29 rekenschap Verschil in Zwolle Rapportage over maatschappelijke ongelijkheden 2016 Opdrachtnemer Versie Datum Onderzoek & Informatie versie 0.1 december 2016 29 Colofon Verschil in Zwolle 2016 Onderzoek & Informatie, Gemeente Zwolle December 2016 Samenstelling Onderzoek & Informatie, J.H.M.Bakker, M. Tuk, W. Brouwer en A. Veldhuizen Bronvermelding Overname uit deze publicatie is alleen toegestaan onder vermelding van de bron. 2/29 29 Inhoud Verschil in Zwolle 2016 1 Inleiding 4 2 Samenvatting en conclusies 4 3 3.1 3.2 3.3 Het Verschil Waarin verschillen we van elkaar? Wanneer is een verschil een probleem? Wat te doen? 6 6 7 7 4 Waar zit het verschil in Zwolle? 8 5 Verschillen tussen Zwolse groepen 13 6 Leefsituatie in Zwolle: een optelsom 15 Bijlage 1: Bronnen 18 Bijlage 2: Mosaic Finergy-subgroepen 19 3/29 29 1 Inleiding Het thema ongelijkheid staat volop in de belangstelling. Verschillen tussen bevolkingsgroepen, op zowel sociaaleconomisch als sociaal-cultureel gebied, lijken toe te nemen en zijn herkenbaar in 1 een specifieke ruimtelijke spreiding” . Ook de titel van het regeerakkoord van de huidige regering Rutte II, ‘Bruggen slaan’ verwijst naar deze –ongewenste - tweedelingen. Het regeerakkoord noemt enkele tegenstellingen expliciet: “Tussen Den Haag en de samenleving. Tussen stad en landelijk gebied. Tussen arm en rijk. Tussen jong en oud. Tussen hoog- en laagopgeleiden” Verder is er sprake van een beleidsassumptie dat de Nederlandse samenleving op weg is naar 2 scherpere tegenstellingen in meerdere levensdomeinen . Er is overigens geen totale consensus over het bestaand van problematische maatschappelijke kloven, maar wel algemene bezorgdheid. Vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat Zwolle zich sterk onderscheidt van de rest van Nederland qua (on)gelijkheid van burgers; in Zwolle is het vraagstuk ook actueel. Met dit rapport geven we inzicht in bestaande verschillen tussen categorieën inwoners van de gemeente Zwolle, aan de hand van beschikbare data uit onderzoeken die recent door of voor de gemeente Zwolle zijn verricht. Leeswijzer Dit rapport biedt na de samenvatting en conclusies een inleiding op het ongelijkheidsvraagstuk, aan de hand van onderzoeken en rapporten op lokaal en nationaal niveau. Vervolgens geven we een ruimtelijk overzicht van waar in Zwolle verschillende sociaal-economische categorieën inwoners te vinden zijn. Daarna geven we aan de hand van boomdiagrammen verschillen weer tussen leeftijdsgroepen, geslachten, groepen naar afkomst en verschillende typen huishoudens. Tot slot kijken we naar enkele uitkomsten van de leefsituatie-index Zwolle, een maat voor welzijn en welvaart per groep. De vele verschillende manieren waarop de verschillen meetbaar zijn weerspiegelen de complexiteit van het vraagstuk. 2 Samenvatting en conclusies Mensen en groepen mensen verschillen van elkaar, ook in Zwolle. Ze verschillen in rijkdom, in opleidingsniveau en ontwikkeling, maar ook in gezondheid en aantrekkelijkheid en in de mate waarin ze sociale contacten hebben. Verder natuurlijk in opvattingen en cultuur. Dat is meestal geen probleem, totdat de verschillen te groot worden en achterstanden zich als het ware opstapelen binnen bepaalde groepen en er ruimtelijke verdeling ontstaat. Omdat dat voor het functioneren van maatschappijen bedreigend kan zijn, maken overheden zich zorgen. En maken zij beleid om (de gevolgen van) ongelijkheden te bestrijden. Er is veel debat, maar weinig consensus over de ernst van de maatschappelijke kloof of kloven. Nederland wordt in het 3 algemeen gezien als land met relatief weinig ongelijkheden . 