Preek in de Morgensterkerk op 26 oktober 2014 over Genesis 41 Dienst waarin Mara Moklos gedoopt wordt Heemskerk, 26 oktober 2014 Lieve Mara, Jij wordt vandaag gedoopt. En daarom schrijf ik jou deze brief. Nu ben je nog wat klein (dat wil een driejarige niet horen, maar het is wel zo), daarom lees ik ‘em maar voor aan je vader en moeder. En aan alle mensen in de kerk die jouw doop meemaken vandaag. Jij kunt de brief dan lezen als je groot bent en als je er zin in hebt. Zie maar. Mara, als wij aan jouw toekomst denken, dan hópen we dat het je heel goed zal gaan. Dat is onze toekomstdroom voor jou: dat je vrolijk en vrij zult leven, dat je goed zult doen aan anderen en dat anderen goed voor jou zullen zijn. Maar als we naar de wereld om ons heen kijken, dan wordt onze toekomstdroom wel eens een nachtmerrie. We maken ons zorgen. We zijn onzeker en kwetsbaar. Als jij groot bent, is er dan nog genoeg te eten voor iedereen? En is de lucht dan nog schoon om te ademen, en het water om te drinken? Onze toekomstdroom is soms een nachtmerrie… Nu hebben wij verhalen, in de Bijbel. En het mooie aan die verhalen is, dat ze ons leren om te dromen. Het zijn verhalen van hoop, van toekomst. Tegelijk zijn die verhalen ook weer niet ‘alleen maar mooi’. Ik bedoel: ze schilderen niet alleen maar een mooi plaatje, terwijl je eigenlijk al weet dat het te mooi is om waar te zijn. We kunnen onszelf er ook in herkennen. Ook onze angst en onze zorg, ook onze nachtmerries zijn erin opgenomen. II In deze dienst, waarin jij gedoopt wordt, Mara, hebben we een verhaal gehoord over de Farao, de koning van Egypte, die een nachtmerrie heeft. Om precies te zijn: onze nachtmerrie. De Farao droomt van mooie, dikke koeien, die staan te grazen. Maar die worden opgevreten door lelijke, dunne, dorre koeien. En dan meteen nog een andere droom! De Farao ziet mooie, volle korenaren. Maar die worden verslonden door lege, dunne, dorre korenaren. Je hoort misschien wel: het is een nachtmerrie van tekort. Eerst is er genoeg, maar even later is het weg. Deze droom is de nachtmerrie van tekort. Van een wereld zonder toekomst. Dat droomt de Farao. En hij droomt vooral ook: dat hij erbij staat en ernaar kijkt. Zo is het, punt uit. Het eindigt met dat enorme tekort. Niets aan te doen. Ik zei al: in deze droom gaat het over ónze nachtmerrie. Dit is geen verhaal van lang geleden. Dit is hier en nu. Heel veel mensen leven met zo’n enorm tekort. Ook in ons land zijn er ontzettend veel mensen die het hoofd maar nauwelijks boven water kunnen houden. Allemaal mensen die nauwelijks hun boodschappen kunnen doen. Tekort… Ja, ik denk wel eens dat wij op dit moment precies op dat omslagpunt zitten. Dat de magere koeien eraan gekomen zijn om de dikke koeien op te vreten. Voor het eerst sinds generaties is het helemaal niet meer vanzelfsprekend dat de vólgende generatie het beter krijgt dan de vorige. Snap je Mara, daar zitten wij erg mee. Als wij naar jou kijken, en naar je broer Jonah, dan vragen we ons dat enorm af: hoe zal de wereld zijn als jullie groot zijn? De nachtmerrie van de Farao is ónze nachtmerrie. Die herinnert ons eraan hoe kwetsbaar we zijn. En hoe er zomaar een tekort kan zijn aan vanalles en nogwat. En als we het dan over nachtmerries van tekort hebben, dan schiet me nog iets te binnen. Wij hebben vandaag ongelofelijk tekort aan vrede. Dat grijpt geweldig om zich heen. Het is alsof de magere koeien van het geweld overal zijn om de vrede op te vreten. Jouw opa en oma in Egypte en je ooms en tantes kunnen daar ook vanalles over vertellen. Het geweld! De menselijkheid wordt opgevreten op dit moment. Wat een nachtmerrie. III Maar het verhaal gaat verder. Plotseling komt daar namelijk een Hebreeuwse jongen om de hoek kijken. Jozef. En Jozef legt de droom van de Farao uit. En niet alleen dat. Hij waagt het ook om een weggetje te wijzen. Een uitweg. En dat is prachtig. Want de Farao denkt: ‘Ja, een droom is natuurlijk een boodschap van het hogere. Zo staat het in de sterren geschreven. Dit is dus ons lot, de goddelijke wil. Daar moeten wij ons bij neerleggen.’ Maar Jozef zegt: ‘De toekomst ligt helemaal niet vast. En je hoeft je helemaal niet bij het zogenaamde lot neer te leggen. Je kunt… opstaan.’ En dat is wat ik vandaag zo graag tegen je wil zeggen, Mara: de toekomst ligt niet vast! Mensen zeggen dat wel vaak tegen elkaar, vooral religieuze mensen: ‘De wereld is zoals die is, je moet het aanvaarden.’ Schouderophalen… Maar weet je wat, de Bijbel protesteert aan alle kanten tegen dat schouderophalen. De toekomst kan ánders worden, en zál anders worden. Namelijk als de God van die Hebreeuwse jongen, de God van Israël, mensen doet opstaan. Als mensen opstaan en in beweging komen. Weg uit vastgeroeste denkpatronen, weg uit vastgelopen manieren-van-doen. Jozef legt zich niet bij het zogenaamde lot neer. Maar: hij gebruikt zijn gezonde verstand. De Bijbel vertelt allemaal verschillende verhalen, waarin de meest wonderlijke, onmogelijke dingen gebeuren. Ongelofelijk prachtig. Maar hier, hier gebeurt niets wonderlijks. Hier gaat het nu eens over het gewone gezonde mensenverstand. (Nu ja, anderzijds, misschien is dat ook wel een heel groot wonder: als mensen eindelijk eens hun gezonde verstand gebruiken…) Dat is wat er nodig is. In dit verhaal, in Egypte, en in Nederland. Jozef zegt: als je nu wat bewaart, dan heb je straks wat. Als je nu graan bewaart, dan heb je morgen brood. Als we nu in ons land elkaar accepteren, hoe verschillend we ook zijn, dan is er morgen vrede. Als we nu schoner en duurzamer leven, dan hebben we morgen ook nog een aarde om te leven. Dat zegt Jozef. Heel gewoon. IV Maar dan gaat het verhaal nog verder. Jozef wordt aangesteld als minister van het gezonde verstand. Hij mag het gaan organiseren. En dan komt de aap uit de mouw. Dan horen we wat misschien wel het belangrijkste in het hele verhaal is. Jozef wil namelijk niet alleen maar nu iets bewaren om straks nog iets te hebben. Nee, wat hij wil, is nu iets bewaren om straks te kunnen delen. Delen, dat is het! Ook al weer zoiets ontzettend gewoons, terwijl het tegelijk een ongelofelijk wonder is in onze wereld. Kijk, bij ons wordt overvloed meestal gebruikt om nog meer overvloed te maken. Bij ons is rijkdom er vaak omwille van nog meer rijkdom. Maar hier in het verhaal is de overvloed er omwille van: delen. Want niet alleen Egypte krijgt honger. Heel de wereld heeft honger! En dan staat er: Van heel de aarde kwamen ze bij Jozef, om graan te kopen… Delen. Lieve Mara, dat is de eerste stap op die weg die ik net noemde. De eerste stap op de weg uit de nachtmerrie. De eerste stap én de laatste stap naar de toekomst toe. V Delen. En daarmee laat intussen Jozef, die Hebreeuwse jongen, die vreemdeling, zien wie eigenlijk de God van Israël is. Die ook een vreemdeling in onze wereld. Namelijk omdat hij een God van delen is. Een God die enkel en alleen maar geeft. Niets neemt, niets eist, maar alleen maar geeft. Deze God, die maar één ding wil, en dat is dat het mensen goed gaat. Dat mensen uit hun nachtmerrie wakker worden en in het goede leven terechtkomen. Lieve Mara, en die God is ook jouw God. Jij leeft van zijn genade. Iedere dag leef jij van wat hij jou geeft: liefde, licht, leven. Vergeving: dat je iedere dag weer opnieuw mag beginnen. Dat is wat deze God geeft: toekomst. Tot slot, normaal gesproken eindig ik een preek in de kerk altijd met het zinnetje: ‘Lof zij u, Christus!’ Dat is een zinnetje van dankbaarheid. En nu wil ik datzelfde graag ook aan het eind van deze brief aan jou zetten. Want Christus, Jezus, hij is degene aan wie wij het meest kunnen zien wie God is. Jezus is Gods delen, Gods liefde, Gods menselijkheid: in levenden lijve. En daarom gaan wij jou zometeen in zijn naam dopen. Lof zij Christus!