Woordenbingo Leren door te spelen.

advertisement
Wörter- Domino
Domino met zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
Wat ?
In deze opdracht wordt er met Domino- stenen gespeeld. Op de stenen staan
lidwoorden en zelfstandige naamwoorden in het Duits. Het is niet van noodzaak dat
de leerlingen de woordjes kennen, wel moeten ze de regels kennen wanneer een
woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
Mogelijkheden
Deze speelvorm kan in plaats van met bepaalde lidwoorden ook met onbepaalde
lidwoorden worden gespeeld.
Tips



zet eventueel de regels voor de lidwoorden op het bord, zo kunnen de
leerlingen even spieken. Het is immers om te oefenen.
Als leerlingen klaar zijn met hun opdrachten, is het een leuke manier om ze te
belonen.
Voor meer Domino- stenen kan de groepsopdracht gegeven worden om een
eigen Domino- speel te maken. Wel met behulp van een woordenboek.
Uitwerking
Dit spel is voor 2 tot 4 spelers. Als eerste wordt de oudste speler bepaald, deze mag
met het spel beginnen. De stenen worden nu geschud en op de kop op de tafel gelegd.
Elke speler kiest 7 stenen, de overgebleven stenen blijven in het zogenoemde
‘boneyard’ liggen en worden gebruikt als een speler niet kan zetten. De oudste speler
plaatst zijn eerste steen op tafel en vervolgens is de speler aan de linkerhand van deze
aan de beurt. Deze speler moet aan één van de uiteinden een passende steen
aanleggen en zo verder. Een steen is passend als het zelfstandige naamwoord bij het
lidwoord past, ter controle is het handig om een woordenboek op tafel te hebben. Per
beurt mag maar één steen worden geplaatst. Kan een speler aanleggen is het ook
verplicht om aan te leggen. Als een speler geen zet kan maken dan moet hij een steen
uit het ‘boneyard’ selecteren en heeft zo zijn beurt gehad. Gewonnen heeft de speler
met de meeste juiste combinaties.
Wörter- Memorie
Memorie met plaatjes en zelfstandige naamwoorden
Wat?
In deze spelvorm vestigen de leerlingen de geleerde zelfstandige naamwoorden door
ze aan een plaatje te koppelen.
Mogelijkheden
Na elke 3 hoofdstukken kan een nieuw memorie- spel gemaakt worden. Niet alleen
zelfstandige naamwoorden maar ook werkwoorden kunnen gebruikt worden.
Uitwerking
Per beurt mogen 2 kaarten omgedraaid worden. Zijn de 2 kaarten hetzelfde, dat
betekent in dit geval dat het zelfstandige naamwoord bij het plaatje past, dan is een
paar gevonden. Doel van het spel is om zo snel hoe mogelijk zo veel hoe mogelijk
paren te verzamelen.
Das Haus
trinken
Creatief schrijven
Laat je fantasie de vrije loop
Wat?
Creatief schrijven is een manier van schrijven waarbij leerlingen “middelen”krijgen
aangereikt die bedoeld zijn om hun fantasie te stimuleren.
Mogelijkheden
Bij de moderne vreemde talen is creatief schrijven een methode om op een speelse
manier aan de slag te gaan met nieuwe vocabulaire. Met behulp van creatief schrijven
kun je leerlingen ‘dwingen’ om na te denken over het gebruik van een nieuw geleerd
woord.
Tips


