Veldwerkkist Planten en mossen

advertisement
Veldwerkkist
Planten en mossen
docentenhandleiding
© Uitg.: Amsterdams NME Centrum i.s.m.
St. Veldstudie, Hei- en Boeicop
Projectleiding: Ronald Hofmeester
Tekst: Martijn Weesing
Illustraties: Saskia van der Poel
Lay-out: Frisse Wind / Adrie Kerkhof
De veldwerkkist ‘Planten en mossen’
maakt onderdeel uit van een set van 9
kisten waarmee natuur-, milieu- en landschapsonderzoek gedaan kan worden.
Voor de ontwikkeling van de veldwerkkist en de
handleiding is een subsidie verleend door de
gemeente Amsterdam.
februari 1995
Docentenhandleiding
planten en mossen
Algemene informatie
Waar gaat de veldwerkkist over?
Door middel van de opdrachten in deze
veldwerkkist leren de leerlingen beter en
doelgerichter kijken naar wilde planten,
grassen, varens en mossen. Bomen en
struiken worden niet in deze veldwerkkist
behandeld. De plaats van planten in een
groter ecologisch geheel komt terloops aan
de orde.
De leerlingen maken kennis met een aantal
veldwerkmaterialen en onderzoeksmetho­
den.
De veldwerkkist is te gebruiken tijdens
natuurwerkweken op lokatie, maar ook als
onderdeel van de reguliere lessen natuur(en milieu-) educatie in de directe omge­
ving van de school.
In de veldwerkkist zitten opdrachtkaarten
en werkbladen. De opdrachtkaarten zitten
los in de kist (van elke kaart 2 exempla­
ren). De bijbehorende
werkbladen zijn in
1
deze docentenhandleiding opgenomen. U
kunt ze naar behoefte kopiëren. Met de
informatie die op de opdrachtkaarten staat
kunnen de leerlingen de werkbladen invul­
len.
Er zijn zeven opdrachten, waarvan hieron­
der een korte beschrijving gegeven wordt:
Opdracht 1 en 2
In deze opdrachten maken de leerlingen
een beschrijving van het gebied waar ze de
quadrant in uitzetten. Daarna doen ze ter
plekke een vegetatieopname; in dit qua­
drant worden alle planten bekeken.
Opdracht 3 en 4
Hier maken de leerlingen kennis met een
andere manier van planten inventariseren:
langs een lijn. De leerlingen kiezen de
plaats waar ze deze lijn (transect) uitzetten
zó uit dat langs deze lijn de groeiom­stan­
digheden voor de planten zoveel mogelijk
uiteenlopen (bijvoorbeeld van nat naar
droog, zoals tussen de slootkant en de
wegberm). Tevens wordt weer een gebieds­
beschrijving gemaakt.
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
docentenhandleiding
Opdracht 5
Inhoud veldwerkkist
Een plant die de leerling bijzonder aan­
spreekt wordt uitgebreider behandeld. Af­
hankelijk van het seizoen worden bloemen,
zaden, stengel en bladeren nauwkeurig
bekeken.
planten en mossen
Opdracht 6
Binnen worden onderdelen van de plant
met behulp van een driepootloep bestu­
deerd en nagetekend.
Opdracht 7
De leerlingen maken met hun groepje een
tentoonstelling waarin ze de andere leerlin­
gen laten zien wat ze hebben gedaan.
Doelgroep
Deze veldwerkkist is bedoeld voor de
bovenbouw van het basisonderwijs en de
basisvorming van het voortgezet onderwijs.
Een middenbouwgroep van de basisschool
zou ook met de kist kunnen werken. In dat
geval is het beter wanneer de begeleider
(een deel van) de opdrachten mondeling
uitlegt, in plaats van de opdrachtkaarten
(met relatief moeilijke tekst voor een mid­
denbouwgroep) aan de leerlingen mee te
geven.
Waar en wanneer werken met de
veldwerkkist?
Overal waar variatie aan planten is, kan
met de veldwerkkist gewerkt worden. De
beste periode is tussen maart en oktober.
2
Alle materialen die in deze veldwerkkist
voorkomen staan genoemd op de in­ven­ta­
ris­lijst. Aan de hand van deze lijst contro­
leert de gebruiker van tevoren of de in­
houd van de kist compleet is. Bij akkoord
wordt een contract getekend.
De kist moet binnen de gestelde uitleen­
termijn weer met alle toebehoren afgele­
verd worden. Eventuele kosten als gevolg
van vermis­sing van of schade aan voorwer­
pen zijn voor rekening van de gebruiker.
