De adellijke Ledenaars

advertisement
De adellijke
Ledenaars
Met deze brochure willen we
u kennis laten maken met de
diverse adellijke families die onze
gemeente rijk was, hun wapenschilden
plus de heraldiek eraan verbonden.
Voorwoord
Een wapenschild is sedert vele eeuwen hét herkennings- en veelal erkenningsteken zowel van krijgers tot ‘hoge’ militairen, van geestelijken tot kerkelijke autoriteiten maar ook van waardige burgers tot adellijke personen, die
uit de anonimiteit wilden treden.
De vormen, de kleuren, de symbolen, de figuren vertellen en verklaren ons
zoveel dat bijkomende uitleg in woorden overbodig moeten zijn.
De Franse Revolutie werd een heuse
politieke omwenteling aan het eind van
de 18de eeuw. De Franse monarchie
werd afgezet en de Eerste Republiek
werd opgericht. De macht en de
privileges van de adel en de geestelijkheid werden teruggedrongen.
Bij decreet van 19-23 juni 1790 werd de
adel hier in onze streken als dusdanig
afgeschaft.
Geen enkele burger mocht een eigen wapen bezitten. Een hele reeks wetten
en maatregelen volgden op het dragen en het vertonen van heraldische
symbolen, zowel adellijke als niet-adellijke. De burgers mochten bijvoorbeeld
geen wapens afbeelden op hun huizen en voertuigen. Adellijke genealogische documenten die zich in een openbaar archief bevonden moesten
worden verbrand.
Gelukkig voor onze streken startten deze ingrijpende maatregelen in en rond
Parijs zodat daar de grootste schokken werden opgevangen en ondervonden
wij hier minder last.
Met het aantreden van Napoleon kwam de heraldiek terug op de voorgrond.
Een aantal keizerlijke decreten, uitgevaardigd tussen 1805 en 1810, luidden
het herstel in van de adel en de stedelijke en gemeentelijke heraldiek.
TOPKE Hubert
voorzitter Culturele Raad.
2
De opbouw van een wapen
helmteken
rangkroon
wrong
dekkleden
helm
schild
schildhouder
ordeteken
grond
motto
Een wapen kan uitsluitend bestaan uit een schild, maar vaak worden rondom het schild zaken toegevoegd, de zogenaamde heraldiën :











