5. Conceptualizing, Measuring and Managing BRAND EQUITY (Keller) Conceptueel model: BRAND EQUITY vanuit perspectief consument o Customer based Brand Equity: the differential effect of brand knowledge on consumer response to the marketing of the brand. Brand heeft Positieve/Negatieve Brand equity: when consumers react More/Less favorably to an element of the marketing mix for the brand than they do to the same marketing mix element when it is attributed to a fictitiously named or unnamed version of the product or service. o BRAND KNOWLEDGE: an associative network memory model in terms of two components, brand awareness and brand image (i.e., a set of brand associations). Customer-based brand equity occurs when the consumer is familiar with the brand and holds some favorable, strong, and unique brand associations in memory 1. Inleiding BRAND EQUITY: de marketingeffecten die uniek toewijsbaar zijn a.h. merk 2 redenen ?W? Brand equity bespreken: 1. Financieel: waarde merk inschatten voor Boekhouding of Mergers en acquisitions B.v.: Measurement tool Interbrand 2. Strategy: motivatie om marketing productivity te verbeteren -> efficiëntie van Marketinguitgaven verhogen -> Men moet goed weten hoe consumentengedrag ineen zit 3. Brand equity wordt bekeken vanuit perspectief INDIVIDUELE consument CONSUMER-BASED BRAND EQUITY : het differential effect v. BRAND KNOWLEDGE op een respons v. consumenten op marketing v.e. brand : reacties v. consumenten op 1 v.d. 4Ps in vgl. met hun reacties dezelfde P voor een fictief product Gebeurt als consument product kent + positieve, sterke, unieke brand associaties in het geheugen 2 bel. punten bij deze conceptualisatie van BRAND EQUITY: 1. Marketers moeten een breed beeld vormen v. Marketing activity voor een Brand en erkennen dat het versch. effecten heeft op BRAND KNOWLEDGE + hoe veranderingen I BRAND KNOWLEDGE invloed hebben op de meer trad. uitekomstmaatstaven b.v.: verkopen 2. Marketers moeten erkennen dat LT-succes v. alle toekomstige Marketingsprogramma’s voor een brand vooral beïnvloedt worden door hun BRAND KNOWLEDGE in het geheugen dat door de onderneming zen KT-efforts gemaakt wordt 2. BRAND KNOWLEDGE BRAND = naam, term logo, symbol, design of combinative bedoeld om producten v.e. verkoper te Identificeren + te Differentiëren van concurrenten o -> Afzonderlijke componenten = BRAND IDENTITIES Kennis: KNOWLEDGE over BRAND = gerelateerd tot BRAND EQUITY -> Memorytheorieën: o Volgen allemaal ongeveer ASSOCIATIVE MODEL B.v.: The associative network memory model : ziet knowledge als een network van Nodes + Links Nodes: opgeslagen info Links: linken nodes met elkaar + versch. sterktes SPREADING ACTIVATION PROCESS : links worden geactiveerd van node tot node Bepaalt de mate van RETRIEVAL (: terugvinden) in het geheugen (memory) Een node vwordt een potentiële bron v. activatie voor andere nodes als a) externe info wordt gecodeerd of als b) intere info teruggevonden wordt uit het LT-memory o Activatie kan zich van deze node verspreiden naar andere gelinkte nodes in het geheugen (memory) o Als de activatie v.e. andere node een bepaald niveau overschreidt wordt de info onder die node RECALLED: herinnert => De sterkte van associatie tussen de geactiveerde node en alle gelinkte noden bepaalt de mate van SPREADING ACTIVATION + de spec. info die uit het geheugen kan gehaald worden BRAND KNOWLEDGE: bestaat uit een brand node in het geheugen (memory) aan welke een variëteit v. associaties zijn gelinked -> Vraag: Welke kenmerken hebben de Brand Node en Brand associations? o Zoals hier ontwikkeld: de relevante dimensies die brand knowledge onderscheiden en Consumer response beïnvloeden zijn de Brand Awareness en de Brand Image (: Favorability, strength en Uniqueness v.d. Brand associations in het geheugen v.d. consument) o Deze dimensies worden beïnvloedt door andere kenmerken van en relaties onder de brand associations B.v.: De factoren gerelateerd a.h. type v. brand associations en de congruity overheen brand associations, overheen anderen, beïnvloeden de favorabiliteit, sterkte en uniqueness v. brand associaties 2.1 Brand Knowledge als BRAND AWARENESS : sterkte van de Brand node in het geheugen (memory), gereflecteerd door de mogelijkheid v. consumenten om de brand te identificeren onder versch. omstandigheden = Hoe goed de Brand identities hun functie doen : de waarschijnlijkheid