Lezing Drs. J-M. Cohen, conservator Joods Historisch Museum

advertisement
1
Lezing Drs. J-M. Cohen, conservator Joods Historisch Museum
Joodse rituele voorwerpen: fysieke kenmerken en onderzoek
Stelling
In het kader van het NMV onderzoek zijn musea ook op zoek naar joodse rituele
voorwerpen in hun collectie en naar de herkomst van die voorwerpen.
Van sommige voorwerpen is de herkomst niet bekend. Van andere voorwerpen
weet men de naam van de schenker of bruikleengever, of is bekend waar het
werd aangekocht.
Bij het onderzoek moeten musea er rekening mee houden dat in al deze
gevallen een voorwerp eigendom kan zijn geweest van een joodse gemeente die
als gevolg van de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog ter ziele is
gegaan.
Ter verduidelijking van deze stelling zal ik trachten antwoord te geven op de volgende
vragen:
1) Hoe kan het dat voorwerpen van joodse gemeenten in of na de oorlog in
musea terecht zijn gekomen?
2) Hoe kunnen musea joodse rituele voorwerpen herkennen?
3) Hoe kan je onderzoek doen naar de herkomst van deze voorwerpen?
1. Hoe kan het dat voorwerpen van joodse gemeenten in of na de oorlog in musea
terecht zijn gekomen?
Uit mijn onderzoek naar de roof van ceremoniële voorwerpen in Nederland tijdens WO II
en de naoorlogse restitutie en verwerking van schadeclaims is informatie naar boven
gekomen over wat zich in de joodse gemeenten in en buiten Amsterdam heeft
afgespeeld. De belangrijkste bron zijn 154 naoorlogse dossiers die door de joodse
gemeenten werden opgesteld in het kader van het onderzoek naar oorlogsschade en
schadeclaims. Nu een korte samenvatting.
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden op verschillende synagogen
overvallen gedaan waarbij meubilair en voorwerpen werden gestolen en vernield.
Als gevolg van deze ongeregeldheden en van de levensbedreigende situatie die in 1942
en 1943 voor de joden was ontstaan, werden steeds meer kerksieraden in veiligheid
gebracht. De Amsterdamse Hoogduitse gemeente bracht een deel van haar voorwerpen
onder in een banksafe en verstopte het andere deel in de kelders van de Nieuwe
synagoge op het Jonas Daniël Meijerplein, in bergruimten die later werden
dichtgemetseld.
Ook joodse gemeenten in de provincie zonden voorwerpen naar de joodse gemeente
Amsterdam, die van oudsher een centrale positie in Joods Nederland innam.
2
De voorwerpen werden verstopt in de verschillende Amsterdamse synagogen, in
pakhuizen, op begraafplaatsen en bij particulieren. Zo konden de zilveren kerksieraden
van de joodse gemeente Amersfoort, die bij een particulier, de heer Winkel, in zijn huis
in Amsterdam werden bewaard, ongeschonden uit de oorlog komen. De reconstructie van
de gebeurtenissen, op basis van foto’s, schriftelijke berichtgeving en mondelinge
overlevering, is als volgt: De schoonzoon van Winkel vertelde dat in de oorlog een partij
zilveren kerksieraden, om te voorkomen dat ze in Duitse handen zouden vallen, heimelijk
werd meegenomen in waszakken van een functionaris van de WSBZ (Dienst der Was-,
Schoonmaak-, Bad- en Zweminrichting) in de Amsterdamse Valkenburgerstraat en daar
ter plekke werden verstopt. Op een bepaald moment bleek deze plek echter niet langer
veilig, vermoedelijk omdat de beheerder van de badinrichting moest onderduiken. De
voorwerpen werden daar ’s nachts weggehaald en voor een tijdelijk onderkomen naar de
Hollandsche Schouwburg gebracht. Van daaruit kwamen ze terecht bij de heer Winkel,
die werknemer bij de wasinrichting was. Daar werden ze gedurende de resterende
oorlogsjaren in een kist in de klerenkast van het echtpaar bewaard.