Het wapenschild is het belangrijkste deel van het wapen en staat centraal
geplaatst. Op het schild vinden we stukken in diverse kleuren.
Een helm rust op of overtopt het schild.
De kroon, ook wel rangkroon genoemd, verschilt per rang binnen de adel.
Schildhouders: een schild kan worden gedragen door (fabel)dieren of
menselijke figuren. Deze staan aan weerszijden van het schild.
Een wapenspreuk of motto is een onder het wapen aangebrachte leus.
Een wapentent of paviljoen (een opengeslagen middeleeuwse tent, of een
met hermelijn gevoerde wapenmantel die rond het wapen is geslagen).
Een of meer helmen kunnen op het wapenschild worden geplaatst. Alleen bij
een koning is het vizier van de helm geopend.
Boven de helm is een wrong geplaatst met de kleuren van de dekkleden.
Het dekkleed hangt achteraan de helm ter bescherming tegen de zon.
Het helmteken staat op de helm. Het is vaak een object dat overeenkomt met
de stukken op het schild.
Onder het schild kunnen ook de ridderorden van de bezitter worden aangebracht.
3
Een schild kan op verschillende manieren
worden verdeeld.
1/ Doorgesneden
2/ Gedeeld
3/ Doorgesneden en halfgedeeld
4/ Gedeeld en linksdoorgesneden
5/Gevierendeeld
6/ Gevierendeeld met hartschild
7/ Geschuind
8/ Linksgeschuind
Bij het beschrijven van een schild lijkt het alsof links en rechts verwisseld zijn
Dit komt doordat men het schild beschrijft vanuit het gezichtspunt van de
schilddrager en niet van de aanschouwer !
Daarnaast komen andere verdelingen voor, zoals :
1/ Gebalkt (ook wel gepaald genoemd : verticaal in drieën gedeeld waarbij
de 'balk' in het midden een afwijkende kleur heeft)
- Gebalkt van x stukken : verticaal in x gelijke vlakken verdeeld,
afwisselend van kleur, waarbij x het totale aantal vlakken is.
2/ Horizontaal gebalkt
- Horizontaal gebalkt van x stukken
- Dwarsbalk (een horizontaal lopende baan door een schild)
- golvend gedwarsbalkt = als golven bewegende banen
- gekanteelde dwarsbalk = met kantelen voorziene balk.
Kwartieren
Fig. 6 is verdeeld in 4 kwartieren, waarvan 1, het eerste kwartier, als rechtsboven wordt aangeduid. Bij het tellen doorlopen we de velden rij voor rij
horizontaal.
Indien een gevierendeeld of gekwartierd schild uit meerdere wapens is
samengesteld, bepaalt de nummering ook de rangorde of belang van de
verschillende families, 1 is het belangrijkst en 4 het minst.
Herautstukken
Op een schild kunnen we diverse stukken aantreffen, zoals. balken, torens,
leeuwen, jachthoorns, lelies, kruisen enz. Ook de ridderorde (bv. Orde van
het Gulden Vlies) van de bezitter van het wapen kan om het schild worden
gehangen of in het schild worden verwerkt.
Illustraties blz. 2+3 : Wikipedia
4
de Lannoy en Hasselt
De familie de Lannoy kwam in de adel toen in 1526 een verlening van de
titel van graaf van het Heilig Roomse Rijk werd toegestaan. Deze titel was
overdraagbaar op alle afstammelingen van Carolus de Lannoy, ridder van
de Orde van het Gulden Vlies.
Graaf Christiaan Gregoire Joseph Ernest de Lannoy en Hasselt kwam in het
bezit van de heerlijkheid Impe toen hij op 22 augustus 1793 het denombrement d.i. de staat van een verworven leen, ervan legde.
Net zoals de graaf de Lannoy en Hasselt, was baron Joigny de Pamele een
verre verwant van de Bettes.
De heerlijkheid Impe werd achteraf bezit van de laatste Leedse markies
Emmanuel de Bette.
5
Beschrijving van het wapenschild
In zilver drie leeuwen van sinopel (groen),
getongd en genageld van keel (rood),
gekroond met een antieke kroon van goud.
Zilveren helm, gevoerd en gehecht van
sinopel, getralied, gehalsband en omboord
van goud en getopt met een kroon met vijf
bladen van hetzelfde. Helmteken: een
zilveren eenhoornhoofd en hals, gehoornd
van goud. Schildhouders: twee zilveren eenhoorns, gehoornd van goud. Wapenspreuk :
‘VOSTRE PLAYSIR LANNOY’ : ‘Lannoy
voor uw genoegen’, van sinopel op een
fladderend zilveren lint. Alles geplaatst op een mantel van keel, gevoerd
met hermelijn, met kwast, franjes en koord van goud, en overdekt met de
gesloten hertogelijke kroon van de Oude Oostenrijkse Nederlanden.


Goed om weten

De kroon bovenaan het wapenschild is die van het Heilig Roomse Rijk.
De titels ‘Romanum imperium’ en ‘Sacrum imperium’ werden in 1254
gecombineerd als ‘Sacrum Romanum Imperium’, ‘Heilig Roomse Rijk’ en
vanaf midden de 14de eeuw regelmatig gebruikt.

De met hermelijn gevoerde wapenmantel (wapentent) is rond het wapen
geslagen. De jezuïet Silvester Petra Sancta heeft in 1638 in zijn wapenboek
vastgelegd dat alleen koningen en keizers een wapentent mochten gebruiken. Edelen mochten alleen een wapenmantel hangen maar zeker niet met
koorden opbinden ! De hermelijnen mantel mag niet bij lagere adel.

Het wapenschild is geflankeerd door 2 eenhoorns. De eenhoorn staat voor
strijdlust en dapperheid en wordt beschreven als een soort wilde ezel, zo
groot als een paard. Hij is wit van kleur en heeft donkerblauwe ogen. Op zijn
voorhoofd draagt hij een kaarsrechte hoorn, spiraalvormig gedraaid, en
uitlopend op een punt. Zijn hoeven zijn gespleten zoals die van een bok en
hij heeft een geitensik.

