmicroscopische foto met toestemming van Prof. Michael Ward www.chlamydiae.com standaard voor de detectie van Ct.36;37 De ontwikkeling van monoklonale antilichamen om Ct direct aan te tonen in klinische samples was een enorme doorbraak.38;39 In 1970 waren Wang en Grayston de eersten die een serologische test ontwikkelden, waarmee Ct kon worden onderverdeeld in verschillende serovars.40 In deze test konden serovarspecifieke antigenen worden gebruikt om anti-Chlamydia-antilichamen aan te tonen in serum of traanvocht. Door commercieel verkrijgbare testen als Ct-EIA, SeroCt en Ct-pELISA, wordt de anders lastige serologie makkelijker en toegankelijker gemaakt.41 Toch is serologie uitsluitend zinvol bij bepaalde indicaties: diagnostiek van LGV of bij (vrouwelijke) infertiliteit om een Ctinfectie in het verleden aan te tonen.42;43 Directe hybridisatie probetesten maken gebruik van DNA/RNA of DNA/DNA hybridisatie probes, waarbij het signaal wordt gegenereerd zonder target amplificatie. Er worden in Nederland 2 testen gebruikt waarbij de techniek gebaseerd is op signaalamplicatie: targetamplificatie. De Gene Probe PacePACE-2 (GenProbe, San Diego California) gebaseerd op rRNA als target en de te gebruiken wat in hoge aantallen per cel voorkomt.44 De Digene Hybrid Capture II test-Test (HCII, Digene , Gaithersburg, Md) maakt gebruik van signaalamplificatie.45 Ruim 10 jaar geleden kwamen de eerste commerciële nucleïnezuren amplificatie-testen (NAAT) op de markt voor de Ct-diagnostiek. Er zijn naast de vele zogenaamde in-huis-PCR-assays 4 grote commerciële testen op de markt: COBAS Amplicor® (PCRtechniek, Roche) en de nieuwere versies TaqMan & vol. 5 nr. 6 - 2010 211 O v e r z i c h t s a r t i k e l e n Tabel 2: Sensitiviteit en specificiteit van C. trachomatis detectie assays (*). Test Sensitiviteit (%) Specifiteit (%) Detectie limiet (aantal organismen) NAAT 90-95 >99 1-10 DFAb 80-85 >99 10-500 60-85 99 500-1000 75-85 >99 500-1000 Cel cultuur 50-85 100 5-100 POCe 25-55 >90 a EIA c DNA-probe d >10000 =gebaseerd op Bianchi et al., 1998 en aangepast van Land et al.,2009, =Nucleic Acid Amplification Test.60,61 DNA-based: PCR Amplicor assay (Roche Diagnostics, Basel, Switzerland), LCR (Abbott Laboratories, Abbott Park, Illinois, USA), recentelijk vervangen door de Abbott m2000rt; SDA (Becton Dickinson, Franklin Lakes, New Jersey, USA), huidige assay is de BD ProbeTec. RNA-based: TMA, AMP-CT (Gen-Probe, San Diego, California, USA), het meest gebruikte huidige van Gen-Probe is de TIGRIS, b =Direct Fluorescence Assay. Syva MicroTrak (Syva Co, Palo Alto, California, USA), c =Enzyme Immuno Assay. Vidas (BioMérieux, Craponne, France), d =DNAbased: Hybrid capture assay (Qiagen, Hilden, Germany), Ampliprobe system (ImClone Systems, New York City, New York, USA); RNA-based: PACE 2 assay (Gen-Probe, San Diego, California, USA), e =Point-of-Care test. Handilab-C (Zonda Incorporated, Dallas, Texas, USA), Biorapid Chlamydia Ag test (Biokit, Barcelona, Spain), QuickVue Chlamydia test (Quidel Corporation, San Diego, California, USA). (*) a TaqMan 48, en het zeer recente COBAS X 4800 systeem met geautomatiseerd sampel preparatie systeem, de BD-ProbeTec® (‘strand displacement assay’; SDA; Becton-Dickinson), APTIMA® Combo 2-assay (‘transcription mediated amplification assay’, GenProbe) met als nieuwste assay de TIGRIS, en tenslotte de Abbott LcX® (‘ligase chain reaction’, Abbott