Ik schilder dus ik besta Kunst en psychiatrie Kwalitatief onderzoek naar de meerwaarde van schilderen in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie Master Kunsteducatie Hanzehogeschool en Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Anneke Buikema 298186 Afstudeeronderzoek Juni 2013 Begeleiders: Dr. Ben Boog Dr. Louis Polstra Ik schilder dus ik besta Kunst en psychiatrie Kwalitatief onderzoek naar de meerwaarde van schilderen in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie Copyright: © Anneke Buikema Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de auteur. Voorwoord Dit afstudeerrapport is geschreven in het kader van de Master Kunsteducatie een opleiding van de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Tijdens deze studie is mijn belangstelling gewekt voor het onderwerp ‘kunst in de psychiatrie’ en mijn interesse gaat uit naar de toepassing van dit medium en de betekenis ervan voor cliënten. Als docent ben ik werkzaam aan de Academie Sociale Studies (SASS), een opleiding van de Hanzehogeschool te Groningen, en mijn dank gaat uit naar mijn werkgever voor de mij geboden mogelijkheid tot studeren. Het volgen van deze Masteropleiding is zeer verrijkend geweest en het doen van onderzoek zorgde voor verbreding en verdieping in mijn vakgebied. Uit respect voor de mensen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt dient het onderzoeksmateriaal vertrouwelijk te worden behandeld. Graag wil ik het hoofd van de Masteropleiding Drs. Gudrun Beckman bedanken voor haar enthousiasme en mijn begeleiders Dr. Ben Boog en Dr. Louis Polstra voor hun inspirerende sturing en coaching. Bovenal wil ik de GGZ Drenthe, met name de cluster manager H. J. Huiting en de activiteitenbegeleiders M. ter Heege en J. Bregman bedanken voor de mogelijkheid tot het doen van onderzoek binnen de kunstklas op het atelier ‘Terpen10’. ‘Last but not least’ wil ik de respondenten bedanken voor de mooie gesprekken en de prachtige kunstwerken! Anneke Buikema Juni 2013 Ik schilder dus ik besta 01 Inhoudsopgave Samenvatting 05 1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Doelstelling 1.3. Vraagstelling 1.4. Probleemstelling 07 07 07 08 08 2 . Theoretisch kader 2.1 Context 2.2 Expressionisme 2.3 Art Brut 2.4 Outsider Art 2.5 Geschiedenis van de psychiatrie 2.6 Schizofrenie 2.7 Beeldende therapie 2.8 Rehabilitatie door kunst 2.9 Resumé 10 10 11 13 14 15 15 17 18 19 3 Methode van Onderzoek 3.1 Onderzoekssetting 3.2 Typering van het onderzoek 3.3 Methode 3.4 Verantwoording analyse 20 20 20 20 22 4 Resultaten 4.1 Resultaten interviews 4.2 Resultaten beeldanalyse 25 25 34 5. Samenvattende Case Analyse 60 6. Conclusie en Aanbevelingen 6.1 Conclusie 6.2 Aanbevelingen 62 62 64 Nabeschouwing 65 Literatuurlijst 66 Bijlagen 1. Topiclijst 2. Beeldanalyse semiotisch model 3. Vragenlijst 4. Respondenten 5. Atlasti 6. Summary 68 68 69 71 73 75 77 Ik schilder dus ik besta 03 Samenvatting In dit onderzoek heb ik me beziggehouden met de betekenis en meerwaarde van kunst voor mensen met een chronisch psychiatrische handicap. Hierbij is onderzocht in welke mate beeldend werken een bijdrage kan leveren in de zorg voor mensen die psychisch lijden, kunst als artistieke interventie in de hulpverlening. Ik richtte me op cliënten met een schizofrene aandoening omdat deze een prominente plaats innemen binnen de psychiatrie. De aanleiding tot het onderzoek was mijn belangstelling voor kunst in relatie tot psychisch lijden met als focus de ontwikkeling van het begrip zelfexpressie binnen de kunstgeschiedenis. De concrete vraagstelling die me bezighield luidde: Wat is de meerwaarde van kunst, met name tekenen en schilderen, in het kader van de rehabilitatie van mensen met schizofrenie, al dan niet verblijvend in een psychiatrische instelling? Dit onderzoek was relevant aangezien er binnen de GGZ instellingen momenteel drastisch bezuinigd wordt. Hiervan zijn de afdelingen Creatieve Therapie en kunstklassen de dupe aangezien volgens bestuurders de meerwaarde van beeldend werken in het kader van rehabilitatie en behandeling niet is aangetoond. Het doel was de betekenis van schilderen in de rehabilitatie van mensen met een schizofrene aandoening inzichtelijk te maken. Voor de uitvoering van mijn onderzoek zocht ik een instelling die paste bij de onderzoeksvraag. Ik kwam in contact met het ‘Psychosecircuit’ van GGZ Drenthe waar men zich bezighoudt met de behandeling en rehabilitatie van mensen met schizofrenie. Binnen het onderzoek is gebruik gemaakt van de ‘Multiple Casestudy’, een kwalitatief empirische onderzoeksmethode die als instrument heeft: literatuurstudie, interviews, beeldanalyse van schilderijen en tekeningen en observaties van de ondervraagden. Om voldoende informatie te verzamelen heb ik acht respondenten, die deelnamen aan de kunstklas van atelier ‘Terpen10’, benaderd en geïnterviewd. Per respondent zijn er steeds twee tekeningen of schilderijen besproken tijdens dit gesprek. Voorwaarde voor de selectie was de gestelde diagnose ‘schizofrenie’ en dat er gewerkt werd met tekenen of schilderen. Uit de resultaten bleek onder andere dat iedere respondent vanuit de eigen unieke intentie tekent en schildert en dat dit bij iedereen verschillend werkt. De één gebruikte bijvoorbeeld voornamelijk symbolen en gaf vorm aan de waan in zijn hoofd terwijl de ander het tekenen gebruikte als communicatiemiddel. Voor een aantal leverde het tekenen zelfinzicht en zelfexpressie, en creatief bezig zijn werd een innerlijke noodzaak die te maken had met zingeving. Alle respondenten ervoeren het tekenen en schilderen als zinvolle tijdsbesteding. Concluderend kun je zeggen dat wanneer de mens psychotisch is geraakt en de wereld van waan en werkelijkheid één zijn, vervalt alle realiteitszin. Deze chaos geeft paniek en angst. Wanneer de psychose stopt ontstaat grote leegte. De mens grijpt na de chaos terug op de door Nietzsche geduide artistieke oerkrachten voortkomend uit het onbewuste. Het onderzoek geeft aan dat mensen met schizofrenie, die affiniteit hebben met beeldend werken, wellicht dichter bij deze oerbron staan. Een andere belangrijke conclusie uit het onderzoek was dat sommige processen (zoals wanen) niet altijd in taal te vangen zijn maar wel in tekeningen. Kunst wordt dan gebruikt als communicatiemiddel daar waar andere vormen van communicatie door de psychiatrische handicap zijn aangetast. Belangrijke aanbeveling is dus: biedt het tekenen en schilderen aan als onderdeel van het rehabilitatieproces, en kijk naar de mogelijkheden in plaats van de handicap. Aangezien het tekenen en schilderen de ontwikkeling van talent en fantasie bevordert, mensen uit de anonimiteit haalt, en nieuwe capaciteiten voor de toekomst oplevert is het essentieel de beeldende lessen aan de doelgroep aan te bieden. Ik schilder dus ik besta 05 1. Inleiding In dit onderzoek stel ik mezelf de vraag wat kunst kan betekenen in de rehabilitatie van chronisch psychiatrische cliënten. Als docent Creatief Agogisch hulpverlenen verzorg ik het onderdeel schilderen en tekenen en vraag me af in welke mate beeldend werken een bijdrage kan leveren in de zorg voor mensen die psychisch lijden, kunst als artistieke interventie in de hulpverlening. Ik richt me op cliënten met een schizofrene aandoening, die zich bezighouden met tekenen en schilderen. Het gaat hier om chronisch zieke mensen die binnen de psychiatrische setting een prominente plaats innemen. Ik ben benieuwd hoe de visie op en de behandeling zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld en welke rol kunst momenteel speelt in de rehabilitatie van chronisch zieke patiënten. Mijn onderzoek is uitgevoerd binnen het Psychosecircuit, een samenwerkingsverband tussen zes afdelingen van GGZ Drenthe, locatie Assen. In hoofdstuk 1 komt de aanleiding, doelstelling, vraagstelling en probleemstelling van het onderzoek aan bod. Hoofdstuk 2 schetst het theoretisch kader en hoofdstuk 3 beschrijft de methode van onderzoek. In hoofdstuk 4 worden de resultaten besproken en aansluitend in hoofdstuk 5 de samenvattende case analyse. Hoofdstuk 6 bevat de conclusies en aanbeveling. De bijlagen bestaan uit de topiclijst, beeldanalyse semiotisch model, vragenlijst, respondenten en Atlasti. 1.1 Aanleiding De aanleiding tot dit onderzoek is mijn belangstelling voor kunst in relatie tot psychisch lijden. Deze interesse werd al vroeg gewekt door het zien van beeldhouwwerk van Camille Claudel en het lezen van haar autobiografie waarin wordt beschreven hoe ze als getalenteerde kunstenares na een succesvolle periode, de rest haar leven doorbrengt in een psychiatrische instelling. Veel later kwam ik in contact met een componist die zijn traumatische jeugdervaringen in composities verwerkt en aangaf dat muziek ‘zijn redding’ is geweest. Dit deed me realiseren dat kunst in het leven van mensen die psychisch lijden een bijzondere betekenis kan hebben en ik vroeg me af waarin de meerwaarde van zelfexpressie door artistiek werken ligt. Naar aanleiding van de colleges Geschiedenis en Theorie van Kunst en Media (GTKM) ging ik me verdiepen in het ontstaan en de betekenis van het begrip zelfexpressie en ontdekte daarbij dat door culturele en artistieke veranderingen aan het begin van de twintigste eeuw, er een breuk ontstond in de schilderkunst waardoor het Expressionisme opkwam. In het Expressionisme laten kunstenaars zich inspireren door beeldend werk van ‘geesteszieken’ en wordt het belang van zelfexpressie zowel aan het begin van de 20e eeuw maar ook na de Tweede Wereldoorlog binnen de schilderkunst actueel. In Duitsland ontstond in deze periode belangstelling voor het werken met kunst in de psychiatrie en werd men geïnspireerd door het Expressionisme. De weg werd vrijgemaakt voor het ontstaan van de beeldende therapie en mijn motivatie voor dit onderzoek is erachter te komen wat de huidige meerwaarde is van kunst in de rehabilitatie van mensen met een chronisch psychiatrische aandoening. 1.2 Doelstelling Mijn doel is het inzichtelijk maken van de meerwaarde van schilderen in het leven van mensen met een schizofrene aandoening en welke rol kunst kan hebben met betrekking tot zingeving en rehabilitatie. Ik schilder dus ik besta 07 1.3 Vraagstelling Wat is de meerwaarde van kunst, met name tekenen en schilderen, in het kader van de rehabilitatie van mensen met schizofrenie, al dan niet verblijvend in een psychiatrische instelling? Deelvragen die hieruit voortkomen zijn: 1. Welke betekenisgeving kennen mensen met schizofrenie toe aan het maken van kunst c.q. schilderen? 2. Wat is de meerwaarde van schilderen in het kader van de rehabilitatie van deze cliënten? 1.4 Probleemstelling Tijdens het bestuderen van literatuur over mensen met een psychiatrische aandoening raakte ik gefascineerd door kunst gemaakt door mensen met schizofrenie. Schizofrenie is een ernstige psychotische aandoening die niet te genezen is en over de hele wereld voorkomt. Men schat het percentage patiënten in Nederland 1 op de 125, dat is 0,8%, van de totale bevolking en per jaar komen er ongeveer 1600 nieuwe patiënten met schizofrenie of aan schizofrenie verwante psychosen bij. De ziekte openbaart zich zowel bij mannen als bij vrouwen tussen het zestiende en dertigste levensjaar en 10 % van de vrouwen ontwikkelt de ziekte na de menopauze. De oorzaak is onbekend maar algemeen wordt aangenomen dat er sprake is van erfelijkheid in combinatie met verhoogde gevoeligheid voor stress. Van de mensen met schizofrenie wordt een deel niet adequaat behandeld en een deel helemaal niet. Deze mensen belanden vaak op straat, hebben verslavingsproblematiek of wonen zelfstandig maar vervuilen hun eigen leefomgeving en hebben weinig contact met hun familie. Dan zijn er cliënten die regelmatig kortdurend worden opgenomen maar er is ook een percentage chronische patiënten die langdurig worden begeleid en behandeld. Op de totale groep cliënten pleegt 10% suïcide of doet een poging daartoe. Met goede medicatie kan ongeveer 20% zich redelijk staande houden in de maatschappij. De totale kosten voor de zorg werd in 2007 geschat op 0,5 miljard euro (bron: Trimbos instituut, 2007). Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het hier gaat om een grote groep mensen met een gecompliceerd ziektebeeld dat als belangrijkste kenmerk de psychose heeft. De psychose kent de zogenaamde positieve symptomen zoals wanen, hallucinaties en het horen van stemmen en negatieve symptomen zoals moeheid, weinig initiatief en teruggetrokken gedrag. De medicatie bestaat uit antipsychotica gecombineerd met andere vormen van behandeling zoals vaardigheidstraining, psycho-educatie, creatieve therapie, dagbesteding. Een belangrijke ontwikkeling in de behandeling van mensen met een psychiatrische aandoening is de rehabilitatie benadering die ontstaan is vanuit de ‘Democratische Psychiatrie’ in Italië en in Engeland (Bennett) is doorontwikkeld tot de Milieubenadering en in de Verenigde Staten (Anthony and Farkas) tot de Individuele Rehabilitatie Benadering IRB). Bennett (1978) definieert rehabilitatie als het proces waarbij een psychisch gehandicapt persoon geholpen wordt om van zijn resterende vermogens zo goed mogelijk gebruik te maken, zodat hij of zij op een optimaal niveau kan functioneren in een zo normaal mogelijk kader. Anthony (1990) stelt als het doel van psychiatrische rehabilitatie om het functioneren van personen met psychiatrische handicaps zodanig te verbeteren dat ze succesvol en tot hun tevredenheid kunnen wonen, leren en werken in de milieus van hun keuze met de minste mate van professionele hulp (Dröes, 2012). Binnen dit onderzoek gaat het over eerherstel van de cliënt en teruggave van zijn rol in de maatschappij en GGZ Drenthe benoemd het als volgt. “Bij rehabilitatie gaat het om de inpassing van de kwetsbaarheid en de opgelopen handicaps in het dagelijks leven. Er wordt altijd toegewerkt naar een zo normaal mogelijk leven, zoals de betrokkene dat wenst” (bron: Het Psychosecircuit, 2012) . Kunst zou hierbij een rol kunnen spelen. 08 Anneke Buikema Masteronderzoek Vanaf het begin van de twintigste eeuw is er in Europa gewerkt met kunst in de psychiatrie en is de Creatieve Therapie ontstaan. Ook kunstenaars als Jean Dubuffet en de Expressionisten waren geïnteresseerd in het beeldend werk van ‘geesteszieken’. Zo ontstaat er een wisselwerking tussen de psychiatrie en de kunst die leidde tot nieuwe bewegingen als Art Brut en Outsider Art. Aanvankelijk werd in Duitsland door de psychiater Hans Prinzhorn (1886-1933) geëxperimenteerd met kunst met schizofrene patiënten en later ontstonden er gerichte creatieve behandeltechnieken. In Nederland wordt in de jaren vijftig door J.H. Plokker (1907-1976) de basis gelegd voor de ‘Creatieve Therapie’ en er ontwikkelt zich een beroepsgroep die uit zowel psychiaters als creatief therapeuten bestaat. Prinzhorn beweert dat met de komst van de creatieve therapie er een einde kwam aan de vrije spontane uitingen en dit kwam volgens hem de kwaliteit van het werk niet ten goede ( De Witte, 2009). Ook zorgt de intrede van psychofarmaca in de jaren zeventig voor het afzwakken van gevoelens en pieken en dalen waardoor de intensiteit van de kunstwerken minder werd. Door deinstitutionalisering in de geestelijke gezondheidszorg is de behandeling van schizofrene patiënten steeds korter geworden waardoor het creatieve proces van cliënten op een andere manier kan worden gevolgd. Bij de huidige drastische bezuinigingen in de GGZ zijn de afdelingen Creatieve Therapie en de kunstateliers de eerste die dreigen te verdwijnen aangezien volgens bestuurders de meerwaarde van beeldend werken in het kader van rehabilitatie en behandeling niet is aangetoond. Vandaar de noodzaak van dit onderzoek. Het rapport start met de inleiding op het onderwerp, aanleiding, doel en probleemstelling. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader geschetst en in hoofdstuk 3 komt de methode van onderzoek aan de orde. Hoofdstuk 4 bevat de resultaten en hoofdstuk 5 de samenvattende case analyse. In hoofdstuk 6 komen de conclusies en aanbevelingen aan bod. Ik schilder dus ik besta 09 2. Theoretisch kader 2.1 Context Binnen deze context wordt een aantal begrippen en ontwikkelingen besproken die van belang zijn voor het onderzoek. Allereerst wordt het begrip zelfexpressie zoals dit binnen het Expressionisme naar voren komt uitgelegd en binnen genoemd kader geplaatst. Vervolgens komen een aantal essentiële culturele ontwikkelingen aan bod, uitmondend in een bespreking van het Expressionisme, Art Brut en Outsider Art. Daarna bespreek ik kort de geschiedenis van de psychiatrie en leg ik uit wat schizofrenie is en als laatste komt de beeldende therapie en rehabilitatie door kunst aan bod. De twintigste eeuw wordt ook wel de eeuw van verandering genoemd waarin de mens in verwarring raakt en niet terug kan vallen op oude tradities en waarden. De wetenschap zorgt aanvankelijk voor een groot geloof in de vooruitgang en dit resulteert in belangrijke ontdekkingen, maar de ervaringen in de wereldoorlogen roepen gevoelens van angst en groeiende vervreemding op. Deze ontwikkeling wordt zichtbaar in de dan heersende stromingen binnen de schilderkunst. Tot aan het eind van de negentiende eeuw is het Impressionisme, uitmondend in het post-impressionisme, van grote invloed geweest. Als reactie op voorgaande bewegingen ontstaat het Expressionisme dat zich manifesteert omstreeks 1905 en men schildert vooral vanuit het gevoel en de eigen psyché, men houdt zich bezig met zelfexpressie. De kunstenaars binnen het Expressionisme laten zich met name inspireren door kunst van ‘geesteszieken’, primitieven en door kindertekeningen. Het begrip expressie1 staat niet op zichzelf: de Romantiek hechtte sterk aan het gevoel en recht van het individu op zelfexpressie. Hegel, maar ook Nietzsche en Freud hebben veel invloed heeft gehad op het denken over zelfexpressie aan het begin van de twintigste eeuw. In “Die Geburt der Tragödie” ontwikkelde Nietzsche de theorie van de twee aandriften in de natuur die worden gesymboliseerd door twee Griekse goden (Apollo en Dionysos).2 Nietzsche komt tot de volgende conclusie: “De mens moet zijn eigen waarden uitvinden, kan niet terugvallen op eeuwige waarheden, maar is altijd verwikkeld in een proces van scheppen en vernietigen “ (Boven, 2012). Het individu komt los van regels en is op zichzelf teruggeworpen in een voortdurend proces van creëren en vernietigen. Het idee van de unieke mens die los van bestaande tradities zijn eigen leven vorm geeft, is essentieel en vormt volgens mij de basis van zelfexpressie. Freud (1856-1939), grondlegger van de psychoanalyse, houdt zich bezig met de rol van het onbewuste bij de ontwikkeling van artistieke ideeën. Hij brengt dromen en onbewuste wensen in verband met seksualiteit. Dit onderwerp was tot dusver taboes. Over de invloed van de Romantiek en de psychoanalyse zegt Gombrich (1996) het volgende: ”Daar is het idee van de zelfexpressie dat terug gaat tot het Romantische tijdperk, en de diepe indruk die de ontdekkingen van Freud gemaakt hebben. De interesse gewekt door de psychologie heeft zeker zowel de kunstenaars als hun publiek er toe aangezet om gebieden van de menselijke geest te doorvorsen die vroeger als afstotend of taboe werden beschouwd” (Combrich,1996, p. 464). Dus het werken vanuit de zelfexpressie en het onbewuste is onder andere ontstaan onder invloed van de Romantiek, en de psychoanalyse van Freud heeft onder meer geleid tot introspectie. 1 Van Latijn, expressio, uitdrukking; v.Dale, expressie, artistieke gevoelsuitdrukking. 2 Hierin maakt hij onderscheid tussen het apollinische en het dionysische, waarbij het eerste staat voor de vormende kracht, de wereld van orde en regelmaat, het rationele en het conceptuele. De tweede staat voor de ontbindende kracht, de roes, de chaos, het artistieke voortkomend uit het onbewuste. 