Ik schilder dus ik besta - Hanzehogeschool Groningen

advertisement
Ik schilder dus ik besta
Kunst en psychiatrie
Kwalitatief onderzoek naar de meerwaarde van schilderen
in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie
Master Kunsteducatie
Hanzehogeschool en
Noordelijke Hogeschool
Leeuwarden
Anneke Buikema
298186
Afstudeeronderzoek
Juni 2013
Begeleiders:
Dr. Ben Boog
Dr. Louis Polstra
Ik schilder dus ik besta
Kunst en psychiatrie
Kwalitatief onderzoek naar de meerwaarde van schilderen
in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie
Copyright: © Anneke Buikema
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de auteur.
Voorwoord
Dit afstudeerrapport is geschreven in het kader van de Master Kunsteducatie een opleiding van
de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Tijdens deze studie
is mijn belangstelling gewekt voor het onderwerp ‘kunst in de psychiatrie’ en mijn interesse gaat
uit naar de toepassing van dit medium en de betekenis ervan voor cliënten. Als docent ben ik
werkzaam aan de Academie Sociale Studies (SASS), een opleiding van de Hanzehogeschool te
Groningen, en mijn dank gaat uit naar mijn werkgever voor de mij geboden mogelijkheid tot studeren.
Het volgen van deze Masteropleiding is zeer verrijkend geweest en het doen van onderzoek zorgde
voor verbreding en verdieping in mijn vakgebied. Uit respect voor de mensen die aan dit onderzoek
hebben meegewerkt dient het onderzoeksmateriaal vertrouwelijk te worden behandeld. Graag wil ik
het hoofd van de Masteropleiding Drs. Gudrun Beckman bedanken voor haar enthousiasme en mijn
begeleiders Dr. Ben Boog en Dr. Louis Polstra voor hun inspirerende sturing en coaching. Bovenal
wil ik de GGZ Drenthe, met name de cluster manager H. J. Huiting en de activiteitenbegeleiders
M. ter Heege en J. Bregman bedanken voor de mogelijkheid tot het doen van onderzoek binnen
de kunstklas op het atelier ‘Terpen10’. ‘Last but not least’ wil ik de respondenten bedanken voor de
mooie gesprekken en de prachtige kunstwerken!
Anneke Buikema
Juni 2013
Ik schilder dus ik besta
01
Inhoudsopgave
Samenvatting
05
1.
Inleiding
1.1. Aanleiding
1.2. Doelstelling
1.3. Vraagstelling
1.4. Probleemstelling
07
07
07
08
08
2 . Theoretisch kader
2.1 Context
2.2 Expressionisme
2.3 Art Brut
2.4 Outsider Art
2.5 Geschiedenis van de psychiatrie
2.6 Schizofrenie
2.7 Beeldende therapie
2.8 Rehabilitatie door kunst
2.9 Resumé
10
10
11
13
14
15
15
17
18
19
3
Methode van Onderzoek
3.1 Onderzoekssetting 3.2 Typering van het onderzoek
3.3 Methode 3.4 Verantwoording analyse
20
20
20
20
22
4
Resultaten
4.1 Resultaten interviews
4.2 Resultaten beeldanalyse
25
25
34
5. Samenvattende Case Analyse
60
6. Conclusie en Aanbevelingen
6.1 Conclusie
6.2 Aanbevelingen
62
62
64 Nabeschouwing
65
Literatuurlijst
66
Bijlagen
1. Topiclijst
2. Beeldanalyse semiotisch model
3. Vragenlijst
4. Respondenten
5. Atlasti
6. Summary
68
68
69
71
73
75
77
Ik schilder dus ik besta
03
Samenvatting
In dit onderzoek heb ik me beziggehouden met de betekenis en meerwaarde van kunst voor
mensen met een chronisch psychiatrische handicap. Hierbij is onderzocht in welke mate beeldend
werken een bijdrage kan leveren in de zorg voor mensen die psychisch lijden, kunst als artistieke
interventie in de hulpverlening. Ik richtte me op cliënten met een schizofrene aandoening omdat
deze een prominente plaats innemen binnen de psychiatrie. De aanleiding tot het onderzoek was
mijn belangstelling voor kunst in relatie tot psychisch lijden met als focus de ontwikkeling van het
begrip zelfexpressie binnen de kunstgeschiedenis. De concrete vraagstelling die me bezighield
luidde: Wat is de meerwaarde van kunst, met name tekenen en schilderen, in het kader van de rehabilitatie van mensen met schizofrenie, al dan niet verblijvend in een psychiatrische instelling? Dit
onderzoek was relevant aangezien er binnen de GGZ instellingen momenteel drastisch bezuinigd
wordt. Hiervan zijn de afdelingen Creatieve Therapie en kunstklassen de dupe aangezien volgens
bestuurders de meerwaarde van beeldend werken in het kader van rehabilitatie en behandeling
niet is aangetoond. Het doel was de betekenis van schilderen in de rehabilitatie van mensen met
een schizofrene aandoening inzichtelijk te maken. Voor de uitvoering van mijn onderzoek zocht
ik een instelling die paste bij de onderzoeksvraag. Ik kwam in contact met het ‘Psychosecircuit’
van GGZ Drenthe waar men zich bezighoudt met de behandeling en rehabilitatie van mensen met
schizofrenie. Binnen het onderzoek is gebruik gemaakt van de ‘Multiple Casestudy’, een kwalitatief
empirische onderzoeksmethode die als instrument heeft: literatuurstudie, interviews, beeldanalyse
van schilderijen en tekeningen en observaties van de ondervraagden. Om voldoende informatie te
verzamelen heb ik acht respondenten, die deelnamen aan de kunstklas van atelier ‘Terpen10’, benaderd en geïnterviewd. Per respondent zijn er steeds twee tekeningen of schilderijen besproken
tijdens dit gesprek. Voorwaarde voor de selectie was de gestelde diagnose ‘schizofrenie’ en dat er
gewerkt werd met tekenen of schilderen. Uit de resultaten bleek onder andere dat iedere respondent vanuit de eigen unieke intentie tekent en schildert en dat dit bij iedereen verschillend werkt. De
één gebruikte bijvoorbeeld voornamelijk symbolen en gaf vorm aan de waan in zijn hoofd terwijl de
ander het tekenen gebruikte als communicatiemiddel. Voor een aantal leverde het tekenen zelfinzicht en zelfexpressie, en creatief bezig zijn werd een innerlijke noodzaak die te maken had met
zingeving. Alle respondenten ervoeren het tekenen en schilderen als zinvolle tijdsbesteding.
Concluderend kun je zeggen dat wanneer de mens psychotisch is geraakt en de wereld van waan
en werkelijkheid één zijn, vervalt alle realiteitszin. Deze chaos geeft paniek en angst. Wanneer de
psychose stopt ontstaat grote leegte. De mens grijpt na de chaos terug op de door Nietzsche geduide
artistieke oerkrachten voortkomend uit het onbewuste. Het onderzoek geeft aan dat mensen met
schizofrenie, die affiniteit hebben met beeldend werken, wellicht dichter bij deze oerbron staan. Een
andere belangrijke conclusie uit het onderzoek was dat sommige processen (zoals wanen) niet altijd
in taal te vangen zijn maar wel in tekeningen. Kunst wordt dan gebruikt als communicatiemiddel daar
waar andere vormen van communicatie door de psychiatrische handicap zijn aangetast. Belangrijke
aanbeveling is dus: biedt het tekenen en schilderen aan als onderdeel van het rehabilitatieproces,
en kijk naar de mogelijkheden in plaats van de handicap. Aangezien het tekenen en schilderen de
ontwikkeling van talent en fantasie bevordert, mensen uit de anonimiteit haalt, en nieuwe capaciteiten
voor de toekomst oplevert is het essentieel de beeldende lessen aan de doelgroep aan te bieden.
Ik schilder dus ik besta
05
1. Inleiding
In dit onderzoek stel ik mezelf de vraag wat kunst kan betekenen in de rehabilitatie van chronisch
psychiatrische cliënten. Als docent Creatief Agogisch hulpverlenen verzorg ik het onderdeel
schilderen en tekenen en vraag me af in welke mate beeldend werken een bijdrage kan leveren in
de zorg voor mensen die psychisch lijden, kunst als artistieke interventie in de hulpverlening. Ik richt
me op cliënten met een schizofrene aandoening, die zich bezighouden met tekenen en schilderen.
Het gaat hier om chronisch zieke mensen die binnen de psychiatrische setting een prominente
plaats innemen. Ik ben benieuwd hoe de visie op en de behandeling zich de afgelopen jaren heeft
ontwikkeld en welke rol kunst momenteel speelt in de rehabilitatie van chronisch zieke patiënten.
Mijn onderzoek is uitgevoerd binnen het Psychosecircuit, een samenwerkingsverband tussen
zes afdelingen van GGZ Drenthe, locatie Assen. In hoofdstuk 1 komt de aanleiding, doelstelling,
vraagstelling en probleemstelling van het onderzoek aan bod. Hoofdstuk 2 schetst het theoretisch
kader en hoofdstuk 3 beschrijft de methode van onderzoek. In hoofdstuk 4 worden de resultaten
besproken en aansluitend in hoofdstuk 5 de samenvattende case analyse. Hoofdstuk 6 bevat de
conclusies en aanbeveling. De bijlagen bestaan uit de topiclijst, beeldanalyse semiotisch model,
vragenlijst, respondenten en Atlasti.
1.1 Aanleiding
De aanleiding tot dit onderzoek is mijn belangstelling voor kunst in relatie tot psychisch lijden.
Deze interesse werd al vroeg gewekt door het zien van beeldhouwwerk van Camille Claudel en
het lezen van haar autobiografie waarin wordt beschreven hoe ze als getalenteerde kunstenares
na een succesvolle periode, de rest haar leven doorbrengt in een psychiatrische instelling. Veel
later kwam ik in contact met een componist die zijn traumatische jeugdervaringen in composities
verwerkt en aangaf dat muziek ‘zijn redding’ is geweest. Dit deed me realiseren dat kunst in het
leven van mensen die psychisch lijden een bijzondere betekenis kan hebben en ik vroeg me af
waarin de meerwaarde van zelfexpressie door artistiek werken ligt. Naar aanleiding van de colleges
Geschiedenis en Theorie van Kunst en Media (GTKM) ging ik me verdiepen in het ontstaan en
de betekenis van het begrip zelfexpressie en ontdekte daarbij dat door culturele en artistieke
veranderingen aan het begin van de twintigste eeuw, er een breuk ontstond in de schilderkunst
waardoor het Expressionisme opkwam. In het Expressionisme laten kunstenaars zich inspireren
door beeldend werk van ‘geesteszieken’ en wordt het belang van zelfexpressie zowel aan het
begin van de 20e eeuw maar ook na de Tweede Wereldoorlog binnen de schilderkunst actueel.
In Duitsland ontstond in deze periode belangstelling voor het werken met kunst in de psychiatrie
en werd men geïnspireerd door het Expressionisme. De weg werd vrijgemaakt voor het ontstaan
van de beeldende therapie en mijn motivatie voor dit onderzoek is erachter te komen wat de
huidige meerwaarde is van kunst in de rehabilitatie van mensen met een chronisch psychiatrische
aandoening.
1.2
Doelstelling
Mijn doel is het inzichtelijk maken van de meerwaarde van schilderen in het leven van mensen
met een schizofrene aandoening en welke rol kunst kan hebben met betrekking tot zingeving en
rehabilitatie.
Ik schilder dus ik besta
07
1.3
Vraagstelling
Wat is de meerwaarde van kunst, met name tekenen en schilderen, in het kader van de rehabilitatie
van mensen met schizofrenie, al dan niet verblijvend in een psychiatrische instelling?
Deelvragen die hieruit voortkomen zijn:
1. Welke betekenisgeving kennen mensen met schizofrenie toe aan het maken van kunst c.q.
schilderen?
2. Wat is de meerwaarde van schilderen in het kader van de rehabilitatie van deze cliënten?
1.4 Probleemstelling
Tijdens het bestuderen van literatuur over mensen met een psychiatrische aandoening raakte
ik gefascineerd door kunst gemaakt door mensen met schizofrenie. Schizofrenie is een ernstige
psychotische aandoening die niet te genezen is en over de hele wereld voorkomt. Men schat het
percentage patiënten in Nederland 1 op de 125, dat is 0,8%, van de totale bevolking en per jaar
komen er ongeveer 1600 nieuwe patiënten met schizofrenie of aan schizofrenie verwante psychosen
bij. De ziekte openbaart zich zowel bij mannen als bij vrouwen tussen het zestiende en dertigste
levensjaar en 10 % van de vrouwen ontwikkelt de ziekte na de menopauze. De oorzaak is onbekend
maar algemeen wordt aangenomen dat er sprake is van erfelijkheid in combinatie met verhoogde
gevoeligheid voor stress. Van de mensen met schizofrenie wordt een deel niet adequaat behandeld
en een deel helemaal niet. Deze mensen belanden vaak op straat, hebben verslavingsproblematiek
of wonen zelfstandig maar vervuilen hun eigen leefomgeving en hebben weinig contact met hun
familie. Dan zijn er cliënten die regelmatig kortdurend worden opgenomen maar er is ook een
percentage chronische patiënten die langdurig worden begeleid en behandeld. Op de totale groep
cliënten pleegt 10% suïcide of doet een poging daartoe. Met goede medicatie kan ongeveer 20%
zich redelijk staande houden in de maatschappij. De totale kosten voor de zorg werd in 2007
geschat op 0,5 miljard euro (bron: Trimbos instituut, 2007).