Laboratories) die recent is vervangen door de Abbott m2000. De gevoeligheden zijn beduidend beter dan de hiervoor beschreven technieken (zie Tabel 2), en ook de specificiteit van deze testen is erg groot. Hierdoor worden er dan ook 25-50% meer infecties aangetoond vergeleken met de klassieke celkweek voor Chlamydia. De huidige generatie NAAT-systemen hebben op verschillende manieren rekening gehouden met de betrouwbaarheid van de gegenereerde uitslag, zowel met betrekking tot fout-positieven als met betrekking tot het inhibitie probleem door in de analyse van elk monster een interne controle mee te nemen. Door middel van een gesloten systeem is ook de kans op contaminatie sterk verminderd. Vals negatieven door verkeerde sample afname, transportproblematiek, en afname op een niet-besmette anatomische locatie, terwijl de patiënt wel positief is (cervicaal versus urethraal) zijn variabelen waar de testtechniek op zich echter niets aan kan veranderen. Zeer recent zijn er ook een aantal sneltesten ook wel Point-of-Care (POC)-testen genaamd, uitgebracht.46-48 Deze testen zijn eenvoudig uit te voeren en zouden een Ct-infectie binnen een half uur 212 vol. 5 nr. 6 - 2 0 10 kunnen aantonen. De gerapporteerde sensitiviteit en specificiteit zijn echter angstaanjagend slecht. Zo blijkt in vergelijking met de PCR de Clearview Chlamydia MF Rapid een sensitiviteit en specificiteit van respectievelijk 32,8 en 49,7 % te hebben.48 De Biorapid Chlamydia Ag test, de Quick Vue Chlamydia en de Handilab-C test scoorden nog slechter. De sensitiviteit van deze testen is respectievelijk 17, 27 en 12%. Gebruik van dit soort testen leidt tot valse geruststelling. Gezien de armzalige kwaliteit van deze POC-testen, is vorig jaar voorgesteld om gebruik van deze testen ten zeerste te ontraden.50 Introductie van dit soorten brengt terugdringen van het Chlamydiaprobleem mogelijk in gevaar. Behandeling Medische behandeling Cervicale en urethrale Ct-infecties worden bij voorkeur behandeld met een eenmalige gift azitromycine van 1 gram per os, of tweemaal daags 100mg doxycycline gedurende 7 dagen. Ook bij zwangerschap heeft een eenmalige gift azitromycine de voorkeur boven amoxicilline (driemaal daags gedurende 7 dagen) of erytromycine. Uit een meta-analyse waarin bij zwangeren de effectiviteit van een eenmalige gift azitromycine werd vergeleken met die van erytromycine en amoxicilline, blijkt er geen verschil te zijn. Een bijkomend voordeel van azitromycine is dat deze minder bijwerkingen heeft dan erytromycine en amoxicilline naast het bevorderen van therapietrouw.51 t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n In geval van allergie voor azitromycine of doxycycline wordt ook amoxicycline geadviseerd in een dosering van 500 mg driemaal daags gedurende 7 dagen. De kuur dient zonder onderbreking te worden afgemaakt. Tot nu toe is er bij Ct-infecties geen resistentie tegen de gebruikte geneesmiddelen gerapporteerd. Ter preventie van transmissie dien(t)(en) uiteraard ook de huidige partner(s) behandeld te worden. Bij complicaties in de vorm van pid of epididymitis wordt, gezien de mogelijkheid van menginfecties, een langere kuur met meerdere antibiotica aangeraden. De exacte kuur en dosis is dan afhankelijk van het microorganisme betrokken bij de menginfecties. De behandeling van LGV bestaat uit doxycycline tweemaal daags 100 mg gedurende 21 dagen of, in geval van zwangerschap of