Gebruik 10 woorden die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken
hebben.
Schrijf de woorden na dat je ze genoemd hebt op het bord, hiermee voorkom je
dat de leerlingen vragen welk woord het ook alweer was.
Uitwerking
Verplichte woorden
De leerlingen schrijven een verhaaltje met woorden erin die de docent heeft
uitgekozen. De docent zegt een woord en vervolgens beginnen de leerlingen te
schrijven. Het gegeven woord moet in de tekst van de leerlingen voorkomen.
Vervolgens zegt de docent na een bepaalde tijd weer een woord dat de leerlingen in
het verhaal moeten verwerken. Dit kan doorgaan tot zo’n 10 of meer woorden. Ieder
verhaal krijgt zo een andere wending.
Woordenlijst vestigen
Wat?
Idioom leren is een lastig probleem bij leerlingen. Alleen als er een cijfer aan
verbonden is, gaat het voor sommige leerlingen makkelijker. Met behulp van speelse
vormen kunnen de leerlingen makkelijker leren.
Mogelijkheden
Bij een vreemde taal leren is het van belang om een zo groot mogelijk woordenschat
op te bouwen. Leerlingen hebben een woord goed gevestigd wanneer ze het 7 keer
geschreven/ gelezen hebben.
Uitwerking
Wörter- Sudoku
Sudoku wordt gespeeld op een veld van 9x9 vakjes, verdeeld in blokjes van 3x3
vakjes. Een Sudoku begint met enkele reeds met nummers ingevulde vakjes. Het doel
van de Sudoku is alle lege vakjes te vullen met nummers van 1 tot en met 9 (1
nummer in ieder vakje) volgens het volgende principe. Ieder nummer kan slechts 1
keer in iedere rij voorkomen. Ieder nummer kan slechts 1 keer in iedere kolom
voorkomen. Ieder nummer kan slechts 1 keer in ieder blokje voorkomen. Kortom,
ieder nummer mag slechts 1 keer in iedere rij, kolom of blokje voorkomen. Bij
Wörter- Sudoku zijn i.p.v. nummers Duitse woorden ingevuld. Voor de rest blijft het
hetzelfde.
Wörter- Energizer
Energizer zijn er om een korte tijd even alle aandacht en/ of kracht te bundelen. Een
Wörter- Energizer moet niet langer dan 10 minuten duren. Geef de te leren woordje
op een stencil aan de leerlingen ( niet meer dan 10/ 15 woorden) en geef ze 5 minuten
om ze in hun hoofd te stampen. Daarna wordt het stencil omgedraaid en moeten de
leerlingen de woorden proberen op te schrijven. Na deze stap wordt het stencil
opnieuw omgedraaid en controleren de leerlingen de opgeschreven woorden. Ga als
docent nog even bij langs hoe veel fouten er zijn gemaakt. Leuk is ook om even te
vragen hoe ze de woordjes hebben geleerd, zo kunnen de leerlingen ook iets van
elkaar leren.
Voorbeeld:
Bruder
Stundenplan
Mathe
Deutsch
Vater
Fächer
Biologie
Noten
Muter
Zeugnis
Eltern
Englisch
Geschwister
Montag
Kunst
Teekesseln
Wat?
Dit spel heeft de vaardigheden spreken, idoomverwerving en grammatica. Het leren
van grammatica is vaak “saai”, niet meer dan regels uit je hoofd leren en toepassen.
Nu kun je dit natuurlijk ook in een leuk spel doen, wat “Teekesseln” heet. Het niveau
en de kennis kun je als docent zelf bepalen. De werkvorm is een vragende vorm, het
gaat om diverse werkwoordsvervoegingen en bepaalde tijden.
Mogelijkheden
Teekesseln is een zwak werkwoord, dus: Ich teekessele, ich habe geteekesseld.
Voorbeeld van een vraag: Hast du heute schon geteekesselt?
Uitwerking
Een leerling schrijft een werkwoord op een papiertje. Deze leerling gaat voor de
klas staan. De andere leerlingen stellen vragen om er achter te komen welk
werkwoord is gekozen. Ze moeten in plaats van het te raden woord het
‘werkwoord’ theepotten gebruiken. Bij het antwoord (hele zinnen!) moet de
leerling voor de klas ook theepotten gebruiken.
Een lange zin maken
Wat?
Dit spel heeft de vaardigheden spreken, schrijven, idioom en grammatica. Leerlingen
kunnen er individueel aan werken of in groepen. Het gaat erom wie de langste
correcte Duitse zin kan maken.
Tips
Speel dit spel niet te vroeg. De leerlingen moeten is staat zijn om zinnen van
tenminste 10 woorden te formeren. Maak duidelijke afspraken over de komma's en
punten. Let op de Satzklammer (Der Mann ist gestern in Köln auf der Straße gesehen
worden).
Uitwerking
Het spel kan zowel mondelinge als schriftelijk gespeeld worden. De klas wordt
zo nodig in twee of drie groepen verdeeld. Het doel van het spel is grammaticaal
correcte zinnen maken. Bij iedere correcte zin die met een punt is afgesloten
ontvangt de groep per woord een punt.
Bij de mondelinge versie begint de eerste deelnemer met een woord. De
volgende deelnemer voegt een woord toe. Iedere deelnemer moet zonder fouten
alle woorden herhalen en dan een nieuw woord toevoegen. De ‘laatste’ zegt ‘punt’.
Klopt de zin, dan worden de punten geteld.
De deelnemers uit de andere groep(en) luisteren en mogen ‘stop’ roepen als de
zin grammaticaal fout is of als de zin niet meer te completeren is. Voor en niet
adequate ‘stop’ krijgt de groep een minpunt. Een correcte ‘stop’ levert een punt
op. Bij de schriftelijke versie geeft de docent een beginwoord. Dan maken de
groepen per groep een zin. Als de zin volgens hen compleet en op z’n langst is,
leveren ze deze in bij de docent. De docent schrijft de zinnen op het bord. De
woorden worden geteld en de zinnen beoordeeld. De groep met de langste
correcte zin wint.
Wer bin ich?
Wat?
De leerlingen spelen in groepjes van vier het tv-programma, ‘Wie ben ik?’ na. De
leerlingen maken allemaal een briefje met daarop een naam ( bijvoorbeeld van een
klasgenoot of van een beroemd persoon). Niemand mag zien wat je opschrijft, als je
iets hebt verzonnen plak je dit briefje bij je buurman/buurvrouw op het hoofd.
Niemand weet dus wat hij of zij op zijn of haar hoofd heeft staan. De leerlingen
moeten elkaar om de beurt een vraag stellen. Ze moeten namelijk proberen te raden
wie de persoon op het briefje is. De andere leerlingen stellen elkaar vragen in de
doeltaal waarop de medeleerlingen alleen met ja/nee mogen antwoorden. De
leerlingen moeten zo snel mogelijk proberen te raden wie de persoon is.
Mogelijkheden