Opdrachtkaarten, werkbladen, naamzoeklijsten e.d.
• De naamzoeklijsten “Wilde planten”,
“Grassen, varens en mossen” en “Oe­
ver- en waterplanten” worden door de
leerlingen gebruikt om achter de naam
van bepaalde planten te komen;
• 3 Geplastificeerde materialenlijsten van
wat er per tweetal mee naar buiten
genomen wordt. Aan de hand van deze
lijst ziet de begeleider in één oogopslag
wat er van de materialen mee het veld
in gaan en wat er binnen blijft. Voor de
leerlingen dient de materialenlijst als
pak- en controlelijst voor spullen die ze
buiten gebruiken;
• 1 Inventarislijst;
• 7 Opdrachtkaarten;
• 6 Leerlingenwerkbladen. Van elk exem­
plaar is een origineel bijgevoegd. De
gebruiker dient zelf te zorgen voor ver­
menigvuldiging van de werkbladen.
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
docentenhandleiding
Materialen die de gebruiker zelf dient te verzorgen
Organisatie en
• Lijm
• Etiketten
• Plastic zakjes
• Tekenpapier
didactische tips
• Kleurpotloden
• Scharen
• Potloden
De taak van de leerkracht
Nadat u deze handleiding en de materialen
in de veldwerkkist bekeken hebt, gaat u
met de kist aan het werk. Daarbij is het
handig op een paar zaken te letten:
Extra kisten
De spelletjeskist
De leerlingen kunnen de spelletjes, die al­
lemaal met natuur- (en milieu-) educatie te
maken hebben, op werkweken spelen op
momenten dat er geen programma-onder­
delen onder begeleiding zijn.
De materialenkist
In deze kist zit extra materiaal dat nodig
is bij de uitvoering van de opdrachten van
alle veldwerkkisten. Dit betreft gebruiksma­
teriaal zoals lijmpotjes, scharen en potlo­
den.
Het is niet zo dat daarmee het materiaal
waar de gebruiker zelf voor dient te zorgen
overbodig wordt. De inhoud van de mate­
rialenkist is een bescheiden aanvulling op
dit materiaal.
In de kist zijn ook voldoende schrijfplank­
jes opgenomen (50 stuks).
• Bespreek voordat de leerlingen buiten
aan het werk gaan hoe ze de opdrach­
ten moeten uitvoeren. Laat daarbij het
materiaal ook zien zoals bijvoorbeeld
de (bo­dem)­ther­mo­me­ters, plantenper­
sen en de driepootloeps. Bespreek waar
de leerlingen op moeten letten als ze
hiermee werken. Zeker het werken met
de naamzoeklijsten moet van tevoren
worden besproken.
• Geef de leerlingen heel duidelijk aan
waar ze het veldwerk moeten doen en
waar ze op moeten letten. De naamzoek­
lijsten kunnen hen daarbij goed van pas
komen.
• Zorg er voor dat de leerlingen tijdens
het werk zoveel mogelijk een beroep
kunnen doen op de begeleider voor hulp
of advies. Er zijn altijd leerlingen die
de opdracht niet (direct) begrijpen of
niet precies weten wat ze moeten doen,
zeker als veldwerk nieuw voor ze is. Het
is raadzaam om als begeleider een zak­
gidsje mee te nemen om de leerlingen
zonodig te helpen.
• Het kan gebeuren dat een leerling niet
weet wat de naam is van een bepaalde
plant, omdat deze niet op de naam­
zoeklijst voorkomt. Dat is niet erg, laat
de leerlingen (voorlopig) zelf een naam
bedenken. Opvallende uiterlijke kenmer­
ken kunnen daarbij een aanknopings­
3
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
docentenhandleiding
punt vormen. Later kan in het leslokaal
eventueel verder gezocht worden naar
de naam met behulp van de boeken uit
de veldwerkkist.
• Zoek van tevoren een plek op waar u de
leerlingen wilt laten werken.
• Het is goed erop toe te zien dat binnen
een groepje de taken goed verdeeld
worden. Vaak is het zo dat telkens de­
zelfde leerling iets noteert en anderen er
maar bij staan.
• Om een goed overzicht te houden over
de verschillende werklokaties is het ver­
standig de groepen niet te ver uit elkaar
te zetten.