allergie, erytromycine viermaal daags 500 mg voor 21 dagen. Indien zich reeds bubo’s hebben gevormd, moeten deze worden ontlast om suppuratie en fisteling te voorkomen. Vanwege persisterende klachten moeten LGV-infecties vaak langer dan 21 dagen behandeld worden. Recent onderzoek van de Vries et al. laat zien dat Ct-serotype L-organismen een continue blootstelling aan doxycycline gedurende een langere periode kunnen overleven dan de Ct-serotypen D-K. Hetgeen het belang van een langere Ct-eradicatiekuur (21 dagen in plaats van 7 dagen doxycycline), ter behandeling van LGV-proctitis, benadrukt.52 Nacontrole Deze kan worden verricht ter uitsluiting van therapiefalen, indien niet is behandeld met de eerste keuze-middelen azitromycine of doxycycline, of wanneer er twijfels bestaan over therapietrouw, en opsporing van reïnfectie en vindt plaats door het herhalen van de Ct-NAAT van de besmette locatie na minimaal 4 weken na het afronden van de behandeling. Voor die tijd is nacontrole niet zinvol omdat dit bij gebruik van NAAT vals-positieve uitslagen geeft.52-53 Bij LGV vindt altijd aansluitend aan een antibioticakuur nacontrole plaats ter evaluatie van de therapie en ter beoordeling van mogelijke persisterende klachten of afwijkingen en zo nodig wordt de behandeling voortgezet. Bij verergering van de klachten of het optreden van complicaties in de vorm van stricturen, oedemen, fistels, dient men door te verwijzen naar een internist/gastroenteroloog. Uit studies is ook gebleken dat ondanks adequate behandeling, contactopsporing en partnerwaarschuwing, reinfectie percentages van boven de 10% t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n gevonden worden. Vrouwen die veel risico lopen (onder andere meerdere seksuele partners, onveilig seksueel gedrag) is aan te bevelen zich jaarlijks te laten controleren op soa’s, inclusief Ct. Verder kan nacontrole op emotionele gronden geïndiceerd zijn (ter geruststelling). Screening Naast primaire preventie is secundaire preventie een aanvullende strategie om complicaties te voorkomen en verdere verspreiding in de populatie tegen te gaan. Het kosten-bateneffect van screening is onderzocht onder seksueel actieve bezoekers van Amsterdamse huisartsenpraktijken.54 Geconcludeerd werd dat vanuit farmaco-economisch perspectief een Ctscreeningsprogramma voor seksueel actieve vrouwen in Amsterdam is aan te bevelen. Dit is vooralsnog niet op grote schaal geïmplementeerd. Naar aanleiding van de PILOT-Ct-studie, waarin 12000 GGD-bezoekers met een leeftijd van 15-29 jaar tussen september 2002 en maart 2003 werden geïncludeerd, is selectieve screening geadviseerd op basis van een risicoprofiel.54 Risico factoren zijn hierbij: wisselende partners, soa-gerelateerde klachten, geslachtsgemeenschap zonder condoom, wonend in een stedelijk gebied, een leeftijd hebben onder de 20 jaar, van Surinaamse of Antilliaanse afkomst zijn, en een lagere vervolgopleiding hebben (vmbo-t of lager).55 Recentelijk heeft Dr. J. van Bergen een overzicht gegeven met betrekking tot de screening van urogenitale Ct-infecties.56 In april 2008 is het landelijke Chlamydia-screeningimplementatie (CSI)-project van start gegaan onder hoog-risico groepen in de regio’s Amsterdam, Rotterdam en Zuid-Limburg. Dit project omvat een gedifferentieerde implementatie van Chlamydiascreening onder 315.000 jongeren van 16-29 jaar. Zij worden per brief uitgenodigd om via