Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 8A Het dividendbeleid 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 Vormen van dividend Theorie rondom het optimale dividendbeleid Inkoop eigen aandelen De beoordeling van het dividendbeleid Het gevoerde dividendbeleid in de praktijk Samenvatting In dit hoofdstuk geven we antwoord op de volgende vragen: • Welke vormen van dividend zijn er? • Bestaat er, theoretisch gezien, een optimaal dividendbeleid van beursgenoteerde ondernemingen? • Wat zijn de redenen om over te gaan tot de inkoop van eigen aandelen? • Hoe kun je het dividendbeleid van een organisatie beoordelen? • Hoe is het dividendbeleid in de praktijk (Gebaseerd op het in 2008 uitgevoerde onderzoek “Dividendbeleid en inkoop eigen aandelen” door de Rijksuniversiteit Groningen)? Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 1 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Het CBS in Nederland doet ieder jaar onderzoek naar het uitgekeerde dividend in Nederland. Omdat de inkoop van eigen aandelen als een alternatief voor het uitkeren van dividend wordt gezien, publiceert het CBS ook de cijfers over de hoogte van de inkoop eigen aandelen. Eerste halfjaar van 2013 minder dividend uitgekeerd Beursgenoteerde Nederlandse bedrijven betaalden in de eerste helft van 2013 ruim 7,5 miljard euro dividend uit. Dit is ruim 1 miljard euro minder dan in de eerste helft van 2012. Bedrijven hebben voor ruim 3 miljard euro aan eigen aandelen ingekocht, bijna tweemaal zoveel als over dezelfde periode van 2012. Voor het eerst sinds vier jaar minder dividend Na vier jaar van steeds hogere dividendbedragen kregen de aandeelhouders in de eerste helft van 2013 een lager dividend uitgekeerd. Dit hangt waarschijnlijk samen met de daling van de bedrijfswinsten in 2012. Voor het begin van de economische crisis, in de eerste helft van 2008, werd nog een bedrag van ruim 11 miljard euro aan dividend uitgekeerd. Uitgekeerd dividend Meer keuzedividend De laatste jaren bieden steeds meer bedrijven dividend aan in de vorm van keuzedividend. De aandeelhouders kunnen dan kiezen of ze het dividend contant of in aandelen ontvangen. Bedrijven kunnen zo een deel van de uit te keren winst in kas houden en aandeelhouders kunnen hun ontvangen dividend direct in het bedrijf investeren. In de eerste helft van dit jaar koos de helft van de aandeelhouders ervoor om hun dividend in aandelen te ontvangen. De bedrijven hielden hierdoor 2,5 miljard euro van de winst in kas. Inkoop van aandelen groeit fors Beursgenoteerde bedrijven hebben in de eerste helft van 2013 voor ruim 3 miljard euro aan eigen aandelen ingekocht. Ondanks de forse stijging is het niveau veel lager dan vóór de crisis. In 2008 werd nog voor 15 miljard euro aan eigen aandelen ingekocht. Bedrijven kopen vooral eigen aandelen om van overtollig kasgeld af te komen. Bovendien hoeft door de inkoop de winst over minder aandelen verdeeld te worden wat gunstig is voor de koers/winstverhouding van het aandeel. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 2 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Inkoop van aandelen Jos van Heiningen Bron: StatLine, De publicatie van het CBS roept de vraag op welke argumenten Raden van Besturen gebruiken om al dan niet dividend uit te keren. Meer algemener: bestaat er zo iets als een optimaal dividendbeleid? Daarnaast kun je de vraag stellen hoe de inkoop van aandelen gezien moet worden. Is bijvoorbeeld de inkoop van aandelen te beschouwen als een vervanger voor het uitkeren van dividend? Gelet op de bedragen die er mee gemoeid zijn (ongeveer 3% van het Bruto Binnenlands Product) is het dividendbeleid van een bedrijf een serieuze aangelegenheid. 8.1 Dividend en haar verschijningsvormen Volgens de wet staat de nettowinst van een bedrijf ter beschikking aan de eigenaar. De eigenaar kan de ondernemer zelf zijn (eenmanszaken en VOF) of de aandeelhouder (BV en NV). De uitkering van de winst aan de eigenaar door de ondernemer of door het bestuur van de organisatie (BV en NV) noemt men een winstuitkering. De winstuitkering door de NV of BV heet een dividenduitkering. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA, formeel het hoogste orgaan in een NV) neemt de beslissing over het al dan niet uitkeren van een dividend. In de praktijk komt het ondernemingsbestuur (na overleg met de Raad van Commissarissen) in de agenda van de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) met een voorstel zoals dat is geformuleerd in de Code Corporate Governance. Volgens deze code moeten beursgenoteerde vennootschappen namelijk het reserverings- en dividendbeleid als apart agendapunt behandelen en verantwoorden. Het dividend- en reserveringsbeleid tijdens de AvA is vaak een hamerstuk. Als de AvA besluit tot een dividenduitkering zijn er verschillende manieren waarop de dividenduitkering kan plaatsvinden. Deze vormen zijn: • contante uitkering (cashdividend); • uitkering in de vorm van aandelen (Stockdividend). Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 3 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Een tussenvorm van cash- en stockdividend is het keuzedividend. De aandeelhouder kan in het geval van het keuzedividend zelf aangeven of hij kiest voor een dividend in vorm van geld of aandelen. Bedrijven kunnen tussentijds, voordat de winst is vastgesteld, een interim dividend uitkeren. Na vaststelling van de winst na afloop van het jaar doet de Raad van Bestuur in de AvA een voorstel voor de totale winstuitkering. Als het totale dividend hoger is dan het interim dividend keert de NV het verschil uit. Het verschil tussen het totale dividend en het interim dividend heet slotdividend. Voorbeeld 8.1. Verschillende vormen van dividenduitkeringen Slotdividend over boekjaar 2011 vastgesteld Tijdens de vandaag gehouden jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Koninklijke KPN N.V. is het dividend over het boekjaar 2011 vastgesteld op een totaalbedrag van EUR 0,85 per gewoon aandeel. Rekening houdend met het in augustus 2011 uitgekeerde interim-dividend van EUR 0,28 per gewoon aandeel bedraagt het slotdividend EUR 0,57 per gewoon aandeel. Het slotdividendbedrag van EUR 0,57 per gewoon aandeel wordt vanaf 24 april 2012 in contanten betaalbaar gesteld onder aftrek van 15% dividendbelasting. Vanaf 16 april 2012 zullen de aandelen ex-dividend worden genoteerd. Bron: http://forum.kpn.com/t5/News-stream/Slotdividend-over-boekjaar-2011vastgesteld/ba-p/24923 (maart 2014) In het verleden was een winstuitkering in de vorm van aandelen fiscaal aantrekkelijker voor de aandeelhouder dan een uitkering in contanten. Voor 2001 was een uitkering in de vorm van aandelen die ten laste ging van de agioreserve namelijk belastingvrij. Een contante uitkering werd belast. Na 2001 is het verschil in belastingheffing tussen een stock- en cashdividend vervallen. Voor de NV maakt een uitkering in de vorm van aandelen of geld wel een groot verschil. Als de AvA kiest voor een dividend in de vorm van aandelen blijft er geld in de onderneming beschikbaar voor het financieren van de activa, nieuwe investeringen of het aflossen van schulden. Een uitkering in aandelen heeft geen invloed op de hoogte van het Eigen Vermogen. Een cash-dividend verlaagt de omvang van het Eigen Vermogen. Normaal gesproken zou men verwachten dat organisaties alleen dividend uitkeren als er winst is gemaakt. Volgens de wet hoeft dat niet het geval te zijn. Bedrijven mogen dividend uitkeren zolang er vrije reserves zijn ,waardoor een bedrijf, ook al heeft het geen winst gemaakt, kan besluiten tot een dividenduitkering. Deze praktijk roept de vraag op wat de argumenten zijn om te komen tot een bepaald dividendbeleid. Blijkbaar zijn er verschillende argumenten om wel of niet tot een winstuitkering over te gaan. Voor aandeelhouders is het ontvangen van dividend een belangrijke bijdrage aan het rendement op het aanhouden van een aandeel. Het rendement van het aanhouden van aandelen bestaat immers uit de som van het koersresultaat en het dividendrendement. Het dividendrendement is de hoogte van de dividenduitkering in een jaar in relatie tot de huidige beurskoers. Bedrijven die relatief een groot gedeelte van de winst uitkeren hebben in de meeste gevallen een hoger dividendrendement dan bedrijven die de winst reserveren. In de Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 4 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv beurspagina’s is lezen in hoeverre het dividendbeleid een bijdrage levert aan het totale rendement op aandelen. Voorbeeld 8.2 Rendement op aandelen op jaarbasis Peergroup uit de FD300. Sector: Detail-/groothandel datum 6 juli 2013 