Bij deze opdracht oefenen de leerlingen spreken, luisteren en het formuleren van
vragen. Er wordt een activerende werkvorm gebruikt, waarbij de kans groter is dat
de leerling de verworven kennis of vaardigheid in een nieuwe situatie zal toepassen.
Tips / valkuilen
- Laat de beroemdheden zoveel mogelijk aansluiten bij de belevingswereld van de
leerlingen.
- De leerlingen moeten al enige oefening hebben gehad in het vormen van
vraagzinnen
en hun woordenschat moet redelijk zijn.
- Speel eerst een ronde klassikaal. Inventariseer op het bord een aantal vragen
die gebruikt kunnen worden.
Anders overhoren
Wat?
Hier geven we een aantal suggesties om het steeds terugkerende onderdeel
‘overhoren’
eens anders aan te pakken. Belangrijk is dat leerlingen en docent direct
inzicht krijgen in de vorderingen. Normaliter vindt dit plaats door de leerling te
overhoren en daar een cijfer voor te geven. Deze werkvormen geven de leerling ook
feedback, maar op een andere manier.
Mogelijkheden
Spelletjes bieden een goede mogelijkheid om leerlingen te motiveren. Leerlingen
willen deelnemen aan het spel en moeten daarvoor moeite doen door zich voor te
bereiden. Het competitie-element, mits goed toegepast, daagt uit. De hier beschreven
spelletjes zijn in principe inzetbaar in alle klassen van het vmbo. De werkvormen
zijn verschillend qua lengte en goed aan te passen aan de situatie.
Tips / valkuilen
- De werkvormen waar leerlingen elkaar beoordelen leveren ‘fanatieke’ leerlingen
op, wat op zich prima is. Belangrijk daarbij is wel dat de criteria duidelijk zijn en
dat de docent bij onduidelijkheden kan ingrijpen.
- Zorg dat iedereen op zijn eigen niveau kan deelnemen aan de spelletjes. Draag
bijvoorbeeld bij het indelen van de groepen zorg voor groepen van gelijke sterkte.
UITWERKING
We geven hier een aantal mogelijkheden om het eens anders aan te pakken.
De leerling is docent
Aan het begin van de les worden woordjes overhoord door een leerling. In de Franse
les heet dit: "Je joue au professeur’; de docent wijst een leerling aan die op zijn
stoel plaats mag nemen en een aantal leerlingen uit de klas mag overhoren.
Zelf ontwerpen/toepassen
Aan het eind van een les/blok worden er duo’s gevormd. Opdracht: schrijf een rollenspel/
dialoog uit waarin de belangrijke woorden en/of grammaticale constructies
aan de orde komen. Een aantal duo’s voert het voor de groep uit en krijgt feedback
van de docent en leerlingen, of duo’s worden aan elkaar gekoppeld en voeren het
voor elkaar uit. Zorg voor heldere criteria waarop ze elkaar feedback moeten geven.
Elkaar overhoren in groepen van 4
Stap 1: ieder groepslid schrijft op een papier tien van de woorden die geleerd moesten
worden in het Nederlands. Dan wordt het papier met de klok mee doorgegeven.
Stap 2: ieder groepslid vertaalt en geeft de vertaling met de klok mee. Stap 3: ieder
groepslid kijkt het werk na en geeft het door. Stap 4: ieder groepslid kijkt het voor de
2e keer goed na en geeft er een cijfer voor. Onduidelijkheden klassikaal bespreken.
Kwartet
Leren door te spelen.
Le
Wat?
De correcte uitspraak van vreemde talen kennen wordt door veel leerlingen als
moeilijk ervaren, vooral wanneer de taal erg verschilt van het Nederlands. Met deze
opdracht zijn leerlingen bewust bezig met klanken en letters en daardoor met de
uitspraak. Ook de grammatica van een vreemde taal is soms erg verwarrend en met
deze opdracht gebruiken en zien ze de te leren onderwerpen vaak.
De leerlingen maken een kwartetspel met woorden die voor hen moeilijk uit te
spreken zijn en/of met lastige grammaticale regels. Je kunt bijvoorbeeld denken aan
woorden met de klinkercombinatie ou erin, met een stomme h, een stomme e aan
het einde van een woord, de klinkercombinatie eau, de verschillende manieren in
uitspraak van de s etc. Wat betreft grammatica kan worden gedacht aan
(onregelmatige)werkwoorden, het delend lidwoord, het bezittelijk voornaamwoord,
telwoorden,
etc.
Mogelijkheden
De leerlingen zijn hier zelfproductief bezig. Ze hebben zelf de verantwoording voor
het resultaat. Hierdoor zijn ze zich bewuster van de uitspraak van woorden en van
de grammatica en door de afbeelding van het woord leren de leerlingen tegelijkertijd
de betekenis. Door na afloop te gaan kwartetten, zijn ze spelenderwijs bezig te
leren.
Tips / valkuilen
- Als één of meerdere groepjes eerder klaar zijn, kunnen ze ook bezig met een
extra kwartet. Er zijn immers genoeg voorbeelden te bedenken.
- Bij de hogere klassen kun je het bedenken van de onderwerpen ook aan de
leerlingen zelf overlaten.
UITWERKING
De klas wordt verdeeld in groepjes van ongeveer vier leerlingen. Ieder groepje heeft
de verantwoording voor twee kwartetten (tweemaal vier kaarten). De docent legt
bij elk groepje een papier met daarop de onderwerpen waarover de kwartetten zullen
gaan. De leerlingen bedenken zelf de voorbeelden. Zorg wel dat ze de kaarten
aan jou voorleggen voordat ze geprint worden. Ze krijgen ook een diskette met
daarop de lege kwartetkaartjes.
Ieder groepje maakt de kwartetten op de computer, maar zet er niet slechts de
woorden op. De leerlingen zoeken of tekenen (Paint) er een plaatje bij. Ze mogen
een woordenboek gebruiken bij het bedenken van de woorden. Aan het einde van
het lesuur zullen er ongeveer veertien kwartetten zijn. Bespreek met de leerlingen
de les. Vonden ze het leuk om een kwartet te maken en is er goed samengewerkt?
Nu kan er gespeeld worden! Een potje kwartetten is bijvoorbeeld een leuke invulling
voor de laatste paar minuten van een lesuur.
Zo zouden delen van kwartetten er uit kunnen zien:
I
N HET VMBO
Wie is de zwakste schakel?
Leren door te spelen.
Wat ?
In deze opdracht gaan leerlingen actief bezig met het leren van woordjes. Het draait
hier voornamelijk om de herhaling van de woordenkennis.
Mogelijkheden
Deze spelvorm kan ook gebruikt worden om de grammatica te herhalen of de
Landeskunde van de leerlingen te testen.
Tips


