Case report Het Lyme-oor C.D. Fuller, J. Mourmans, F.W. Sebens, J. Buwalda C.D. Fuller, coassistent, afdeling KNO-Heelkunde, Deventer Ziekenhuis, Deventer Dr. J. Buwalda, KNO-arts, afdeling KNO-Heelkunde, Deventer Ziekenhuis, Deventer J. Mourmans, kinderarts, afdeling Kindergeneeskunde, Deventer Ziekenhuis, Deventer F.W. Sebens, medisch-microbioloog, Laboratorium voor Medische Microbiologie en Infectiepreventie, Deventer Ziekenhuis, Deventer Correspondentieadres: Dr. J. Buwalda, KNO-arts Deventer Ziekenhuis Nico Bolkesteinlaan 75 7416 SE Deventer e-mail: [email protected] Samenvatting In dit artikel wordt een bijzondere presentatie van de ziekte van Lyme besproken: een Borrelia-lymfocytoom van de linker auricula bij een achtjarig meisje. De diagnose wordt met name gesteld op klinische gronden. Onderkenning van het Borrelialymfocytoom is belangrijk vanwege de therapeutische consequenties. Trefwoorden Borrelia-lymfocytoom, Lyme-borreliose, oorschelp Inleiding Lyme-borreliose is een multisysteemziekte die wordt veroorzaakt door een infectie met de spirocheet Borrelia burgdorferi sensu lato (BBsl). Deze spirocheet wordt overgedragen op de mens door geïnfecteerde teken (Ixodes ricinus). De ziekte kent drie stadia: 1) vroege gelokaliseerde, 2) vroege gedissemineerde, en 3) late of chronische Lyme-borreliose. De betrokken orgaansystemen zijn de huid, het zenuwstelsel, het hart en de gewrichten. Dermatologische manifestaties van Lyme-borreliose zijn erythema migrans (EM), acrodermatitis chronica athrophicans (ACA) en het Borrelia-lymfocytoom (BL). EM en BL behoren tot het eerste stadium. Binnen dit stadium is EM meer een acute en BL een subacute manifestatie. ACA is een late, tertiaire, manifestatie van Lyme-borreliose.1 De incidentie van EM nam toe van 39 per 100.000 personen in 1994 naar 134 personen per 100.000 in 2009, met name in het noorden, het oosten en langs de kust van Nederland.2,3 In de volgende ziektegeschiedenis presenteren wij een achtjarig meisje met BL van de linker auricula, een relatief weinig voorkomende eerste manifestatie van Lyme-borreliose, die als zodanig dient te worden herkend en behandeld. Ziektegeschiedenis Patiënt A, een achtjarig meisje met een blanco voorgeschiedenis, kwam op het spreekuur met sinds 10 Figuur 1. Opname van de linker auricula bij het tweede polikliniekbezoek. Er is een rode verkleuring van de huid over de antehelix en de tragus zichtbaar. twee weken een wisselend rode en bij aanraking gevoelige linkeroorschelp. Er was geen voorafgaand trauma, noch was er sprake van een recente insectenbeet of een wondje. Bij het eerste lichamelijk onderzoek werd geen pathologie van de oorschelp gezien. In het bijzonder waren er geen aanwijzingen voor een perichondritis of othematoom. Zij werd geïnstrueerd zich te melden bij recidivering van de symptomen. Twee weken later meldde patiënte zich opnieuw op het spreekuur met episodes van een aantal dagen aanhoudende, forse roodheid en zwelling van het linkeroor. Bij navraag werd een enkele weken eerder doorgemaakte tekenbeet nabij het oog en op de oorschelp vermeld. Herhaald lichamelijk onderzoek toonde roodheid van de oorschelp ter plaatse van de antehelix en de tragus (figuur 1). Infra-auriculair werden enkele klieren van één centimeter groot gepalpeerd. Op verdenking BL werd Borreliaserologie ingezet. In afwachting van de uitslag werd direct gestart met amoxicilline tweemaal daags 375 mg. Enkele dagen later bleek de serologiebepaling, zowel IgM als IgG, en de immunoblot positief voor Borrelia. Patiënte is in samenwerking met de kinderarts verder behandeld met amoxicilline driemaal daags 500 mg gedurende twee weken. Na zes weken verdwenen de symptomen. Nederlands Tijdschrift voor Keel-Neus-Oorheelkunde | 2012 | 18e jaargang | nr. 1 Case report Beschouwing Bij patiënten met roodheid van de oorschelp wordt over het algemeen differentiaaldiagnostisch aan een voorafgaand trauma met othematoom, (peri)chondritis, erysipelas, een lokale reactie op een