De wapenvoerder was Philips de Lannoy (+1574), heer van Beauvoir, krijgsen zeeheld tegen Spanje en admiraal van Alva.
6
de Gruutere
Jean de Gruutere werd geboren in Lede rond 1501. Hij
huwde in 1522 met Catherine Brugmans
(°Kloosterzande rond 1501) en kocht omstreeks 1542
de ‘Heerlijkheid Lede’ van jonkheer Pieter de Carrien.
Keizer Karel V (°1500 +1568) benoemde Jean de
Gruutere tot ‘Heer in Lede’. Dit gebeurde rond 1546.
De familie de Gruutere was bevriend met de zeer
vermogende en met groot aanzien Gentse adellijke
familie de Bette.
In 1549 trouwde Isabeau (°1524), de enige dochter van Jean de Gruutere
en Catherine Brugmans, met Jacques de Bette (°1521).
25 oktober 1556 overleed Jean de Gruutere op 55-jarige leeftijd.
De heerlijkheid kwam, via zijn enige dochter Isabeau en schoonzoon
Jacques, aldus in bezit van de familie de Bette. (Beths, Bette)
De Gruutere’s waren verwant met Gwijde van Dampierre (°1226 +1305), die
Graaf van Vlaanderen was vanaf 1278.
Beschrijving van het wapenschild
In sabel drie tweelingdwarsbalken van goud.
Goudgekroonde helm.
Helmteken: ofwel een tornooihoed van zilver
die twee afgewende borstbeelden van Saracenen (oosterlingen) in natuurlijke kleur, met
zilveren hoofdwrong en gekleed met het
wapenschild, ondersteunt. Ofwel, zoals hier
afgebeeld, een borstbeeld van een man in goud
gekleed met een bef (kraag) van hetzelfde
uitkomend uit een kuip van het hetzelfde.
Devies: ‘WIL GOD’.

