t20225nl-10-CC024-200801 GEVELPLEISTERS OP KNAUF

advertisement
BESTEKTEKST
GEVELPLEISTERS OP KNAUF AQUAPANEL OUTDOOR GEWAPENDECEMENTPLATEN
1.00 VOORAFGAANDE BEPALINGEN
1.01 Toepassingsgebied 
1.01.1 Korrelpleister op kunstharsbasis Knauf SKAP, op cementplaten
Deze voorschriften voor het bouwbestek beschrijven de toepassing van een te structureren en in de massa gekleurd pleister op
kunstharsbasis, op een pleisterdrager samengesteld uit cementplaten en bevestigd op een houten onderconstructie.
1.01.2 Gladberaapt mineraal pleister Knauf SM 700 wit, op cementplaten 
Deze voorschriften voor het bouwbestek beschrijven de toepassing van een glad te berapen en te schilderen minerale mortel op
een pleisterdrager samengesteld uit cementplaten en bevestigd op een houten onderconstructie.
2.00 TECHNISCHE VEREISTEN
2.01 Esthetische vereisten
Een of meerdere monsters met de gewenste pleisterkleur en –structuur worden vooraf ter goedkeuring aan de architect en/of de
bouwheer voorgelegd. Ze worden door de aannemer in de werkplaats of ter plekke uitgevoerd, overeenkomstig de richtlijnen van
de projectontwerper (afmetingen, aantal enz.).
3.00 ALGEMEEN
3.01 Algemene aanbevelingen
De verschillende materialen vormen samen een systeem en moeten dus door dezelfde fabrikant worden geleverd. De
toepassing moet in overeenstemming zijn met de technische beschrijvingen van de fabrikant. De van kracht zijnde Belgische en
Europese normen alsook de aanbevelingen en andere technische voorlichtingen van het WTCB zijn strikt van toepassing.
3.02 Bijzondere aanbevelingen
Voordat ze worden gemonteerd, zullen de platen afdoende beschut worden tegen vochtigheid en de weersinvloeden. Met de
uitvoering kan pas worden begonnen wanneer de buitentemperatuur, die van de materialen en van de ondergrond hoger is dan
5°C (tijdens het werk en 2 dagen daaropvolgend) en lager dan 30°C.
In geen geval mogen de platen van gewapend cement dienen als windverband voor het skelet van het gebouw. Deze functie
moet worden gewaarborgd door het aanbrengen van bijkomende specifieke panelen.
4.00 MATERIALEN
4.01 Houten onderconstructie
De bouwelementen zijn van een kwaliteit die voldoet aan de heersende normen inzake timmerhout. Ze worden geschaafd tot ze
volkomen vlak zijn. Het residuele vochtigheidspercentage bedraagt maximaal 15%. Zachte houtsoorten zoals zilverspar mogen
niet worden gebruikt. Het hout wordt in de autoclaaf behandeld. Deze behandeling mag in geen geval migreren doorheen de
platen.
De horizontale latten bezitten een sectie van minimum 24 x 60mm. Bij gebruik van een latwerk voorzien van een isolatie is de
dikte van de latten afhankelijk van die van de isolatie.
De verticale latten bezitten een sectie van minimum 24 x 80mm (volgens DIN 68800).
4.02 Isolatie van het latwerk 
4.02.1 Isolatie van glaswol met Ecose Technology Knauf CAVITEC
Glaswolplaat met hoge dichtheid en hoog isolerend vermogen, aan beide zijden bekleed met een naturel glasvlies. De platen zijn
speciaal ontwikkeld als thermische en akoestische isolatie van gevels. Ze worden specifiek behandeld tegen waterabsorptie en
vocht.
De isolatie is niet hygroscopisch, niet corrosief, niet capillair en schimmelwerend. Hij mag geen voedingsbodem voor ongedierte
worden. De platen worden in plastic zakken verpakt. De producten bezitten twee ATG-certificaten (ATG Product + ATG
Spouwmuren) afgeleverd door de BUtgb, wat aanleiding geeft tot een tienjarige waarborg. Ze zijn afgestempeld met de CE- en
Keymark-logo’s (Europees kwaliteitslabel).
Technische gegevens :
 Lambda-waarde λd = 0,035 W/m.K
 Reactie bij brand = A1 volgens EN 13501-1
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 1


Weerstand tegen dampdiffusie µ ≤ 1
Dikte (in mm) : [aanvullen]
Rd (m².K/W)
Dikte (mm)
Breedte (mm)
Lengte (mm)
1,10
1,40
1,70
2,10
40
50
60
75
600
600
600
600
1350
1350
1350
1350
4.03 Regenscherm 
4.03.1 Membraan Knauf LDS 002
Regenscherm samengesteld uit een bruinkleurig membraan van polypropyleen. Water-en luchtdicht. Door de geringe
Sd-waarde waarborgt het scherm een zeer hoge waterdampdoorlatendheid.
Technische gegevens :
 Sd - waarde ≤ 0,02m
 Reactie bij brand = B2 volgens Din 4102
 Blootstelling aan slechte weeromstandigheden : 4 maanden
 Gewicht volgens EN 2286-2 : 135 gr/m²
 Dampdiffusie volgens DIN 52 615 : > 1300 gr/m2/24u
 Afmetingen : rol van 50 m x 1,5 m
4.04 Scheidingsband
4.04.1 Scheidingsband Knauf SR BAND
De scheidingsband is samengesteld uit roomkleurig rubber. De bovenzijde is getand. De band wordt geleverd in rollen van 20 m.