10 Anneke Buikema Masteronderzoek In 1921 publiceert de Duitse psychiater Walter Morgenthaler (1882-1965) het boek “Ein Geisteskranker als Künstler” waarin hij een reeks werken van Adolf Wölfli bespreekt, die als schizofrene patiënt verbleef in het Waldau-ziekenhuis bij Bern. Hans Prinzhorn (1886-1933), die als kunsthistoricus en psychiater geïnteresseerd was in het Expressionisme, deed onderzoek naar kunst in de psychiatrie. Hij legde een uitgebreide collectie aan en hield exposities van onder andere het werk van Adolf Wölfli. Prinzhorn publiceerde in 1922 het boek “Bildnerei des Geisteskranken” dat veel beeldmateriaal van de collectie bevat. De Franse kunstenaar Jean Dubuffet (1901-1985) kwam in aanraking met bovengenoemde publicatie en hij reisde in 1945 af naar Heidelberg om de collectie te bezichtigen. Dubuffet raakte bijzonder gefascineerd door deze kunst met een natuurlijke spontaniteit en rauw karakter (art brut) en zijn visie kan als volgt worden gedefinieerd: “Art Brut handelt over alle artistieke creaties van personen die vreemd zijn aan het professionele artistieke milieu en dat gaat over mensen die werken vanuit een eigen innerlijke noodzaak” (De Witte, 2009, p.46). Dubuffet maakt geen onderscheid tussen kunst van ‘normale mensen’ en kunst van mensen met een psychiatrische aandoening en in 1949 organiseert hij in Parijs de eerste ‘Art Brut’ tentoonstelling. In Nederland doet J.H. Plokker (1907-1976) onderzoek naar beeldende expressie bij schizofrenen en promoveert in 1957 op dit onderwerp. Zijn proefschrift “Geschonden beeld”, dat in vier talen werd gepubliceerd, is hiervan het resultaat en in het voorwoord zegt hij: “Al sinds enige decennia trekken de beeldend-expressieve producten van geesteszieken de aandacht van psychiaters en psychologen, terwijl- vooral sinds de opkomst van het expressionisme- ook veel kunstenaars zich in deze artistieke vormsels verdiepten, weleens abusievelijk als “psychotische kunst’ aangeduid, tot slotte sinds enige tijd ook het grote publiek er opmerkzaam op geworden is” (Plokker, 1962, p.9). Hiermee zegt hij dus dat niet alleen kunstenaars van het Expressionisme inspiratie vinden in het werk van ‘geesteszieken’, maar dat deze patiënten die tot dusver afgesloten waren van de samenleving, door hun kunst uit de anonimiteit kwamen. 2.2 Het Expressionisme Het Expressionisme (Die Brücke, ca. 1905) is een stroming die in Duitsland ontstaat en zich karakteriseert door de vrijheid om te experimenteren met ideeën en media. Binnen deze beweging geeft de kunstenaar uiting aan gevoelens en ervaringen vanuit het onbewuste. Hauser (1975) zegt hierover: “De grote reactionaire beweging van de eeuw uit zich in de kunst als het afwijzen van het Impressionisme, -een kentering, die in zeker opzicht een diepere klove in de geschiedenis van de kunst veroorzaakt dan alle stijlveranderingen sedert de Renaissance, door welke de artistieke traditie van het naturalisme niet werd aangetast. Pas de na-impressionistische kunst versmaadt principieel alle werkelijkheidsillusie en geeft uiting aan haar levensgevoel” (Hauser, 1975, p.627). Hier is dus onder invloed van een ander levensgevoel sprake van een omwenteling ten opzichte van de voorgaande naturalistische tradities. Lucie-Smith (2009) geeft de volgende beschrijving: ”Die Brücke is hierdoor wel omschreven als een groep zonder stijl. De leden waren geïnteresseerd in hun eigen psyché, niet in het bedenken van samenhangende, logische beeldtaal”(Lucie-Smith, 2009. p.67) . Het werk van de leden van ‘Die Brücke’ heeft geen kenmerkende stijl maar is vooral een vorm van zelfexpressie, een manier om de eigen innerlijke werkelijkheid tot uitdrukking te brengen. Erotiek was een prominent thema binnen het Expressionisme en hierin zien we de invloed van Freud terug. Belangrijke kunstenaars zijn Emil Nolde en Ernst Kirchner. Het Duitsexpressionisme kreeg vervolg in ‘Der Blaue Reiter’ (1912), een kunstenaarsgroep bestaande uit onder andere Wassily Kandinsky (1866-1944) en Franz Marc ( 1880-1916) die in München actief waren. Ik schilder dus ik besta 11 Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat de expressionistische ‘COBRA’ beweging (1948-1951) als gevolg van een ontmoeting tussen kunstenaars uit drie Noord-Europese landen in Parijs: Asger Jorn, Carl-Henning Pedersen en Henry Heerup uit Denemarken, de Nederlanders Karel Appel, Constant en Corneille, en de Belg Alechinsky. De naam COBRA staat voor ‘Copenhagen’, ‘Brussel’ en ‘Amsterdam’. In Parijs zien Appel en Corneille voor het eerst het primitivistisch werk van Jean Dubuffet en bezoeken een expositie van beeldend werk van ‘geesteszieken’ in het ‘krankzinnigengesticht’ St.Anne. Dit bezoek geeft herkenning en men raakt geïnspireerd door het beeldend werk van ‘geesteszieken’, primitieven en kindertekeningen. De COBRA beweging kenmerkt zich door een gemeenschappelijke schildertrant met een eigen unieke taal die een onmisbare invloed heeft op de internationale ontwikkeling van de kunst. Willemijn Stokvis (2008) zegt hierover: “De Cobra beweging verwerpt uiterlijke schijn en zoekt naar de diepste, uiteindelijke waarden van de kunst. Men is op zoek naar de oerbron van het scheppen, waarbij men zich verschillende vormen van primitieve kunst ten voorbeeld stelde. Zij zoeken naar een kunst waarin de ziel wordt uitgedrukt in een symbolentaal, die voortkomt uit de fantasie” (Stokvis, 2008, p.12,13). Adolf Wölfli 12 Anneke Buikema Karel Appel Masteronderzoek 2.3 Art Brut De eerder genoemde Franse kunstenaar Jean Dubuffet (1901-1985) studeerde aan de Ecole des Beaux Arts in Le Havre en ontwikkelde na zijn studie een ‘anti-academische’ houding en zijn ideeën over de zogenaamde ‘Art Brut’, kunst met een rauw, spontaan en natuurlijk karakter, werden vroeg vormgegeven. In 1924 reisde hij af naar Lausanne en kwam in contact met het boek ‘Bildnerei der Geisteskranken’ van Hans Prinzhorn. Dit was van groot belang voor zijn loopbaan als kunstenaar. Hij bleef zich afzetten tegen de heersende kunstwereld en startte met het onderzoeken, verzamelen en publiceren van kunst van mensen die zich buiten dit academisch circuit bevonden zoals bijvoorbeeld psychiatrische patiënten. Vanaf ongeveer 1945 hanteerde Dubuffet officieel de term ‘Art Brut’ en in zijn publicaties stelde hij dat “elke psychiatrisch patiënt als kunstenaar een Art Brut-kunstenaar is, maar niet elke Art Brut-kunstenaar is een psychiatrisch patiënt” (De Witte, 2008, p.51). Hiermee geeft hij de psychiatrisch patiënt een plaats als kunstenaar binnen de Art Brut beweging en dit onderschrijft zijn visie dat er geen onderscheid is tussen kunst van ‘normale’ mensen en kunst van psychiatrisch patiënten. Jean Dubuffet zag “kunstwerken als een soort communicatiemiddel dat diende om de diepere lagen van het psychisme te kunnen over brengen naar de toeschouwer, waardoor hij ervan overtuigd was dat kunst inwerkt op de geest en niet enkel op de ogen van de toeschouwer. De kunstwerken kunnen gezien worden als een manier van kennis die op een geheel andere manier werkt dan de ratio en de intelligentie” (De Witte, 2008, p.54). Hij definieert kunst dus als een alternatief middel om te communiceren en de werkelijkheid te kennen. Ondanks het feit dat Dubuffet zich buiten de ‘mainstream’ wilde plaatsen werd Art Brut toch een alternatieve, geaccepteerde stroming binnen de kunst. Dat nog meer duidelijk toen hij een permanente kunstcollectie in Lausanne vestigde die hij ‘Collection de l’Art Brut’ noemde. Andere termen voor Art Brut die in de loop der tijd ontstonden zijn bijvoorbeeld Informele kunst en Outsider Art. Jean Dubuffet Jean Dubuffet Ik schilder dus ik besta 13 2.4 Outsider Art In de jaren zeventig is er zowel in Europa als in Amerika belangstelling voor kunst gemaakt door mensen met schizofrenie. In Amerika verschijnt een studie van Billig en Burton-Bradley genaamd ‘Cross-Cultural Studies of Psychotic Graphics from New Guinea’ (1975) waarin onderzoek wordt gedaan naar ‘tribal art’ van Nieuw Guinea in relatie tot kunst gemaakt door mensen met schizofrenie. In Engeland gebruikt de schrijver Roger Cardinal (1940) voor het eerst de term ‘Outsider Art’ als Engelstalig term voor de Franse naam ‘Art Brut’, en verwijst naar kunstenaars die buiten het officiële academische kunst circuit werken: “Psychiatric patients, self-taught visionaries and mediums are the group at the heart of early definitions of Outsider Art” (Colin Rhodes, 2010. P.8). De definitie van de ‘Outsider Artist’ is later breder geworden en artistieke activiteiten van kunstenaars die buiten de ‘mainstream’ vallen worden hier nu ook toe gerekend. Rhodes is van mening dat Outsider Art geen specifieke stijl duiding of historische beweging kent, zoals die er wel is van bijvoorbeeld Folk Art of naïeve kunst en zegt hierover: “Outsider Art does not follow the usual art-historical patterns. Instead, its descriptors tend to be based more on sociological an psychological factors that are held together principally by commonly made claims by Outsider Art’s apologists about the artists’ fundamental difference to or antagonism towards a supposedly dominant cultural norm”(Rhodes, 2010. p.15). Outsider Art wordt veel meer geduid vanuit sociologische en psychologische factoren, zet zich af tegen de conventionele kunstwereld en is tegendraads. Outsider Artists kennen elkaars werk vaak niet en worden soms pas na hun dood ontdekt. Willem van Genk (1927-2005) wordt beschouwd als belangrijkste Nederlandse vertegenwoordiger van Outsider Art en wordt ook wel de ‘Dutch moron painter’ genoemd. Hij had een traumatische jeugd, leed aan paranoïde schizofrenie en was autistisch. Zijn werk is sterk symbolisch en in 1997 won hij de Grand prix tijdens een internationale expositie van Outsider Art in Bratislava. In Nederland bestaat het tijdschrift ‘Out of Art’ met publicaties over dit onderwerp, er zijn exposities te zien in bijvoorbeeld ‘Het Dolhuys’ te Haarlem en in de galerie ‘Amsterdam Outsider Art’. Ook bestaat er ‘OusiderArtTV’ en was er in 2011 een Europees Symposium te Helsinki over dit onderwerp. Hieruit blijkt dat Outsider Art een actuele kunststroming is zonder specifieke stijl en bestaat uit een verzameling individuele scheppers: “Het gaat hier niet zelden om visionair of mediamiek begaafde kunstenaars, makers van ‘fantastische’ bouwwerken, mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking, autodidacten, excentrieke scheppers, maar dat is niet noodzakelijk” (bron: Amsterdam Outsider Art, 2012). Willem van Genk 14 Anneke Buikema Willem van Genk Masteronderzoek 2.5 Geschiedenis van de psychiatrie Bij het bestuderen van literatuur over kunst en psychiatrie valt op dat mensen met een psychiatrische aandoening ‘geestesziek’ werden genoemd zonder nadere uitleg of beschrijving van de ziekte. Lange tijd, al vanaf voor de Middeleeuwen gebruikte men termen als zotheid, zotten, onnozelen, idioten, krankzinnigen en zwakzinnigen waaruit valt af te leiden dat men geen onderscheid maakte tussen psychisch zieke en verstandelijk beperkte mensen. Tot aan de jaren zeventig van de twintigste eeuw woonden verstandelijk beperkten in psychiatrische instellingen en Inge Mans (1953) zegt hierover: “ Bovendien vormden zij in vroeger tijden nog geen aparte groep en bestond er geen strikt onderscheid tussen zwakzinnigen en krankzinnigen, dat wil zeggen tussen mensen met een (aangeboren) verstandelijke handicap en mensen met een normaal verstand die aan psychische problemen lijden” (Mans, 1998. P.12). Pas vanaf 1970, onder invloed van de invoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in 1968, ontstond er onderscheid tussen beide groepen en ontwikkelde de zwakzinnigenzorg zich tot een zelfstandig gebied. De zorg voor psychisch zieken lag vanaf de Middeleeuwen in handen van de christelijke kerk die ‘dolle krankzinnigen’ opnam in zogenaamde dolhuyzen, waar ze werden verzorgd en opgevangen. In deze dolhuyzen deden artsen pogingen tot genezing door middel van bijvoorbeeld aderlatingen en priesters lieten krankzinnigen biechten en vasten en deden rituele duivelsuitbanningen om de waanzin te verdrijven. Tegerlijkertijd vervulden mensen met een psychische handicap een plaats in de maatschappij als bijvoorbeeld heks of nar en Inge Mans zegt hierover: “ De onwijsheid van narren was dus niet zozeer zorgwekkend als wel lachwekkend. En zo kon hetzelfde gebrek aan verstand dat zwakzinnigen zwak of gehandicapt doet heten, bij geboren narren als vermogen gelden, ‘het vermogen te amuseren” (Mans, 1998.p.26). In de negentiende eeuw ontstonden gestichten waarin patiënten, die als niet normaal werden beschouwd, werden verzorgd en behandeld. In Vlaanderen (Gent) wordt in 1857 het eerste krankzinnigengesticht van de Zuidelijke Nederlanden geopend en geleid door de psychiater Joseph Guislain 3. Vanaf de twintigste eeuw doet men binnen psychiatrische instellingen onderzoek naar het ontstaan van schizofrenie en wordt het stellen van een diagnose belangrijk. Tegen het eind van de twintigste eeuw ontstaat, mede door verbeterde behandeling en psychofarmaca, de vraag gerichte zorg waarin de cliënt centraal staat en daar waar mogelijk integreert in de maatschappij (bron:www. dolhuys.nl). 2.6 Schizofrenie Schizofrenie is een psychotische stoornis die wereldwijd voorkomt en bijna 1% van alle mensen lijdt hieraan. Het woord schizofrenie is in 1911 ingevoerd door de psychiater Eugen Bleuler (18571939) en betekent ‘gespleten geest’. Aanvankelijk gebruikte de psychiater Emil Kraepelin (18561926) de term ‘dementia praecox’ wat betekent ‘vroegtijdige dementie’. Rümke beschrijft de ziekte als volgt: “Het ik verliest het vermogen de regie te voeren over het denken, voelen en/of handelen. Behalve de innerlijke belevingswereld raakt hierdoor ook de verhouding met de omringende wereld verstoord” (Rümke, 2004. p.19). Er is dus sprake van een psychische desintegratie waarbij eenheid in het denken, voelen en willen verstoord is en daardoor ook het contact met de leefomgeving. Dit uit zich in auditieve hallucinaties (stemmen die bevelen geven, of b.v. schelden), visuele hallucinaties (vervorming van de waarneming, het zien van b.v. God of duivels), lichaamshallucinaties (het gevoel van buitenaf bestuurd te worden, voorwerpen zenden straling uit die b.v. pijn veroorzaakt, bijzondere fysieke ervaringen) of paranoïde wanen (het eten wordt vergiftigd, het gevoel bespioneerd te worden). Het bijzondere van deze hallucinaties of wanen is dat anderen ze niet zien of voelen maar de persoon die ze heeft ervaart ze als werkelijkheid. 3 Tegenwoordig het Musem Dr. Guislain, Gents museum van de psychiatrie en de geestesziekenzorg. Ik schilder dus ik besta 15 De ingrijpende aandoening openbaart zich op jonge leeftijd en bij mannen ligt de piek tussen hun achttiende en vijfentwintigste jaar en bij vrouwen iets later maar voor het dertigste jaar. Er is veel wetenschappelijk onderzoek vanuit diverse invalshoeken gedaan naar het ontstaan van schizofrenie en men is het er over eens dat het gaat om een genetisch bepaalde stoornis in de hersenen waarbij psychosociale factoren invloed kunnen hebben op het manifesteren van de ziekte. Kaiser zegt hierover:“ Waarom iemand een schizofrenie ontwikkelt is niet bekend. Maar er zijn wel sterke aanwijzingen dat bepaalde factoren en mechanismen bijdragen aan het zich manifesteren van de ziekte. Daarbij wordt er nu vooral een erfelijke belasting verondersteld” (Kaiser, 2007.p.222). Rümke geeft aan dat er steeds meer psychiaters en psychotherapeuten zijn “die een meer holistische visie hanteren, het bio-psychosociaal model, waarin ernaar gestreefd wordt maatschappelijke factoren, intrapsychische processen en biologische mechanismen te integreren” (Rümke, 2004.p.18). Het ziekteproces verloopt globaal genomen in een aantal fasen namelijk: • • • • • Prodromale fase met geringe verschijnselen en gedragsproblemen Psychotische waanstemmingen, met vaag gevoel voor angst en bedreiging Psychotische fase met positieve psychotische verschijnselen zoals wanen, hallucinaties en desorganisatie Psychotische fase met negatieve symptomen zoals gevoelsarmoede, gebrek aan initiatief en apathie, gevoel van leegte, motorische vertraging en spierstijfheid Rest fase met sociale en cognitieve problemen, gevoel van leegheid, gebrek aan zingeving (bron: Rümke, 2004) In de DSM-IV wordt een indeling gemaakt van verschillende subtypen van schizofrenie: 1. 2. 3. 4. 5. Paranoïde type (achterdochtswanen, gehoorhallucinaties) Gedesorganiseerde type (gestoord gevoelsleven, chaotisch gedrag) Catatone type (stoornis in het wilsgebied, spierstijfheid, echolalie of echopraxie) 4 Ongedifferentieerde type (kenmerkende symptomen zonder indeling) Rest type (negatieve symptomen, vreemde overtuigingen en ongewone zintuiglijke ervarin gen) (Kaiser, 2007. p.226 e.v.) Schizofrenie is niet te genezen en de behandeling bestaat dan ook uit het bestrijden van de symptomen en het onderdrukken of voorkomen van de psychotische verschijnselen. Ook probeert men de cliënt en zijn directe omgeving met de ziekte te leren omgaan en treft men de nodige voorzieningen. Rümke beschrijft een gangbare aanpak en geeft aan dat het belangrijk is “op verschillende niveaus (psycho-educatie, medicatie, training in sociale vaardigheden, kunstzinnige therapie, dagbesteding) tegelijkertijd te behandelen” (Rümke, 2007.p.214). Ook benadrukt ze het belang van rustig en regelmatig leven, niet te zware belasting en weinig kritiek uitoefenen (lage ‘expressed emotion’). Daarnaast blijkt cognitieve gedragstherapie goed te werken bij psychotische achterdocht en bij het horen van stemmen. Binnen de vaardigheidstraining wordt vaak gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘Liberman training’ ontwikkeld door de Amerikaanse psychiater Robert Paul Liberman. 4 Het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM) is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen (www.wetenschapsforum.nl). 16 Anneke Buikema Masteronderzoek Deze bevat de volgende componenten: • • • • • • Omgaan met psychotische symptomen Omgaan met medicatie Omgaan met sociale relaties en intimiteit Omgaan met werk Omgaan met vrij tijd Omgaan met verslaving (Kaiser, 2007. p.243) Een ander belangrijk begrip omtrent schizofrenie is ‘coping’. Coping is gedrag dat de cliënt aanwendt om met zijn situatie om te gaan. Dit kan bijvoorbeeld vermijdingsgedrag zijn om aan stress te ontkomen, het praten over hallucinaties om zo minder angstig te zijn. Zelfmedicatie door alcohol en druggebruik is een negatieve vorm van coping om met symptomen om te gaan. Duidelijk is dat de draagkracht en draaglast van de cliënt in balans moet zijn. 2.7 Beeldende therapie In Nederland is de aandacht voor creativiteit en expressie beïnvloed vanuit Oostenrijk en de V.S. door beeldend therapeuten als Edith Kramer, Margaret Naumburg, Florence Kane en Löwenfeld. Schweizer zegt hierover: ”Löwenfeld begon zijn werk in Oostenrijk en vertrok naar de Verenigde Staten. Hij stelde een fase-indeling op voor stadia in artistieke ontwikkeling die veel invloed gehad heeft op het denken in kunstopvoeding en kunsteducatie “ (Schweizer, 2009. P.33). Vanuit het kunstzinnig onderwijs en vormingswerk vormden de ideeën van mensen als Cizek, Liberty Tadd en Ellen Key de basis voor de ervaringsgerichte en activerende vormen van therapie voor kinderen en ook de theorieën van het Bauhaus over toepassing van kunst en ambacht waren van grote invloed (Itten, Klee en Kandinsky, 1919-1932). De introductie van de cognitieve ontwikkelingstheorie door de Zwitser Jean Piaget (1896-1980) moet in dit verband niet vergeten worden. Professor Dr. J.H. Plokker start in 1955 een atelier voor beeldende therapie en promoveert in 1957 op het onderwerp ‘beeldende expressie bij schizofrenen’. Dit kenmerkt het begin van de beeldende therapie in Nederland. Hij legde een grote collectie aan van meer dan 1100 tekeningen en schilderijen die door zijn familie in 1995 aan de Stichting Collectie De Stadshof is gedoneerd en die men momenteel kan bezichtigen in het Museum Dr. Guislain te Gent (www.collectiedestadshof. nl). In 1962 wordt de “Nederlandse Vereniging voor Expressieve en Creatieve Therapie” (NVECT) 5 opgericht die geleid wordt door psychiaters. Aanvankelijk richtte men zich op de beeldende therapie en later kwam daar muziek, dans en beweging bij. Rond de jaren zeventig verlieten de psychiaters de toenmalige Nederlandse Vereniging voor Kreatief Therapeuten (NVKT) en bleven alleen creatief therapeuten lid. Psychiaters zagen creatieve therapie als een diagnostische middel en niet als een therapeutisch middel en dit gaf onenigheid. Er werden verschillende therapieën gegeven zoals kunstzinnige therapie, activiteiten therapie, arbeidsbegeleiding en creatieve therapie. creatief therapeuten hadden geen eenduidige achtergrond en een duidelijke profilering was nodig.Aan het begin van de jaren tachtig was creatieve therapie een vast onderdeel geworden van behandeling in de psychiatrie. 