Verdeling van de groepen
Alle opdrachten, behalve opdracht 6 en 7
spelen zich buiten af. Bij elkaar duren de
opdrachten ongeveer een dagdeel. De op­
drachten en het materiaal zijn berekend op
6 leerlingen die in tweetallen werken. Maar
er kan in een andere organisatievorm mak­
kelijk met grotere groepen gewerkt wor­
den. Daar worden in het subkopje “Werken
met meer dan zes leerlingen per veldwerk­
kist” suggesties voor gedaan.
tweetallen mee naar buiten worden geno­
men. Met behulp van deze lijst, die ook als
geplastificeerde kaart in de kist zit, kunnen
de tweetallen zelf hun veldwerktas vullen.
Op deze manier weten de leerlingen wat ze
mee hebben genomen en zullen ze wel­
licht voorzichtiger met kwetsbaar materiaal
omgaan.
Zodra de leerlingen hun spullen hebben,
worden ze door de begeleider naar de
onderzoeksplek gebracht. Als u de groepjes
bij elkaar in de buurt laat werken, houdt
u het meeste overzicht en is er nauwelijks
extra begeleiding nodig.
Als de opdrachten 1 tot en met 5 afgerond
zijn, gaan de leerlingen naar binnen voor
de verwerkingsopdrachten 6 en 7.
Het is niet noodzakelijk álle opdrachten uit
te laten voeren. Opdracht 1 en 2 ‘horen bij
elkaar’ (quadrant uitzetten en eerste ge­
biedsbeschrijving) net als het opdrachten­
paar 3 en 4 (transect uitzetten en tweede
gebiedsbeschrijving).
Een van de twee opdrachtenparen kan
desgewenst weggelaten worden, omdat het
wat veel is om een transect én een qua­
drant uit te zetten.
Het is ook mogelijk meerdere quadranten
uit te zetten op verschillende plekken.
Deze kunnen met elkaar vergeleken wor­
den. Omdat er in tweetallen gewerkt wordt,
kan elk tweetal een eigen quadrant voor
zijn rekening nemen. Deze kunnen met
elkaar weer een transect vormen.
Werken met drie tweetallen per veldwerkkist.
De begeleider vertelt in de klas wat de
bedoeling is en wat er van de leerlingen
wordt verwacht. Hierna worden groepjes
gevormd.
De 3 tweetallen kunnen met het materiaal
dat in de kist zit gelijktijdig aan het werk.
In de inventarislijst op pagina 7 staat een
opsomming van materialen die door deze
4
Werken met meer dan zes leerlingen per veldwerkkist
Als er met meer dan 6 leerlingen met de
kist wordt gewerkt (tot ongeveer 30 leerlin­
gen) is het noodzakelijk zelf te zorgen voor
voldoende verbruiksmateriaal. Zie hiervoor
in de handleiding onder het kopje: “Mate­
rialen die de gebruiker zelf dient te verzor­
gen” op pagina 3.
Schrijfplankjes zijn er voldoende in de
materialenkist aanwezig. Vanzelfsprekend
dient u ook de extra opdrachtkaarten en
werkbladen zelf te vermenigvuldigen.
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
docentenhandleiding
Hieronder volgt een suggestie hoe men het
veldwerk kan organiseren voor een groep
van 30 leerlingen:
Alternatieve en
U verdeelt de groep in twee subgroepen,
en deze weer in drie groepjes van 5. Zo
ontstaan er 2 parallelgroepen van 3 maal 5
leerlingen.
De eerste parallelgroep maakt de opdrach­
ten in deze volgorde: 1, 2, 5, 6, en 7.
De tweede parallelgroep maakt de op­
drachten in deze volgorde: 3, 4, 6, 5 , en
7.
Op die manier is er het minste gebrek aan
materiaal. Het is goed om bij deze werk­
vorm de materialen op vaste lokaties te
hebben staan, waarlangs de groepen rou­
leren. Op de verschillende lokaties staan
begeleiders klaar.
Slecht weer alternatieven
Er zijn echter een paar kleine wijzigingen:
• De tweede parallelgroep doet opdracht
5 binnen; de leerlingen moeten dus na
het beëindigen van opdracht 4 een plant
mee naar binnen nemen.
• De tweede parallelgroep gebruikt bij op­
dracht 4 alleen het touw en niet de twee
paaltjes om dit touw vast te zetten. Alle
paaltjes worden namelijk gebruikt door
parallelgroep 1 om hun quadrant uit te
zetten. In plaats van het touw gebruiken
de leerlingen het meetlint om hun qua­
drant te omlijnen.
vervolgopdrachten
Planten bekijken
Bij slecht weer kan de begeleider verschil­
lende planten plukken en naar binnen
halen, zodat de leerlingen ze daar kunnen
bekijken. Het plukken van een bepaalde
plant mag alleen als er van deze plant
meer dan 10 exemplaren te zien zijn in
de directe omgeving. Pluk geen zeldzame
planten! Een lijst met namen van zeldzame
planten zit los in de veldwerkkist.