dat Brand name naar boven komt + de makkelijkheid waarmee dit gebeurd: BRAND RECALL: Je denkt aan Category -> Je denkt aan Brand -> Vooral bel. bij beslissingen uit store BRAND RECOGNITION: Je denkt aan Brand -> Je denkt aan Category + Kenmerken brand -> Vooral bel. bij beslissingen in store = bel. in consumer decision voor 3 redenen: 1. Bel. dat consumenten denken a.d. brand als ze denken a.e. bep. Product category => waarschijnlijkheid dat brand in consideration set komt stijgt 2. Kan beslissingen beïnvloeden m.b.T. brands in de consideration set, zelfs als er essentieel geen andere bransd associaties zijn B.v.: consumenten kopen dikwijls alleen bekende, gerenomeerde brands In low involvement decisions kan een min level v. brand awareness genoeg zijn om een bep. productkeuze te maken Elaboration likelihood model 3. Beïnvloedt consumer decision making doordat invloed op creatie en sterktke v. brand associaties Brand image 2.2 Brand Knowledge als BRAND IMAGE : percepties over een brand die gereflecteerd worden door de brand associaties in het geheugen v.d. consument o BRAND ASSOCIATIES: andere nodes die gelinkd zijn tot de Brand node i.h. geheugen + bevat betekenis v.d. brand voor consumenten o Dimensies die Brand knowledge onderscheiden: 1. Types Brand associaties volgens niveau van ABSTRACTIE: hoeveel info samengevat word in de associatie (A<B<A) 1. Attributes : beschrijvende elementen die een product kenmerken : wat consument denkt dat product is en allemaal heeft + wat allemaal betrokken is bij consumptie product Onderscheid op basis hoe direct ze relateren tot de prestatie v.h. product: a) Product-related attributes : ingrediënten die NOODZAKELIJK zijn voordat het product kan preseteren die consumenten willen -> Fysieke samenstelling product of benodigdheden dienst b) Non-product related attributes : EXTERNE elementen v.h. product die gerelateerd zijn met AANKOOP of CONSUMPTIE PRICE -> non-productrelated want alleen nodig als echt aankopen product PACKAGE -> gerelateerd met aankoop product en hangt meestal niet meteen samen met noodzakelijke elementen hoe product presteert USER IMAGERY : welk soort persoon het product gebruikt Demografisch: geslacht, leeftijd, ras, inkomen Psychografisch: carrière, bezittingen, politieke instanties Andere -> kan direct gevormd worden vanuit een ervaring v.d. consument en constact met brand users of kan indirect gevormd worden vanuit target market zoals gecommuniceerd wordt in brand advertising of andere bron b.v.: WOM USAGE IMAGERY : in welk soort situaties het product gebruikt wordt Tijdstip op de dag, week, jaar Locatie: inside of outside thuis Activiteit: formeel of informeel -> kan direct gevormd worden vanuit een ervaring v.d. consument en constact met brand users of kan indirect gevormd worden vanuit target market zoals gecommuniceerd wordt in brand advertising of andere bron b.v.: WOM USER IMAGERY + USAGE IMAGERY zorgen ervoor dat mensen een PERSONALITY toekennen a.e. brand b.v.: jong, vernieuwend of gezellig, warm… 2. Benefits : persoonlijke waarde die consumenten hechten a.d. attributen v.h. product : wat consumenten denken dat product voor hen kan doen Onderscheid volgens ONDERLIGGENDE MOTIVATIES waar ze tot relateren: a) Functional : INTRINSIEKE voordelen v. consumptie product + zijn gerelateerd met product-related attributes -> Gelinkd tot basismotivaties b.v.: psychologische, veiligheid, verwijderen probleem b) Experiential : hoe het voelt om een product te gebruiken + zijn gerelateerd met product-related attributes c) Symbolic : EXTRINSIEKE voordelen + zijn gerelateerd met non-product related attributes -> Gelinkd tot onderliggende noden b.v.: sociale bevestiging, persoonlijke expressie, outer-directed self-esteem + ook prestige, exclusiviteit, fashionability product 3. Attitudes : algemene evaluaties v.e. brand -> bel. voor consumentengedrag b.v.: keuze brand Model: MULTI-ATRIBUTE FUNCTIE waarin BRAND ATTRITUDES = een functie v. GEASSOCIEERRDE ATTRIBUTEN + BENEFITS die bel. zijn voor de brand Attitudes: worden gezien als functie van 1. De basisovertuigingen v.e. consument over het product 2. Evaluatieve beoordeling v. deze overtuigingen (hoe goed/slecht is 1. nu i.d. ogen v.d. consument) Brand Attitudes kunnen 1) gerelateerd zijn tot PRODUCT-RELATED attributes + FUNCTIONAL + EXPERIENTIAL BENEFITS consistent met werk over gepercipieerde kwaliteit 