Joodse gemeenten in de provincie zochten ook plaatselijk een veilige onderkomen voor
de voorwerpen: in bankkluizen, bij particulieren, in een plaatselijk museum of
oudheidkamer, in een archief, in het gemeentehuis of op de begraafplaats.
Veel voorwerpen werden echter door de Nazi’s ontdekt, in Amsterdam vooral door de
Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg (oftewel ERR). Zo ontdekte deze actie-eenheid eind
1943 de talloze ceremoniële voorwerpen uit Amsterdam en de provincie die in de
gewelven van de Nieuwe Synagoge verstopt waren.
Deze voorwerpen werden gezonden naar het onderzoeksinstituut van Rosenberg in
Frankfurt, het Institut zur Erforschung der Judenfrage. In 1945 vond het Amerikaanse
leger een fractie van de voorwerpen terug. Eind 1946 werden ze aan de joodse
gemeente gerestitueerd.
Uit de bestudering van de 154 dossiers wordt duidelijk dat de actie-eenheid van
Rosenberg zich in de provincie nauwelijks structureel met de roof van rituele voorwerpen
heeft beziggehouden. De objecten werden vooral gestolen door NSB-ers en de Duitse
bezetter, vermoedelijk vooral de Duitse Weermacht, maar ook de SS en Gestapo. Zo
werden na de oorlog zilveren rituele voorwerpen teruggevonden in het bluswater van de
verbrande kelders van het SS hoofdkwartier in Leeuwarden en bevonden zich vijf
torarollen in hoofdkwartier van de Gestapo in Heerlen. In Gorredijk werd in 1943 in een
plaatselijke bank een kist met ceremoniële voorwerpen van de joodse gemeente ontdekt
door twee heren van de SD, die namens de roofbank LIRO in Amsterdam, de inhoud van
de kist kwamen opeisen. De kerksieraden werden door de SD afgeleverd bij LIRO en
overgedragen aan de ERR, de overige voorwerpen in de kist werden als smeltzilver
verkocht.
Na de oorlog hielden verschillende overheidsinstanties zich bezig met het opsporen,
inventariseren en beheren van geroofd cultuurbezit, waarin begrepen kerksieraden. Het
onderzoek naar het uitvoeren van deze verschillende taken moet nog worden gedaan.
3
Wel is inmiddels bekend dat het overheidsbeleid op verschillende terreinen tekort is
geschoten, dat het proces van naspeuring en restitutie onnodig vertraging heeft
opgelopen en dat tal van kerksieraden in verkeerde handen zijn gebleven, of althans niet
op de goede plek zijn terecht gekomen. Dat neemt niet weg dat enkele zoekacties met
succes konden worden afgesloten.
In Hardenberg, bijvoorbeeld, bemoeide de Politieke Opsporingsdienst zich met het
onderzoek naar een vermiste grote antieke kaarsenkroon uit de synagoge die zich in de
privécollectie van niemand minder dan Anton Mussert zou bevinden. In Amsterdam
waren de politie, rijksrecherche en het Bureau Vooronderzoek Collaboratie betrokken bij
het terugvinden van in een synagoge verstopte kerksieraden. Ook de Inlichtingendienst
‘Vijandelijk Vermogen’ boekte in Amsterdam succes.
Toch is het vooral de joodse gemeenschap zelf geweest die zich heeft ingespannen zijn
bezittingen terug te vinden. Dit gebeurde onder leiding van de zogenaamde Centrale
Commissie voor Oorlogsschade der Joodse gemeenten in Nederland (CCO), die de al
eerder genoemde 154 dossiers heeft aangelegd.