koersdividendkoers/winstFonds Beta rendement rendement verhouding Ahold Koninklijke 0,04% 3,70% 13,5 0,67 Amazon.com Inc. 0,65% 0,00% 95,4 0,64 Carrefour -2,39% 0,66% -0,38% 1,28% 0,96% 3,00% 4,50% 2,80% 0,00% 1,20% 4,10% 15 13,1 11,5 19,6 15,9 22,2 1,37 0,01 1,07 1,01 0,97 0,59 Casino Guichard Delhaize Groep eBay Inc Gap Inc Hennes & Mauritz AB-B Bron: Website Financieele Dagblad 6 juli 2013. Uit bovenstaand overzicht (voorbeeld 8.2) is te zien dat Ahold en Casino relatief meer dividend uitkeren. Amazon en eBay keren geen winst uit. Gelet op het totale rendement levert het aandeel Casino (gemeten op 6 juli 2013) het meest op. De berekening van de payout ratio is een andere manier om te zien in hoeverre een NV zijn winsten uitkeert. De payout ratio is het percentage van de totale winst dat als dividend wordt uitgekeerd. Er is een verband tussen de hoogte van deze payout ratio en de levensfase van een onderneming. Hiermee is één van de belangrijkste variabele van het dividendbeleid benoemd: de levensfase waarin een bedrijf zit. Voorbeeld 8.3 Het dividendbeleid in relatie tot de levensfase van een NV/BV. Bron:website van beleggen.com (juli 2013) Als een onderneming (per aandeel) een jaarlijkse winst genereert van € 10 en daarvan € 2 aan dividend uitkeert, dan bedraagt de payout ratio 2 gedeeld door 10, oftewel 20%. Volwassen ondernemingen: hoge payout ratio Volwassen ondernemingen die weinig groeimogelijkheden (meer) hebben, kennen doorgaans een hoge pay-out ratio. In plaats dat een (volwassen) onderneming ‘cash op cash’ opstapelt, kiest een dergelijke onderneming doorgaans voor een hoge dividenduitkering van de winst. Snelgroeiende bedrijven: lage payout Snelgroeiende ondernemingen daarentegen, hanteren doorgaans een lage pay-out ratio. Een jong, snelgroeiend bedrijf investeert zoveel mogelijk van de winst in toekomstige groei. Hoge payout ratio Een onderneming die een hoge pay-out ratio hanteert, biedt beleggers een goed dividendrendement op hun investering. Daarnaast kan weliswaar ook nog koerswinst worden behaald, echter de kans op hoge groeipercentages is doorgaans klein. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 5 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Beleggers in snel groeiende jonge ondernemingen, moeten het daarentegen vaak stellen zonder een hoge payout ratio of niet zelden zelfs zonder een dividenduitkering. De winst moet dan voor beleggers uit koerswinst komen. 8.2 8.2.1 Het optimale dividendbeleid volgens de theorie Het dividendvraagstuk in een perfecte wereld Het creëren van aandeelhouderswaarde zou volgens de financieringstheorie de doelstelling van iedere profit-organisatie moeten zijn. Alhoewel deze doelstelling door de kredietcrisis en ontwikkelingen op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen steeds meer ter discussie wordt gesteld, verwijst de Nederlandse Corporate Governance Code (Monitoring Commissie Corporate Governance Code 2008) in richtlijn 7 nog steeds naar het creëren van aandeelhouderswaarde op lange termijn als doelstelling van de onderneming. De complete tekst van richtlijn 7 luidt: De Code gaat uit van het in Nederland gehanteerde uitgangspunt dat de vennootschap een lange termijn samenwerkingsverband is van diverse bij de vennootschap betrokken partijen. De belanghebbenden zijn de groepen en individuen die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de vennootschap beïnvloeden of er door worden beïnvloed: werknemers, aandeelhouders en andere kapitaalverschaffers, toeleveranciers, afnemers, de overheid en maatschappelijke groeperingen. Het bestuur en de raad van commissarissen hebben een integrale verantwoordelijkheid voor de afweging van deze belangen, doorgaans gericht op de continuïteit van de onderneming. Daarbij streeft de vennootschap naar het creëren van aandeelhouderswaarde op de lange termijn. Organisaties moeten bij het nemen van beslissingen met meer belangen rekening houden volgens de Corporate Governance Code, maar het streven naar het creëren van aandeelhouderswaarde op lange termijn blijft overeind. Voor de theorievorming rondom het dividendbeleid van een NV/BV moet onderscheid gemaakt worden in: a. de hoogte van de winstuitkering en de gevolgen daarvan voor de waarde van de organisatie op zich (in hoeverre heeft de winstuitkering op zich gevolgen voor de waarde van een organisatie?) b. de beslissing om een gedeelte van de winst te bestemmen als financieringsbron voor investeringsplannen of het aflossen van schulden (in hoeverre heeft de winstuitkering gevolgen voor de waarde van de organisatie in de toekomst?). Ad a. De hoogte van de winstuitkering in relatie met de waarde van de onderneming. In principe zou het voor een belegger niet moeten uitmaken of een NV/BV wel of geen winst uitkeert. Als er sprake is van winst kan een onderneming kiezen uit het doen van een dividenduitkering of het inhouden van de winst. Het inhouden van de winst betekent dat het geld binnen de organisatie blijft; de totale winst wordt toegevoegd aan de reserves en daardoor stijgt de waarde van de Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 6 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv onderneming (stijging waarde eigen vermogen) en daarmee ook de beurswaarde van het aandeel. Als de onderneming kiest voor de winstuitkering dan nemen de liquide middelen af en daalt de beurskoers. Voor de aandeelhouder maakt het per saldo niet veel uit. Het totale rendement op een aandelenbelegging bestaat immers uit de som van het koersrendement en het dividendrendement. Als het bedrijf zou kiezen voor een winstinhouding en de aandeelhouder zou liever geld ontvangen, dan kan de aandeelhouder besluiten een gedeelte van zijn aandelenportefeuille te verkopen. In een wereld zonder transactiekosten en belastingen is de opbrengst van de verkoop van de aandelen die in waarde zijn gestegen net zo groot als wanneer de organisatie dividend zou hebben uitgekeerd en daardoor is het dividendbeleid irrelevant (Modigliani en Miller 1961). Op de beurs wordt rekening gehouden met het feit of een bedrijf wel of geen winst uitkeert. Op het moment dat een NV het dividend uitkeert, daalt de waarde van het aandeel met het bedrag van de dividenduitkering daalt. Op de beurs noteert het aandeel dan ex-dividend, dat wil zeggen dat de beurswaarde van het fonds vanaf dat moment genoteerd wordt zonder recht op de dividenduitkering. Voorbeeld 8.4 Ex-dividend Bron: http://www.dividendpagina.nl/ex-dividend-midkap.asp (juli 2013) Ex-dividend aandelen Op de dag dat een fonds ex-dividend gaat, wordt de koers van het aandeel gecorrigeerd (uitkering) voor het door de onderneming beschikbaar gestelde dividend. Voorbeeld U belegt uw aandelen in bijvoorbeeld Ohra. En u als belegger bezit de aandelen op de exdividend datum. Zij stellen een dividend van € 1 beschikbaar en de koers van een aandeel is € 19, dan wordt de openingskoers op de dag dat het aandeel ex-dividend gaat theoretisch gezien € 19 - € 1 = € 18. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat er vanwege nieuwsfeiten een duidelijk andere openingskoers uit de bus komt. De daadwerkelijke uitkering van het dividend vindt altijd later plaats dan de datum dat een fonds ex-dividend gaat. Om recht te hebben op het dividend moet het aandeel op de dag dat het aandeel ex-dividend gaat in het bezit zijn van de belegger. Beleggers die het aandeel dat dividend uitkeert op de dag dat het aandeel ex-dividend gaat of later kopen, hebben geen recht op de dividenduitkering. Het rendement wordt berekend door het dividend te delen door de beurskoers. Ad b. De beslissing om een gedeelte van de winst te bestemmen als financieringsbron voor investeringsplannen of het aflossen van schulden. Volgens de theorie van de optimale vermogensstructuur geldt in een wereld zonder imperfecties dat de waarde van de onderneming onafhankelijk is van de vermogensstructuur (Modigliani Miller 1958). Modigliani en Miller hebben in 1961 een theorie van de het dividendbeleid ontwikkeld. Hun conclusie is dat in een perfecte wereld waar aandeelhouders rationeel gedrag vertonen het dividendbeleid irrelevant is. Een perfecte wereld betekent: • geen belastingen; Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 7 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl • • • isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv iedereen kan tegen hetzelfde bedrag kan lenen en uitlenen; geen insolventiekosten; geen transactiekosten. De redenering van Modigliani en Miller is als volgt: Stel dat een bedrijf een investeringsplan heeft en dat het bestuur het plan gedeeltelijk wil financieren door het gebruik van aanwezige liquide middelen (winstreservering) en