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het hier gaat om een grote groep mensen met een gecompliceerd
ziektebeeld dat als belangrijkste kenmerk de psychose heeft. De psychose kent de zogenaamde
positieve symptomen zoals wanen, hallucinaties en het horen van stemmen en negatieve symptomen
zoals moeheid, weinig initiatief en teruggetrokken gedrag. De medicatie bestaat uit antipsychotica
gecombineerd met andere vormen van behandeling zoals vaardigheidstraining, psycho-educatie,
creatieve therapie, dagbesteding.
Een belangrijke ontwikkeling in de behandeling van mensen met een psychiatrische aandoening
is de rehabilitatie benadering die ontstaan is vanuit de ‘Democratische Psychiatrie’ in Italië en in
Engeland (Bennett) is doorontwikkeld tot de Milieubenadering en in de Verenigde Staten (Anthony
and Farkas) tot de Individuele Rehabilitatie Benadering IRB). Bennett (1978) definieert rehabilitatie
als het proces waarbij een psychisch gehandicapt persoon geholpen wordt om van zijn resterende
vermogens zo goed mogelijk gebruik te maken, zodat hij of zij op een optimaal niveau kan functioneren
in een zo normaal mogelijk kader. Anthony (1990) stelt als het doel van psychiatrische rehabilitatie
om het functioneren van personen met psychiatrische handicaps zodanig te verbeteren dat ze
succesvol en tot hun tevredenheid kunnen wonen, leren en werken in de milieus van hun keuze met
de minste mate van professionele hulp (Dröes, 2012). Binnen dit onderzoek gaat het over eerherstel
van de cliënt en teruggave van zijn rol in de maatschappij en GGZ Drenthe benoemd het als volgt.
“Bij rehabilitatie gaat het om de inpassing van de kwetsbaarheid en de opgelopen handicaps in het
dagelijks leven. Er wordt altijd toegewerkt naar een zo normaal mogelijk leven, zoals de betrokkene
dat wenst” (bron: Het Psychosecircuit, 2012) . Kunst zou hierbij een rol kunnen spelen.
08
Anneke Buikema Masteronderzoek
Vanaf het begin van de twintigste eeuw is er in Europa gewerkt met kunst in de psychiatrie en is
de Creatieve Therapie ontstaan. Ook kunstenaars als Jean Dubuffet en de Expressionisten waren
geïnteresseerd in het beeldend werk van ‘geesteszieken’. Zo ontstaat er een wisselwerking tussen de
psychiatrie en de kunst die leidde tot nieuwe bewegingen als Art Brut en Outsider Art. Aanvankelijk
werd in Duitsland door de psychiater Hans Prinzhorn (1886-1933) geëxperimenteerd met kunst met
schizofrene patiënten en later ontstonden er gerichte creatieve behandeltechnieken. In Nederland
wordt in de jaren vijftig door J.H. Plokker (1907-1976) de basis gelegd voor de ‘Creatieve Therapie’
en er ontwikkelt zich een beroepsgroep die uit zowel psychiaters als creatief therapeuten bestaat.
Prinzhorn beweert dat met de komst van de creatieve therapie er een einde kwam aan de vrije
spontane uitingen en dit kwam volgens hem de kwaliteit van het werk niet ten goede ( De Witte,
2009). Ook zorgt de intrede van psychofarmaca in de jaren zeventig voor het afzwakken van
gevoelens en pieken en dalen waardoor de intensiteit van de kunstwerken minder werd. Door deinstitutionalisering in de geestelijke gezondheidszorg is de behandeling van schizofrene patiënten
steeds korter geworden waardoor het creatieve proces van cliënten op een andere manier kan
worden gevolgd.
Bij de huidige drastische bezuinigingen in de GGZ zijn de afdelingen Creatieve Therapie en de
kunstateliers de eerste die dreigen te verdwijnen aangezien volgens bestuurders de meerwaarde
van beeldend werken in het kader van rehabilitatie en behandeling niet is aangetoond. Vandaar
de noodzaak van dit onderzoek. Het rapport start met de inleiding op het onderwerp, aanleiding,
doel en probleemstelling. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader geschetst en in hoofdstuk 3
komt de methode van onderzoek aan de orde. Hoofdstuk 4 bevat de resultaten en hoofdstuk 5 de
samenvattende case analyse. In hoofdstuk 6 komen de conclusies en aanbevelingen aan bod.
Ik schilder dus ik besta
09
2. Theoretisch kader
2.1 Context
Binnen deze context wordt een aantal begrippen en ontwikkelingen besproken die van belang zijn
voor het onderzoek. Allereerst wordt het begrip zelfexpressie zoals dit binnen het Expressionisme
naar voren komt uitgelegd en binnen genoemd kader geplaatst. Vervolgens komen een aantal
essentiële culturele ontwikkelingen aan bod, uitmondend in een bespreking van het Expressionisme,
Art Brut en Outsider Art. Daarna bespreek ik kort de geschiedenis van de psychiatrie en leg ik uit
wat schizofrenie is en als laatste komt de beeldende therapie en rehabilitatie door kunst aan bod.
De twintigste eeuw wordt ook wel de eeuw van verandering genoemd waarin de mens in verwarring
raakt en niet terug kan vallen op oude tradities en waarden. De wetenschap zorgt aanvankelijk
voor een groot geloof in de vooruitgang en dit resulteert in belangrijke ontdekkingen, maar de
ervaringen in de wereldoorlogen roepen gevoelens van angst en groeiende vervreemding op. Deze
ontwikkeling wordt zichtbaar in de dan heersende stromingen binnen de schilderkunst. Tot aan het
eind van de negentiende eeuw is het Impressionisme, uitmondend in het post-impressionisme, van
grote invloed geweest. Als reactie op voorgaande bewegingen ontstaat het Expressionisme dat
zich manifesteert omstreeks 1905 en men schildert vooral vanuit het gevoel en de eigen psyché,
men houdt zich bezig met zelfexpressie. De kunstenaars binnen het Expressionisme laten zich met
name inspireren door kunst van ‘geesteszieken’, primitieven en door kindertekeningen.
Het begrip expressie1 staat niet op zichzelf: de Romantiek hechtte sterk aan het gevoel en recht van
het individu op zelfexpressie. Hegel, maar ook Nietzsche en Freud hebben veel invloed heeft gehad
op het denken over zelfexpressie aan het begin van de twintigste eeuw.
In “Die Geburt der Tragödie” ontwikkelde Nietzsche de theorie van de twee aandriften in de
natuur die worden gesymboliseerd door twee Griekse goden (Apollo en Dionysos).2 Nietzsche
komt tot de volgende conclusie: “De mens moet zijn eigen waarden uitvinden, kan niet terugvallen
op eeuwige waarheden, maar is altijd verwikkeld in een proces van scheppen en vernietigen “
(Boven, 2012). Het individu komt los van regels en is op zichzelf teruggeworpen in een voortdurend
proces van creëren en vernietigen. Het idee van de unieke mens die los van bestaande tradities
zijn eigen leven vorm geeft, is essentieel en vormt volgens mij de basis van zelfexpressie. Freud
(1856-1939), grondlegger van de psychoanalyse, houdt zich bezig met de rol van het onbewuste
bij de ontwikkeling van artistieke ideeën. Hij brengt dromen en onbewuste wensen in verband
met seksualiteit. Dit onderwerp was tot dusver taboes. Over de invloed van de Romantiek en de
psychoanalyse zegt Gombrich (1996) het volgende: ”Daar is het idee van de zelfexpressie dat terug
gaat tot het Romantische tijdperk, en de diepe indruk die de ontdekkingen van Freud gemaakt
hebben. De interesse gewekt door de psychologie heeft zeker zowel de kunstenaars als hun publiek
er toe aangezet om gebieden van de menselijke geest te doorvorsen die vroeger als afstotend of
taboe werden beschouwd” (Combrich,1996, p. 464). Dus het werken vanuit de zelfexpressie en het
onbewuste is onder andere ontstaan onder invloed van de Romantiek, en de psychoanalyse van
Freud heeft onder meer geleid tot introspectie.
1
Van Latijn, expressio, uitdrukking; v.Dale, expressie, artistieke gevoelsuitdrukking.
2
Hierin maakt hij onderscheid tussen het apollinische en het dionysische, waarbij het eerste staat voor de vormende kracht, de
wereld van orde en regelmaat, het rationele en het conceptuele. De tweede staat voor de ontbindende kracht, de roes, de chaos,
het artistieke voortkomend uit het onbewuste.
10
Anneke Buikema Masteronderzoek
In 1921 publiceert de Duitse psychiater Walter Morgenthaler (1882-1965) het boek “Ein Geisteskranker
als Künstler” waarin hij een reeks werken van Adolf Wölfli bespreekt, die als schizofrene patiënt
verbleef in het Waldau-ziekenhuis bij Bern. Hans Prinzhorn (1886-1933), die als kunsthistoricus en
psychiater geïnteresseerd was in het Expressionisme, deed onderzoek naar kunst in de psychiatrie.
Hij legde een uitgebreide collectie aan en hield exposities van onder andere het werk van Adolf Wölfli.
Prinzhorn publiceerde in 1922 het boek “Bildnerei des Geisteskranken” dat veel beeldmateriaal
van de collectie bevat. De Franse kunstenaar Jean Dubuffet (1901-1985) kwam in aanraking met
bovengenoemde publicatie en hij reisde in 1945 af naar Heidelberg om de collectie te bezichtigen.
Dubuffet raakte bijzonder gefascineerd door deze kunst met een natuurlijke spontaniteit en rauw
karakter (art brut) en zijn visie kan als volgt worden gedefinieerd: “Art Brut handelt over alle artistieke
creaties van personen die vreemd zijn aan het professionele artistieke milieu en dat gaat over
mensen die werken vanuit een eigen innerlijke noodzaak” (De Witte, 2009, p.46). Dubuffet maakt
geen onderscheid tussen kunst van ‘normale mensen’ en kunst van mensen met een psychiatrische
aandoening en in 1949 organiseert hij in Parijs de eerste ‘Art Brut’ tentoonstelling.
In Nederland doet J.H. Plokker (1907-1976) onderzoek naar beeldende expressie bij schizofrenen
en promoveert in 1957 op dit onderwerp. Zijn proefschrift “Geschonden beeld”, dat in vier talen
werd gepubliceerd, is hiervan het resultaat en in het voorwoord zegt hij: “Al sinds enige decennia
trekken de beeldend-expressieve producten van geesteszieken de aandacht van psychiaters en
psychologen, terwijl- vooral sinds de opkomst van het expressionisme- ook veel kunstenaars zich
in deze artistieke vormsels verdiepten, weleens abusievelijk als “psychotische kunst’ aangeduid,
tot slotte sinds enige tijd ook het grote publiek er opmerkzaam op geworden is” (Plokker, 1962,
p.9). Hiermee zegt hij dus dat niet alleen kunstenaars van het Expressionisme inspiratie vinden
in het werk van ‘geesteszieken’, maar dat deze patiënten die tot dusver afgesloten waren van de
samenleving, door hun kunst uit de anonimiteit kwamen.
2.2 Het Expressionisme
Het Expressionisme (Die Brücke, ca. 1905) is een stroming die in Duitsland ontstaat en zich
karakteriseert door de vrijheid om te experimenteren met ideeën en media. Binnen deze beweging
geeft de kunstenaar uiting aan gevoelens en ervaringen vanuit het onbewuste.
Hauser (1975) zegt hierover: “De grote reactionaire beweging van de eeuw uit zich in de kunst als
het afwijzen van het Impressionisme, -een kentering, die in zeker opzicht een diepere klove in de
geschiedenis van de kunst veroorzaakt dan alle stijlveranderingen sedert de Renaissance, door
welke de artistieke traditie van het naturalisme niet werd aangetast. Pas de na-impressionistische
kunst versmaadt principieel alle werkelijkheidsillusie en geeft uiting aan haar levensgevoel”
(Hauser, 1975, p.627). Hier is dus onder invloed van een ander levensgevoel sprake van een
omwenteling ten opzichte van de voorgaande naturalistische tradities. Lucie-Smith (2009) geeft de
volgende beschrijving: ”Die Brücke is hierdoor wel omschreven als een groep zonder stijl. De leden
waren geïnteresseerd in hun eigen psyché, niet in het bedenken van samenhangende, logische
beeldtaal”(Lucie-Smith, 2009. p.67) . Het werk van de leden van ‘Die Brücke’ heeft geen kenmerkende
stijl maar is vooral een vorm van zelfexpressie, een manier om de eigen innerlijke werkelijkheid tot
uitdrukking te brengen. Erotiek was een prominent thema binnen het Expressionisme en hierin zien
we de invloed van Freud terug. Belangrijke kunstenaars zijn Emil Nolde en Ernst Kirchner. Het
Duitsexpressionisme kreeg vervolg in ‘Der Blaue Reiter’ (1912), een kunstenaarsgroep bestaande
uit onder andere Wassily Kandinsky (1866-1944) en Franz Marc ( 1880-1916) die in München actief
waren.