Breedte : 56 mm en dikte gelijk aan 2 à 3 mm.
4.05 Samendrukbare dichtingsband
4.05.1 Dichtingsband Knauf COMPRIBAND
De dichtingsband bestaat uit geïmpregneerd en samendrukbaar polyethyleenschuim, waarvan de afmetingen aangepast zijn aan
de voegbreedte.
Fysische gegevens:
Bestand tegen slechte weersinvloeden volgens DIN 18542
Weerstand tegen dampdiffusie (µ) < 100 volgens DIN 52615
Regendicht, ook bestand tegen slagregen gewaarborgd door 600 Pa en een maximale voegbreedte.
4.06 Pleisterdrager
4.06.1 Cementplaten Knauf AQUAPANEL OUTDOOR
De waterafstotende Aquapanel Cement Board Outdoor platen bezitten een kern van cement. Ze hebben een breedte van 900
mm bij een lengte van 2400 of 2500 mm. Dikte : 12,5mm. De platen zijn vochtwerend behandeld zijn aan beide zijden voorzien
van een wapening in een glasvezelweefsel.
Technische gegevens :
Gedrag bij brand: klasse A0 volgens NBN S21-203
Breedte : 900mm
Lengte : 2400 of 2500mm
Gewicht : 17 kg/m²
Buigsterkte: 6,9 N/mm²
Druksterkte: 20N/mm²
4.06.2 Schroeven voor cementplaten Knauf AQUAPANEL OUTDOOR
De schroeven zijn van roestvrij staal en voldoen aan DIN 18182 deel 2. Ze hebben een kop type Philips en dienen om de platen
op de structuur te schroeven. Hun maximumlengte bedraagt 40 mm.
4.06.3 Voegpleister Knauf FUGENSPACHTEL GRAU
De voegen worden opgevuld met een daartoe speciaal ontwikkeld cementhoudend product. Het wordt geleverd in poedervorm,
te vermengen met zuiver water. Het voegpleister wordt met wapeningsband gebruikt.
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 2
4.06.4 Wapeningsband voor buitenvoegen Knauf FUGENBAND AUSSEN
Witkleurige zelfklevende wapeningsband met open mazen voor buitentoepassingen. Deze wapeningen zijn speciaal ontwikkeld
voor gebruik met cement- of kalkhoudende pleister, ze zijn bestand tegen alkaliën. De band is 100 mm breed.
4.07 Stuitprofielen
4.07.1 Standaard stuitprofielen van roestvrij staal Knauf STOPINOX
De stuitprofielen bestaan uit roestvrijstalen bladen met een dikte van 0,6 mm. Ze zijn koud gevormd. Het grootste blad bezit
ronde openingen die het doorvloeien van de mortel bevordert. Het korte blad van STOPINOX 12 is voorzien van een druiplijstje.
Afmeting van de bladen : 40 x 12mm (STOPINOX 12), 37 x 10mm (STOPINOX 10) of 27 x 6mm (STOPINOX 6)
Lengte : 3000mm
4.08 Pleisterwapeningen
4.08.1 Pleisterwapening Knauf ISOLTEX
Wapening samengesteld uit glasvezelweefsel. Door de hoge treksterkte van de draden (hoge breuksterkte bij trekken) en de
bestandheid tegen alkaliën zijn de goede fysische en chemische eigenschappen van het product gewaarborgd.
Deze wapeningen zijn speciaal ontwikkeld voor gebruik met cement- en kalkpleisters. Ze zijn 1000 mm breed en worden
geleverd in rollen van 50 m .
De wapening moet aan de volgende eisen voldoen :
Maasgrootte: 5 x 5 mm
Gewicht : 200 gr/m²
Treksterkte in de lengterichting : ~ 2500 N/5 cm
Treksterkte in de dwarsrichting : ~ 2500 N/5 cm
4.09 Hoekbeschermers
4.09.1 Hoekbeschermer van glasvezel Knauf
Wapening samengesteld uit glasvezelweefsel. De hoge treksterkte van de draden (hoge breuksterkte bij trekken) en de
bestandheid tegen alkaliën waarborgen de goede fysische en chemische eigenschappen van het product.
Deze wapeningen zijn speciaal ontwikkeld voor gebruik met cement- en kalkpleisters. Ze hebben ongelijke zijbladen van 90 en
110 mm of van 90 en 80 mm om ook de vensteraanslagen te kunnen wapenen. Ze worden geleverd in lengten van 260 cm.
De wapening moet aan de volgende eisen voldoen :
Maasgrootte: 8 tot 9 mm.
Gewicht : 325 g/m².
Treksterkte in de lengterichting en in de dwarsrichting : circa 4000 N/5cm
4.10 Basismortel 
4.10.1 Wapenings- en kleefmortel Knauf SM 700 
De wapenings- en kleefmortel zal een waterafstotende minerale mortel zijn. Het behoort tot de groep van GP-producten (volgens
EN 998-1) / P II (volgens DIN 18 550).
