FOTO: ROSE-MARIE GERRITSEN Tuinieren op ESTHER DE WINTER Esther de Winter is tekstschrijver en wetenschapsjournalist. www.estherdewinter.nl T uinieren op kleigrond is niet altijd een pretje. Zware klei regent dicht in de winter en wordt keihard in de zomer. De grond warmt maar moeizaam op in het voorjaar en onkruid is er niet uit te trekken. Maar wie zijn klei eenmaal een beetje handelbaar heeft gemaakt, heeft prachtige vruchtbare grond. Het is niet voor niets dat de rijke boeren vroeger op de klei zaten en de arme op het zand. Kleigrond bestaat uit deeltjes van verschillende grootte die zijn ontstaan uit de verwering van gesteenten. De allerfijnste deeltjes (kleiner dan 0,002 mm) worden lutum genoemd. Als grond voor meer dan 25% uit lutum bestaat spreekt men van kleigrond. Zware klei bevat meer dan 50% lutum, grond met een lutumgehalte tussen 8 en 25% wordt aangeduid als zavel. In klei Limburg en op enkele plaatsen elders in Nederland komt leem voor. Deze term wordt gebruikt voor oude gronden (ouder dan 10.000 jaar) die voor meer dan 50% uit deeltjes kleiner dan 0,05 mm bestaan. Ook leem komt in ‘vette’ varianten (veel lutum) en armere voor. De lutumdeeltjes bepalen in belangrijke mate de eigenschappen van kleigrond en leem. Ze bestaan uit allerlei verschillende soorten kleimineralen die rijk zijn aan voedingsstoffen voor planten, zoals calcium, kalium en magnesium en zijn plaatvormig. Door deze vorm hebben ze een relatief groot oppervlak dat bovendien dikwijls negatief geladen is. Hierdoor binden zij gemakkelijk voedingszouten aan zich en is er ook een sterke binding tussen de bodemdeeltjes zelf. Ook water wordt gemakkelijk vastgehouden. Kleigronden in Nederland TEKENING: ANET SCHOLMA I n Nederland komen kleigronden voor langs de kust en langs de grote rivieren waar ze zijn afgezet door de zee of door de rivier. Zeeklei bestaat uit heel fijn zand en klei, rivierklei bevat wat grover zand en zwaardere klei. Het verschil is te voelen, ook de kleur verschilt. Rivierklei is dikwijls bruin door een ijzerhuidje om de zandkorrels. In de zee lost dit ijzer op, zeeklei is daarom grijs. Veel zeekleigronden bevatten schelpen en zijn daardoor kalkrijk. De manier waarop de afzetting van de klei heeft plaatsgevonden heeft grote invloed op de eigenschappen van de kleigrond. Als rivieren overstromen zetten zij zand af dicht langs de oever en daarachter de kleideeltjes tot zware komkleigronden. De voor fruitbomen uitstekend geschikte rivierklei in de Betuwe is ontstaan doordat de klei is neergeslagen tussen oude oeverbossen, waardoor een heel dikke humushoudende bovenlaag is ontstaan. Als zeeklei is afgezet tussen plantengroei in kwelders en schorren is de bodem vaak van nature poreus door resten van planten en wortels en door dieren gegraven gangen. D e ene kleigrond is dus de andere niet. Toch is er wel een gedeeld probleem en dat is de structuur van de grond. Klei kan door de aard van de deeltjes gemakkelijk dichtslibben en te compact worden om goed water en lucht door te laten. Toevoeging van organisch stof, bijvoorbeeld in de vorm van compost, kan dit verbeteren. Het bodemleven wordt hierdoor gestimuleerd en zorgt voor gangen en holten in de bodem en daarmee voor ruimte voor lucht en water. Ook toevoeging van grover materiaal zoals zand kan helpen. Bekalken zorgt voor een geringere onderlinge binding tussen de kleideeltjes zodat de structuur kruimeliger wordt. Heel zware kleigronden met weinig organisch materiaal kunnen bewerkbaar worden gemaakt door ze in het najaar te spitten. Door vorst en droogte vallen de grove kluiten tijdens de winter uit elkaar. Als er al een mooie humuslaag is opgebouwd is spitten zonde, de humuslaag wordt dan met het bijbehorende bodemleven naar beneden gewerkt. Als zo’n grond wat losser moet worden gemaakt is oppervlakkig omwoelen beter. O p kleigrond groeien van nature planten die houden van vochtige, voedselrijke groeiplaatsen zoals brandnetel en kleefkruid. Ook veel tuinplanten waarderen het vochtvasthoudend vermogen en de voedselrijkdom van klei vooral als de structuur van de kleigrond goed is. Niet alle planten zijn op klei gemakkelijk in stand te houden. Planten die een hekel hebben aan natte voeten in de winter kunnen na een natte winter opeens verdwenen zijn. Liefhebbers van zure grond, zoals rododendrons en heide, staan op kalkrijke klei weg te kwijnen. Planten die van oorsprong op een arme bodem thuishoren en daar mooi compact en stevig zijn kunnen op klei uit hun voegen groeien. Een bloemenweide zal voor eigenaren van kleigrond altijd een droom blijven. ! OnzeEigenTuin/Zomer 2012 OET249_Zomer_2012.v4.DEF.indd 41 41 11-05-12 10:57