docentenhandleiding, watertransport door de plant water door de plant in het kort. Een flink naaldbos op de Veluwe gebruikt op een zonnige dag tienduizenden liters water. Het verbruik van water door planten geeft vaakt tot de verbeelding sprekende cijfers. Maar waarom gebruiken planten eigenlijk water? Water kom je overal in een plant tegen. Jonge plantencellen bestaan voor zo’n 90% uit water. Alle chemische processen in de plant vinden eigenlijk plaats in water. Ook de fotosynthese gebruikt een klein beetje water. Stoffen zoals koolstofdioxide zijn in de lucht aanwezig in gasvorm. Om de plantencel binnen te komen ‘vermengt’ het gas zich eerst met een heel dun laagje water, een film, op de celwand. Je kunt je voorstellen dat om vochtig te blijven als celwand, het niet handig is om direct aan de buitenlucht blootgesteld te staan. Het is ook niet handig om je aan de volle zon te presenteren. Daarom zitten de meeste huidmondjes van een plantenblad aan de onderkant van het blad. afbeelding: doorsnede plantenblad. van boven naar onder: cuticula – waslaag, die plant beschermt tegen allerhande invloeden; epidermis – laag van stevige cellen, biedt bescherming en geeft stevigheid (deze cellen bevatten geen bladgroen, bendoigd voor de fotosynthese); pallisadeparenchym – cellen met bladgroen, dicht op elkaar geplaatst; sponsparenchym – cellen met bladgroen en heel onregelmatig oppervlak, waardoor oppervlaktevergroting plaats vindt dat meer uitwisseling van gassen mogelijk maakt. Uitwisseling vindt plaats in intracellulaire ruimtes; de huidmondjes zijn de opening naar de buitenwereld; de epidermis beschermt ook het blad aan de onderkant; de vaatbundel levert het water af in het blad en neemt ook gevormde suikers op voor het transport terug 1 docentenhandleiding, watertransport door de plant En daarom zitten de cellen die CO2 vangen verborgen achter de huidmondjes. De huidmondjes kunnen open en dicht en geven zo ook bescherming bij extreme omstandigheden. Bijvoorbeeld als de verdamping van het water sneller gaat dan de plant water op kan nemen op een hele warme dag. Voordat het zover is op een warme dag zorgt water ook een hele tijd voor verkoeling van de bladeren. Water geeft een plant ook stevigheid. Bij de wortels komt het de plant in en gaat zijn weg naar boven tot helemaal in het blad waar het overgrote deel van het opgenomen water, ongeveer 90%, in verdampte vorm de plant weer verlaat. Tot dat punt staat er dus een ‘massieve’ waterkolom. Verdampt er onverhoeds toch meer water dan er kan worden opgenomen dan verwelkt de plant. demonstratie: neem wat kraanwater en doe er een paar scheppen zout in. Pak een verse wortel en leg die in het water. Na enige tijd wordt de wortel slap. Als je hem niet te lang laat liggen in het zoute water en in een bak met gewoon water plaatst wordt de wortel weer stevig. Hoe kan dat? Water heeft de eigenschap om te streven naar evenwicht. Het zoekt naar een gelijke verdeling van zichzelf. Als er op de ene plek water is met veel zout bijvoorbeeld en op een andere plek alleen water (of water met minder zout erin opgelost). En alleen het water kan van die ene naar de andere plek komen. Dan stroomt het water van de plek met een lage concentratie zout naar de plek met een hoge concentratie zout. Het doel is de concentraties gelijk te krijgen. In de natuurlijke situatie is de concentratie zouten in de wortel hoger dan in het water in de bodem. Daarom stroomt het water de wortel in. De plant kan er actief voor zorgdragen dat de concentratie zouten hoger is in de plantencel van de wortels. Dit verschijnsel creëert de zogenaamde worteldruk. Deze druk stuwt het water een klein beetje omhoog in de plant maar nooit genoeg om in het topje van een boom te 2 docentenhandleiding, watertransport door de plant komen bijvoorbeeld. Wel kun je worteldruk zien aan de waterdruppels van gras in de ochtend. ’s Nachts is er wel worteldruk maar geen verdamping door de plant en water komt dus wel de plant binnen, maar gaat er nauwelijks uit. In gras raakt het water dan zo opgehoopt dat het op een gegeven moment uit het blad wordt geperst. Een verschijnsel dat guttatie heet. Water komt via het begin van de wortels (A) al heel snel bij het xyleem, ofwel de houtvaten. Deze houtvaten vormen de transportbanen voor het water. Het overgrote deel van de houtvaten bestaat uit dode cellen die allen aan elkaar geschakeld zijn en zo als het ware een grote bundel hele lange rietjes vormen waar het water doorheen kan (B). Het principe is dat het water, eenmaal in de plant, door cohesie bij elkaar blijft, door adhesie aan de wanden van de houtvaten ‘kleeft’ en dat door de cohesieve kracht en de verdamping van het water in het blad (C) de waterdeeltjes naar boven worden getrokken. afbeelding schema van de transportbaan. A. wortelhaartjes nemen water uit de bodem op. Het water in de bodem zit tussen de bodemdeeltjes en de plant draagt actief zorg voor een stroom van water naar binnen toe. Het water begeeft zich dan naar het xyleem (het systeem van de houtvaten) 3 docentenhandleiding, watertransport door de plant B. de stam van de boom bestaat in het midden voor een groot deel uit houtvaten. Merendeel dode cellen die fungeren als ‘rietjes’. C. in het blad gaat het water vanuit de nerf over naar de cellen in het blad en verdampt het uiteindelijk in de intracellulaire ruimtes waarvandaan het via de huidmondjes het blad verlaat. afbeelding blad een blad bestaat uit de steel, die overgaat in de nerf en de zijnerven. Dit alles omgeven door bladweefsel (zie afbeelding doorsnede blad) afbeelding huidmondje een opening, veelal onderaan het blad, omgeven door twee sluitcellen. In tegenstelling tot de epidermiscellen hebben de sluitcellen wel bladgroenkorrels voor de fotosynthese. De sluitcel heeft aan een zijde een verdikte wand. Zodra de cel zich vult met water trekt de cel door de verdikking krom en opent zich. mooie plaatjes, dwarsdoorsnedes en uitleg: http://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/leaf/inleiding/ 4