2) gerelateerd zijn met NON-PRODUCT RELATED attributes en SYMBOLISCHE BENEFITS consistent met functionele theorie v. attitudes Attitudes kunnen ook gevormd worden door beslissingen nemen waarbij men niet te veel nadenkt: simpele heuristieken -> als consumenten niet gemotiveerd of niet kunnen om product te evalueren => Dan: gebruiken ze EXTRINSIC CUES: om productkwaliteit te interfereren op basis van wat ze weten over de brand (b.v.: productverschijning b.v.: kleur, geur) 2. Dimensies die Brand knowledge onderscheiden en een bel. rol spelen in het bepalen v.d. versch. responses die Brand Equity vormen 1. Favorability van brand associaties Zorgt voor success v. een Marketing programma : consumenten geloven dat de brand attributen + benefits heeft die hun noden vervullen zodat er een positieve brand attitude gevormd wordt De EVALUATIEVE BEOORDELINGS-component v. Expectancy-value models v. attitude zijn bieden conceptueel en empirisch gerelateerd tot attribute-belangrijkheid -> Specifiek: attribute-belangrijkheid is equated met polariteit van attribute-evaluatie : consumenten zullen heel onwaarschijnlijk een attribute of benefit zien als heel goed of heel slecht als ze het niet zien als heel bel. => Het is moeilijk om een favorable associatie te creëren voor een onbelangrijk attribute Niet alle associaties voor een brand zullen relevant zijn in een aankoopbeslissing of consumptiebeslissing b.v.: consumenten hebben dikwijls een associatie i.h. geheugen v.d. brand naar het product of kleur verpakking -> Deze associatie kan brand recognition of brand awareenss veroorzaken of kan leiden tot een beeld van productkwaliteit, toch wordt het niet altijd bekeken als een zinvolle factor i.e. aankoopbeslissing -> Evaluaties van brand associations kunnen contextafh. Zijn + variëren m.b.t. doel in hun aankoopbeslissing of consumptiebeslissing -> Een bep. associatie kan bel. zijn in een bep. situatie maar niet i.e. andere 2. Strength van brand associaties : sterkte van de link tot de Brand node Afh. van a) ENCODING: Hoe de info het geheugen binnendringt en b) STORAGE: Hoe het onderhouden wordt als deel v. brand image Strength is functie van 1) QUANTITY v. processing v.d. info ontvangt bij ENCODING : hoeveel iemand denkt over de info 2) QUALITY v. processing v.d. info ontvangt bij ENCODING : manier waarop iemand denkt over de info Als info meer betekenis heeft -> sterkere associaties => Als consument actief denkt over en nadentkt over de significantie v. productinfo > Dan: Er worden sterkere associaties gemaakt in geheugen -> Deze sterkte zorgt voor + waarschijnlijkheid dat info toegangkelijk is => makkelijkheid van SPREADING ACTIVATION 1x info in geheugen -> sterkte van associaties vermindert heel traag MAAR! Toch kan Beschikbare + Oproepbare info in geheugen niet Toegangkelijk zijn + Niet makkelijk opgeroepen kan worden Als meer links tot een deel info => Dan: meer waarschijnlijk dat info kan opgeroepen 3. Uniqueness van brand associaties Bep. brand associaties zijn soms ook gelinkd met een andere Brand Kern van Brand positioning = brand heeft een blijvende (sustainable) competitieve voordeel : USP: Unique Selling Proposition dat consumenten een reden geeft om dit spec. brand te kopen en niet een ander Zelfs als brand geen directe concurrenten heeft kan het dat ook associaties van dit brand die ook bij andere brand Gedeelde brand associaties kunnen leiden tot CATEGORY MEMBERSHIP + concurrentie met andere type producten b.v.: Kan dat Treinbrand A niet concurreert met Treinbrand B maar wel met andere transportmogelijkheden Een productcateogrie kan ook gekarakteriseerd worden door een set van associaties die spec. overtuigingen over elk lid van de categorie toegevoegd aan algemene attitudes t.o.v. alle leden v.d. categorie Deze overtuigingen bevatten vele v.d. product-related attributes voor de relevante brands + meer beschrijvende attributes die niet noodzakelijk gerelateerd zijn tot productprestatie b.v.: kleur (b.v.: rood van ketchup) -> Bep. attributen kunnen gezien worden als PROTOTYPICAL en essentieel tot alle brands in de categorie en een spec. brand kan bekeken worden als een voorbeeld dat het meest representatief is voor de productcategorie b.v.: consumenten kunnen een loopschoen verwachten om support + comfort te geven + kunnen geloven dat Nike als LEADING BRAND het best deze bel. attributen v.e. loopschoen