de website een gratis Chlamydia-testpakket op te vragen. Mannen sturen een urinemonster naar het laboratorium. Vrouwen kunnen kiezen of zij een vaginale swab of een urinemonster insturen. Personen waarbij Chlamydia wordt vastgesteld worden verwezen naar de huisarts en worden middels een korte antibioticakuur behandeld. Verder wordt hen gevraagd hun partner te waarschuwen en te verwijzen voor behandeling. Na een jaar worden alle deelnemers voor een tweede keer uitgenodigd voor een Chlamydia-test. Op deze manier wordt de effectiviteit van herhaalde Chlamydia-screening getoetst zodat uiteindelijk vol. 5 nr. 6 - 2010 213 O v e r z i c h t s a r t i k e l e n Aanwijzingen voor de praktijk 1.Het aantal gediagnosticeerde Chlamydia trachomatis-infecties neemt nog steeds toe. 2.Nucleïnezuren amplificatietesten (NAATs) zijn de diagnostische test van keuze. 3.Point-of-Care testen (POCs) zijn in het huidige format niet geschikt voor het diagnosticeren van urogenitale Chlamydia trachomatis-infecties. 4.Het recent gestarte Chlamydia Screening Initiatief (CSI) is van belang om de prevalentie en transmissie te verminderen en daarmee de langetermijncomplicaties van infectie tegen te gaan. een besluit genomen wordt over de wijze waarop screening landelijk ingevoerd zal worden. Preventie Seksuele overdracht van Ct-infecties kan sterk worden verminderd door het gebruik van condooms, maar afhankelijk van de seksuele handelingen zal het gebruik van een condoom zwangerschap tegengaan, maar niet in alle gevallen de besmetting van Ct. Gezien de hoge transmissiepercentages tussen partners zowel bij symptomatische en asymptomatische Ct-infecties, kan de soa-zorg niet compleet zijn zonder partnerwaarschuwing met behandeling. Dit is met name een taak van lokale GGD’s en soacentra. Het gebruiken en meegeven van zogenoemde waarschuwingsstroken en schriftelijk informatiemateriaal kan ondersteunend zijn bij het waarschuwen van partner(s). Bij symptomatische Ct-infecties worden alle seksuele partners uit de 4-6 weken voorafgaand aan de klachten gewaarschuwd. Bij asymptomatische gevallen geldt dit voor de partners in de 6 maanden voorafgaand aan de klachten. Als duidelijk is dat de infectie al langer moet hebben bestaan (bijvoorbeeld omdat er de afgelopen 6 maanden geen seksueel contact heeft plaats gevonden), wordt, waar mogelijk, verder teruggegaan in de tijd. Het is bekend dat Ct-infecties meerdere jaren, tot langer dan 4 jaar, asymptomatisch kunnen persisteren.57-59 Het is belangrijk dit zowel de indexpatiënt als de risicopartner uit te leggen om misverstanden binnen vaste relaties te voorkomen. Na het starten van behandeling met azitromycine wordt seksueel contact gedurende de eerste week afgeraden. Bij behandeling met andere antibiotica wordt seksueel contact afgeraden totdat de therapie afgerond is. 214 vol. 5 nr. 6 - 2 0 10 Conclusie De toenemende prevalentie van Ct-infecties en de omvang van de complicaties van niet-opgespoorde en niet-behandelde aandoeningen geven een zekere mate van urgentie weer om actief, gericht en in een vroeg stadium te screenen en te behandelen. Uit onderzoek blijkt dat gericht screenen van jonge vrouwen op urogenitale Ct-infecties de incidentie van PID doet afnemen, alsook Ct-infectie-geassocieerde problemen met de voortplanting zoals infertiliteit, buitenbaarmoederlijke zwangerschap en chronische buikpijn. Een belangrijke rol met betrekking tot actief screenen is voor GGD en huisarts weggelegd. Een eerste stap is reeds gemaakt door het CSI-project dat in april 2008 van start is gegaan. We hopen dat hiermee de incidentie afneemt en daarmee ook de late complicaties op het niveau van het individu alsook op het niveau van de volksgezondheid. Referenties 1. Stichting soa-bestrijding, Fact-sheet Chlamydia. The Netherlands;1998. 