Bij de zoekacties van de CCO konden zich verschillende problemen voordoen: in
gemeenten waar nauwelijks of geen overlevenden met kennis over de kerksieraden
waren teruggekeerd, was het een onmogelijke opgave de verblijfplaats te achterhalen. In
het dossier van Den Bosch bijvoorbeeld staat: ‘De enige die precies op de hoogte was,
was de opperrabbijn, z.g. maar die is helaas niet meer in leven en kan ons niet meer
inlichtingen verstrekken’.
Tot op heden is de huidige Nederlandse verblijfplaats van een onbekend aantal
voorwerpen dan ook niet bekend.
Uit bestudering van de 154 dossiers en andere bronnen blijkt dat voorwerpen die in of na
de oorlog terecht waren gekomen bij musea, oudheidkamers, archieven en
gemeentehuizen, na de oorlog niet altijd werden opgehaald. Tijdens het onderzoek van
de Centrale Commissie bleek, bijvoorbeeld, dat het gemeentemuseum in Doesburg nog
in het bezit was van twee kandelaars van de joodse gemeente die het uit handen van
twee NSB’ers had ontvangen, en dat in ’s Heerenberg in de burgemeesterskamer een
grote kaarsenkroon uit de synagoge hing.
In Culemborg werden de religieuze voorwerpen en het archief van de joodse gemeente in
1943 op gezag van de burgemeester door de commissaris van politie opgeslagen in het
stadhuis, waarna ze geheel werden vergeten. Pas in 1963 werd het archief door de
streekarchivaris herontdekt en bleek dat de rituele voorwerpen al eerder waren
overgebracht naar de plaatselijke oudheidkamer.
Een ander voorbeeld, afkomstig uit het rapport Museale Verwervingen, in 1999
uitgebracht door de NMV, laat zien dat musea bij hun onderzoek ook moeten letten op
ander soort voorwerpen dan rituele voorwerpen. In het Historisch Museum in Oldenzaal
bleek dat men in het bezit was van een portret van de negentiende-eeuwse rabbijn uit
Oldenzaal, Isak Cotzin (1817-1899), dat in 1941 aan haar voorganger, de
Oudheidkamer, in bruikleen was gegeven door de voorzitter van de joodse gemeente.
Daarvoor had het gehangen in de synagoge, die na de oorlog niet meer werd gebruikt.
Volgens het museum was er na de bevrijding geen overleg gevoerd over teruggave van
het kunstwerk.
4
Conclusie:
1) vergeten, nooit opgehaalde voorwerpen kunnen zich nog steeds in museale collecties
bevinden. Dit geldt overigens niet alleen voor voorwerpen van gemeenten die in de
oorlog ter ziele zijn gegaan, maar ook voor gemeenten die nog bestaan.
2) mijn verhaal is een pleidooi voor uitbreiding van het herkomst onderzoek in
oudheidkamers, gemeentehuizen, archieven en bibliotheken.
De tweede vraag die mijn stelling opriep is:
2. Hoe kan men joodse rituele voorwerpen herkennen?
2a. Over wat voor soort voorwerpen hebben we het eigenlijk?
Onder joodse rituele voorwerpen wordt verstaan ‘voorwerpen die nodig zijn voor de
uitoefening van een joods gebod of ritueel’.
Op basis van de voorwerpen die worden genoemd in de 154 dossiers kan de volgende
indeling worden gemaakt:
De eerste categorie zijn voorwerpen die geen rituele voorwerpen zijn, maar wel deel
uitmaken van het interieur van een synagoge.