7
de Bette
Jacob de Bette huwde in 1549 de dochter van Jan
de Gruutere. Bij het overlijden van Jan de Gruutere
in 1556 werden de Bettes ‘Heren van Lede’.
Jacob de Bette werd door Karel V geadeld tot ridder.
Hij was meermaals schepen van de Keure en
schepen van gedele (vrederechter) van Gent. Hij
kocht in 1579 de Heerlijke Rechten over Schellebelle
en Wanzele. Hij overleed in 1591.
Jan de Bette volgde zijn vader op als Heer van Lede in 1591. Hij werd tot
ridder geadeld in Madrid op 26 maart 1598 door koning Filips II.
Op 22 juni 1607 volgde, door aartshertog Albrecht en aartshertogin
Isabella in Brussel, de verheffing van baronie van de Vlaamse heerlijkheid
Lede. Jan de Bette overleed op 10 juni 1620.
Willem de Bette verkreeg de titel van baron in
1620 als eerstgeborene en volgde zijn vader op
als Heer van Lede.
Hij was luitenant-kolonel in dienst van de koning
van Spanje, Filips IV, verkreeg op 2 februari 1630
de eretitel van ‘lid van de krijgsraad’ en voor
bewezen diensten op 3 augustus 1633 de titel
van Markies van Lede. Bij het overlijden van zijn
broer Adriaen (ridder sinds 15 mei 1596) werd hij
gouverneur van het Land van Limburg, van
Duinkerken en van Biezma, heer van Peronne,
hoogbaljuw van Gent.
Hij werd bevelhebber van de artillerietroepen, kapitein van het Spaanse
voetvolk en opperbevelhebber van de Spaanse krijgsvloot in de Nederlanden. In 1648 werd hij ridder van het Gulden Vlies.
Hij overleed op 23 juni 1658 aan zijn verwondingen opgelopen bij de
verdediging van Duinkerken.
Ambrosius de Bette, markies van Lede, baron van Peronne, heer van
Hofstade, Impe enz. huwde op 23 januari 1671 Dorothea de Croy-Solre,
grootmeesteres van de keurvorstin van Beieren.
8
Hij overleed op 8 december 1677 bij een beleg aan de Hollandse grens, zij
op 27 januari 1706. Zij liggen beiden begraven in de crypte onder de
zitplaats van de markiezen, links van het hoogkoor in de St.-Martinuskerk.
Jean-François Nicolaes de Bette, geboren in Lede op het kasteel in 1667.
Hij was grootbaljuw (=ambtenaar die de koning vertegenwoordigde in steden
en landelijke gebieden) te Aalst en Geraardsbergen en sinds 1707 ridder
van het Gulden Vlies.
Daarnaast was hij baron van Peronne, gouverneur van Palma de Mallorca,
luitenant-generaal van het Spaanse leger, opperbevelhebber van de infanterie en werd zelfs onderkoning van Mallorca voor Filips V.
Aan het hoofd van een leger van 30.000 man streed
hij tegen de Oostenrijkers en de hertog van Savoie.
In 1717 veroverde hij Sicilië tegen de troepen van
Karel VI.
Na 1720 ging hij in Afrika tegen de Moren strijden
alwaar hij o.a. Ceuta veroverde voor Spanje.
Hij huwde in 1722 Dame Anne Marie de Croy Roeux,
eerste hofdame van de infante van Parma. Zij
overleed in Parijs in 1792.
Hij overleed te Madrid op 11 februari 1725 als
voorzitter van de opperste krijgsraad van het
Spaanse Rijk.
Emmanuel Ferdinand de Bette, geboren te
Madrid in 1724, was de laatste Markies van Lede.
Hij liet in 1749 het huidige (nu totaal vervallen) markizaatkasteel herrijzen in een groene oase van bomen en vijvers. De voorgevel werd bekroond
met een driehoekig fronton met een wapenschild
geflankeerd door twee majestueuze leeuwenbeelden.
Tijdens zijn - tamelijk frivool - leven was hij baljuw van
Aalst, werd als Grote van Spanje 1ste klas geridderd,
werd in 1749 benoemd tot Maréchal de France en
sloot zich in 1789 aan bij de opstand tegen Jozef II.
Hij huwde in 1762 zijn hartsvriendin, Jeanne
Estiennette du Tarte, artieste in het Brussels theater
van Jean-Nicolas Servandoni d’Hannetaire.
9
Hij overleed, kinderloos, te Lede op 6 juli 1792. Zij stierf eerder op 13
september 1788 op 48-jarige leeftijd. Beiden werden, buiten de kerkmuren,
te Lede begraven.
Het machtige geslacht de Bette was hiermee in directe lijn uitgestorven en
betekende aldus het einde van 236 jaar heerschappij in de Zuidelijke
Nederlanden.
Beschrijving van het wapenschild
In azuur drie tau's (Griekse T) van goud het
schild overtopt met een gouden kroon van vijf
bladen, zelf overtopt door een zilveren helm,
rood gevoerd, getralied, gehalsband en
omboord van goud.
Helmteken : een mortier (muts of pots van een
parlementsvoorzitter) van azuur, beladen met
drie tau's van goud geschikt volgens een
dwarsbalk en die een frontaal geplaatst
leeuwenhoofd en hals van keel, geplaatst over
een pauwenstaart in natuurlijke kleuren heen,
ondersteunt.
Dekkleden van azuur en goud. Het geheel
geplaatst op een halsketting van de Orde van
het Gulden Vlies.
10
de Joigny de Pamele
Deze familie kwam in 1581 in de adelstand. De titel van ridder werd - ten
persoonlijke titel - toegekend aan Guillaume de Joigny, genaamd de
Pamele. Hij was Chef-President van de Geheime Raad te Brussel.
Na het overlijden van de laatste telg van de adellijke familie de Bette, werd