2. Avonts D PP, Laet K de, Fransen L, Heyerick P, Sercu M, Meeren I van der, et al. Chlamydia trachomatis infecties bij vrouwen in de eerste lijnspraktijk. Tijdsch Geneesk. 1983;39:1125-30. 3. Bowie WR, Jones H. Acute pelvic inflammatory disease in outpatients: association with Chlamydia trachomatis and Neisseria gonorrhoeae. Ann Intern Med. 1981;95:685-8. 4. Buhaug H, Skjeldestad FE, Halvorsen LE, Dalen A. Should asymptomatic patients be tested for Chlamydia trachomatis in general practice? Br J Gen Pract. 1990;40:142-5. 5. Phillips RS, Hanff PA, Holmes MD, Wertheimer A, Aronson MD. Chlamydia trachomatis cervical infection in t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n women seeking routine gynecologic care: criteria for selective testing. Am J Med. 1989;86:515-20. 6. Westrom L, Mardh PA. Chlamydial salpingitis. Br Med Bull. 1983;39:145-50. 7. Van Bergen J, Gotz HM, Richardus JH, Hoebe CJ, Broer J, Coenen AJ. Prevalence of urogenital Chlamydia trachomatis increases significantly with level of urbanisation and suggests targeted screening approaches: results from the first national population based study in the Netherlands. Sex Transm Infect. 2005;8:17-23. 8. Sturm PD, Moodley P, Govender K, Bohlken L, Vanmali T, Sturm AW. Molecular diagnosis of lymphogranuloma venereum in patients with genital ulcer disease. J Clin Microbiol. 2005;43:2973-5. 9. Koedijk FD, de Boer IM, de Vries HJ, Thiesbrummel HF, van der Sande MA. An ongoing outbreak of lymphogranuloma venereum in the Netherlands, 2006-2007. Euro Surveill. 2007;12:E070419 2. 10. Morre SA, Rozendaal L, Van Valkengoed IG, Boeke AJ, Van Voorst Vader PC, Schirm J, et al. Urogenital Chlamydia trachomatis serovars in men and women with a symptomatic or asymptomatic infection: an association with clinical manifestations? J Clin Microbiol. 2000;38:2292-6. 11. Stamm WE. Diagnosis of Chlamydia trachomatis genitourinary infections. Ann Intern Med 1988;108:710-7. 12. Van Valkengoed IG, Morre SA, Van den Brule AJ, Meijer CJ, Bouter LM, Boeke AJ. Overestimation of complication rates in evaluations of Chlamydia trachomatis screening programmes--implications for cost-effectiveness analyses. Int J Epidemiol. 2004;33:416-25. 13. Zimmerman HL, Potterat JJ, Dukes RL, Muth JB, Zimmerman HP, Fogle JS, et al. Epidemiologic differences between chlamydia and gonorrhea. Am J Public Health 1990;80:1338-42. 14. Golden MR, Whittington WL, Handsfield HH, Hughes JP, Stamm WE, Hogben M, et al. Effect of expedited treatment of sex partners on recurrent or persistent gonorrhea or chlamydial infection. N Engl J Med 2005;352:676-85. 15. Morre SA, Van den Brule AJ, Rozendaal L, Boeke AJ, Voorhorst FJ, de Blok S, et al. The natural course of asymptomatic Chlamydia trachomatis infections: 45% clearance and no development of clinical PID after oneyear follow-up. Int J STD AIDS 2002;13 Suppl 2:12-8. 16. Westrom L, Joesoef R, Reynolds G, Hagdu A, Thompson SE. Pelvic inflammatory disease and fertility. A cohort study of 1,844 women with laparoscopically verified disease and 657 control women with normal laparoscopic results. Sex Transm Dis 1992;19:185-92. 