heeft => Nike = leading brand Omdat brand gelinkd is met de productcategorie kunnen sommige product categorie-associaties gelinkd zijn tot de brand in 1) termen v. spec. overtuigingen of 2) algemene attitudes => Productcategorie-attitudes kunnen bel. determinant zijn voor consumentenrespons b.v.: Als consument denkt dat banken eig. allemaal onvriendelijk en slecht zijn zal ze dezelfde overtuigingen hebben t.o.v. bank A als bank B gewoon omdat ze beiden lid zijn van de productcategorie bank -> Sterkte v.d. brandassociaties met de productcategorie een bel. determinant is van BRAND AWARENESS Interactie tussen deze 3 kenmerken van Brand associaties Niveau van abstractie en kwalitatieve natuur v. brand assoicaties zou hun F, S en U moeten beïnvloeden b.v.: Beeldgerelateerde attributen b.v.: user type of usage situatie kunnen gemakkelijk unieke associaties creëren <-> Abstracte associaties b.v.: voordelen en attitudes zijn meer evaluatief omdat ze een ingesloten betekenis bevatten => ABSTRACTE ASSOCIATIES ZIJN + DUURZAAM en TOEGANKELIJK IN GEHEUGEN DAN DE ONDERLIGGENDE ATTRIBUTE INFO (Brand attitudes kunnen apart in geheugen opgeslagen en opgeroepen worden van de onderliggende attribuutinfo) Bel. reden om brand attitudes te bekijken om een brand associatie te zijn: Brand attitudes kunnen variëren in S -> wordt gemeten a.d.h.v. reactietijd om evaluatieve vragen over het attitude object te beantwoorden o Mensen die Snel = Mensen met hoge toegankelijke attitude 3. Congruentie van Brand associaties F en S van een Brand associatie kunnen beïnvloedt worden door andere brand assoicaties i.h. geheugen CONGRUENTIE: de mate waarin brand associatie inhoud en betekenis deelt met andere brand associatie CONGRUENTIE beïnvloedt 1. Hoe gemakkelijk een bestaande associatie kan opgeroepen worden 2. Hoe gemakkelijk bijkomende associaties kunnen gelinkd worden tot de Brand node Info die consistent is in betekenis met bestaande brand associaties zou meer gemakkelijk geleerd + onthouden moeten kunnen worden dan niet-gerelateerde info MAAR8 toch kan info die inconsistent is in betekenis met de brand soms leiden tot meer diepere processing + sterkere associaties dan consistente info => Consumenten kunnen verwachtingen hebben tot de waarschijnlijkheid dat een product bep. associaties heeft gegeven dat het een andere associatie heeft -> Deze verwachtingen zouden invloed hebben op mogelijkheid v. consumenten om nieuwe brand info te leren b.v.: Als loopschoen een brand associatie heeft met ‘heel duurzaam’ => Dan: Het is makkelijker om een associatie met ‘alle weersomstandigheden’ te onthouden dan met ‘stylish’ Deze verwachtingen kunnen resulteren in de creatie v. geïnferreerde brand associaties => de S van een associatie zou afh. zijn op hoe zen inhoud relateerd tot de inhoud v. andere associaties voor de brand De congruentie overheen brand associaties bepaalt de COHESIVENESS v.h. BRAND IMAGO : de mate waarin het brandimago wordt gekenmerkt door associaties die dezelfde betekenis delen COHESIVENESS v.h. Brandimago kan consumenten hun meer holistische reacties tot de brand bepalen Een DIFFUUS BRANDIMAGO (: weinig congruentie overheen brandassociaties) kan zelfs versch. potentiële problemen voor marketeers met zich meebrengen: 1. Consumenten kunnen verward zijn m.b.t. betekenis brand en nieuwe associaties kunnen minder F en minder S zijn 2. Brand associaties kunnen gemakkelijker veranderd worden door competitieve acties omdat geen enkele v.d. associaties betekenis deelt met andere associaties 3. Grotere waarschijnlijkheid dat consumenten zullen kijken over een bep. relevantie brand associatie bij het maken van brandbeslissingen BRAND KNOWLEDGE A. BRAND AWARENESS B. BRAND IMAGE 1. Brand Recall 2. Brand Recognition 1. Favorability v. Brand associations 2. Strength v. Brand associations 1. Attributes a) ProductRelated 3. Uniqueness v. Brand associations 2. Benefits b) Non-Productrelated 3. Attitudes 1) Functional Price 2) Experiential Package 3) Symbolic User Imagery Usage Imagery 3. Customer-based BRAND EQUITY 3.1 Definitie : het verschileffect v. Brand knowledge op respons consumenten op de marketing v.e. brand 1. DIFFERENTIAL EFFECT (verschileffect) : vgl consumentenrespons op marketing v. brand – consumentenrespons op marketing fictieve brand van zelfde product 2. BRAND KNOWLEDGE : Brand awareness + Brand image (F, S, U) 3. RESPONS