baron Jean Charles de Joigny de Pamele heer van Lede. Hij verbleef niet op
het kasteel (het huidige Markizaat) maar wel op het kasteel van Male.
Zelf was hij al eigenaar van de zuidoosterhelft van het dorpsplein te Lede en
ook van de heerlijkheid Ginderop (dicht tegen het huidige centrum van Lede).
Zijn grootvader Martin François de Joigny de Pamele was gehuwd met
Anna Marie de Gruutere waardoor de heerlijkheid Ter Braempt (Impe) op
het einde van de 18de eeuw in zijn bezit kwam.
In 1773 werd de verlening van baron (overdraagbaar bij eerstgeboorte) en
wapenvermeerdering toegekend aan Jean Charles de Joigny de Pamele,
inwoner van Ieper. In 1794 overleed hij te Brugge.
Graaf Maximiliaan Jozef Carnin de Staden werd voogd van zijn vijf
minderjarige kinderen.
11
Beschrijving van het wapenschild
Gevierendeeld in 2 en 3: in keel een zilveren
arend, gebekt en gepoot van goud (wapen van
Blondel de Joigny), in 1 en 4 gedwarsbalkt van
zes stukken ven keel en goud (wapen van
Pamele).
Normaal is het schild getopt met een gouden
kroon met negen parels, die zelf getopt wordt
door twee helmen. Helmteken 1°: de arend
van het wapen uitkomend met dekkleden
van keel en zilver. 2° een everzwijnkop van sabel tussen een baniervlucht,
iedere vleugel gedwarsbalkt van keel en goud. Dekkleden goud en keel. Het
kan echter ook enkel getopt worden met de kroon.
Schildhouders twee omziende leeuwen van goud, getongd en genageld van
keel, houdende elk een banier, deze van links beladen met het wapen van
het eerste kwartier; deze van rechts met het wapen van het tweede kwartier.
Devies: ‘VERTU POUR GUIDE, HONNEUR POUR BUT’ : ‘het doel is de
eer, met de deugd als gids’.
Wapen van Jan van Oudenaarde (Jean d’Audenarde).
(°1220 - 12 december 1293).
Hij was burchtheer van Oudenaarde en heer van Pamele,
Rozoy, Lessen, Flobeque, Asse enz.
wapen van de familie Blondel de Joigny
12
du Smet de Smoeshove - Terlinden
In 1479 kwam de heerlijkheid Ten Bos (later gekend als Ronkenburg) in
handen van de familie du Smet. Hendrik du Smet, was eerst schepen van de
stad Aalst en werd later burgemeester. Hij overleed in 1506.
Ook zijn zoon Robbrecht vinden we terug als schepen in Aalst in de
periode van 1508 tot en met 1532. Na zijn overlijden kwam de heerlijkheid Ronkenburg in handen van Raphaël du Smet.
Hendrik du Smet, zoon van Robrecht, bouwde een heel andere loopbaan uit.
Hij studeerde in Bologna geneeskunde waarna hij zich te Antwerpen
vestigde. Zijn praktijk bloeide goed, doch de godsdienstoorlogen dreven hem
naar Lemgo in Westfalen waar hij
zeven jaar lang als lijfarts van graaf
van Lippe doorbracht. Later werd hij
rector van de universiteit van
Heidelberg.
De familie was ondertussen van de
adellijke ladder gevallen en het is
pas met Cornelis du Smet dat ze in
1645 door Filips IV terug in de
adelstand werd opgenomen.
Ondertussen startten er ook enkele
een militaire loopbaan in dienst van
de koning van Spanje : zo werd bv.
Jaak Engelbertus du Smet - in 1679
overleden - kapitein. Een ander lid
van deze familie, Frans du Smet,
bouwde zijn militaire loopbaan uit
tot luitenant-kolonel in Spanje, waar hij in 1792 overleed. Zijn politieke loopbaan vergat hij echter niet : tussen 1773 en 1788 was hij schepen te Aalst.
Bij de eenmaking van Italië zien we dat ze hun militaire ervaring konden
gebruiken. Mogelijks is het om die reden dat ze in de Italiaanse adel zijn
opgenomen en de titel van markies kregen. Ze zouden nu door het leven
gaan als markies du Smet de Smoeshove(n).
Aangezien ze hier niet meer voorkwamen, werd hun wapenschild opgenomen in dit van de familie Terlinden. In 1676 werd de adelverheffing aan
Cornille Terlinden, ontvanger-generaal van de stad Aalst en het Land van
Aalst, toegekend. In 1921 werd hen de titel van burggraaf verleend.
13
Beschrijving van het wapenschild
In sabel een keper van zilver begeleid door 3 wassenaars (wassende maan, kort na nieuwe maan) van
hetzelfde een uitgeschulpte zoom van keel over alles
heen.
Gevierendeeld : 2 & 3 in goud een boom van
sinopel met drie verdiepen geplant van
hetzelfde (Terlinden) ; 1 & 4 in sabel een keper
van zilver begeleid van drie wassenaars van
hetzelfde met een uitgeschulpte zoom van
keel over alles heen (du Smet). Het schild
getopt met een burggravenkroon, opgehangen met een lint van keel aan een zilveren
helm gevoerd van keel, getralied, omboord en
gehalsband van goud, getopt met een
markiezenkroon. Helmteken : een uitkomende
halve leeuw van goud, getongd en genageld
van keel. Dekkleden : goud en sabel.
Devies op een flapperend lint van sabel in letters van keel: ‘JURE INJURIA
VINCITUR’ d.i. onrecht overwonnen door rechtvaardigheid.
NB : de kroon op de helm wordt alleen gevoerd door bepaalde familieleden,
de anderen dragen een wrong.
Goed om weten







