De adellijke Ledenaars Met deze brochure willen we u kennis laten maken met de diverse adellijke families die onze gemeente rijk was, hun wapenschilden plus de heraldiek eraan verbonden. Voorwoord Een wapenschild is sedert vele eeuwen hét herkennings- en veelal erkenningsteken zowel van krijgers tot ‘hoge’ militairen, van geestelijken tot kerkelijke autoriteiten maar ook van waardige burgers tot adellijke personen, die uit de anonimiteit wilden treden. De vormen, de kleuren, de symbolen, de figuren vertellen en verklaren ons zoveel dat bijkomende uitleg in woorden overbodig moeten zijn. De Franse Revolutie werd een heuse politieke omwenteling aan het eind van de 18de eeuw. De Franse monarchie werd afgezet en de Eerste Republiek werd opgericht. De macht en de privileges van de adel en de geestelijkheid werden teruggedrongen. Bij decreet van 19-23 juni 1790 werd de adel hier in onze streken als dusdanig afgeschaft. Geen enkele burger mocht een eigen wapen bezitten. Een hele reeks wetten en maatregelen volgden op het dragen en het vertonen van heraldische symbolen, zowel adellijke als niet-adellijke. De burgers mochten bijvoorbeeld geen wapens afbeelden op hun huizen en voertuigen. Adellijke genealogische documenten die zich in een openbaar archief bevonden moesten worden verbrand. Gelukkig voor onze streken startten deze ingrijpende maatregelen in en rond Parijs zodat daar de grootste schokken werden opgevangen en ondervonden wij hier minder last. Met het aantreden van Napoleon kwam de heraldiek terug op de voorgrond. Een aantal keizerlijke decreten, uitgevaardigd tussen 1805 en 1810, luidden het herstel in van de adel en de stedelijke en gemeentelijke heraldiek. TOPKE Hubert voorzitter Culturele Raad. 2 De opbouw van een wapen helmteken rangkroon wrong dekkleden helm schild schildhouder ordeteken grond motto Een wapen kan uitsluitend bestaan uit een schild, maar vaak worden rondom het schild zaken toegevoegd, de zogenaamde heraldiën : Het wapenschild is het belangrijkste deel van het wapen en staat centraal geplaatst. Op het schild vinden we stukken in diverse kleuren. Een helm rust op of overtopt het schild. De kroon, ook wel rangkroon genoemd, verschilt per rang binnen de adel. Schildhouders: een schild kan worden gedragen door (fabel)dieren of menselijke figuren. Deze staan aan weerszijden van het schild. Een wapenspreuk of motto is een onder het wapen aangebrachte leus. Een wapentent of paviljoen (een opengeslagen middeleeuwse tent, of een met hermelijn gevoerde wapenmantel die rond het wapen is geslagen). Een of meer helmen kunnen op het wapenschild worden geplaatst. Alleen bij een koning is het vizier van de helm geopend. Boven de helm is een wrong geplaatst met de kleuren van de dekkleden. Het dekkleed hangt achteraan de helm ter bescherming tegen de zon. Het helmteken staat op de helm. Het is vaak een object dat overeenkomt met de stukken op het schild. Onder het schild kunnen ook de ridderorden van de bezitter worden aangebracht. 3 Een schild kan op verschillende manieren worden verdeeld. 1/ Doorgesneden 2/ Gedeeld 3/ Doorgesneden en halfgedeeld 4/ Gedeeld en linksdoorgesneden 5/Gevierendeeld 6/ Gevierendeeld met hartschild 7/ Geschuind 8/ Linksgeschuind Bij het beschrijven van een schild lijkt het alsof links en rechts verwisseld zijn Dit komt doordat men het schild beschrijft vanuit het gezichtspunt van de schilddrager en niet van de aanschouwer ! Daarnaast komen andere verdelingen voor, zoals : 1/ Gebalkt (ook wel gepaald genoemd : verticaal in drieën gedeeld waarbij de 'balk' in het midden een afwijkende kleur heeft) - Gebalkt van x stukken : verticaal in x gelijke vlakken verdeeld, afwisselend van kleur, waarbij x het totale aantal vlakken is. 2/ Horizontaal gebalkt - Horizontaal gebalkt van x stukken - Dwarsbalk (een horizontaal lopende baan door een schild) - golvend gedwarsbalkt = als golven bewegende banen - gekanteelde dwarsbalk = met kantelen voorziene balk. Kwartieren Fig. 6 is verdeeld in 4 kwartieren, waarvan 1, het eerste kwartier, als rechtsboven wordt aangeduid. Bij het tellen doorlopen we de velden rij voor rij horizontaal. Indien een gevierendeeld of gekwartierd schild uit meerdere wapens is samengesteld, bepaalt de nummering ook de rangorde of belang van de verschillende families, 1 is het belangrijkst en 4 het minst. Herautstukken Op een schild kunnen we diverse stukken aantreffen, zoals. balken, torens, leeuwen, jachthoorns, lelies, kruisen enz. Ook de ridderorde (bv. Orde van het Gulden Vlies) van de bezitter van het wapen kan om het schild worden gehangen of in het schild worden verwerkt. Illustraties blz. 2+3 : Wikipedia 4 de Lannoy en Hasselt De familie de Lannoy kwam in de adel toen in 1526 een verlening van de titel van graaf van het Heilig Roomse Rijk werd toegestaan. Deze titel was overdraagbaar op alle afstammelingen van Carolus de Lannoy, ridder van de Orde van het Gulden Vlies. Graaf Christiaan Gregoire Joseph Ernest de Lannoy en Hasselt kwam in het bezit van de heerlijkheid Impe toen hij op 22 augustus 1793 het denombrement d.i. de staat van een verworven leen, ervan legde. Net zoals de graaf de Lannoy en Hasselt, was baron Joigny de Pamele een verre verwant van de Bettes. De heerlijkheid Impe werd achteraf bezit van de laatste Leedse markies Emmanuel de Bette. 5 Beschrijving van het wapenschild In zilver drie leeuwen van sinopel (groen), getongd en genageld van keel (rood), gekroond met een antieke kroon van goud. Zilveren helm, gevoerd en gehecht van sinopel, getralied, gehalsband en omboord van goud en getopt met een kroon met vijf bladen van hetzelfde. Helmteken: een zilveren eenhoornhoofd en hals, gehoornd van goud. Schildhouders: twee zilveren eenhoorns, gehoornd van goud. Wapenspreuk : ‘VOSTRE PLAYSIR LANNOY’ : ‘Lannoy voor uw genoegen’, van sinopel op een fladderend zilveren lint. Alles geplaatst op een mantel van keel, gevoerd met hermelijn, met kwast, franjes en koord van goud, en overdekt met de gesloten hertogelijke kroon van de Oude Oostenrijkse Nederlanden. Goed om weten De kroon bovenaan het wapenschild is die van het Heilig Roomse Rijk. De titels ‘Romanum imperium’ en ‘Sacrum imperium’ werden in 1254 gecombineerd als ‘Sacrum Romanum Imperium’, ‘Heilig Roomse Rijk’ en vanaf midden de 14de eeuw regelmatig gebruikt. De met hermelijn gevoerde wapenmantel (wapentent) is rond het wapen geslagen. De jezuïet Silvester Petra Sancta heeft in 1638 in zijn wapenboek vastgelegd dat alleen koningen en keizers een wapentent mochten gebruiken. Edelen mochten alleen een wapenmantel hangen maar zeker niet met koorden opbinden ! De hermelijnen mantel mag niet bij lagere adel. Het wapenschild is geflankeerd door 2 eenhoorns. De eenhoorn staat voor strijdlust en dapperheid en wordt beschreven als een soort wilde ezel, zo groot als een paard. Hij is wit van kleur en heeft donkerblauwe ogen. Op zijn voorhoofd draagt hij een kaarsrechte hoorn, spiraalvormig gedraaid, en uitlopend op een punt. Zijn hoeven zijn gespleten zoals die van een bok en hij heeft een geitensik. De wapenvoerder was Philips de Lannoy (+1574), heer van Beauvoir, krijgsen zeeheld tegen Spanje en admiraal van Alva. 6 de Gruutere Jean de Gruutere werd geboren in Lede rond 1501. Hij huwde in 1522 met Catherine Brugmans (°Kloosterzande rond 1501) en kocht omstreeks 1542 de ‘Heerlijkheid Lede’ van jonkheer Pieter de Carrien. Keizer Karel V (°1500 +1568) benoemde Jean de Gruutere tot ‘Heer in Lede’. Dit gebeurde rond 1546. De familie de Gruutere was bevriend met de zeer vermogende en met groot aanzien Gentse adellijke familie de Bette. In 1549 trouwde Isabeau (°1524), de enige dochter van Jean de Gruutere en Catherine Brugmans, met Jacques de Bette (°1521). 