CONSUMENT op MARKETING : percepties, voorkeuren en gedrag van consument dat bovenkomt door bep. invulling 4Ps (product, prijs, promotie en plaats) => Een brand heeft positieve/negatieve cCustomer-based BE als consumenten meer/minder favoriet reageren op de 4Ps v.e. brand dan dat ze doen op dezelfde 4Ps wanneer het geattribueerd wordt tot een fictief brand v. hetzelfde product Favoriete reactie consument kan leiden tot meer opbrengsten, lagere kosten => hogere winst F, S, U van Brand image is hier heel bel. bij Als Brand awareness + Brand image = hoog => Waarschijnlijkheid voor keuze brand stijgt + Grotere consumer loyalty + Minder kwetsbaar voor competitieve acties Als Brand awareenss + Brand image = hoog => 4Ps worden beïnvloedt: Positief Brand image (en vooral Brand attitude) => meer inelastische respons op p-verhogingen Positief Brand image => verhoogde consumer search + wil om distributiekanalen te zoeken voor het product Brand awareness + Positief Brand image => Marketing communication effectiveness stijgt Alle aspecten v. Brand image zijn relevant in het bepalen v. consumer respons op Promotion Consumenten die Positief gepredispositioneerd zijn t.o.v. brand hebben minder exposures nodig om communication objectives te bereiken 3.2 Customer-based BE bouwen -> nodig dat er een bekend brand gebouwd wordt dat F, S en U brand associations heeft -> Door: 1) Initiële keuze van Brand identities b.v.: brand name, logo… B.v.: Keuze brand name -> Verschillende criteria zijn voorgelegd om een selectie te doen v.e. brand name -> Deze criteria kunnen opgedeeld worden in a) ze zorgen voor + brand awareness of b) ze vergemakkelijken linken van brand associaties Sommige zeggen dat Brand names SIMPEL, GEKEND, ANDERS moeten zijn -> Om b): succesvol encoding + processing: brand name moet makkelijk te onthouden, uitspreken en spellen (-> Hoe snel een brand name kan gepercipieerd en begrepen worden wanneer maar heel even getoond) 1. Simpel en Levendig: Om consumer learning v.d. brand te doen stijgen: levendige woorden met rlijke evaluatieve of experientiële verbeelding 2. Gekend (familiar) woord: want veel info wordt gepresenteerd in geheugen waartoe naam relateert 3. Anders: aandacht trekken + verwarring met andere brands doen dalen - Soms moeilijk alle 3 tegelijk (b.v.: woorden die veel gebruikt worden zijn makkelijker te RECALL maar moelijker om te RECOGNIZE dan lage-frequentie woorden) - Keuze brand name kan ook F, S en U van brand associaties beïnvloeden Men kan kiezen om de brand name semantisch o De productcategorie voor te stellen -> Brand Awareness + Identificatie met Product category stijgt o Bel. attributen of Benefits binnen die categorie voor te stellen -> Zelfs als geen marketingactiviteiten -> Semantische betekenis v. een sussgestieve brand name kan consumenten versch. attributen en benefits te infereren b.v.: Zonder dat expliciet gezegd denk je dat Diamond toothpaste vooral zorgt voor witmaken tanden (i.p.v. vooral hygiënisch) Suggesteive brand name kan marketing activity om bep. associaties tot de brand te linken makkelijker maken 2) Ontwikkeling steunend Marketing programma dat versch. brand identities integreert Doel Marketing programma’s: Brand awareness verhogen + F, S en U brand associaties in geheugen maken zodat consumenten het product aankopen Brand awareness heeft te maken met BRAND FAMILIARITY : aantal productgerelateerde ervaringen die opgeteld worden door de consument (b.v.: door productgebruik, advertising…) o Als hoger (door herhaalde blootstellingen a.e. brand) => Verhoogde consumercapaciteit om Recognize + Recall brand => ALLES DAT KAN ZORGEN VOOR CONSUMENT OM ERVAREN OF BLOOTGESTELD TE WORDEN AAN BRAND = potentieel voor VERHOGEN BRAND FAMILARITY => VERHOGEN BRAND AWARENESS F, S en U brand associaties kunnen gemaakt worden door het Marketing programma door: o Product specifications zijn basis voor product-related attribute associations + bepalen fundamenteel begrijpen v. wat het product betekent o Pricingbeleid creërt associaties naar het relevante prijsniveau + corresponderende prijsvolatiliteit (= aantal discountmogelijkheden) o Marketing communicationinspanningen door onderneming zorgen voor flexilbele middelen om consumenten hun percespties over het product te shapen o Marketing Communications kunnen hulp zijn om User imagery en Usage imagery attributen te creëren o S van