Ik schilder dus ik besta
11
Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat de expressionistische ‘COBRA’ beweging (1948-1951) als
gevolg van een ontmoeting tussen kunstenaars uit drie Noord-Europese landen in Parijs: Asger Jorn,
Carl-Henning Pedersen en Henry Heerup uit Denemarken, de Nederlanders Karel Appel, Constant
en Corneille, en de Belg Alechinsky. De naam COBRA staat voor ‘Copenhagen’, ‘Brussel’ en
‘Amsterdam’. In Parijs zien Appel en Corneille voor het eerst het primitivistisch werk van Jean Dubuffet
en bezoeken een expositie van beeldend werk van ‘geesteszieken’ in het ‘krankzinnigengesticht’
St.Anne. Dit bezoek geeft herkenning en men raakt geïnspireerd door het beeldend werk van
‘geesteszieken’, primitieven en kindertekeningen. De COBRA beweging kenmerkt zich door een
gemeenschappelijke schildertrant met een eigen unieke taal die een onmisbare invloed heeft op
de internationale ontwikkeling van de kunst. Willemijn Stokvis (2008) zegt hierover: “De Cobra
beweging verwerpt uiterlijke schijn en zoekt naar de diepste, uiteindelijke waarden van de kunst.
Men is op zoek naar de oerbron van het scheppen, waarbij men zich verschillende vormen van
primitieve kunst ten voorbeeld stelde. Zij zoeken naar een kunst waarin de ziel wordt uitgedrukt in
een symbolentaal, die voortkomt uit de fantasie” (Stokvis, 2008, p.12,13).
Adolf Wölfli
12
Anneke Buikema Karel Appel
Masteronderzoek
2.3 Art Brut
De eerder genoemde Franse kunstenaar Jean Dubuffet (1901-1985) studeerde aan de Ecole des
Beaux Arts in Le Havre en ontwikkelde na zijn studie een ‘anti-academische’ houding en zijn ideeën
over de zogenaamde ‘Art Brut’, kunst met een rauw, spontaan en natuurlijk karakter, werden vroeg
vormgegeven. In 1924 reisde hij af naar Lausanne en kwam in contact met het boek ‘Bildnerei der
Geisteskranken’ van Hans Prinzhorn. Dit was van groot belang voor zijn loopbaan als kunstenaar. Hij
bleef zich afzetten tegen de heersende kunstwereld en startte met het onderzoeken, verzamelen en
publiceren van kunst van mensen die zich buiten dit academisch circuit bevonden zoals bijvoorbeeld
psychiatrische patiënten. Vanaf ongeveer 1945 hanteerde Dubuffet officieel de term ‘Art Brut’ en in
zijn publicaties stelde hij dat “elke psychiatrisch patiënt als kunstenaar een Art Brut-kunstenaar is,
maar niet elke Art Brut-kunstenaar is een psychiatrisch patiënt” (De Witte, 2008, p.51). Hiermee geeft
hij de psychiatrisch patiënt een plaats als kunstenaar binnen de Art Brut beweging en dit onderschrijft
zijn visie dat er geen onderscheid is tussen kunst van ‘normale’ mensen en kunst van psychiatrisch
patiënten. Jean Dubuffet zag “kunstwerken als een soort communicatiemiddel dat diende om de
diepere lagen van het psychisme te kunnen over brengen naar de toeschouwer, waardoor hij ervan
overtuigd was dat kunst inwerkt op de geest en niet enkel op de ogen van de toeschouwer. De
kunstwerken kunnen gezien worden als een manier van kennis die op een geheel andere manier
werkt dan de ratio en de intelligentie” (De Witte, 2008, p.54). Hij definieert kunst dus als een alternatief
middel om te communiceren en de werkelijkheid te kennen. Ondanks het feit dat Dubuffet zich buiten
de ‘mainstream’ wilde plaatsen werd Art Brut toch een alternatieve, geaccepteerde stroming binnen
de kunst. Dat nog meer duidelijk toen hij een permanente kunstcollectie in Lausanne vestigde die
hij ‘Collection de l’Art Brut’ noemde. Andere termen voor Art Brut die in de loop der tijd ontstonden
zijn bijvoorbeeld Informele kunst en Outsider Art.
Jean Dubuffet
Jean Dubuffet
Ik schilder dus ik besta
13
2.4 Outsider Art
In de jaren zeventig is er zowel in Europa als in Amerika belangstelling voor kunst gemaakt door
mensen met schizofrenie. In Amerika verschijnt een studie van Billig en Burton-Bradley genaamd
‘Cross-Cultural Studies of Psychotic Graphics from New Guinea’ (1975) waarin onderzoek wordt
gedaan naar ‘tribal art’ van Nieuw Guinea in relatie tot kunst gemaakt door mensen met schizofrenie.
In Engeland gebruikt de schrijver Roger Cardinal (1940) voor het eerst de term ‘Outsider Art’ als
Engelstalig term voor de Franse naam ‘Art Brut’, en verwijst naar kunstenaars die buiten het officiële
academische kunst circuit werken: “Psychiatric patients, self-taught visionaries and mediums are
the group at the heart of early definitions of Outsider Art” (Colin Rhodes, 2010. P.8). De definitie van
de ‘Outsider Artist’ is later breder geworden en artistieke activiteiten van kunstenaars die buiten de
‘mainstream’ vallen worden hier nu ook toe gerekend. Rhodes is van mening dat Outsider Art geen
specifieke stijl duiding of historische beweging kent, zoals die er wel is van bijvoorbeeld Folk Art of
naïeve kunst en zegt hierover: “Outsider Art does not follow the usual art-historical patterns. Instead,
its descriptors tend to be based more on sociological an psychological factors that are held together
principally by commonly made claims by Outsider Art’s apologists about the artists’ fundamental
difference to or antagonism towards a supposedly dominant cultural norm”(Rhodes, 2010. p.15).
Outsider Art wordt veel meer geduid vanuit sociologische en psychologische factoren, zet zich af
tegen de conventionele kunstwereld en is tegendraads. Outsider Artists kennen elkaars werk vaak
niet en worden soms pas na hun dood ontdekt. Willem van Genk (1927-2005) wordt beschouwd
als belangrijkste Nederlandse vertegenwoordiger van Outsider Art en wordt ook wel de ‘Dutch
moron painter’ genoemd. Hij had een traumatische jeugd, leed aan paranoïde schizofrenie en was
autistisch. Zijn werk is sterk symbolisch en in 1997 won hij de Grand prix tijdens een internationale
expositie van Outsider Art in Bratislava. In Nederland bestaat het tijdschrift ‘Out of Art’ met publicaties
over dit onderwerp, er zijn exposities te zien in bijvoorbeeld ‘Het Dolhuys’ te Haarlem en in de
galerie ‘Amsterdam Outsider Art’. Ook bestaat er ‘OusiderArtTV’ en was er in 2011 een Europees
Symposium te Helsinki over dit onderwerp. Hieruit blijkt dat Outsider Art een actuele kunststroming
is zonder specifieke stijl en bestaat uit een verzameling individuele scheppers: “Het gaat hier niet
zelden om visionair of mediamiek begaafde kunstenaars, makers van ‘fantastische’ bouwwerken,
mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking, autodidacten, excentrieke scheppers,
maar dat is niet noodzakelijk” (bron: Amsterdam Outsider Art, 2012).
Willem van Genk
14
Anneke Buikema Willem van Genk
Masteronderzoek
2.5 Geschiedenis van de psychiatrie
Bij het bestuderen van literatuur over kunst en psychiatrie valt op dat mensen met een psychiatrische
aandoening ‘geestesziek’ werden genoemd zonder nadere uitleg of beschrijving van de ziekte. Lange
tijd, al vanaf voor de Middeleeuwen gebruikte men termen als zotheid, zotten, onnozelen, idioten,
krankzinnigen en zwakzinnigen waaruit valt af te leiden dat men geen onderscheid maakte tussen
psychisch zieke en verstandelijk beperkte mensen. Tot aan de jaren zeventig van de twintigste
eeuw woonden verstandelijk beperkten in psychiatrische instellingen en Inge Mans (1953) zegt
hierover: “ Bovendien vormden zij in vroeger tijden nog geen aparte groep en bestond er geen
strikt onderscheid tussen zwakzinnigen en krankzinnigen, dat wil zeggen tussen mensen met een
(aangeboren) verstandelijke handicap en mensen met een normaal verstand die aan psychische
problemen lijden” (Mans, 1998. P.12). Pas vanaf 1970, onder invloed van de invoering van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in 1968, ontstond er onderscheid tussen beide groepen en
ontwikkelde de zwakzinnigenzorg zich tot een zelfstandig gebied.
De zorg voor psychisch zieken lag vanaf de Middeleeuwen in handen van de christelijke kerk die
‘dolle krankzinnigen’ opnam in zogenaamde dolhuyzen, waar ze werden verzorgd en opgevangen.
In deze dolhuyzen deden artsen pogingen tot genezing door middel van bijvoorbeeld aderlatingen
en priesters lieten krankzinnigen biechten en vasten en deden rituele duivelsuitbanningen om de
waanzin te verdrijven. Tegerlijkertijd vervulden mensen met een psychische handicap een plaats in
de maatschappij als bijvoorbeeld heks of nar en Inge Mans zegt hierover: “ De onwijsheid van narren
was dus niet zozeer zorgwekkend als wel lachwekkend. En zo kon hetzelfde gebrek aan verstand
dat zwakzinnigen zwak of gehandicapt doet heten, bij geboren narren als vermogen gelden, ‘het
vermogen te amuseren” (Mans, 1998.p.26).
In de negentiende eeuw ontstonden gestichten waarin patiënten, die als niet normaal werden
beschouwd, werden verzorgd en behandeld. In Vlaanderen (Gent) wordt in 1857 het eerste
krankzinnigengesticht van de Zuidelijke Nederlanden geopend en geleid door de psychiater Joseph
Guislain 3. Vanaf de twintigste eeuw doet men binnen psychiatrische instellingen onderzoek naar het
ontstaan van schizofrenie en wordt het stellen van een diagnose belangrijk. Tegen het eind van de
twintigste eeuw ontstaat, mede door verbeterde behandeling en psychofarmaca, de vraag gerichte
zorg waarin de cliënt centraal staat en daar waar mogelijk integreert in de maatschappij (bron:www.
dolhuys.nl).
2.6 Schizofrenie
Schizofrenie is een psychotische stoornis die wereldwijd voorkomt en bijna 1% van alle mensen
lijdt hieraan. Het woord schizofrenie is in 1911 ingevoerd door de psychiater Eugen Bleuler (18571939) en betekent ‘gespleten geest’. Aanvankelijk gebruikte de psychiater Emil Kraepelin (18561926) de term ‘dementia praecox’ wat betekent ‘vroegtijdige dementie’. Rümke beschrijft de ziekte
als volgt: “Het ik verliest het vermogen de regie te voeren over het denken, voelen en/of handelen.
Behalve de innerlijke belevingswereld raakt hierdoor ook de verhouding met de omringende wereld
verstoord” (Rümke, 2004. p.19). Er is dus sprake van een psychische desintegratie waarbij eenheid
in het denken, voelen en willen verstoord is en daardoor ook het contact met de leefomgeving. Dit uit
zich in auditieve hallucinaties (stemmen die bevelen geven, of b.v. schelden), visuele hallucinaties
(vervorming van de waarneming, het zien van b.v. God of duivels), lichaamshallucinaties (het gevoel
van buitenaf bestuurd te worden, voorwerpen zenden straling uit die b.v. pijn veroorzaakt, bijzondere
fysieke ervaringen) of paranoïde wanen (het eten wordt vergiftigd, het gevoel bespioneerd te
worden). Het bijzondere van deze hallucinaties of wanen is dat anderen ze niet zien of voelen maar
de persoon die ze heeft ervaart ze als werkelijkheid.
3
Tegenwoordig het Musem Dr. Guislain, Gents museum van de psychiatrie en de geestesziekenzorg.