Het pleister is voornamelijk samengesteld uit Portlandcement volgens DIN 1164, gebluste witte kalk DIN 1060, waterafstotende
middelen, speciale vezels, gekalibreerd zand en additieven die de hechting aan de ondergrond verbeteren.
Technische gegevens :
Dichtheid van de uitgeharde mortel (in kg/m³) : +/- 1400
Druksterkte (na 28 dagen) (N/mm²) : +/- 4.20 [CS II volgens EN 998-1]
Buigsterkte (in N/mm²) : +/- 2.30
Treksterkte: ≥ 0,08 [breukvlak type B volgens EN 998-1]
Elasticiteitsmodulus (in N/mm²) : +/- 3500
Waterdampdoorlatendheid (μ) : +/- 11
Warmtegeleidingsvermogen (λ)(in W/m.K) : ≤ 0.47 [P = 50% volgens EN 1745] / ≤ 0.54 [P = 90% volgens EN 1745]
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h ) : W2 [volgens EN 998-1]
Reactie bij brand - brandklasse : A1 [volgens EN 998-1]
4.10.2 Wapenings- en afwerkmortel Knauf SM 700 wit 
[zie beschrijving in 4.12.2]
4.11 Primer voor dunne afwerkpleisters 
4.11.1 Primer Knauf PG2
Deze primer is een watergedragen emulsie die een polymeriserende hars op basis van acrylaat en kwartszand bevat. Hij is
bestemd om het zuigvermogen van cementhoudende basispleisters te verminderen bij het aanbrengen van een dunpleister. Bij
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 3
binnentoepassingen verbetert de primer de hechting van decoratieve dunpleisters op gladde ondergronden zoals in
gipspleisters, beton, gipsplaten en andere .
4.12 Afwerkpleisters 
4.12.1 Korrelpleister op kunstharsbasis Knauf SKAP 
Als afwerkpleister wordt een waterafstotend en in de massa gekleurd kunsthars gebruikt. Het pleister is voornamelijk
samengesteld uit siloxaanhars volgens DIN 18363, marmergranulaten volgens DIN 4226, speciale vulstoffen en minerale
pigmenten. Het pleister wordt behandeld tegen algen- en schimmelvorming en bevat geen solventen. Het is gewaarborgd
waterdicht in geval van slagregen. Het gestructureerde dunlaagpleister (eindlaag) wordt gebruiksklaar geleverd, in emmers.
Technische gegevens :
Korrelgrootte (in mm): 1,7 [standaard]
Kleur: naar keuze van de architect volgens de kleurenkaart van de fabrikant
Dichtheid van de uitgeharde mortel (in kg/m³): +/- 1700
pH : +/- 8
Waterdampdoorlatendheid (μ): < 170 [volgens DIN 4108]
Sd-Waarde: < 0,5m [klasse V2 volgens EN1062-1]
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h: W3 [volgens EN 998-1]
4.12.2 Gladberaapt mineraal pleister Knauf SM 700 wit 
Als afwerkpleister wordt een waterafstotende en kleurloze minerale mortel gebruikt. Het pleister behoort tot de productgroep GP
(volgens EN 998-1) / P II (volgens DIN 18 550). Het is voornamelijk samengesteld uit Portlandcement volgens DIN 1164, witte
gebluste kalk volgens DIN 1060, waterafstotende stoffen, speciale vezels, gekalibreerd zand en additieven die de hechting aan
de ondergrond bevorderen.
Technische gegevens :
Korrelgrootte (in mm): 1,2 [standaard]
Dichtheid van de uitgeharde mortel (in kg/m³): +/- 1400
Druksterkte (na 28 dagen) (N/mm²) : +/- 4,20 [CS II volgens EN 998-1]
Buigsterkte (in N/mm²): +/- 2,30
Treksterkte: ≥ 0,08 [breukvlak type B volgens EN 998-1]
Elasticiteitsmodulus (in N/mm²): +/- 3500
Waterdampdoorlatendheid (μ): +/- 11
Warmtegeleidingsvermogen (λ)(in W/m.K): ≤ 0,47 [P = 50% volgens EN 1745] / ≤ 0,54 [P = 90% volgens EN 1745]
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h) : W2 [volgens EN 998-1]
Reactie bij brand - brandklasse: A1 [volgens EN 998-1]
4.13 Verf voor kleurloze pleisters 
4.13.1 Verf Knauf EG 800
Deze verf is op basis van siloxaanharsen. Hij wordt in de fabriek vervaardigd en zal voldoen aan DIN 18363. De verf is speciaal
ontwikkeld voor de afwerking van metselwerk dat bestreken is met een of meerdere waterafstotende pleisters met een
uitstekende waterdampdoorlatendheid. Voorts is hij samengesteld uit organische bindmiddelen, kleurpigmenten,
bewaarmiddelen en additieven die de toepassing en de hechting aan de ondergrond ervan verbeteren.
Technische gegevens :
Kleur: naar keuze van de architect en de bouwheer
Aanblik : mat
Dichtheid (in kg/m³) : +/-1500
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h): W3 [volgens EN 998-1]
Coëfficiënt van weerstand tegen waterdamp sd: < 0,12m
Waterdampdoorlatendheid (μ): +/- 500-600
4.14 Materialen voor de ondermuren 
4.14.1 Plint
Overeenkomstig de bijzondere richtlijnen van de projectontwerper.