Zet eventueel de regels voor de lidwoorden op het bord, zo kunnen de
leerlingen even spieken. Het is immers om te oefenen.
Laat één leerling de score bijhouden en tevens de woorden controleren en de
antwoorden die de leerlingen hebben opgeschreven.
Uitwerking
Dit spel kan gespeeld worden met de hele klas. Je verdeeld de klas in 3 groepen,
makkelijk als de klas verdeeld is in 3 rijen. Zorg er in ieder geval voor dat er
gelijkwaardige teams zijn. Deze groepjes verzamelen zich achter in de klas en voorin
de klas staat een tafel klaar waar om de beurt een leerling van elke groep naar toe
gaat. De docent vraagt bijvoorbeeld: Schrijf op hoe je in het Duits zegt: kamperen. De
drie leerlingen die voorin de klas zitten proberen de Duitse vertaling op te schrijven.
2 punten: De leerling(e) heeft het woord zelfstandig en goed opgeschreven.
1 punt: De leerling(e) heeft overlegd met de groep en het daarna goed opgeschreven.
0 punten: Als de leerling het antwoord fout heeft of als er geschreeuw/gefluister is
gekomen uit de groep.
1 tegen 100
Leren door te spelen.
Wat ?
Het doel van dit spel is de kennis van de leerlingen toetsen. Het spel is afgeleid van
het televisieprogramma 1 tegen 100. 1 leerling uit de klas gaat de strijd aan met al zijn
klasgenoten. De docent stelt telkens een vraag waarop de leerlingen kunnen
antwoorden met A,B of C. De leerlingen hebben 10 seconden de tijd om hierover na te
denken.
Werkwijze