5 De Nederlandse Stichting Collectie De Stadshof verzamelt en bevordert al 25 jaar outsiderkunst, kunstwerken die gemaakt zijn buiten het officiële kunstcircuit. Ik schilder dus ik besta 17 Dr. Henk Smeijsters speelt een belangrijke rol in de professionalisering van de creatieve therapie en ontwikkelde in zijn Handboek voor Creatieve Therapie het zogenaamde CT-Molecuul dat bestaat uit veertien elementen ontleend aan de literatuur waarop “kan worden voortgebouwd om langs de weg van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek een onderbouwde begripsbepaling te ontwikkelen” (Smeijsters, 2008). Ook introduceerde hij in 2006 de term vak therapie en hieronder wordt verstaan: “de behandeling van psychosociale en/of psychiatrische problemen van cliënten, waarbij op methodische wijze gebruik wordt gemaakt van beeldende, dans-drama, muzikale of psychomotorische interventies” (www.vaktherapie.nl). Een definitie van beeldende therapie die Smeijsters geeft: “Beeldende therapie is een vorm van behandeling waarbij ervaring van mensen ten behoeve van ontwikkeling processen centraal staat. De beeldende therapeut hanteert het proces van beeldend vormen (tekenen, schilderen, beeldhouwen en andere beeldende vormen) en de zichtbare en tastbare beeldende producten die hieruit voortkomen, als middel binnen de therapeutische relatie. In een behandelsetting wordt beeldende therapie in combinatie met andere behandel- en begeleidingsvormen gericht op een specifiek behandeldoel aangeboden met als doel op emotioneel, cognitief, sociaal of lichamelijk gebied een wenselijke verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie bij de cliënt te bewerkstellingen” (Schweizer, 2009. P.29). Er zijn een aantal therapeutische doelen die men met creatieve therapie probeert te bereiken: • • • • • • • • • • • Draagkracht en draaglast in balans te brengen Vinden van een zinvolle bezigheid Het activeren en enthousiast maken Ondersteunen van zelfzorg Expressie van emoties Serieus nemen van het eigen innerlijk leven Authentieke vormgeven van gevoelens Verwerken van verleden Zelfinzicht en zelfexpressie Groei van zelfvertrouwen Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst ( bron Rümke,2004. P.65) 2.8 Rehabilitatie door kunst Hoe kun je bepalen wat de meerwaarde is van schilderen in de behandeling van mensen met een schizofrene stoornis? Zorgt het voor zingeving in het dagelijks bestaan? Als non-verbale vorm van zelfexpressie om emotie en gevoelens te uiten maar ook om tot introspectie te komen kan het werken met beeldende middelen een helende functie hebben. Daarnaast kan het ontdekken of herontdekken van een talent van bijzondere waarde zijn. Samen bezig zijn met kunst als middel tegen eenzaamheid, om in contact te treden met anderen, en zo uit een sociaal isolement te komen. De uit Duitsland afkomstige psychiater Detlef Petry pleit in de documentaire ‘Uitbehandeld maar niet opgegeven’, voor een gelijkwaardige behandeling van mensen met een chronisch psychische beperking. “Des te meer aandacht en tijd er is des minder medicijnen heeft een patiënt nodig” zegt hij. Petry zoekt naar eerherstel (of te wel rehabilitatie) van de mens achter de patiënt om zo het stigma van krankzinnigheid weg te halen en de mens weer als medeburger te zien. Hij neemt zijn patiënten serieus, gaat met ze op reis, maakt muziek met ze, en zoekt naar verloren stukjes van hun levensgeschiedenis. (www.Document.nl). Het begrip ‘rehabilitatie’ wordt in dit verband geduid als: “ Rehabilitatie is niet louter ‘begeleiden’ of helpen compenseren voor onveranderlijke gebreken maar is een dynamisch proces van verandering (symptomen behandelen, vaardigheden verbeteren) en aanpassen (het bieden van een speciale setting, van sociale steun) waarbij de aanwezigheid van onbehandelbare handicaps, de minus van hun leven, wordt geaccepteerd. De hoop is niet gevestigd op mensen met een handicap, maar op mensen met mogelijkheden”, (Petry&Nuy, 1997.p.8). 18 Anneke Buikema Masteronderzoek 2.9 Resumé. In het theoretisch kader heb ik me gericht op het ontstaan en de betekenis van het begrip zelfexpressie en de ontwikkeling van ‘kunst in de psychiatrie’. Vanuit dit theoretisch kader is het begrip zelfexpressie geduid richting een aantal thema’s: zelfinzicht en zelfexpressie, serieus nemen van het innerlijk leven, authentieke vormgeving van gevoelens, verwerken van verleden, groei van zelfvertrouwen, vinden van een zinvolle bezigheid en geloof in eigen capaciteit voor de toekomst (zie p. 17). Deze vertalende begrippen vormen de hoofdaandachtspunten van waaruit de topics zijn gekozen voor de interviews. In hoofdstuk 3 zien we hoe de topiclijst, verweven met het beeldanalyse semiotisch model, de vragenlijst vormt voor de interviews. In hoofdstuk 4 zien we hoe de topics, uitgewerkt naar de deelvragen richting betekenisgeving en meerwaarde, leiden tot antwoorden op de centrale vraag. Zowel de topiclijst, beeldanalyse semiotisch model, als de vragenlijst zijn te vinden in de bijlagen. Ik schilder dus ik besta 19 3. Methode van onderzoek 3.1 Onderzoekssetting Voor de uitvoering van mijn onderzoek zocht ik een relevante instelling die paste bij de onderzoeksvraag. Ik kwam in contact met het ‘Psychosecircuit GGZ Drenthe’ waar men zich bezighoudt met de behandeling en rehabilitatie van mensen met schizofrenie. Er is onder andere een afdeling Creatieve Therapie en een atelier genaamd ‘Terpen10’. In de eerstgenoemde wordt therapeutisch gewerkt en in het atelier werkt men in de kunstklas vanuit de eigen creativiteit. De keuze om in contact te komen met mensen die werken in een kunstklas is vanwege de niettherapeutische invalshoek en dit sluit aan bij mijn centrale vraag die gaat over de meerwaarde van kunst in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie. Binnen het Psychosecircuit komt een diversiteit aan cliënten aangezien het een samenwerkingsverband is tussen zes afdelingen van GGZ Drenthe. Het doel is “binnen de regio Noord- Drenthe mensen met schizofrenie of een aanverwante psychose zo vroeg mogelijk op te sporen, te behandelen en hen en hun familieleden te ondersteunen om zo een wezenlijke bijdrage te leveren aan hun rehabilitatie, emancipatie en herstel” (Psychosecircuit, 2012). De open houding waarmee ik werd tegemoet getreden speelde een belangrijke rol in mijn keuze voor deze onderzoekssetting. Ik heb tijdens de uitvoering van het onderzoek de kunstklas van september tot en met december 2012 ongeveer twee keer per week mogen bezoeken. De interviews vonden plaats in het keramiek atelier dat zicht heeft op het schilder atelier. Hiervoor is gekozen omdat het een bekende en veilige plek is voor de respondenten. 3.2 Typering van het onderzoek. Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van de ‘Multiple Casestudy’, een kwalitatief empirische onderzoeksaanpak waarbij de volgende onderzoeksmethoden zijn gehanteerd: literatuurstudie, interviews, beeldanalyse van schilderijen en tekeningen en observaties van de ondervraagden. De vraag naar de meerwaarde van kunst in de rehabilitatie van mensen met een schizofrene aandoening staat centraal. De keuze voor het doen van een ‘Multiple Casestudy’ past bij de centrale vraagstelling omdat deze niet in algemene zin te beantwoorden valt, en de meerwaarde van kunst moeilijk te objectiveren is. Robert K. Yin beschrijft in zijn boek ‘Casestudy Research: Design and Methods’(2003) dat het belangrijk is: ”om vooraf aan te geven hoe je het antwoord gaat vinden op de onderzoeksvraag. Een goede onderzoeker stelt goede vragen, is een goede luisteraar, is flexibel en vasthoudend”( Yin, 2003) Het gaat in dit kwalitatief onderzoek om het kennen van de werkelijkheid vanuit het zogenaamde ‘insiders perspectief’ waarbij kennis en literatuur als richtlijn dient, en contact opbouwen met de betrokkenen in de onderzoekssituatie de basis is van het onderzoek. 3.3 Methode Het theoretisch kader zoals geschetst in hoofdstuk 2 is tot stand gekomen met behulp van literatuur, internetbronnen, (tijdschrift) artikelen en documentaire materiaal. Hiermee is informatie verkregen die nodig was om de ‘topiclijst’ samen te stellen en de interviews te ontwikkelen. De keuze voor de topics is gebaseerd op de aanname dat wanneer ze werden uitgewerkt dit zou leiden tot antwoorden op de vraagstelling. Er zijn verschillende instrumenten gebruikt (triangulatie) waarmee het onderzoeksmateriaal is verkregen: interviews, analyses van het beeldend werk en observaties. Door de benadering vanuit verschillende perspectieven zijn validiteit en betrouwbaarheid verhoogd. 20 Anneke Buikema Masteronderzoek Ook werd de validiteit vergroot door de ‘face to face’ interviews af te nemen in de vertrouwde omgeving van het atelier waarin de respondenten normaal gesproken werken. Voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek ontwierp ik de vragenlijst bestaande uit de topics en het semiotisch model voor beeldanalyse, die in elkaar werden geschoven omdat ze inhoudelijk op elkaar aansloten (zie: bijlage 1,2,3). Zo was het mogelijk met behulp van de vragenlijst, de topics vanuit beeldend perspectief te bespreken. De opgenomen interviews werden verbatim uitgeschreven en vervolgens is het beeldmateriaal geanalyseerd met behulp van het beeldanalyse semiotisch model (zie: Appendix). Voorafgaand aan ieder interview nam ik de tijd om de persoon in kwestie te leren kennen en op zijn of haar gemak te stellen. We spraken over de tekeningen en maakten een keuze uit het werk. Sommige werkstukken hingen in het atelier of in de gang, andere lagen in de ladekast op bevonden zich in het magazijn. Na afloop van het gesprek werd er koffie gedronken en de respondenten kregen een attentie als dank voor de deelname. Om voldoende informatie te verzamelen heb ik acht respondenten benaderd en interviews afgenomen. Per respondent zijn er steeds twee tekeningen of schilderijen besproken tijdens dit gesprek. Gedurende het proces heb ik gelet op de formulering van de vragen en het abstractieniveau aangepast aan de respondent. Om duidelijkheid te creëren was er afstemming met de instelling en de respondenten over de tijdsduur en looptijd van het onderzoek. De selectie en benadering van de respondenten is in overleg met de directe begeleiders van de kunstklas tot stand gekomen. Voorwaarde voor de selectie was dat de diagnose ‘schizofrenie’ was gesteld, dat er gewerkt werd met tekenen of schilderen, en dat de respondenten geen acute psychose hadden. In totaal heb ik gedurende drie maanden, twee dagdelen per week het atelier ‘Terpen10’ bezocht. Een korte kennismaking met de respondenten is te vinden in bijlage 4. Na het uitwerken van de beeldanalyses is het verkregen onderzoeksmateriaal ingevoerd in Atlasti. Dit is een tool voor digitale verwerking van kwalitatief onderzoek die zorgt voor transparantie in de verwerking van de dataverzameling. Zowel de interviews als de beeldanalyses zijn eerst breed gecodeerd. Dit gebeurde door het arceren van tekstdelen en beeldaspecten en deze te koppelen aan termen (codes). Sommige termen golden zowel voor het beeld als voor de tekst. Respondent 1 zegt bijvoorbeeld in het interview dat hij contourlijnen in kleur aanbrengt om bescherming aan te brengen. Vervolgens kregen zowel de tekst als het detail uit de tekening dezelfde code. Aansluitend werden alle codes handmatig genummerd en onder de thema’s van de topiclijst ingevoerd. Hierdoor was het mogelijk lijsten uit te draaien van bijvoorbeeld de topics of afzonderlijke codes met de daarbij behorende uitspraken en beeld details. Na de invoering van het onderzoeksmateriaal in Atlasti zijn de resultaten stapsgewijs met behulp van de ‘framework analysis’ gerubriceerd en geanalyseerd ( Pope, 2006. p.73). Deze methode voor kwalitatief onderzoek is een meer praktische variant van de ‘Grounded Theory’ benadering zoals beschreven door Miles en Huberman (Ritchie, 2002). Hieronder volgen de stappen: Stap 1. Familiarisation. In deze eerste fase is de letterlijke transcriptie van de opgenomen interviews gemaakt en is het beeldmateriaal geanalyseerd met behulp van het semiotisch model. De topics, de beeldanalyses en onderwerpen heb ik mezelf eigengemaakt door het herlezen van het materiaal. Stap 2. Identifying a thematic framework. In de volgende fase is het verkregen onderzoeksmateriaal in Atlasti ingevoerd. Eerst op code onder diverse termen en vervolgens zijn de codes ingevoerd op supercode onder de topics. Dit gaf me de mogelijkheid per code of per topic lijsten uit te draaien met hierin de codes en ‘quotations’ (zie bijlage 5). Ik schilder dus ik besta 21 Stap 3. Indexing. In deze fase werden per respondent de resultaten van de interviews en de beeldanalyses weergegeven aan de hand van de topics. Vervolgens werden de resultaten in hoofdstuk 4 per respondent verwerkt en onder de topics geplaatst, dus topic 1 respondent 1t/m 8, topic 2 respondent 1 t/m 8, topic 3 respondent 1 t/m 8 etc. Stap 4. Charting In hetzelfde hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven aan de hand van de zeven topics per respondent op deelvraag namelijk betekenisgeving, meerwaarde en beide aspecten. Zo zijn de in kaart gebrachte thema’s samengevat. Deze laatste fase is in het rapport weergegeven voor zowel de interviews als de beeldanalyses. Stap 5. Mapping and Interpretation. In hoofdstuk 5 volgt de samenvattende case analyse en bespreek ik per respondent de conclusies van samenhang tussen interviews en beeldanalyse richting betekenisgeving en meerwaarde. In hoofdstuk 6 kom ik tot de eindconclusie waarin verbanden worden gelegd met de literatuur waardoor ik tot interpretatie en eigen visie met betrekking tot de vraagstelling kom. Deze laatste fase vormt de basis voor de aanbevelingen 3.4 Verantwoording analyse. In mijn beeldanalyse maak ik gebruik van de semiotische benadering omdat deze inhoudelijk aansluit bij mijn onderzoek waarbij het gaat over beelden, hun betekenis en de communicatieve waarde hiervan. Het semiotisch model zoals ontwikkeld door M.T. van der Kamp voor de Universiteit van Amsterdam (www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl) is een methode die de beeldende laag en middelen, de narratieve laag, en de symbolische laag beschrijft om tot betekenis te komen. De basis voor de semiotiek werd reeds gelegd in de 3e eeuw v.C. door Plato en Aristoteles en als theorie werd het begrip semiotiek ingevoerd door de filosoof John Locke (1632-1704). Omstreeks 1935 werd de semiotiek, die tot dan toe vooral binnen de taalwetenschap werd toegepast, ook voor visuele beelden bruikbaar gemaakt door de Amerikaanse filosoof Charles Sander Peirces (18391914). Hij probeerde inzicht te verkrijgen in de complexe verhouding tussen het visuele beeld (teken) en haar betekenis. De Franse filosoof en semioloog Roland Barthes (1915-1980) ontwikkelde de theorie over de ‘gelaagdheid in betekenisgeving’ waarbij hij ervan uitgaat dat een teken op twee niveaus te duiden is. Het eerste geeft de letterlijke betekenis (denotatief niveau) en het tweede geeft de onderliggende of tweede betekenis laag (connotatief niveau). Deze theorie is essentieel in communicatie-processen wanneer het gaat over het belang van betekenis van beelden voor zowel de kunstenaar als het publiek (www.studiumgenerale.nl). Binnen het semiotisch model voor beeldanalyse komt het denotatief niveau aanbod in de beeldende laag zoals licht, kleur, vorm, compositie, materiaalgebruik, en vorm. Het connotatief niveau zien we in de narratieve laag zoals titel, thema, voorstelling, figuratief of non-figuratief, en in de symbolische laag zoals betekenis van het beeldend werk, bedoelde functie van de maker, symboliek, visie, idee, opvatting, interpretatie en de gebruikscontext waarbij rol van de beschouwer aan bod komt. 22 Anneke Buikema Masteronderzoek Ben Schasfoort maakt onderscheid tussen materiële beelden die zintuigelijk waarneembaar zijn en mentale beelden die in de hersenen gevormd worden. Dit laatste kan zowel vanuit de waarneming als naar de fantasie, dromen of herinneringen. Beelden kunnen volgens hem als teken of symbool verwijzen naar gedachten ideeën en opvattingen en op deze manier als communicatie middel fungeren. Hij bespreekt globaal genomen drie verschillende methoden waarmee je beelden kunt analyseren namelijk de stijlanalytische, de iconoclastische en de semiotische benadering. De eerste twee benaderingen maken gebruik van formele kenmerken om een beeld onder te brengen binnen een klasse of periode om ze vervolgens binnen een breder cultuurhistorisch perspectief te plaatsen. De semiotische analyse richt zich aan de ene kant op het ontstaan, functie en gebruik van tekens en aan de andere kant op het interpretatief gedrag van gebruikers. Plaatsing binnen kunsthistorisch perspectief heeft niet de eerste prioriteit en dit sluit aan bij de intentie van kunst geproduceerd door mensen met een psychiatrische handicap (Schasfoort, 2007). Bij de bespreking van de beeldaspecten kleur en vorm maak ik gebruik van de theorie van Johannes Itten (1888-1967) die als kunstenaar en docent werkzaam was binnen het Bauhaus en geroemd werd om zijn theorievorming omtrent de beeldaspecten. De basis van de kleurenleer van Itten is de twaalfdelige kleurencirkel die bestaat uit de primaire kleuren: geel, (magenta) rood en (cyaan) blauw. Deze drie kleuren staan centraal en van hieruit worden de mengkleuren gevormd uit telkens twee primaire kleuren. In de kleurencirkel zien we de primaire kleuren geel, (magenta) rood en (cyaan) blauw. De zogenaamde secundaire kleuren zijn oranje, groen en violet en de tertiaire kleuren ontstaan uit de menging van een primaire en een secundaire kleur. Itten bespreekt in zijn werk de begrippen additieve (licht)- en subtractieve (pigment) kleurmenging maar het voert te ver om hierop in te gaan (bron: Itten, 2002). Itten ontwikkelde zijn beeldende vormleer tijdens zijn onderwijspraktijk in het Bauhaus en gaat hierin uit van contrasten: “De grondslag van mijn ‘beeldende vormleer’ was de algemene contrastleer. Het licht-donker, de materiaal-en textuurstudies, de vorm- en kleurleer, het ritme en de expressieve vormen werden in hun contrastwerking besproken en uitgebeeld” (Itten, 1986). Ik schilder dus ik besta 23 Andere contrasten zijn bijvoorbeeld: vorm- vlak, open-dicht, dik-dun, horizontaal-verticaal, lichtdonker, open-dicht, recht-grillig, onregelmatig-strak. Met betrekking tot lijnvoering geeft Itten aan dat golvende lijnen kunnen duiden op rust en chaotische onregelmatige lijnen met scherpe hoeken kunnen duiden op opwinding en angst. Verder wordt er gesproken over geometrische vormen (rechthoek, driehoek en vierkant) en organische vormen (of zogenaamde natuurlijke/ groei vormen). Het begrip textuur refereert naar de tactiele kwaliteit van materialen of de suggestie hiervan met behulp van bijvoorbeeld potlood. Concluderend kun je zeggen dat bovengenoemd ‘semiotisch model’ en de theorie van Johannes Itten omtrent de beeldaspecten worden toegepast binnen de analyses van het beeldmateriaal van de geïnterviewde respondenten. 24 Anneke Buikema Masteronderzoek 4. Resultaten 4.1 Resultaten interviews In dit hoofdstuk bespreek ik de resultaten per respondent en plaats deze onder de verschillende topics. Ik maak gebruik van de eerder toegepaste begrippen en analyseer de antwoorden van de respondenten richting de deelvragen om uiteindelijk tot een antwoord op de centrale vraag te komen. De eerste deelvraag gaat over de betekenis die mensen met schizofrenie toekennen aan het maken van kunst c.q. schilderen. De tweede deelvraag gaat over de meerwaarde van schilderen in het kader van de rehabilitatie van de cliënten. 