Met de verzamelde planten kunnen de
leerlingen opdracht 5 en 6 uitvoeren. Ze
kunnen de planten ook natekenen.
Afdrukken maken
De leerlingen kunnen afdrukken maken
van diverse bladeren en erbij schrijven
van welke plant het blad afkomstig is. Het
afdrukken gebeurt door wrijven met een
potlood (zie opdracht 6) of inrollen met
plakkaatverf.
Een herbarium maken
De leerlingen maken een herbarium met
bloemen, zaden, vruchten en bladeren van
verschillende planten.
Zie voor het gebruik van de plantenpers de
techniekkaart 1.
• Parallelgroep 2 hoeft bij opdracht 4 niet
de bodemvochtigheid te meten.
De eerste parallelgroep bekijkt dus planten
in een quadrant, de tweede langs een tran­
sect. Het is leuk om de drie subgroepjes
uit de eerste parallelgroep ieder een ander
quadrant te laten nemen, die met elkaar
weer een transect vormen. Vergelijken!
5
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
docentenhandleiding
Verwerkingssuggesties
(voor tijdens de werkweek of later op school)
Van alle materialen (deels van buiten
meegenomen, deels zelf gemaakt) kan een
tentoonstelling worden ingericht, waar de
leerlingen eventueel iets bij vertellen.
Op deze tentoonstelling kan een transect
worden ‘nagebootst’ door potten met
planten in een rij op een tafel te zetten in
dezelfde volgorde als de planten van het
echte transect. De planten krijgen naamla­
bels en een meetlint op schaal wordt voor
de opgestelde planten gelegd.
• Wilt u meer informatie?
Neem dan contact op met het Am­
sterdams NME Centrum. Daar kunnen
de medewerkers u verder helpen met
veldwerkmaterialen, werkbladen, boeken
en modellen en eventuele vragen beant­
woorden.
Veel plezier bij het werken met deze veld­
werkkist!
6
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
inventarislijst
planten en mossen
• 12 Rood-witte paaltjes
• 3 Vergrootglazen
• 3 Meetlinten van 150 centimeter
• 3 Bodemthermometers
• 3 Luchtthermometers
• 3 Bodemvochtigheidsmeters
• 3 Touwen van elk 10 meter met om de
meter een rode markering
• 3 Mesjes
• 3 Pincetten
• 3 Plantenpersen
• 3 Driepootloeps
• 3 Tassen om de veldwerkmaterialen in
mee te nemen
Veldwerkmaterialen die per tweetal naar buiten gaan
• 2 Potloden
• 2 Schrijfplankjes
• 4 Paaltjes
• 1 Stuk touw
• 1 Set naamzoeklijsten “Wilde planten”,
“Grassen, varens en mossen” en “Oeveren waterplanten”
• 1 Meetlint van 150 centimeter
• 1 Bodemthermometer
• 1 Bodemvochtigheidsmeter
• 1 Luchtthermometer
• Zakjes om planten in mee te nemen
• Etiketten
• 1 Vergrootglas
Door de gebruiker zelf te verzorgen
• Plastic zakjes
• Etiketten
• Tekenpapier • Scharen
• Lijm
• Potlood
• Kleurpotloden
Let op!
Hebben jullie alle spullen die op de lijst
staan ook in de tas zitten? Als dat niet zo
is, vul de ontbrekende dingen dan aan in
overleg met je begeleider.
Verder in deze veldwerkkist
In de handleiding
• 1 Docentenhandleiding
• Leerlingenwerkbladen (door de school
zelf te vermenigvuldigen)
Los in de kist
• 3 Geplastificeerde materialenlijsten van
wat er mee naar buiten gaat
• 6 Sets naamzoeklijsten “Wilde plan­
ten” (bestaat uit twee vellen), “Grassen,
varens en mossen” en “Oever- en water­
planten”
• 2 Sets van 7 opdrachtkaarten
• Boeken (zie controlelijst)
7
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
Werkbladen
planten en mossen
Inleiding
Deze veldwerkkist gaat over planten, mos­
sen, grassen en wat er nog meer buiten
groeit en bloeit.
In de volgende opdrachten ga je op zoek
naar planten die je vast wel eens gezien
hebt. Misschien ken je al wat planten bij
naam.