Elke leerling krijgt drie kaarten met de letters A, B of C.
Aan het begin van het spel wordt een leerling gekozen door bijvoorbeeld
loting. Deze leerling komt voor de klas op een stoel te zitten. De rest van de
leerlingen gaat staan.
De docent stelt een vraag met drie meerkeuze antwoorden (A, B of C). De
leerlingen in de klas hebben nu tien seconden de tijd om het juiste bordje
omhoog te steken. Dit doen ze met de lege kant naar voren zodat de leerling
voor de klas niets kan zien.
Nu geeft de leerling voor de klas het antwoord, waarna de docent aangeeft of
dit het juiste antwoord is. Heeft de leerling voor de klas het juiste antwoord
gegeven dan blijft deze zitten.
De leerlingen draaien hun bordje nu om en wie het fout heeft gaat zitten. Wie
het goed heeft, gaat door naar de volgende ronde. Dit gaat door totdat alle
leerlingen zijn weggespeeld.
Als de leerling voor in de klas het fout heeft, dan is hij af en komt er een
nieuwe leerling uit de overgebleven staande leerlingen. Nadat een nieuwe
leerling is gekozen, begint iedereen weer mee te doen.
Variatie
De leerling voor in de klas kun je één of meer escapes geven. Als hij een escape
gebruikt dan hoeft hij de vraag niet te beantwoorden. De klas natuurlijk wel. Als
‘straf’ voor de zittende leerling die een escape gebruikt mogen alle leerlingen die de
vorige vraag verkeerd hadden weer meedoen.
Zoek de fout
Wat?
Dit spel kun je bij veel leerwerk gebruiken. Je zou het kunnen gebruiken bij
simpelweg een woordenlijst overhoren of om grammaticaregels te herhalen en toe te
passen.
Tips
Zorg ervoor dat de opdracht duidelijk is voor de leerlingen. Dat zij goed weten wat er
van hen wordt verwacht en wat het doel is van de opdracht.
Uitwerking
 Een voorbeeld is “hoofdletters” in de Duitse taal. Leerlingen leren in het eerste
jaar Duits dat er meer hoofdletters worden geschreven als in de Nederlandse
taal. Een opdracht die je hen zou kunnen geven is bijvoorbeeld een tekst
waarin alle hoofdletters zijn weggelaten. Laat de leerlingen de hoofdletters
opzoeken en verbeteren. Laat de leerlingen er tevens bijschrijven waarom er
hier een hoofdletter geschreven moet worden. Is het een begin van de zin? Is
het een zelfstandig naamwoord? Zo laat je leerlingen dus actief bezig met een
belangrijk onderdeel in de Duitse taal.
 Een ander voorbeeld gaat over de naamvallen. Verander in een bestaande tekst
/ of lied ongeveer 70 % van de naamvallen, laat de leerlingen opzoeken welke
naamval fout is en waarom? Laat de leerlingen de correcte naamval
opschrijven.
 Neem een bestaande tekst/lied waarin veel werkwoorden voorkomen. Zet de
werkwoorden in een andere vorm en laat de leerlingen weer de juiste
werkwoordsvormen er neer zetten. Kost wel wat tijd en voorbereiding, maar
veelal gaan leerlingen er actief mee bezig.
Woordenbingo
Leren door te spelen.
Wat ?
In deze opdracht wordt er weer creatief omgegaan met de kennis die de leerlingen
zouden moeten beheersen. Het is een spel wat je goed kunt doen aan het begin of
einde van de les. De enige voorbereiding die je hebt is bingokaarten maken en vragen
bedenken bij de woorden op de bingokaarten. Je zou de leerlingen de bingokaarten
ook zelf kunnen laten maken.
Werkwijze