Ik schilder dus ik besta
15
De ingrijpende aandoening openbaart zich op jonge leeftijd en bij mannen ligt de piek tussen hun
achttiende en vijfentwintigste jaar en bij vrouwen iets later maar voor het dertigste jaar. Er is veel
wetenschappelijk onderzoek vanuit diverse invalshoeken gedaan naar het ontstaan van schizofrenie
en men is het er over eens dat het gaat om een genetisch bepaalde stoornis in de hersenen
waarbij psychosociale factoren invloed kunnen hebben op het manifesteren van de ziekte. Kaiser
zegt hierover:“ Waarom iemand een schizofrenie ontwikkelt is niet bekend. Maar er zijn wel sterke
aanwijzingen dat bepaalde factoren en mechanismen bijdragen aan het zich manifesteren van de
ziekte. Daarbij wordt er nu vooral een erfelijke belasting verondersteld” (Kaiser, 2007.p.222). Rümke
geeft aan dat er steeds meer psychiaters en psychotherapeuten zijn “die een meer holistische visie
hanteren, het bio-psychosociaal model, waarin ernaar gestreefd wordt maatschappelijke factoren,
intrapsychische processen en biologische mechanismen te integreren” (Rümke, 2004.p.18).
Het ziekteproces verloopt globaal genomen in een aantal fasen namelijk:
•
•
•
•
•
Prodromale fase met geringe verschijnselen en gedragsproblemen
Psychotische waanstemmingen, met vaag gevoel voor angst en bedreiging
Psychotische fase met positieve psychotische verschijnselen zoals wanen, hallucinaties en desorganisatie
Psychotische fase met negatieve symptomen zoals gevoelsarmoede, gebrek aan initiatief
en apathie, gevoel van leegte, motorische vertraging en spierstijfheid
Rest fase met sociale en cognitieve problemen, gevoel van leegheid, gebrek aan
zingeving (bron: Rümke, 2004)
In de DSM-IV wordt een indeling gemaakt van verschillende subtypen van schizofrenie:
1.
2.
3.
4.
5.
Paranoïde type (achterdochtswanen, gehoorhallucinaties)
Gedesorganiseerde type (gestoord gevoelsleven, chaotisch gedrag)
Catatone type (stoornis in het wilsgebied, spierstijfheid, echolalie of echopraxie)
4
Ongedifferentieerde type (kenmerkende symptomen zonder indeling)
Rest type (negatieve symptomen, vreemde overtuigingen en ongewone zintuiglijke ervarin
gen) (Kaiser, 2007. p.226 e.v.)
Schizofrenie is niet te genezen en de behandeling bestaat dan ook uit het bestrijden van de
symptomen en het onderdrukken of voorkomen van de psychotische verschijnselen. Ook probeert
men de cliënt en zijn directe omgeving met de ziekte te leren omgaan en treft men de nodige
voorzieningen. Rümke beschrijft een gangbare aanpak en geeft aan dat het belangrijk is “op
verschillende niveaus (psycho-educatie, medicatie, training in sociale vaardigheden, kunstzinnige
therapie, dagbesteding) tegelijkertijd te behandelen” (Rümke, 2007.p.214). Ook benadrukt ze het
belang van rustig en regelmatig leven, niet te zware belasting en weinig kritiek uitoefenen (lage
‘expressed emotion’). Daarnaast blijkt cognitieve gedragstherapie goed te werken bij psychotische
achterdocht en bij het horen van stemmen.
Binnen de vaardigheidstraining wordt vaak gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘Liberman training’
ontwikkeld door de Amerikaanse psychiater Robert Paul Liberman.
4
Het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM) is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen (www.wetenschapsforum.nl).
16
Anneke Buikema Masteronderzoek
Deze bevat de volgende componenten:
•
•
•
•
•
•
Omgaan met psychotische symptomen
Omgaan met medicatie
Omgaan met sociale relaties en intimiteit
Omgaan met werk
Omgaan met vrij tijd
Omgaan met verslaving (Kaiser, 2007. p.243)
Een ander belangrijk begrip omtrent schizofrenie is ‘coping’. Coping is gedrag dat de cliënt aanwendt
om met zijn situatie om te gaan. Dit kan bijvoorbeeld vermijdingsgedrag zijn om aan stress te
ontkomen, het praten over hallucinaties om zo minder angstig te zijn. Zelfmedicatie door alcohol en
druggebruik is een negatieve vorm van coping om met symptomen om te gaan. Duidelijk is dat de
draagkracht en draaglast van de cliënt in balans moet zijn.
2.7 Beeldende therapie
In Nederland is de aandacht voor creativiteit en expressie beïnvloed vanuit Oostenrijk en de V.S.
door beeldend therapeuten als Edith Kramer, Margaret Naumburg, Florence Kane en Löwenfeld.
Schweizer zegt hierover: ”Löwenfeld begon zijn werk in Oostenrijk en vertrok naar de Verenigde
Staten. Hij stelde een fase-indeling op voor stadia in artistieke ontwikkeling die veel invloed gehad
heeft op het denken in kunstopvoeding en kunsteducatie “ (Schweizer, 2009. P.33). Vanuit het
kunstzinnig onderwijs en vormingswerk vormden de ideeën van mensen als Cizek, Liberty Tadd en
Ellen Key de basis voor de ervaringsgerichte en activerende vormen van therapie voor kinderen en
ook de theorieën van het Bauhaus over toepassing van kunst en ambacht waren van grote invloed
(Itten, Klee en Kandinsky, 1919-1932). De introductie van de cognitieve ontwikkelingstheorie door
de Zwitser Jean Piaget (1896-1980) moet in dit verband niet vergeten worden.
Professor Dr. J.H. Plokker start in 1955 een atelier voor beeldende therapie en promoveert in
1957 op het onderwerp ‘beeldende expressie bij schizofrenen’. Dit kenmerkt het begin van de
beeldende therapie in Nederland. Hij legde een grote collectie aan van meer dan 1100 tekeningen
en schilderijen die door zijn familie in 1995 aan de Stichting Collectie De Stadshof is gedoneerd en
die men momenteel kan bezichtigen in het Museum Dr. Guislain te Gent (www.collectiedestadshof.
nl). In 1962 wordt de “Nederlandse Vereniging voor Expressieve en Creatieve Therapie” (NVECT)
5
opgericht die geleid wordt door psychiaters. Aanvankelijk richtte men zich op de beeldende therapie
en later kwam daar muziek, dans en beweging bij. Rond de jaren zeventig verlieten de psychiaters
de toenmalige Nederlandse Vereniging voor Kreatief Therapeuten (NVKT) en bleven alleen creatief
therapeuten lid.
Psychiaters zagen creatieve therapie als een diagnostische middel en niet als een therapeutisch
middel en dit gaf onenigheid. Er werden verschillende therapieën gegeven zoals kunstzinnige
therapie, activiteiten therapie, arbeidsbegeleiding en creatieve therapie. creatief therapeuten hadden
geen eenduidige achtergrond en een duidelijke profilering was nodig.Aan het begin van de jaren
tachtig was creatieve therapie een vast onderdeel geworden van behandeling in de psychiatrie.
5
De Nederlandse Stichting Collectie De Stadshof verzamelt en bevordert al 25 jaar outsiderkunst, kunstwerken die gemaakt zijn
buiten het officiële kunstcircuit.
Ik schilder dus ik besta
17
Dr. Henk Smeijsters speelt een belangrijke rol in de professionalisering van de creatieve therapie en
ontwikkelde in zijn Handboek voor Creatieve Therapie het zogenaamde CT-Molecuul dat bestaat
uit veertien elementen ontleend aan de literatuur waarop “kan worden voortgebouwd om langs
de weg van wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek een onderbouwde begripsbepaling te
ontwikkelen” (Smeijsters, 2008). Ook introduceerde hij in 2006 de term vak therapie en hieronder
wordt verstaan: “de behandeling van psychosociale en/of psychiatrische problemen van cliënten,
waarbij op methodische wijze gebruik wordt gemaakt van beeldende, dans-drama, muzikale of
psychomotorische interventies” (www.vaktherapie.nl). Een definitie van beeldende therapie die
Smeijsters geeft: “Beeldende therapie is een vorm van behandeling waarbij ervaring van mensen
ten behoeve van ontwikkeling processen centraal staat. De beeldende therapeut hanteert het
proces van beeldend vormen (tekenen, schilderen, beeldhouwen en andere beeldende vormen)
en de zichtbare en tastbare beeldende producten die hieruit voortkomen, als middel binnen de
therapeutische relatie. In een behandelsetting wordt beeldende therapie in combinatie met andere
behandel- en begeleidingsvormen gericht op een specifiek behandeldoel aangeboden met als doel
op emotioneel, cognitief, sociaal of lichamelijk gebied een wenselijke verandering, ontwikkeling,
stabilisatie of acceptatie bij de cliënt te bewerkstellingen” (Schweizer, 2009. P.29). Er zijn een aantal
therapeutische doelen die men met creatieve therapie probeert te bereiken:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Draagkracht en draaglast in balans te brengen
Vinden van een zinvolle bezigheid
Het activeren en enthousiast maken
Ondersteunen van zelfzorg
Expressie van emoties
Serieus nemen van het eigen innerlijk leven
Authentieke vormgeven van gevoelens
Verwerken van verleden
Zelfinzicht en zelfexpressie
Groei van zelfvertrouwen
Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst ( bron Rümke,2004. P.65)
2.8 Rehabilitatie door kunst
Hoe kun je bepalen wat de meerwaarde is van schilderen in de behandeling van mensen met een
schizofrene stoornis? Zorgt het voor zingeving in het dagelijks bestaan? Als non-verbale vorm van
zelfexpressie om emotie en gevoelens te uiten maar ook om tot introspectie te komen kan het
werken met beeldende middelen een helende functie hebben. Daarnaast kan het ontdekken of
herontdekken van een talent van bijzondere waarde zijn. Samen bezig zijn met kunst als middel
tegen eenzaamheid, om in contact te treden met anderen, en zo uit een sociaal isolement te komen.
De uit Duitsland afkomstige psychiater Detlef Petry pleit in de documentaire ‘Uitbehandeld maar
niet opgegeven’, voor een gelijkwaardige behandeling van mensen met een chronisch psychische
beperking. “Des te meer aandacht en tijd er is des minder medicijnen heeft een patiënt nodig” zegt
hij. Petry zoekt naar eerherstel (of te wel rehabilitatie) van de mens achter de patiënt om zo het
stigma van krankzinnigheid weg te halen en de mens weer als medeburger te zien. Hij neemt zijn
patiënten serieus, gaat met ze op reis, maakt muziek met ze, en zoekt naar verloren stukjes van hun
levensgeschiedenis. (www.Document.nl). Het begrip ‘rehabilitatie’ wordt in dit verband geduid als: “
Rehabilitatie is niet louter ‘begeleiden’ of helpen compenseren voor onveranderlijke gebreken maar
is een dynamisch proces van verandering (symptomen behandelen, vaardigheden verbeteren) en
aanpassen (het bieden van een speciale setting, van sociale steun) waarbij de aanwezigheid van
onbehandelbare handicaps, de minus van hun leven, wordt geaccepteerd. De hoop is niet gevestigd
op mensen met een handicap, maar op mensen met mogelijkheden”, (Petry&Nuy, 1997.p.8).
18
Anneke Buikema Masteronderzoek
2.9 Resumé.
In het theoretisch kader heb ik me gericht op het ontstaan en de betekenis van het begrip
zelfexpressie en de ontwikkeling van ‘kunst in de psychiatrie’. Vanuit dit theoretisch kader is het
begrip zelfexpressie geduid richting een aantal thema’s: zelfinzicht en zelfexpressie, serieus nemen
van het innerlijk leven, authentieke vormgeving van gevoelens, verwerken van verleden, groei van
zelfvertrouwen, vinden van een zinvolle bezigheid en geloof in eigen capaciteit voor de toekomst
(zie p. 17). Deze vertalende begrippen vormen de hoofdaandachtspunten van waaruit de topics zijn
gekozen voor de interviews. In hoofdstuk 3 zien we hoe de topiclijst, verweven met het beeldanalyse
semiotisch model, de vragenlijst vormt voor de interviews. In hoofdstuk 4 zien we hoe de topics,
uitgewerkt naar de deelvragen richting betekenisgeving en meerwaarde, leiden tot antwoorden op
de centrale vraag. Zowel de topiclijst, beeldanalyse semiotisch model, als de vragenlijst zijn te
vinden in de bijlagen.
Ik schilder dus ik besta
19
3. Methode van onderzoek
3.1 Onderzoekssetting
Voor de uitvoering van mijn onderzoek zocht ik een relevante instelling die paste bij de
onderzoeksvraag. Ik kwam in contact met het ‘Psychosecircuit GGZ Drenthe’ waar men zich
bezighoudt met de behandeling en rehabilitatie van mensen met schizofrenie. Er is onder andere
een afdeling Creatieve Therapie en een atelier genaamd ‘Terpen10’. In de eerstgenoemde wordt
therapeutisch gewerkt en in het atelier werkt men in de kunstklas vanuit de eigen creativiteit.