25 oktober 1556 overleed Jean de Gruutere op 55-jarige leeftijd. De heerlijkheid kwam, via zijn enige dochter Isabeau en schoonzoon Jacques, aldus in bezit van de familie de Bette. (Beths, Bette) De Gruutere’s waren verwant met Gwijde van Dampierre (°1226 +1305), die Graaf van Vlaanderen was vanaf 1278. Beschrijving van het wapenschild In sabel drie tweelingdwarsbalken van goud. Goudgekroonde helm. Helmteken: ofwel een tornooihoed van zilver die twee afgewende borstbeelden van Saracenen (oosterlingen) in natuurlijke kleur, met zilveren hoofdwrong en gekleed met het wapenschild, ondersteunt. Ofwel, zoals hier afgebeeld, een borstbeeld van een man in goud gekleed met een bef (kraag) van hetzelfde uitkomend uit een kuip van het hetzelfde. Devies: ‘WIL GOD’. 7 de Bette Jacob de Bette huwde in 1549 de dochter van Jan de Gruutere. Bij het overlijden van Jan de Gruutere in 1556 werden de Bettes ‘Heren van Lede’. Jacob de Bette werd door Karel V geadeld tot ridder. Hij was meermaals schepen van de Keure en schepen van gedele (vrederechter) van Gent. Hij kocht in 1579 de Heerlijke Rechten over Schellebelle en Wanzele. Hij overleed in 1591. Jan de Bette volgde zijn vader op als Heer van Lede in 1591. Hij werd tot ridder geadeld in Madrid op 26 maart 1598 door koning Filips II. Op 22 juni 1607 volgde, door aartshertog Albrecht en aartshertogin Isabella in Brussel, de verheffing van baronie van de Vlaamse heerlijkheid Lede. Jan de Bette overleed op 10 juni 1620. Willem de Bette verkreeg de titel van baron in 1620 als eerstgeborene en volgde zijn vader op als Heer van Lede. Hij was luitenant-kolonel in dienst van de koning van Spanje, Filips IV, verkreeg op 2 februari 1630 de eretitel van ‘lid van de krijgsraad’ en voor bewezen diensten op 3 augustus 1633 de titel van Markies van Lede. Bij het overlijden van zijn broer Adriaen (ridder sinds 15 mei 1596) werd hij gouverneur van het Land van Limburg, van Duinkerken en van Biezma, heer van Peronne, hoogbaljuw van Gent. Hij werd bevelhebber van de artillerietroepen, kapitein van het Spaanse voetvolk en opperbevelhebber van de Spaanse krijgsvloot in de Nederlanden. In 1648 werd hij ridder van het Gulden Vlies. Hij overleed op 23 juni 1658 aan zijn verwondingen opgelopen bij de verdediging van Duinkerken. Ambrosius de Bette, markies van Lede, baron van Peronne, heer van Hofstade, Impe enz. huwde op 23 januari 1671 Dorothea de Croy-Solre, grootmeesteres van de keurvorstin van Beieren. 8 Hij overleed op 8 december 1677 bij een beleg aan de Hollandse grens, zij op 27 januari 1706. Zij liggen beiden begraven in de crypte onder de zitplaats van de markiezen, links van het hoogkoor in de St.-Martinuskerk. Jean-François Nicolaes de Bette, geboren in Lede op het kasteel in 1667. Hij was grootbaljuw (=ambtenaar die de koning vertegenwoordigde in steden en landelijke gebieden) te Aalst en Geraardsbergen en sinds 1707 ridder van het Gulden Vlies. Daarnaast was hij baron van Peronne, gouverneur van Palma de Mallorca, luitenant-generaal van het Spaanse leger, opperbevelhebber van de infanterie en werd zelfs onderkoning van Mallorca voor Filips V. Aan het hoofd van een leger van 30.000 man streed hij tegen de Oostenrijkers en de hertog van Savoie. In 1717 veroverde hij Sicilië tegen de troepen van Karel VI. Na 1720 ging hij in Afrika tegen de Moren strijden alwaar hij o.a. Ceuta veroverde voor Spanje. Hij huwde in 1722 Dame Anne Marie de Croy Roeux, eerste hofdame van de infante van Parma. Zij overleed in Parijs in 1792. Hij overleed te Madrid op 11 februari 1725 als voorzitter van de opperste krijgsraad van het Spaanse Rijk. Emmanuel Ferdinand de Bette, geboren te Madrid in 1724, was de laatste