1 Uit: J. de Voogd, “Het ongelijkheidsdedat in land en stad”, min. van BZK, 2015. 2 C. Vrooman, M. Gijsbers, J.Boelhouwer, “Verschil in Nederland”, SCP, 2014 3 J. de Voogd, “Het ongelijkheidsdedat in land en stad”, min. van BZK, 2015. 4/29 29 4 Aan de hand van de gegevens van Experian (zie hoofdstuk 4) is te zien waar in Zwolle het verschil zit; in sommige wijken zijn bepaalde groepen prominenter aanwezig dan andere. Op de kaarten is ook te zien dat verschillende groepen ook vaak dezelfde buurten delen; van een sterke segregatie binnen de groepen lijkt weinig sprake te zijn. Wanneer we binnen het Buurt-voor-Buurt Onderzoek 2016 kijken naar hoe de hoogste inkomens en opleidingen zijn verdeeld over verschillende groepen, wordt het landelijk bekende beeld bevestigd voor Zwolle: de middengroepen qua leeftijd zijn beter af dan jongeren of ouderen als het om inkomen gaat. En niet-westerse migranten zijn ook relatief slecht af, samen met de eenoudergezinnen. Wat betreft opleidingen doen jongen vrouwen het opvallend goed; terwijl oudere mannen ook relatief vaak een hoge opleiding hebben. (zie hoofdstuk 5). Hoe de verschillende groepen in Zwolle scoren op welvaart en welzijn is onderwerp van hoofdstuk 6. Daar kijken we naar de leefsituatie-index, (een samengestelde maat voor welvaart en welzijn). Er blijkt dat de ‘usual suspects’ steeds relatief laag scoren op de leefsituatie-index; vrouwen lager dan mannen, migranten lager dan autochtonen, en ouderen lager dan de middengroepen in leeftijd. Opvallend groot zijn de verschillen in scores op de leefsituatie-index tussen werkenden (hoog) en niet-werkenden (laag), en tussen hoog- en laagopgeleiden (waarvan de hoogopgeleiden hoger scoren dan de laagopgeleiden). Wij kennen geen bestaande normen voor om te bepalen of verschillen ‘te groot’ zijn, of om te bepalen wanneer achterstanden te veel cumuleren dat er een bedreiging vanuit gaat voor de maatschappelijke stabiliteit. Dit rapport biedt een aantal gegevens en cijfers om vanuit een breder perspectief en meer feitelijk met het vraagstuk van ongelijkheid om te kunnen gaan. 4 De organisatie die het Mosaic/ Finergy segmentatiemodel heeft ontwikkeld en daar de gegevens voor Zwolle voor heeft geleverd 5/29 29 3 Het Verschil 3.1 Waarin verschillen we van elkaar? Individuen en groepen in de samenleving kunnen op allerlei dimensies van elkaar verschillen. In de sociologie worden meestal verschillende soorten kapitaal onderscheiden die ongelijk verdeeld zijn over groepen mensen. Wij onderscheiden hier vier typen kapitaal, vergelijkbaar met het Het 5 SCP in het rapport ‘Verschil in Nederland’. Verschillende soorten kapitaal Financieel/economisch kapitaal Dit betreft niet alleen inkomen maar ook vermogen. De laatste jaren zijn deze verschillen licht aan het groeien, maar naar internationale maatstaven zijn de financieel-economische verschillen in Nederland niet groot. Sociaal kapitaal Op wie men een beroep kan doen wanneer men hulp nodig heeft, het hebben van een netwerk voor het vinden van werk, het zich bevinden in bepaalde kringen met (politieke) invloed. Onder invloed van de sociale media worden banden binnen groepen versterkt, maar tussen groepen zijn er soms juist minder contacten Cultureel en intellectueel kapitaal Welke opleiding men heeft genoten, maar ook welke opvoeding men heeft, of welke competenties men zich heeft eigengemaakt maken deel uit van het cultureel en intellectueel kapitaal. Wanneer men het heeft over ‘de elite’ versus ‘het volk’ gaat het vooral over verschillen op de dimensie van het cultureel kapitaal. Persoonskapitaal Dit betreft fysieke en mentale gezondheid en