De keuze om in contact te komen met mensen die werken in een kunstklas is vanwege de niettherapeutische invalshoek en dit sluit aan bij mijn centrale vraag die gaat over de meerwaarde van
kunst in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie.
Binnen het Psychosecircuit komt een diversiteit aan cliënten aangezien het een samenwerkingsverband
is tussen zes afdelingen van GGZ Drenthe. Het doel is “binnen de regio Noord- Drenthe mensen
met schizofrenie of een aanverwante psychose zo vroeg mogelijk op te sporen, te behandelen
en hen en hun familieleden te ondersteunen om zo een wezenlijke bijdrage te leveren aan hun
rehabilitatie, emancipatie en herstel” (Psychosecircuit, 2012). De open houding waarmee ik werd
tegemoet getreden speelde een belangrijke rol in mijn keuze voor deze onderzoekssetting. Ik heb
tijdens de uitvoering van het onderzoek de kunstklas van september tot en met december 2012
ongeveer twee keer per week mogen bezoeken. De interviews vonden plaats in het keramiek atelier
dat zicht heeft op het schilder atelier. Hiervoor is gekozen omdat het een bekende en veilige plek is
voor de respondenten.
3.2 Typering van het onderzoek.
Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van de ‘Multiple Casestudy’, een kwalitatief empirische
onderzoeksaanpak waarbij de volgende onderzoeksmethoden zijn gehanteerd: literatuurstudie,
interviews, beeldanalyse van schilderijen en tekeningen en observaties van de ondervraagden.
De vraag naar de meerwaarde van kunst in de rehabilitatie van mensen met een schizofrene
aandoening staat centraal. De keuze voor het doen van een ‘Multiple Casestudy’ past bij de centrale
vraagstelling omdat deze niet in algemene zin te beantwoorden valt, en de meerwaarde van kunst
moeilijk te objectiveren is. Robert K. Yin beschrijft in zijn boek ‘Casestudy Research: Design and
Methods’(2003) dat het belangrijk is: ”om vooraf aan te geven hoe je het antwoord gaat vinden op de
onderzoeksvraag. Een goede onderzoeker stelt goede vragen, is een goede luisteraar, is flexibel en
vasthoudend”( Yin, 2003) Het gaat in dit kwalitatief onderzoek om het kennen van de werkelijkheid
vanuit het zogenaamde ‘insiders perspectief’ waarbij kennis en literatuur als richtlijn dient, en contact
opbouwen met de betrokkenen in de onderzoekssituatie de basis is van het onderzoek.
3.3 Methode
Het theoretisch kader zoals geschetst in hoofdstuk 2 is tot stand gekomen met behulp van literatuur,
internetbronnen, (tijdschrift) artikelen en documentaire materiaal. Hiermee is informatie verkregen
die nodig was om de ‘topiclijst’ samen te stellen en de interviews te ontwikkelen. De keuze voor
de topics is gebaseerd op de aanname dat wanneer ze werden uitgewerkt dit zou leiden tot
antwoorden op de vraagstelling. Er zijn verschillende instrumenten gebruikt (triangulatie) waarmee
het onderzoeksmateriaal is verkregen: interviews, analyses van het beeldend werk en observaties.
Door de benadering vanuit verschillende perspectieven zijn validiteit en betrouwbaarheid verhoogd.
20
Anneke Buikema Masteronderzoek
Ook werd de validiteit vergroot door de ‘face to face’ interviews af te nemen in de vertrouwde
omgeving van het atelier waarin de respondenten normaal gesproken werken. Voorafgaand aan de
uitvoering van het onderzoek ontwierp ik de vragenlijst bestaande uit de topics en het semiotisch
model voor beeldanalyse, die in elkaar werden geschoven omdat ze inhoudelijk op elkaar aansloten
(zie: bijlage 1,2,3). Zo was het mogelijk met behulp van de vragenlijst, de topics vanuit beeldend
perspectief te bespreken. De opgenomen interviews werden verbatim uitgeschreven en vervolgens is
het beeldmateriaal geanalyseerd met behulp van het beeldanalyse semiotisch model (zie: Appendix).
Voorafgaand aan ieder interview nam ik de tijd om de persoon in kwestie te leren kennen en op
zijn of haar gemak te stellen. We spraken over de tekeningen en maakten een keuze uit het werk.
Sommige werkstukken hingen in het atelier of in de gang, andere lagen in de ladekast op bevonden
zich in het magazijn. Na afloop van het gesprek werd er koffie gedronken en de respondenten
kregen een attentie als dank voor de deelname. Om voldoende informatie te verzamelen heb ik acht
respondenten benaderd en interviews afgenomen. Per respondent zijn er steeds twee tekeningen of
schilderijen besproken tijdens dit gesprek. Gedurende het proces heb ik gelet op de formulering van
de vragen en het abstractieniveau aangepast aan de respondent. Om duidelijkheid te creëren was
er afstemming met de instelling en de respondenten over de tijdsduur en looptijd van het onderzoek.
De selectie en benadering van de respondenten is in overleg met de directe begeleiders van de
kunstklas tot stand gekomen. Voorwaarde voor de selectie was dat de diagnose ‘schizofrenie’
was gesteld, dat er gewerkt werd met tekenen of schilderen, en dat de respondenten geen acute
psychose hadden. In totaal heb ik gedurende drie maanden, twee dagdelen per week het atelier
‘Terpen10’ bezocht. Een korte kennismaking met de respondenten is te vinden in bijlage 4.
Na het uitwerken van de beeldanalyses is het verkregen onderzoeksmateriaal ingevoerd in Atlasti.
Dit is een tool voor digitale verwerking van kwalitatief onderzoek die zorgt voor transparantie in
de verwerking van de dataverzameling. Zowel de interviews als de beeldanalyses zijn eerst breed
gecodeerd. Dit gebeurde door het arceren van tekstdelen en beeldaspecten en deze te koppelen
aan termen (codes). Sommige termen golden zowel voor het beeld als voor de tekst. Respondent
1 zegt bijvoorbeeld in het interview dat hij contourlijnen in kleur aanbrengt om bescherming aan te
brengen. Vervolgens kregen zowel de tekst als het detail uit de tekening dezelfde code. Aansluitend
werden alle codes handmatig genummerd en onder de thema’s van de topiclijst ingevoerd. Hierdoor
was het mogelijk lijsten uit te draaien van bijvoorbeeld de topics of afzonderlijke codes met de daarbij
behorende uitspraken en beeld details. Na de invoering van het onderzoeksmateriaal in Atlasti zijn
de resultaten stapsgewijs met behulp van de ‘framework analysis’ gerubriceerd en geanalyseerd
( Pope, 2006. p.73). Deze methode voor kwalitatief onderzoek is een meer praktische variant van
de ‘Grounded Theory’ benadering zoals beschreven door Miles en Huberman (Ritchie, 2002).
Hieronder volgen de stappen:
Stap 1. Familiarisation.
In deze eerste fase is de letterlijke transcriptie van de opgenomen interviews gemaakt en is het
beeldmateriaal geanalyseerd met behulp van het semiotisch model. De topics, de beeldanalyses en
onderwerpen heb ik mezelf eigengemaakt door het herlezen van het materiaal.
Stap 2. Identifying a thematic framework.
In de volgende fase is het verkregen onderzoeksmateriaal in Atlasti ingevoerd. Eerst op code onder
diverse termen en vervolgens zijn de codes ingevoerd op supercode onder de topics. Dit gaf me
de mogelijkheid per code of per topic lijsten uit te draaien met hierin de codes en ‘quotations’ (zie
bijlage 5).
Ik schilder dus ik besta
21
Stap 3. Indexing.
In deze fase werden per respondent de resultaten van de interviews en de beeldanalyses
weergegeven aan de hand van de topics. Vervolgens werden de resultaten in hoofdstuk 4 per
respondent verwerkt en onder de topics geplaatst, dus topic 1 respondent 1t/m 8, topic 2 respondent
1 t/m 8, topic 3 respondent 1 t/m 8 etc.
Stap 4. Charting
In hetzelfde hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven aan de hand van de zeven topics per
respondent op deelvraag namelijk betekenisgeving, meerwaarde en beide aspecten. Zo zijn de in
kaart gebrachte thema’s samengevat. Deze laatste fase is in het rapport weergegeven voor zowel
de interviews als de beeldanalyses.
Stap 5. Mapping and Interpretation.
In hoofdstuk 5 volgt de samenvattende case analyse en bespreek ik per respondent de conclusies
van samenhang tussen interviews en beeldanalyse richting betekenisgeving en meerwaarde. In
hoofdstuk 6 kom ik tot de eindconclusie waarin verbanden worden gelegd met de literatuur waardoor
ik tot interpretatie en eigen visie met betrekking tot de vraagstelling kom. Deze laatste fase vormt de
basis voor de aanbevelingen
3.4 Verantwoording analyse.
In mijn beeldanalyse maak ik gebruik van de semiotische benadering omdat deze inhoudelijk aansluit
bij mijn onderzoek waarbij het gaat over beelden, hun betekenis en de communicatieve waarde
hiervan. Het semiotisch model zoals ontwikkeld door M.T. van der Kamp voor de Universiteit
van Amsterdam (www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl) is een methode die de beeldende laag en
middelen, de narratieve laag, en de symbolische laag beschrijft om tot betekenis te komen.
De basis voor de semiotiek werd reeds gelegd in de 3e eeuw v.C. door Plato en Aristoteles en als
theorie werd het begrip semiotiek ingevoerd door de filosoof John Locke (1632-1704). Omstreeks
1935 werd de semiotiek, die tot dan toe vooral binnen de taalwetenschap werd toegepast, ook voor
visuele beelden bruikbaar gemaakt door de Amerikaanse filosoof Charles Sander Peirces (18391914). Hij probeerde inzicht te verkrijgen in de complexe verhouding tussen het visuele beeld (teken)
en haar betekenis. De Franse filosoof en semioloog Roland Barthes (1915-1980) ontwikkelde de
theorie over de ‘gelaagdheid in betekenisgeving’ waarbij hij ervan uitgaat dat een teken op twee
niveaus te duiden is. Het eerste geeft de letterlijke betekenis (denotatief niveau) en het tweede
geeft de onderliggende of tweede betekenis laag (connotatief niveau). Deze theorie is essentieel in
communicatie-processen wanneer het gaat over het belang van betekenis van beelden voor zowel
de kunstenaar als het publiek (www.studiumgenerale.nl).
Binnen het semiotisch model voor beeldanalyse komt het denotatief niveau aanbod in de beeldende
laag zoals licht, kleur, vorm, compositie, materiaalgebruik, en vorm. Het connotatief niveau zien we
in de narratieve laag zoals titel, thema, voorstelling, figuratief of non-figuratief, en in de symbolische
laag zoals betekenis van het beeldend werk, bedoelde functie van de maker, symboliek, visie, idee,
opvatting, interpretatie en de gebruikscontext waarbij rol van de beschouwer aan bod komt.
22
Anneke Buikema Masteronderzoek
Ben Schasfoort maakt onderscheid tussen materiële beelden die zintuigelijk waarneembaar zijn en
mentale beelden die in de hersenen gevormd worden. Dit laatste kan zowel vanuit de waarneming
als naar de fantasie, dromen of herinneringen. Beelden kunnen volgens hem als teken of symbool
verwijzen naar gedachten ideeën en opvattingen en op deze manier als communicatie middel
fungeren. Hij bespreekt globaal genomen drie verschillende methoden waarmee je beelden kunt
analyseren namelijk de stijlanalytische, de iconoclastische en de semiotische benadering. De eerste
twee benaderingen maken gebruik van formele kenmerken om een beeld onder te brengen binnen
een klasse of periode om ze vervolgens binnen een breder cultuurhistorisch perspectief te plaatsen.
De semiotische analyse richt zich aan de ene kant op het ontstaan, functie en gebruik van tekens
en aan de andere kant op het interpretatief gedrag van gebruikers. Plaatsing binnen kunsthistorisch
perspectief heeft niet de eerste prioriteit en dit sluit aan bij de intentie van kunst geproduceerd door
mensen met een psychiatrische handicap (Schasfoort, 2007).
Bij de bespreking van de beeldaspecten kleur en vorm maak ik gebruik van de theorie van Johannes
Itten (1888-1967) die als kunstenaar en docent werkzaam was binnen het Bauhaus en geroemd
werd om zijn theorievorming omtrent de beeldaspecten. De basis van de kleurenleer van Itten is de
twaalfdelige kleurencirkel die bestaat uit de primaire kleuren:
geel, (magenta) rood en (cyaan) blauw. Deze drie kleuren staan centraal en van hieruit worden de
mengkleuren gevormd uit telkens twee primaire kleuren.
In de kleurencirkel zien we de primaire kleuren geel, (magenta) rood en (cyaan) blauw. De
zogenaamde secundaire kleuren zijn oranje, groen en violet en de tertiaire kleuren ontstaan uit
de menging van een primaire en een secundaire kleur. Itten bespreekt in zijn werk de begrippen
additieve (licht)- en subtractieve (pigment) kleurmenging maar het voert te ver om hierop in te gaan
(bron: Itten, 2002).