4.14.2 Te schilderen cementering
4.14.2.1 Wapenings- en kleefmortel Knauf SOCKEL SM
Als wapenings- en kleefpleister wordt een waterafstotende minerale mortel gebruikt. Het pleister behoort tot de productgroep GP
(volgens EN 998-1) / P III (volgens DIN 18 550). Het is voornamelijk samengesteld uit Portlandcement volgens DIN 1164,
waterafstotende stoffen, speciale vezels, gekalibreerd zand en additieven die de hechting aan de ondergrond bevorderen.
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 4
Deze mortel werd speciaal ontwikkeld als mortel voor de ondermuur op isolerende en traditionele gevelsystemen, als kleefmortel
in de ondermuurzone voor isolatieplaten op een ruwe en zuigende ondergrond of als glad beraapte afwerkpleister op isolerende
ondermuren.
Technische gegevens :
Dichtheid van de uitgeharde mortel (in kg/m³): +/- 1600
Druksterkte (na 28 dagen) (N/mm²) : +/- 11,40 [CS IV volgens EN 998-1]
Buigsterkte (in N/mm²): +/- 4,10
Treksterkte: ≥ 0,08 [breukvlak type B volgens EN 998-1]
Elasticiteitsmodulus (in N/mm²): +/- 6300
Waterdampdoorlatendheid (μ): +/- 15
Warmtegeleidingsvermogen (λ)(in W/m.K): ≤ 0,67 [P = 50% volgens EN 1745] / ≤ 0,76 [P = 90% volgens EN 1745]
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h): W2 [volgens EN 998-1]
Reactie bij brand - brandklasse: A2 [volgens EN 998-1]
4.14.2.2 Verf Knauf EG 800
Deze verf is op basis van siloxaanharsen. Hij wordt in de fabriek vervaardigd en zal voldoen aan DIN 18363. De verf is speciaal
ontwikkeld voor de afwerking van metselwerk dat bestreken is met een of meerdere waterafstotende pleisters met een
uitstekende waterdampdoorlatendheid. Voorts is hij samengesteld uit organische bindmiddelen, kleurpigmenten,
bewaarmiddelen en additieven die de toepassing en de hechting aan de ondergrond ervan verbeteren.
Technische gegevens :
Kleur: naar keuze van de architect en de bouwheer
Aanblik : mat
Dichtheid (in kg/m³) : +/-1500
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h): W3 [volgens EN 998-1]
Coëfficiënt van weerstand tegen waterdamp sd: < 0,12m
Waterdampdoorlatendheid (μ): +/- 500-600
4.14.3 Afwerking met kunstharspleister
4.14.3.1 Wapenings- en kleefmortel Knauf SOCKEL SM
Als wapenings- en kleefpleister wordt een waterafstotende minerale mortel gebruikt. Het pleister behoort tot de productgroep GP
(volgens EN 998-1) / P III (volgens DIN 18 550). Het is voornamelijk samengesteld uit Portlandcement volgens DIN 1164,
waterafstotende stoffen, speciale vezels, gekalibreerd zand en additieven die de hechting aan de ondergrond bevorderen.
Deze mortel werd speciaal ontwikkeld als mortel voor de ondermuur op isolerende en traditionele gevelsystemen, als kleefmortel
in de ondermuurzone voor isolatieplaten op een ruwe en zuigende ondergrond of als gladberaapt afwerkpleister op isolerende
ondermuren.
Technische gegevens :
Dichtheid van de uitgeharde mortel (in kg/m³): +/- 1600
Druksterkte (na 28 dagen) (N/mm²) : +/- 11,40 [CS IV volgens EN 998-1]
Buigsterkte (in N/mm²): +/- 4,10
Treksterkte: ≥ 0,08 [breukvlak type B volgens EN 998-1]
Elasticiteitsmodulus (in N/mm²): +/- 6300
Waterdampdoorlatendheid (μ): +/- 15
Warmtegeleidingsvermogen (λ)(in W/m.K): ≤ 0,67 [P = 50% volgens EN 1745] / ≤ 0,76 [P = 90% volgens EN 1745]
Waterabsorptiecoëfficiënt (w) (in Kg/m²√h): W2 [volgens EN 998-1]
Reactie bij brand - brandklasse: A2 [volgens EN 998-1]
4.14.3.2 Primer voor afwerkpleisters op kunstharsbasis Knauf PG2
Deze primer is een watergedragen emulsie die een polymeriserende hars op basis van acrylaat en kwartszand bevat. Hij is
bestemd om het zuigvermogen van cementhoudende basispleisters te verminderen bij het aanbrengen van een dunpleister. Bij
binnentoepassingen verbetert de primer de hechting van decoratieve dunpleisters op gladde ondergronden zoals in
gipspleisters, beton, gipsplaten en andere .
4.14.3.3 Afwerkpleister op kunstharsbasis Knauf SKIN
Het pleister is voornamelijk samengesteld uit marmerkorrels, gepigmenteerd kwartssteenslag, siloxaanhars en acrylaten volgens
DIN 18363, en speciale vulstoffen. Het is in de massa gekleurd. Het pleister wordt behandeld tegen algen- en schimmelvorming
en bevat geen solventen. Het is gewaarborgd waterdicht in geval van slagregen. Het is gewaarborgd waterdicht in geval van
slagregen.