Eigenlijk zijn alle planten, ook bomen en
struiken, heel bijzonder. Mensen en dieren
moeten planten of dieren eten om te kun­­
nen groeien. Maar planten hoeven dat niet,
zij maken hun eigen voedsel. Daar heb­
ben ze niet eens veel voor nodig: water,
zonlicht en grond waar ze voe­dings­­stoffen
uit halen. En natuurlijk lucht, want zonder
lucht kan bijna niets leven.
In een van de volgende opdrachten ga je
kijken of je op verschillende plekken ook
verschillende planten ziet staan.
Je krijgt straks opdrachtkaarten. Daarop
staat wat je nodig hebt en wat je moet
doen. Lees deze opdrachten dus goed. Bij
de meeste opdrachten heb je ook werk­
bladen nodig. Daarop moet je invullen
wat je onderzocht hebt. Let erop dat alle
werkbladen uit 2 vellen bestaan.
De werkbladen mag je houden.
Veel plezier met de opdrachten.
Iedere plant heeft zijn eigen lievelingsplek.
De één houdt van vochtige grond, de ander
weer van droge zandgrond.
Sommige planten willen in het volle zon­
licht staan, zoals de zonnebloem. Anderen
staan liever in de schaduw, zoals veel
varensoorten.
8
© A’dams NME Centrum ’95
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 1
eerste gebiedsbeschrijving • 1
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
datum: ......................................................
tijd: ...........................................................
vul in of maak het goede rondje zwart
1 Hoe is het weer?
Het is:
m Zonnig
m Half bewolkt
m Zwaar bewolkt
Neerslag:
m
m
m
m
Wind:
m Geen wind
m Matige wind
m Harde wind
Sneeuw
Regen
Hagel
Geen neerslag
2 Hoe is de begroeiing?
Begroeiing:
4 Zijn er verschillen in hoogte?
.............................................................
.............................................................
5 Welke kleuren zie je het meest? .............................................................
.............................................................
6 Is er vervuiling te zien? ........ Zo ja,wat
dan?
.............................................................
.............................................................
m Dicht
m Open
m Verspreid
3 In wat voor gebied ben je? (bijvoorbeeld
een bosgebied, een duingebied, een weiland of iets anders)
Ik ben in ..............................................
.............................................................
.............................................................
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 1
eerste gebiedsbeschrijving • 2
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
teken je gebied
Maak hieronder een tekening van jouw onderzoeksgebied. veldwerkkist planten en mossen
werkblad 2
zoekplaat(s)je • 1
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in
Namen van de gevonden planten
Hoogte van de gevonden planten
1
2
3
4
5
6
7
8
1 Steek de bodemthermometer en de bodemvochtigheidsmeter voorzichtig ongeveer 10 centi­­meter
de grond in. Leg de luchtthermometer op de grond ernaast. Lees na 3 minuten alles af.
De bodemtemperatuur is .......... graden Celcius.
De luchttemperatuur is .......... graden Celcius.
De bodemvochtigheid is .......... (getal opschrijven, 1 is het droogst, 4 is het natst).
2 Is er verschil in de temperatuur van de lucht en in de bodem? ..........
Zo ja, hoe denk je dat dit komt?
Ik denk dat ...............................................................................
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 2
zoekplaat(s)je • 2
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in en teken
Je hebt gemerkt dat de verschillende planten ieder hun eigen hoogte hebben.
Het licht wat langs de hoogste planten
1 Hoe hoog is op deze plek de kruidlaag
ongeveer?
.................. centimeter.
valt, bereikt zo de planten die lager blijven. Soms staan die in de schaduw.
2 Hoe hoog is op deze plek de moslaag
ongeveer?
De hoge laag heet kruidlaag.
De hele lage plantjes bij de grond noemen
we de moslaag.
.................. centimeter.
3 Hieronder kun je planten natekenen. Bijvoorbeeld planten waar er maar een paar
van staan en die je toch wilt onthouden.
Je kunt ze dan later opzoeken in een
boek.
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 3
tweede gebiedsbeschrijving • 1
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
datum: ......................................................
tijd: ...........................................................
vul in en maak het goede rondje zwart
1 Hoe is het weer?
4 Zijn er verschillen in hoogte?
Het is:
m Zonnig
m Bewolkt
m Zwaar bewolkt
Neerslag:
m
m
m
m
Wind:
m Harde wind
m Matige wind
m Geen wind
Sneeuw
Regen
Hagel
Geen neerslag
2 Hoe is de begroeiing?
Begroeiing:
m Dicht
m Open
m Verspreid
............................................................
.............................................................
............................................................
5 Welke kleuren zie je het meest?
............................................................
.............................................................
6 Is er vervuiling te zien? ............. Zo ja,wat dan?
.............................................................