aantrekkelijkheid (lichaamsgebonden kapitaal). Hoewel persoonskapitaal sterk kan verschillen per individu, zien we bijvoorbeeld wel grote verschillen in levensverwachting in gezonde jaren per groep; mensen met lagere opleidingen 6 en inkomens leven minder lang in gezondheid . Verschillende opvattingen en verschil in cultuur Er bestaan aanzienlijke verschillen in waardeoriëntaties tussen met name hoger en lager opgeleiden. Een beeld dat wordt bevestigd door het SCP-rapport, en in het eveneens in 2014 verschenen gezamenlijke rapport van SCP en WRR Gescheiden werelden? Het blijkt dat vooral lager-opgeleiden sceptisch zijn over thema’s als migratie, globalisering en Europese eenwording, terwijl hogeropgeleiden hier positiever tegenover staan. Het SCP constateert dat er geen sprake is van een scherpe tweedeling tussen twee afgebakende groepen. Wel vindt er een segmentatie plaats naar verschillende bevolkingsclusters met specifieke posities in de samenleving en op de arbeidsmarkt en met uiteenlopende denkbeelden. 7 Andere veelbesproken verschillen met betrekking tot opvattingen en cultuur zien we tussen nietwesterse migranten – met name moslims – en mensen met Nederlandse wortels. Verschillende leefsituaties: een optelsom van omstandigheden De welvaart en het welzijn van de Nederlandse bevolking, en de verschillen tussen bevolkingsgroepen als het gaat om deze leefsituatie zijn uiteindelijk zeer belangrijk. Het gaat onder andere om de woonsituatie, mobiliteit, vrijetijdsinvulling en vakantie. De index voor de leefsituatie die het SCP sinds 1974 gebruikt geeft in een cijfer weer hoe hoog iemand scoort op welvaart en welzijn, en wordt gebruikt om verschillen tussen bevolkingsgroepen te kunnen meten. 5 2014, Verschil in Nederland, SCP 6 2016, Armoede en sociale uitsluiting in Nederland 2015, CBS 7 2015, Het Ongelijkheidsdebat in stad en platteland, BZK 6/29 29 Ook gemeente Zwolle heeft in 2014 een leefsituatie-index samengesteld op basis van de SCP systematiek. 3.2 Wanneer is een verschil een probleem? Individuele verschillen worden door de bank genomen niet als maatschappelijk of politiek probleem ervaren, behalve wanneer individuen op verschillende terreinen bijzonder slecht af zijn. Wanneer verschillen zich aftekenen tussen groepen mensen binnen een samenleving wordt dat eerder als probleem gezien. Met name wanneer die verschillen zich opstapelen, wanneer ze groot zijn, wanneer ze zich concentreren in bepaalde buurten of wijken, en wanneer die verschillen van de ene op de andere generatie overgaan worden verschillen als maatschappelijk probleem en/of als onrechtvaardig beschouwd. Bovendien: ‘…als ze samengaan met een gebrek aan sociale cohesie in gemeenschappen, met polarisatie op sociaal en cultureel gebied en met 8 een zwakke sociaal-economische positie van groepen’ kunnen verschillen een bedreiging vormen voor de maatschappelijke stabiliteit. Er wordt veel gesproken over mogelijke negatieve gevolgen van ongelijkheid tussen groepen op de maatschappij als geheel. Zo zijn er potentiele problemen voor de democratie, (de ‘diplomademocratie’, of bestuurders en politici die als ‘de elite’ worden beschouwd die te ver van het volk afstaan), en problemen voor de economie (een kleinere sociale middenklasse, lage koopkracht bij de onderklasse). Grote ongelijkheden zouden verder kunnen leiden tot meer onrust, geweld, ziekte en pesterijen, toename van sociale vergelijkingsangst, stress, gezondheidsproblemen en 9 onderling wantrouwen . De groepen waarvan de leden gemiddeld meer onder dit soort problemen te lijden hebben worden op verschillende manieren aangeduid: er wordt gesproken