1 Chroom Het element chroom (symbool Cr, atoomnummer 24) komt onder andere voor als het ion Cr 3+. a Hoeveel protonen en hoeveel elektronen heeft een ion Cr3+? In sommige bandjes voor cassetterecorders wordt een stof met de formule CrO 2 toegepast. Ervan uitgaande dat de stof met de formule CrO2 is opgebouwd uit chroomionen en oxide-ionen moet met echter een andere naam aan deze stof geven b Geef deze andere naam voor de stof met de formule CrO 2 2 Germanium Germanium (symbool Ge) wordt toegepast in de chipsindustrie. Bij een dergelijke toepassing speelt het aantal elektronen een belangrijke rol. a Hoe groot is het aantal elektronen in een atoom germanium Naast germanium wordt in de chipsindustrie ook zeer veel silicium toegepast. Silicium en germanium hebben overeenkomstige chemische eigenschappen. b Geef aan hoe uit het periodieke systeem blijkt dat germanium en silicium overeenkomstige chemische eigenschappen hebben. 3 Lood Men gaat ervan uit dat lood met massagetal 206 (Pb-206) bij het ontstaan van de aarde niet voorkwam. Alle Pb206 atomen die nu in de aardkorst voorkomen, zouden zijn ontstaan uit U-238. Daarbij is het aantal protonen en het aantal neutronen in de kern veranderd. a Hoeveel neutronen heeft een Pb-206 atoom minder dan een U-238 atoom? Laat zien hoe je aan je antwoord komt. Lood komt in de aardkorst alleen voor in verbindingen. In deze verbindingen kunnen Pb 2+ en Pb4+ ionen voorkomen. De loodverbinding die het meest voorkomt, wordt galena (loodglans) genoemd en heeft als formule PbS. b Geef de scheikundige naam van PbS. Geef hierbij de lading van het loodion aan met een Romeins cijfer. 4 Malachiet Malachiet is een gesteente dat vrijwel niet in water oplost. De formule van malachiet is Cu 2CO3(OH)2. Malachiet ontleedt gemakkelijk bij verhitting. Cu2CO3(OH)2 (s) 2CuO (s)+ H2O (g)+ CO2(g) Karel krijgt de opdracht malachiet te ontleden. Hij weegt 2,5 g malachiet af in een schaaltje. Na even verhit te hebben weegt hij de vaste stof die over is. Dat blijkt 1,9 gram te zijn. Karel vraagt zich af of nu al het malachiet is ontleed. Hij kan dat nagaan met een proef, of door middel van een berekening. a Beschrijf een proef waarmee Karel dit kan onderzoeken. b Ga door middel van een berekening na of al het malachiet ontleed is als na verhitten van 2,5 g malachiet 1,9 g vast stof overblijft. 5 Massaberekeningen De formule van een bepaald oxide van het element X is X2O3. De molecuulmassa van dit oxide is 197,8 u Bereken hoeveel de atoommassa van element X is. In een pot zit een oxide van koper. De formule van dit oxide is CuO of Cu2O Om te bepalen welke van deze formules juist is, wordt 10,0 g van dit oxide ontleed. Er blijkt 8,9 g koper te ontstaan Bepaal met behulp van een berekening welke formule dit oxide van koper heeft. 6 In het huidige periodiek systeem staan ruim 100 elementen vermeld. Enige tijd geleden ging men er van uit dat het zwaarste element dat in de natuur voorkomt, uraan is. Uit onderzoekingen zijn (overigens onbevestigde) aanwijzingen verkregen dat een bepaalde verbinding waarschijnlijk zeer geringe hoeveelheden van drie `superzware' elementen bevat. Deze elementen hebben de atoomnummers 116, 124 en 126. a In welke periode van het periodiek systeem moet elk van deze elementen geplaatst worden? b Het element met atoomnummer 124 komt in chemisch gedrag overeen met uraan. Geef hiervoor een verklaring. c Ook het element met atoomnummer 126 vertoont chemische overeenkomsten met een reeds bekend element. Beredeneer welk element dit zal zijn. 7 a Welke bindingstypen komen voor in vloeibaar chloor? b Teken drie moleculen van vloeibaar chloor. Geef in je tekening de in vraag 1a genoemde bindingstypen aan. c Welke bindingstypen komen voor in vloeibaar water? d Teken