17. Lin JS, Donegan SP, Heeren TC, Greenberg M, Flaherty EE, Haivanis R, et al. Transmission of Chlamydia trachomatis and Neisseria gonorrhoeae among men t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n with urethritis and their female sex partners. J Infect Dis 1998;178:1707-12. 18. Van Valkengoed IG, Morre SA, Van den Brule AJ, Meijer CJ, Bouter LM, Van Eijk JT, et al. Follow-up, treatment, and reinfection rates among asymptomatic chlamydia trachomatis cases in general practice. Br J Gen Pract 2002;52:623-7. 19. Van Valkengoed IGM. Asymptomatic Chlamydia trachomatis infections: should we screen? Thesis, VUmc, Amsterdam, The Netherlands 2001. 20. Golden MR, Schillinger JA, Markowitz L, St Louis ME. Duration of untreated genital infections with chlamydia trachomatis: a review of the literature. Sex Transm Dis 2000;27:329-37. 21. Morre SA. Chlamydia trachomatis infections in the human urogenital tract. detection, typing and clinical aspects. thesis, VUmc, Amsterdam, The Netherlands, 1999. 22. Hillis SD, Owens LM, Marchbanks PA, Amsterdam LF, MacKenzie WR. Recurrent chlamydial infections increase the risks of hospitalization for ectopic pregnancy and pelvic inflammatory disease. Am J Obstet Gynecol 1997;176:103-7. 23. Lesseps A, Kenney A. Simultaneous treatment for sexual partners of men with non-specific urethritis. Lancet. 1986;1(8491):1216. 24. Risser WL, Risser JM, Benjamins LJ, Feldmann JM. Incidence of Fitz-Hugh-Curtis syndrome in adolescents who have pelvic inflammatory disease. J Pediatr Adolesc Gynecol. 2007 Jun;20(3):179-80. 25. Woo SY, Kim JI, Cheung DY, Cho SH, Park SH, Han JY, et al. Clinical outcome of Fitz-Hugh-Curtis syndrome mimicking acute biliary disease. World J Gastroenterol. 2008;14:6975-80. 26. Haight JB, Ockner SA. Chlamydia trachomatis perihepatitis with ascites. Am J Gastroenterol 1988;83:323-5. 27. Toki T, Hoshiai H, Chan WI, Yajima A. Fitz-Hugh-Curtis syndrome: three cases confirmed by laparoscopy. Asia Oceania J Obstet Gynaecol. 1990;16:105-10. 28. Gatt D, Jantet G. Perisplenitis and perinephritis in the Curtis-Fitz-Hugh syndrome. Br J Surg. 1987;74:110-2. 29. Mardh PA, Wolner-Hanssen P. Periappendicitis and chlamydial salpingitis. Surg Gynecol Obstet 1985;160:304-6. 30. Sorensen JL, Thranov I, Hoff G, Dirach J. Early- and late-onset pelvic inflammatory disease among women with cervical Chlamydia trachomatis infection at the time of induced abortion--a follow-up study. Infection 1994 ;22:242-6. 31. Stamm W. Chlamydia trachomatis Infections of the Adult. In: Sexually transmitted diseases Chapter 29 Holmes KK (ed), McGrw-Hill, NYC . 1999;ISBN 007029688X. 32. Fendler C, Laitko S, Sorensen H, Gripenberg-Lerche C, vol. 5 nr. 6 - 2010 215 O v e r z i c h t s a r t i k e l e n Groh A, Uksila J, et al. Frequency of triggering bacteria in patients with reactive arthritis and undifferentiated oligoarthritis and the relative importance of the tests used for diagnosis. Ann Rheum Dis. 2001;60:337-43. 33. Stamm WE, Holmes KK, Sparling PF, Stamm WE, Piot P, Wasserheit JN e. Lymphogranuloma venereum. Book: Sexually transmitted diseases 2008;4th ed. New York: McGraw Hill Medical, 2008:595–606. 34. Halberstaedter L, von Prowazek S. Zur Aetiologie des Trachoms. . Deutsch Med Wschr 1907a;33:1285-7. 