1.Zelfinzicht en zelfexpressie Betekenisgeving De vraag of het tekenen of schilderen fungeert als een vorm van zelfexpressie wordt door alle respondenten positief beantwoord . De invulling van het begrip zelfexpressie verschilt per respondent en functioneert als een uitlaatklep voor emoties zoals vreugde, angst, verdriet, boosheid en bijvoorbeeld eenzaamheid. Respondent 4 zegt hierover: “Ja vooral eh, de angst gevoelens die ik heb gehad, dat helpt mij echt eh, ja het helpt me wel verwerken. Ik heb ook mandala’s ontworpen, hierin breng ik gevoelens tot uitdrukking”. Voor twee respondenten is tekenen de manier om fantasie te uiten en het eigen talent te tonen aan de omgeving. Respondent 7 ziet het als een fijne manier om zich uit te leven:” Langzamerhand met tekenen dat ik dan leerde dingen te verwerken en zo. En eh, nou dat gaat nou zo goed dat ik haast geen problemen meer merk. Het is net zoals sport, je kan je lekker uitleven zonder dat je hoeft te vertellen van hier heb ik last van of zo”. Wanneer we spreken over zelfexpressie en zelfinzicht dan blijkt dat het tekenen een manier is om uitdrukking te geven aan de verbeelding van wanen, paranoia of auditieve hallucinaties. Drie respondenten drukken paranoïde gevoelens en angsten uit bijvoorbeeld: “alternatieve zaken zoals ufo’s en meer in die richting, in complotten en noem maar op zeg maar, dat is daarin verwerkt”. Respondent 8 geeft aan:” Dan zit er een hoop achterdocht in, paranoia ook. Maar schilderen dat liegt niet tegen je. Als je gaat schilderen heb je te doen met wat erop staat en er is niemand die wat heeft gedaan of zo, mocht je dus neiging hebben dus achterdochtig te zijn. Dus het is verschrikkelijk lekker werken”. Hier zien we dat het tekenen helpt om tot zelfinzicht komt. Voor alle respondenten vertelt de tekening zijn of haar verhaal en ook hierin zien we de verbeelding van de waan op papier. Respondent 1 zegt hierover:” Ik heb dan schizofrenie…ik noem het dan oorlog in mijn hoofd en heel druk in mijn hoofd, een heleboel mensen tegen me aan het praten. En dan zie ik ook een beetje deze wezens, dat zijn als het ware, die eh eh ja eh die stemmen die ik dan hoor”. De respondent geeft aan dat de wezens in de tekening een uitbeelding zijn van de stemmen in zijn hoofd. Respondent 6 legt uit: “Ik teken naar geluiden”. Deze tekenaar komt via meditatie af van de stemmen in zijn hoofd en tekenen fungeert als mediteren. Ik schilder dus ik besta 25 Het tekenen of schilderen wordt door twee respondenten gezien als uitdrukking van religie of spiritualiteit en toont hang naar kosmos of ruimte. Zo zien we een ‘vliegend hotel’ waarin ideeën over het leven na de dood door respondent 3 worden weergegeven: “Het gebouw als je dood gaat kom je hier terecht. Ik bedoel dat is niet op waarheid gebouwd het is zomaar een verhaal. Nou dan kun je hier, heb je hier een hele grote zaal daar kun je zitten en kun je je vorige levens kun je zien. Die worden hier dan getoond. Dan kun je gewoon net als een soort bioscoop of zo, hier heb je iets eh, daar kun je alles terug zien van wat er gebeurd is in één levens zeg maar. Alle situaties die je misschien goed of niet goed”. De respondent reflecteert door middel van de tekening over zijn leven en probeert zo tot zelfinzicht te komen. Meerwaarde Alle respondenten geven aan dat ze het tekenen en schilderen als zinvolle dagbesteding ervaren en (op één na) bezoeken regelmatig (1 – 2x per week) de kunstklas. Ze komen graag en vinden het leuk, het tekenen geeft plezier en biedt leerervaring. Respondent 2 geeft aan de opdrachten soms pittig te vinden en stelt hoge eisen aan zichzelf. Respondent 8 heeft inmiddels een eigen atelier via de GGZ Drenthe en werkt zelfstandig als beeldend kunstenaar. Respondent 3 is grafisch vormgever geweest en doet nog steeds opdrachten in die richting. Respondent 8 geeft aan dat het schilderen zelfvertrouwen geeft en kwaliteit van leven biedt. Het tekenen en schilderen in de kunstklas biedt de mogelijkheid tot het aangaan van sociale contacten. Voor vijf van de acht respondenten is dit belangrijk. Respondent 2 geeft aan ruimte om zich heen nodig te hebben, “een keer een praatje maken is niet erg, maar niet te vaak”. Respondenten 3 en 8 geven aan minder behoefte te hebben aan sociale contacten via de kunstklas. De respondenten geven allen aan een korte spanningsboog te hebben en gevoelig te zijn voor drukte en prikkels. Alle respondenten ervaren dat het tekenen rust en concentratie geeft. Dit betekent voor sommigen dat men tijdens het werken als het ware ‘in de tekening zit’. Respondent 1 legt uit: “De ruimte is sowieso heel erg fascinerend, ja in mijn verbeelding ben ik daar wel ja even op dat schip. Ik leeft dan heel erg mee met wat er op de tekening gebeurt”. Respondent 3 vertelt: “als ik gewoon teken dan zit ik heel erg in de rust inderdaad, heel geconcentreerd en eh, ja gewoon dicht bij mezelf dat is echt prettig”. Respondent 7 geeft aan: “Dan ben ik heel geconcentreerd bezig zo, dan ben ik wel wakker. Dan is iedereen kletsen en zo. Ja, soort proces is dat, het is eh, opluchting krijgt of zo. Dat je, dat je, je krijgt er voldoening uit. En ja zo weet je wel heel beetje dat je weet van jezelf dat je het kan. Dat is al heel mooi”. Beide aspecten Een aantal respondenten komt via het tekenen tot zelfinzicht en zelfreflectie als het gaat om hun psychische problemen, de kijk op het leven en de toekomst. Dit komt in de verdere conclusies nog uitgebreid aan de orde. Tekenen heeft voor deze doelgroep ook een helende functie, dit komt verderop ter sprake. Respondent 4 zegt hierover:” Je bent hier meestal bezig om eh, ja door het schilderen een beetje om alles kwijt te raken. Niet om het op te wekken, maar om het kwijt te raken”. 26 Anneke Buikema Masteronderzoek 2. Serieus nemen van het eigen innerlijk leven Betekenisgeving Alle respondenten tekenen of schilderen realistische beelden. Daarnaast maakt eén respondent ook abstract werk. Drie van de acht respondenten geven duidelijk in taal aan dat hun werk vanuit het innerlijk ontstaat. De anderen benoemen met name de thematiek waaraan ze werken en deze weerspiegelt het serieus nemen van het eigen innerlijk leven. Het verbaal uitleggen van innerlijke gevoelens blijft oppervlakkig zoals bijvoorbeeld:” Ik teken graag portretten, ja die deed ik ook uit mijn hoofd. Nou, ja dat ben ik wel en misschien ook wel te serieus. Het is wel belangrijk wat ik maak dat het een beetje lijkt” of :“Nou eerlijk gezegd breng ik eerder het gevoel van de schilder tot uitdrukking dan dat van mijzelf”. De onderwerpen variëren per respondent zoals daar zijn: ‘Star Trek’, portretten en ogen, mandala’s, vliegende bouwwerken, fantasieonderwerpen, nagetekend werk van kunstenaars, berglandschappen, dieren en experimenteel werk. Ze staan symbool voor de denk en gevoelswereld van de tekenaar. De fascinatie voor ‘Star Trek’ en ruimteschepen weerspiegelt niet alleen de wereld in het hoofd maar ook de toekomstvisie van de respondent: “Dat aan het eind van de lichtstraal dat het toch nog goed komt met de wereld”. Voorbeelden van symboliek zijn: • robotfiguren als “een soort lijfwachten van de aarde en de toekomst” • de cirkel: “Het geeft mij geborgenheid en zelfvertrouwen in een cirkel” • berglandschap: ”Dus mijn huis een paar kilometer allemaal bergen” • kleur: rood als kleur van de liefde; zwart bij depressie • ogen: zwarte ogen als symbool voor de leegte in het gevoelsleven Respondent 8 geeft aan dat schilderen: ”is geen uitdrukking van mijn gevoel, maar het is ten eerste gekleurd. Het is toeval, een beetje toeval een kans geven”. Meerwaarde Door het werken aan specifieke thema’s ontstaat bewustwording en respondent 3 zegt het zo: “Nee toen ik dit getekend had dan, ja en toen was het er inderdaad ook echt uit, ik wil me niet met dit soort dingen bezig houden”. Ook leidt het bij respondent 4 tot zelfkennis: “Maar zo gauw als ik weer een beetje in paniek raak of zo dan ga ik weer in de cirkel tekenen. Ja dan kies ik weer voor dat ronde. Dat geborgenheid ja”. Daarnaast toont respondent 7 gevoel van trots en acceptatie: “Dat ik talent heb en zo en dat mag laten zien”. Beide aspecten Door middel van het tekenen verwerkt respondent 1 een trauma’s dat hij in het leven heeft opgelopen en benoemt dit ook:” Ik ben mijn moeder ook heel vroeg verloren, toen was ik 8. Dat dit een manier is om het te verwerken”. Respondent 8 geeft het leereffect aan:” Je vergeet niks, je gaat gewoon door met de ontwikkeling ook”. Ik schilder dus ik besta 27 3. Authentieke vormgeving van gevoelens Betekenisgeving De vraag naar het herkennen van het eigen unieke handschrift wordt door 6 van de 8 respondenten bevestigend beantwoord. Respondent 2 zegt haar eigen handschrift niet te herkennen en respondent 6 zegt hierover:” Mijn eigen hand, zoals ik al zei doet er niet toe, het gaat om de hand van de schilder”. Respondent 7 geeft aan dat ze haar eigen stijl leert zien doordat anderen haar hierop wijzen maar dat het een groeiproces is:” Als je dan weer terugkijkt denk je wie was dat, was ik dat dan denk je nee dat kan niet. Dat is heel raar. Ja dat vanzelf, ja, het groeit zeg maar”. Over de authentieke vormgeving van gevoelens zegt respondent 1:”Het is ook zo dat als ik slaap dan zie ik nog die beelden. Want ik kijk ook wel ‘Star Trek’ . Dan zie ik zo die beelden voor me, ik kan zo alles visualiseren”. Respondent 8 vertelt :”Ja, maar een beetje het thema is soort van vrijheid. Ik zeg wel eens ik had dit niet kunnen maken zonder. Ja noem maar op, Karel Appel, Vincent van Gogh. En het is helemaal mijn eigen stijl. Je eigen vormentaal”. Respondent 3 geeft aan bij zichzelf een verandering te herkennen en legt dit zo uit: ” Herkenning van ander, krachtig soort handschrift. Ja weet niet het is meer het gevoel ook hé. Het ontstaat gewoon op een andere manier”. Interessant is dat respondent 2 en 5 het vormgeven van gevoelens niet bespreken maar koppelen aan het onderwerp dat ze schilderen. Alle respondenten vinden het lastig om over emoties te spreken, het lijkt alsof de vraag niet geheel doordringt. Ook voel ik enige spanning wanneer ik dit onderwerp aansnijdt. Er wordt omheen gedraaid en respondent 4 zegt het zo:” Eh, ja dan ga ik een beetje eh, dat is heel apart dan ga ik een beetje los een beetje bloemen zitten tekenen. Gewoon van gevoel van dat moment”. Meerwaarde De vraag ‘Herken jij ook in jouw handschrift je eigen ziekteproces?’ wordt door respondent 1 bevestigd, hij zegt hierover:” Ik zie echt wanneer ik in de put zit. Dat kan ik aan mijn tekenen en schrijven wel merken. Met tekenen helemaal. Als ik eh ja, een beetje depressief ben dan gebruik ik toch minder kleur. Dan ga ik meestal over op potlood. Dat eh zwarte”. Respondent 6 koppelt deze vraag aan zijn ervaring dat hij door meditatie van zijn ‘stemmen’ af is gekomen en vertelt hierover:” Ja tekenen dat is ook een vorm van meditatie, bijvoorbeeld je op een mandala concentreren. Net wat je goed doet, als het maar aanslaat is het goed, want eh. Dan ben je voorgoed van je stem af. Als je een paar keer schizofrenie geweest, dan weet je, die ervaringen”. Respondent 8 geeft aan dat het schilderen strijd kost maar dat het ook veel oplevert:” De vrijheid dat je kunt kiezen wat je wil, dat heb je niet altijd in contact met mensen. Dus dat is, ja dat is een privilege. Het is heerlijk”. 4.Verwerken van verleden Betekenisgeving Wanneer het gaat over het verwerken van het verleden geven de respondenten aan dat het tekenen en schilderen voor hen een helende functie heeft. Respondent 1 vertelt dat hij tijdens het tekenen in een andere wereld is en dat als prettig ervaart. Hij zegt hierover:” Ja dat hoort wel bij het verwerkingsproces, een soort cirkel zeg maar. Een veilige plek”. Respondent 2 zegt dat ze “in de war is geweest’ maar weer wat tegen de wal opklautert”, het tekenen heeft hierbij geen helende functie, ze heeft altijd al getekend. Over het verwerken van het verleden zegt respondent 3:” Het is niet voorbij of zo. Ja, ik bedoel ik heb het wel verder gewild maar ja, dat zie ik dan even niet”. Respondent 4 vertelt dat ze nog lang niet toe is aan het verwerken van het verleden: ” Ja dat hoort wel bij het verwerkingsproces, een soort cirkel zeg maar. Een veilige plek”. 28 Anneke Buikema Masteronderzoek Respondent 2 zegt dat ze “in de war is geweest’ maar weer wat tegen de wal opklautert”, het tekenen heeft hierbij geen helende functie, ze heeft altijd al getekend. Over het verwerken van het verleden zegt respondent 3:” Het is niet voorbij of zo. Ja, ik bedoel ik heb het wel verder gewild maar ja, dat zie ik dan even niet”. Respondent 4 vertelt dat ze nog lang niet toe is aan het verwerken van het verleden:” Ja, als ik mij heel erg druk maak dan moet ik oppassen want anders komen ze weer. Dan moet ik gaan rusten en dan doe ik dat dus niet dan krijg ik er weer beetje last van. En die geven je weer opdrachten die stemmen en dan kom je in lelijke posities”. Het tekenen heeft voor haar wel een helende functie en helpt bij terugval:“ Maar zo gauw als ik weer een beetje in paniek raak of zo dan ga ik weer in de cirkel tekenen. Ja dan kies ik weer voor dat ronde. Dat geborgenheid ja”. Respondent 5 reageert op het begrip ‘verleden’ met:” Nou dat is quality time, dat heb ik gelezen, daar heb ik geleefd. Dagelijks schilderen, altijd daar”. Respondent 6 geeft aan binnen het tekenen niet met verwerken van het verleden bezig te zijn. Voor respondent 7 is het een kwestie van “je geest gewoon openstellen en dat op papier zetten”. Ze benoemt letterlijk: “Ja, je tekent dan eh, zeg maar een beetje therapeutisch. Was het heel veel drukte in mijn hoofd, ja heel veel drukte”. Respondent 8 ervaart het schilderen als helend: “ denk ik eh dat het eh psychose voorkomt. Nou waar het een zit kan het ander niet zitten. Dus je wordt niet in de war”. Meerwaarde De meerwaarde van tekenen en schilderen in het kader van de rehabilitatie is dat de respondenten bezig zijn met trauma verwerking. Respondent 1 en 7 hebben beide hun moeder verloren en hierover zegt de eerstgenoemde:” Ik ben mijn moeder ook heel vroeg verloren, toen was ik 8. Dat dit een manier is om het te verwerken”. Respondent 2 reageert niet op de vraag omtrent het verwerken van het verleden. Respondent 3 en 8 zijn beide tijdens het tweede jaar van de kunstacademie psychotisch geworden en verloren toen voor een bepaalde tijd hun artistieke expressie mogelijkheid. Beide geven aan dit teruggevonden te hebben bij het Psychosecircuit (GGZ-Drenthe) en in de kunstklas. Voor respondent 3 geldt dat hij bezig was een grafisch bedrijf op te starten. Nu geeft hij weer vorm aan deze capaciteiten via werkzaamheden voor een SW-bedrijf. Respondent 4 zit nog midden in de verwerking van traumatische ervaringen opgedaan in haar laatste werkperiode:” Die hebben vier jaar lang me het leven zuur gemaakt. Ik was hier in een gesloten opname en ik voelde me hier zelfs nog niet veilig voor de mensen van het werk”. Respondent 5 gaat in zijn werk terug naar het landschap van zijn jeugd maar spreekt niet over verwerking. Voor respondent 6 is tekenen een vorm van meditatie om de auditieve hallucinaties kwijt te raken. Het tekenen geeft respondent 7 afleiding en voldoening en respondent 8 legt uit dat:” Dus het is in die zin heb ik zoiets van, ja het is helend. Het is helend. Natuurlijk heb je nog herinneringen, psychoses en tijden en zo. Maar je moet gewoon door, het schilderij moet gewoon af”. Beide aspecten Respondent 7 vertelt dat ze de laatste tijd veel rustiger tekent en als het haar niet bevalt schildert ze er gewoon overheen. Hiermee geeft ze aan dat ze minder snel uit het lood raakt en nieuwe kansen creëert als het even niet goed lukt. Omgaan met tegenslag dus. Voor respondent 8 is het schilderen een professionele bezigheid en ook hij vertelt hoe hij omgaat met tegenslag:” Nee. Ik denk dat ik heel sterk ben geworden. Ik denk dat ik zelf wel goed is. Dan doe ik het wel weg, want er is altijd wel iemand die het mooi vind”. Wel geeft hij zijn beperking aan:” ik heb maar korte spanningsboog op een dag. Ik zou graag de hele dag schilderen, maar dat red ik niet. Dus ik eh, dat is mijn handicap, dat je niet gewoon door kunt gaan. Daar heb ik geen energie voor. Dus dan moet het zo, dat vind ik wel eens jammer hoor!” Ik schilder dus ik besta 29 5.Groei van zelfvertrouwen Betekenisgeving Respondent 1 geeft aan dat waardering voor zijn tekeningen van anderen hem blij maakt. Het is niet zo dat hij zijn eigen werk erg goed vindt maar:” Als anderen het zeggen ja het ziet er goed uit, dat streelt mijn ego wel”. Respondent 2 zegt dat er mensen zijn die veel beter tekenen dan zij doet. Desalniettemin tekent ze al vanaf haar 13e en doet dit erg graag. Respondent 3 zegt niet van zichzelf dat hij goed tekent en wekt niet de indruk dit belangrijk te vinden. Wel vermeldt hij een aantal successen die hij heeft geboekt zoals de software voor een documentensysteem dat hij heeft ontwikkeld en dat nu al 4 jaar draait in een bedrijf. Respondent 4 is heel erg trots op de expositie die ze heeft gehad, waar al haar familie is geweest:” Gewoon een beetje kroon op mijn werk van eh, ja dat ik eh toch zo ver gekomen ben dat ik toch zo’n expositie heb en dat ze trots zijn dat ik dat nu heb”. Voor respondent 5 betekent het schilderen:” Blij. Plezier, het doet plezier”. Het begrip zelfvertrouwen staat voor hem in relatie tot bezig zijn en veel productie maken. Respondent 6 voelt zich kunstenaar en vindt zichzelf redelijk intelligent. Ook hij is trots op de expositie die hij heeft gehad. Respondent 7 heeft duidelijk zelfvertrouwen en is erg trots als ze iets verkoopt of exposeert: “Ja wel het vertrouwen dat je weet dat je het kan. Dat je hier binnen loop zo van, nou wat wordt de opdracht. Dat je dan weet oh daar kan ik wel wat van maken en zo. Ja dat wel”. Voor 7 respondenten geldt dat door het tekenen en schilderen het zelfvertrouwen positief wordt beïnvloed. Respondent 8 werkt als professioneel kunstenaar en vertelt dat zijn ontwikkeling in stapjes is gegaan. Hij beschrijft hoe hij na zijn eerste psychose jaren niet heeft geschilderd maar door de hulp van GGZ-Drenthe weer op dit spoor is gezet. Hij kan zijn eigen werk goed beoordelen op kwaliteit en de mening van het publiek relativeren. Dit wil niet zeggen dat hij zich niet van de buitenwereld aantrekt en hier zegt hij over:” Maar aan de andere kant heb ik wel zo’n vertrouwen in mijn eigen, hoe noem je dat, criteria. Dat ik op mijzelf kan voortgaan zeg maar. Van oké die is gelukt, dan gaan we weer”. Dit betekent dat hij een goede balans heeft gevonden als het gaat om zijn beeldend werk. Meerwaarde Groei van zelfvertrouwen wordt ook bereikt door het ontwikkelen van talent. Respondent 1 geeft aan dat hij gegroeid is in zijn beeldend werk, meer ervaring met verschillende materialen en een beter vormgevoel heeft gekregen. Hij zou graag nog wat tekenlessen volgen. Voor respondent 3 is het belangrijk dat zijn software wordt verkocht. Respondent 4 is erg trots dat ze nu niet meer op opname zit en zelfstandig kan wonen. Ook spreekt ze met trots over haar dochter die is afgestudeerd en als docent Engels werkt. Deze succesverhalen zijn goed voor het zelfbeeld. Respondent 6 zegt zeer geëmancipeerd te zijn, zijn eigen potje te kunnen koken en de wens heeft meer zelfstandig te wonen. Respondent 8 heeft zijn plaats gevonden in de samenleving en zegt hierover: ” Maar goed eh, kunstenaar met een flinke handicap dat heb ik jaren lang moeten overwinnen. Ik heb nog steeds die handicap, maar het gaat eh, ja. Het is gewoon heerlijk”. 6.Vinden van een zinvolle bezigheid Betekenisgeving Van de acht respondenten komen zeven wekelijks naar de kunstklas en omdat het een inloop situatie is kunnen ze zelf bepalen op welke dag ze deelnemen. De respondenten geven aan dat het werken hier rust geeft en sociale contacten oplevert. Respondent benoemt het tekenen als het ontwikkelen van talent en fantasie.Voor respondent 2 betekent het veel om op non-verbale wijze met mensen samen te werken:” dan hoef je niet per se te praten maar dan heb je toch ook een beetje contact met de mensen “. 30 Anneke Buikema Masteronderzoek Respondent 3 geeft aan:” Ik vind het gewoon leuk om te doen het is een van de weinige dingen die ik echt leuk vind!”. Ook hij vindt verbaal contact minder belangrijk en zegt hierover:” Maar in principe vind ik het helemaal niet zo belangrijk om er over te praten, ik bedoel als je toch op zoek bent naar de zin van het leven moet het toch uit jezelf komen”. Hier zien we dat het zoeken naar zingeving in verband gebracht wordt met de artistieke uitingsvorm. Zowel respondent 2 als respondent 4 letten specifiek op de drukte en kiezen voor rust in de omgeving. Respondent 4 legt uit dat dit verband houdt met haar prikkel gevoeligheid door de psychose. Tijdens het werken sluit ze zich af voor haar omgeving en draagt oordopjes tegen schelle geluiden. Respondent 2 zondert zich zo nu en dan af in het magazijn om zich af te sluiten voor prikkels van buitenaf. Ze geeft aan ruimte om zich heen nodig te hebben. Voor zowel respondent 5 als 6 is het tekenen een belangrijke bezigheid dat zorgt voor afleiding en mogelijkheid tot gesprek biedt waarbij respondent 6 zijn ervaringen met anderen deelt en advies geeft hoe af te komen van de stemmen in je hoofd. Wanneer we spreken over een zinvolle bezigheid dan gaat tekenen voor respondent 1 over de betekenis die hij toekent aan zijn onderwerp. In ‘Star Trek’ ziet hij een vredelievende samenlevingsvorm van mensen met andere wezens:” Dat iedereen gelijk is in plaats van dat mensen oorlog voeren. Dat trekt me in’ Star Trek’ heel erg aan”. Respondent 7 gaat schrijven of tekenen wanneer ze zich niet goed voelt om zo alles te verwerken. Bijvoorbeeld de dood van haar moeder verwerkt ze in haar tekeningen. Maar verbaal uitleggen wat ze tekent is lastig voor haar. Voor respondent 8 betekent het schilderen: “Bezig zijn met iets dat tastbaar is. Vormentaal, klinkt als ontastbaar, maar het is wel tastbaar. Je kan het, je kan het doen. Ik weet dat het in mij zit”. Meerwaarde Naast rust en sociale contacten biedt het tekenen en schilderen veel plezier en geeft voldoening. Respondent 1 zegt bijvoorbeeld:” Dan ben ik blij dat ik wat gemaakt heb in plaats van voor de t.v. gezeten heb”. Over de balans tussen draagkracht en draaglast zegt respondent 2: ”Ja, ik woon op mezelf, hier vlakbij. Dan heb ik tenminste het gevoel, ik kan uren alleen zijn dat vind ik helemaal niet erg en eh, dan kan ik is laten bezinken van overdag want dat is druk en alles”. Respondent 7 toont haar kwetsbaarheid en legt uit:” Maar goed ik kan ook niet alles in mijn eentje doen”. Respondent 3 benoemt de strijd die hij levert wanneer er terugval is maar toch realiseert hij zich:” Er gebeuren dingen die juist veel duidelijk maken of toch ook wel eh, ook wel een zin, maar ook wel een stimulans om door te gaan”. Hierover zegt respondent 4 dat grenzen stellen in het leven en rust nemen essentieel is. Voor respondent 8 heeft het schilderen bijna een innerlijke noodzaak wanneer hij zegt:” Ja ik zou niet weten wat ik een week zonder zou moeten”. Beide aspecten Meerdere respondenten geven aan dat het tekenen en schilderen zelfvertrouwen geeft en dat exposeren en verkoop van werkstukken voldoening brengt:” En eh, ik heb gewoon iets van eh, oh dus ze zijn ook nog een keertje dat ze geld waard zijn, wel goed om te weten”. Een andere respondent zegt het zo: “Ja dat is wel heel belangrijk ja dat je betekenis hebt voor een ander ja zeg maar. Ik denk wel dat ik geaccepteerd wordt, ja ja daar hoop tenminste ik wel op”. Ik schilder dus ik besta 31 7.Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst Betekenisgeving Voor alle respondenten speelt de creativiteit of het kunstenaarschap een rol in hun leven. Voor respondent 1 geldt dit vooral wanneer anderen hem kunstenaar noemen. Hij zegt niet van zichzelf dat hij kunstenaar is maar probeert het wel te zijn. Bij respondent 2 geeft de kwaliteit van het werk het gevoel kunstenaar te zijn en wanneer ze veel mooie tekeningen maakt knapt ze hiervan op. Ook is het voor haar belangrijk een rol te hebben in de samenleving en haar steentje bij te dragen. Voor respondent 3 gaat het niet om het kunstenaarschap op zich maar om het creatief bezig zijn. Respondent 4 hecht veel waarde aan het tentoonstellen van eigen werk omdat mensen blij worden van een bezoek aan het atelier en misschien zelf ook gaan tekenen. Zelf is ze gaan tekenen na haar psychose en zegt hierover: ” ze gaan zelf schilderen die normaal helemaal niet schildert. Dan heb je toch iets bereikt. Want daarvoor tekende ik helemaal niet”. Respondent 5 en 6 ervaren het tekenen als zinvolle dagbesteding of vorm van meditatie maar refereren niet specifiek naar de toekomst. Voor respondent 7 is het belangrijk dat haar werk herkent wordt vanwege de eigen stijl en respondent 8 geeft aan dat het voor hem gemakkelijker is om gewoon te zeggen dat hij kunstenaar is omdat:” Dan weten mensen precies hoe het ervoor staat. Weet je wat zo leuk is? Ik heb natuurlijk een handicap, schizofrenie. En als je dan kunstenaar zegt dan kan je wel een potje breken. En dan denk ik van oké, dan kan ik iets doen wat ik zelf ben. Eh, dus je hebt een bepaalde vrijheid van een kunstenaar, oh dat zijn aparte mensen. Altijd zo”. Meerwaarde Wanneer we spreken over de meerwaarde van tekenen en schilderen in het kader van rehabilitatie geeft eén van de respondenten aan dat hij zich niet kan verplaatsen in iemand die gezond is:” Ik heb geen vergelijk. Ik denk wel dat daar verschil in zit ja. Iemand die geen schizofrenie heeft is denk ik wat nuchterder dan ik. Ik denk wat meer in beelden wat meer in fantasieën en zo”. Respondent 7 vertelt:” Ja, want je kan wel uren bij een psychiater zitten maar je kan hier nu ook gewoon alles op papier zetten in je eigen draai en je eigen vorm aangeven. Dat is voor mij eh, ja praten met een psychiater vind ik ook wel goed hoor, maar. Dit vind ik wel heel gewoon wel ideaal”. Bij het onderwerp “ Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst legt een aantal respondenten de link naar zingeving of religiositeit wanneer het gaat om kunst. Respondent 1 zegt hierover: ” Soms dan eh teken ik of schilder ik het kruis van Golgota. Ik ga elke zondag naar de kerk. Ik denk dat God me dit wel laat gebruiken door hem, voor iets hogers. Ik denk wel dat hij wel mij in de hand heeft, mij leidt in wat ik moet doen. Ja”. Respondent 6 zegt: “Nee ik geloof wel dat het wordt voortgezet. Ik geloof dat we in de kosmos worden opgenomen. En dat wij heel veel keer worden gereïncarneerd. Ja dat is mijn opvatting, je mag weten wat je zelf wil”. Als het over zingeving gaat beschrijft respondent 3 het volgende:” Toen werd ik van het ene moment op het andere moment bang voor de dood, ‘s avonds naar bed en ‘s ochtend werd ik wakker met die angst en dat heeft een tijd geduurd. Maar toen is het voor mij begonnen eigenlijk om over die dingen na te denken van hoe zit de wereld eigenlijk in mekaar hé, en wat erna gebeurd wat daarna is. En eh, ja daar is het begonnen. Ik ben er nog altijd over na blijven denken. Nee ik heb soms, ik heb een aantal keren gehad dat ik op de één of andere manier binnen in een hele korte tijd dat eh, dat de hele boel in de war raakte of zo. Dus eh het ene moment is er gewoon niks aan de hand en een dag later dan begint het, de toestand. En dat is niet een psychose of een depressie of zo, nee het is gewoon eh, ja, het is je gevoel of zo eh, waar ik mee op stond. Jawel, ja. Ik heb op het moment heb ik weinig zin ook, ik zie weinig zin”. 32 Anneke Buikema Masteronderzoek Beide aspecten De reactie van anderen op de artistieke activiteiten verschilt per persoon en respondent 2 geeft aan:” Ik voel me niet zo altijd zo op gemak met andere mensen. Dan nodig ik niet liever iedereen uit. Dat het dan een drukte van belang wordt. Ik ben liever eh, op de achtergrond bezig”. Respondent 1 beschrijft hoe zijn vrouw reageert: ”Vindt ze leuk maar ze snapt er niet zoveel van. Dus. Ze vindt het moeilijk om zich erin te verplaatsen. Ze vindt het ook niet zo leuk als ik dat vindt, ‘Star Trek’, ze heeft er niet zoveel mee”. Bij het vinden van een goede balans of bij terugval zien we verschillende reacties en respondent 1 zegt bijvoorbeeld:” Ja die heb ik gemaakt in de tijd dat het niet zo goed met me ging. Dat zie je ook aan de zwart/wit kleuren”. Respondent 7 heeft in dat opzicht weinig met kleur en zegt:” Oh nee, maar kijk wat maakt het nou uit als je, als je niet goed voelt als je dan een gele pen pakt of een zwarte pen. Dat maakt toch eigenlijk niks uit, de beweging is hetzelfde. En ja dan pep je toch meer op dat je somber bent en je gaat met geel, lijkt mij dan”. Respondent 3 legt uit:” Ik ben gewoon een beetje zoekende of zo. Ik ben vorig jaar opgenomen geweest en toen ben ik het eigenlijk kwijt geraakt op een gegeven moment. Ik ben vorig jaar opgenomen maar ik ben gewoon nog niet hersteld. Ik heb een zwaar hoofd in of dat inderdaad gaat gebeuren. Maar ik ben natuurlijk heel erg opgeknapt dat wel. Maar het is niet zoals vorige jaren, dat is het gewoon nog niet”. (Maar bezig zijn met creativiteit helpt jou dat ook in een soort van acceptatieproces daarin? Dat je daar ook van die ideeën dan in kwijt kunt?) Ja, ja. Nou ja dat is zo om te doen is dat heel prettig. Gewoon hoe je daarin zit zeg maar”. Respondent 8 vertelt dat het schilderen hem veel zelfvertrouwen, bevestiging en vreugde geeft en zegt:” Ik schilder dus ik besta”. Samenvatting Samenvattend ervaren alle respondenten het tekenen en schilderen als zinvolle dagbesteding en bezoeken regelmatig de kunstklas in atelier ‘Terpen10’. Ze komen er graag, vinden er sociale contacten en het tekenen geeft plezier en biedt leerervaring. De respondenten ervaren dat het tekenen rust en diepe concentratie geeft. Dit betekent voor sommigen dat men zich tijdens het tekenen voor prikkels uit de omgeving afsluit en als het ware ‘in de tekening zit’. Je zou kunnen zeggen dat het tekenen in dit opzicht een rituele en helende functie heeft. Ritueel omdat het een terugkerend fantasievol proces is met eenzelfde systematiek van handelen en helend omdat het een diepe ontspanning oplevert waardoor men tot zichzelf komt. Bovendien geeft het tekenen mooi resultaat en dit werkt positief voor het zelfvertrouwen en het zelfbeeld Een aantal respondenten komt via het tekenen tot zelfinzicht en zelfreflectie als het gaat over hun positie in de maatschappij, hun kijk op het leven en toekomst. Het tekenen en schilderen wordt ook gebruikt als uitdrukking voor religiositeit of spiritualiteit en het zoeken naar zingeving via artistieke weg. Sommige respondenten geven duidelijk in taal aan dat hun werk vanuit het innerlijk ontstaat en anderen benoemen met name de thematiek waaraan ze werken. Het verbaal uitleggen van innerlijke gevoelens blijft oppervlakkig. Alle respondenten vinden het lastig om over emoties te spreken, het lijkt alsof de vraag niet geheel doordringt. Voor alle bijna respondenten werkt het tekenen op een bepaalde manier helend en voor sommigen heeft het ook een preventieve functie. Het geeft rust en concentratie, het lijdt af van of verbeeldt psychotische gedachten of gevoelens, brengt deze onder controle, en geeft veiligheid. Het brengt draagkracht en draaglast in balans. Afsluitend kan ik zeggen dat het tekenen en schilderen een positieve invloed heeft op de respondenten, met name het exposeren en verkopen (professionaliseren) van eigen werk wordt als belangrijk ervaren. Hier zien we dat mensen door kunst uit de anonimiteit worden gehaald en positief werk op het zelfbeeld. Ik schilder dus ik besta 33 4.2 Resultaten beeldanalyse In dit hoofdstuk worden per respondent de resultaten van de beeldanalyses besproken. De topics zijn uitgewerkt via het beeldanalyse semiotisch model (bijlage 2). De beeldende laag is samengevat in twee categorieën namelijk: 1.kleur en licht; 2. Vorm, ruimte, compositie en tijd. Het eerste topic wordt geduid via de beeldende laag, topic 2 via de narratieve laag. De resterende topics 3 t/m 7 worden geduid via de symbolische laag. Per respondent worden twee contrasterende tekeningen of schilderijen besproken om breder zicht te krijgen op de beeldende uitdrukkingsmogelijkheden. In de tekst wordt verwezen naar de afbeeldingen en details hieruit. 1.Zelfinzicht en zelfexpressie (kleur en licht; vorm, ruimte, compositie en tijd) Betekenisgeving Voor de eerste respondent is ‘Star Trek’ een grote inspiratiebron en kleur een manier om tot zelfexpressie te komen (afb.1). Rood symboliseert voor hem de liefde en de contourvormen in rood staan voor een beschermende laag bij sommige schepen (afb.1a). De Borgschepen zelf zijn groen en dit symboliseert de bio-materie. Sommige schepen hebben een spinachtige vorm (1b). De bolvorm symboliseert kracht. Wanneer er sprake is van angst en terugval worden zwart, wit en grijs tinten gebruikt. Afbeelding 1 toont een onevenwichtige compositie waarbij het hele vlak is gevuld, 6 dit duidt op ‘horror vacui’ 6. Afbeelding 2 toont een krachtige zwart-wit tekening van een ‘Tolian’ met zwarte ogen die centraal staan in de compositie (afb. 2a). Links zien we een klauw die in de ruimt grijpt (afb.2b). Respondent 2 tekent regelmatig naar foto’s en soms uit het hoofd. Haar kleurgebruik is subtiel en gevoelig maar heeft geen specifieke symbolische waarde zoals bij de vorige kunstenaar (afb.3). Respondent 2 werkt graag met ecoline en potlood en weet kleur en licht contrast toe te passen om tot vormgeving te komen . Portretten en met name de ogen zijn het centrale thema dat in grote concentratie met expressieve lijnen wordt uitgewerkt (afb 3a en 4a). Ook zien we in de lijnvoering verlies van controle over de vorm (afb.3b). Voor respondent 3 is tekenen een manier om tot zelfinzicht te komen en hij legt zijn ideeën omtrent het leven na de dood in zijn werk (afb. 5) Hij werkt met zwart/wit en grijstinten en bij expressie van gevoelens voegt hij kleur toe (afb.6). De combinatie van Oost-Indisch inkt met ecoline levert hier een krachtig beeld. Respondent 4 werkt met kleur om haar gevoelens tot uitdrukking te brengen. Ze tekent mandala’s met pastelkrijt en past kleur toe in vlakken en lijnen (afb.7). In afbeelding 7a zien we de regenboog die uitmondt in een spiraalvorm (afb.7b). De cirkelvorm heeft een therapeutische functie voor haar en geeft rust bij paniekaanvallen. In de zwaantekening ontbreekt rust en harmonie en zoals te zien is in het harde kleurcontrast en de grillige lijnvoering (afb.8). 6 Horror vacui is latijn voor de vrees voor het lege, de term wordt in verschillende betekenissen gebruikt: • In de filosofie staat horror vacui voor de onzekerheid van de mens, die niet kan leven met twijfel en onzekerheden en niet ingevulde vraagtekens. Volgens deze redenering probeert de mens op elke vraag een passend antwoord te vinden en voor alles een verklaring te zoeken. • In de beeldende kunst staat horror vacui voor het verschijnsel dat kunstenaars elk leeg plekje opvullen, bijvoorbeeld met kleine ornamenten (www.wikipedia.nl) 34 Anneke Buikema Masteronderzoek 1 1a 1b Ik schilder dus ik besta 35 2 2a 2c 2b 36 Anneke Buikema Masteronderzoek Respondent 5 werkt met acrylverf en mengt zijn kleuren op het palet. Hij schildert het landschap uit zijn jeugd in subtiele kleuren en werkt uit de herinnering (afb. 9/ 10). Zijn berglandschappen zijn organisch van vorm en expressief geschilderd (afb.9b). De enorme ruimtelijkheid in de compositie ontstaat door kleur en licht-donker contrast en zijn werk weerspiegelt leegte en eenzaamheid(afb.9a/10a). Respondent 6 maakt in de drie tekeningen gebruik van stift en potlood op witte achtergrond (afb.11) . Tekening 11/ 1 en 11/2 zijn nagetekend en tekening 11/3 is uit het hoofd getekend. Er is toenemend verlies van controle over de lijnvoering (11a/11b) die in de laatste tekening het grootst is(11c). In het portret werkt de kunstenaar met primaire kleuren en donkere contourlijnen (afb.12).Opvallend zijn de ogen die leegheid en verstarring uitdrukken {afb.12a). Deze tekenaar geeft niet zijn eigen gevoelens weer maar tekent werk van andere kunstenaars na. Het tekenen is een vorm van mediteren. In het werk van respondent 7 spelen de primaire kleuren een belangrijke rol (afb.13) Daarnaast is er een sterke complementaire werking in rood-groen, rood-turquoise (blauwgroen) en oranjeblauw aangebracht die zorgt voor een krachtig en stralend kleurpalet. Ze werkt decoratief en vult het hele vlak met vormen, hierin toont ze ‘horror vacui’. De kunstenares toont in afbeelding 14 hoe ze werkt met een monochroom kleurgebruik. Het tekenen is voor haar een belangrijke expressie van de fantasie. Ze creëert fantasiefiguren zoals de ‘boom mens’(13b/ 14b) met maskerachtige hoofden waarbij de ogen leeg en zwart de wereld inkijken (13a/14a). Ze heeft een goed gevoel voor compositie en werkt decoratief. Sommige mensen associëren haar tekeningen met Maori kunst. De schilderijen van respondent 8 worden gekenmerkt door krachtig kleurgebruik. In zowel het figuratief als abstract werk worden de primaire en complementaire kleuren toegepast. Afbeelding 15 toont een centraal ‘vlak’ van licht dat een verbinding vormt tussen mens en dier waarbij in het midden de hand naar de kop van het kalf reikt (afb.15a/15b). In afbeelding 16 experimenteert de maker met kleur, gelaagdheid en toeval in het beeld (16a/16b). Meerwaarde Alle respondenten gebruiken beeldende middelen om gevoelens of ideeën tot uitdrukking te brengen. De primaire kleuren spelen hierbij een belangrijke rol. Verschillende materialen worden toegepast, zoals kleurpotlood, acrylverf, ecoline en stift. Potlood en tekenpen zijn een favoriete middelen om strak en gecontroleerd vormen te tekenen door bijvoorbeeld contourlijnen op te zetten (afb.1/2/3/4/6/8/12/13/14). Hierin wordt ook verlies van controle zichtbaar (afb.3b/6/8b/11/12). Respondent 1 geeft aan met zwart te werken wanneer er sprake is van terugval (afb.2). Beide Aspecten Tekenen en schilderen biedt alle respondenten de mogelijkheid tot zelfexpressie en zelfinzicht. Iedere respondent ervaart de vrijheid om zelf kleur, materiaal en vorm te kiezen waardoor eigenheid in het beeldend werk ontstaat. Bij respondent 1,2,6 en 7 spelen ogen een rol in het werk en deze worden bij respondent 1,6 en 7 als zwarte vlakken aangegeven (afb.2a/ 12a/13a/14). Respondent 2 toont de ogen juist erg levendig en realistisch (afb.3 en 4). Ik schilder dus ik besta 37 2.Serieus nemen van eigen innerlijk leven Betekenisgeving Het centrale thema in het werk van respondent 1 is ‘Start Trek’. Dit sciencefictionverhaal speelt zich af in de toekomst (22e eeuw) en de tekeningen verbeelden dat wat er zich in het hoofd van de maker afspeelt. In de randen staan teksten in ‘Klingon taal’ geschreven. Ook zien we twee visachtige tekens die associaties oproepen met de ICHTUS- vorm, het symbool van Christus (afb.2c). De maker gelooft dat God hem gebruikt voor iets hogers door het tekenen en hij zegt dit zo: ‘Ik denk wel dat Hij mij in zijn hand heeft, mij leidt in wat ik moet doen’. Respondent 2 streeft naar perfectie in het tekenen van realistische beelden. Ze heeft een fascinatie voor portret en met name ogen en toont in de tekeningen haar gevoelswereld die zowel introvert als extrovert kan zijn (afb.3/4). Respondent 3 verwerkt tijdens het tekenen paranoïde gedachten en gevoelens. De eerste tekening stelt een UFO-achtig vliegend gebouw voor waar je terecht komt als je doodgaat (afb.5/5a). Hier kun je situaties terugzien en inzicht krijgen in wat er is gebeurd. De ‘ kokervorm’ op het dak stelt de antenne voor (afb.5b). Afbeelding 6 is een tekening naar de waarneming. Er is sprake van een expressieve uiting van gevoel in de spontaniteit van de lijnvoering (afb.6a/6b). Respondent 4 tekent mandala’s, dit is een meditatieve manier van tekenen vanuit de cirkelvorm waarbinnen met lijnen, vlakken en kleuren wordt gewerkt. In dit geval gaat de maakster van cirkel naar schelpvorm, maar het achterliggend idee van de mandala blijft (afb.7). In afbeelding 8 zien we eenzelfde werkwijze vertaalt naar de voorstelling van een zwaan, maar de rust en harmonie ontbreekt hier (afb.8). Respondent 5 komt oorspronkelijk uit India en schildert het berglandschap uit zijn jeugd (afb.9/ 10). Hij kijkt graag naar Indiase t.v.-programma’s en schildert vervolgens spontaan en impressionistisch vanuit de herinnering. Respondent 6 tekent werk van andere kunstenaars na zoals werk van Paul Klee en Roy Lichtenstein (afb. 11 en 12). Niet hij maar de kunstenaar die hij tekent staat centraal. Voor respondent 7 zijn de tekeningen een weergave van haar fantasiewereld zoals de ‘boom-mens’ figuren en de masker achtige hoofden met ogen als ‘lege’ zwarte vlakken. (afb13/14) . Ze werkt decoratief met cirkels, sterren en lijnen en de versieringen doen denken aan Maori kunst. Respondent 8 stelt mens en dier centraal in zijn werk en zijn motto is ‘vrijheid’ (afb.15 en 16). Hij is beïnvloed door o.a. Vincent van Gogh en Karel Appel. Meerwaarde In het ‘Star Trek’ verhaal verbeeldt respondent 1 angsten maar ook toekomstvisie. De realistische portretten van respondent 2 tonen m.i. een innerlijk beeld van de maakster omtrent haar hang naar mystiek en de fascinatie voor ogen. In het echte leven maakt ze nauwelijks oogcontact maar de mensen in haar tekeningen doen dit wel. Ook is respondent 2 in staat zowel introverte als extroverte mensen te tekenen wat duidt op een groot inlevingsvermogen (afb.3 en 4). Respondent 3 hoopt door de ideeën die hij in de tekening stopt zicht te krijgen op dat wat er niet goed ging in zijn leven. Door de tekening wordt de maker zich bewust van wat hij niet wil en zo leidt het tekenen tot zelfkennis. Recentelijk gebruikt hij het tekenen ook als uitlaatklep voor emoties (afb.6). Respondent 4 komt tot rust door het tekenen van mandala’s en verwerkt haar gevoel binnen de cirkel van de mandala. Wanneer de kunstenares in paniek raakt gaat ze cirkels tekenen (afb7). 