brand associaties door communicatie-effecten hangt af v. hoe de brandidentiteiten geïntegreerd zijn in het steunende marketingprogramma o Uitstellen van brand identification tot a.h. einde v.e. televisie-advertisement kan toch zorgen dat aandachtsniveau tijdens commerciële blootstelling en resulteert in vele communicatie-effecten die in geheugen worden opgeslagen o WOM en andere sociale invloeden zijn ook bel. voor User imagery en Usage imagery attributen Secundaire associaties Definitie van customer-based BE maakt geen onderscheid tussen de BRONNEN van brandovertuigingen = of overtuigingen worden gecreërd door de marketer of door een andere bron b.v.: reference groups, publiciteit Al wat bel. is = F, S en U van brand associaties die gecombineerd met Brand awareness verschillen in consumer response op de marketing v.e. brand kan teweegbrengen MAAR! toch goed om wat dieper te kijken naar hoe overtuigingen van associaties over Attributes + Benefits gecreërd worden 1. Overtuigingen van associaties worden gecreërd op basis directe ervaring met product 2. Overtuigingen van associaties worden gecreërd door informatie over product die gecommuniceerd wordt door de onderneming, andere commerciële bronnen of WOM 1. zorgt voor sterkere associaties omdat inherente self-relevance Bel. voor User imagery + Usage imagery attribuut-associaties 3. Overtuigingen van associaties worden gecreërd op basis van bestaande brand associaties : vele associaties worden verondersteld te bestaan omdat ze gekenmerkt worden door andere associaties Type + Sterkte van inferencing worden bepaald door correlaties die gepercipieerd worden door consumenten onder attributen of benefits b.v.: sommige consumenten in bep. categorieën kunnen een hoger niveau van productkwaliteit infereren v.e. hogere prijs als spec. attributen infereren of benefits b.v.: prestige en sociale statsu Ander type van inferred assoicatie: Als brand assoicatie zelf gelinkd wordt aan andere info in geheugen die niet direct gerelateerd is tot product -> Omdat brand geïdentificeerd owrdt met deze andere entitieit kunnen consumenten infereren dat de brand associaties deelt met die entiteit => produceert indirecte: SECUNDAIRE LINKS voor de brand : de brand wordt gelinkt met de onderneming, coo, distributiekanaal, persoon of een event zodat de associaties met deze indirect associaties worden van de brand Deze SECUNDAIRE LINKS kunnen leiden tot een transfer van globale associaties zoals attitude en geloofwaardigheid of meer spec. attributen en benefits gerelateerd tot productbetekenis naar brand SECUNDAIRE LINKS komen verder uit primaire attribute associaties die gerelateerd zijn tot 1) De onderneming 2) De Country Of Origin 3) Distributiekanalen 4) Celebrity spokesperson of endorsor v.h. product 5) Een gebeurtenis 1) + 2) + 3) o hebben te maken met FACTUAL BRONNEN voor de brand: wie maakt het, waar wordt het gemaakt en waar wordt het aangekocht o -> Deze info is bijna altijd direct beschikbaar tot consumenten maar de S van associatie met de brand hangt af v. hoeveel nadruk er wordt opgelegd 1. Brand kan variëren m.b.t. of het geïdentificeerd wordt met een bep. ONDERNEMING Bestaande associaties met (Branding strategy van) Onderneming worden Secundaire associaties voor Brand 3 mogelijke Branding strategies: 1. Ondernemingen kiezen Individuele brand names voor versch. producten b.v.: P&G 2. Ondermeingen kiezen naam voor al hun producten b.v.: Heinz 3. Sub-brand strategy: combinatie naam onderneming + individuele brandname b.v.: Nesquick, Nescaffé -> Laatste 2 strategieën zouden toegang tot consumenten hun algemene attitude t.o.v. de onderneming moeten faciliteren 2. Brand kan geassocieerd worden met zen COUNTRY OF ORIGIN b.v.: Franse wijn, Italiaanse pasta… hebben allemaal voordeel van deze associaties 4)+5) o Gebeuren wanneer primaire brand associaties = associaties voor user + usage-situatie attributen o B.v.: Advertising creërt een associatie tussen brand en celebrity endorser -> Resultaat: andere associateis voor celebrity worden gerelateerd tot de brand b.v.: goedgekend persoon zorgt voor geloofwaardigheid brand => Consumenten hebben beelden van celebrity endorsers in hun geheugen als een gevolg van observeren v. deze celebrities in hun eigen domein of als een resultaat van media coverage p11-12 bovenaan 3.3 Customer-based BE meten -> Beide aanpakken gebruiken! (Overzicht: p14) 1. INDIRECTE aanpak : potentiële bronnen v. customer-based BE meten door BRAND KNOWLEDGE te meten Belang: kijken welke aspecten v. Brand knowledge de verschillen in consumentenrespons verzoorzaken die customer-based BE creërt = BRAND AWARENESS + BRAND IMAGE meten o BRAND AWARENESS BRAND RECOGNITION: via Branname BRAND RECALL: versch. cues gebruiken b.v.: definities productcategorieën of in termen van de volgorde dat men bep. merken opnoemt: TOM is o BRAND IMAGE: kenmerken (type, F, S) v. brand associaties meten Qualitatieve technieken b.v.: Free association tasks: consumenten beschrijven wat brand voor hen betekent Projective techniques b.v.: Sentence completion, Picture interpretation Response-time metingen b.v. : meting Ajezen en Fishbein 2 algemene aanpakken om RELATIES tussen brand associaties te meten: 1. Vergelijken v.d. kenmerken van brand associaties 2. Consumenten direct vragen naar info relevant voor de congruentie, compteitieve overlap of leverage voor de brand associaties CONGRUENTIE : mate waarin brand associaties gedeeld worden -> Meten: vergelijken van patroon v. associaties overheen consumenten om te bepalen welkeassociaties gemeenschappelijk zijn en welke niet COMPETITIEVE OVERLAP : mate van IDENTIFICATION: mate waarin brand associaties gelinkd zijn a.d. productcategorie + mate van UNIQUENESS: mate waarin brand associaties NIET gedeeld worden met andere brands -> Meten: - IDENTIFICATION: onderzoeken hoe consumenten brand recall tasks beantwoorden doordat cues gegeven b.v.: product category - UNIQUENESS: kenmerken (type, F en S) vergelijken van associaties v.d. brand met de kenmerken van associaties van concurrerende brands LEVERAGE : mate waarin andere brand associaties gelinkd tot een brand associaties SECUNDAIRE BRAND ASSOCIATIES worden voor de brand -> Meten: kenmerken (type, F en S) van bep. onderneming, persoon, plaats, event, of product categorie vergelijken met de brand 2. DIRECTE aanpak : invloed v. BRAND KNOWLEDGE op respons consumenten meten Belang: aard v. andere consumentenrespons bepalen Experimenten nodig waarbij groep 1: blootgesteld aan brand – groep 2: niet -> consumentenrespons 2 groepen vgl = effect van BRAND KNOWLEDGE = Customer-base BE o B.v.: BLIND TEST : consumenten evalueren een product op basis een beschrijving met of zonder toegewezen BRAND o Zo ook niet alleen Product maar ook andere Ps Belangrijk: EXPERIMENAL REALISM Concept statements kunnen handig zijn bij het meten van Customer-based BE als consumenten een productkeuze maken, een veranderingen in het product evalueren, een bep. Brand extension evalueren… CONJOINT ANALYSIS: TRADEOFF ANALYSIS o : om de grote effecten v. de brand name en interactieeffecten tussen de brand name en andere elementen v.d. 4Ps te verkennen o B.v.: Hoe brand names interreageren met fysische productelementen om de uitbreiding v. brand names naar nieuwe productcategorieën (BRAND EXTENSION) te verwezenlijken 3.4 Customer-based BE managen BE = een multidimensioneel concept dat afh. is v. 1) Welke kennisstructuren aanwezig zijn i.d. hoofden van consumenten 2) Welke actes een onderneming kan nemen om te capitaliseren op het poteentieel dat aangeboden word door deze kennis Verschillende ondernemingen kunnen + of – goed de potentiële waarde v.e. brand maximaliseren volgens het type en de natuur v. marketingactiviteiten die ze kunnen doen MAAR! toch 6 algemene richtlijnen! 6 richtlijnen: 1) Marketers moeten een breed beeld hebben van marketing beslissingen Mareketingactiviteit voor een brand kan waarde creëren voor een brand door consumers hun kunnen te verbeteren om Brand Recall of Brand recognition te doen en van het creëren en onderhouden van de F, S en U van versch. types v. brand associaties -> Door op een bep. manier Brand knowledge te beïnvleoden kan marketingactiviteit opbrengsten beïnvloeden 2) Marketers moeten kennisstructuren definiëren die ze i.d. hoofden v.d. consumenten willen creëren = door specifieren van niveaus v. Awareness, F, S en U v. Product-related en Nonproduct related attributen; functional, experiential en symbolic benefits en algemene attitudes Marketers moeten beslissen over de kernnoden v. consumenten die bevredigd moeten worden door de brand Marketers moeten beslissen over de mate die noodzakelijk is om SECUNDAIRE ASSOCIATIES voor de brand te maken = de brand linken aan de