van achterstandsgroepen, kansarmen, geïsoleerde etc. In dit verband worden bijvoorbeeld etnische minderheden genoemd, vrouwen, of ouderen. Of er in Nederland sprake is van ernstige problemen die door ongelijkheden worden veroorzaakt, en of die verschillen sterk groeien is geen uitgemaakte zaak. Er bestaat in ieder geval wel veel bezorgdheid, en in het publieke discours is er veel over de veronderstelde maatschappelijke kloven te doen. Daar staat tegenover dat in internationaal perspectief Nederland betrekkelijk kleine ongelijkheden kent. Op de meeste plaatsen op de wereld zijn verschillen groter dan in Nederland. Daar bestaat wel overeenstemming 3.3 10 over. Wat te doen? Overheden, zeker in Nederland, beschouwen het niet zelden tot hun taak om ongelijkheden, of de negatieve gevolgen van ongelijkheden, te voorkomen of te verzachten. Dit gebeurt bijvoorbeeld op de volgende manieren: Financieel/economisch kapitaal - Inkomens- , arbeidsmarkt- en armoedebeleid: bijdragen aan voorkoming van langdurige armoede en uitsluiting 8 2014, Verschil in Nederland, SCP 9 Wilkinson and Picket: Why equality is better for everyone; WRR 2014 10 2014, Economische ongelijkheid in 8 figuren, WRR; 2015, Het Ongelijkheidsdebat in stad en platteland, BZK 7/29 29 Sociaal kapitaal - Wijkaanpak, participatie- beleid en ander sociaal beleid: bevordering van gevarieerde sociale netwerken en bestrijding van eenzaamheid en uitsluiting Cultureel en intellectueel kapitaal - Scholing en cultuureducatie aanbieden en bevorderen Persoonskapitaal - Gezondheidszorg, gehandicaptenbeleid, tandzorg, PGB-beleid Overig In het maatschappelijke en politieke debat wordt ruimtelijke segregatie vaak als een negatief fenomeen ervaren. Onder andere door spreiding van sociale woningbouw en toewijzingsbeleid proberen overheden segregatie te verminderen. De andere in par. 3.1 genoemde verschillen (verschil van opvattingen, waardeoriëntatie, cultuur en leefstijl) worden tot de persoonlijke vrijheden gerekend, en zijn in principe geen onderwerp van overheidsbeleid. 4 Waar zit het verschil in Zwolle? Om een indicatie te geven waar bepaalde groepen in de gemeente Zwolle wonen hebben we gebruik gemaakt van de gegevens van Experian / Whooz zoals die In “Mosaic Finergy groepen en typen” zijn onderverdeeld. Mosaic Finergy 11 is een consumentenclassificatie op basis van financieel gedrag en productbezit van alle Nederlandse huishoudens. Deze segmentatie is gebaseerd op registraties van data en financieel marktonderzoek, dus niet op gemeentelijke registraties of op ons eigen enquête-onderzoek. De hier gepresenteerde kaarten geven een adequate indruk van waar bepaalde typen consumenten vooral wonen, gebaseerd op inschattingen en indirecte gegevens. De groepen die worden onderscheiden zijn: 1. De meest draagkrachtige groep huishoudens A. Luxe levensgenieters, 40+, hoog inkomen B. Gevulde portefeuillehouders, gezinnen/samenwonenden 2. De middel-draagkrachtige groepen huishoudens C. Verzekerde families 35-54 middelhoog inkomen, gezinnen met kinderen D. Secure investeerders 55 + middelhoog inkomen, geen kinderen E. Seniorenbeleggers 65+ middelhoog inkomen, geen kinderen F. Financieel gemiddelden; 25 – 59, gemiddeld / laag inkomen, geen of jonge kinderen 3. De minst draagkrachtige groepen huishoudens G. Toekomstverwachters tot 34 jaar, laag inkomen, geen kinderen H. Jan Kredieten 25 – 49, laag inkomen/ vaak schulden, geen kinderen I. Smalle beurzen 25 – 54, laag/gemiddeld inkomen, kinderen J.Kleine pensioenen 55+ laag inkomen, geen kinderen 11 Zie http://www.experian.nl/marketing-services/consumenteninzicht-mosaic-finergy.html voor meer informatie over deze segmentatie. 