insectenbeet, granulomateuze contactdermatitis of een herpesinfectie gedacht. De ziektegeschiedenis illustreert dat in endemische gebieden met name bij kinderen ook moet worden gedacht aan het Borrelia-lymfocytoom. Tekenbeten blijven vaak onopgemerkt. In geval van Borrelia-infecties is slechts in circa 50% van de gevallen sprake van een tekenbeet in de anamnese.4 Een huidmanifestatie is vaak het eerste signaal dat er sprake is van een Borrelia-infectie. Herkenning van het huidbeeld is derhalve van groot belang voor het stellen van de juiste diagnose. De manifestaties van Lyme-borreliose op moment van presentatie zijn in afnemende frequentie van voorkomen: erythema migrans (77%), neuroborreliose (16%), artritis (7%), acrodermatitis chronica atrophicans (3%) en lymfocytoom (3%).5 Het BL is net als het EM een uiting van het eerste stadium van Lyme-borreliose. Het EM treedt na gemiddeld 12 dagen op. Het BL presenteert zich na gemiddeld 30 dagen, kan maanden tot jaren aanhouden en zal uiteindelijk spontaan verdwijnen.6,7 Ondanks de doorgaans spontane resolutie moet bij verdenking op BL worden behandeld gezien de mogelijke progressie naar latere stadia van Lyme-borreliose, zoals deze bij een onbehandelde EM wordt gezien.8 Het BL, eveneens bekend onder de synoniemen Borrelia-pseudolymfoom en lymphadenosis benigna cutis, is een B-cel-pseudolymfoom, dat ontstaat in de aanwezigheid van BBsl-antigenen in de huid.1 In Nederland betreft het meestal een infectie met B. garinii en B. afzelii uit de BBsl-groep, waarbij de B. afzelii vooral huidmanifestaties geeft. B. afzelii komt met name voor in Europa.8,9 Het kenmerkende van het BL is een rode tot donkerblauwe plaque of nodus met een diameter van enkele centimeters, histologisch gekenmerkt door een dense polyklonale lymforeticulaire proliferatie in de dermis en/of de subcutis met een dominantie van B-lymfocyten.10 De zwelling kan zowel solitair als verspreid voorkomen en kan gevoelig zijn bij aanraking. De typische locaties waar het lymfocytoom zich manifesteert, zijn bij kinderen op het oor en bij volwassenen en in mindere mate bij kinderen rond de areola mammae. Minder vaak presenteert het lymfocytoom zich op het scrotum of in de voorste axillaire plooi.6 Bij kinderen blijkt de incidentie van BL op de oorschelp hoger dan bij volwassenen. Uit Zweeds onderzoek is gebleken dat kinderen vaker dan volwassenen in het hoofd-halsgebied worden gebeten (49% tegen 2%) en dat de incidentie van BL bij geïnfecteerde kinderen hoger is dan bij geïnfecteerde volwassenen (7% tegen 2%).5 De hogere incidentie van tekenbeten in het hoofd-halsgebied bij kinderen kan worden verklaard door het feit dat teken in vochtige gebieden in struik- en grasgewassen tot 1,5 meter hoogte voorkomen.11 De diagnose BL wordt gesteld op klinische gronden en wordt ondersteund door serologisch onderzoek.2 De klinische kenmerken bestaan uit de hiervoor beschreven roodheid van de oorschelp in combinatie met een tekenbeet in het hoofd-halsgebied in de anamnese bij afwezigheid van alternatieve diagnosen. Een nadeel van de serologische testen is dat eenmaal ontstane Borrelia-antilichamen vaak jarenlang aantoonbaar blijven; het aantonen van deze antistoffen hoeft dus geen directe relatie met de actuele klachten te hebben. Ook dient rekening te worden gehouden met de tijd die nodig is om na een besmetting antistoffen te produceren: dit kan wel vier tot acht weken duren. Wanneer de serlogische testen negatief blijken bij een vrij recente infectie, is het nuttig om dit onderzoek twee tot vier weken later te herhalen; bij een klinische verdenking op Lyme-borreliose wordt aanbevolen alvast te behandelen.12 Histologisch onderzoek is geïndiceerd wanneer het lymfocytoom zich op een andere locatie dan de voorkeurslocatie manifesteert en/of de serologie en de kliniek geen uitsluitsel geven over de diagnose. In onze ziektegeschiedenis vermeldde de voorgeschiedenis een tekenbeet, was de laesie op een typerende locatie aanwezig en waren