Maak bingokaarten met 12-25 vakjes. Schrijf in de vakjes woorden,
bijvoorbeeld woordjes uit de Lernliste. Elke leerling kan dezelfde
bingokaart krijgen, maar je kunt ook verschillende bingokaarten uitgeven.
De docent stelt de vragen en de leerlingen strepen de goede antwoorden
door op de kaarten.
Wie het eerst een rij, kolom of een volle kaart heeft roept BINGO!
Tips

Het is verstandig om goed bij te houden welke antwoorden zijn geweest om
valse bingo's te voorkomen.
Uitwerking
Een voorbeeld:
Kaufhaus
Kirche
Centro
Imbiss
Pommes Frites
Tankstelle
Rathaus
Buchhandlung
Handy
De docent stelt bijvoorbeeld de volgende vragen:
- Wat is het Duitse woord voor mobieltje?
- Kruis een woord weg met het lidwoord “das”.
- Hoe heet het grote winkelcentrum in Oberhausen?
Voetballen
Leren door te spelen.
Wat ?
In deze opdracht wordt er weer creatief omgegaan met de kennis die de leerlingen
zouden moeten beheersen. Het is een spel wat je goed kunt doen aan het einde van
de les. De enige voorbereiding die je hebt is een voetbalveld op het bord tekenen en
vragen bedenken.
Werkwijze