38 Anneke Buikema Masteronderzoek 3 3a 3b Ik schilder dus ik besta 39 4 4a 40 4b Anneke Buikema Masteronderzoek 5 5a 5b Ik schilder dus ik besta 41 6 6a 6b 42 Anneke Buikema Masteronderzoek door het tekenen van mandala’s en verwerkt haar gevoel binnen de cirkel van de mandala. Wanneer de kunstenares in paniek raakt gaat ze cirkels tekenen (afb7). Voor respondent 5 is schilderen een manier om terug te gaan naar het land van zijn jeugd, dit kan in de realiteit niet (afb9/10). Respondent 6 is niet bezig met zijn eigen innerlijke wereld en toont weinig reflectie hierover. Bij hem is de beweging en het sensomotorische belangrijk(afb11/12). Respondent 7 kan haar fantasie volop kwijt in de tekening, maar kan niet uitleggen wat ze bedoeld met haar werk (afb.13/14). Het kleurgebruik en de materiaalhantering van respondent 8 laat de vrijheid om te experimenteren zien (afb15/16). Beide aspecten Respondent 1 gebruikt het tekenen als communicatiemiddel om zijn innerlijke wereld te verbeelden en te tonen aan de buitenwereld. Ook verwerkt hij zijn angsten in beelden. Volgens respondent 2 tonen haar tekeningen geen innerlijk beeld. Ze duidt haar liefde voor het tekenen als een belangrijke hobby. Wel is ze zich door het tekenen bewust van haar perfectionisme. Respondent 2 tekent graag mensen maar in het echte leven is ze liever alleen vanwege haar prikkelgevoeligheid. Ze leeft haar sociale behoeftes uit via het tekenen. Door te tekenen wordt respondent 3 zich bewust van wat hij niet wil en zo leidt het tekenen tot zelfkennis en verwerkingsprocessen. Voor hem is afbeelding 6 een hele krachtige tekening waaraan een duidelijk en krachtig gevoel aan ten grondslag ligt. Voor respondent 4 is het tekenen van mandala’s als het ware een vorm van meditatie die haar helpt tot rust te komen. Ze is erg gevoelig voor prikkels uit de omgeving. In de tweede tekening experimenteert de maakster met het idee van de mandala binnen een andere vorm- dit wijst op durf om buiten bestaande kaders te treden. Schilderen is voor respondent 5 een manier om om te gaan met de onmogelijkheid van het bestaan. In de tekeningen van respondent 6 wordt terugval en degeneratie zichtbaar in beeld gebracht. Respondent 7 hanteert een cartoonachtig concept met een mengeling van fantasie elementen en vormen uit de realiteit die al doende getransformeerd zijn tot fantasiefiguren. Het enigszins decoratieve element kan verwijzen naar de Maori-roots van de kunstenares. Respondent 8 geeft toeval een kans en durft te experimenteren. 3.Authentieke vormgeving van gevoelens Betekenisgeving Het thema ‘Star Trek’ staat centraal bij respondent 1 en hij droomt hier zelfs over. Als hij tekent is hij als het ware ‘in de tekening’ en hij gelooft dat de wereld van ‘Startrack’ ook in de toekomst echt kan gebeuren. Hij verwerkt kleur, vorm- en tekst symboliek en de voorstelling weerspiegelt de wereld in zijn hoofd. Rood is bijvoorbeeld de kleur van de liefde en vormt een beschermende laag bij sommige schepen (afb.1a). De compositie van afbeelding 1 toont ‘horror vacuï’ en is rommelig. Dit in tegenstelling tot afbeelding 2 waarin sprake is van een krachtige compositie. Respondent 2 geeft het portret van de bedelende monnik een spirituele lading. De oogopslag is introvert en verheven en de monnik lijkt in meditatie verzonken (afb.3a). Haar portretten zijn subtiel en tonen de fascinatie voor ogen. Respondent 3 verwerkt ideeën omtrent reïncarnatie in zijn werk. De kunstenaar creëert een wereld in een gebouw die hem helpt inzicht te krijgen in gebeurtenissen in zijn leven (afb.5). In afbeelding 6 uit hij zijn boosheid. Hier is het onderwerp niet belangrijk maar het uiten van emoties in lijnvoering, vlak en vorm (afb.6b). Voor respondent 4 is het tekenen van mandala’s is een meditatieve bezigheid waarin die rust geeft. Ze is tijdens het werken zeer geconcentreerd en laat haar fantasie gewoon gaan (afb.7). Ik schilder dus ik besta 43 Respondent 5 schildert vanuit de herinnering het berglandschap van zijn jeugd op een spontane impressionistische manier (afb.9/10).Voor respondent 6 doet zijn eigen stijl doet er niet, hij tekent naar het werk van anderen (afb.11/12). Het tekenen is voor de respondent 7 een geconcentreerde bezigheid waar ze veel in kwijt kan, ze kan uren achter elkaar tekenen. De kunstenares kan haar fantasie kwijt in de tekening (afb.13/14). Het werk van respondent 8 is krachtig van kleur en voorstelling en heeft een bijzondere compositie. De tegenstelling tussen de realistische vormen en het kleurgebruik zorgen voor vervreemding (afb.15/16). Meerwaarde Respondent 1 kan in het tekenen zijn fantasie en talent kwijt en de voorstelling weerspiegelt de stemmen in zijn hoofd. Wanneer er sprake is van terugval tekent hij in zwart-wit. In afbeelding 2a staan zwarte ogen centraal en ze confronteren de kijker met een angst en leegte die niet in woorden te beschrijven valt. De compositie is sterk en in zijn terugval toont de maker zijn kracht. Het tekenen functioneert als communicatiemiddel richting de buitenwereld. Respondent 2 gaat geheel op in het onderwerp en sluit zich tijdens het tekenen af van de buitenwereld en dit geeft rust. Ze kan uren bezig zijn met het tekenen van ogen en kiest ook altijd dezelfde onderwerpen. Dit zou je een rituele bezigheid kunnen noemen met tekenen als expressiemiddel. Respondent 3 uit ideeën omtrent complot theorieën en paranoia in zijn tekening en wordt zich bewust wat hij wel en niet wil in het leven. De maker creëert hiermee de mogelijkheid aan om op een afstand naar zichzelf en dat wat er misging in zijn leven te kijken. Het meditatief bezig zijn is voor respondent 4 een goede manier om met zichzelf in contact te komen en de rust te zoeken. Respondent 5 creëert door het schilderen de mogelijkheid in zijn herinnering even terug te gaan naar ‘huis’. Hierin zit een stuk verwerking van het verleden misschien nostalgie. Respondent 6 mediteert al 30 jaar om van de stemmen in zijn hoofd af te komen. Tekenen is vooral sensomotorisch en volgens hem ook een vorm van meditatie, hij zegt: “Ik teken naar geluiden”. Voor respondent 7 is het tekenen een uitlaatklep en manier om haar fantasie te volgen. De schilderijen van respondent 8 getuigen van vrijheid en durf. Beide aspecten Het begrip ruimte heeft bij respondent 1 een dubbele betekenis en refereert aan de ene kant naar de kosmos en aan de andere kant naar de wereld in het hoofd van de maker. Het tekenen duidt op een rituele functie door de toepassing van kleur, vorm- en tekst symbolen en het lijkt alsof de maker zijn angsten wil bezweren en zoekt naar veiligheid. Ook verbeeldt deze niet bestaande wereld een andere wereld, namelijk die in het hoofd van de kunstenaar. Respondent 2 is in staat zich door het tekenen non-verbaal uit te drukken terwijl haar verbale vaardigheid niet sterk is. De maakster is zeer prikkel gevoelig en heeft de behoefte zich af te sluiten van haar omgeving. Communicatie via oogcontact is nauwelijks aanwezig. Het lijkt alsof de kunstenares haar moeite met oogcontact compenseert door het tekenen van ogen. Ze communiceert meer via de tekening dan via echt contact (afb.4). Respondent 3 hanteert tekenen als vorm van zelfexpressie en communicatie omtrent zowel ideeën als gevoelens. Uiting van boosheid maar ook verlies van controle wordt zichtbaar in de expressieve lijnvoering en dynamische compositie (afb6.b).Het tekenen is voor de maker een vorm van innerlijk noodzaak. Respondent 4 tekent om alles kwijt te raken en niet om dingen op te rakelen. Wanneer ze in paniek raakt tekent ze een cirkel. Respondent 7 kan niet uitleggen waar haar werk over gaat maar vindt dit ook niet belangrijk. Het schilderen geeft respondent 8 veel vreugde en hij komt hierdoor tot zichzelf. 44 Anneke Buikema Masteronderzoek 7 7a 7b Ik schilder dus ik besta 45 8 8a 46 Anneke Buikema 8b Masteronderzoek 9 9b 9a Ik schilder dus ik besta 47 10 10a 10b 48 Anneke Buikema Masteronderzoek 4.Verwerken van het verleden Betekenisgeving Bij respondent 1 zorgt het tekenen voor zelfexpressie als het gaat om de verwerking van angst en wanen. Daarnaast is het tekenen is een middel om het traumatisch verlies van zijn moeder, op jonge leeftijd, te verwerken. Respondent 2 sluit zich tijdens het tekenen af voor de omgeving en komt tot rust. Het is een manier om met prikkels om te gaan. Bij respondent 3 is sprake van een spirituele bewustwording en een hang naar zelfinzicht. Niet deze tastbare wereld, maar de kosmische wereld wordt uitgebeeld. Door het tekenen komt de maker erachter wat hij wel en niet wil. Zijn werk is nu krachtiger en ook een uiting van boosheid. Respondent 5 vertelt dat hij politiek vluchteling is maar spreekt hij niet over verwerken van verleden of heimwee. Respondent 6 geeft aan dat meditatie en tekenen en effectieve manier is om van zijn stemmen af te komen. Voor respondent 7 werkt het tekenen therapeutisch en kan ze omgaan met drukte in haar hoofd en zeer gedetailleerder herinneringen. In de tekening kan ze haar eigen gang gaan en geconcentreerd zijn als een soort proces. De tekening groeit als het ware en komt tot leven (afb13 en 14). Ook helpt het haar om de dood van haar moeder te verwerken. Het schilderen geeft respondent 8 zelfvertrouwen en helpt hem om te gaan met zijn paranoïde wanen. Het helpt de psychose voorkomen en heeft hem sterk gemaakt. Meerwaarde Het tekenen heeft voor alle respondenten een therapeutische functie doordat ze zich kunnen afsluiten voor de omgeving en op kunnen gaan in de wereld van de tekening. Het zich afsluiten van de omgeving geeft rust. Bij de meeste respondenten zien we dat het tekenen en schilderen een manier is om met wanen, hallucinaties, angsten of paranoia om te gaan. Voor respondent 3 zijn de complottheorieën geen prettig wereldbeeld. Door het tekenen komt de maker erachter wat hij wel en niet wil. Respondent 8 zegt hierover:” creatief werken voorkomt de psychose” en “waar het één zit kan het ander niet zitten. Dus wordt je niet in de war”. Bij meerdere respondenten zien we ongecontroleerdheid in lijnvoering die wijst op verlies van controle in de vormgeving. Deze desintegratie duidt op het psychotisch verleden of op terugval (afb.2b/3b/ 6b/8b11b/11c/12b). Respondent 1 verwerkt in zijn tekeningen idealen over een betere wereld. Respondent 2 is vooral bezig met het verbeteren van haar vaardigheden. Respondent 4 heeft tijdens haar opname ontdekt dat creativiteit een belangrijke uitlaatklep is. Ik schilder dus ik besta 49 5.Groei van zelfvertrouwen Betekenisgeving Respondent 1 geeft aan door het tekenen bezig te zijn met de ontwikkelingen van fantasie en talent. Respondent 2 vindt het essentieel goed en precies te kunnen tekenen en is vooral bezig met de ontwikkeling van haar talent. Respondent 3 ziet zichzelf niet als kunstenaar, maar zowel qua opleiding als werkervaring is hij dit wel. Hij hecht geen waarde aan de term “kunstenaar zijn”. Essentieel is: creatief bezig zijn! Voor respondent 4 heeft de tentoonstelling van het werk haar een nieuwe rol gegeven in de samenleving. Respondent 5 en 6 vinden dat ze tekentalent hebben en voelen zich kunstenaar. Respondent 7 is zich ervan bewust geworden dat ze tekentalent heeft en dat geeft haar voldoening en zelfvertrouwen. Respondent 8 zegt dat het schilderen hem veel vreugde geeft en dat hij hierdoor tot zichzelf komt. Meerwaarde Vier respondenten benoemen expliciet groei van zelfvertrouwen door het tekenen of schilderen. Respondent 2 is onzeker over haar eigen werk. Ze vindt de opdrachten tijdens de kunstklas soms pittig en is vooral bezig met het verbeteren van de eigen vaardigheden. Respondent 3 linkt creativiteit aan zingeving en respondent 8 spreekt over toename van kwaliteit van leven door het schilderen. Bij respondent 6 verdwijnen de stemmen in zijn hoofd door meditatie en tekenen. Respondent 5 vindt zichzelf creatief en tekent om bezig te zijn. Het exposeren wordt door alle respondenten als bijzonder ervaren en het verkopen van werk draagt bij aan het gevoel van zelfvertrouwen. 50 Anneke Buikema Masteronderzoek 11/1 11/2 11a 11b 11/3 Ik schilder dus ik besta 11c 51 12 12a 12b 52 Anneke Buikema Masteronderzoek 6.Vinden van een zinvolle bezigheid Betekenisgeving Zeven van de acht respondenten komen gemiddeld één keer per week naar het atelier. Één respondent werkt in zijn eigen atelier en heeft weinig behoefte aan een schilderclub. Respondent 1 geeft aan dat het tekenen rust geeft en een vorm van communicatie is met anderen. Respondent 2 kan uren bezig zijn met portret tekenen. Wanneer ze onrustig is of zich opgejaagd voelt kan ‘uit het hoofd tekenen’ erg prettig zijn. Ze kan dan alles even loslaten! Bij respondent 3 ligt de nadruk op expressie van ideeën en gevoelens. Respondent 4 tekent en schildert nu ook in opdracht van anderen. Respondent 5 vindt het belangrijk voldoening te hebben anders wordt het saai. Het schilderen zorgt voor een goede dagbesteding tezamen met andere vormen van dagbesteding zoals houtbewerken. Respondent 6 tekent iedere week een keer in het atelier en komt door meditatie van zijn stemmen af. Hij geeft anderen ook advies hierover. Respondent 7 kan uren bezig zijn en heeft op het atelier ook contact met anderen en leert hier van. Respondent 8 schildert dagelijks en heeft een eigen website, exposeert en mensen kopen zijn werk. Maar dit is voor hem niet het meest belangrijke, dat is het creatieve proces. Meerwaarde Voor zes van de respondenten is het tekenen of schilderen een hobby. Twee respondenten hebben een aantal jaren de kunstacademie gevolgd en zijn bezig met het ontwerpen van artistieke producten voor economische doeleinden. Respondent 1 heeft een hobbykamer waar hij graag tekent en zich terugtrekt in zijn eigen wereld. Respondent 2 komt regelmatig in atelier ‘Terpen10’om te werken. Respondent 3 ervaart het creatief zijn als noodzaak in zijn leven. Het tekenen geeft respondent 4 een nieuwe rol in haar leven en ze ziet het als iets wat ze bereikt heeft ondanks (of dankzij) haar opname. Respondent 5 zegt moeite te hebben met communicatie vanwege de taal en daarom komt hij naar het atelier. Respondent 6 ontmoet andere mensen in het atelier en vindt sociaal gezelschap fijn. Het tekenen en schilderen geeft meerdere respondenten een bepaalde status namelijk die van een creatief mens te zijn. Het tekenen geeft rust en is een vorm van communicatie met anderen. Voor respondent 7 zorgt het tekenen voor groei van zelfbewustzijn en zelfvertrouwen wanneer ze merkt dat haar werk gewaardeerd en verkocht wordt. Respondent 8 voelt zich door het kunstenaarschap geaccepteerd en dit geeft hem vrijheid om zichzelf te zijn. Hij werkt dagelijks in zijn atelier. Alle respondenten ervaren het tekenen en schilderen als zinvolle dagbesteding waardoor men in contact komt met anderen die helpt bij het omgaan met de handicap. Ik schilder dus ik besta 53 7.Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst Betekenisgeving Respondent 1 is trots op zijn werk en signeert sommige werkstukken met:‘By Professor N.H.’. Respondent 2 ziet het tekenen vooral als leuke hobby die ze al vanaf haar 13e uitoefent. Respondent 3 hecht er geen waarde aan kunstenaar genoemd te worden maar is het wel qua vooropleiding en werkervaring. Hij hoopt erop dat zijn software-ontwerp in de toekomst verkocht gaat worden. Respondent 4 weet het tekenen in te zetten wanneer ze zich niet goed voelt. Het is een belangrijke vorm van expressie en ook heeft ze nieuwe mensen leren kennen met wie ze een goed contact heeft. Aangezien ze zeker drie keer per week in het atelier werkt is het een belangrijke tijdsbesteding. Ze werkt soms in opdracht voor anderen en exposeert wel eens. Ze zegt dat ze hierdoor een steentje bijdraagt aan de samenleving. Respondent 5 ziet het schilderen als belangrijke manier om bezig te zijn en sociale contacten te hebben. Respondent 6 verdient geen geld met het schilderen, maar is wel trots op zijn expositie. Hij is zelfbewust en weet dat hij goed kan schilderen. Respondent 7 verkoopt wel eens wat en vindt het goed om te weten dat haar werk geld waard is. Ze vindt dit erg stoer en ervaart dit als gekend worden. Ook heeft ze in Drents Museum geëxposeerd! Respondent 8 heeft een eigen website en atelier. Hij geeft aan dat hij een handicap heeft (schizofrenie) maar het kunstenaarschap hem een bepaalde vrijheid geeft. Het geeft hem veel vreugde en bevestiging, hij zegt hierover ‘ik schilder dus ik besta’. Meerwaarde Voor alle respondenten geldt dat het tekenen en schilderen zorgt voor zingeving en zinvolle dagbesteding. Het tekenen zorgt voor balans in draagkracht en draaglast in het leven van meerdere respondenten en benadrukt het belang van artistieke uitdrukkingsmiddelen voor mensen met een psychiatrische handicap. Het is een zinvolle tijdsbesteding met een reflectieve functie. Het schilderen geeft rust en is een belangrijke vorm van zelfexpressie. Werken in het atelier zorgt voor nieuwe sociale contacten Samenvatting Hieronder benoem ik een aantal aspecten die uit de beeldanalyses naar voren zijn gekomen. Ondanks het feit dat een aantal respondenten specifiek met primaire en complementaire kleuren werkt, laat iedere kunstenaar zijn eigen unieke kleurgebruik zien. Een respondent geeft duidelijk aan met zwart te werken wanneer er sprake is van terugval. Bijna alle respondenten zetten de grote vorm op met potlood en werken daarna verder. Zes van de acht respondenten passen contourlijnen toe. Dit is een manier om houvast te hebben en controle te krijgen over de vorm. Bij vier van de acht respondenten spelen ogen, opgezet in zwart, een rol in de tekening. Twee van de acht respondenten tonen ‘horror vacui’ in hun werk. Één respondent benoemt haar moeite met het invullen van de achtergrond. Bij twee respondenten zien we ‘maskerachtige hoofden’ en ‘robotachtige’ mensfiguren. Een respondent tekent ‘boom-mensen’, dit zijn op bomen lijkende mensfiguren. Een aantal respondenten geeft aan dat bij terugval of bij tonen van emotie het vorm-of kleurgebruik verandert. 54 Anneke Buikema Masteronderzoek 13 13a 13c 13b Ik schilder dus ik besta 55 14 14a 14c 14b 56 Anneke Buikema Masteronderzoek 15 15a 15b 15c Ik schilder dus ik besta 57 16 16a 58 16b Anneke Buikema Masteronderzoek Aanvullend op het voorgaande tekent of schildert iedere respondent vanuit een specifieke benaderingswijze. Respondent 1 werkt vooral symbolisch en gebruikt zijn tekeningen als communicatiemiddel. Zijn werk weerspiegelt de ‘oorlog in zijn hoofd’. Respondent 2 tekent al vanaf haar 13e jaar en beschouwt het als een zinvolle tijdsbesteding. Zij toont weinig emotie in het contact maar toont dit wel in haar tekeningen. Ze communiceert als het ware via het beeld. Respondent 3 komt via het tekenen tot zelfinzicht en zelfexpressie en creatief bezig zijn is voor hem een innerlijke noodzaak die te maken heeft met zingeving. Respondent 4 kent het tekenen een helende functie toe en ervaart dat het succes haar een nieuwe rol in de samenleving geeft. Sociale contacten, en van anderen leren is, daarbij belangrijk. Respondent 5 gebruikt het schilderen als dagbesteding en als manier om terug te gaan naar het landschap van zijn jeugd. Ook hij vind sociale contacten belangrijk. Voor respondent 6 is het tekenen een vorm van meditatie om van de stemmen in zijn hoofd af te komen. Tevens adviseert hij anderen hierover. Respondent 7 tekent als vorm van zelfexpressie en geeft zich over aan de wereld van de fantasie. Het is therapeutisch en een vorm van non-verbale communicatie. Door verkoop en exposities ervaart ze waardering en dit is positief voor het zelfbeeld. Respondent 8 geeft aan dat het schilderen zorgt voor kwaliteit van leven en draagkracht en draaglast in balans houdt. Hij ziet het als een ‘viering van het leven’.Het kunstenaarschap geeft hem vrijheid en bevestiging. Ik schilder dus ik besta 59 5. Samenvattende Case Analyse Nadat in hoofdstuk 4 de resultaten per respondent van de interviews en beeldanalyses zijn besproken volgt nu de samenvattende case analyse. Per respondent komen de conclusies van samenhang tussen interview en beeldanalyse richting betekenisgeving, meerwaarde en beide aspecten aan de orde. In het resterende hoofdstuk komen de uiteindelijke conclusies en aanbevelingen aan bod. Wanneer we spreken over betekenisgeving geeft respondent 1 aan dat het tekenen een manier is om uitdrukking te geven aan de wereld in zijn hoofd. Hij visualiseert zijn hallucinaties en communiceert op deze manier met de buitenwereld (bijvoorbeeld met zijn vrouw). Via het tekenen probeert respondent 1 grip te krijgen op zijn angsten en ze te kanaliseren. Hij geeft uitdrukking aan zijn toekomstvisie en religiositeit. Respondent 1 is gefascineerd door ‘Star Trek’ en gebruikt in zijn tekeningen zowel kleur, vorm als tekst symboliek (afb.1). Wanneer er sprake is van terugval tekent hij krachtig in zwart-wit. Spinachtige vormen, zwarte ogen en vervormde klauwen verbeelden angsten en wanen. (afb.1 en 2). Voor respondent 1 heeft het tekenen een duidelijke meerwaarde omdat het veiligheid geeft, zorgt voor expressie van emoties en de wanen verbeeldt. Ook herkent hij zijn eigen terugval en gebruikt hij het tekenen om het verleden te verwerken. Respondent 1 geeft aan dat deelname aan de kunstklas sociale contacten oplevert en zorgt voor groei van zelfvertrouwen. In het kader van betekenisgeving is het tekenen voor respondent 2 een belangrijke hobby die zorgt voor zinvolle dagbesteding en leerervaring. Het maken van oogcontact, verbale communicatie en het hanteren van vragen omtrent emoties is lastig. Zo ook het herkennen van het eigen handschrift. Voor respondent 2 speelt het tekenen geen rol bij verwerken van verleden of terugval in het ziektebeeld. Ze is prikkelgevoelig en de meerwaarde van het tekenen ligt in de rust die het geeft en de nonverbale samenwerking met andere mensen. Respondent 2 laat echter in haar tekeningen vrije expressie in lijnvoering en kleurgebruik zien. Haar subtiele portretten tonen een fascinatie voor ogen die zowel introvert als extrovert kunnen zijn weergegeven (afb.3 en 4). Ze communiceert veeleer via het beeld dan via oogcontact of gesproken taal. Wanneer ze overprikkeld raakt trekt ze zich terug. Verlies van controle is zichtbaar in het beeld (afb.3b). Uit het hoofd tekenen geeft daarentegen veel ontspanning. Respondent 3 verwerkt zijn paranoia over complottheorieën in tekeningen omtrent het leven na de dood en komt zo tot zelfinzicht en verwerking van het verleden. Hij geeft aan tijdens het tekenen zeer geconcentreerd te zijn en dicht bij zichzelf te staan. Respondent 3 vindt het onbelangrijk zichzelf kunstenaar te noemen maar creativiteit is voor hem een innerlijke noodzaak. Het tekenen is één van de weinige dingen die hij echt leuk vindt en helpt in zijn zoektocht naar zingeving. In zijn ‘vliegend hotel’ kun je terecht na de dood om tot ontspanning te komen en films te kijken van vorige levens om inzicht te krijgen in wat er misging. Hier kun je gebruik van maken in een volgend leven (afb.5). De meerwaarde in het artistiek werken ligt voor hem in de zingeving en in de zelfexpressie. Zijn huidige werkt toont meer emotie en het handschrift is krachtiger geworden (afb.6). Voor respondent 4 heeft het tekenen een therapeutisch functie en fungeert als middel tot zelfexpressie. Het helpt haar wanneer ze angstig wordt voor stemmen die haar opdrachten geven. Tijdens paniek gaat ze cirkels tekenen en komt tot rust (afb.7). Het tekenen geeft geborgenheid en is voor haar erg belangrijk . Respondent 4 ontwikkelt durf en experimenteert met nieuwe materialen en onderwerpen (afb.8). Het contrast tussen beide werkstukken ligt in de lijnvoering en het kleurgebruik dat in het ene geval harmonieus is en in het andere juist onrustig met harde contourlijnen en kleuren. 