Internetles “Zintuigen”

advertisement
Op de volgende pagina’s een aantal opdrachten waarmee leerlingen op internet
aan de slag kunnen.
Bij sommige lessen kan het natuurlijk zijn dat de website in de loop van de tijd
zal veranderen. De les zal dan even aangepast kunnen worden.
Ik hoop dat collega’s hier iets aan hebben…
Bert Moorman
Internetles “Zintuigen”
Naam:……………….
We komen via www.praktijkonderwijs.com in het hoofdstuk wereldoriëntatie
bij de site over de zintuigen. Geef antwoord op de volgende vragen. Op dit blad
staat steeds precies wat je moet doen. (met een pijltje aangegeven)
1. De mens heeft 5 zintuigen. Dit zijn: 1……………. 2…………….
3……………. 4……………. 5…………….
 Klik in de linker balk op het woord “zien”. Je komt dan bij het oog.
2. Het oog heeft verschillende …………………….. Dit zijn organen die niet
direct met het zien te maken hebben maar waarvan hun functie het oog
geheel te goede doen.
 Klik op het woord “opgebouwd”. Er staat een streepje onder. Dit betekend
dat ik verder kan kijken in de pagina (dat noem ik een hyperlink)
3. Er zijn wat woorden bij het plaatje weggehaald. Zet de woorden op de
lege plekken.
 Klik nu 2 keer op
zodat je terug komt bij de startpagina. Klik hier
op het woord: “ruiken”. Je komt nu bij het gedeelte over de neus.
4. Vul in het volgende stukje tekst de ontbrekende woorden in.
Een geur ontstaat doordat heel kleine deeltjes van een ………….de lucht in kunnen ………....
Als je ademt komt, komen de deeltjes ook in je ……………. Hoog in de neusholte bevinden
zich miljoenen kleine ………….. op een gedeelte dat niet groter is dan een ……………. Deze
cellen vangen de ……………….. op.
Klik op de hyperlink “Wist je dat……..”
5. Een baby kan meteen goed ruiken. Waarom is dit belangrijk?
……………………………………………………………………………...
 Klik weer 2 keer op
zodat je terug komt bij de startpagina. Klik
hier op het woord: “proeven”. Je komt nu bij het gedeelte over de mond.
 Klik op de hyperlink: “De hoofdsmaken van voedsel.”
6. Welke vier hoofdsmaken kennen we? Geef van elke smaak ook een
voorbeeld: 1 …………………………………………….
2 …………………………………………….
3 …………………………………………….
4 …………………………………………….
De volgende keer gaan we verder met de onderdelen voelen en horen.
We doen dan ook een quiz.
Routeplanner
Routenet.nl
Ik wil van de volgende reizen een aantal dingen weten (afstand en reistijd). Hiervoor gebruik
ik routenet.nl Deze routeplanner geeft snel en goed aan welke route ik af moet leggen om
mijn bestemming te bereiken.
Van
Emmen
Oude Roswinkelerweg
Naar
Breda
Sterrenkroos
Groningen
Vismarkt
Nijmegen
Goffert
Elburg
Pluutstraat
Klazienaveen
Brugstraat
Amsterdam
Kalverstraat
Rotterdam
Coolsingel
Haarlem
Hofplein
Emmen
Oude Roswinkelerweg
Internetles www.hetklokhuis.nl
TANKSTATION
De site over het tankstation bestaat uit 6 pagina’s. De dikgedrukte
woorden geven aan waar je iets kunt vinden (hoofdstukken).
Eten voor de auto
1. Geef twee voorbeelden van brandstof waarop een auto kan
rijden.
………………..
………………..
Het lijkt simpel…
Vul de ontbrekende woorden in.
2. Een tankstation bestaat voornamelijk uit …………………………vol met benzine die
onder de ……………………. zitten. Door middel van een speciaal
………………………..kun je via een slang de benzine in de je auto gieten. Het lijkt
simpel en eigelijk is het dat ook wel. Maar om een benzinestation heen zit een hele
organisatie. Het moet er bijvoorbeeld ……………………..zijn, en waar bevindt zich
die grote voorraad brandbare benzine?
De winkel
3. Hoeveel benzinestations hebben we in Nederland? ……………………..
4. Waarom is er vaak ook een winkel bij het tankstation?
…………………………………………………………………………………………...
Tanken stap voor stap
5. Wanneer mag je weer verder rijden?
…………………………………………………………………………………………...
6. Bij een tankstation kun je ook je banden op laten pompen en als je geen zin hebt om
de auto te wassen,……………………………………………………….!
Nederlands meetinstituut
7. Ijken is een moeilijk woord voor …………………. en …………………………
Pagina 4: Ondergrondse tanks
8. Hoe wordt de benzine naar het tankstation gebracht?
…………………………………………………………………………………………...