.............................................................
.............................................................
3 In wat voor soort gebied ben je? (bijvoorbeeld een bosgebied, een duingebied, een
weiland of iets anders)
Ik ben in ..............................................
.............................................................
.............................................................
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 3
tweede gebiedsbeschrijving • 2
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
teken
Maak hieronder een tekening van jouw onderzoeksgebied. veldwerkkist planten en mossen
werkblad 4
planten langs een lijn • 1
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in
m e -.
ters
1
2
3
Verschillende planten die je gevonden hebt.
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
4
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
5
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
6
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
7
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
8
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
9
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
1: ........................................... 3: ......................................... 5: ...........................................
10
2: ........................................... 4: ......................................... 6: ...........................................
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 4
planten langs een lijn • 2
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in
1 Steek nu de vochtigheidsmeter bij elke rode strip voorzichtig ongeveer 10 centimeter in de
grond. Schrijf hieronder op hoe vochtig het steeds is (1 is het droogst, 4 is het natst).
Aantal meters
Vochtigheid
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
2 Is er een groot verschil tussen planten aan het ene uiteinde van het touw en aan het andere uiteinde? Bijvoorbeeld in grootte of hoe ze eruit zien?
........................................................................................................................................
3 Hoe komt dat denk je? (er kunnen meerdere oorzaken zijn)
................................................................................................................................... .
...................................................................................................
...................................................................................................
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 5
planten beter bekijken • 1
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in en teken
1 De naam van de plant is
Tekening van een blad
.............................................................
2 De hoogte van de plant is .................. 3 Wat voor kleuren zie je?
Bovenkant van het blad is ...................
Onderkant van het blad is ..................
De stengel is ........................................
De bloem is .........................................
4 Hoe voelt het blad aan? (ruw, glad, harig
of iets anders)
Tekening van een bloem
De bovenkant van het blad voelt: .......
.............................................................
De onderkant van het blad voelt: ........
.............................................................
De stengel voelt: .................................
.............................................................
De bloem voelt: ...................................
.............................................................
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 5
planten beter bekijken • 2
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in en teken
1 Hoe is de geur van de plant? (zoet, zuur,
weeïg, stinkend of iets anders)
Het blad ruikt: .....................................
De stengel ruikt: ..................................
De bloem ruikt: . ..................................
2 Maak hieronder een tekening van de hele
plant.
Als je vruchten of zaden ziet, teken die
dan ook na).
Waarom heb je deze plant uitgekozen?
............................................................
............................................................
............................................................
Als er meer dan 10 van jouw planten te zien
zijn, mag je er een in een zakje meenemen.
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 6
planten onder de loep • 1
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in en teken
Tekening van de bloem
de bloem wordt gebruikt voor...................................................................................................
Tekening van een stukje blad
het blad wordt gebruikt voor.....................................................................................................
veldwerkkist planten en mossen
techniekkaart 1
hoe gebruik je de plantenpers?
Schroef de bovenkant van de pers los door de vleugelmoertjes los te draaien.
Nu kan je tussen elk kartonnetje een deel van de plant leggen, bijvoorbeeld een bloem of
een blad.
Als je klaar bent, schroef je de bovenkant er weer stevig op. .
Je laat je plant zo lang mogelijk zo zitten.
Als je de planten uit de pers wilt halen, pas dan goed op dat je ze niet beschadigt. Vooral
bloemen gaan gauw stuk.
veldwerkkist planten en mossen
werkblad 6
planten onder de loep • 2
naam:.........................................................
groep: .......................................................
begeleider: . ..............................................
vul in en teken
Tekening van de stengel
de stengel wordt gebruikt voor..................................................................................................
Afdruk van het blad
veldwerkkist planten en mossen
opdrachtkaart 1
opdrachtkaart 1
Eerste gebiedsbeschrijving
Wat heb je nodig?
• Voor ieder van jullie: werkblad 1, vel 1 en 2
• 2 Schrijfplankjes
• 2 Potloden
Je gaat eerst op zoek naar een geschikte plek om planten te
bekijken. Dat kun je op allerlei plekken doen. Bijvoorbeeld
langs een slootkant of langs een bospad. Ga niet zomaar hekken over zonder het aan je begeleider te vragen. Als je een
goede plek gevonden hebt, maak je er een beschrijving en
een tekening van op werkblad 1, vel 1 en 2. Dan weet iedereen waar je je opdracht gemaakt hebt.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
opdrachtkaart 2
opdrachtkaart 2
Zoekplaat(s)je
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
•
•
4 Rood-witte paaltjes
• 1 Stuk touw
2 Potloden
• 2 Schrijfplankjes
1 Bodemthermometer
• 1 Luchtthermometer
1 Bodemvochtigheidsmeter
• Etiketten
Zakjes om planten in mee te nemen
1 Set naamzoeklijst “Grassen, varens en mossen”, “Oeveren waterplanten” en “Wilde planten”
• Voor ieder van jullie: werkblad 2, vel 1 en 2
Op de plek waar je nu bent ga je zoveel mogelijk verschillende planten zoeken. Het is natuurlijk veel te veel werk om
overal te zoeken. Daarom maak je een vak met een touw en 4
paaltjes. In dat vak ga je kijken welke planten er groeien.