Lampen horende bij interieur synagoge
kolomlichten, wandlampen, lichtkronen, luchters, [ner tamid, eeuwig licht],
kandelaar
Ceremoniële voorwerpen textiel synagoge
[wetsrol], toramantel, gordijn voor de heilige ark, biemakleed, lessenaarskleed,
inlegdoek tora, torawikkels
Ceremoniële voorwerpen zilver of koper synagoge
Siertorens, torakroon, toraschild, jad, Kohanimschaal en –kan
Andere voorwerpen synagoge (zilver, koper)
collectebus, (doos) mitsweplaatjes, loelavbus, collecteschalen, sjofar (ramshoorn),
omerbord, knielkussens
Ceremoniële voorwerpen synagoge of thuis
Kiddoesjbekers, hafdalastel, (dien)blaadje, specerijbus, chanoekalamp, megila
(Esterrol), kandelaars, etrogdoos, gebedskleed, gebedenboek
2b. Herkenbaarheid
5
Niet herkenbaar als een joods object
bijvoorbeeld kandelaars, kiddoesjbekers zonder inscriptie, kroonluchter
Zonder tekst of achtergrond informatie (afkomstig van bijvoorbeeld de schenker) valt
niet vast te stellen dat dit joodse voorwerpen zijn. We weten dat een voorwerp ‘joods’ is
geworden door het gebruik.
Herkenbaar door specifieke vorm
siertorens, chanoekalamp
Herkenbaar door tekst in het Hebreeuws, Portugees, Nederlands
Naam van schenker, plaats en jaar van schenking en gelegenheid ter ere waarvan
iets geschonken is; joods jaartal, bijvoorbeeld 5634
Dit soort teksten bieden vaak aanknopingspunten voor verder onderzoek.
Herkenbaarheid door symbolen met vaak iconografische betekenis,
familiewapens en initialen
Tabernakel, toonbroden, Tempelzuilen, Stenen Tafelen; Davidsster; Kohanimhanden (zegening door de Kohaniem, de hoogepriesters uit de tijd van de Tempel)
Een voorstelling met tabernakel, toonbroden, engelen, Stenen Tafelen met Tien Geboden
is een populair thema gebaseerd op Exodus 25 en 27 en symboliseert hoop op de
herbouw van de Tempel en de terugkeer van het Joodse volk naar Jeruzalem.
Dan nu de derde vraag die hoort bij de stelling:
3. Hoe kan je onderzoek doen naar de herkomst van deze voorwerpen?
Voor voorwerpen zonder herkomstgegevens en zonder specifiek-joodse kenmerken is het
doorgaans onmogelijk de herkomst te bepalen.
- Verifieer bij twijfel of je te maken hebt met een joods voorwerp.
Afbeelding van een ‘jad’: dit voorwerp is onlangs door een van de aan het NMV
onderzoek deelnemende musea naar voren geschoven. Volgens de museumcatalogus is
het voorwerp een jad, een aanwijsstokje dat gebruikt wordt bij het lezen van de tora.
Echter, het heeft niet de specifieke kenmerken van een jad: er is geen uitgestrekte
wijsvinger, geen haakje waaraan een koortje (om het aan op te hangen) en ook de
kleurencombinatie van zwart en wit is opmerkelijk. Tijdens de Hoge Feestdagen wordt
een jad van witzilver gebruikt, tijdens de herdenking van de verwoesting van de Tempel
een zwarte, een combinatie van beide is zeer ongebruikelijk.
- Een Hebreeuwse tekst op een voorwerp is vaak een aanknopingspunten.
6
Kiddoesjbeker met Hebreeuwse tekst waarvan de vertaling luidt: ‘De heilige gemeente
Oud-Beijerland, Aan de geliefde Heer Zwi, zoon van de heer Uri, toen hij tachtig werd,
Niesan [5]649 (=1889).’
Zwi staat in joodse kring voor Hartog, Uri voor Philip. Raadpleging van secundaire
literatuur over Oud-Beijerland leidde tot identificatie van Zwi met ene Hartog zoon van
Philip Koopman, een prominent lid van de gemeente. Met deze gegevens ging Bureau
Herkomst Gezocht op zoek naar de erfgenamen. Na een uitspraak van de
Restitutiecommissie kon het voorwerp door de erfgenamen in ontvangst worden
genomen.
Welke bronnen kunnen worden geraadpleegd?
- Archief van het eigen museum: correspondentie, jaarverslagen, museumcatalogi,
etc.