drie moleculen van vloeibaar water. Geef in je tekening de in vraag 1c genoemde bindingen aan. e De molecuulmassa van chloor is bijna vier maal zo groot als de molecuulmassa van water. Toch is water bij kamertemperatuur een vloeistof en chloor een gas. Geef hiervoor een verklaring 8 Veronal wordt gebruikt als slaapmiddel. De structuurformule van deze stof is: O C2H5 C H N C C2H5 C O C N O H a Geef de molecuulformule van veronal. b Leid uit de structuurformule af wat de covalenties zijn van koolstof, zuurstof en stikstof. Vermeld hoe je hierbij tewerk gaat. c Verwacht je dat veronal bij kamertemperatuur een vaste stof, een vloeistof of een gas is? Motiveer je antwoord. Veronal wordt in opgeloste vorm in het bloed opgenomen. d Welke(e) type(n) binding in veronal zal (zullen) tijdens het oplossen worden verbroken? Licht je antwoord toe. Na enige tijd wordt het opgeloste veronal in het lichaam afgebroken. e Welke(e) type(n) binding zal (zullen) dan verbroken worden? Verklaar je antwoord. . 9 Teken een structuurformule van de volgende stoffen a CS2 b C3H6 c CH3NH2 Uitwerkingen 1 2 a (positief dus elektronen afgestaan) b Het is het O2– ion dus totale negatieve lading is 4 – dus positieve lading 4+ dus Cr4+ ion. Er bestaat ook Cr3+ dus de lading moet in de naam vermeldt Chroom (IV) oxide a Ge atoomnummer 32 dus 32 protonen atoom dus neutraal dus ook 32 elektronen Germanium staat onder Silicium in het periodieke systeem dus allebei in groep 14 Binnen een groep hebben de elementen overeenkomstige chemische eigenschappen. b 3 atoomnummer 24 dus 24 protonen Lading + 3 dus 24 – 3 = 21 elektronen a b Pb atoomnummer 82 dus 206 – 82 = 124 neutronen U atoomnummer 92 Dus 238 – 92 = 146 neutronen Dus 146 – 124 =22 neutronen meer S staat in groep 16 dus lading 2 – dus Pb2+ ion en bestaat ook Pb2+ dus lading in de naam weergeven een verbinding met lood heet een sulfide dus naam: lood(II) sulfide 4 a b Verder verwarmen en dan kijken of de stof nog lichter wordt. 2,5 g Malachiet M = 221 g/Mol 2 2,5 g is dus 5;221 = 1,13 · 10-2 Mol 1 Mol malachiet 2 Mol CuO (M = 79,55) -2 1,13 · 10 2,26 · 10 -2 Mol CuO -2 2,26 · 10 is dus 2,26 · 10-2 · 79,55 = 1,8 g CuO Karel vond 1,9 gr droge stof dus nog niet alle malachiet is omgezet 5 totale massa 197,8 massa 3 O atomen = 3 . 16,00 = 48,00 massa 2 X = 197,8 – 48 = 149,8 149 massa X = = 74,9 u 8;2 CuO of Cu2O 8,9 g Cu ≙ Error! = 0,14 mol M (CuO )= 79,54 Cu : CuO = 1: 1 dus dan ook 0,14 mol CuO 0,14 mol ≙ 0,14 . 79,54 = 11,1 g M (Cu2O) = 79,54 + 63,55 = 143,09 Cu : Cu2O = 2 : 1 dus Error! 0,14 = 0,07 mol Cu2O 0,07 mol ≙ 0,07 . 143,09 = 10,0 g dus de oxide is Cu2O 6 a b c Het element met atoomnummer 116 staat in de 7 e periode De beide andere elementen staan in de 8e periode Dit element staat onder U dus in zelfde groep Het element met atoomnummer 126 staat onder Pu want Pu staat twee plaatsen verder dan U 7 a ` b atoombinding en vd Waalsbinding (atoombinding in het molecuul en vd Waalsbinding tussen de moleculen) Cl Cl atoombinding Cl Cl vd Waalsbinding Cl Cl c H atoombinding H O H O waterstofbrug H O H H 8 d De waterstofbrug is een veel sterkere binding dan de vd Waalsbinding. Dus heeft water een veel hoger kookpunt dan chloor en is chloor dus al gasvormig bij kamertemp en water nog niet. a b d e C8H12O3 koolstof heeft steeds 4 bindingen dus is de covalentie is 4 zuurstof heeft steeds 2 bindingen dus is de covalentie is 2 stikstof heeft steeds 3 bindingen en dus is de covalentie 3 Veronal heeft een hoge molecuulmassa en kan ook H-bruggen vormen. Het zal waarschijnlijk een vaste stof zijn bij kamertemperatuur . de bindingen tussen de moleculen dus vd Waalsbinding en H –bruggen De bindingen in de moleculen dus de atoombinding a S c 9 b H C C S H H C C H H c H H H C N H H H