35. Halberstaedter L, von Prowazek S. Ueber Zelleinscluesse parasitaerer Natur beim Trachom. Arbeiten aus dem kaiserlichen Gesundheitsamt 1907b;26:44. 36. Gordon FB, Harper IA, Quan AL, Treharne JD, Dwyer RS, Garland JA. Detection of Chlamydia (Bedsonia) in certain infections of man. I. Laboratory procedures: comparison of yolk sac and cell culture for detection and isolation. J Infect Dis 1969;120(4):451-62. 37. Tang FF, Chang HL, Huang YT, Wang KC. Studies on the etiology of trachoma with special reference to isolation of the virus in chick embryo. Chin Med J. 1957 Jun;75(6):429-47. 38. Stephens RS, Tam MR, Kuo CC, Nowinski RC. Monoclonal antibodies to Chlamydia trachomatis: antibody specificities and antigen characterization. J Immunol. 1982;128:1083-9. 39. Tam MR, Stamm WE, Handsfield HH, Stephens R, Kuo CC, Holmes KK, et al. Culture-independent diagnosis of Chlamydia trachomatis using monoclonal antibodies. N Engl J Med 1984;310:1146-50. 40. Wang SP, Grayston JT. Immunologic relationship between genital TRIC, lymphogranuloma venereum, and related organisms in a new microtiter indirect immunofluorescence test. Am J Ophthalmol 1970;70:367-74. 41. Morre SA, Munk C, Persson K, Kruger-Kjaer S, van Dijk R, Meijer CJ, et al. Comparison of three commercially available peptide-based immunoglobulin G (IgG) and IgA assays to microimmunofluorescence assay for detection of Chlamydia trachomatis antibodies. J Clin Microbiol. 2002 Feb;40:584-7. 42. Forrester B, Pawade J, Horner P. The potential role of serology in diagnosing chronic lymphogranuloma venereum (LGV): a case of LGV mimicking Crohn's disease. Sex Transm Infect 2006;82:139-40; discussion 41. 43. Land JA, den Hartog JE. Chlamydia antibody testing in subfertile women. Drugs Today (Barc). 2006;42 Suppl A:35-42. 44. LeBar W, Herschman B, Jemal C, Pierzchala J. Comparison of DNA probe, monoclonal antibody enzyme immunoassay, and cell culture for the detection of Chlamydia trachomatis. J Clin Microbiol. 1989 May;27(5):826-8. 45. Schachter J, Hook EW, 3rd, McCormack WM, Quinn TC, 216 vol. 5 nr. 6 - 2 0 10 Chernesky M, Chong S, et al. Ability of the digene hybrid capture II test to identify Chlamydia trachomatis and Neisseria gonorrhoeae in cervical specimens. J Clin Microbiol 1999 Nov;37:3668-71. 46. Michel CE, Solomon AW, Magbanua JP, Massae PA, Huang L, Mosha J, et al. Field evaluation of a rapid pointof-care assay for targeting antibiotic treatment for trachoma control: a comparative study. Lancet. 2006 3;367:1585-90. 47. Peeling RW, Holmes KK, Mabey D, Ronald A. Rapid tests for sexually transmitted infections (STIs): the way forward. Sex Transm Infect 2006;82 Suppl 5:v1-6. 48. Yin YP, Peeling RW, Chen XS, Gong KL, Zhou H, Gu WM, et al. Clinic-based evaluation of Clearview Chlamydia MF for detection of Chlamydia trachomatis in vaginal and cervical specimens from women at high risk in China. Sex Transm Infect. 2006;82 Suppl 5:v33-7. 49. Van Dommelen L, Frank H. Van Tiel FH, Ouburg S, Brouwers EEHG, Terporten PHW, Savelkoul PHM, Morré SA, Bruggeman CA and Hoebe CJPA. Alarmingly poor performance in Chlamydia trachomatis point of care testing. Sex Transm Infect 2010;86:355-9. 50. Diederen BMW, Veenendaal D, IJzerman EPF, Ligtvoet EEJ. Problemen met de Chlamydia Handilab-Ctest en andere point-of-care-testen. Ned Tijdschr Med Microbiol 2009;17. 