Methodisch werken en de persoon van de werker (Deel 2) • De methode ben je zelf! • Hulpverlener zijn = bereid zijn: • Jezelf in te zetten en je aandeel bespreekbaar te maken • Jezelf tegen te komen • Eigen thema’s door te werken • Stil te staan bij: voor wie of wat ... en van waaruit doe ik dit werk? Het Johari-venster Gekend door zichzelf Niet gekend door zichzelf Gekend door anderen VRIJE RUIMTE BLINDE VLEK Niet gekend door anderen VERBORGEN ONBEKENDE GEBIED ZELF Voor wie of wat doe ik dit werk? • • Wat ‘beweegt’ mij en hoe hou ik het vol? Een bewustwordingsproces rond eigen motivatie-bronnen: – – – • expliciete beweeg-redenen impliciete drijfveren inspiratie (waar krijg ik energie van?) Vraagt aandacht en (zelf-)zorg! Mijn stage en wat mij al dan niet geïnspireerd heeft In de rol van ‘sociaal werker’ zoals ik die ben tegengekomen: • Wat spreekt mij aan? Geeft energie • Wat schrikt mij af? Kost Energie Wissel uit in een sub-groepje! Benoem gelijkenissen en verschillen! Wat spreekt je aan in het verhaal van de ander? Motivatie en behoeften Zelfontplooiing Eigenwaarde Sociale behoeften Behoefte aan veiligheid en zekerheid Primaire / fysiologische behoeften Positie en paradigma • Een vis beseft pas dat hij zelf in het water leeft als hij op het droge ligt: – De dingen die ons het meest bepalen zien we meestal niet – Vaak is wat we ervaren of zien een afspiegeling van wat we denken of geloven: we zijn onze bril waarmee we kijken Ons paradigma • Gedachten • Meningen • Overtuigingen: – meningen die zeer belangrijk zijn en fundamenteel voor ons paradigma – een leidend principe dat richting geeft aan alles wat je doet – diep geworteld in de eigen geschiedenis en levenservaring – kan positief en negatief doorwerken Positiebepalende factoren • Primaire factoren: heb je zelf niet in de hand 1. 2. 3. 4. 5. Geslacht Maatschappelijke klasse Het volk en de cultuur Tijdsgewricht en leeftijd Erfelijkheid / lichamelijke eigenschappen Positiebepalende factoren • Secundaire (sociologische) factoren: 1. 2. 3. 4. 5. Opleiding Werk dat je doet Geld Woon-en leefsituatie Levensstijl Socialisatie • Onze positie bepaald ons (rol-)gedrag • Geprojecteerde en geïnternaliseerde rolverwachtingen • Socialisatie: alle bewuste en onbewuste invloeden die maken dat we zijn wie we zijn • Pirmaire en secundaire socialisatie Overéénkomsten en verschillen Unieke Persoon Persoon Persoon “Ik ben zoals geen A personen B C ander” Sociale systemen (sub-) Culturen “Ik ben zoals sommige mensen” Mensheid Menselij ke natuur “Ik ben zoals alle mensen” Een voorbeeld: collectivistische versus individualistische samenlevingen • “Wij-bewustzijn • Meningen liggen vast in de groep • Verplichtingen aan familie, in-groep • Straf: gezichtsverlies en schaamte • Gedragsnormen verschillen voor in- en out-groepsleden: particularisme • “Ik”-bewustzijn • Privé-meningen zijn prijzenswaardig • Verplichtingen aan zelf: zelfrealisatie • Straf: verlies zelfrespect, schuld • Dezelfde normen behoren voor iedereen van toepassing te zijn: universalisme Universalisme versus particularisme Je vriend heeft een ongeluk veroorzaakt met de wagen en er zijn gewonden. Hij reed te hard op de plek waar het ongeluk gebeurde. Toen het ongeluk gebeurde zat je naast hem en je wordt opgeroepen om een getuigenis af te leggen. Vind je dat jou vriend op jou mag rekenen om te getuigen dat hij zich wel degelijk aan de snelheidsregels hield? Positie en (negatieve) deskundigheid (1) – Kritiek op de retoriek van het welzijnswerk (emancipatie, empowerment) – Deskundigheid kan evengoed ziek-makend zijn, (kunstmatige) behoeften crëeren en leiden tot afhankelijkheid – Het begrip iatrogenese (onstaan door ‘de arts’): Ivan Illich • Klinische iatrogenese • Sociale iatrogenese • Structurele iatrogenese Positie en (negatieve) deskundigheid (2) – Hans Achterhuis: ‘de markt van welzijn en geluk’ – Kritiek op het individuele behandelingsmodel: welzijnswerk belast individuen met de oorzaak van problemen, terwijl deze eigenlijk veel meer in de samenleving als dusdanig gezocht moeten worden – ‘typification’: het koppelen van de noden van de cliënt aan beschikbare hulpverleningstechnieken binnen de organisatie = een bruikbaar label geven aan een unieke en complexe cliëntsituatie Positie en deskundigheid • Conclusies / vragen: – Is er nu nood aan meer of minder deskundigheid? Afstand en nabijheid (1) • Deskundigheid heeft evenveel te maken met afstand kunnen nemen als met nabij kunnen zijn • Dilemma: – Hoe kan je nabij zijn zonder je te identificeren en samen te vallen (verlies van deskundigheid)? – Hoe kan je afstand nemen zonder te vervreemden (negatieve deskundigheid)? Afstand en nabijheid (2) • Belangrijke waarde(n) – Respect: de ander in z’n waarde laten en benaderen met schroom – Intimiteit: heeft te maken met veiligheid en verbondenheid en het kunnen toelaten van kwetsbaarheid – Waarderen van verschillen • Het gaat erom autonomie en verbondenheid te verzoenen • Steeds in interactie met anderen: – Welke ruimte krijg ik van anderen? – Wat wordt mij opgedrongen?