zowel de IgM- als de IgG-immunoblot op Borreliaantistoffen positief. Met name de positeve IgM-immunoblot maakt een recente infectie waarschijnlijk, hoewel er soms ook IgM wordt aangetoond bij chronische Borrelia-infecties. De behandeling van het BL is gelijk aan de behandeling van EM. Bij kinderen jonger dan negen jaar is amoxicilline 50 mg/kg/dg in drie doses (max. driemaal daags 500 mg) gedurende 14 dagen de therapie van keuze. Als alternatief kan azitromycine 10 mg/kg/dg in één dosis (max. eenmaal daags 500 mg) gedurende vijf dagen worden overwogen. Er wordt geen doxycycline gegeven in verband met tandverkleuring. Doorgaans verdwijnt de zichtbare huidafwijking binnen drie weken na start van de behandeling.7 C.D. Fuller, et al. Het Lyme-oor Nederlands Tijdschrift voor Keel-Neus-Oorheelkunde | 2012 | 18e jaargang | nr. 1 11 Case report Dankwoord De auteurs danken Dr. J. Toornstra, dermatoloog in het UMCU, voor het beschikbaar stellen van de afbeeldingen in figuur 2 en 3. Summary Figuur 2. Opname van acrodermatitis chronica atrophicans van de linkerhand. In this paper we describe a remarkable presentation of Lyme disease: a Borrelia lymphocytoma of the left auricle in a 8 year old girl. The diagnosis Borrelia lymphocytoma is mainly based on the clinical symptoms and signs. Recognition is important because of its therapeutical consequences. Keywords Borrelia lymphocytoma, Lyme disease, auricle Literatuur 1. Figuur 3. Opname van erythema migrans van het linkerbeen. Conclusie Het BL is een minder vaak voorkomende dermatologische manifestatie van een Lyme-borreliose. In geval van een rode tot blauwpaarse verkleuring van de auricula bij kinderen dient de diagnose BL te worden overwogen. Onderkenning van het BL is van belang omdat tijdig stellen van de diagnose en een adequate behandeling van de ziekte in een vroeg stadium de mogelijke progressie naar de latere, multisystemische stadia kan voorkómen. 12 Asbrink E, Hovmark A. Early and late cutaneous manifestations in Ixodes-borne borreliosis (erythema migrans borreliosis, Lyme borreliosis). Ann N Y Acad Sci. 1988;539:4-15. 2. Speelman P, de Jongh BM, Wolfs TF, Wittenberg J, for Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO). Guideline ‘Lyme borreliosis’. Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:659-63. 3. Hofhuis A, Harms MG, Giessen JWB van der, Sprong H, Notermans DW, Pelt W van. Ziekte van Lyme in Nederland 1994-2009. Infectieziekten Bull. 2010;21(3):84-7. 4. Buckingham SC. Tick-borne infections in children: epidemiology, clinical manifestations, and optimal management strategies. Paediatr Drugs. 2005;7(3):163-76. 5. Berglund J, Eitrem R, Ornstein K, Lindberg A, Ringer A, Elmrud H, et al. An epidemiologic study of Lyme disease in southern Sweden. N Engl J Med. 1995;333:1319-27. 6. Mullegger RR, Glatz M. Skin manifestations of lyme borreliosis: diagnosis and management. Am J Clin Dermatol. 2008; 9:355-68. 7. Strle F, Pleterski-Rigler D, Stanek G, Pejovnik-Pustinek A, Ruzic E, Cimperman J. Solitary borrelial lymphocytoma: report of 36 cases. Infection. 1992;20:201-6. 8. Hengge UR, Tannapfel A, Tyring SK, Erbel R, Arendt G, Ruzicka T. Lyme borreliosis. Lancet Infect Dis. 2003;3(8):489-500. 9. Strle F, Nadelman RB, Cimperman J, Nowakowski J, Picken RN, Schwartz I, et al. Comparison of culture-confirmed erythema migrans caused by Borrelia burgdorferi sensu stricto in New York State and by Borrelia afzelii in Slovenia. Ann Intern Med. 1999;130:32-6. 10. Obihara CC, de Geer DB, van Diemen-Steenvoorde JA, de Jongh BM. Borrelia lymphocytoma (‘winter ears’) in children. Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:482-4. 11. Oymar K, Tveitnes D. Clinical characteristics of childhood Lyme neuroborreliosis in an endemic area of northern Europe. Scand J Infect Dis. 2009;41:88-94. 12. Stanek G, Strle F. Lyme borreliosis. Lancet. 2003;362:1639-47. C.D. Fuller, et al. Het Lyme-oor Nederlands Tijdschrift voor Keel-Neus-Oorheelkunde | 2012 | 18e jaargang | nr. 1