Markies van Lede. Hij liet in 1749 het huidige (nu totaal vervallen) markizaatkasteel herrijzen in een groene oase van bomen en vijvers. De voorgevel werd bekroond met een driehoekig fronton met een wapenschild geflankeerd door twee majestueuze leeuwenbeelden. Tijdens zijn - tamelijk frivool - leven was hij baljuw van Aalst, werd als Grote van Spanje 1ste klas geridderd, werd in 1749 benoemd tot Maréchal de France en sloot zich in 1789 aan bij de opstand tegen Jozef II. Hij huwde in 1762 zijn hartsvriendin, Jeanne Estiennette du Tarte, artieste in het Brussels theater van Jean-Nicolas Servandoni d’Hannetaire. 9 Hij overleed, kinderloos, te Lede op 6 juli 1792. Zij stierf eerder op 13 september 1788 op 48-jarige leeftijd. Beiden werden, buiten de kerkmuren, te Lede begraven. Het machtige geslacht de Bette was hiermee in directe lijn uitgestorven en betekende aldus het einde van 236 jaar heerschappij in de Zuidelijke Nederlanden. Beschrijving van het wapenschild In azuur drie tau's (Griekse T) van goud het schild overtopt met een gouden kroon van vijf bladen, zelf overtopt door een zilveren helm, rood gevoerd, getralied, gehalsband en omboord van goud. Helmteken : een mortier (muts of pots van een parlementsvoorzitter) van azuur, beladen met drie tau's van goud geschikt volgens een dwarsbalk en die een frontaal geplaatst leeuwenhoofd en hals van keel, geplaatst over een pauwenstaart in natuurlijke kleuren heen, ondersteunt. Dekkleden van azuur en goud. Het geheel geplaatst op een halsketting van de Orde van het Gulden Vlies. 10 de Joigny de Pamele Deze familie kwam in 1581 in de adelstand. De titel van ridder werd - ten persoonlijke titel - toegekend aan Guillaume de Joigny, genaamd de Pamele. Hij was Chef-President van de Geheime Raad te Brussel. Na het overlijden van de laatste telg van de adellijke familie de Bette, werd baron Jean Charles de Joigny de Pamele heer van Lede. Hij verbleef niet op het kasteel (het huidige Markizaat) maar wel op het kasteel van Male. Zelf was hij al eigenaar van de zuidoosterhelft van het dorpsplein te Lede en ook van de heerlijkheid Ginderop (dicht tegen het huidige centrum van Lede). Zijn grootvader Martin François de Joigny de Pamele was gehuwd met Anna Marie de Gruutere waardoor de heerlijkheid Ter Braempt (Impe) op het einde van de 18de eeuw in zijn bezit kwam. In 1773 werd de verlening van baron (overdraagbaar bij eerstgeboorte) en wapenvermeerdering toegekend aan Jean Charles de Joigny de Pamele, inwoner van Ieper. In 1794 overleed hij te Brugge. Graaf Maximiliaan Jozef Carnin de Staden werd voogd van zijn vijf minderjarige kinderen. 11 Beschrijving van het wapenschild Gevierendeeld in 2 en 3: in keel een zilveren arend, gebekt en gepoot van goud (wapen van Blondel de Joigny), in 1 en 4 gedwarsbalkt van zes stukken ven keel en goud (wapen van Pamele). Normaal is het schild getopt met een gouden kroon met negen parels, die zelf getopt wordt door twee helmen. Helmteken 1°: de arend van het wapen uitkomend met dekkleden van keel en zilver. 2° een everzwijnkop van sabel tussen een baniervlucht, iedere vleugel gedwarsbalkt van keel en goud. Dekkleden goud en keel. Het kan echter ook enkel getopt worden met de kroon. Schildhouders twee omziende leeuwen van goud, getongd en genageld van keel, houdende elk een banier, deze van links beladen met het wapen van het eerste kwartier; deze van rechts met het wapen van het tweede kwartier. Devies: ‘VERTU POUR GUIDE, HONNEUR POUR BUT’ : ‘het doel is de eer, met de deugd als gids’. Wapen van Jan van Oudenaarde (Jean d’Audenarde). (°1220 - 12 december 1293). Hij was burchtheer van Oudenaarde en heer van Pamele, Rozoy, Lessen, Flobeque, Asse enz. wapen van de familie Blondel de Joigny 12 du Smet de Smoeshove - Terlinden In 1479 kwam de heerlijkheid Ten Bos (later gekend als Ronkenburg) in handen van de familie du Smet. Hendrik du Smet, was eerst schepen van de stad Aalst en werd later burgemeester. Hij overleed in 1506. Ook zijn zoon Robbrecht vinden we terug als schepen in Aalst in de periode van 1508 tot en met 1532. Na zijn overlijden kwam de heerlijkheid Ronkenburg in handen van Raphaël du Smet. Hendrik du Smet, zoon van Robrecht, bouwde een heel andere loopbaan uit. Hij studeerde in Bologna geneeskunde waarna hij zich te Antwerpen vestigde. Zijn praktijk bloeide goed, doch de godsdienstoorlogen dreven hem naar Lemgo in Westfalen waar hij zeven jaar lang als lijfarts van graaf van Lippe doorbracht. Later werd hij rector van de universiteit van Heidelberg. De familie was ondertussen van de adellijke ladder gevallen en het is pas met Cornelis du Smet dat ze in 1645 door Filips IV terug in de adelstand werd opgenomen. Ondertussen startten er ook enkele een militaire loopbaan in dienst van de koning van Spanje : zo werd bv. Jaak Engelbertus du Smet - in 1679 overleden - kapitein. Een ander lid van deze familie, Frans du Smet, bouwde zijn militaire loopbaan uit tot luitenant-kolonel in Spanje, waar hij in 1792 overleed. Zijn politieke loopbaan vergat hij echter niet : tussen 1773 en 1788 was hij schepen te Aalst. Bij de eenmaking van Italië zien we dat ze hun militaire ervaring konden gebruiken. Mogelijks is het om die reden dat ze in de Italiaanse adel zijn opgenomen en de titel van markies kregen. Ze zouden nu door het leven gaan als markies du Smet de Smoeshove(n). Aangezien ze hier niet meer voorkwamen, werd hun wapenschild opgenomen in dit van de familie Terlinden. In 1676 werd de adelverheffing aan Cornille Terlinden, ontvanger-generaal van de stad Aalst en het Land van Aalst, toegekend. In 1921 werd hen de titel van burggraaf verleend. 13 Beschrijving van het wapenschild In sabel een keper van zilver begeleid door 3 wassenaars (wassende maan, kort na nieuwe maan) van hetzelfde een uitgeschulpte zoom van keel over alles heen. Gevierendeeld : 2 & 3 in goud een boom van sinopel met drie verdiepen geplant van hetzelfde (Terlinden) ; 1 & 4 in sabel een keper van zilver begeleid van drie wassenaars van hetzelfde met een uitgeschulpte zoom van keel over alles heen (du Smet). Het schild getopt met een burggravenkroon, opgehangen met een lint van keel aan een zilveren helm gevoerd van keel, getralied, omboord en gehalsband van goud, getopt met een markiezenkroon. Helmteken : een uitkomende halve leeuw van goud, getongd en genageld van keel. Dekkleden : goud en sabel. Devies op een flapperend lint van sabel in letters van keel: ‘JURE INJURIA VINCITUR’ d.i. onrecht overwonnen door rechtvaardigheid. NB : de kroon op de helm wordt alleen gevoerd door bepaalde familieleden, de anderen dragen een wrong. Goed om weten 14 Dit wapenschild staat gebeiteld in de haardplaat (achterwand) van een openhaard in Huize Ronkenburg. de Pottelsberghe de la Potterie De familie kwam in de adelstand in 1686 toen de titel van baron verleend werd aan ene Antoine de Pottelsberghe. Deze was heer van Boulancy, echtgenoot van Marie-Madeleine de Camarjo, wiens vader de titel van baron droeg. Op 28 juli 1815 werd Jean Philippe (de) Pottelsberghe aangesteld door de intendant van het Scheldedepartement als maire van Lede, Impe, Wanzele en Smetlede. Dit was ter vervanging van François Van Kerchove. Hij zou zijn taak vervullen tot wanneer in 1830 een nieuw bewind aan de macht kwam. Bij het ontstaan van België werd hij aan de kant geschoven. In 1830 kreeg de familie de toestemming om ‘de la Potterie’ aan hun familienaam toe te voegen. 