8/29 29 Hieronder presenteren we kaarten met een aanduiding de drie hoofdgroepen wonen, aflopend in draagkracht. De indeling naar draagkracht is gemaakt op basis van inkomen/status., en niet naar koopkracht van huishoudens. Een gekleurd hexagoon (zeshoekje) op de kaart staat voor een aantal huishoudens uit het betreffende segment van de bevolking. Hoe donkerder het hexagoon, , hoe meer huishoudens binnen dit segment vallen. Zie de legenda linksonder voor de aantallen per kleurgradatie. Bij de hoofdgroepen zijn de kleurgradaties zichtbaar wanneer meer dan tien huishoudens binnen een hexagoon vallen. Bij de kaarten in de bijlage – die van afzonderlijke subgroepen A t/m J - is alleen wanneer er meer dan vijf woonadressen binnen de oppervlakte van een hexagoon vallen, een kleur gegeven. Hiermee wordt de privacy van de inwoners beschermd., doordat individuele adressen zo niet herleidbaar zijn. 9/29 29 Van de meest draagkrachtige groep zien we een concentratie in Stadshagen, in de Wipstrik en Schellerbroek en in Veerallee, Aalanden en Brinkhoek. We vinden weinig van de meest draagkrachtige huishoudens in Holtenbroek en Dieze Oost. 10/29 29 De middel-draagkrachtige groepen zijn het meest verspreid over de stad. In Assendorp is de sterkste concentratie te zien. 11/29 29 De economisch minst draagkrachtige groep is ook op veel verschillende plaatsen in de stad te vinden. In Werkeren en Breecamp, buurten van Stadshagen en in Veerallee zijn zij ondervertegenwoordigd. 12/29 29 5 Verschillen tussen Zwolse groepen 12 Op basis van het Buurt-voor-buurt Onderzoek , het tweejaarlijks bewonersonderzoek in Zwolle hebben we verschillen in inkomen en opleiding tussen categorieën binnen de bevolking in kaart gebracht. De uitkomsten in deze rapportage hebben betrekking op inwoners van Zwolle van 20 jaar en ouder, exclusief studenten en bewoners van instellingen en tehuizen. Ten behoeve van representativiteit zijn de uitkomsten gewogen 13 naar leeftijd, geslacht, buurt, herkomst en huishoudengrootte. Zoals bij enquête-onderzoek in het algemeen nemen hoogopgeleiden relatief vaker deel aan het Buurt-voor-Buurt Onderzoek dan lager opgeleiden. Dat betekent dat de cijfers enigszins zullen afwijken van de werkelijkheid. De verschillen tussen groepen zoals getoond in deze rapportage geven wel een reëel beeld. We presenteren hier in 6 boomdiagrammen hoe deze verschillende groepen scoren wanneer het gaat om de belangrijkste indicatoren van financieel/economisch kapitaal en van sociaal/cultureel kapitaal, namelijk inkomens en opleiding. We tonen steeds welk aandeel van de betreffende groep een hoog inkomen, dan wel een hogere opleiding heeft. We laten zo zien hoe groepen van elkaar verschillen. Een hoog inkomen betekent in dit rapport: meer van €2700,- netto per maand voor een eenpersoonshuishouden of meer dan €3350,- netto per maand voor een meerpersoonshuishouden. Een hoge opleiding is een afgeronde opleiding aan een universiteit of hogeschool (WO- of HBO-opleiding, of een equivalent daarvan). We vergelijken op basis van leeftijd, geslacht, herkomst en gezinssamenstelling. Diagram 1: Aandeel met een hoger inkomen naar leeftijdscategorie Totaal 20 t/m 45 jaar 46 t/69 jaar 70 jaar en ouder 33% 39% 14% In de middengroep qua leeftijd hebben relatief de meeste mensen een hoog inkomen, de zeventig-plussers hebben veel minder vaak een hoog inkomen dan de jongere groepen. 12 Het Buurt-voor-Buurt Onderzoek 2016 is uitgevoerd tussen 15 januari en 15 februari 2016 onder bijna tienduizend Zwollenaren. In dit onderzoek komt een groot aantal onderwerpen aan de orde op het gebied van leefbaarheid, veiligheid, wonen, gezondheid, participatie en andere sociale aspecten. 