Technische gegevens :
Dichtheid uitgeharde mortel : +/- 1500 kg/m³
Coëfficiënt van weerstand tegen waterdamp sd: minder dan 0,1 m
Aanblik : mat
Waterabsorptiecoëfficiënt W: minder dan 0,1 kg/m². √h
Korrelgrootte: 1,6 mm
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 5
Kleur: Antraciet of grijs
4.15 Afdichting van ondergrondse zones 
4.15.1 Elastische dichtingsmortel Knauf SOCKEL DICHT
De minerale dichtingsmortel maakt deel uit van de mortelgroep P I. Hij bestaat voornamelijk uit Portlandcement volgens DIN
1164, organische bindmiddelen, gekalibreerde (tussen 0 en 0,6 mm) kwartsgranulaten, waterafstotende stoffen en additieven die
de watervasthouding en de soepelheid verbeteren.
Deze mortel wordt speciaal ontwikkeld als bescherming tegen de vochtigheid op ondermuren, voor de afdichting van
werkstukken in aanraking met de grond, met uitzondering van zones waar het water onder druk staat.
Technische gegevens :
Dichtheid uitgeharde mortel : +/- 1500 kg/m³
Waterdicht volgens DIN 1048-5
5.00 UITVOERING
5.01 Plaatsen van de houten onderconstructie
Het basislatwerk bestaat uit houten latten die om te beginnen in horizontale richting op het raamwerk van de onderconstructie
worden bevestigd. Tussen elke lat is er een afstand van 600 mm wat overeenkomt met de breedte van de isolatieplaten. Bij de
uitspringende hoeken van het gebouw overlappen de latten elkaar en worden ze tegen elkaar geschroefd. Bij de
vensteropeningen bijvoorbeeld wordt bijkomend latwerk voorzien rondom de ramen.
Vervolgens worden verticale draaglatten op het basislatwerk geschroefd, met een hartafstand van 600 mm. De minimale sectie
van deze tegenlatten waarborgt een correcte plaatsing van de cementplaten. Bij de vensteropeningen bijvoorbeeld wordt
bijkomend latwerk voorzien rondom de ramen.
Voor het plaatsen van de platen wordt een ventilatierooster aan de onderzijde van de onderconstructie geplaatst om
binnendringen van vogels of knaagdieren tussen de onderconstructie en de cementbeplating te voorkomen.
5.02 Plaatsen van de isolatie en het regenscherm 
Voordat de verticale latten worden geplaatst wordt de ruimte tussen de latten volkomen opgevuld met glaswolplaten. Ze worden
gewoon in de horizontale richting en aansluitend tussen de latten ingevoegd. De sectie van de latten is gelijk aan de dikte van de
isolatie zodat de beschikbare ruimte maximaal kan worden opgevuld.
Het latwerk wordt vervolgend volledig bedekt met een regenscherm.Het membraan wordt horizontaal uitgerold en op de latten
vastgeniet, met inachtneming van een overlapping van 50 à 80 mm tussen elke baan. Het regenscherm wordt definitief
vastgezet door het plaatsen van de verticale latten.
5.03 Plaatsen van de scheidingsband
De verbindingen tussen overstekende elementen zoals dorpels en het plaat/pleistercomplex worden uitgevoerd met
scheidingsband die het risico op spanningen beperkt die deze elementen in het pleisterwerk kunnen veroorzaken. De
scheidingsband wordt vooraf aangebracht op het overstekend element om elk direct contact of waterinsijpeling te voorkomen.
De band wordt ook gebruikt op plaatsen waar de beplating wordt onderbroken door een overstekend element dat beschut is
tegen directe neerslag (dakoverstek bvb.) of wanneer de verbindingen niet door middel van een stuitprofiel kunnen worden
uitgevoerd (bvb. bij regenpijpen). In dat geval zal men zorgen voor een snel en doeltreffend wegvloeien van het regenwater.
5.04 Plaatsen van de samendrukbare dichtingsband
De samendrukbare dichtingsband wordt gekleefd op de smalle kanten van de platen, waar er verbindingen zijn tussen het
plaat/pleistercomplex en ander materiaal. De dichtingsband zorgt voor bijkomende afdichting en beperkt het risico op
spanningen die deze elementen in het pleisterwerk kunnen veroorzaken.
5.05 Plaatsen van de pleisterdrager
Na het op maat zagen worden de platen horizontaal en geschrankt (verspringend met een halve lengte) op de onderstructuur
geplaatst. Ze worden met speciale schroeven voor cementplaten bevestigd met een tussenafstand van ≤ 250mm en een afstand
van ≥ 15mm ten opzichte van de kanten. Een voeg van 3,5 mm voor het doorvloeien van het opvoegpleister moet tussen elke
plaat in acht worden genomen. De aannemer kan aangepaste afstandhouders gebruiken. Geen enkele plaatvoeg mag zich
bevinden in het verlengde van een raamaanslag of van een vensterlatei. De verbindingen tussen de beplating en de
randelementen worden uitgevoerd overeenkomstig de technische details van de fabrikant met behulp van de voorziene
dichtings- en scheidingsband.