- Fotoarchieven. Voorwerpen werden soms gefotografeerd voor
tentoonstellingspublicaties, voor tentoonstellingen, in kranten en tijdschriften. Op de
achterkant van de foto’s of in de bijschriften kan soms interessante informatie staan.
Bijvoorbeeld: Nieuw Israelietisch Weekblad (NIW) fotoarchief (raadpleegbaar op
het JHM, niet online), fotoarchief van het JHM (waarin ook veel interieurfoto’s van
vooroorlogse synagogen, www.jhm.nl); Spaarnestad Fotoarchief Haarlem;
Beeldbank WOII, enz.
- Kranten: heel belangrijk is het Nieuw Israelietisch Weekblad, waarin schenkingen aan
joodse gemeenten worden vermeld. Op het JHM kunnen microfiches van vooroorlogse
nummers worden geraadpleegd (deze nummers zijn deels ontsloten); de Koninklijke
Bibliotheek zal het hele NIW digitaliseren.
Het joodse weekblad De Vrijdagavond (jaren 1924-1932) publiceerde foto’s van
ceremoniële voorwerpen (aanwezig op het JHM). Verder niet-joodse kranten en
dagbladen, zoals Panorama.
- De 154 dossiers van de Centrale Commissie voor Oorlogsschade der joodse
gemeenten in Nederland: te raadplegen in het JHM. Hierin bevindt zich veel informatie
over wat er met de ceremoniële voorwerpen tijdens en na de oorlog is gebeurd. De
inhoud van de dossiers verschilt. Soms zit er veel informatie in, soms bijna niets.
- Catalogi van tentoonstellingen: hierin bevinden zich herkomstgegevens van de
objecten, soms ook foto’s.
- Catalogi van veilingen: De website van de NMV bevat lijsten van veilingen die tijdens
en na de oorlog werden gehouden. Tijdens de oorlog werden al gestolen voorwerpen
geveild (bijvoorbeeld door Van Marle & Bignell). De naoorlogse veilingen betreffen
ongeclaimde kunstvoorwerpen die tussen 1949 en 1954 door de SNK werden verkocht.
7
Hiertussen kan zich materiaal bevinden dat afkomstig is van joodse gemeenten of joodse
particulieren.
- Plaatselijke archieven: het archief van de joodse gemeente, van de gemeente,
politiearchieven, etc.
- Joods Digitaal Monument: www.joodsmonument.nl. Deze database bevat de
persoonsnamen van alle uit Nederland gedeporteerde joden of van joden die gestorven
zijn, in de periode (10 mei 1940 – 8 mei 1945). Records van personen bevatten voor de
onderzoeker verschillende aanknopingspunten, zoals familieverbanden, adressen, een
dossier (de zgn. Jokos dossiers), opgebouwd rondom de naoorlogse claim, waarin zich
tevens inboedellijsten. Ook in de reacties van bezoekers van de website (zie de
‘community’) kunnen nieuwe aanknopingspunten bevatten.
- Archief Nederlands Beheersinstituut, bureau bijzondere rechtspleging: in de
dossiers van NSB’ers kunnen bijzonderheden vermeld zijn over onrechtmatige toeeigening van joodse voorwerpen.
- Literatuur: raadpleeg publicaties over de geschiedenis van afzonderlijke joodse
gemeenten, waarin vermelding van namen, van geschenken en afbeeldingen van foto’s.
Een belangrijk werk is Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland
(1992), waarin vaak ook informatie over ceremoniële voorwerpen in de Tweede
Wereldoorlog. Het Memorboek. Platenatlas van het leven der joden in Nederland,
samengesteld door Mozes Gans (1971), bevat ook foto’s van voorwerpen en van
synagogen interieurs.
- Mondelinge overlevering of gewoon (rond)bellen
Informeer bijvoorbeeld ook bij schenkers of hun nazaten, bij voormalige werknemers van
het museum.
- Joods Historisch Museum:
Voor hulp en advies kan altijd een beroep worden gedaan op het Joods Historisch
Museum: [email protected]
Download