13 Weging is een veelgebruikte statistische methode waarin ondervertegenwoordigde groepen zwaarder meewegen in de analyses en oververtegenwoordigde groepen minder zwaar. 13/29 29 Diagram 2: Aandeel met een hogere opleiding naar afkomst en leeftijdscategorie Totaal Niet-westerse migrant Autochtoon/ westerse migrant 51% 35% 20 t/m 45 jaar 46 jr en ouder 20 t/m 45 jaar 46 jr en ouder 63% 40% 41% 29% In diagram 2 zien we dat niet-westerse migranten minder vaak een hoge opleiding hebben. Zowel bij ouderen als bij jongeren zijn de verschillen betrekkelijk groot. Diagram 3: Aandeel met een hoger inkomen naar leeftijdscategorie Totaal Niet-westerse migrant Autochtoon/ westerse migrant 32% 15% 20 t/m 45 jaar 46 jr en ouder 20 t/m 45 jaar 46 jr en ouder 36% 28% 18% 11% Ook bij de inkomens zien we dat niet-westerse migranten die minder vaak hebben. Zeker bij de ouderen, daar hebben bijna drie keer zoveel autochtonen of westerse migranten een hoge opleiding als niet-westerse migranten. 14/29 29 Diagram 4: Aandeel met een hogere opleiding naar geslacht en leeftijdscategorie Totaal Man Vrouw 50% 48% 20 t/m 45 jaar 46 t/m 69 70 jr en ouder 20 t/m 45 jaar 46 jr t/m 69 70 jr en ouder 57% 47% 35% 64% 40% 21% Vrouwen hebben minder vaak dan mannen een hogere opleiding, en ouderen hebben minder vaak dan jongeren een hogere opleiding. Maar jonge vrouwen hebben wel vaker een hogere opleiding dan jonge mannen, terwijl oudere vrouwen met ruim verschil het minst vaak hoogopgeleid zijn. Diagram 5: Aandeel van de bevolking met een hoger inkomen naar huishoudensamenstelling Totaal paar zonder kinderen alleenstaand 9% 32% paar met kind(eren) eenoudergezin overig 45% 7% 10% Eénoudergezinnen hebben het minst vaak een hoog inkomen. Paren met kinderen en paren zonder kinderen hebben het vaakst een hoog inkomen. 6 Leefsituatie in Zwolle: een optelsom 14 Het SCP gebruikt sinds 1974 een Leefsituatie-index, om samenvattend inzicht te geven in de welvaart en het welzijn van de Nederlandse bevolking. In de index zijn gegevens opgenomen over acht belangrijke maatschappelijke domeinen: gezondheid (mate van belemmeringen als gevolg van een handicap of langdurige ziekte), woonsituatie (o.a. woninggrootte, woningtype), sociale participatie (vrijwilligerswerk, sociaal isolement), sportbeoefening, bezit van duurzame consumptiegoederen, mobiliteit (auto en openbaar vervoer), sociaal-culturele vrijetijdsactiviteiten 15 (o.a. cultuurparticipatie en hobby’s) en vakantiegedrag . 14 Sociaal Cultureel planbureau. 15 Jeroen Boelhouwer (2010). “Wellbeing in the Netherlands. The SCP life situation index since 1974.” SCP- publicatie 2010/17. 15/29 29 Hoe mensen zelf hun situatie ervaren maakt geen onderdeel uit van de leefsituatie-index. 16 Ontwikkelingen in de leefsituatie zijn in de regel klein en veranderingen gaan traag . Dit is inherent aan de opgenomen domeinen; zaken als huisvesting of gezondheid veranderen nu eenmaal weinig. Daarom worden deze gegevens minder vaak gemeten, en gebruiken we hier de gegevens van de leefsituatie-index Zwolle 2014.. Hoe goed iemands leefsituatie is wordt uitgedrukt in één cijfer. Het gemiddelde van alle scores is gesteld op 100; wanneer iemand (ver) boven de 100 scoort is er sprake van een relatief goede leefsituatie, wanneer men (ver) beneden de 100 scoort is er sprake van een relatief slechte leefsituatie. In volgende schema’s staat per categorie de gemiddelde score op de leefsituatie-index. Het totaal gemiddelde is gesteld op 100. Hoe verder boven de 100, hoe beter de