De voegen tussen de platen worden vervolgens opgevuld en gewapend met grijs opvoegpleister en de door de fabrikant
voorziene wapeningsband. De band wordt verzonken in de dikte van het opvoegproduct. De aannemer zorgt voor het bedekken
van de schroefkoppen met hetzelfde product.
5.06 Plaatsen van stuitprofielen
Deze beschermingselementen moeten met het waterpas of het schietlood worden geplaatst. Hun positie is in overeenstemming
met het plan of wordt in overleg met de projectontwerper gekozen.
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 6
Doorlopend geplaatste profielen zijn niet aansluitend en een opening van 5 mm moet worden vrijgelaten tussen de diverse
metalen hoekbeschermers. Toch moeten de profielen perfect in elkaars verlengde worden geplaatst.
Lijmen mag uitsluitend met behulp van dragers. Om het plaatsen te vergemakkelijken worden voorlopige machinale
bevestigingen geduld op voorwaarde dat die worden verwijderd na het uitharden van de kleefmortel.
De onderaannemer zorgt voor stuitprofielen :
- bij de raamkozijnen van deuren en vensters ;
- bij verbindingen met andere bekledingen ;
- bij elke eventuele verandering van kleur ;
- op elke plek waar het pleisterwerk ophoudt.
5.07 Plaatsen van lokale wapeningen
In de hoeken van alle vensteropeningen in het gevelvlak, ter plaatse van alle lateien of van een door de projectontwerper
aangewezen bouwdetail worden wapeningsbanden van circa 50 x 20 cm aangebracht in het bovenste derde van de dikte van
het verse pleister, met een helling van 45°.
5.08 Plaatsen van hoekbeschermers van glasvezel
Voorgevouwen hoekbeschermers worden bij alle uitspringende hoeken van het gebouw alsook tegen op alle aanslagen van de
vensteropeningen tegen de pleisterdrager geplaatst. Ze worden door kleven met wapeningsmortel bevestigd. Bij de hoeken van
de vensteropeningen overlappen deze wapeningsstroken elkaar in alle vlakken. De vloeimortel van de wapening wordt
uitgestreken en opgekamd.
5.09 Aanbrengen van de basismortel 
5.09.1 Aanbrengen van de wapenings- en kleefmortel 
De beplating wordt met de hand of machinaal met een spuitmachine bedekt met een eerste laag wapenings- en kleefmortel, zo’n
5 mm dik. Het wapeningsgaas van kunststof wordt vervolgens in het vlak van de verse mortel gedrukt. Het gaas wordt over de
gehele werkzone aangebracht, in banen die elkaar met minstens 10 cm overlappen. Vervolgens wordt een tweede laag, 2 tot 3
mm dik, op de verse en gewapende mortel aangebracht. Het pleister wordt perfect gladgezet om een vlak oppervlak te verkrijgen
voor het aanbrengen van de afwerklaag. Er wordt voldoende droogtijd in acht genomen voor het aanbrengen van de volgende
laag. In elk geval zal de aannemer wachten tot de mortel aan het oppervlak wit is geworden.
5.09.2 Aanbrengen van de wapenings- en afwerkmortel 
De beplating wordt met de hand of machinaal met een spuitmachine bedekt met een eerste laag wapenings- en afwerkmortel,
zo’n 5 mm dik. Het wapeningsgaas van kunststof wordt vervolgens in het vlak van de verse mortel gedrukt. Het gaas wordt over
de gehele werkzone aangebracht, in banen die elkaar met minstens 10 cm overlappen. Vervolgens wordt een tweede laag, 2 tot
3 mm dik, op de verse en gewapende mortel aangebracht. Het pleister wordt perfect gladgezet om een vlak oppervlak te
verkrijgen voor het aanbrengen van de laatste eindlaag. Er wordt voldoende droogtijd in acht genomen voor het aanbrengen van
de volgende laag. In elk geval zal de aannemer wachten tot de mortel aan het oppervlak wit is geworden.
5.10 Aanbrengen van primer voor dunpleisters 
De primer wordt met de verfmachine of met de hand aangebracht met behulp van een kwast of een verfrol van schapenvacht.
De ondergrond moet droog zijn, vrij van niet-stabiele deeltjes en schoon.
De inhoud van de emmers wordt vooraf vermengd en af en toe hervermengd om te voorkomen dat het kwartszand gaat
bezinken. Het product moet worden verdund in de verhouding van één deel water voor één deel product. Er wordt een droogtijd
van minstens 24 uur in acht genomen. Het eindlaagpleister wordt uiterlijk 8 dagen na het aanbrengen van de primer
aangebracht.
5.11 Aanbrengen van de afwerkpleisters 
5.11.1 Aanbrengen van het korrelpleister op kunstharsbasis 
Na voldoende droogtijd van het basispleister (2 dagen/mm) en de voorbehandeling met de primer wordt het eindlaagpleister met
de hand aangebracht, uitsluitend met een roestvrijstalen pleisterbord. Het wordt in één laag aangebracht waarvan de dikte gelijk
is aan de korrelgrootte.
Na de toepassing wordt het pleister gestructureerd door middel van een aangepast pleisterbord. De structuur en de
eindafwerking worden verkregen door middel van cirkelvormige bewegingen die de korrels laten uitkomen en ze op homogene
wijze over het oppervlak verdeelt.