Kijk nu heel goed welke verschillende planten in je vak staan.
Zoek tussen grote planten of er nog kleintjes staan. Vergeet
ook de grassen en de mossen niet. Probeer van alles wat je
vindt de naam op te zoeken met de naamzoeklijsten. Lukt het
je niet de naam van een plant te vinden, verzin er dan zelf
een.
Als er meer dan 10 planten van dezelfde soort staan, mag je
een plant meenemen. Als er minder zijn, moet je hem laten
staan. Je kunt de plant dan wel natekenen en hem straks in
een boek opzoeken.
Meet van elke gevonden plant de hoogte op.
Op werkblad 2, vel 1 en 2 kun je alles invullen.
Zoek nu een stukje grond uit in jouw gebied waar je veel verschillende planten ziet staan. Zet daar met de paaltjes en het
touw een vierkante meter uit.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
opdrachtkaart 3
opdrachtkaart 3
Tweede gebiedsbeschrijving
Wat heb je nodig?
• Voor ieder van jullie: werkblad 3, vel 1 en 2
• 2 Potloden
• 2 Schrijfplankjes
Af en toe zie je op een klein gebied heel verschillende planten staan. Een andere keer zijn stukjes grond helemaal kaal.
Bijvoorbeeld als er veel over over gelopen wordt.
Op sommige plekken is de grond nat, op andere heel droog.
De stelling van de grond is ook niet overal hetzelfde: elke
plant groeit op de plek die het beste bij haar past.
Zoek nu een plek uit waar over een korte afstand, ongeveer
10 meter, een heleboel voor planten verandert. Je zou een
stukje grond tussen de kant van een sloot en een wegberm
kunnen nemen.
Als je een goede plek gevonden hebt, maak je er een beschrijving en een tekening van op werkblad 3, vel 1 en 2. Dan
weet iedereen waar je je opdracht gemaakt hebt.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
opdrachtkaart 4
opdrachtkaart 4
Planten langs een lijn
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Voor ieder van jullie: werkblad 4, vel 1 en 2
Een touw met meterverdeling
Twee rood-witte paaltjes
2 Potloden
2 Schrijfplankjes
1 Bodemvochtigheidsmeter
Zakjes om planten in mee te nemen
Etiketten
1 Set naamzoeklijsten van: “Oever- en waterplanten”,
“Wilde planten”, “Grassen, varens en mossen”
Vul op het werkblad in wat je bij elke meter van het touw
aan planten ziet staan. Zoek de namen van planten op met
de naamzoeklijsten. Als je een naam niet kunt vinden, verzin
er dan zelf een.
Planten waarvan er meer dan 10 staan mag je plukken om
binnen verder te bekijken. Staan er minder, laat de plant dan
staan. Misschien is hij wel zeldzaam. Teken hem dan liever
na.
Op werkblad 4, vel 1 en 2 kun je nu alles invullen.
Zoek een stukje grond uit in jouw gebied waar de meeste
verschillende planten staan.
Zet 2 paaltjes ongeveer 10 meter uit elkaar en span het touw
ertussen.
Kijk goed welke planten je langs deze lijn ziet staan. Zoek
tussen grote planten of er ook nog kleinere staan. Het touw
is verdeeld in stukken van één meter, na iedere meter zie je
een rode strip.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
opdrachtkaart 5
opdrachtkaart 5
Planten beter bekijken
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
•
2 Schrijfplankjes
2 Potloden
Zakjes om planten in te bewaren
Etiketten
1 Set naamzoeklijsten “Oever- en waterplanten”, “Wilde
planten” en “Grassen, varens en mossen”
• Voor ieder van jullie: werkblad 5, vel 1 en 2
Het blad
Straks ga je op het werkblad een blad natekenen. Let goed
op de vorm van het blad en de bladrand. Kijk ook hoe de
nerven lopen, dat zijn de dikke lijntjes op het blad. Er gaat
water en voedsel voor de plant doorheen.
