Economie VWO 3 Hoofdstuk 6 6.3 Belasting: een verplichte bijdrage

advertisement
Economie VWO 3 Hoofdstuk 6
6.3
Belasting: een verplichte bijdrage aan de overheid van particulieren of bedrijven. Bij iedereen met
een salaris worden bedragen ingehouden op het loon (loonheffingen). De loonbelasting is een
voorheffing op de inkomstenbelasting. Inkomen kan niet alleen door je loon komen maar ook uit
andere bronnen. Daarom is de inkomstenbelasting verdeeld over 3 boxen:
 -Box 1: progressieve belasting (schijven waarop je belasting moet betalen). Inkomen en
werken.
 -Box 2: aanmerkelijk belang (aandelen in een bedrijf voor meer dan 10%).
 -Box 3: vermogen (spaargeld en beleggingen). Vermogensredemetsheffing: een heffing over
spaargeld en belegging. De overheid gaat ervan uit dat ze hier over 4% rendement ontvangen
over je vermogen. Over die 4 procent moet je weer 30% betalen, dus eigenlijk moet je over
je vermogen 1,2% belasting betalen.
Algemene heffingskorting: een bedrag waarover je geen belasting hoeft te betalen.
Vennootschapsbelasting: belasting die bedrijven betalen over de winst.
Omzetbelasting: de afdracht van btw aan de belastingdienst.
Accijns: een gebruiksbelasting voor bepaalde goederen, zoals tabak, alcohol en brandstof.
Directe belastingen: belasting die door de belastingplichtige direct wordt afgedragen, zoals
loonbelasting.
Indirecte belastingen: belasting die niet door de belastingplichtige wordt afgedragen, zoals accijns en
btw.
OZB: Onroerend Zaak Belasting. Dit is de belangrijkste belasting van de gemeenten. De
gemeentebelastingen worden berekend aan de hand van de waarde van je huis. Ook betaal je in de
meeste gemeenten afvalstoffenheffingen en waterheffing.
6.4
Rijksbegroting: het overzicht van alle te verwachten inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid,
opgesteld door de minister van Financiën.
Miljoenennota: toelichting op de rijksbegroting, gepresenteerd op prinsjesdag.
Begrotingstekort: de uitgaven overstijgen de inkomsten. De overheid kan bezuinigen, lenen of de
belasting verhogen om het begrotingstekort te verminderen.
Meevaller: er komt meer geld binnen dat er wordt uitgegeven.
Financieringstekort: geeft aan hoeveel geld de overheid moet lenen om de begroting te kunnen
betalen, en dus hoeveel de staatschuld zal toenemen.
Download