Zo mogelijk wordt bij droog weer bepleisterd, met voldoende mankracht op de bouwplaats om onesthetische sporen van
werkhervatting te vermijden.
5.11.2 Aanbrengen van de gladberaapte minerale wapenings- en afwerkmortel 
Na voldoende droogtijd van het basispleister (over het algemeen de dag erna) wordt het eindlaagpleister met de hand
aangebracht, uitsluitend met een roestvrijstalen pleisterbord. Het wordt in één enkele gelijkmatige laag van circa 2 tot 3 mm
(maximaal 5 tot 6 mm) aangebracht. Na het aanbrengen wordt het pleister met de rij effen gestreken en vervilt maar niet
gladgemaakt.
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 7
Zo mogelijk wordt bij droog weer bepleisterd, met voldoende mankracht op de bouwplaats om onesthetische sporen van
werkhervatting te vermijden. De bepleistering wordt niet meer herbevochtigd.
5.12 Schilderen van de oppervlakken 
Nadat het pleister perfect droog is (minstens 14 dagen) wordt de verf in 2 lagen aangebracht volgens de richtlijnen van de
fabrikant. Zo mogelijk wordt bij droog weer geschilderd, met voldoende mankracht op de bouwplaats om onesthetische sporen
van werkhervatting te vermijden.
5.13 Uitvoering van de ondermuren 
5.13.1 Plint
In geen geval mogen de cementplaten rechtstreeks in aanraking komen met de grond of met een bron van permanente
vochtigheid. De ondermuren worden uitgevoerd met een plint van bijvoorbeeld natuursteen waarvan de minimumhoogte gelijk is
aan 30 cm boven de afgewerkte vloerpas. Afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project zal de onderaannemer het
exacte hoogtepeil dat op de architectuurplannen staat vermeld in acht nemen.
Een stuitprofiel wordt voorzien tussen de gevelbepleistering en de plint. Bij deze verbinding worden de diepe voegen opgevuld
met een rol van polyethyleenschuim met gesloten cellen. De voegen worden vervolgens opgevuld met een pasta met
permanente elasticiteit, waterdicht en perfect hechtend aan de ondergrond. Kleur naar keuze van de architect.
Bitumenhoudende materialen op basis van rubber of olie zijn verboden.
5.13.2 Aanbrengen van een schilderklare cementering
In geen geval mogen de cementplaten rechtstreeks in aanraking komen met de grond of met een bron van permanente
vochtigheid. De ondermuren worden uitgevoerd met uitsluitend cementgebonden pleisters. Ze moeten voldoende weerstand
bieden tegen mechanische schokken en vochtigheid tot op een hoogte van minstens 30 cm boven de afgewerkte vloerpas.
Afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project zal de onderaannemer het exacte peil op de architectuurplannen in acht
nemen. De verbinding tussen de gevelbepleistering en de ondermuurbepleistering wordt uitgevoerd met behulp van een
stuitprofiel.
In de ondermuurzone wordt het oppervlak van de platen met de hand of door opspuiten met de machine bedekt met een 5 mm
tot maximaal 8 mm dikke laag wapeningsmortel voor ondermuren. De onderaannemer plaatst dan het wapeningsnet over het
gehele oppervlak van verse specie. De wapening wordt geplaatst in het bovenste derde van de morteldikte. Ze wordt in banen
geplaatst die elkaar met minstens 10 cm overlappen. Het oppervlak wordt effen gestreken en lichtjes afgeschaafd.
De volgende dag wordt een tweede, 2 tot 3 mm dikke laag met dezelfde mortel aangebracht. Die wordt met de rij afgestreken en
vervilt. Deze laag mag niet worden gladgemaakt noch herbevochtigd.
Ter afwerking en na voldoende droogtijd van de pleisters (minstens 2 weken afhankelijk van de weersomstandigheden) wordt
het bovengrondse deel geschilderd met twee verflagen, overeenkomstig de richtlijnen van de fabrikant.
5.13.3 Aanbrengen van het kunstharspleister
In geen geval mogen de cementplaten rechtstreeks in aanraking komen met de grond of met een bron van permanente
vochtigheid. De ondermuren worden uitgevoerd met kunstharspleisters of met uitsluitend cementgebonden pleisters. Ze moeten
voldoende weerstand bieden tegen mechanische schokken en vochtigheid tot op een hoogte van minstens 30 cm boven de
afgewerkte vloerpas. Afhankelijk van de specifieke kenmerken van het project zal de onderaannemer het exacte peil op de
architectuurplannen in acht nemen. De verbinding tussen de gevelbepleistering en de ondermuurbepleistering wordt uitgevoerd
met behulp van een stuitprofiel.
In de ondermuurzone wordt het oppervlak van de platen met de hand of door opspuiten met de machine bedekt met een 5 mm
tot maximaal 8 mm dikke laag wapeningsmortel voor ondermuren. De onderaannemer plaatst dan het wapeningsnet over het
gehele oppervlak van verse specie. De wapening wordt geplaatst in het bovenste derde van de morteldikte. Ze wordt in banen
geplaatst die elkaar met minstens 10 cm overlappen. Het oppervlak wordt effen gestreken en lichtjes afgeschaafd. Ter afwerking
en na voldoende droogtijd van de pleisters (minstens 2 weken afhankelijk van de weersomstandigheden) wordt het
bovengrondse deel eerst voorbehandeld met de primer voor dunpleisters. Die wordt met de spuitmachine of met de hand met
een kwast of een verfrol in schapenvacht aangebracht. De ondergrond moet droog, schoon en vrij van niet stabiele deeltjes zijn.