60 Anneke Buikema Masteronderzoek Hierin toont zich de terugval in haar situatie. Voor deze respondent ligt de meerwaarde erin dat ze zich tijdens het werken kan afsluiten voor prikkels uit de omgeving. Deelname aan de kunstklas zorgt tevens voor een zinvolle dagbesteding en levert nieuwe sociale contacten op met lotgenoten. Inmiddels werkt ze ook in opdracht voor anderen. Het exposeren werkt positief voor het zelfbeeld en het tekenen verschaft inzicht in het eigen ziektebeeld. Respondent 4 heeft een bron van creativiteit in zichzelf aangeboord. Respondent 5 duidt het schilderen als “quality time, daar heb ik geleefd. Dagelijks schilderen, altijd daar”. Vanuit de herinnering schildert hij het landschap van zijn jeugd en kan daar even vertoeven, iets wat in de realiteit niet gaat. Het schilderen vormt een zinvolle bezigheid, geeft sociale contacten en plezier. Verbale communicatie met deze Indiase respondent is lastig zo ook reflectie op eigen innerlijk leven. Emotie of verwerking van het verleden wordt geduid richting het onderwerp dat hij schildert. De meerwaarde ligt erin dat hij via het beeld communiceert. Zijn berglandschappen zijn dan ook impressionistisch en expressief (afb,9 en 10). Respondent 6 tekent het werk van anderen na en hecht geen waarde aan zijn eigen stijl. Het tekenen is een vorm van meditatie om van auditieve hallucinaties af te komen. Hij doet dit al dertig jaar en adviseert ook anderen over zijn methode. Verbale communicatie met respondent 6 is lastig, hij is moeilijk te verstaan en vragen omtrent emotie en innerlijke beelden worden niet beantwoord. De meerwaarde van het tekenen zou voor deze respondent kunnen liggen in het uitvoeren van de beweging die de onrust en stemmen verdrijft, in plaats van het creëren van nieuw artistiek werk. De tekeningen tonen een toenemend verlies van controle en grip op de lijnvoering (afb. 11 en 12). Opvallend zijn de ‘lege ogen’ in het portret (afb. 12a). Voor respondent 6 is het beeldend werken een uiting van zijn handicap en hij formuleert het zo:” Ik teken naar geluiden”. Voor respondent 7 is het tekenen en schilderen een belangrijke expressie van de fantasie. Ze heeft een unieke beeldtaal en creëert fantasiefiguren waarin de ’boom-mens’ en maskerachtige hoofden met zwarte ‘lege ogen’ een rol spelen (afb 13 en 14). Het kleurgebruik en decoratieve composities zijn krachtig en origineel en roepen associaties op met Maori kunst. Ze is dan ook half Maori. De meerwaarde ligt erin dat het tekenen therapeutisch werkt en een vorm van nonverbale communicatie is. Ze kan geconcentreerd haar eigen gang gaan in de tekening en deze laten ontstaan als een soort proces. Hierdoor kan ze omgaan met de drukte in haar hoofd en met gedetailleerde herinneringen. Dit levert haar meer op dan een gesprek met de psychiater. Ze ervaart erkenning door exposities en verkoop van eigen werk. Respondent 8 werkt als kunstenaar en het schilderen helpt hem om te gaan met zijn paranoïde wanen. Het helpt de psychose voorkomen en zorgt voor kwaliteit van leven en balans in draagkracht en draaglast. Het kunstenaarschap geeft hem vrijheid om te doen en laten wat hij zelf wil. De schilderijen van deze respondent zijn kleurrijk en krachtig van compositie. In het abstract expressionistisch werk staan mens en dier centraal staan en in zijn abstract werk experimenteert hij met kleur, gelaagdheid en toeval (afb.15 en 16). De meerwaarde van het schilderen zit in de therapeutische en helende functie en de respondent zegt hierover: “Waar het één zit kan het ander niet zitten. Dus je wordt niet in de war”. Respondent 8 geeft duidelijk zijn beperking aan namelijk dat hij een korte spanningsboog heeft en niet de hele dag kan schilderen. Desalniettemin vormt het de kern van zijn bestaan en hij formuleert het zo: “Ik schilder dus ik besta”. Ik schilder dus ik besta 61 6. Conclusie en Aanbevelingen 6.1 Conclusie Voor U ligt de eindconclusie waarin de verschillende lijnen van dit onderzoek samenkomen. Het doel was het inzichtelijk maken van de meerwaarde van tekenen en schilderen in het leven van mensen met een schizofrene aandoening en welke rol kunst kan hebben met betrekking tot zingeving en rehabilitatie. De vraagstelling die daaruit voortkwam luidt als volgt: Wat is de meerwaarde van kunst, met name tekenen en schilderen, in het kader van de rehabilitatie van mensen met schizofrenie, al dan niet verblijvend in een psychiatrische instelling? In het theoretisch kader schetste ik de geschiedenis en kwam tot een definitie van begrippen in relatie tot het onderwerp. In het praktijkonderzoek voerde ik gesprekken met respondenten die binnen het kader van de centrale vraag passen en sprak met hen over hun schilderijen en tekeningen. Vervolgens analyseerde ik het verkregen beeldmateriaal met behulp van een topiclijst en het beeldanalyse semiotisch model en om uiteindelijk tot de samenvattende case analyse komen. De conclusie bevat verbanden tussen theorie en praktijk en inzichten die ik gedurende dit onderzoek heb verkregen. In mijn allereerste contact met de respondenten viel me op hoezeer vereerd ze zich voelden door de belangstelling voor hun tekeningen of schilderijen. Het zich serieus genomen voelen, gehoord en gezien worden in een persoonlijk aspect van het leven zorgde voor wederzijdse openheid en spontaniteit. Zo ontstond er uitwisseling van gedachten en ervaringen. Ik realiseerde me dat Detlef Petry dit moet hebben bedoeld toen hij pleitte voor eerherstel van mensen met een psychiatrische handicap: ‘Haal het stigma weg en maak mensen medeburger door gelijkwaardige behandeling. Spreek mensen aan op hun mogelijkheden, niet op hun handicap’! Het is duidelijk geworden dat het tekenen voor een aantal respondenten een vorm van innerlijke noodzaak is en ook zo wordt geduid: “zonder creativiteit kan ik niet leven” of “Ik schilder dus ik besta”. Dit geeft aan dat deze vorm van zelfexpressie en het omgaan met de waan essentieel is en leidt tot een gevoel van zingeving. Schilderen als zelfexpressie wordt door Plokker ook wel geduid als catharsis: “In het werk worden emoties afgereageerd, wat bevrijdend kan werken” (Plokker, 1962, p.146). Over de kracht van zelfexpressie zei Nietzsche het volgende: “De mens moet zijn eigen waarden uitvinden, kan niet terugvallen op eeuwige waarheden, maar is altijd verwikkeld in een proces van scheppen en vernietigen “ (Boven, 2012). Wanneer de mens psychotisch is geraakt en de wereld van waan en werkelijkheid één zijn, vervalt alle realiteitszin. Deze chaos geeft paniek en angst. Wanneer de psychose stopt ontstaat grote leegte. De mens grijpt na de chaos terug op de door Nietzsche geduide artistieke oerkrachten voortkomend uit het onbewuste. Of zoals respondent 4 het zegt: “na de psychose ben ik begonnen met tekenen en sindsdien niet meer opgehouden”. Reeds in het ‘Expressionisme’ zochten kunstenaars naar de oerbron en lieten zich inspireren door mensen met een psychiatrische aandoening: “Men is op zoek naar de oerbron van het scheppen, waarbij men zich verschillende vormen van primitieve kunst ten voorbeeld stelde. Zij zoeken naar een kunst waarin de ziel wordt uitgedrukt in een symbolentaal, die voortkomt uit de fantasie” (Stokvis, 2008, p.12,13). Volgens respondent 1 staan mensen met schizofrenie dichter bij deze oerbron en hij geeft aan dat hij de indruk heeft meer fantasierijk te zijn dan mensen zonder deze handicap. 62 Anneke Buikema Masteronderzoek In ieder geval maakt het werk van de respondenten duidelijk dat sommige processen (zoals wanen) niet altijd in taal te vangen zijn maar wel in tekeningen. Kunst wordt dan gebruikt als communicatiemiddel daar waar andere vormen van communicatie door de psychiatrische handicap zijn aangetast. Denk aan het niet verbaal kunnen uiten van gevoelens, geen oogcontact kunnen maken, verward taalgebruik hebben. Kunst is manier van kennen die anders werkt dan de intelligentie en het tekenen kan een vorm van ‘coping’ worden die een andere wijze van communiceren biedt. In 1975 schrijven Billig&Burton-Bradley hierover en citeren een onderzoek van Herbert Read:” Both the tribal artist and the schizophrenic express themselves through visual language. Read assumed that a ‘visual mode of communications, art, came into existence as soon as human society came into existence…and can be found wherever society exists’. His preverbal theory of visual language seems to correspond to the needs of the schizophrenic. Verbal language, being a more intricate system, depends on adequate interaction between the individual and his environment, an ability which the schizophrenic lacks” (Billig&Burton-Bradley, 1975, p.40). Het tekenen en schilderen is dus een middel om de waan te verbeelden en de respondenten zeggen het zo: ‘het verbeeldt de oorlog in mijn hoofd” of “ik teken naar geluiden”. Beeldtaal wordt gebruikt om te communiceren en symboliek speelt hierbij een belangrijk rol. Het semiotische model (waarbij het gaat over beelden, hun betekenis en de communicatieve waarde) maakt deze symboliek inzichtelijk zoals we lezen in de ‘Samenvattende Case Analyse’. Kleur, vorm en tekens krijgen symbolische waarde en betekenis wordt gekoppeld aan zingeving of innerlijke noodzaak. Zo zien we bij een aantal respondenten ‘horror vacui’ of te wel angst voor het lege. Dit aspect zien we ook in het werk van Adolf Wölfli en Willem van Genk. De betekenis hiervan kan liggen in het niet kunnen omgaan met leegte en onzekerheid. Een aantal respondenten tekent ‘lege ogen’ als zwarte vlakken in robotachtige of maskerachtige hoofden. Dit kan duiden op angst of gevoelsarmoede aangezien de ‘ogen de spiegel van de ziel’ worden genoemd. Ook kunnen de maskerachtige hoofden een verbeelding zijn van monsters of duivels voortkomend uit de waan. In de beeldanalyse benoem ik de overeenkomst met kindertekeningen waarbij ik ervan uitga dat de ontwikkeling van het tekenen en de beeldtaal bij ieder mens volgens een bepaalde structuur gaat. Wanneer er sprake is van terugval wordt dit zichtbaar in de tekening in de vorm van degeneratie (afb.11c) die doet denken aan krabbeltekeningen. Het begrip ‘waan’ wordt in de theorie geduid als: het verlies van het mogen regie te voeren over het denken, voelen en handelen (zie theoretisch kader). Dit betekent dat in de waan de persoon geen onderscheid kent tussen verbeelding en werkelijkheid. Uit mijn onderzoek is gebleken dat de respondenten tijdens het tekenen als het ware ‘in de tekening’ zijn. Er is dan sprake van diepe rust en omgevingsfactoren worden uitgesloten. De persoon verliest zich als het ware in de tekening en verbeelding en werkelijkheid worden eén. Met als groot verschil dat in de waan er geen controle over denken, voelen en handelen is maar in de tekening wel. Plokker noemt dit een vorm van magisch denken en zegt het zo: ”dat in de magische gedachtenwereld van de patiënt de weergegeven beelden werkelijkheid zijn” (Plokker, 1962, p.99). Ook Billig&BurtonBradley refereren hiernaar en leggen de link naar primitieve kunst:” Magical thinking may influence both the tribal artist and the schizophrenic” (Billig&Burton-Bradley, 1975, p.43). Respondent 7 geeft aan dat ze in haar fantasie in de tekening kan bepalen wat er gebeurt en er ‘haar eigen draai aan kan geven’. Daarom levert het zoals ze zelf zegt, meer op dan een gesprek met de psychiater. Het tekenen biedt haar de mogelijkheid om grip en controle te verkrijgen op de werkelijkheid en deze te beïnvloeden. Ik schilder dus ik besta 63 Het tekenen heeft hierbij een therapeutische functie want de persoon kan niet tegelijkertijd in de waan en in de verbeelding van de tekening zijn. Wanneer de persoon in de waan zit, zit hij in zijn eigen werkelijkheid die geen onderscheid maakt tussen realiteit en verbeelding. Wanneer de persoon tekent zit hij in de verbeelding van de tekening en in de realiteit en deze is een andere dan die van de waan. Dus zoals respondent 8 het zegt:“ waar het een zit kan het ander niet zitten, het helpt psychose voorkomen”. Dit onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de betekenis en meerwaarde van het tekenen en schilderen in het kader van rehabilitatie ligt in diverse factoren. Allereerst is het een middel om tot zelfinzicht of zelfexpressie te komen. Als communicatie middel verbeeldt het de waan en maakt het duidelijk wat er zich in het hoofd afspeelt. Als therapeutisch middel bevordert het rust en zorgt het voor een lage e. e.- graad (‘expressed emotion’). Bovendien kan men het verleden verwerken en even ‘in de tekening kan zijn’. Voor een aantal respondenten helpt het psychose voorkomen want waar “het één zit kan het ander niet zijn”. Daarnaast zorgt het tekenen en schilderen voor een zinvolle dagbesteding, geeft plezier en sociale contacten en bewerkstelligt een nieuwe positie in de maatschappij namelijk die van het kunstenaarschap. Concluderend kan men zeggen dat het tekenen vorm geeft aan de waan en de meerwaarde van tekenen en schilderen in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie is dat men door middel van kunst vorm geeft aan de eigen werkelijkheid. 6.2 Aanbevelingen Uit het voorgaande is gebleken dat de respondenten uit de onderzochte doelgroep in het tekenen in hun kracht staan. Omdat verbale en cognitieve reflecties anders verlopen werkt het goed de cliënt tegemoet te komen op een manier die beter bij hem past. Dus het gebruik maken van non-verbale middelen zoals tekenen en schilderen, levert een meerwaarde in het zoeken naar potentieel en kracht. Hierbij leveren één op één gesprekken over het beeldend werk meer op dat de evaluatie in de groep en deze manier van gesprekken voeren kan een toevoeging zijn voor de afdeling. Om stigmatisering te voorkomen en aan te sluiten bij de trend van wijkgericht werken kan dit middel worden aangeboden buiten de eigen setting bijvoorbeeld in een woonwijk of kunstencentrum, maar wel onder supervisie van de GGZ Drenthe. Kunsteducatie is essentieel en voorziet zeker in een behoefte. Wel vereist het specifieke kennis en aandacht omtrent de doelgroep maar ook dit kan in samenwerking met de GGZ Drenthe tot stand komen. Een mogelijkheid zou zijn studenten van de Academie Sociale Studies, opleiding SPH, teken en schilderlessen te laten verzorgen onder begeleiding van een activiteitenbegeleider of kunstenaar. Dit zou een optie kunnen zijn voor de derde jaar stage voor studenten die beeldende kwaliteiten in huis hebben en hiermee kunnen werken. Vanuit de opleiding SPH zou dit een vorm van stage of contractonderwijs kunnen zijn die nadere uitwerking vereist. Belangrijke aanbeveling is dus: laat tekenen en schilderen een onderdeel zijn van het rehabilitatieproces en kijk naar de mogelijkheden in plaats van de handicap. Aangezien het tekenen de ontwikkeling van talent en fantasie bevordert, mensen uit de anonimiteit haalt, en nieuwe capaciteiten voor de toekomst oplevert is het essentieel de beeldende lessen zoals het tekenen en schilderen aan de doelgroep aan te bieden. 64 Anneke Buikema Masteronderzoek Nabeschouwing Nu het onderzoek is afgerond zijn er een aantal aspecten die ik nog wil benoemen. In verband met de psychiatrische handicap van de respondenten en de opgebouwde band van veiligheid en vertrouwen, heb ik er voor gekozen de interviews alleen af te nemen en geen ‘peer-check’ te doen. Ook is het een bewuste keuze het afgenomen materiaal achteraf niet door de respondenten te laten lezen, maar ben ik voornemens na afloop een meer algemeen artikel te publiceren omtrent dit onderwerp en de respondenten hiervan op de hoogte te stellen. Het werken met Atlasti was een tijdrovend en intensief proces. Aanvankelijk had ik mijn twijfels over het nut van het programma aangezien de versie waarin ik werkte niet de meest recente was, waardoor het beeldmateriaal niet door mij kon worden geprint. Mijn beide begeleiders waren op dit punt zeer behulpzaam waarvoor mijn hartelijke dank. Rest mij nog de wens uit te spreken dat ik van harte hoop dat de kunstklas blijft bestaan. Anneke Buikema Ik schilder dus ik besta 65 Literatuurlijst Bader, A. & Navratil, L. (1976). Zwischen Wahn und Wirklichkeit. Kunst-Psychose-Kreativität. Behrend, D. (2010). Muzisch-Agogische Methodiek. Billig, O. & Burton-Bradley, B.G.. (1975). Cross-Cultural Studies of Psychotic Graphics from NewGuinea. Bos van den, J.(2007). Kunst/Psychiatrie. Kunst als communicatiemiddel.(Master scriptie). Benjamin, W. (1977 ). De Verteller. Beschouwingen bij het werk van Nikolaij Ljeskov. Boven, M.(2012). De negentiende eeuw. Van voltooide dingen naar processen. Creswell, J.W. (2011). Educational research. Dröes, J. (2012). Rehabilitatie Quo Vadis? Tijdschrift voor Rehabilitatie. GGZ Drenthe, Het Psychosencircuit, 2012). Gombrich, E.H.(1996). Eeuwige Schoonheid (Oorspronkelijke titel:The Story of Art). Harris, N. (1979). A Treasury of Impressionism. Hauser, A. ( 1975) Sociale Geschiedenis van de kunst (Oorspronkelijke titel: The Social History of Art). Hennink, M.Hutter,I., Bailey, A.(2011). Qualitative research methods. Itten, I. (2002). Kleurenleer. Itten, I. (1986). Beeldende Vormleer. Kaiser, H.W.M. (2007). Psychiatrie toegelicht. Mans, I. (1998). Zin der Zotheid. Vijf eeuwen cultuurgeschiedenis van zotten, onnozelen en zwakzinnigen. Michelbrink, F. (2006). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Nijmanting, M. (2008). Creatieve Therapie. Een praktische handleiding. Petry, D. & Nuy, M. (1997). De ontmaskering. Plokker, J.H. (1962). Geschonden Beeld. Beeldende expressie bij schizofrenen. Pope, C., Ziebland, S., Mays, N. (2006). Analysing qualitative data. Prinzhorn, H. (1922). Bildnerei des Geisteskranken. 66 Anneke Buikema Masteronderzoek Rhodes, C. (2010). Outsider Art. Spontaneous Alternatives. Rhodes, C. (2005). Primitivism and Modern Art. Ritchie, J., Spencer, L. (2002). Qualitative data analysis for applied policy research. In: Huberman, M.A., Miles, M.B. The qualitative resaearcher’s cpmpanion. Rümke, A. (2004). Verkenning in de psychiatrie, een holistische benadering. Schasfoort, B. (2007). De basis van beeld beschouwen. Schreurs, H. (2006). Beeldend vormen in de Sociaal-Agogische Praktijk. Smeijsters, H. (2008). Handboek Creatieve Therapie. Stokvis, W. (2008). COBRA 1948-1951. Schweizer, E.