14
Dit wapenschild staat gebeiteld in de
haardplaat (achterwand) van een
openhaard in Huize Ronkenburg.
de Pottelsberghe de la Potterie
De familie kwam in de adelstand in 1686 toen de titel van baron verleend
werd aan ene Antoine de Pottelsberghe.
Deze was heer van Boulancy, echtgenoot van Marie-Madeleine de Camarjo,
wiens vader de titel van baron droeg.
Op 28 juli 1815 werd Jean Philippe (de) Pottelsberghe aangesteld door de
intendant van het Scheldedepartement als maire van Lede, Impe, Wanzele
en Smetlede. Dit was ter vervanging van François Van Kerchove. Hij zou
zijn taak vervullen tot wanneer in 1830 een nieuw bewind aan de macht
kwam. Bij het ontstaan van België werd hij aan de kant geschoven.
In 1830 kreeg de familie de toestemming om ‘de la Potterie’ aan hun
familienaam toe te voegen.









15

Beschrijving van het wapenschild
In sabel een omgewende jachthoorn van zilver,
gemond en geringd van goud, gesnoerd van
keel (sommige leden van de familie voeren de
jachthoorn niet omgewend) met een
schildhoofd van goud.
Zilveren helm, wrong en dekkleden van zilver
en sabel (sommige leden voeren een kroon in
plaats van een wrong).
Helmteken : een adelaarshoofd en hals van
sabel tussen een vlucht van goud een adelaar.
Schildhouders: rechts een griffioen (of griffoen) van goud, getongd van keel
(bij sommige leden is de griffioen ook gewapend van keel), links een
aanziende leeuw ( ook geleeuwd luipaard genaamd).
Goed om weten
 De grafsteen van de familie de
Pottelsberghe de la Potterie en de
Kerchove bevindt zich aan de
zuidoostelijke sacristiegevel van
de St.-Martinuskerk te Lede.
16
Papeians de Morchove
Een andere heerlijkheid, de dubbelheerlijkheid Wanzele - Schellebelle, was
medio de 15de eeuw in bezit van de familie Belle.
(heerlijkheid = bestuursvorm in het Ancien Régime)
Daarna ging de heerlijkheid over naar de familie De Proost en nog later, in
1505, naar Lenaert Cotereau. Zijn erfgenamen bleven in het bezit ervan tot
in de 17de eeuw.
Op 14 april 1759 werd de heerlijkheid, samen met deze van Ertbrugge,
verkocht aan Jean-Baptiste Papeians de Morchove.
Deze familie kwam op het adellijke toneel in 1717 met de persoonlijke titel
van ridder - met toevoeging van de naam “de Morchove” gezegd van der
Strepen - voor Jean Baptiste Papeians, die auditeur bij de rekenkamer te
Brussel was.
17

Beschrijving van het wapenschild
Gevierendeeld : 2 & 3 in keel een klimmende leeuw van goud, gekroond van zilver en
getongd en genageld van sabel (Glavimans), 1 & 4 in goud zes lelies van keel
gerangschikt 3,2,1 (Morchoven, gezegd van
der Strepen) over alles heen een hartschildje : in keel een dwarsbalk van goud,
beladen met een smalle dwarsbalk, hoekig
van drie stukken van lazuur (Papeians).
Helm van zilver gevoerd en gehecht van
azuur, getralied, omboord en gehalsband
van goud. De titelvoerder vervangt de helm
door een baronnenkroon. Dekkleden van
goud en keel. Helmteken: een kop en hals van een draak van keel, getongd
van goud, de hals bezaaid met penningen van goud, de nek en ruggengraat
gedekt met zes penningen van hetzelfde. Schildhouders zijn soms afgebeeld
met rechts een wildeman en links een wildevrouw in natuurlijke kleuren,
beiden gekroond en gekleed tot de ellebogen en de knieën met laurierbladeren
Goed om weten

Alleen de helm van de koning mocht naar voren en met open vizier staan
afgebeeld.
Bij de adel is de helm naar rechts gericht en met gesloten vizier. Bij
‘bastaards’ is de helm naar links gericht. (richting volgens de schilddrager !)

18
Hippolyte della Faille d’Huysse
Het adellijk geslacht della Faille, uit de omgeving van Kortrijk, gaat terug tot
het begin van de 15de eeuw.
De heerlijkheid Huise, nabij Oudenaarde, was in 1654 in het bezit gekomen
van Jean-Baptiste della Faille, een rijke handelaar.
In 1736 werd de titel van baron toegestaan aan jonkheer della Faille, heer
van Ooike, met mogelijke verbinding ervan aan de Vlaamse heerlijkheid
Huise.
De vader van Hippolyte,
François Maximilien Ghislain
della Faille d’Huyse werd in
1804 burgemeester van Huise
en een jaar later van Ouwegem. Verder was hij ook
kamerheer van Willem I.
De kinderen della Faille werden
in een streng katholieke traditie
opgevoed. Hippolyte liep school
in het Aalsterse Jezuïetencollege als interne leerling.
Zijn eerste politieke stappen zette hij in 1828 toen hij samen met zijn broer
Adolphe, de petitie van het dagblad ‘Le Catholique des Pays-Bas’ tekende,
waarin van koning Willem I vrijheid van pers, onderwijs, rechterlijke onafhankelijkheid en afschaffing van de bijzondere impopulaire belastingen op het
malen van graan, werd geëist.
In navolging van zijn vader was hij senator van 1840 tot 1848 en van 1851
tot 1874. Hij werd ondervoorzitter van de senaat van 1870 tot 1874. In Lede
werd hij burgemeester van 1854 tot 1875 en woonde op het kasteel
Ronkenburg.
Aangezien hij tot de ultramontaans caritatieve beweging (absolute autoriteit
van de paus in zake van geloof en discipline) aanleunde, zien we ook de
stichting in 1852 van het Leedse Sint-Vincentius a Paulogenootschap en de
oprichting in 1863 van het ouderlingengesticht tot zijn initiatieven.
19