De inhoud van de emmers wordt vooraf vermengd en af en toe hervermengd om te voorkomen dat het kwartszand gaat
bezinken.Na een minimale droogtijd van 24 uur (maximaal 8 dagen) zal de onderaannemer het afwerkpleister op kunstharsbasis
aanbrengen, uitsluitend met de pleisterspaan van roestvrij staal. Het pleister wordt aangebracht overeenkomstig de richtlijnen
van de fabrikant, in een laag met een dikte gelijk aan de korrelgrootte. Het pleister wordt vervolgens gestructureerd met
gereedschap van PVC of roestvrij staal. De structuur en de eindafwerking worden verkregen door middel van cirkelvormige
bewegingen die de korrels laten uitkomen en ze op homogene wijze over het oppervlak verdelen.
5.14 Aanbrengen van dichtingsmortel voor ondergrondse zones 
Het ondergronds metselwerk wordt tegen vochtinfiltraties beschermd op een hoogte van 5 cm boven de afgewerkte vloerpas tot
aan de funderingsplaten.
Deze zone wordt eerst met de hand of met de spuitmachine bedekt met een 5 tot 8 mm dikke eerste laag wapeningsmortel voor
ondermuren. De onderaannemer plaatst dan het wapeningsnet over het gehele oppervlak van verse specie. De wapening wordt
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 8
geplaatst in het bovenste derde van de morteldikte. Ze wordt in banen geplaatst die elkaar met minstens 10 cm overlappen. Het
oppervlak wordt effen gestreken en lichtjes afgeschaafd.
Ter afwerking brengt de onderaannemer het afdichtingspleister aan overeenkomstig de richtlijnen van de fabrikant. De afdichting
wordt in twee lagen met een minimale dikte van 2,5 mm (in het totaal maximaal 5 mm) aangebracht met een borstel of een
troffel. Het pleister wordt vooraf gemengd en na een rusttijd van 10 minuten wordt het opnieuw 30 seconden lang gemengd. Na
voldoende droogtijd wordt de dichtingslaag beschermd met een noppenfolie.
Als optie kan het zichtbare deel eventueel worden geschilderd met twee verflagen, overeenkomstig de richtlijnen van de
fabrikant.
6.00 BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN
6.01 Uitzetvoegen in het gebouw
Uitzetvoegen bij de beplating en het pleister moeten om de 7,5 meter worden voorzien. De details van deze voegen moeten in
overeenstemming zijn met de technische vereisten van de fabrikant en ter goedkeuring aan de architect worden voorgelegd. Ze
worden uitgevoerd met behulp van rug tegen rug geplaatste stuitprofielen. De diepe voegen worden gedicht door inbrengen van
een rol van polyethyleenschuim met gesloten cellen. Ze worden vervolgens afgewerkt met een pasta met permanente elasticiteit,
waterdicht en perfect hechtend aan de ondergrond. Kleur naar keuze van de architect. Bitumenhoudende materialen op basis
van rubber of olie zijn verboden.
6.02 Scheiding van de pleisters
De scheidingsvoegen worden uitgevoerd door middel van metalen stuitprofielen op de verbindingen tussen de gevelbepleistering
en elk ander materiaal van verschillende aard (ramen, dorpels, houten of metalen gevelbekledingen, baksteenparementen enz.).
Ze worden uitgevoerd overeenkomstig de vereisten van de fabrikant en ter goedkeuring aan de architect voorgelegd. De diepe
voegen worden opgevuld met een rol van polyethyleenschuim met gesloten cellen. Ze worden vervolgens afgewerkt met een
pasta met permanente elasticiteit, waterdicht en perfect hechtend aan de ondergrond. Kleur naar keuze van de architect.
Bitumenhoudende materialen op basis van rubber of olie zijn verboden.
6.03 Kleuren
Voordat de in de massa gekleurde afwerkpleisters worden geleverd, zal de aannemer maatregelen nemen om alles te bundelen
in één enkele bestelling. Deze voorzorgsmaatregel zal ervoor zorgen dat eventuele verschillen in kleurschakeringen maximaal
worden voorkomen. De aannemer zal tijdens de uitvoering en gedurende de uitharding van de materialen zijn werk beschutten
tegen de inwerking van wind, zonnestralen en regen. De gekleurde pleisters moeten worden aangebracht overeenkomstig de
aanbevelingen van de fabrikant.
6.04 Puntlasten
Het bevestigen van verlichtingstoestellen en andere elementen die aan de gevels worden bevestigd moet vooraf in een studie
worden onderzocht. Deze elementen moeten direct aan de ondergrond worden bevestigd om geen spanningen in de
pleisterlagen te veroorzaken. Het wegvloeien van regenwater moet zorgvuldig worden bestudeerd om geen voortijdige vervuiling
op de bepleistering te veroorzaken.
Knauf Parc Industriel 1 B-4480 Engis Tél : 04 273 83 11 Fax : 04 273 83 30 www.knauf.be
CC24-200801 9
Download