(2009). Handboek voor beeldende therapie. Lucie-Smith, E. (2009). Kunst in de 20e eeuw (Oorspronkelijke titel: Visual Arts in the Twentieth Century). Velde, J.W. (1999). Muzisch-Agogisch Begeleiden in de hulpverlening. Vijver Van de, J. (2005). Inside or outside the outsider art? Kunst van mensen met een verstandelijke handicap. Wal, R. (2011). Collegedictaat. Witte de, M. (2009). De perceptie van het kunstenaarschap van psychiatrische patiënten door Prinzhorn en Dubuffet. (Master scriptie). Yin, R.K. (2003). Casestudy Research: Design and Methods. Internetbronnen www.collectiedestadshof.nl www.outsiderartpastforward.eu www.amsterdam-outsider-art.nl/galerie/outsider-art www.hetdolhuys.nl/tentoonstellingen www.out-of-art.nl www.wetenschapsforum.nl http://archief.ypsilon.org/schizofrenieplein/hulp/feiten.htm www.Document.nl www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl www.studiumgenerale.nl www.wikipedia.nl Documentaire: Uitbehandeld maar niet opgegeven van Detlef Petry . Ik schilder dus ik besta 67 Bijlage 1 Topiclijst 1. Zelfinzicht en zelfexpressie -expressie van gevoelens leidt tot zelfkennis -eigen gevoelens tot uitdrukking brengen: vreugde, angst, verdriet, verlies , boosheid, onbegrip, eenzaamheid, rouw, paniek -in contact komen met zichzelf en anderen -omgeving beïnvloeden 2. Serieus nemen van het eigen innerlijk leven -leidt tot zelfkennis -bewustwording -zelfacceptatie -verwerkingsprocessen 3. Authentieke vormgeven van gevoelens -unieke mens die los van tradities eigen leven vormgeeft in beeldtaal -signalen herkennen van eigen ziekte in eigen schilderijen 4. Verwerken van verleden -blijvende kwetsbaarheid - terugval - tegenslag - psychotisch verleden -langdurige klachten 5. Groei van zelfvertrouwen -ontwikkelen van talent -respect voor eigenheid en unieke beeldtaal 6. Vinden van een zinvolle bezigheid -betekenisgeving van eigen leven door schilderen -betekenisvolle dagbesteding -omgaan met vrije tijd -sociale contacten -uitwisseling van ervaringen 7. Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst -nieuwe rol in samenleving-als kunstenaar / beeldend mens -werken aan balans in draagkracht en draaglast 68 Anneke Buikema Masteronderzoek Bijlage 2 BEELD ANALYSE – semiotisch model Hierbij maak je gebruik van onderstaand BEELD analyse-schema. De volgende aspecten moeten in je analyse aanwezig zijn: PRODUCTIECONTEXT: A: Gegevens: wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom? BEELD ANALYSE (vorm/formeel en inhoud) B: De beeldende laag, waaronder: Beeldende laag/ middelen: 1. Licht: Lichtsoort: getemperd <> fel; Lichtrichting: meelicht, tegenlicht, zijlicht, strijklicht; Gevolgen van het licht: eigen schaduw/slagschaduw 2. Kleur: Kleursoorten: kleurverzadiging, kleurhelderheid; Kleurcontrasten: kleur-tegen-kleur, licht-donker, koud-warm, complementair; monochroom <> polychroom 3. Ruimte: Ruimtelijkheid: tweedimensionaal <> reliëf <> driedimensionaal, ruimte-innemend (gesloten, massief) <> ruimte-omvattend (open); textuur ; Ruimtesuggestie door: groot-klein, overlapping, afsnijding; lijnperspectief, kleurperspectief, atmosferisch perspec tief 4. Vorm: Vormcontrasten: Geometrisch/constructief <> organisch/plastisch; Enkelvoudig <> samengesteld ; Positief <> negatief (restvorm); Duidelijk <> vaag Samenhang 1. Compositie: Compositiegrondvormen: Horizontaal-verticaal-diagonaalcompositie, drie hoekscompositie, centraalcompositie, ‘over-all’-compositie - Gevolgen van ordening: Statisch <> dynamisch, Symmetrisch<> asymmetrisch 2. Tijd: Bewegingssuggestie; Bewegend beeld, video, ict, performance C: De narratieve laag, waaronder: 1. > Figuratief, realistisch; > geïdealiseerd, gestileerd, geabstraheerd, gedeformeerd ; > non-figuratief, abstract 2. Titel, thema (waar gaat het werk over?) Voorstelling, verhaal, onderwerp, thema, sfeer, het kunstwerk zelf, titel D: De symbolische laag: 1. De betekenis van het beeldend werk/ wat leert het beeldend werk jou? 2. Wat wil de kunstenaar of vormgever (of opdrachtgever) of de beschouwer ermee bereiken? Bedoelde functie van de maker (opdrachtgever) gelet op tijd en plaats <> functiegeving door de beschouwer. Symboliek, visie, idee, intentie van de kunstenaar/vormgever 3. Vanuit welke opvatting of interpretatie heeft de kunstenaar/vormgever gewerkt? Ik schilder dus ik besta 69 Levensbeschouwelijk Esthetisch Politiek Economisch Educatief Vermaak Religieus, ritueel, viering (anti-)Schoonheid, inleving, herkenning, vervreemding, confrontatie Status, huldiging, protest, bewustwording Werk, reclame Opvoeding, therapie, zelfreflectie, voorlichting, informatief Amusement, decoratie, expressie, verpozing DE GEBRUIKSCONTEXT: E: De rol van de beschouwer: 1. Probeer te beschrijven welk effect het beeld op je had. 2. Breng dit in verband met de bedoeling die de kunstenaar/vormgever had 3. Kun je belangrijke factoren om het beeldend werk te begrijpen schetsen: is het gericht op een actuele situatie; op een politieke context; op bepaalde subculturen enz.) 4. Jouw persoonlijke mening over het beeldend werk(= interpretatie = subjectief). Dit laatste moet uiteraard goed onderbouwd worden. 70 Anneke Buikema Masteronderzoek Bijlage 3 Vragenlijst Topics voor de gesprekken in relatie tot het beeld A. B. Kennismaking; wie, wat, waar, waarom Beeldende laag/ middelen 1. Zelfinzicht en zelfexpressie Breng je je eigen gevoelens tot uitdrukking in je schilderijen? Hoe doe je dat? Geef een voorbeeld in het werkstuk. Kleur, vorm, compositie, licht, ruimte, tijd, beweging, -expressie van gevoelens leidt tot zelfkennis -eigen gevoelens tot uitdrukking brengen: vreugde, angst, verdriet, verlies , boosheid, onbegrip, eenzaamheid, rouw, paniek -in contact komen met zichzelf en anderen -omgeving beïnvloeden C. Narratieve laag: figuratief, gestileerd/ gedeformeerd, non-figuratief/abstract, Titel/thema 2. Serieus nemen van het eigen innerlijk leven Schilder je realistische beelden of zijn het innerlijke beelden? Helpt het schilderen en tekenen je bij het accepteren van jezelf of bij verwerkingsprpocessen? Kies je van tevoren je onderwerp, titel? -leidt tot zelfkennis -bewustwording -zelfacceptatie -verwerkingsprocessen D. De symbolische laag: wat leert het beeldend werk jou? Wat betekent het? 3. Authentieke vormgeven van gevoelens Herken je jezelf in je eigen werk, herken je je eigen beeldtaal? Kun je een voorbeeld geven in je werkstuk. -unieke mens die los van tradities eigen leven vormgeeft in beeldtaal -signalen herkennen van eigen ziekte in eigen schilderijen Ik schilder dus ik besta 71 4. Verwerken van verleden Ben je tijdens het schilderen en tekenen ook bezig met het verwerken van je verleden? -blijvende kwetsbaarheid - terugval - tegenslag - psychotisch verleden -langdurige klachten 5. Groei van zelfvertrouwen Is je zelfvertrouwen gegroeid door het ontwikkelen van je talent? -ontwikkelen van talent -respect voor eigenheid en unieke beeldtaal 6. Vinden van een zinvolle bezigheid Ben je veel met schilderen bezig en wat geeft het je? -betekenisgeving van eigen leven door schilderen -betekenisvolle dagbesteding -omgaan met vrije tijd -sociale contacten -uitwisseling van ervaringen 7. Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst Heeft het bezig zijn met kunst je een nieuwe rol in de maatschappij gegeven? Helpt het bij het vinden van een goede balans, bij het herstelproces? -nieuwe rol in samenleving-als kunstenaar / beeldend mens -werken aan balans in draagkracht en draaglast 72 Anneke Buikema Masteronderzoek Bijlage 4 De Respondenten In september 2012 bezocht ik de kunstklas in atelier ‘Terpen10’ van het psychosecircuit GGZ Drenthe waar ik in contact kwam met mensen met een psychiatrische handicap. Na het eerste contact met de begeleiders werd de groep voorbereid op mijn komst. Het contact verliep spontaan en na een aantal bezoeken benaderde ik acht respondenten tijdens de kunstklas die voldeden aan de criteria van het onderzoek. In het contactleggen vertrouwde ik vooral op mijn intuïtie en wanneer ik voelde dat iemand open stond voor het gesprek zocht ik contact. Respondent 7 wilde aanvankelijk niet meewerken en het contact verliep stroef. Later veranderde dit en was ze erg spontaan. Bijzonder waren de gesprekken na afloop waarbij sommige respondenten ineens erg open werden en over zichzelf vertelden. Hieronder volgt een korte beschrijving. Respondent 1 is een sympathiek ogende man van 36 jaar die gemakkelijk en open communiceert. Hij is getrouwd, woont en werkt in de buurt. Hij komt regelmatig bij ‘Terpen10’, een inloop atelier van het psychosecircuit GGZ Drenthe. In zijn tekenwerk is hij gefascineerd door ‘Star Trek’ en voelt zich zeer vereerd vanwege mijn interesse hiervoor. Zijn tekeningen werden geëxposeerd in de gang van het gebouw en hier is hij trots op. Zijn moeder stierf toen hij acht jaar was en dit was een traumatische ervaring voor hem. Respondent 1 is religieus en gaat regelmatig naar de kerk. Respondent 2 is een vrouw van 42 jaar die regelmatig in het atelier werkt. Ze heeft een fascinatie voor portretten en met name voor ogen en tekent al vanaf haar 13e jaar. Respondent 2 is erg op zichzelf en praat met een zachte stem zonder me aan te kijken. Haar lichaamshouding en blik hebben een starre uitdrukking en ze toont weinig emotie. Wanneer ze zit te tekenen, leeft ze zich helemaal in en trekt zich zo nu en dan even terug uit de groep en zoekt de ruimte voor zichzelf. Ze staat dan bijvoorbeeld in het magazijn stil voor zich uit te kijken. Respondent 2 woont alleen en vindt dit prettig. Door het tekenen op het atelier is ze even onder de mensen, maar ze is graag op zichzelf en geen prater. Respondent 3 is een vriendelijke, bescheiden en intelligente man van ongeveer 40 jaar. Hij spreekt bedachtzaam en op zachte toon. Respondent 3 werkt op de ICT afdeling van een SW-bedrijf waarvoor hij o.a. een softwareprogramma heeft ontworpen. Na de middelbare school heeft hij anderhalf jaar aan een Kunstacademie gestudeerd, richting Grafische vormgeving en is gestopt als gevolg van de eerste psychose. Later heeft hij het nog eens geprobeerd op een andere academie maar door het ziekteproces dit niet afgemaakt. Hij heeft in de grafische industrie, en voor een reclame bureau gewerkt en hier veel ervaring opgedaan als vormgever. Respondent 4 is een actieve, spontane vrouw van 50 jaar die samenwoont met haar vriend en dochter. Ze had een baan als gastvrouw bij een groot bedrijf. Ze is voor het eerst gaan tekenen en schilderen nadat ze werd opgenomen wegens angsten en stemmen die ze hoorde. Ze komt gemiddeld drie keer per week in het atelier Terpen10 om te werken en heeft met haar zelf ontworpen mandala’s ook een expositie gehad. Naast het schilderen helpt ze ook in de kantine. Respondent 5 is een man van midden vijftig met een vriendelijke oogopslag en zachte stem. Zijn gezichtsuitdrukking is enigszins verstard en hij reageert wat traag. Respondent 5 komt van oorsprong uit India. Hij heeft een vijfjarige opleiding gedaan tot leerbewerker, techniek e.d. en is uit India gevlucht en via Duitsland naar Nederland gekomen. Hij spreekt een aantal Indiase dialecten en ook Engels maar het Nederlands is lastig voor hem. Inhoudelijk blijft het gesprek wat aan de oppervlakte, ik heb niet het gevoel dat ik tot hem doordring. Ik schilder dus ik besta 73 Respondent 6 is een man van 57 jaar die uit een streng katholiek gezin komt. Hij is zelfbewust en wil graag zelfstandig gaan wonen. Hij vertelt dat hij een jaar op een Klassieke Academie heeft gezeten en is een vaste bezoeker van de kunstklas. Hij houdt van kunst van Paul Klee, Monet, Manet, Gaugin, van Gogh en Toulouse-Lautrec en Roy Lichtenstein. Ook heeft hij geëxposeerd met zijn werk. Respondent 7 is een vrouw van 34 jaar, van oorsprong half Maori. Ze praat heel spontaan en open en uit het gesprek blijkt dat ze zich in het tekenen goed kan uitleven maar niet kan uitleggen wat het werk betekent. Ze komt iedere vrijdag in het atelier ‘Terpen10’ om te tekenen en werkt ook thuis. Verder doet ze aan fitness en kickboksen. Ze bezoekt graag rommelmarkten waar ze tekeningen en schilderijen bekijkt en soms koopt. Haar moeder is twee jaar geleden overleden. Respondent 8 is een man van ongeveer 50 jaar die zeer verbaal begaafd is. Hij vertelt dat zijn handicap schizofrenie is en dat hij leeft en werkt als kunstenaar. Hij heeft een eigen atelier en zijn werk is te zien op zijn website. Respondent 8 heeft twee jaar aan een kunstacademie gestudeerd en is na zijn eerste psychose gestopt met schilderen. Pas bij de GGZ te Assen is hij op aanraden van een therapeut weer gaan schilderen en dat is heel belangrijk geweest. Respondent 8 werkt zowel expressief als abstract realistisch en schildert graag dieren. 74 Anneke Buikema Masteronderzoek Bijlage 5 Atlasti Bijlage 5 Atlasti Code-Filter: All Code-Filter: All ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ HU: backup backup of 6 mrt 6 versie HU: ofBeeldanalyse Beeldanalyse mrt1versie 1 File: [H:\backup of Beeldanalyse 6 mrt File: [H:\backup of Beeldanalyse versie 6 mrt1.hpr6] versie 1.hpr6] Edited by: Code Edited by: Code ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ abstract-expressionistisch acceptatie andere wereld angst Authentieke vormgeving gevoelens beeldeffect Betekenis of symbolische laag beweging/ dynamiek boom mens communicatie/stemgebruik complementaire kleuren compositie concentratievermogen contourlijn in kleur controle de kunstenaar laat zien hoe hij zich voelt door de tekening de wereld in het hoofd de wezens zijn de stemmen in zijn hoofd desintegratie fantasie figuratieve vormen Functie van het werk Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst geometrische vormen gestileerde vormen Groei van zelfvertrouwen groen symboliseert natuur hallucinaties helende functie van schilderen herstel klauw of grijparm Kleur kleurgebruik kosmos kunstacademie kunstklas Licht licht-donker contrast lijnvoering Materiaal en techniek materiaalgebruik medicijngebruik Narratieve of conceptuele laag niet-kleuren ogen organische vormen over-all compositie overlapping en afsnijding paranoïa perspectief politiek statement potlood geeft strakke vormen en lijnen preventieve werking prikkels primaire kleuren Productie context religie 76 rituele functie van tekenen robotachtige mensfiguur robotfiguur is een Tolian rood kleur van de liefde Ruimte ruimte als kosmos ruimtelijkheid schaduw secundaire en tertiaire kleuren Serieus nemen van innerlijk leven sociale contacten spinachtige vorm spinachtige vormen standpunt startrack status strijd symboliek talent tekenen als communicatiemiddel tekenen als innerlijke noodzaak tekenen als zelfexpressie tekenen als zelfreflectie tekenen als zinvolle dagbesteding tekenen geeft rust tekenen heeft therapeutische functie tekenen reflecteert toekomstvisie tekening /schilderij is twee dimensionaal tekening vertelt verhaal tekst als oude manuscripten terugval textuur Textuur van materiaal thema tijd speelt een dubbele rol Tijdsverloop toekomstvisie toeval transparantie trauma Tweedimensionaliteit twee dimensionaal uiterlijke kenmerken unieke beeldtaal veiligheid verbanden leggen verbeelding verlangen vervreemding Verwerken van verleden verwerking voorstelling weerspiegelt de oorlog in mijnhoofd Vorm waardering wetenschappelijk onderzoek Ik schilder dus ik besta zelfinzicht zelfvertrouwen ziekteproces zingeving Zinvolle dagbesteding 75 HU: backup of Beeldanalyse 6 mrt versie 1 File: [H:\backup of Beeldanalyse 6 mrt versie 1.hpr6] Edited by: Quotation All (94) quotations from primary document: P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf (<HUPATH>\Bron Atlas ti\Beeldanalyse cliënt 1.pdf) ______________________________________________________________________ HU: Beeldanalyse 6 mrt versie 1 File: [H:\Beeldanalyse 6 mrt versie 1.hpr6] Edited by: Super ______________________________________________________________________ P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:1 [licht/ donker contrast tussen ..] (2:458-2:632) (Super) Codes: [licht-donker contrast] No memos licht/ donker contrast tussen de achtergrond die wit is gelaten, en de vormen op de voorgrond die donkerder van kleur zijn. Hierdoor ontstaat een licht/donker contrast. P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:2 [kleurcontrast door de compleme..] (2:7022:761) (Super) Codes: [complementaire kleuren] No memos kleurcontrast door de complementaire kleuren groen en rood. P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:3 [secundaire kleur paars en de t..] (2:767-2:859) (Super) Codes: [secundaire en tertiaire kleuren] No memos secundaire kleur paars en de tertiaire kleuren turqoise en groentinten zijn in vorm opgezet P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:4 [rood is in de contourlijn is g..] (2:864-2:902) (Super) Codes: [contourlijn in kleur] No memos rood is in de contourlijn is gebruikt. P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:5 [] (@690-@211) (Super) No codes No memos P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:6 [organische vormen, i] (2:986-2:1005) (Super) Codes: [organische vormen] No memos organische vormen, i 77 76 Anneke Buikema Masteronderzoek Bijlage 6 Summary During this research I have been engaged in defining the meaning and value of the arts for people with chronic psychiatric disabilities. I investigated to what extent visual work can contribute to the care of people who suffer psychologically, art as an artistic intervention in counseling. Here I focused on people with schizophrenic disorder because they occupy a prominent place in psychiatry. The reason for this study was my interest in art related to psychological suffering and the development of the concept of self-expression in art history was the angle. The specific question that preoccupied me was as follows: What is the value of art, especially drawing and painting, in the context of the rehabilitation of people with schizophrenia, whether or not residing in a mental institution? This research was relevant since drastic cuts in mental health care are being carried out. Unfortunately the departments for Creative Therapy and the Art classes suffer the most. Managers are under the impression that the value of working artistically during treatment in the process of rehabilitation has not been proved. My aim was to demonstrate the value of painting in the context of the rehabilitation of people with schizophrenic disorder. To carry out my research I found an appropriate setting and I contacted the manager of the ‘Psychosis Circuit’ from GGZ Drenthe. Here one deals with the treatment and rehabilitation of people with schizophrenia. The research is carried out by means of a ‘Multiple Case Study’ which is an empirical qualitative research method. The instruments used were: doing literature review, interviews, image analysis of paintings and drawings and observations of respondents. To gather sufficient information I approached and interviewed eight respondents, who participated in the art class studio ‘Terpen10’. During each interview two drawings or paintings were discussed. Selection criteria were: diagnosis of schizophrenia and artistic involvement in drawing or painting. Among other things the results showed that each respondent works from his or her unique point of view and the effect of drawing and painting differs enormously. One person for example worked mainly symbolic and gave expression to the delusion he experienced. Another used drawing as a communication tool. For some drawing yielded self-understanding and self-expression and being creative was an inner necessity that had to do with meaning. All respondents experienced drawing and painting as meaningful activities. In conclusion, one can say that when someone has become psychotic reality and illusion have become one. This generates chaos, panic and anxiety. When the psychosis stops emptiness arises. After this chaos human beings tend to fall back on unconscious primal artistic forces as Nietzsche has pointed out. This research indicates that people with schizophrenia who have an affinity for visual work, are perhaps closer to this original source. Another important conclusion from the study was that some processes (such as delusions) can’t always be captured in language but can be expressed in drawings. Art is then used as a tool for communication where other forms of communication are affected. Since working with visual means benefits talent and imagination and delivers new capabilities for the future, the key recommendation is: use drawing and painting as part of the rehabilitation process and regard the possibilities rather than the disabilities. Ik schilder dus ik besta 77