15 Beschrijving van het wapenschild In sabel een omgewende jachthoorn van zilver, gemond en geringd van goud, gesnoerd van keel (sommige leden van de familie voeren de jachthoorn niet omgewend) met een schildhoofd van goud. Zilveren helm, wrong en dekkleden van zilver en sabel (sommige leden voeren een kroon in plaats van een wrong). Helmteken : een adelaarshoofd en hals van sabel tussen een vlucht van goud een adelaar. Schildhouders: rechts een griffioen (of griffoen) van goud, getongd van keel (bij sommige leden is de griffioen ook gewapend van keel), links een aanziende leeuw ( ook geleeuwd luipaard genaamd). Goed om weten De grafsteen van de familie de Pottelsberghe de la Potterie en de Kerchove bevindt zich aan de zuidoostelijke sacristiegevel van de St.-Martinuskerk te Lede. 16 Papeians de Morchove Een andere heerlijkheid, de dubbelheerlijkheid Wanzele - Schellebelle, was medio de 15de eeuw in bezit van de familie Belle. (heerlijkheid = bestuursvorm in het Ancien Régime) Daarna ging de heerlijkheid over naar de familie De Proost en nog later, in 1505, naar Lenaert Cotereau. Zijn erfgenamen bleven in het bezit ervan tot in de 17de eeuw. Op 14 april 1759 werd de heerlijkheid, samen met deze van Ertbrugge, verkocht aan Jean-Baptiste Papeians de Morchove. Deze familie kwam op het adellijke toneel in 1717 met de persoonlijke titel van ridder - met toevoeging van de naam “de Morchove” gezegd van der Strepen - voor Jean Baptiste Papeians, die auditeur bij de rekenkamer te Brussel was. 17 Beschrijving van het wapenschild Gevierendeeld : 2 & 3 in keel een klimmende leeuw van goud, gekroond van zilver en getongd en genageld van sabel (Glavimans), 1 & 4 in goud zes lelies van keel gerangschikt 3,2,1 (Morchoven, gezegd van der Strepen) over alles heen een hartschildje : in keel een dwarsbalk van goud, beladen met een smalle dwarsbalk, hoekig van drie stukken van lazuur (Papeians). Helm van zilver gevoerd en gehecht van azuur, getralied, omboord en gehalsband van goud. De titelvoerder vervangt de helm door een baronnenkroon. Dekkleden van goud en keel. Helmteken: een kop en hals van een draak van keel, getongd van goud, de hals bezaaid met penningen van goud, de nek en ruggengraat gedekt met zes penningen van hetzelfde. Schildhouders zijn soms afgebeeld met rechts een wildeman en links een wildevrouw in natuurlijke kleuren, beiden gekroond en gekleed tot de ellebogen en de knieën met laurierbladeren Goed om weten Alleen de helm van de koning mocht naar voren en met open vizier staan afgebeeld. Bij de adel is de helm naar rechts gericht en met gesloten vizier. Bij ‘bastaards’ is de helm naar links gericht. (richting volgens de schilddrager !) 18 Hippolyte della Faille d’Huysse Het adellijk geslacht della Faille, uit de omgeving van Kortrijk, gaat terug tot het begin van de 15de eeuw. De heerlijkheid Huise, nabij Oudenaarde, was in 1654 in het bezit gekomen van Jean-Baptiste della Faille, een rijke handelaar. In 1736 werd de titel van baron toegestaan aan jonkheer della Faille, heer van Ooike, met mogelijke verbinding ervan aan de Vlaamse heerlijkheid Huise. De vader van Hippolyte, François Maximilien Ghislain della Faille d’Huyse werd in 1804 burgemeester van Huise en een jaar later van Ouwegem. Verder was hij ook kamerheer van Willem I. De kinderen della Faille werden in een streng katholieke traditie opgevoed. Hippolyte liep school in het Aalsterse Jezuïetencollege als interne leerling. Zijn eerste politieke stappen zette hij in 1828 toen hij samen met zijn broer Adolphe, de petitie van het dagblad ‘Le Catholique des Pays-Bas’ tekende, waarin van koning Willem I vrijheid van pers, onderwijs, rechterlijke onafhankelijkheid en afschaffing van de bijzondere impopulaire belastingen op het malen van graan, werd geëist. In navolging van zijn vader was hij senator van 1840 tot 1848 en van 1851 tot 1874. Hij werd ondervoorzitter van de senaat van 1870 tot 1874. In Lede werd hij burgemeester van 1854 tot 1875 en woonde op het kasteel Ronkenburg. Aangezien hij tot de ultramontaans caritatieve beweging (absolute autoriteit van de paus in zake van geloof en discipline) aanleunde, zien we ook de stichting in 1852 van het Leedse Sint-Vincentius a Paulogenootschap en de oprichting in 1863 van het ouderlingengesticht tot zijn initiatieven. 