Beschrijving van het wapenschild
In sabel een keper van goud beladen
met drie lelies van azuur, begeleid in het
schildhoofd van twee afgerukte en
toegewende leeuwenkoppen van goud,
getongd van keel en in de schildpunt van
een luipaardenhoofd van goud, dat in
zijn muil een ring van zilver (in feite een
ijzeren ring, die in de moderne wapenversies een ring van sabel wordt) houdt.
Schildhouders : twee aanziende leeuwen (of geleeuwde luipaarden) van
goud, gekroond van hetzelfde die elk een banier getooid met het
wapenschild vasthouden. Gouden ridderkroon.
Goed om weten
Op 2 april 1863 werd door de
burgemeester, baron Hippolyte
della Faille d’Huyse de eerste
steen gelegd voor het ‘hospitaal’
en het ‘godshuis voor kinderen en
ouderlingen’ aan de Dreef (nu
Kasteeldreef).
Het gebouw was voltooid in 1865.
Het ‘gasthuis’ - zo genoemd in de
volksmond als vervorming van
‘godshuis’ - werd afgebroken en vervangen door een nieuwbouw ‘Villa Letha’
in 1968.
20
.
Carnin de Staden
De familie was in de adel gekomen toen Lodewijk XIV, koning van Frankrijk,
een verheffing tot het ‘graafschap de Carnin en van Staden’ doorvoerde van
de Vlaamse heerlijkheid Staden, enz.
De titel van graaf was overdraagbaar bij de eerstgeborene en wapenvermeerdering van ridder Jean de Carnin. De jongere telgen voerden de titel
van graaf de Carnin.
Ingevolge het overlijden
van baron Jean Charles de
Joigny de Pamele in 1794,
werd graaf Maximiliaan
Jozef Carnin de Staden
voogd van diens vijf
minderjarige kinderen.
Er was verwantschap aangezien Maria Carolina de
Joigny de Pamele gehuwd
was met Jean Charles
Carnin de Staden, de oudste broer van Maximiliaan.
Maximiliaan Carnin de Staden was eigenaar van het markiezenkasteel
vanaf 1803 en verbleef er tot aan zijn dood in 1814.
21
Beschrijving van het wapenschild
In keel drie aanziende leeuwenkoppen van
goud, getongd van azuur. Het schild getopt
met een markiezenkroon.
Schildhouders : twee toegewende leeuwen
van goud, getongd en genageld van keel.
Devies:
‘VIRTUS SIBI PRAEMIUM’.
‘De deugd beloont zichzelf’ of ‘Deugdzaamheid loont’.
Goed om weten
Aan de oostelijke sacristiegevel van de SintMartinuskerk staat de grafsteen van Maximilien
Carnin de Staden en zijn echtgenote Charlotte
de Norman.
22
Constantinus Joannes de Kerchove d’ Exaerde
De familie de Kerchove was in het 19de-eeuwse België één van de
grootste adellijke families. Diverse leden bekleedden een vooraanstaande
plaats in het maatschappelijke en politieke leven.
De rijkdom van de Kerchove uitte zich vooral in grondbezit.
Constantinus de Kerchove was afkomstig van Lede en huwde in 1845 te
Gent met Zoë Anna Josephina Pieters. Toen hun zoon Raymond werd
geboren verbleef het gezin in Antwerpen. Constantinus was er ontvanger
der Domeinen.
Drie van hun vier kinderen stierven op vrij jonge leeftijd, zodat Raymond als
enig kind overbleef.
Rond 1872 vertoefde het gezin in Woubrechtegem. Constant de Kerchove
werd er lid van de gemeenteraad (1884 tot 1895).
Op adellijk vlak legde hij het volgende parcours af : in 1884 werd
hem de adelerkenning ‘jonkheer’ en
vier jaar later de toevoeging van de
naam ‘d‘Exaerde’ verleend.
Zijn enige overlevende zoon
Raymond drukte op provinciaal vlak
zijn stempel als katholiek
gouverneur.
23
Beschrijving van het wapenschild
Geschaakt van zilver en azuur, met een
schildhoofd van goud beladen met een
opvliegende duif van azuur, gebekt van keel
met in haar bek een olijftakje van sinopel.
Helm : van zilver, gekroond van goud.
Dekkleden : goud en azuur. Helmteken : een
uitkomende adelaar van goud.
Devies : ‘ENDURER POUR DURER’
‘verduren om te blijven duren’ =
‘verduren om te overleven‘