Misschien zie je een blad waar een beestje aan vreet of waarvan al gevreten is. Teken dat vraatspoor dan na. Teken ook
het beestje of schrijf zijn naam op.
Geur
Sommige planten hebben een heel bijzondere geur. Je ruikt de
geur van de stengel en de blaadjes pas goed als je ze eens
stevig tussen je vingers wrijft.
Je hebt nu een heleboel planten en mossen gezien. Misschien
weet je van een aantal al de naam.
In deze opdracht ga je een plant, waar je wat meer van wilt
weten, beter bekijken.
Lees eerst goed wat je moet doen. Alles staat hieronder uitgelegd. Vul daarna werkblad 5, vel 1 en 2 in.
Naam van de plant
Gebruik hiervoor de naamzoeklijsten die je ook bij de vorige
opdracht hebt gebruikt. Als je de naam niet kunt vinden, verzin je er voorlopig zelf een.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
opdrachtkaart 6
opdrachtkaart 6
Planten onder de loep
In deze opdracht ga je delen van de plant onder de driepootloep
bekijken en natekenen.
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
•
1 Doosje kleurpotloden
• 1 Driepootloep
Opzoekboeken over planten
• 1 Mesje
De plantenpers
• 1 Pincet
De meegenomen planten
• 2 Potloden
Voor ieder van jullie: werkblad 6, vel 1 en 2
Lees eerst goed wat je moet doen in de tekst hieronder.
Pak dan werkblad 6, vel 1 en 2 om alles in te vullen en te tekenen.
De bloem
Leg een bloem onder de driepootloep en kijk goed naar alle onderdelen. Probeer zo goed mogelijk na te tekenen wat je ziet. Je
mag kleurpotloden gebruiken. Met het pincet kun je voorzichtig
deeltjes weghalen om verder te kijken.
Het blad
Leg een blad onder de driepootloep. Teken na wat je ziet. Je hoeft
niet het hele blad na te tekenen, een klein stukje is genoeg. Let
vooral op kleine haartjes, stekels, gaatjes of andere bijzondere dingen.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
De stengel
Snij een klein stukje van de stengel af en leg dat onder de
driepootloep. Teken op het werkblad na wat je ziet. Kijk eens
goed naar bijvoorbeeld haren, stekels en doornen. Misschien
zie je nog wel kleine beestjes rondkruipen. Teken ook wat je
ziet op de plek waar de stengel doorgesneden is.
Gebruik van de plant
Zoek in de opzoekboeken op of jouw plant nog ergens voor
gebruikt wordt. Bijvoorbeeld in de geneeskunde of om op te
eten. Als je er iets over vindt, kun je dat opschrijven naast de
tekening.
Afdruk van het blad
Leg een blad van je plant onder het onderste vakje van
werkblad 6, vel 2. Ga dan met de zijkant van je potloodpunt
zachtjes over het papier. Na een tijdje zie je de afdruk van het
blad verschijnen.
De plantenpers
Je kunt bloemen en planten in de plantenpers doen. Later heb
je een gedroogd stukje plant dat je op de achterkant van een
werkblad kunt plakken (bijvoorbeeld). Hoe je de pers moet
gebruiken lees je op de techniekkaart 1.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
opdrachtkaart 7
opdrachtkaart 7
Een tentoonstelling maken
Je kunt tekeningen van planten maken met een verhaaltje
erbij over die planten.
Je kunt je werkbladen tentoonstellen.
Maak nu met alles wat je gevonden hebt een tentoonstelling
op een tafel.
Wat heb je nodig?
• Alle gevonden planten en mossen of andere dingen die
leuk zijn voor de tentoonstelling
• Kleurpotloden
• Tekenpapier
• Lijm
• Potloden
• Boeken over planten
Onderdelen van planten kun je onder de driepootloep neerleggen. Bijvoorbeeld zaden, blaadjes waar iets bijzonders aan
te zien is of wortels.
Planten die uit de plantenpers komen kun je neerleggen met
de namen erbij.
Natuurlijk heb je zelf ook nog ideeën!
Wat kun je doen?
Planten die je hebt gevonden kun je tentoonstellen. Je kunt
de namen van de planten op een kaartje schrijven en naast
de plant leggen.
Ook is het leuk om de planten die je langs een lijn hebt gevonden in dezelfde volgorde op een tafel tentoon te stellen.
Je kunt ze in potten met water zetten zodat ze niet zo snel
gaan hangen.
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
© A'dams NME Centrum ’95
planten en mossen
Download