19 Beschrijving van het wapenschild In sabel een keper van goud beladen met drie lelies van azuur, begeleid in het schildhoofd van twee afgerukte en toegewende leeuwenkoppen van goud, getongd van keel en in de schildpunt van een luipaardenhoofd van goud, dat in zijn muil een ring van zilver (in feite een ijzeren ring, die in de moderne wapenversies een ring van sabel wordt) houdt. Schildhouders : twee aanziende leeuwen (of geleeuwde luipaarden) van goud, gekroond van hetzelfde die elk een banier getooid met het wapenschild vasthouden. Gouden ridderkroon. Goed om weten Op 2 april 1863 werd door de burgemeester, baron Hippolyte della Faille d’Huyse de eerste steen gelegd voor het ‘hospitaal’ en het ‘godshuis voor kinderen en ouderlingen’ aan de Dreef (nu Kasteeldreef). Het gebouw was voltooid in 1865. Het ‘gasthuis’ - zo genoemd in de volksmond als vervorming van ‘godshuis’ - werd afgebroken en vervangen door een nieuwbouw ‘Villa Letha’ in 1968. 20 . Carnin de Staden De familie was in de adel gekomen toen Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, een verheffing tot het ‘graafschap de Carnin en van Staden’ doorvoerde van de Vlaamse heerlijkheid Staden, enz. De titel van graaf was overdraagbaar bij de eerstgeborene en wapenvermeerdering van ridder Jean de Carnin. De jongere telgen voerden de titel van graaf de Carnin. Ingevolge het overlijden van baron Jean Charles de Joigny de Pamele in 1794, werd graaf Maximiliaan Jozef Carnin de Staden voogd van diens vijf minderjarige kinderen. Er was verwantschap aangezien Maria Carolina de Joigny de Pamele gehuwd was met Jean Charles Carnin de Staden, de oudste broer van Maximiliaan. Maximiliaan Carnin de Staden was eigenaar van het markiezenkasteel vanaf 1803 en verbleef er tot aan zijn dood in 1814. 21 Beschrijving van het wapenschild In keel drie aanziende leeuwenkoppen van goud, getongd van azuur. Het schild getopt met een markiezenkroon. Schildhouders : twee toegewende leeuwen van goud, getongd en genageld van keel. Devies: ‘VIRTUS SIBI PRAEMIUM’. ‘De deugd beloont zichzelf’ of ‘Deugdzaamheid loont’. Goed om weten Aan de oostelijke sacristiegevel van de SintMartinuskerk staat de grafsteen van Maximilien Carnin de Staden en zijn echtgenote Charlotte de Norman. 22 Constantinus Joannes de Kerchove d’ Exaerde De familie de Kerchove was in het 19de-eeuwse België één van de grootste adellijke families. Diverse leden bekleedden een vooraanstaande plaats in het maatschappelijke en politieke leven. De rijkdom van de Kerchove uitte zich vooral in grondbezit. Constantinus de Kerchove was afkomstig van Lede en huwde in 1845 te Gent met Zoë Anna Josephina Pieters. Toen hun zoon Raymond werd geboren verbleef het gezin in Antwerpen. Constantinus was er ontvanger der Domeinen. Drie van hun vier kinderen stierven op vrij jonge leeftijd, zodat Raymond als enig kind overbleef. Rond 1872 vertoefde het gezin in Woubrechtegem. Constant de Kerchove werd er lid van de gemeenteraad (1884 tot 1895). Op adellijk vlak legde hij het volgende parcours af : in 1884 werd hem de adelerkenning ‘jonkheer’ en vier jaar later de toevoeging van de naam ‘d‘Exaerde’ verleend. Zijn enige overlevende zoon Raymond drukte op provinciaal vlak zijn stempel als katholiek gouverneur. 