Itten ontwikkelde zijn beeldende vormleer tijdens zijn onderwijspraktijk in het Bauhaus en gaat hierin
uit van contrasten: “De grondslag van mijn ‘beeldende vormleer’ was de algemene contrastleer.
Het licht-donker, de materiaal-en textuurstudies, de vorm- en kleurleer, het ritme en de expressieve
vormen werden in hun contrastwerking besproken en uitgebeeld” (Itten, 1986).
Ik schilder dus ik besta
23
Andere contrasten zijn bijvoorbeeld: vorm- vlak, open-dicht, dik-dun, horizontaal-verticaal, lichtdonker, open-dicht, recht-grillig, onregelmatig-strak. Met betrekking tot lijnvoering geeft Itten aan
dat golvende lijnen kunnen duiden op rust en chaotische onregelmatige lijnen met scherpe hoeken
kunnen duiden op opwinding en angst. Verder wordt er gesproken over geometrische vormen
(rechthoek, driehoek en vierkant) en organische vormen (of zogenaamde natuurlijke/ groei vormen).
Het begrip textuur refereert naar de tactiele kwaliteit van materialen of de suggestie hiervan met
behulp van bijvoorbeeld potlood. Concluderend kun je zeggen dat bovengenoemd ‘semiotisch
model’ en de theorie van Johannes Itten omtrent de beeldaspecten worden toegepast binnen de
analyses van het beeldmateriaal van de geïnterviewde respondenten.
24
Anneke Buikema Masteronderzoek
4. Resultaten
4.1 Resultaten interviews
In dit hoofdstuk bespreek ik de resultaten per respondent en plaats deze onder de verschillende
topics. Ik maak gebruik van de eerder toegepaste begrippen en analyseer de antwoorden van de
respondenten richting de deelvragen om uiteindelijk tot een antwoord op de centrale vraag te
komen. De eerste deelvraag gaat over de betekenis die mensen met schizofrenie toekennen aan
het maken van kunst c.q. schilderen. De tweede deelvraag gaat over de meerwaarde van schilderen
in het kader van de rehabilitatie van de cliënten.
1.Zelfinzicht en zelfexpressie
Betekenisgeving
De vraag of het tekenen of schilderen fungeert als een vorm van zelfexpressie wordt door
alle respondenten positief beantwoord . De invulling van het begrip zelfexpressie verschilt per
respondent en functioneert als een uitlaatklep voor emoties zoals vreugde, angst, verdriet, boosheid
en bijvoorbeeld eenzaamheid. Respondent 4 zegt hierover: “Ja vooral eh, de angst gevoelens die ik
heb gehad, dat helpt mij echt eh, ja het helpt me wel verwerken. Ik heb ook mandala’s ontworpen,
hierin breng ik gevoelens tot uitdrukking”. Voor twee respondenten is tekenen de manier om fantasie
te uiten en het eigen talent te tonen aan de omgeving.
Respondent 7 ziet het als een fijne manier om zich uit te leven:” Langzamerhand met tekenen
dat ik dan leerde dingen te verwerken en zo. En eh, nou dat gaat nou zo goed dat ik haast geen
problemen meer merk. Het is net zoals sport, je kan je lekker uitleven zonder dat je hoeft te vertellen
van hier heb ik last van of zo”.
Wanneer we spreken over zelfexpressie en zelfinzicht dan blijkt dat het tekenen een manier is
om uitdrukking te geven aan de verbeelding van wanen, paranoia of auditieve hallucinaties. Drie
respondenten drukken paranoïde gevoelens en angsten uit bijvoorbeeld: “alternatieve zaken zoals
ufo’s en meer in die richting, in complotten en noem maar op zeg maar, dat is daarin verwerkt”.
Respondent 8 geeft aan:” Dan zit er een hoop achterdocht in, paranoia ook. Maar schilderen dat
liegt niet tegen je. Als je gaat schilderen heb je te doen met wat erop staat en er is niemand die wat
heeft gedaan of zo, mocht je dus neiging hebben dus achterdochtig te zijn. Dus het is verschrikkelijk
lekker werken”. Hier zien we dat het tekenen helpt om tot zelfinzicht komt.
Voor alle respondenten vertelt de tekening zijn of haar verhaal en ook hierin zien we de verbeelding
van de waan op papier. Respondent 1 zegt hierover:” Ik heb dan schizofrenie…ik noem het dan
oorlog in mijn hoofd en heel druk in mijn hoofd, een heleboel mensen tegen me aan het praten. En
dan zie ik ook een beetje deze wezens, dat zijn als het ware, die eh eh ja eh die stemmen die ik dan
hoor”. De respondent geeft aan dat de wezens in de tekening een uitbeelding zijn van de stemmen
in zijn hoofd. Respondent 6 legt uit: “Ik teken naar geluiden”. Deze tekenaar komt via meditatie af
van de stemmen in zijn hoofd en tekenen fungeert als mediteren.
Ik schilder dus ik besta
25
Het tekenen of schilderen wordt door twee respondenten gezien als uitdrukking van religie of
spiritualiteit en toont hang naar kosmos of ruimte. Zo zien we een ‘vliegend hotel’ waarin ideeën
over het leven na de dood door respondent 3 worden weergegeven: “Het gebouw als je dood gaat
kom je hier terecht. Ik bedoel dat is niet op waarheid gebouwd het is zomaar een verhaal. Nou dan
kun je hier, heb je hier een hele grote zaal daar kun je zitten en kun je je vorige levens kun je zien.
Die worden hier dan getoond. Dan kun je gewoon net als een soort bioscoop of zo, hier heb je iets
eh, daar kun je alles terug zien van wat er gebeurd is in één levens zeg maar. Alle situaties die je
misschien goed of niet goed”. De respondent reflecteert door middel van de tekening over zijn leven
en probeert zo tot zelfinzicht te komen.
Meerwaarde
Alle respondenten geven aan dat ze het tekenen en schilderen als zinvolle dagbesteding ervaren
en (op één na) bezoeken regelmatig (1 – 2x per week) de kunstklas. Ze komen graag en vinden
het leuk, het tekenen geeft plezier en biedt leerervaring. Respondent 2 geeft aan de opdrachten
soms pittig te vinden en stelt hoge eisen aan zichzelf. Respondent 8 heeft inmiddels een eigen
atelier via de GGZ Drenthe en werkt zelfstandig als beeldend kunstenaar. Respondent 3 is grafisch
vormgever geweest en doet nog steeds opdrachten in die richting. Respondent 8 geeft aan dat het
schilderen zelfvertrouwen geeft en kwaliteit van leven biedt.
Het tekenen en schilderen in de kunstklas biedt de mogelijkheid tot het aangaan van sociale contacten.
Voor vijf van de acht respondenten is dit belangrijk. Respondent 2 geeft aan ruimte om zich heen
nodig te hebben, “een keer een praatje maken is niet erg, maar niet te vaak”. Respondenten 3 en
8 geven aan minder behoefte te hebben aan sociale contacten via de kunstklas. De respondenten
geven allen aan een korte spanningsboog te hebben en gevoelig te zijn voor drukte en prikkels.
Alle respondenten ervaren dat het tekenen rust en concentratie geeft. Dit betekent voor sommigen
dat men tijdens het werken als het ware ‘in de tekening zit’. Respondent 1 legt uit: “De ruimte is
sowieso heel erg fascinerend, ja in mijn verbeelding ben ik daar wel ja even op dat schip. Ik leeft
dan heel erg mee met wat er op de tekening gebeurt”. Respondent 3 vertelt: “als ik gewoon teken
dan zit ik heel erg in de rust inderdaad, heel geconcentreerd en eh, ja gewoon dicht bij mezelf dat
is echt prettig”. Respondent 7 geeft aan: “Dan ben ik heel geconcentreerd bezig zo, dan ben ik wel
wakker. Dan is iedereen kletsen en zo. Ja, soort proces is dat, het is eh, opluchting krijgt of zo. Dat
je, dat je, je krijgt er voldoening uit. En ja zo weet je wel heel beetje dat je weet van jezelf dat je het
kan. Dat is al heel mooi”.
Beide aspecten
Een aantal respondenten komt via het tekenen tot zelfinzicht en zelfreflectie als het gaat om hun
psychische problemen, de kijk op het leven en de toekomst. Dit komt in de verdere conclusies nog
uitgebreid aan de orde. Tekenen heeft voor deze doelgroep ook een helende functie, dit komt
verderop ter sprake. Respondent 4 zegt hierover:” Je bent hier meestal bezig om eh, ja door het
schilderen een beetje om alles kwijt te raken. Niet om het op te wekken, maar om het kwijt te raken”.
26
Anneke Buikema Masteronderzoek
2. Serieus nemen van het eigen innerlijk leven
Betekenisgeving
Alle respondenten tekenen of schilderen realistische beelden. Daarnaast maakt eén respondent
ook abstract werk. Drie van de acht respondenten geven duidelijk in taal aan dat hun werk vanuit
het innerlijk ontstaat. De anderen benoemen met name de thematiek waaraan ze werken en deze
weerspiegelt het serieus nemen van het eigen innerlijk leven. Het verbaal uitleggen van innerlijke
gevoelens blijft oppervlakkig zoals bijvoorbeeld:” Ik teken graag portretten, ja die deed ik ook uit
mijn hoofd. Nou, ja dat ben ik wel en misschien ook wel te serieus. Het is wel belangrijk wat ik
maak dat het een beetje lijkt” of :“Nou eerlijk gezegd breng ik eerder het gevoel van de schilder tot
uitdrukking dan dat van mijzelf”.
De onderwerpen variëren per respondent zoals daar zijn: ‘Star Trek’, portretten en ogen, mandala’s,
vliegende bouwwerken, fantasieonderwerpen, nagetekend werk van kunstenaars, berglandschappen,
dieren en experimenteel werk. Ze staan symbool voor de denk en gevoelswereld van de tekenaar.
De fascinatie voor ‘Star Trek’ en ruimteschepen weerspiegelt niet alleen de wereld in het hoofd
maar ook de toekomstvisie van de respondent: “Dat aan het eind van de lichtstraal dat het toch nog
goed komt met de wereld”.
Voorbeelden van symboliek zijn:
•
robotfiguren als “een soort lijfwachten van de aarde en de toekomst”
•
de cirkel: “Het geeft mij geborgenheid en zelfvertrouwen in een cirkel”
•
berglandschap: ”Dus mijn huis een paar kilometer allemaal bergen”
•
kleur: rood als kleur van de liefde; zwart bij depressie
•
ogen: zwarte ogen als symbool voor de leegte in het gevoelsleven
Respondent 8 geeft aan dat schilderen: ”is geen uitdrukking van mijn gevoel, maar het is ten eerste
gekleurd. Het is toeval, een beetje toeval een kans geven”.
Meerwaarde
Door het werken aan specifieke thema’s ontstaat bewustwording en respondent 3 zegt het zo: “Nee
toen ik dit getekend had dan, ja en toen was het er inderdaad ook echt uit, ik wil me niet met dit soort
dingen bezig houden”. Ook leidt het bij respondent 4 tot zelfkennis: “Maar zo gauw als ik weer een
beetje in paniek raak of zo dan ga ik weer in de cirkel tekenen. Ja dan kies ik weer voor dat ronde.
Dat geborgenheid ja”. Daarnaast toont respondent 7 gevoel van trots en acceptatie: “Dat ik talent
heb en zo en dat mag laten zien”.
Beide aspecten
Door middel van het tekenen verwerkt respondent 1 een trauma’s dat hij in het leven heeft opgelopen
en benoemt dit ook:” Ik ben mijn moeder ook heel vroeg verloren, toen was ik 8. Dat dit een manier
is om het te verwerken”. Respondent 8 geeft het leereffect aan:” Je vergeet niks, je gaat gewoon
door met de ontwikkeling ook”.
Ik schilder dus ik besta
27
3. Authentieke vormgeving van gevoelens
Betekenisgeving
De vraag naar het herkennen van het eigen unieke handschrift wordt door 6 van de 8 respondenten
bevestigend beantwoord. Respondent 2 zegt haar eigen handschrift niet te herkennen en respondent
6 zegt hierover:” Mijn eigen hand, zoals ik al zei doet er niet toe, het gaat om de hand van de
schilder”. Respondent 7 geeft aan dat ze haar eigen stijl leert zien doordat anderen haar hierop
wijzen maar dat het een groeiproces is:” Als je dan weer terugkijkt denk je wie was dat, was ik dat
dan denk je nee dat kan niet. Dat is heel raar. Ja dat vanzelf, ja, het groeit zeg maar”.
Over de authentieke vormgeving van gevoelens zegt respondent 1:”Het is ook zo dat als ik slaap
dan zie ik nog die beelden. Want ik kijk ook wel ‘Star Trek’ . Dan zie ik zo die beelden voor me, ik kan
zo alles visualiseren”. Respondent 8 vertelt :”Ja, maar een beetje het thema is soort van vrijheid.
