De ‘economie van het genoeg’ als christelijke reactie op Industriële Revolutie en vooruitgangsdenken? Dubbelinterview met prof. dr. Bob Goudzwaard en prof.dr. Jan Luiten van Zanden – Beatrice de Graaf en David Onnekink – Transparant 14.4 (november 2003) 16-18 In een kamer in het historische pand van het Instituut Geschiedenis aan de Kromme Nieuwegracht in Utrecht ontmoeten we prof. dr. Bob Goudzwaard en prof. dr. Jan Luiten van Zanden. Het is de eerste keer dat deze twee economische denkers intensief met elkaar van gedachten wisselen. Onderwerp van het gesprek zijn de aard en betekenis van de Industriële Revolutie en de gevolgen daarvan voor de moderne economie en samenleving. Goudzwaard ontwikkelde een eigenzinnige economische theorie met een duidelijk normatieve dimensie. Hoe denkt Van Zanden daar over? Wat is hun visie ten aanzien van volkshuishouding en welvaart? Is de vooruitgang van de economie zegen of vloek? Economie van het genoeg We vragen aan Goudzwaard of hij zijn theorie over noodzakelijke grenzen nog eens uiteen kan zetten. Goudzwaard: ‘Ik raakte tijdens mijn studie geïnteresseerd in de vooronderstelling dat het de behoeften zijn die de economie aandrijven, dat die altijd zullen bestaan en alleen maar zullen toenemen. Daar had ik moeite mee. Verder vroeg niemand zich af waar die aanname vandaan kwam, namelijk dat de productie op de gegeven behoeftes gebaseerd moest worden. Ik wel. Ik vroeg me af of een voortdurende expansie van de economie op basis van die voortdurend toenemende behoeften niet juist heel schadelijk kon zijn. De natuur, het menselijk welzijn, de schepping en andere kwetsbare waarden zouden eronder kunnen lijden. Ik ontwikkelde toen een wijze van normatief economisch denken, waarbij ik ervan uit ging dat niet alle behoeften bevredigd moesten worden en dat er een rem op de productiemiddelen gezet zou moeten worden. Mijn theorie noemde ik de “economie van het genoeg”.’1 Van Zanden is direct kritisch: ‘U gaat te veel uit van de autonomie van de economische ontwikkeling die onherroepelijk tot catastrofes zal leiden. Maar dat is toch juist niet zo? Sinds de jaren zestig stuurt de overheid de economie voortdurend bij. Er is wél een corrigerend mechanisme aanwezig in het politieke debat. Sinds 1870 is de Industriële Revolutie steeds meer in betere banen geleid met behulp van overheidsingrijpen. Kinderarbeid is afgeschaft, mensen werken nu veel minder.’ Bovendien heeft Van Zanden krltiek op de normatieve onderbouwing van Goudzwaards theorie: ‘U heeft een normatief verhaal op papier gezet. Ik ben historicus en probeer allereerst in kaart te brengen hoe de economische ontwikkeling verloopt – ik houd mij met het Sein bezig, niet in eerste instantie met het Sollen. Ik zie juist een positief verband tussen economische groei en bijvoorbeeld de bescherming van het milieu. Hoe welvarender de mensen, hoe meer tijd en geld ze uittrekken voor het instandhouden van het welzijn en het milieu. Milieuproblemen zie ik juist dáár ontstaan waar men de middelen niet heeft om ze op te lossen. Ten slotte lijkt het mij vrijwel onmogelijk grenzen aan de economie op te leggen. Mensen zijn altijd vernieuwend en innovatief. Je kunt creativiteit, ten goede of ten kwade, niet beteugelen.’ Goudzwaard beschouwt zichzelf echter net zo goed als wetenschapper, niet als profeet: ‘Je hoeft normatief en wetenschappelijk denken toch niet tegenover elkaar te stellen? Ik zie ook een feitelijke ontwikkeling, namelijk dat expansie meer vernietigt dan wanneer je de economie gelijkmatig zou laten groeien. Ik spreek sowieso liever over “groei” dan over “expansie”. Het eerste is een organisch, natuurlijk begrip. Een boom groeit en brengt vruchten voort. Hij hoeft niet per se tot in de hemel door te groeien, dat zou juist minder vruchten opleveren. In mijn proefschrift onderzocht ik de “ongeprijsde schaarste”.2 Tinbergen vroeg mij om het verschijnsel bliss, dat [17] wil zeggen de elementen van verzadiging in de economie, uit te zoeken. Ter wille van onze kleinkinderen en het behoud van het milieu moeten we de expansie matigen. Het gaat niet in de eerste plaats om objects of use, maar om objects of care.’ ‘Ik redeneer niet vanuit het perspectief van de dominee. Ook vanuit economisch perspectief houd ik vol dat organische groei meer oplevert dan mechanische uitdijing. De “ongeprijsde schaarste” waarover ik het net had, is ook een belangrijke waarde. De samenleving reageert, dat zei Locke al, alleen op arbeidswaarde. Maar er zijn ook dingen die niet afhankelijke zijn van wat wij geproduceerd hebben. De aandacht op de productiekant trekt de samenleving scheef. Inmiddels erkent de Wereldbank ook het begrip social capital. Ik ben geen econometrist, ik heb slechts HBS-a gedaan, maar getallen zijn niet alles. Alles van waarde is weerloos – en ongeprijsd.’ Abraham Kuyper en het poldermodel Nu ze bij elkaar de wetenschappelijkheid van hun uitgangspunten hebben vastgesteld, blijken beide economische denkers toch meer op één lijn te zitten dan we aanvankelijk dachten. Van Zanden benadrukt dat voor hem de verhouding tussen wetenschap en waarde ook van groot belang is: ‘Ik probeer het natuurlijk wel, maar waardevrije wetenschap bestaat niet. Dat heb ik wel tijdens mijn colleges wijsbegeerte der wetsidee geleerd.’ Maar er blijft een verschil bestaan ten aanzien van de waardering van economen. Goudzwaard vindt dat economen toch ook een normatieve taak te vervullen hebben. Hij citeert Keynes: ‘Economists are trustees not of civilisation but of possibilities of civilisation’. Dit gaat Van Zanden te ver: ‘Dat is wel een heel ambitieuze claim voor economen. Als u nou zou zeggen dat wétenschappers de trustees waren, kon ik met u meegaan.’ Opnieuw vinden ze echter een compromis. De kloof tussen normatief en wetenschappelijk denken is kleiner geworden. Goudzwaard: ‘In het tijdperk van de Industriële Revolutie dacht men nog te beperkt wetenschappelijk. De samenleving werd als een mechanisme beschouwd dat zelf wel voor oplossingen zou zorgen. Dat werkte niet. Er ontstonden kwetsbare plekken. Pas sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw hebben politici er voor gezorgd dat ontwikkelingsproblematiek en milieubeleid zaken van internationaal belang werden’. Van Zanden beaamt dit: ‘Ten aanzien van de verhouding arbeid en kapitaal zorgden politici er voor dat er nieuwe normen en waarden aangedragen werden. In mijn proefschrift over de economische ontwikkeling in Nederland in de negentiende eeuw beschrijf ik hoe belangrijk de politieke dimensie was. De institutionele ontwikkeling speelde een grote rol in de lndustriële Revolutie. Dat wordt vaak onderschat.’ ‘Maar ook het christelijke volksdeel en haar voordenkers lieten zich niet onbetuigd’, wil Goudzwaard kwijt. ‘Het idee van de organische samenleving kwam al bij katholieke en reformatorische denkers voor. Abraham Kuyper voelde zich daardoor aangetrokken. Hij dacht aan de eenheid en samenhang van de maatschappij. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie is mede aan hem te danken.’ Maar dit gaat Van Zanden iets te ver: ‘Nu moeten we het polder- model niet aan Kuyper gaan toerekenen.’ Nederland kende altijd al een traditie van kleine machtsverschillen en decentraal overleg. [18] Burgers en dijkgraven moesten in de Middeleeuwen al samen aan tafel schuiven om te kunnen overleven. De introductie van overleg, samenwerking, public good en zo u wilt normen en waarden in de economie bestaat al langer dan Abraham Kuyper.’ Toerekening van economische ongelijkheid Het laatste punt waar de heren over discussiëren, is de vraag naar de oorsprong van economische ongelijkheid. Goudzwaard wijst op het belang van de manier waarop men het karakter van de economische ontwikkeling definieert: ‘Economen gaan toch nog steeds vooral uit van een mechanisch wereldbeeld. Ze kijken naar variabelen en modellen. Daarom zullen zij altijd de vraag naar het wat en hoe stellen, naar de processen en mechanismen. Ik wil mij afvragen wie er voor ongelijkheden en andere misstanden verantwoordelijk zijn. In Ethiopië zijn dat de grootgrondbezitters, in India de lokale bestuurders. In de theorie van de economie van het genoeg houd ik mij bezig met de actoren en hun behoeften. Je kunt hen iets toerekenen. Wie was er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de werkloosheid in Nederland in de jaren tachtig? Die fascinatie voor de inputkant komt door het lezen van het Oude Testament.’ Van Zanden gaat hier opnieuw tegenin: ‘Dat is een puur ethische vraag. Schuld en kwijtschelding zijn geen economische of historische categorieën, maar metafysische of religieuze.’ Maar Goudzwaard houdt vol: ‘Ik praat ook niet over schuld, maar over toerekening van oorzaak en gevolg, dat doen juristen ook. Maar inderdaad, soms praat ik ook als christen.’ De oorzaken van ongelijkheid in de wereld zijn uiteindelijk moeilijk vast te stellen, maar volgens Goudzwaard kan er wel iets aan gedaan Worden: ‘Ik vind het belangrijk dat de kerken en de oecumene zich inzetten voor het integreren van menselijkheid en verantwoordelijkheid in de economie. Mijn economie van het genoeg levert hier de vvetenschappelijke onderbouwing voor.’ Even is Goudzwaard geen wetenschapper, maar neemt hij een profetische houding aan, merkt Van Zanden op, maar ook hij ziet voor de kerken een positieve rol in het economische proces: ‘Kuyper kwam vanuit zijn levensbeschouwing inderdaad op voor de belangen van de arbeiders. Hij had mededogen voor de arbeidersklasse en wilde een tegenwicht bieden aan het kapitaal. Hij koos daarbij echter niet voor het conflictmodel, maar voor organische samenwerking. Daardoor zijn de maatschappelijke verhoudingen in de negentiende, begin twintigste eeuw niet zo scheefgegroeid als in Engeland. Maar vergeet hierbij ook de rol van de Nederlandse sociaal-democraten niet.’ Van Zanden noemt vervolgens nog een noodzaak voor het herstel van de ongelijkheid in de verhouding tussen de rijke landen in het Noorden en de arme in het Zuiden: ‘Het gaat niet alleen om bepaalde politici of kerken die van goede wil zijn. Afrika heeft eveneens een Industriële Revolutie nodig. De landbouw moet gemechaniseerd worden, er moet een soort culturele omschakeling plaatsvinden, zodat er efficiënter geproduceerd kan worden.’ Goudzwaard maakt bezwaar. Volgens hem is die analyse veel te Europacentrisch. Afrika moet zijn eigen proces doormaken zonder bemoeienis van buitenaf, en het liefst met kwijtschelding van de schulden. Maar met beroep op de historische feiten veegt Van Zanden die morele bezwaren resoluut van tafel: ‘Dat is een ethische analyse. Economisch gezien gaat het niet om het schuldbesef van het rijke Westen, maar om de gebrekkige interne ontwikkeling in Afrika. Daar moeten we beginnen, willen we het gat dichten.’ Eindnoten 1 ‘De economische ontwikkeling van de Nederlandse Iandbouw in de negentiende eeuw, 1800-1914’ (Wageningen, 1985). 2 ‘Ongeprijsde schaarste. Een onderzoek naar de plaats van expretiale of ongecompenseerde effekten in de theoretische economie en de Ieer der economische politiek’ (Rotterdam, 1970). © B. de Graaf en D. Onnekink / Transparant (2003) €K Dit artikel is OCR gescand en kan daarom kleine tiepvaudjez bevatten