Maak 2 teams en leg de spelregels uit
Begin de wedstrijd met een tos, de winnaar van de tos mag beginnen
Spelregels:
o Het team dat mag beginnen, krijgt als eerste een vraag gesteld,
wordt deze goed beantwoord, komt het team dichter bij de goal. Bij
een fout antwoord krijgt de tegenstander dezelfde vraag gesteld,
wordt deze echter wel goed beantwoord, gaat het team in de
tegenaanval.
o Als een team een overtreding maakt (schreeuwt, voorzegt) krijgt het
team een strafschop tegen
o Een strafschop is een 1-0 situatie, beide teams wijzen een speler aan
(keeper en aanvaller). Beide krijgen tegelijkertijd dezelfde vraag
gesteld. Wie deze vraag als eerste goed beantwoord heeft zijn team
gered (als keeper door geen doelpunt te krijgen en als aanvaller
door een doelpunt te maken). Deze vraag mag alleen door de 2
spelers beantwoord worden het is daarom belangrijk dat iedereen
stil is, anders kan er gewerkt worden met gele kaarten (2 minuten
niet mee mogen doen) en rode kaarten ( 5 minuten niet mee mogen
doen).

Het is leuk om het vaker in het jaar terug laten te komen, hou het goed bij,
dan kan het winnende team een prijsje krijgen.
Zet een kookwekker aan om de tijd in de gaten te houden
Tips

Uitwerking
De docent stelt vragen als:
Wat is de vertaling van ‘ham’?
1, 2 oder 3
Leren door te spelen.
Wat ?
In deze opdracht wordt er weer creatief omgegaan met de kennis die de leerlingen
zouden moeten beheersen. Het is een spel waar je iets langer de tijd voor moet
nemen. Voorbereidingen die je hebt zijn vragen maken en het lokaal verbouwen,
zodat je 3 duidelijke vakken hebt.
Werkwijze




Maak 3 teams
De docent stelt meerkeuzevragen, met 3 mogelijke antwoorden
Na het voorlezen van de antwoorden zegt de docent: “1,2 oder 3 letzte
Chance vorbei. Ob du wirklich richtig stehst siehst du wenn ich vor dir
steh.“
De leerlingen die goed staan krijgen een punt voor hun team.
Tips

Het is verstandig om de leerlingen iets te geven waaraan je herkent in welk
team ze zitten om zo de juiste punten te verdelen.
Uitwerking
De docent vraagt:
Wat is de hoofdstad van de bondstaat Mecklenburg- Vorpommern?
1. Rostock
2. Schwerin
Oder
3. Wismar
De leerlingen die bij 2 staan krijgen allemaal 1 punt!
Kennismakingspel
Leren door te spelen.
Wat ?
Door deze opdracht leren de leerlingen de emoties in de doeltaal kennen.
Voorbereiding is alleen een stencil met de emoties.
Werkwijze




Geef elke leerlingen een nummer
De docent noemt nu een nummer met een emotie erbij
De leerling met het nummer gaat staan en zegt zijn nummer en de emotie
in de genoemde emotie
De leerling mag als volgende een nummer noemen en een emotie
Tips

Om de aandacht bij de les te houden is het leuk om dit door de lessen heen
weer te laten komen.
Uitwerking
De docent zegt: Nummer 13 verliebt!
De leerling met nr. 13 gaat staan en zegt: Ich bin Nummer 13 und bin verliebt!
Daarbij kijkt de leerling ook verliefd en laat dus duidelijk merken dat hij verliefd is.
Download