Ik zeg wel eens ik had dit niet kunnen maken zonder. Ja noem maar op, Karel Appel, Vincent van
Gogh. En het is helemaal mijn eigen stijl. Je eigen vormentaal”.
Respondent 3 geeft aan bij zichzelf een verandering te herkennen en legt dit zo uit:
” Herkenning van ander, krachtig soort handschrift. Ja weet niet het is meer het gevoel ook hé. Het
ontstaat gewoon op een andere manier”. Interessant is dat respondent 2 en 5 het vormgeven van
gevoelens niet bespreken maar koppelen aan het onderwerp dat ze schilderen. Alle respondenten
vinden het lastig om over emoties te spreken, het lijkt alsof de vraag niet geheel doordringt. Ook voel
ik enige spanning wanneer ik dit onderwerp aansnijdt. Er wordt omheen gedraaid en respondent
4 zegt het zo:” Eh, ja dan ga ik een beetje eh, dat is heel apart dan ga ik een beetje los een beetje
bloemen zitten tekenen. Gewoon van gevoel van dat moment”.
Meerwaarde
De vraag ‘Herken jij ook in jouw handschrift je eigen ziekteproces?’ wordt door respondent 1
bevestigd, hij zegt hierover:” Ik zie echt wanneer ik in de put zit. Dat kan ik aan mijn tekenen en
schrijven wel merken. Met tekenen helemaal. Als ik eh ja, een beetje depressief ben dan gebruik ik
toch minder kleur. Dan ga ik meestal over op potlood. Dat eh zwarte”. Respondent 6 koppelt deze
vraag aan zijn ervaring dat hij door meditatie van zijn ‘stemmen’ af is gekomen en vertelt hierover:”
Ja tekenen dat is ook een vorm van meditatie, bijvoorbeeld je op een mandala concentreren. Net
wat je goed doet, als het maar aanslaat is het goed, want eh. Dan ben je voorgoed van je stem af.
Als je een paar keer schizofrenie geweest, dan weet je, die ervaringen”. Respondent 8 geeft aan dat
het schilderen strijd kost maar dat het ook veel oplevert:” De vrijheid dat je kunt kiezen wat je wil, dat
heb je niet altijd in contact met mensen. Dus dat is, ja dat is een privilege. Het is heerlijk”.
4.Verwerken van verleden
Betekenisgeving
Wanneer het gaat over het verwerken van het verleden geven de respondenten aan dat het
tekenen en schilderen voor hen een helende functie heeft. Respondent 1 vertelt dat hij tijdens het
tekenen in een andere wereld is en dat als prettig ervaart. Hij zegt hierover:” Ja dat hoort wel bij
het verwerkingsproces, een soort cirkel zeg maar. Een veilige plek”. Respondent 2 zegt dat ze “in
de war is geweest’ maar weer wat tegen de wal opklautert”, het tekenen heeft hierbij geen helende
functie, ze heeft altijd al getekend. Over het verwerken van het verleden zegt respondent 3:” Het
is niet voorbij of zo. Ja, ik bedoel ik heb het wel verder gewild maar ja, dat zie ik dan even niet”.
Respondent 4 vertelt dat ze nog lang niet toe is aan het verwerken van het verleden: ” Ja dat hoort
wel bij het verwerkingsproces, een soort cirkel zeg maar. Een veilige plek”.
28
Anneke Buikema Masteronderzoek
Respondent 2 zegt dat ze “in de war is geweest’ maar weer wat tegen de wal opklautert”, het
tekenen heeft hierbij geen helende functie, ze heeft altijd al getekend. Over het verwerken van het
verleden zegt respondent 3:” Het is niet voorbij of zo. Ja, ik bedoel ik heb het wel verder gewild maar
ja, dat zie ik dan even niet”. Respondent 4 vertelt dat ze nog lang niet toe is aan het verwerken van
het verleden:” Ja, als ik mij heel erg druk maak dan moet ik oppassen want anders komen ze weer.
Dan moet ik gaan rusten en dan doe ik dat dus niet dan krijg ik er weer beetje last van. En die geven
je weer opdrachten die stemmen en dan kom je in lelijke posities”. Het tekenen heeft voor haar wel
een helende functie en helpt bij terugval:“ Maar zo gauw als ik weer een beetje in paniek raak of
zo dan ga ik weer in de cirkel tekenen. Ja dan kies ik weer voor dat ronde. Dat geborgenheid ja”.
Respondent 5 reageert op het begrip ‘verleden’ met:” Nou dat is quality time, dat heb ik gelezen,
daar heb ik geleefd. Dagelijks schilderen, altijd daar”. Respondent 6 geeft aan binnen het tekenen
niet met verwerken van het verleden bezig te zijn.
Voor respondent 7 is het een kwestie van “je geest gewoon openstellen en dat op papier zetten”.
Ze benoemt letterlijk: “Ja, je tekent dan eh, zeg maar een beetje therapeutisch. Was het heel veel
drukte in mijn hoofd, ja heel veel drukte”. Respondent 8 ervaart het schilderen als helend: “ denk ik
eh dat het eh psychose voorkomt. Nou waar het een zit kan het ander niet zitten. Dus je wordt niet
in de war”.
Meerwaarde
De meerwaarde van tekenen en schilderen in het kader van de rehabilitatie is dat de respondenten
bezig zijn met trauma verwerking. Respondent 1 en 7 hebben beide hun moeder verloren en hierover
zegt de eerstgenoemde:” Ik ben mijn moeder ook heel vroeg verloren, toen was ik 8. Dat dit een
manier is om het te verwerken”. Respondent 2 reageert niet op de vraag omtrent het verwerken
van het verleden. Respondent 3 en 8 zijn beide tijdens het tweede jaar van de kunstacademie
psychotisch geworden en verloren toen voor een bepaalde tijd hun artistieke expressie mogelijkheid.
Beide geven aan dit teruggevonden te hebben bij het Psychosecircuit (GGZ-Drenthe) en in de
kunstklas. Voor respondent 3 geldt dat hij bezig was een grafisch bedrijf op te starten. Nu geeft hij
weer vorm aan deze capaciteiten via werkzaamheden voor een SW-bedrijf. Respondent 4 zit nog
midden in de verwerking van traumatische ervaringen opgedaan in haar laatste werkperiode:” Die
hebben vier jaar lang me het leven zuur gemaakt. Ik was hier in een gesloten opname en ik voelde
me hier zelfs nog niet veilig voor de mensen van het werk”. Respondent 5 gaat in zijn werk terug
naar het landschap van zijn jeugd maar spreekt niet over verwerking. Voor respondent 6 is tekenen
een vorm van meditatie om de auditieve hallucinaties kwijt te raken. Het tekenen geeft respondent 7
afleiding en voldoening en respondent 8 legt uit dat:” Dus het is in die zin heb ik zoiets van, ja het is
helend. Het is helend. Natuurlijk heb je nog herinneringen, psychoses en tijden en zo. Maar je moet
gewoon door, het schilderij moet gewoon af”.
Beide aspecten
Respondent 7 vertelt dat ze de laatste tijd veel rustiger tekent en als het haar niet bevalt schildert ze
er gewoon overheen. Hiermee geeft ze aan dat ze minder snel uit het lood raakt en nieuwe kansen
creëert als het even niet goed lukt. Omgaan met tegenslag dus. Voor respondent 8 is het schilderen
een professionele bezigheid en ook hij vertelt hoe hij omgaat met tegenslag:” Nee. Ik denk dat ik
heel sterk ben geworden. Ik denk dat ik zelf wel goed is. Dan doe ik het wel weg, want er is altijd wel
iemand die het mooi vind”. Wel geeft hij zijn beperking aan:” ik heb maar korte spanningsboog op
een dag. Ik zou graag de hele dag schilderen, maar dat red ik niet. Dus ik eh, dat is mijn handicap,
dat je niet gewoon door kunt gaan. Daar heb ik geen energie voor. Dus dan moet het zo, dat vind ik
wel eens jammer hoor!”
Ik schilder dus ik besta
29
5.Groei van zelfvertrouwen
Betekenisgeving
Respondent 1 geeft aan dat waardering voor zijn tekeningen van anderen hem blij maakt. Het is
niet zo dat hij zijn eigen werk erg goed vindt maar:” Als anderen het zeggen ja het ziet er goed
uit, dat streelt mijn ego wel”. Respondent 2 zegt dat er mensen zijn die veel beter tekenen dan zij
doet. Desalniettemin tekent ze al vanaf haar 13e en doet dit erg graag. Respondent 3 zegt niet van
zichzelf dat hij goed tekent en wekt niet de indruk dit belangrijk te vinden. Wel vermeldt hij een
aantal successen die hij heeft geboekt zoals de software voor een documentensysteem dat hij heeft
ontwikkeld en dat nu al 4 jaar draait in een bedrijf. Respondent 4 is heel erg trots op de expositie
die ze heeft gehad, waar al haar familie is geweest:” Gewoon een beetje kroon op mijn werk van
eh, ja dat ik eh toch zo ver gekomen ben dat ik toch zo’n expositie heb en dat ze trots zijn dat ik
dat nu heb”. Voor respondent 5 betekent het schilderen:” Blij. Plezier, het doet plezier”. Het begrip
zelfvertrouwen staat voor hem in relatie tot bezig zijn en veel productie maken. Respondent 6 voelt
zich kunstenaar en vindt zichzelf redelijk intelligent. Ook hij is trots op de expositie die hij heeft
gehad. Respondent 7 heeft duidelijk zelfvertrouwen en is erg trots als ze iets verkoopt of exposeert:
“Ja wel het vertrouwen dat je weet dat je het kan. Dat je hier binnen loop zo van, nou wat wordt de
opdracht. Dat je dan weet oh daar kan ik wel wat van maken en zo. Ja dat wel”. Voor 7 respondenten
geldt dat door het tekenen en schilderen het zelfvertrouwen positief wordt beïnvloed. Respondent 8
werkt als professioneel kunstenaar en vertelt dat zijn ontwikkeling in stapjes is gegaan. Hij beschrijft
hoe hij na zijn eerste psychose jaren niet heeft geschilderd maar door de hulp van GGZ-Drenthe
weer op dit spoor is gezet. Hij kan zijn eigen werk goed beoordelen op kwaliteit en de mening van
het publiek relativeren. Dit wil niet zeggen dat hij zich niet van de buitenwereld aantrekt en hier
zegt hij over:” Maar aan de andere kant heb ik wel zo’n vertrouwen in mijn eigen, hoe noem je dat,
criteria. Dat ik op mijzelf kan voortgaan zeg maar. Van oké die is gelukt, dan gaan we weer”. Dit
betekent dat hij een goede balans heeft gevonden als het gaat om zijn beeldend werk.
Meerwaarde
Groei van zelfvertrouwen wordt ook bereikt door het ontwikkelen van talent. Respondent 1 geeft aan
dat hij gegroeid is in zijn beeldend werk, meer ervaring met verschillende materialen en een beter
vormgevoel heeft gekregen. Hij zou graag nog wat tekenlessen volgen. Voor respondent 3 is het
belangrijk dat zijn software wordt verkocht. Respondent 4 is erg trots dat ze nu niet meer op opname
zit en zelfstandig kan wonen. Ook spreekt ze met trots over haar dochter die is afgestudeerd en
als docent Engels werkt. Deze succesverhalen zijn goed voor het zelfbeeld. Respondent 6 zegt
zeer geëmancipeerd te zijn, zijn eigen potje te kunnen koken en de wens heeft meer zelfstandig te
wonen. Respondent 8 heeft zijn plaats gevonden in de samenleving en zegt hierover:
” Maar goed eh, kunstenaar met een flinke handicap dat heb ik jaren lang moeten overwinnen. Ik
heb nog steeds die handicap, maar het gaat eh, ja. Het is gewoon heerlijk”.
6.Vinden van een zinvolle bezigheid
Betekenisgeving
Van de acht respondenten komen zeven wekelijks naar de kunstklas en omdat het een inloop
situatie is kunnen ze zelf bepalen op welke dag ze deelnemen. De respondenten geven aan dat
het werken hier rust geeft en sociale contacten oplevert. Respondent benoemt het tekenen als het
ontwikkelen van talent en fantasie.Voor respondent 2 betekent het veel om op non-verbale wijze
met mensen samen te werken:” dan hoef je niet per se te praten maar dan heb je toch ook een
beetje contact met de mensen “.
30
Anneke Buikema Masteronderzoek
Respondent 3 geeft aan:” Ik vind het gewoon leuk om te doen het is een van de weinige dingen die
ik echt leuk vind!”. Ook hij vindt verbaal contact minder belangrijk en zegt hierover:” Maar in principe
vind ik het helemaal niet zo belangrijk om er over te praten, ik bedoel als je toch op zoek bent naar
de zin van het leven moet het toch uit jezelf komen”. Hier zien we dat het zoeken naar zingeving in
verband gebracht wordt met de artistieke uitingsvorm.