Pagina 5: Bodembescherming (vul in)
9. Benzine is best een gemeen ………………... Het is dus ontzettend………………….,
maar het is ook nog eens super slecht voor het …………………... Daarom moet een
tankstation aan allerlei milieu eisen voldoen.
10. Om 1 liter benzine uit het ………………………. te halen moet je
………………. liter water zuiveren. Dit is nog al wat, daarom
wordt er liever voor gezorgd dat het er helemaal niet in komt!
Internetles
hetklokhuis.nl
Vandaag een internetles waarbij we twee onderwerpen gaan
bekijken.
Daarvoor moet je in de adresbalk intypen: www.hetklokhuis.nl
Klik dan eerst op het woord: lees en daarna op: dossier alfabetisch
In het hoofdstuk: wetenschap en techniek klik je op het woord: zwanenhals.
Geef nu antwoord op de volgende vragen:
1. Hoe vaak gaan we gemiddeld naar de wc? ……………..
2. Noem een ander woord voor buizenstelsel. …………………
3. Waarom moeten we de afvoerputten in huis afsluiten?
…………………………………………………………………………………………...
4. Wat bedachten slimme loodgieters?
…………………………………………………………………………………………...
5. Loodgieters noemen een zwanenhals ook wel een: S………………
Klik op de knop
totdat je weer bij de hoofdstukken
uitkomt. Onder het hoofdstuk: Biologie klik je op het onderwerp:
Hoofdluis
Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Wat is een parasiet?
…………………………………………………………………...
2. Hoe groot is een luis? ……………millimeter
Klik op:Lees verder
3. Hoeveel eitjes legt een vrouwtjesluis iedere dag? ……..
4. Hoe lang leeft een luis ongeveer? …………dagen
5. Kunnen luizen vliegen? Ja/nee
Klik op:Lees verder
6. Wat is een netenkam? ………………………………………………………………...
7. Hoe bestrijden we tegenwoordig de luizen? ……………………………………….
Sluit af met het kruisje.
Internetles www.hetklokhuis.nl
Illusies
In het onderdeel “lees” vind je: dossiers alfabetisch. Je kiest nu bij het
hoofdstuk Biologie het onderdeel: illusies. Klik nu op nummer 1 en geef
antwoord op de volgende vragen. Let op dat je steeds even op lees verder
moet drukken om verder te gaan.
1. De blauwe lijnen zijn recht/krom. (geef het goede woord aan)
2. Hoe noemen we het als je dingen anders ziet als dat ze in werkelijkheid zijn?
O……………………………………….
3. Optische illusies ontstaan ergens in ons visuele systeem. Dat is een moeilijk woord
voor je ……………….+………………………….+…………………..
4. Wat is het eerste verschil tussen een camera en je ogen? ……………………………..
…………………………………………………………………………………………
5. Doe opdracht. Doe de opdracht met het potlood. Je kunt natuurlijk ook een pen
gebruiken. Je kunt op de foto zien hoe je het moet doen.
6. Krijg je het voor elkaar om het wieltje zowel links als rechts om te laten draaien?
Ja/nee
7. Scherp zien: Je hersenen zorgen er dus ook voor dat je scherp kan zien.
Van heel veel kleine, scherpe stukjes maken je hersenen ……………………………...
8. Moeilijk woord: Visuele Perceptie is ……………………………………………
9. De wereld in 3-d: Onze wereld is 3-dimensionaal. Alles heeft een……………., een
………………. en een ………………...
10. Schuine lijnen: Hoe komt het dat het achterste poppetje groter lijkt? …………………
…………………………………………………………………………………………..
11. Licht: Ook ……………. en …………………… vertellen onze hersenen veel over hoe
een figuur eruit ziet
12. Je ziet wat je kent: Je herkent dingen vaak in z'n geheel. Je ziet niet 100 straattegels
maar een ……………………..
13. Een groepje vlekken: wat is er in het plaatje met de vlekken te zien? ………………
14. Kanisza: Is er echt een driehoek te zien? Ja/nee
15. Na-figuren: Doe het testje met de vissenkom. Zie je de vis ook in de 2e kom? Ja/nee
16. Invloed van de omgeving: lopen de dikke lijnen evenwijdig? Ja/nee
17. Wat is groot? Blijkbaar bekijken onze hersenen niet hoe groot het balletje écht is,
maar hoe groot het balletjes is ten opzichte van ……………………………………….
Klik weer op lees verder: Je bent nu aangekomen bij onderdeel 7. Bekijk de rest van de
pagina’s en probeer de optische illusies te ontdekken.
NAAM: ………………………
Download