23 Beschrijving van het wapenschild Geschaakt van zilver en azuur, met een schildhoofd van goud beladen met een opvliegende duif van azuur, gebekt van keel met in haar bek een olijftakje van sinopel. Helm : van zilver, gekroond van goud. Dekkleden : goud en azuur. Helmteken : een uitkomende adelaar van goud. Devies : ‘ENDURER POUR DURER’ ‘verduren om te blijven duren’ = ‘verduren om te overleven‘ in gouden letters op een zwevend lint van azuur . Dit voor de eerste en derde lijn en voor de leden van de vijfde lijn, die niet afstammen van een lid dat de titel van baron voert en voor de zesde lijn met uitzondering van baron Albert-Stéphan en zijn nakomelingen. De anderen voeren het devies in azuur op een lint van zilver. Kroon van graaf of baron voor alle leden van tweede en de derde lijn alsmede de titelvoerders van de zesde lijn. Schildhouders: twee griffioenen van goud, gewapend en getongd van keel. Voor alle leden van de derde lijn, alsmede de titelvoerders van baron van de vijfde lijn : rechts een griffioen (leeuw met kop en vleugels van een adelaar) van goud, genageld en getongd van keel; links een leeuw getongd en genageld van keel. 24 Raymond de Kerchove d’ Exaerde Raymundus Carolus de Kerchove werd op 2 juli 1847 te Antwerpen geboren als zoon van Constantinus Joannes de Kerchove en Zoë Anna Josephina Pieters. Op 27 juli 1869 behaalde hij het diploma van doctor in de rechten aan de Gentse universiteit. Na een stage in het begin van de jaren 1870 schreef hij zich in als advocaat aan de balie van het Gentse Hof van Beroep. In Bellem huwde hij op 19 juli 1872 zijn nicht Valentina Maria de Kerchove d’Exaerde. Zij kregen zeven kinderen. In 1872 maakte hij zijn entree in de politiek. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1872 werd hij verkozen tot raadslid in Woubrechtegem. Bij Koninklijk Besluit van 28 september 1872 werd hij benoemd tot burgemeester. Op provinciaal vlak was hij omringd door verschillende familieleden die de belangen van de katholieke plattelandsadel verdedigden. Op 25 maart 1885 werd hij gouverneur benoemd. Voor de provincieraadsleden was hij geen onbekende want hij zetelde sinds 1878 als katholiek provincieraadslid en vanaf 1882 als gedeputeerde. Raymond de Kerchove sloot als katholiek gouverneur een tijdvak af. Na hem werd een liberaal benoemd. In 1898 werd de titel baron toegekend aan jonkheer Raymond Charles de Kerkchove d’Exaerde. Op 16 mei 1919 vond de laatste buitengewone zitting plaats met Raymond de Kerchove d’Exaerde als gouverneur, die op 30 mei met pensioen ging. Hij overleed te Gent op 27 februari 1932 op 85-jarige leeftijd. 25 BIBLIOGRAFIE J. DE BROUWER, Geschiedenis van Impe, Gent 1958. J. DE BROUWER, Geschiedenis van Lede. Het dorpsleven, het parochieleven, het volksleven, Lede 1983. L. DUERLOO, Privilegies uitbeelden. De Zuidnederlandse wapenkoningen en wapenkunde in de eeuw der Verlichting, Brussel 1991. L. DUERLOO, P. JANSSENS, Wapenboek van de Belgische adel van de 15de tot de 20ste eeuw, Brussel 1992. G. CROENEN, Heraldiek, in: J. ART, Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente, Gent 1995. A. DE GRAUWE, 1598-1998. Lede en zijn toren. Een verhaal van 400 jaar, Lede 1998. H. TOPKE, Lede van Heerlijkheid tot Markizaat, Lede 2010. J. DE NEEF, Chronologisch overzicht van de heren van, in en te Lede, in: Ken Uw Dorp, nr. 13. J-C. BUYS, Het markizaat te Lede na 1792, in: Ken Uw Dorp, nr. 15. G. VAN DEN NEST, Lede literair, in: Ken Uw Dorp, nr. 15. B. VAN LANGENHOVEN, De lijdensweg van het zegel, het wapen en de vlag van de gemeente Lede, in: Ken Uw Dorp, nr. 22. COLOFON Teksten : Bart Van Langenhoven Samenstelling : Hubert Topke Uitgave : Culturele Raad Gemeente Lede / 2de aangepaste editie van ‘Lede, zijn heraldiek, zijn gemeentewapens, zijn familiewapens’ Verantw. Uitg. : Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad D / 2013 / 8592 / 1 26 Met onze bijzondere dank aan Ronald Milo voor de blazoenering (beschrijving) van de wapenschilden en de eigentijdse uitbeelding ervan. 27