het resterende bedrag met het aantrekken van een lening. Daarnaast wordt er een dividend uitgekeerd uit de nog beschikbare liquide middelen. Modigliani en Millar vroegen zich af wat er zou gebeuren als het bedrijf de dividenduitkering in bovenstaande situatie zou vergroten, door de dividenduitkering te financieren met het aantrekken van aandelenvermogen. De vraag die Modigliani en Millar zich stellen is: wat gebeurt er met de waarde van de organisatie als de onderneming een hogere dividenduitkering zou doen gefinancierd met een aandelenemissie? Modigliani en Miller gaan uit van een aandelenemissie en niet van het aantrekken van vreemd vermogen. Als er namelijk meer vreemd vermogen aangetrokken zou worden dan blijft de totale marktwaarde van de onderneming gelijk maar stijgt het geëiste rendement op het eigen vermogen. In dit geval zou dan niet de gevolgen van een dividendbeleid onderzocht worden maar de gevolgen van een verandering van de vermogensstructuur. De veronderstelling die Modiglani en Millar hanteren is dat een emissie alleen kan slagen als de waarde van de nieuw uit te geven aandelen minimaal gelijk is aan de prijs die voor de nieuwe aandelen moet worden betaald. Niemand wil voor een aandeel in een aandelen emissie meer betalen dan de verwachte prijs van een aandeel na emissie. Voorbeeld 8.5 Beoordelen van de emissieprijs De NV X heeft een emissie aangekondigd van 100.000 aandelen. De emissieprijs is vastgesteld op €10 per aandeel. Een belegger overweegt 100 aandelen te kopen in de emissie. Voordat hij de inschrijving doet overlegt hij met zijn beleggersadviseur. Deze vertelt hem dat de algemene mening van de aandelenanalisten is dat de verwachte prijs van het aandeel na emissie geschat wordt op €8. Na het gesprek met zijn adviseur ziet de belegger af van deelname aan de emissie. Als de verwachting waar is dan kan hij beter na emissie de aandelen voor € 8 kopen in plaats van €10 te betelen in de emissie. Dit geldt natuurlijk voor alle beleggers. De emissieprijs kan dus niet hoger zijn dan de verwachte waarde van het aandeel na emissie. De totale marktwaarde van de organisatie wordt bepaald door de verwachtingen over de vrije kasstromen die met de aanwezige activa gegenereerd kunnen worden en de verwachtingen over de vrije kasstromen uit de investeringsplannen. Het feit of de investeringsplannen worden gefinancierd door ingehouden winsten of nieuw uit te geven aandelen verandert de totale waarde van de onderneming niet. Dit betekent dat de emissie alleen zou kunnen Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 8 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv slagen als er een waardeoverdracht van de bestaande naar nieuwe aandeelhouders plaatsvindt. De totale beurswaarde van de organisatie verandert door de uitgifte van nieuwe aandelen niet, maar wel de beurswaarde per aandeel, omdat de totale beurswaarde door meer aandelen moet worden gedeeld. De totale waardeoverdracht van de bestaande naar de nieuwe aandeelhouders is gelijk aan het bedrag van het uitgekeerde dividend. Voorbeeld 8.6 De irrelevantie van het dividendbeleid. Stel dat de NV Investering investeringsplannen heeft ten bedrage van €1.000.000. De netto contante waarde van de verwachte vrije kasstromen (inclusief de investering) is geschat op €600.000. Voor het voorbeeld wordt dit bedrag in de balans opgenomen. De balans vóór investering is: Vaste Activa Liquide Middelen Totale Waarde Activa Balans NV Investering (tegen marktwaarde) € 5.000.000 Eigen Vermogen € 6.000.000 € 1.000.000 € 6.000.000 Marktwaarde EV € 6.000.000 Het aantal aandelen is 1.000.000. De beurskoers per aandeel is € 6. Als de investeringsplannen worden uitgevoerd, dan wordt de totale marktwaarde van onderneming €6.600.000. Als de onderneming de investering financiert met de ingehouden winst (de hoeveelheid liquide middelen) luidt de balans na investering: Vaste Activa Totale Waarde Activa Balans NV Investering (tegen marktwaarde) € 6.600.000 Eigen Vermogen € 6.600.000 € 6.600.000 Marktwaarde EV € 6.600.000 De beurskoers na investering wordt €6.600.000/1.000.000 = €6,60. Dit is een stijging van 10%. Het koersrendement bedraagt dan 10%. De NV investering kan er ook voor kiezen om de beschikbare liquide middelen te gebruiken voor het uitkeren van een dividend en nieuw vermogen in de vorm van een aandelenemissie aan te trekken de investeringsplannen te kunnen uitvoeren. De veronderstelling is dat de aandelen tegen de maximale emissieprijs kunnen worden uitgeven. De maximale emissieprijs op basis van de formules voor de berekening van de maximale emissieprijs is: Beurswaarde na emissie = Maximale Emissieprijs = Aantal nieuw uit te geven aandelen Aantal oude en nieuwe aandelen En Aan te trekken bedrag Maximale Emissieprijs Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 9 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv De maximale emissieprijs en het aantal nieuw uit te geven aandelen (=n) voor NV Investering is: € 6.600.000 € 1.000.000 = 1.000.000 aandelen + n nieuw uit te geven aandelen (=n) € 6.600.000 x (n) = € 6,6 x n - n = 1.000.000 €5,6 x n = 1.000.000 n = Maximale Emissieprijs = € 1.000.000 x (1.000.000 + n) 178.571 (afgerond) €1.000.000/178.571 = €5,60 De totale waarde voor de “bestaande”-aandeelhouders na dividenduitkering en het aantrekken van geld voor de uitvoering van de investering is gelijk aan het aantal aandelen maal de maximale emissieprijs: 1.000.000 x € 5,60 = € 5.600.000. De totale waarde voor de “nieuwe” aandeelhouders is 178.571 x € 5,60 = €1.000.000. Er heeft een waardeoverdracht van €1.000.000 van de bestaande naar de nieuwe aandeelhouders plaatsgevonden. De “prijs” die de bestaande aandeelhouders daarvoor hebben moeten betalen is een koersdaling van het aandeel van €6 (gebaseerd op de waarde van een aandeel voor dividenduitkering, zonder investeringsplannen) naar de maximale emissieprijs van € 5,60. Dat is een waardeverlies van [€5,60 - € 6,00 / €6,00] x 100% = - 6,67%. In ruil daarvoor hebben deze “oude” aandeelhouders een dividend van €1.000.000 oftewel €1 per aandeel. Het dividendrendement voor deze aandeelhouders is €1/€6 (x 100%) = 16,67%. Het totale rendement voor de oude aandeelhouder is: Koersrendement + dividendrendement = -6,67% + 16,67% = 10% Voorbeeld 8.6 laat zien dat ook het dividendbeleid in het geval van investeringsmogelijkheden (met als doel het creëren van aandeelhouderswaarde) niet relevant is. Het totale rendement voor de aandeelhouder wordt niet beïnvloed door de keuze een dividend wel of niet uit te keren. Mochten er bijvoorbeeld aandeelhouders zijn die liever een dividenduitkering ontvangen in plaats van het geld te gebruiken voor nieuwe investeringen dan kunnen ze een gedeelte van hun aandelen verkopen. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 10 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Vervolg voorbeeld 8.6 de irrelevantie van het dividendbeleid Een aandeelhouder, bijvoorbeeld mevr. Jaklet, die 100 aandelen heeft, heeft een waarde van 100 aandelen x € 6,60 = € 660 als de NV Investering zou kiezen voor het gebruik van de winst voor de investering. Als de NV investering zou hebben gekozen voor een dividenduitkering dan zou mevrouw Jaklet de volgende positie hebben: 100 aandelen x € 5,60 Ontvangen dividend Totaal = € 560 = € 100 = € 660 Als de voorkeur voor mevr Jaklet uitgaat naar de tweede situatie dan kan ze besluiten een gedeelte van haar portefeuille te verkopen. Als ze bijvoorbeeld 15 aandelen zou verkopen dan levert dat een bedrag van 15 x €6,60 = €99 op. De veronderstelling is wel dat er sprake is van een efficiënte kapitaalmarkt. Modigliani en Miller hebben met hun theorie aangetoond dat in een perfecte wereld (waar ook de kapitaalmarkt efficiënt is), waar raden van bestuur rationeel zijn en streven naar het creëren van aandeelhouderswaarde het dividendbeleid niet relevant is. 8.2.2 De invloed van marktimperfecties op de conclusie van het optimale dividendbeleid Zoals ook Modigliani en Millar in hun werk constateerde dat de conclusies met betrekking tot de optimale vermogensstructuur afhankelijk is van de veronderstelling van een perfecte vermogensmarkt is de vraag in hoeverre het dividendbeleid irrelevant is in een niet perfecte vermogensmarkt een terechte vraag. In studies naar het dividendbeleid worden de volgende imperfecties genoemd die invloed kunnen hebben op het dividendbeleid: • • • • belastingen transactiekosten agency-overwegingen (irrationele) voorkeuren van beleggers. Belastingen In veel landen wordt over het uitgekeerde dividend een dividendbelasting (al dan niet als voorheffing op de uiteindelijke inkomstenbelasting) geheven. Op het moment dat de waardestijging van de aandelen zelf niet wordt belast is het uit fiscaal oogpunt voor de belegger aantrekkelijker te investeren in bedrijven die hun behaalde winsten gebruiken om eigen aandelen in te kopen, waardoor de koers van het aandeel stijgt of gelijk blijft, dan te investeren in bedrijven die de behaalde winst uitkeren. De totale waarde van het Eigen Vermogen verandert niet als een bedrijf aandelen inkoopt in plaats van dividend uitkeert. Het gevoerde belastingregime bepaalt dus mede de wens van de belegger om al dan niet dividend te ontvangen en daarmee het dividendbeleid van de organisatie. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 11 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv In bovenstaande beschreven situatie wordt de afweging dividenduitkering versus inkoop eigen aandelen gemaakt. Bedrijven kunnen natuurlijk ook nog andere afwegingen maken. In plaats van het aanwezige kasgeld te gebruiken voor een dividenduitkering of de inkoop van aandelen, kan de onderneming het aanwezige geld gebruiken voor investeringen. Normaal gesproken is investeren zinvol als er een positieve netto-contante waarde, dus waarde creatie, is. Belasting op dividenduitkering kan deze praktijk doorkruisen. Belastingheffing kan er toe leiden dat investeren (gefinancierd met ingehouden winsten) in onrendabele projecten voor een aandeelhouder te prefereren is boven een belaste dividenduitkering. Voorbeeld 8.7 Invloed van inkomstenbelasting op het dividendbeleid Gegevens: Totale Marktwaarde Eigen Vermogen voor Investering/dividenduitkering: € 1.000.000 Aantal uitstaande aandelen: 100.000 Koers van het aandeel: Winst na belasting en in de vorm van kasgeld aanwezig: € 10 € 100.000 Keuzes voor de onderneming: 1. Uitkeren dividend van € 1 per aandeel, met een vennootschapsbelasting van 25%. 2. Investeren in een project met een negatieve netto contante waarde van € 7.212,62 (gebaseerd op een vermogenskostenvoet van 10%). Het rendement van de investering (IR) is 5%. Vermogenspositie voor een belegger met belegd vermogen van €100.000. (10.000 aandelen) Situatie 1 Uitkering van dividend Ontvangen dividend Belastingheffing Netto ontvangen 10.000 x € 1 = Waarde overige aandelen (€1.000.000- €100.000) / 100.000 aandelen) Totale waarde 10.000 aandelen Totale waarde van de belegging na ontvangst dividend en betaling belasting: 25% € 10.000 € 2.500 € 7.500 €9 per aandeel € 90.000 € 97.500 Situatie 2 Herinvestering van de winst in een project met een negatieve contante waarde Marktwaarde na herinvestering Waarde van het aandeel na investering € 992.787,38 (€1.000.000 - € 7.212,62) € 9,92(7839) Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 12 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl Totale waarde van de belegging isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv € 99.278,74 Bovenstaand voorbeeld laat zien dat belastingheffing invloed heeft op het dividendbeleid. Het heffen van dividendbelasting kan er toe leiden dat het rationeel is om waarde vernietiging te prefereren boven een dividenduitkering. De onderneming zou er ook voor hebben kunnen kiezen om de winst niet te herinvesteren, maar dan zou het rendement op het aanwezige kasgeld €0 bedragen. In bovenstaand voorbeeld is er, ondanks het niet kunnen voldoen aan de geëiste rendement van 10%, altijd nog sprake van een rendement van 5%, dus winstgroei. Deze winstgroei maakt het aantrekkelijk voor de Raad van Bestuur om de ingehouden winst toch te investeren. De beste optie in voorbeeld 8.6 is natuurlijk de aankoop van eigen aandelen. Vervolg voorbeeld 8.8 Stel dat het aanwezige kasgeld gebruikt wordt voor de aankoop van 10.000 aandelen (10.000 aandelen tegen een koers van €10 per aandeel). De totale marktwaarde van de resterende aandelen is € 900.000. (€1.000.000 minus de aankoop van de aandelen voor €100.000). De marktprijs per aandeel blijft in dat geval €900.000/90.000 aandelen = €10. Het vermogen van de belegger die zijn aandelen niet heeft verkocht blijft in dat geval 10.000 aandelen a €10 = €100.000. Inkoop van eigen aandelen is in dit geval te prefereren boven een investering met een negatieve contante waarde. In Nederland is met de herziening van het belastingstelsel in 2001 een begin gemaakt met een meer neutrale vorm van belastingheffing. De belastingbetaler wordt geacht 4% rendement te maken op zijn vermogen (boven een vrijgesteld bedrag). Het belastingtarief over het gefingeerde rendement is 30%. Er is nog steeds sprake van een dividendbelasting (voorheffing), maar de voorheffing valt in de categorie inkomen uit vermogen (box drie), waardoor er belastingtechnisch geen verschil meer is tussen vermogensgroei als gevolg van koersstijging of vermogensgroei als gevolg van dividenduitkering. In die zin maakt het voor een belegger niet uit of er wel of geen dividend wordt uitgekeerd. Voor een BV, waarbij sprake kan zijn van een aanmerkelijk belang, is er nog wel een verschil in de fiscale behandeling van een dividenduitkering en de winstinhouding. De beslissing wel of geen dividend uitkeren kan hier wel degelijk door de fiscale regelgeving beïnvloed worden. Transactiekosten De uitbetaling van een dividenduitkering brengt bank- en publicatiekosten voor de NV met zich mee. Een dividenduitkering is in die zin voor het bedrijf niet gratis. Het alternatief, de inkoop van eigen aandelen of de verkoop van aandelen door beleggers die contant geld prefereren boven koersstijging, is eveneens niet gratis. Daarnaast kan het zijn dat bedrijven wel winst maken (en op basis daarvan dividend zouden kunnen en willen uitkeren) maar onvoldoende geld op de bank hebben staan om de dividenduitkering uit eigen middelen te kunnen betalen. Bedrijven moeten dan geld lenen, wat ook weer transactiekosten (in de vorm van provisiekosten) met zich meebrengt. De keuze wel of geen dividenduitkering kan door een verschil in hoogte van de verschillende kostenposten beïnvloed worden. De conclusie dat het Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 13 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv dividendbeleid irrelevant is omdat een dividend uitkering gelijk is aan een aandelenemissie (Modigliani en Miller) wordt natuurlijk anders als je weet dat een bedrijf erg veel kosten moet maken (prospectus en bankkosten) om een aandelenemissie voor elkaar te krijgen. Uit kostenoverwegingen kunnen bedrijven afzien van een dividenduitkering of er bewust voor kiezen. Iedere situatie is in die zin uniek. Agency-overwegingen In paragraaf 15.6 wordt het agencyvraagstuk binnen grote ondernemingen toegelicht. In het kort betekent het agencyvraagstuk (het principaalagentprobleem), dat er een tegengesteld belang kan zijn tussen de bestuurder van een organisatie (de agent) en de aandeelhouder (principaal). Daarbij komt dat er meestal sprake is van een verschil in informatie (informatie-asymmetrie) tussen de Raad van Bestuur en de aandeelhouders. Raden van Bestuur hebben een informatievoorsprong. Zij bepalen de strategie van het bedrijf en weten hoe de uitvoering van de strategie verloopt. Het agency-vraagstuk betekent een markt-inefficiëntie, omdat er kosten gemaakt moeten worden om de verschillende belangen toch op een lijn te krijgen of om zelf op zoek te gaan naar relevante informatie. Een voorbeeld van agencykosten, gericht op het parallel krijgen van de belangen is een optie- of aandelenregeling voor het bestuur. Met het verstrekken van opties (geven recht op het kopen van aandelen tegen een vooraf overeengekomen prijs) en aandelen profiteert de Raad van Bestuur ook van hogere beurskoersen. Dat is precies wat aandeelhouders zelf ook willen. Een ander voorbeeld van agencykosten is de verplichte instelling van een Raad van Commissarissen die namens de aandeelhouders (en in veel gevallen ook namens andere stake-holders) moeten toezien op het functioneren van de Raad van Bestuur. De genoemde informatie-asymmetrie heeft tot gevolg dat (professionele) beleggers veelvuldig gebruik maken van analisten, die bedrijven en de markt waarop ze actief zijn nauwgezet volgen. Analisten werken meestal niet gratis. Het dividendbeleid is onderdeel van de oplossing van het agency-probleem. Het agencyvraagstuk wordt volgens de theorie verkleint als het bedrijf de winst in de vorm van dividend uitkeert. Dividenduitkeringen verminderen de kans dat het bestuur de mogelijkheid krijgt om misbruik te maken van de situatie. Een organisatie die de winsten niet uitkeert bouwt kasreserves op of kan allerlei investeringen doen of schulden aflossen. Het opbouwen van kasreserves geeft het bestuur veel armslag. Als de economie in zo’n situatie wat tegen zit hoeft het bestuur niet gelijk in te grijpen. Schuldaflossing betekent, naast een verandering van de kostenvoet van het vermogen (wacc), dat de verschaffers van vreemd vermogen zich minder met de gang van zaken van het bedrijf bemoeien dan wanneer het bedrijf diep in de schulden zit. Er is minder toezicht van bijvoorbeeld de banken en bestuurders worden dan minder gedwongen efficiënt met het beschikbaar gestelde vermogen om te gaan. Vandaar de stelling dat winstinhouding ten opzichte van dividenduitkering kan betekenen dat de Raad van het Bestuur meer het eigen belang kan nastreven dan het belang van de aandeelhouder. Uit oogpunt van mogelijke tegengestelde belangen zijn dividenduitkeringen daarom zeer gewenst. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 14 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Kijkend naar de informatie-asymmetrie speelt het dividendbeleid een andere rol. Beleggers zijn bereid risico te lopen als ze vooraf de risico’s goed kunnen inschatten. Vanuit de agency-theorie is het te begrijpen dat een Raad van Bestuur op korte termijn niet altijd belang heeft bij het “eerlijk” informeren van de beleggers. Daar komt bij dat ook concurrenten kunnen meeluisteren als de Raad van Bestuur tijdens persconferenties of tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders de strategie, mogelijke scenario’s (bijvoorbeeld overnames) en de uitvoering van het beleid tot in de puntjes zouden vertellen. Alleen al uit oogpunt van concurrentie is goed te begrijpen dat een Raad van Bestuur niet altijd transparant wil zijn. Het gevolg hiervan is dat beleggers de risico’s niet altijd goed kunnen inschatten en daardoor alleen maar bereid zijn Eigen Vermogen tegen een hoger geëist rendement ter beschikking te willen stellen. Overigens houdt de Autoriteit Financiële Markten in Nederland (en soortgelijke instanties in het buitenland) toezicht op de transparantie van beursgenoteerde bedrijven. Zo moeten bijvoorbeeld voor beleggers belangrijke gebeurtenissen onmiddellijk worden gemeld als ze zich voordoen. Het dividendbeleid kan een strategisch element zijn van de Raad van Bestuur in de communicatie met de markt. Zo is dividendstabilisatie, het voorkomen van grote schommelingen in de jaarlijkse dividenduitkering, een strategie die door veel bedrijven wordt gevolgd. Voor de aandeelhouder betekent een politiek van dividendstabilisatie risicoreductie. Minder risico betekent een lagere geëiste kostenvoet van het Eigen Vermogen. Als de onderneming in de toekomst voor investeringen een beroep moet doen op de kapitaalmarkt (externe financiering) dan is de kans dat een emissie slaagt groter dan wanneer er een grillig dividendbeleid is. Dividendstabilisatie maakt het waarderen van het aandeel makkelijker. De formule van de theoretische waarde van een aandeel luidt immers (zie ook paragraaf 8.4 waar deze formule verder wordt toegelicht): [ 8.1 ] π= π·πΌπ1 (π ππ£ − π) Met: P : de waarde van het aandeel DIV1: het dividend in jaar 1. Jaarlijks groeit het dividend met g% Rev : de kostenvoet van het Eigen Vermogen g : de groeivoet van het dividend doordat een gedeelte van de winst niet wordt uitgekeerd, maar gebruikt wordt voor de financiering van de investering. De formule laat zien dat de waarde van een aandeel afhankelijk is van de hoogte van de huidige en toekomstig te verwachten dividenduitkering. Een verandering van het dividendbeleid voor de belegger kan een belangrijk signaal zijn dat de onderneming een andere koers wil gaan varen. Een verandering van het dividendbeleid bijvoorbeeld in de vorm van een extra dividenduitkering (of het uitkeren van een superdividend, zoals Unilever in 1999 deed) zou kunnen betekenen dat het bedrijf zelf geen waarde creërende Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 15 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv projecten heeft of dat de winstverwachtingen zodanig zijn dat het bedrijf zich een hoger dividend kan veroorloven. Soms kan een goed bedoelde superdividend uitkering fout uitpakken (zie voorbeeld 8.7). Voorbeeld 8.9 Onderzoekers kapittelen Unilever om superdividend (Bron: ANP 9 juni 2006) Unilever heeft zijn aandeelhouders verkeerd voorgelicht over de wijze waarop het concern een superdividend zou uitkeren. Het was- en voedingsmiddelenconcern handelde daardoor in strijd met de regels voor goede corporate governance, ofwel behoorlijk bestuur.... De kritiek van de onderzoekers betreft de wijze waarop Unilever is omgegaan met een superdividend dat in 1999 werd uitgekeerd. Aandeelhouders konden toen kiezen tussen een uitkering van 6,58 euro in contanten of een gelijkwaardig alternatief in zogenoemde cumulatief preferente aandelen. In 2004 besloot het concern de preferente aandelen om te zetten in normale aandelen Unilever. Dat gebeurde tegen een wisselkoers van 4,58 euro per preferent aandeel, waardoor de aandeelhouders 30 procent minder ontvingen dan beleggers die vijf jaar eerder voor een uitkering in contanten hadden gekozen. Een groep ontevreden beleggers, waaronder de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), vroeg de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam daarop een onderzoek te gelasten naar de gang van zaken. Unilever heeft ervoor gekozen de afwikkelingswaarde van de preferente stukken open te laten, constateren de onderzoekers in hun eindrapport. ‘In dit cruciale opzicht is de door Unilever gegeven voorlichting gebrekkig geweest en in strijd met goede corporate governance.’ Volgens het drietal heeft Unilever verzuimd bij beleggers het beeld weg te nemen dat de preferente aandelen bij conversie 6,58 euro per stuk zouden opleveren. De VEB noemde de conclusies zaterdag ‘een belangrijke overwinning’ voor de eigenaren van preferente stukken. De beleggersvereniging zal het rapport gebruiken voor een schadevergoedingsactie. De totale schade voor houders van preferente aandelen bedraagt volgens de VEB minimaal 422 miljoen euro, exclusief de gemiste rente en gemaakte kosten voor juridische procedures. Een woordvoerder van Unilever kon zaterdag nog niet reageren op het rapport, dat het concern vrijdag laat in de middag heeft ontvangen. ‘We zijn het op dit moment aan het bestuderen. Het is een complexe materie.’ Uit het oogpunt van informatie-asymmetrie is het goed te begrijpen dat de Raad van Bestuur heel voorzichtig zal zijn in het aanpassen van het dividendbeleid in de vorm van het passeren van het dividend of het aanpassen van het bedrag dan wel de aanpassing van het pay-out ratio. In die zin is het goed te begrijpen dat bedrijven dividend blijven uitkeren ook al wordt er geen winst gemaakt. In plaats van het aanpassen van het dividendbeleid heeft de onderneming het alternatief van de inkoop van aandelen als ze van mening is dat de markt het beleid van de onderneming niet goed waardeert. Het signaal dat de Raad van Bestuur met de inkoop van aandelen geeft is dat ze de koers van het aandeel te laag vindt gelet op de winstverwachtingen. (irrationele) voorkeuren van beleggers De portfoliotheorie laat zien dat de risico van een portefeuille daalt naarmate er meer spreiding van aandelen (vanuit verschillende sectoren) in de aandelenportefeuille aanwezig is. Een belangrijke taak van een beleggingsadviseur is het samen met de belegger vaststellen van het doel van de belegging (bijvoorbeeld aflossing van een hypotheek, studiekosten kinderen, pensioen of het aanvullen van het inkomen) en het risico dat men kan en wenst Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 16 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv te lopen. Beleggers die het risico van aandelen kunnen en willen lopen en van de opbrengsten van de belegging willen leven (in de vorm van een aanvulling op het pensioen of extra inkomen willen hebben), kunnen een voorkeur hebben voor aandelen met een hoog payout ratio, dus een voorkeur voor bedrijven die een hoog en stabiel dividend uitkeren. Een voorbeeld hiervan is het aandeel Koninklijke Olie dat bekend staat om zijn stabiele dividenduitkering. In een perfecte markt zou het niet moeten uitmaken of een belegger een gedeelte van zijn (hopelijk) in waarde gestegen portefeuille zou moeten verkopen als aanvulling op het inkomen of het ontvangen van een dividend. Onderzoek laat zien dat beleggers een voorkeur hebben voor het intact laten van de beleggingsportefeuille en dat ze een voorkeur hebben voor aandelen van bedrijven die een stabiele dividenduitkering laten zien. In plaats van het psychologisch element (liever de portefeuille in tact houden) is er ook een bedrijfseconomisch argument voor de voorkeur voor dividend als de transactiekosten van het verkopen van aandelen hoger zijn dan de bankkosten van het innen van het dividend. Ondernemingen kunnen met een dividendbeleid inspelen op de voorkeuren van groepen aandeelhouders. Bedrijven met een beursnotering buiten de AEX weten dat de liquiditeit van hun aandelen minder is dan aandelen uit de AEX. Beleggers die deze aandelen kopen, kopen de aandelen wellicht eerder voor de langere termijn dan beleggers die vooral zeer liquide aandelen kopen. Deze groep van beleggers zitten niet te wachten op onrust gevende schokken. Bedrijven kunnen deze groep van beleggers proberen aan zich te binden met een transparant dividendbeleid als onderdeel van de totale investor relations. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 17 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl 8.3 isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Inkoop van eigen aandelen Het CBS publiceert naast het uitgekeerde dividend per jaar ook de bedragen die bedrijven besteden aan de inkoop van eigen aandelen. Vooral in het eerste decennium van 2000 was het bedrag dat besteed werd aan de inkoop van eigen aandelen ongeveer gelijk aan het uitgekeerde dividend. Met de inkoop van eigen aandelen kunnen ondernemingen vaak dezelfde doelen bereiken als met de uitkering van dividend. Als de transactiekosten van de inkoop van eigen aandelen lager zijn dan de transactiekosten die verband houden met het uitkeren van dividend is de inkoop van aandelen voor de aandeelhouder zelf gunstiger. In de literatuur worden de volgenden argumenten genoemd voor de inkoop van eigen aandelen: • Signaalfunctie • Belastingbesparing • Flexibiliteit • Aanpassing verhouding solvabiliteit (EV/VV-verhouding) • Bescherming tegen overnames. Signaalfunctie Een belangrijke taak van de Raad van Bestuur is het op zoek gaan naar investeringen die waarde creëren. Winstinhouding (interne financiering) is daarbij een relatief eenvoudige en goedkope financieringsbron. Als ondernemingen hun winsten niet uitkeren om mogelijke investeringsprojecten te kunnen financieren (gebruik maken van kansen in de markt) stijgen de kasvoorraden. Als er zich op een bepaald moment geen waarde creërende investeringsprojecten voordoen kan er een situatie ontstaan dat het bedrijf relatief erg veel liquide middelen heeft. De omgeving kan dan de indruk krijgen dat de Raad van Bestuur niet efficiënt met de ingehouden winsten omgaat. Het bedrijf zou op dat moment natuurlijk een extra hoog dividend kunnen uitkeren, maar daarmee zou ze een eventueel zorgvuldig beleid van dividendstabilisatie doorbroken kunnen worden. Aangezien de inkoop van aandelen hetzelfde effect heeft als een dividenduitkering is de inkoop van aandelen een goed alternatief voor ondernemingen die hun tijdelijk overtollige kasgelden willen aanwenden. Met de inkoop van eigen aandelen in deze situatie geeft de bedrijfsleiding het signaal de beschikbare liquide middelen efficiënt te willen gebruiken. Een keerzijde is wel dat de aandeelhouders geen vertrouwen meer zouden kunnen hebben in het beleid van de Raad van Bestuur als ze liever overtollige gelden in de vorm van aandeleninkoop teruggeeft aan de aandeelhouder in plaats van investeren in waarde creërende projecten. De eerder aangehaalde agency-theorie is deels gebaseerd op het idee van informatie-asymmetrie. Het idee is dat de Raad van Bestuur een informatievoorsprong heeft op de aandeelhouder, waardoor er een situatie kan ontstaan waarbij de raad van Bestuur van mening is dat de beurskoers te laag is gelet op de bedrijfsresultaten en de toekomstplannen. Het bedrijf is dan volgens de bedrijfsleiding ondergewaardeerd. Door over te gaan op de inkoop van Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 18 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv aandelen geeft de Raad van Bestuur aan dat de aandelen te goedkoop zijn. Het resultaat is een stijging van de beurskoers waar de aandeelhouders van profiteren. De Raad van Bestuur moet zich bewust zijn van de verschillende signalen die de inkoop van aandelen kan hebben. Een goede communicatie met de financiële markt is een vereiste om ongewenste effecten te vermijden. Voorbeeld 8.10 Ahold zal zich later dit jaar nog uitspreken over zijn kaspositie. Mogelijk kan dit leiden tot een extra inkoop van eigen aandelen, bovenop het nu lopende inkoopprogramma van €2 mrd. Bron: Website Financieele Dagblad 22 augustus 2013 Tijdens een bijeenkomst met analisten verklaarden topman Dick Boer en chief financial officer (cfo) Jeff Carr dat het bedrijf streeft naar zo efficiënt mogelijke besteding van zijn kapitaal. Door de aanhoudend positieve kasstroom beschikt Ahold over relatief veel eigen middelen. Ook kwam er eerder dit jaar door de verkoop van het 60%-belang in het Zweedse ICA €2,5 mrd binnen. Met de huidige, lage rentepercentages hebben bedrijven weinig aan een groot kasoverschot. Acquisities Afgelopen voorjaar kondigde Ahold al aan om voor €2 mrd eigen aandelen in te kopen. Acquisities zijn er dit jaar vooralsnog niet gedaan. De gunstige gang van zaken van Ahold maakt het mogelijk om nog eens kritisch naar de balans te kijken. 'Nu is onze balans inefficiënt', erkende Carr tegenover analisten. 'We komen later terug met onze doelen. Belastingbesparing De inkoop van aandelen is een alternatief voor een dividenduitkering. Een aandeelhouder mag veronderstellen dat de Raad van Bestuur efficiënt met het geld omgaat. Op het moment dat de transactiekosten (inclusief belastingen) bij de inkoop van aandelen lager zijn dan de transactiekosten van een dividenduitkering (inclusief belastingen) is inkoop van aandelen te prevaleren boven een dividenduitkering. De vraag inkoop van aandelen of een dividenduitkering is dan niet meer dan een bedrijfseconomische afweging. Flexibiliteit Aandelenkoersen zijn gebaseerd op verwachte toekomstige dividenduitkeringen. Veel bedrijven streven naar dividendstabilisatie, waarbij de groei van het dividend de inflatie dan wel de groei van het bedrijf volgt. Steeds wisselende dividenduitkeringen zijn dan niet gewenst. Een programma gericht op de inkoop van aandelen kan een goede aanvulling zijn op het dividendbeleid waarbij de Raad van Bestuur ieder jaar het inkoopprogramma aan de bedrijfs- en marktomstandigheden kan aanpassen. In deze situatie moet de inkoop van aandelen gezien worden als een onderdeel van het dividendbeleid. Aanpassing verhouding solvabiliteit (EV/VV-verhouding) In de theorievorming naar de optimale vermogensstructuur is de conclusie dat er, rekening houdend met imperfecties op vermogensmarkten (bijvoorbeeld de fiscale aftrekbaarheid van rentelasten) en faillissementskosten, sprake is van een optimale vermogensstructuur. Een onderneming alleen maar financieren Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 19 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv met Eigen Vermogen is bedrijfseconomisch niet verantwoord, omdat er dan onvoldoende geprofiteerd kan worden van de “tax-shield”. Vanwege oplopende risicopremies in rentepercentages is het verstandig om het gebruik van Vreemd Vermogen te beperken. Er is een optimale verhouding EV/VV (oftewel een optimale solvabiliteit) te berekenen. In hoofdstuk 8 is deze redenering vormgegeven in figuur 8.2. Bedrijven die winsten inhouden en vanwege contractuele verplichtingen schulden aflossen zien automatisch dat de verhouding EV/VV zich aanpast. Ongemerkt kan de vermogensstructuur niet langer optimaal worden in de zin dat er relatief te veel Eigen Vermogen ontstaat. De inkoop van aandelen is in zo’n situatie een manier om een bestaande vermogensstructuur aan te passen richting optimale vermogensstructuur. Als de inkoop van aandelen gefinancierd wordt met nieuwe leningen, omdat de liquide middelen beperkt zijn, dan snijdt het mes zelfs aan twee kanten. In het krantenartikel over Albert Heijn (voorbeeld 8.8) wordt gesuggereerd dat de inkoop van aandelen ook ingegeven wordt om de balansverhouding (in dit geval EV/VV) “efficiënter” (dus een meer optimale vermogensstructuur) te krijgen. De vijf genoemde argumenten om over te gaan op inkoop van aandelen staan niet los van elkaar. Zo kan bijvoorbeeld de wens tot aanpassing van de vermogensstructuur ook geïnterpreteerd worden als een voorbeeld van de signaalfunctie. Het signaal dat de Raad van Bestuur dan wil afgegeven is dat ze streeft naar een efficiënte bedrijfsvoering. Voor de aandeelhouder is het belangrijk om goed te luisteren naar de uitlatingen van de Raad van Bestuur over de reden om tot inkoop van aandelen over te gaan en dan zelf de conclusie te trekken. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 20 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl 8.4 isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv De beoordeling van het dividendbeleid In voorbeeld 8.2 is beschreven dat volwassen bedrijven een hoge payout ratio hebben en dat snelle groeiers de winst gebruiken om de groei te kunnen financieren. De pecking order theory geeft aan dat winstinhouding bij bedrijven de voorkeur geniet als financieringsbron voor investeringsbeslissingen. De vraag die deze constatering oproept is de vraag hoe het dividendbeleid of de tegenhanger van het dividendbeleid, het inhouden van winsten, te beoordelen is. Volgens de financieringstheorie is het creëren van (aandeelhouders)waarde een belangrijke doelstelling. Veel beleggers lijken deze stelling te volgen. Uitgaande van het idee dat het agency-vraagstuk door Raden van Commissarissen of via bonusregelingen in de vorm van aandelen, opties of geld onder controle is, zou je kunnen stellen dat Raden van Bestuur automatisch gedwongen worden tot een zodanig dividendbeleid (juiste payout ratio) dat men alleen investeert in projecten die ook waarde creëren. In de praktijk blijken er echter irrationele beleggers te zijn, die winstgroei als positief zien. Ook Raden van Bestuur laten graag winstgroeicijfers zien. Het idee van waardecreatie betekent dat het inhouden van de winst (=niet uitkeren van dividend) alleen aantrekkelijk als de uitbreidingsinvestering waarde creëert. Een investering creëert waarde als de netto contante waarde van de investering groter is dan nul, oftewel als het rendement op de investering groter is dan de kostenvoet van het totale vermogen. Voor de bepaling van de effectiviteit van het dividendbeleid geeft het groeimodel van Gordon een aanknopingspunt. Het groeimodel van Gordon stelt: [ 8.1 ] π= π·πΌπ1 (π ππ£ − π) P : de waarde van het aandeel DIV1: het dividend in jaar 1. Jaarlijks groeit het dividend met g% Rev : de kostenvoet van het Eigen Vermogen g : de groeivoet van het dividend doordat een gedeelte van de winst niet wordt uitgekeerd, maar gebruikt wordt voor de financiering van de investering. De omvang van het jaarlijkse groeipercentage (g) is gelijk aan de (1 – payout ratio) x ROI. De (1- payout ratio) is gelijk aan de ingehouden winst / totale winst (het inhoudingspercentage ook wel herinvesteringsquote genoemd). De veronderstelling achter de formule is het idee dat zonder uitbreidingsinvesteringen een bedrijf ieder jaar dezelfde winst kan behalen. In deze situatie is de afschrijving gelijk aan de vervangingsinvesteringen. (Geen groei). Winstgroei kan alleen optreden als een bedrijf, naast de vervangingsinvesteringen ook uitbreidingsinvesteringen pleegt. Deze uitbreidingsinvesteringen moeten worden gefinancierd. Zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven zijn er verschillende financieringsbronnen voor ondernemingsgroei, Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 21 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv zoals het uitgeven van aandelen, het aantrekken van vreemd vermogen of het inhouden van de winst. In het model van Gordon als instrument om het dividendbeleid te beoordelen wordt verondersteld dat de groei gefinancierd wordt met ingehouden winst. Op basis van deze veronderstelling geldt de volgende formule: [ 8.2 ] winstt - winst(t-1) = winststijging De winst van vandaag minus de winst van gisteren is gelijk aan de toename van de winst (winststijging). Ook wel geformuleerd als: [ 8.3 ] β winst = winststijging De toename van de winst is gelijk aan de opbrengst van de investering die met de ingehouden winst wordt gedaan. De investering van de ingehouden winst is gelijk aan: (1 – pay-out ratio)x winst(t-1) . De opbrengst van deze investering is: [ 8.4 ] ROI (return on investment)x Investering oftewel: [ 8.5 ] ROI x (1 – payout ratio) x winst(t-1). Hieruit volgt: β winst = ROI x (1 – pay-out ratio) x winst (t-1) De winstgroei is gelijk aan: [ 8.5 ] Winstgroei Ingevuld: = β π€πππ π‘ π€πππ π‘ (π‘−1) [ 8.6 ] Winstgroei (g) = ROI x (1–payout ratio)xwinst(t-1) winst(t-1) g = ROI x (1 – payout ratio) Op basis van vergelijking [8.6] is te achterhalen dat winstgroei op zich nog geen waardecreatie betekent. Een winstgroei van bijvoorbeeld 5% kan worden behaald door een relatief hoog rendement op de uitbreidingsinvestering of een zeer laag payout ratio, dus een hoog inhoudingspercentage. Voorbeeld 8.11 Een onderneming heeft in een bepaald jaar een netto-winst na belasting van €1.000.000 behaald. De directie overweegt, in tegenstelling tot haar eerdere beleid om de gehele winst uit te keren, om 50% van de winst in de vorm van dividend uit te keren en 50% te gebruiken voor een uitbreidingsinvestering. De onderneming heeft 1.000.000 aandelen met een nominale waarde van €1 uitstaan. De beurskoers van het aandeel is op basis van volledige uitkering van de winst gelijk aan € 10. Het geëist Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 22 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv rendement van de aandeelhouders is derhalve 10% te berekenen op basis van formule [4.1]. [ 4.1 ] π = π·πΌπ (π ππ£ ) Rev = Div/P = € 1/€10 x 100% = 10%. De verandering van het dividendbeleid in die zin dat 50% van de winst wordt gebruikt voor een uitbreidingsinvestering kan leiden tot de volgende beurskoersen (op basis van formule[4.2]): ROI 8% 9% 10% 11% 12% 13% g = ROI x 50% 4% 5% 5% 6% 6% 7% DIV 1 € 0,520 € 0,523 € 0,525 € 0,528 € 0,530 € 0,533 € € € € € € P 8,67 9,50 10,50 11,72 13,25 15,21 DIV1 = DIV x (1 –payout ratio) x (1+g) bijv: het dividend een jaar na uitbreidingsinvestering bij een groei van 4% levert een dividend op van: (€1 x (1 - 0,5) x (1,04) = € 0,520. Bovenstaand overzicht laat zien dat er alleen waarde wordt gecreëerd door winstinhouding als de ROI minimaal gelijk is aan het geëist rendement van de aandeelhouders. Het is dus mogelijk dat bedrijven ondanks dat de winst groeit waarde aan het vernietigen zijn. Bijvoorbeeld bij een ROI van 8% en een inhoudingspercentage van 50% groeit de winst jaarlijks met 4%. De prijs van het aandeel is in deze situatie lager dan in het geval van een volledige winstuitkering. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 23 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl 8.5 isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Het gevoerde dividendbeleid in de praktijk In 2008 heeft de Rijksuniversiteit in Groningen een onderzoek gedaan naar de praktijk van het dividendbeleid in Nederland 1. Het onderzoek laat zien dat tot en met 2006 vennootschappen in het algemeen in zeer beperkte mate informatie verschaffen over het contante dividendbeleid. Via het internet is het tegenwoordig wel goed mogelijk informatie te vinden over de omvang van het contante dividend. Een voorbeeld hiervan is de internetsite van Beursgorilla. Tabel 1: Overzicht van de omvang van het contante dividend AEX-fondsen Bron: www.beursgorilla.nl; 7-2-2014 Huidige Fonds Koers Dividend* Aegon Ahold Air France-KLM Akzo Nobel ArcelorMittal ASML Corio DSM Fugro Gemalto Heineken Imtech ING KPN Philips Koninklijke PostNL Randstad Reed Elsevier Royal Dutch Shell A SBM Offshore TNT Express Unibail-Rodamco Unilever Cert. Wolters Kluwer Ziggo 6.50 12.82 8.44 57.25 12.88 63.62 31.58 47.77 38.46 85.74 46.02 2.14 10.06 2.73 25.80 4.12 47.32 15.28 25.25 11.54 6.53 178.05 27.47 20.92 31.81 2013 €0,22 €0,88 0.00 €1,45 $0,20 €0,53 €2,76 €1,52 €2,00 €0,34 €0,92 €3,39 0.00 €0.00 €0,75 €0.00 €1,25 €1,14 $2,66 $0,00 0.05 22.07 1.81 0.69 1.85 2012 € 0,60 € 0,80 2011 € 1,16 2010 € 0,69 2009 € 0,54 2008 € 1,54 € 0,48 € 3,23 $0,75 € 19,58 € 5,52 €3,44 € 3,00 € 0,31 €1,19 € 0,70 € 3,16 € 1,50 € 0,56 € 2,50 € 1,04 $3,85 € 0,01 € 16,00 2,39 € 1,36 € 0,55 € 4,56 $1,31 € 0,81 € 5,38 € 3,70 € 4,50 € 0,28 € 1,40 € 1,30 € 1,90 € 2,25 € 1,22 € 2,36 € 1,46 $4,62 $1,42 € 0,08 € 24,01 € 2,65 € 1,34 - € 3,38 $1,28 € 0,41 € 5,30 € 3,20 € 4,50 € 0,25 € 1,18 € 1,28 € 1,72 € 1,40 € 0,91 € 1,02 $4,62 $1,34 € 28,00 € 2,26 € 1,32 - € 4,00 $2,12 € 0,41 € 5,28 € 3,20 € 7,50 € 1,09 € 1,18 € 1,25 € 2,10 € 0,36 € 1,01 $4,98 $1,86 € 5,75 € 2,34 € 1,30 - € 4,40 $2,93 € 0,51 € 5,20 € 3,34 € 3,75 € 1,23 € 0,94 € 2,70 € 1,26 € 2,10 € 1,22 € 2,50 € 1,39 $4,68 € 1,20 € 19,25 € 1,54 € 1,28 - 1 Rapport “Dividendbeleid en inkoop eigen aandelen, de theorie en de praktijk in Nederland, Prof. dr. H. van Ees, Dr. J.H. von Eije en Dr. R.B.H. Hooghiemstra, mei 2008, Rijksuniversiteit Groningen. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 24 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Uit tabel 1 is op te maken dat de meeste op de AEX-genoteerde beursfondsen dividend uitkeren, waarbij ieder fonds grote schommelingen laat zien. Een verklaring voor de grote schommelingen kan zijn dat veel bedrijven streven naar een constante payout ratio. Uit het in 2008 bij 67 bedrijven uitgevoerde onderzoek gaf 88% aan te streven naar een constante payout ratio. Dalende winsten (veroorzaakt door de economische crisis) leiden in zo’n situatie tot dalende dividenduitkeringen. Het streven naar een constante payout ratio hoeft nog niet te betekenen dat de dividenduitkering automatisch is gekoppeld aan deze payout ratio. Wel is in 52% van de ondervraagde bedrijven de hoogte van de winst bepalend voor de hoogte van de uitkering. Andere argumenten om dividend wel of niet uit te keren zijn: • een gewenste balansverhouding (16%), • de mogelijkheid om de groei van de onderneming te financieren, • het uitkeren van overtollige kasmiddelen. Naast onderzoek naar de argumenten voor de hoogte van de dividenduitkering heeft men ook onderzocht hoe de besluitvorming over het dividendbeleid in de statuten is vastgelegd en de wijze waarop de betaling van het contante dividend volgens de statuten is georganiseerd. De onderzoekers concluderen dat in het algemeen gesteld mag worden dat de Raad van Bestuur de beslissingen neemt over de hoogte van het contante dividend. De betaalbaarheidsstelling wordt in het algemeen niet in de statuten geregeld. voorbeeld 8.12. Voorbeelden van Communicatie over dividendbeleid Albert Heijn Shareholders adopted Ahold's 2012 financial statements and determined the dividend over 2012 at €0.44 per common share, which will be paid on May 2, 2013. Dividend Policy Our dividend policy is to target a payout ratio in the range of 40-50% of adjusted income from continuing operations. Heineken The dividend policy of Heineken N.V. and Heineken Holding N.V. intents to preserve the independence of the company, to maintain a healthy financial structure and to retain sufficient earnings in order to grow the business both organically and through acquisitions. The dividend payments are related to the annual development of the net profit before exceptional items and amortisation of brands (net profit beia), which translates in a dividend pay-out of 30-35%. Dividends are paid in the form of an interim dividend and a final dividend. The interim dividend is fixed at 40% of the total dividend of the previous year. Annual dividend proposals will remain subject to shareholder approval. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 25 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Het uitgevoerde dividendbeleid is niet altijd onomstreden: Hof gelast onderzoek naar dividendbeleid KLM AMSTERDAM (AFN) - Er komt een onderzoek naar het dividendbeleid van KLM over de boekjaren 2004 tot en met 2008 en het boekjaar 2010/2011. Dat blijkt uit een vrijdag gepubliceerde uitspraak van de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam. Een groep minderheidsaandeelhouders van KLM had gevraagd om zo'n onderzoek Bron: Telegraaf 14 januari 2014 De algemene conclusie is dat de informatievoorziening rondom het contante dividendbeleid verbetering behoeft. Bedrijven informeren aandeelhouders wel over de hoogte van het contante dividend, maar men is terughoudend over het dividendbeleid. Men vermoed dat bestuurders terughoudend zijn, omdat ze bang zijn gevoelige bedrijfsinformatie te verstrekken. Volgens de onderzoekers is dat onterecht. Aandeelhouders willen geïnformeerd worden over de verwachte dividenduitkeringen of in ieder geval over de hoogte van het gewenste uitkeringspercentage. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 26 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Samenvatting De winstuitkering van vennootschappen noemen we een dividenduitkering. De volgende vormen van dividenduitkeringen worden onderscheiden: • contante uitkering (cashdividend) • uitkering in de vorm van aandelen (Stockdividend). Het cashdividend kan in één keer op een vastgestelde datum worden uitgekeerd of in de vorm van één of meerdere interim-dividenden. Het verschil tussen het totale vastgestelde dividend en de uitgekeerde interim-dividenden heet het slotdividend. Als aandeelhouders kunnen kiezen tussen een contante uitkering of een uitkering in de vorm van aandelen heet dat een keuzedividend. Het grote verschil tussen beide vormen van dividend is dat bij een stock-dividend het bedrijf de beschikking houdt over de liquide middelen. Alhoewel de dividenduitkering gekoppeld is aan de behaalde winsten, mogen bedrijven, zolang de vrije reserve op de post Reserve positief blijft ook in verlieslatende situaties dividend uitkeren. Dividendstabilisatie in de vorm van een min of meer jaarlijks gelijkblijvend dividendbedrag (eventueel gecorrigeerd voor inflatie) wordt door veel aandeelhouders gewaardeerd en daarom ook door veel Raden van Bestuur nagestreefd. Een andere vorm van dividendstabilisatie is het hanteren van een min of meer vast uitkeringspercentage van de winst (de payout ratio). Aandelen van bedrijven met een hoge payout ratio (volwassen ondernemingen) worden inkomensaandelen genoemd. Starters en snelgroeiende bedrijven investeren de winsten liever in het bedrijf en hebben dan ook een lage payoutratio. Het dividendrendement is de uitgekeerde dividend gedeeld door de beurskoers. Naast het dividendrendement is er het koersrendement (de mate waarin de beurswaarde ten opzichte van de oude beurswaarde verandert). Het totale aandelenrendement is de optelsom van het dividend- en het koersrendement. De waarde van een aandeel op de beurs bevat, zolang het dividend niet is uitgekeerd ook altijd de waarde van het dividend. Op het moment dat het dividend daadwerkelijk wordt uitgekeerd, noemen we de notering van het aandeel: ex dividend. Modigliani en Miller hebben aangetoond dat in een ideale financiële wereld (geen belastingen, iedereen kan tegen hetzelfde bedrag lenen en uitlenen, geen insolventiekosten en geen transactiekosten) het dividendbeleid van een onderneming volstrekt irrelevant is. Een dividendbeleid zou waarde kunnen creëren als het ontvangen van een uitkering (met als gevolg een waardedaling van het aandeel met het uitgekeerde bedrag), hoger gewaardeerd zou worden dan het inhouden van de winst. Aangezien aandeelhouders altijd hun aandelen kunnen verkopen heeft het al dan niet uitkeren van dividend geen waarde. De stelling is dat wat aandeelhouders zelf kunnen geen waardecreatie van het bedrijf kan zijn. Daarnaast wordt volgens Modigliani en Miller de waarde van een bedrijf bepaald door de mate waarin de bedrijfsleiding in staat is met de gedane Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 27 Auteurs: Renaud, De Keijzer www.investeringsanalyse.noordhoff.nl isbn: 978-90-01-78886-5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv investeringen kasstromen te genereren. Of deze investeringen nu gefinancierd worden met winstinhouding of het aantrekken van aandelenkapitaal maakt niet uit. In de praktijk zijn er echter marktimperfecties die de conclusies van een irrelevant dividendbeleid ongedaan maken. Bekende marktimperfecties zijn: • belastingen • transactiekosten • agency-overwegingen • (irrationele) voorkeuren van beleggers. Een alternatief voor het uitkeren van dividend is de inkoop van aandelen. Argumenten om aandelen in te kopen zijn: • Signaalfunctie • Belastingbesparing • Flexibiliteit • Aanpassing verhouding solvabiliteit (EV/VV-verhouding) • Bescherming tegen overnames. Naast irrationele beleggers zijn er waarschijnlijk ook irrationele bestuurders. In de moderne financieringstheorie moet het creëren van waarde het doel zijn van een organisatie. Veel bedrijven streven echter nog naar winst of zelfs winstgroei, waarbij winstgroei wordt gerealiseerd door de investering in projecten met ingehouden winsten. Met behulp van het groeimodel van Gordon is aan te tonen dat winstgroei gefinancierd met ingehouden winst niet altijd waardecratie betekent. Het groeimodel van Gordon stelt: π·πΌπ1 π= met: (π ππ£ − π) P : de waarde van het aandeel DIV1 : het dividend in jaar 1. Jaarlijks groeit het dividend met g% Rev : de kostenvoet van het Eigen Vermogen g : de groeivoet van het dividend doordat een gedeelte van de winst niet wordt uitgekeerd, maar gebruikt wordt voor de financiering van de investering. De groeivoet (g) is gelijk aan (1 – payout ratio) x ROI Alleen in het geval dat de ROI groter is dan de Rev is winstinhouding te prefereren boven het uitkeren van de winst. Onderzoek naar het dividendbeleid in de Nederlandse praktijk uit 2008 toont aan dat veel beursgenoteerde bedrijven streven naar een min of meer stabiele payout ratio. Argumenten die bedrijven gebruiken in het verantwoorden van het uitgevoerde dividendbeleid zijn: • een gewenste balansverhouding (16%), • de mogelijkheid om de groei van de onderneming te financieren, • het uitkeren van overtollige kasmiddelen. Hoofdstuk 8a het dividendbeleid | 28