groep scoort qua algemene leefsituatie ten opzichte van het totale gemiddelde, en hoe lager hoe slechter. We geven de scores zonder verdere toelichting. Leefsituatie-index Geslacht 101 99 Man Vrouw Leefsituatie-index Leeftijd 18-24 jaar 98 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar 65-74 jaar 75-84 jaar 85 jaar en ouder Leefsituatie-index 101 103 103 101 98 85 70 Afkomst niet westerse migranten westerse migranten autochtonen 16 91 98 101 Uit: 2015, SCP, De sociale staat van Nederland 16/29 29 Leefsituatie-index Huishoudenssamenstelling alleenstaand paar zonder kinderen paar met kind(eren) eenoudergezin overig Leefsituatie-index 90 102 105 94 93 Opleiding 89 99 106 lager middelbaar hoger Leefsituatie-index Betaald werk 104 99 92 werkt > 12 uur werkt < 12 uur werkt niet Leefsituatie-index Belangrijkste bron van inkomen geen eigen inkomen student betaald werk eigen bedrijf eigen bedrijf met personeel uitkering voor arbeidsongeschiktheid werkloosheidsuitkering bijstandsuitkering pensioen Anders Leefsituatieindex 97 99 104 105 108 84 96 77 93 93 Inkomen laag inkomen midden inkomen hoog inkomen 88 101 109 17/29 29 Bijlage 1: Bronnen Boelhouwer , J. (2010), Wellbeing in the Netherlands. The SCP life situation index since 1974 Centraal bureau voor de statistiek (2015) Armoede en sociale uitsluiting in Nederland Gemeente Zwolle, 2016, Buurt-voor-Buurt Onderzoek Gemeente Zwolle, 2014 Leefsituatie Index Sociaal en Cultureel Planbureau (2014), Verschil in Nederland Sociaal en Cultureel Planbureau en (2014), Gescheiden werelden, een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (2015), Het Ongelijkheidsdebat in stad en platteland Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2014), Economische ongelijkheid in 8 figuren Experian (jaartal onbekend), Mosaic Finergy, groepen en typen Experian, geraadpleegd december 2016, http://www.experian.nl/marketingservices/consumenteninzicht-mosaic-finergy.html Trendbureau Overijssel (2015) Jaarcongres toekomst van de middenklasse Trendbureau Overijssel (2016) Lopende verkenning ‘Omgaan met verschillen’ 18/29 29 Bijlage 2: Mosaic Finergy-subgroepen A. Luxe levensgenieters . De concentraties van deze groep zijn te vinden in Brinkhoek, Wipstrik-Noord, Oldenelerlanden, langs de Veerallee en in Binnenstad-Zuid. In grote andere delen van de stad zien we weinig huishoudens uit deze groep. 19/29 29 B. Gevulde portefeuillehouders Deze draagkrachtige families zien we vooral veel terug in Stadshagen, en ook wel in de Aalanden en verdeeld over Zwolle-Zuid. 20/29 29 C. Verzekerde families Deze groep is betrekkelijk gelijkmatig verdeeld over de hele stad, maar ondervertegenwoordigd in het centrum en de buurten daaromheen 21/29 29 D. Secure investeerders Bij deze groep zien we weinig concentraties en ook geen witte plekken in de stad 22/29 29 E. Seniorenbeleggers 65+ middelhoog inkomen, geen kinderen Deze groep is ondervertegenwoordigd in Stadshagen 23/29 29 F.Financieel gemiddelden, De financieel gemiddelden zien we relatief vaak in Assendorp en in Holtenbroek 1 en 2 24/29 29 G.Toekomstverwachters De toekomstverwachters vinden we vooral in het centrum, in Dieze-Oost en in andere buurten rondom het centrum. 25/29 29 H. Jan Kredieten Jan kredieten wonen relatief vaak in Holtenbroek en Dieze Oost en West, weinig tot nooit in Werkeren en Breecamp, Brinkhoek, Wipstrik-Noord en Veerallee. 26/29 29 I. Smalle beurzen Deze profielgroep woont aardig verspreid over de stad 27/29 29 J.Kleine pensioenen Deze groep zien we weinig tot niet in het centrum en Veerallee. Overigens woont deze groep ouderen verspreid over de stad. 28/29 29 29/29