in gouden letters op een zwevend lint van
azuur .
Dit voor de eerste en derde lijn en voor de
leden van de vijfde lijn, die niet afstammen van een lid dat de titel van baron
voert en voor de zesde lijn met uitzondering van baron Albert-Stéphan en
zijn nakomelingen. De anderen voeren het devies in azuur op een lint van
zilver.
Kroon van graaf of baron voor alle
leden van tweede en de derde lijn
alsmede de titelvoerders van de
zesde lijn.
Schildhouders: twee griffioenen van
goud, gewapend en getongd van
keel.
Voor alle leden van de derde lijn, alsmede de titelvoerders van baron van
de vijfde lijn : rechts een griffioen (leeuw met kop en vleugels van een
adelaar) van goud, genageld en getongd van keel; links een leeuw getongd
en genageld van keel.
24
Raymond de Kerchove d’ Exaerde
Raymundus Carolus de Kerchove werd op 2 juli 1847 te Antwerpen
geboren als zoon van Constantinus Joannes de Kerchove en Zoë Anna
Josephina Pieters.
Op 27 juli 1869 behaalde hij het diploma van doctor in de rechten aan de
Gentse universiteit. Na een stage in het begin van de jaren 1870 schreef hij
zich in als advocaat aan de balie van het Gentse Hof van Beroep. In Bellem
huwde hij op 19 juli 1872 zijn nicht Valentina Maria de Kerchove d’Exaerde.
Zij kregen zeven kinderen.
In 1872 maakte hij zijn entree in de politiek. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1872 werd hij verkozen tot raadslid in Woubrechtegem. Bij
Koninklijk Besluit van 28 september 1872 werd hij benoemd tot burgemeester.
Op provinciaal vlak was hij omringd door verschillende familieleden die de
belangen van de katholieke plattelandsadel verdedigden. Op 25 maart 1885
werd hij gouverneur benoemd. Voor de provincieraadsleden was hij geen
onbekende want hij zetelde sinds 1878 als katholiek provincieraadslid en
vanaf 1882 als gedeputeerde. Raymond de Kerchove sloot als katholiek
gouverneur een tijdvak af. Na hem werd een liberaal benoemd.
In 1898 werd de titel baron toegekend aan jonkheer Raymond
Charles de Kerkchove d’Exaerde.
Op 16 mei 1919 vond de laatste
buitengewone zitting plaats met
Raymond de Kerchove d’Exaerde als
gouverneur, die op 30 mei met
pensioen ging.
Hij overleed te Gent op 27 februari
1932 op 85-jarige leeftijd.
25
BIBLIOGRAFIE
J. DE BROUWER, Geschiedenis van Impe, Gent 1958.
J. DE BROUWER, Geschiedenis van Lede. Het dorpsleven, het
parochieleven, het volksleven, Lede 1983.
L. DUERLOO, Privilegies uitbeelden. De Zuidnederlandse wapenkoningen en
wapenkunde in de eeuw der Verlichting, Brussel 1991.
L. DUERLOO, P. JANSSENS, Wapenboek van de Belgische adel van de 15de
tot de 20ste eeuw, Brussel 1992.
G. CROENEN, Heraldiek, in: J. ART, Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn
gemeente, Gent 1995.
A. DE GRAUWE, 1598-1998. Lede en zijn toren. Een verhaal van 400 jaar,
Lede 1998.
H. TOPKE, Lede van Heerlijkheid tot Markizaat, Lede 2010.
J. DE NEEF, Chronologisch overzicht van de heren van, in en te Lede, in:
Ken Uw Dorp, nr. 13.
J-C. BUYS, Het markizaat te Lede na 1792, in: Ken Uw Dorp, nr. 15.
G. VAN DEN NEST, Lede literair, in: Ken Uw Dorp, nr. 15.
B. VAN LANGENHOVEN, De lijdensweg van het zegel, het wapen en de vlag van
de gemeente Lede, in: Ken Uw Dorp, nr. 22.

COLOFON
Teksten :
Bart Van Langenhoven
Samenstelling : Hubert Topke
Uitgave :
Culturele Raad Gemeente Lede / 2de aangepaste editie van
‘Lede, zijn heraldiek, zijn gemeentewapens, zijn familiewapens’
Verantw. Uitg. : Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad
D / 2013 / 8592 / 1
26

Met onze bijzondere dank aan Ronald Milo voor
de blazoenering (beschrijving) van de wapenschilden
en de eigentijdse uitbeelding ervan.
27
Download