onderneming, productklasse, persoon, plaats, event zodat associaties met deze indirect associaties worden v. de brand 3) Marketers moeten het hoge aantal tactische opties om deze kennisstructureren te creëren Evaluatie moet gebeuren in termen van versch. Marketingcommunicationalternatieven b.v.: recente groei van nontraditionele media, promoties… is goed vanuit het perspectief van Customer-based BE Manier waarop een brand-associatie gecreërd wordt is niet bel., alleen de uiteindelijke F, S en U => vele van deze alternatieven kunnen een kost-effectieve manier vormen om brand knowledge te beïnvloeden Verschillende marketingtactics kunnen met dezelfde strategische doelen meerdere links creëren tot kernbenefits of andere kernassociaties 4) Marketers moeten een LT-kijk aannemen op marktbeslissingen De veranderingen in consumentenkennis over de brand van huidige marketingactiviteit zullen ook een effect hebben op succes toekomstige marketingactiviteiten => bel. om te bekijken hoe resulterende veranderingen in brand awareness + brand image kunnen helpen subsequent marketingbeslissingen te maken B.v.: gebruik salespromoties die tijdelijke prijsdalingen met zich meebrengen kunnen een discount-associatie creëren met de brand 5) Marketers moeten tracking sudies doen om consumer knowledge structuren te meten overheen de tijd om 1. Veranderingen in de versch. dimensies van brand knowledge te detecteren 2. Aan te geven hoe deze veranderingen gelinkd kunnen zijn met de effectiviteit v. versch. mareketing mix acties 6) Marketers moeten potentiële extensie-kandidaten (BRAND EXTENSION) evalueren voor hun waarde en mogelijke feedback-effecten op het kernbrandimago Richtlijn 6: BRAND EXTENSIONS Brand extensions kunnen aanvaarding v.e. nieuw product aanvaarden omdat ze 2 voordelen geven: 1) Awareness voor de extensie kan hoger zijn omdat brand node al aanwezig is in geheugen => consumenten moeten alleen nog een link van deze brand node naar nieuwe product maken 2) Geïnferreerde associaties voor de attributen, benefits en algemene gepercipieerde kwaliteit kunnen worden gecreëerd : consumenten kunnen verwachtingen maken voor de extensie op basis van wat ze al weten over de brand Conceptueel model van hoe consumenten hun kennis gebruiken om een brand extension te evalueren: Extension-evaluaties zullen afhangen van 1) de BRAND SALIENCE (bekendheid, toegankelijkheid) i.d. extensiecontext Hangt af van: o S in geheugen o De retrieval cues die gegeven worden door de extensiecontext 2) Hoe relevant consumenten deze info percipiëren m.b.t. de extensie Hangt af van: o Gepercipieerde SIMILARITY: gelijkheid m.b.t. het extensieproduct Als SIMILARITY = hoog => Dan: Consumenten zullen + hun extensie-evaluaties baseren op hun attitude t.o.v. de brand <-> Als SIMILARITY = laag => Dan: Consumenten zullen hun extensie-evaluaties baseren op spec. attributen + benefits product Similarity-beoordelingen kunnen op versch. manieren gemaakt worden: Op basis van product-related attributes + Op basis non-product related attributes 3) Hoe F geïnferreerde associaties zijn i.d. extensiecontext : Extensie-efvaluaties hangen af van: 1) Welk soort info naar boven komt over de brand i.d. extensiecontext 2) Of deze info gezien wordt als suggestief voor het type product dat = brand extensie 3) Of deze info gezien wordt als goed of slecht i.d. extensiecontext in vgl met concurrenten Slagen BRAND-EXTENSION hangt af van CONGRUENTIE overheen associaties = bel. determinant v.d. consistency + cohesiveness v.d. BRAND IMAGE o Succesvolle Brand-extensions: Sommige zeggen: Brand extension helpt het kernbrandimago door de F en S te verbeteren v. associaties + door duiderlijker maken v.d. business definitie Sommige zeggen: Brand extension kan brand image schaden als het bep. andere associaties doet verslappen o Niet-succesvolle Brand-extensions: Kan brand schaden door ongewilde brand associaties te maken Wanneer?: Als er weinig verschil is tussen oorspronkelijke brand en brand extension Marketers moeten potentiële extensies evalueren door: 1. Identificeren mogelijke extensies op basis v. kern brand associaties 2. Evalueren extensies hun potentieel door meten van de Brand salience, Brand relevance en F v.d. brand associaties id. voorgestelde extensiecontext en de F v. alle mogelijke inferred associaties 3. Bekijken van de potentiële feedback effects van de potentiële feedback v.d. extensie