51. Pitsouni E, Iavazzo C, Athanasiou S, Falagas ME. Single-dose azithromycin versus erythromycin or amoxicillin for Chlamydia trachomatis infection during pregnancy: a meta-analysis of randomised controlled trials. Int J Antimicrob Agents. 2007;30:213-21. 52. De Vries HJ, Smelov V, Middelburg JG, Pleijster J, Speksnijder AG, Morre SA. Delayed microbial cure of lymphogranuloma venereum proctitis with doxycycline treatment. Clin Infect Dis. 2009;48:e53-6. 53. Morre SA, Sillekens PT, Jacobs MV, de Blok S, Ossewaarde JM, van Aarle P, et al. Monitoring of Chlamydia trachomatis infections after antibiotic treatment using RNA detection by nucleic acid sequence based amplification. Mol Pathol. 1998;51:149-54. 54. Van Bergen J, Gotz H, Richardus JH, Hoebe C, Broer J, Coenen T. Prevalence of urogenital Chlamydia trachomatis infections in the Netherlands suggests selective screening approaches. Results from the PILOT CT Population Study. Drugs Today (Barc). 2006;42 Suppl A:25-33. 55. Gotz HM, van Bergen JE, Veldhuijzen IK, Broer J, Hoebe CJ, Steyerberg EW, et al. A prediction rule for selective screening of Chlamydia trachomatis infection. Sex Transm Infect. 2005;81:24-30. 56. Van Begen JEAM. Screening op urogenitale Chlamydia trachomatis-infecties. Tijdschr Infect 2007;2:119-26. 57. Bragina EY, Gomberg MA, Dmitriev GA. Electron mi- t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n croscopic evidence of persistent chlamydial infection following treatment. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2001;15:405-9. 58. Dean D, Suchland RJ, Stamm WE. Evidence for longterm cervical persistence of Chlamydia trachomatis by omp1 genotyping. J Infect Dis. 2000 Sep;182(3):909-16. 59. Mpiga P, Ravaoarinoro M. Chlamydia trachomatis persistence: an update. Microbiol Res. 2006;161(1):9-19. 60. Bianchi A DBB, Bebear C, Buffet-Janvresse C, Eb F, Janot C, Maisonneuve P, Migueres ML, Orfila ML, Scieux C, Alonso JM. Multi-laboratory comparison of 28 commercially available Chlamydia trachomatis tests. In: Chlamydial Infections. . Proceedings of the 9th International Symposium on Human Chlamydia Infection, Napa, California, USA. 1998:587-94. 61. Land JA, Van Bergen JE, Morre SA, Postma MJ. Epidemiology of Chlamydia trachomatis infection in women and the cost-effectiveness of screening. Hum Reprod Update, 2009. 62. Vriend HJ, Koedijk FDH, Van der Broek IVF, Van Veen MG, Op de Coul ELM, Van Sighem AI, et al. Sexually transmitted infections including HIV in The Netherlands 2009. RIVM rapport 2010: nr 210261007. Ontvangen 21 april 2009, geaccepteerd 24 november 2010. Correspondentieadres Mw. drs. O. Karimi, AIOS Interne Geneeskunde Afdeling Interne Geneeskunde, Spaarne Ziekenhuis, Spaarnepoort 1 2031 AT Hoofddorp Hoofddorp E-mailadres: [email protected] Dhr. dr. S.A. Morré, immunogeneticus, biochemicus, moleculair bioloog Laboratorium Immunogenetica Afdeling Pathologie Dhr. prof. dr. P.H.M. Savelkoul Dhr. Ing A. Catsberg Afdeling Medische Microbiologie en Infectiepreventie Dhr. dr. M.A. van Agtmael, internist-infectioloog Afdeling Interne Geneeskunde VU Medisch Centrum Postbus 7057 1007 MB Amsterdam Dhr. prof. dr. H.J.C. de Vries, dermatoloog-infectioloog Afdeling Dermatologie en Venerologie, Academisch Medisch Centrum Postbus 22660 1100 DD Amsterdam Dhr. dr. H.S.A. Fennema, directeur GGD GGD Amsterdam Postbus 2200 1000 CE Amsterdam Correspondentie graag richten aan de eerste auteur Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n vol. 5 nr. 6 - 2010 217