Zowel respondent 2 als respondent 4 letten specifiek op de drukte en kiezen voor rust in de
omgeving. Respondent 4 legt uit dat dit verband houdt met haar prikkel gevoeligheid door de
psychose. Tijdens het werken sluit ze zich af voor haar omgeving en draagt oordopjes tegen schelle
geluiden. Respondent 2 zondert zich zo nu en dan af in het magazijn om zich af te sluiten voor
prikkels van buitenaf. Ze geeft aan ruimte om zich heen nodig te hebben. Voor zowel respondent 5
als 6 is het tekenen een belangrijke bezigheid dat zorgt voor afleiding en mogelijkheid tot gesprek
biedt waarbij respondent 6 zijn ervaringen met anderen deelt en advies geeft hoe af te komen
van de stemmen in je hoofd. Wanneer we spreken over een zinvolle bezigheid dan gaat tekenen
voor respondent 1 over de betekenis die hij toekent aan zijn onderwerp. In ‘Star Trek’ ziet hij een
vredelievende samenlevingsvorm van mensen met andere wezens:” Dat iedereen gelijk is in plaats
van dat mensen oorlog voeren. Dat trekt me in’ Star Trek’ heel erg aan”. Respondent 7 gaat schrijven
of tekenen wanneer ze zich niet goed voelt om zo alles te verwerken. Bijvoorbeeld de dood van
haar moeder verwerkt ze in haar tekeningen. Maar verbaal uitleggen wat ze tekent is lastig voor
haar. Voor respondent 8 betekent het schilderen: “Bezig zijn met iets dat tastbaar is. Vormentaal,
klinkt als ontastbaar, maar het is wel tastbaar. Je kan het, je kan het doen. Ik weet dat het in mij zit”.
Meerwaarde
Naast rust en sociale contacten biedt het tekenen en schilderen veel plezier en geeft voldoening.
Respondent 1 zegt bijvoorbeeld:” Dan ben ik blij dat ik wat gemaakt heb in plaats van voor de t.v.
gezeten heb”. Over de balans tussen draagkracht en draaglast zegt respondent 2: ”Ja, ik woon op
mezelf, hier vlakbij. Dan heb ik tenminste het gevoel, ik kan uren alleen zijn dat vind ik helemaal
niet erg en eh, dan kan ik is laten bezinken van overdag want dat is druk en alles”. Respondent
7 toont haar kwetsbaarheid en legt uit:” Maar goed ik kan ook niet alles in mijn eentje doen”.
Respondent 3 benoemt de strijd die hij levert wanneer er terugval is maar toch realiseert hij zich:”
Er gebeuren dingen die juist veel duidelijk maken of toch ook wel eh, ook wel een zin, maar ook wel
een stimulans om door te gaan”. Hierover zegt respondent 4 dat grenzen stellen in het leven en rust
nemen essentieel is. Voor respondent 8 heeft het schilderen bijna een innerlijke noodzaak wanneer
hij zegt:” Ja ik zou niet weten wat ik een week zonder zou moeten”.
Beide aspecten
Meerdere respondenten geven aan dat het tekenen en schilderen zelfvertrouwen geeft en dat
exposeren en verkoop van werkstukken voldoening brengt:” En eh, ik heb gewoon iets van eh,
oh dus ze zijn ook nog een keertje dat ze geld waard zijn, wel goed om te weten”. Een andere
respondent zegt het zo: “Ja dat is wel heel belangrijk ja dat je betekenis hebt voor een ander ja zeg
maar. Ik denk wel dat ik geaccepteerd wordt, ja ja daar hoop tenminste ik wel op”.
Ik schilder dus ik besta
31
7.Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst
Betekenisgeving
Voor alle respondenten speelt de creativiteit of het kunstenaarschap een rol in hun leven. Voor
respondent 1 geldt dit vooral wanneer anderen hem kunstenaar noemen. Hij zegt niet van zichzelf
dat hij kunstenaar is maar probeert het wel te zijn. Bij respondent 2 geeft de kwaliteit van het werk
het gevoel kunstenaar te zijn en wanneer ze veel mooie tekeningen maakt knapt ze hiervan op.
Ook is het voor haar belangrijk een rol te hebben in de samenleving en haar steentje bij te dragen.
Voor respondent 3 gaat het niet om het kunstenaarschap op zich maar om het creatief bezig zijn.
Respondent 4 hecht veel waarde aan het tentoonstellen van eigen werk omdat mensen blij worden
van een bezoek aan het atelier en misschien zelf ook gaan tekenen. Zelf is ze gaan tekenen na
haar psychose en zegt hierover: ” ze gaan zelf schilderen die normaal helemaal niet schildert. Dan
heb je toch iets bereikt. Want daarvoor tekende ik helemaal niet”. Respondent 5 en 6 ervaren het
tekenen als zinvolle dagbesteding of vorm van meditatie maar refereren niet specifiek naar de
toekomst. Voor respondent 7 is het belangrijk dat haar werk herkent wordt vanwege de eigen stijl en
respondent 8 geeft aan dat het voor hem gemakkelijker is om gewoon te zeggen dat hij kunstenaar
is omdat:” Dan weten mensen precies hoe het ervoor staat. Weet je wat zo leuk is? Ik heb natuurlijk
een handicap, schizofrenie. En als je dan kunstenaar zegt dan kan je wel een potje breken. En dan
denk ik van oké, dan kan ik iets doen wat ik zelf ben. Eh, dus je hebt een bepaalde vrijheid van een
kunstenaar, oh dat zijn aparte mensen. Altijd zo”.
Meerwaarde
Wanneer we spreken over de meerwaarde van tekenen en schilderen in het kader van rehabilitatie
geeft eén van de respondenten aan dat hij zich niet kan verplaatsen in iemand die gezond is:” Ik
heb geen vergelijk. Ik denk wel dat daar verschil in zit ja. Iemand die geen schizofrenie heeft is denk
ik wat nuchterder dan ik. Ik denk wat meer in beelden wat meer in fantasieën en zo”. Respondent
7 vertelt:” Ja, want je kan wel uren bij een psychiater zitten maar je kan hier nu ook gewoon alles
op papier zetten in je eigen draai en je eigen vorm aangeven. Dat is voor mij eh, ja praten met
een psychiater vind ik ook wel goed hoor, maar. Dit vind ik wel heel gewoon wel ideaal”. Bij het
onderwerp “ Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst legt een aantal respondenten de link naar
zingeving of religiositeit wanneer het gaat om kunst. Respondent 1 zegt hierover:
” Soms dan eh teken ik of schilder ik het kruis van Golgota. Ik ga elke zondag naar de kerk. Ik denk
dat God me dit wel laat gebruiken door hem, voor iets hogers. Ik denk wel dat hij wel mij in de
hand heeft, mij leidt in wat ik moet doen. Ja”. Respondent 6 zegt: “Nee ik geloof wel dat het wordt
voortgezet. Ik geloof dat we in de kosmos worden opgenomen. En dat wij heel veel keer worden
gereïncarneerd. Ja dat is mijn opvatting, je mag weten wat je zelf wil”. Als het over zingeving gaat
beschrijft respondent 3 het volgende:” Toen werd ik van het ene moment op het andere moment
bang voor de dood, ‘s avonds naar bed en ‘s ochtend werd ik wakker met die angst en dat heeft
een tijd geduurd. Maar toen is het voor mij begonnen eigenlijk om over die dingen na te denken van
hoe zit de wereld eigenlijk in mekaar hé, en wat erna gebeurd wat daarna is. En eh, ja daar is het
begonnen. Ik ben er nog altijd over na blijven denken. Nee ik heb soms, ik heb een aantal keren
gehad dat ik op de één of andere manier binnen in een hele korte tijd dat eh, dat de hele boel in de
war raakte of zo. Dus eh het ene moment is er gewoon niks aan de hand en een dag later dan begint
het, de toestand. En dat is niet een psychose of een depressie of zo, nee het is gewoon eh, ja, het
is je gevoel of zo eh, waar ik mee op stond. Jawel, ja. Ik heb op het moment heb ik weinig zin ook,
ik zie weinig zin”.
32
Anneke Buikema Masteronderzoek
Beide aspecten
De reactie van anderen op de artistieke activiteiten verschilt per persoon en respondent 2 geeft
aan:” Ik voel me niet zo altijd zo op gemak met andere mensen. Dan nodig ik niet liever iedereen uit.
Dat het dan een drukte van belang wordt. Ik ben liever eh, op de achtergrond bezig”. Respondent
1 beschrijft hoe zijn vrouw reageert: ”Vindt ze leuk maar ze snapt er niet zoveel van. Dus. Ze vindt
het moeilijk om zich erin te verplaatsen. Ze vindt het ook niet zo leuk als ik dat vindt, ‘Star Trek’, ze
heeft er niet zoveel mee”.
Bij het vinden van een goede balans of bij terugval zien we verschillende reacties en respondent
1 zegt bijvoorbeeld:” Ja die heb ik gemaakt in de tijd dat het niet zo goed met me ging. Dat zie je
ook aan de zwart/wit kleuren”. Respondent 7 heeft in dat opzicht weinig met kleur en zegt:” Oh nee,
maar kijk wat maakt het nou uit als je, als je niet goed voelt als je dan een gele pen pakt of een
zwarte pen. Dat maakt toch eigenlijk niks uit, de beweging is hetzelfde. En ja dan pep je toch meer
op dat je somber bent en je gaat met geel, lijkt mij dan”.
Respondent 3 legt uit:” Ik ben gewoon een beetje zoekende of zo. Ik ben vorig jaar opgenomen
geweest en toen ben ik het eigenlijk kwijt geraakt op een gegeven moment. Ik ben vorig jaar
opgenomen maar ik ben gewoon nog niet hersteld. Ik heb een zwaar hoofd in of dat inderdaad
gaat gebeuren. Maar ik ben natuurlijk heel erg opgeknapt dat wel. Maar het is niet zoals vorige
jaren, dat is het gewoon nog niet”. (Maar bezig zijn met creativiteit helpt jou dat ook in een soort van
acceptatieproces daarin? Dat je daar ook van die ideeën dan in kwijt kunt?) Ja, ja. Nou ja dat is zo
om te doen is dat heel prettig. Gewoon hoe je daarin zit zeg maar”. Respondent 8 vertelt dat het
schilderen hem veel zelfvertrouwen, bevestiging en vreugde geeft en zegt:” Ik schilder dus ik besta”.
Samenvatting
Samenvattend ervaren alle respondenten het tekenen en schilderen als zinvolle dagbesteding
en bezoeken regelmatig de kunstklas in atelier ‘Terpen10’. Ze komen er graag, vinden er sociale
contacten en het tekenen geeft plezier en biedt leerervaring. De respondenten ervaren dat het
tekenen rust en diepe concentratie geeft. Dit betekent voor sommigen dat men zich tijdens het
tekenen voor prikkels uit de omgeving afsluit en als het ware ‘in de tekening zit’. Je zou kunnen
zeggen dat het tekenen in dit opzicht een rituele en helende functie heeft. Ritueel omdat het een
terugkerend fantasievol proces is met eenzelfde systematiek van handelen en helend omdat het
een diepe ontspanning oplevert waardoor men tot zichzelf komt. Bovendien geeft het tekenen mooi
resultaat en dit werkt positief voor het zelfvertrouwen en het zelfbeeld
Een aantal respondenten komt via het tekenen tot zelfinzicht en zelfreflectie als het gaat over hun
positie in de maatschappij, hun kijk op het leven en toekomst. Het tekenen en schilderen wordt ook
gebruikt als uitdrukking voor religiositeit of spiritualiteit en het zoeken naar zingeving via artistieke
weg. Sommige respondenten geven duidelijk in taal aan dat hun werk vanuit het innerlijk ontstaat en
anderen benoemen met name de thematiek waaraan ze werken. Het verbaal uitleggen van innerlijke
gevoelens blijft oppervlakkig. Alle respondenten vinden het lastig om over emoties te spreken, het
lijkt alsof de vraag niet geheel doordringt. Voor alle bijna respondenten werkt het tekenen op een
bepaalde manier helend en voor sommigen heeft het ook een preventieve functie. Het geeft rust
en concentratie, het lijdt af van of verbeeldt psychotische gedachten of gevoelens, brengt deze
onder controle, en geeft veiligheid. Het brengt draagkracht en draaglast in balans. Afsluitend kan ik
zeggen dat het tekenen en schilderen een positieve invloed heeft op de respondenten, met name
het exposeren en verkopen (professionaliseren) van eigen werk wordt als belangrijk ervaren. Hier
zien we dat mensen door kunst uit de anonimiteit worden gehaald en positief werk op het zelfbeeld.
Ik schilder dus ik besta
33
4.2 Resultaten beeldanalyse
In dit hoofdstuk worden per respondent de resultaten van de beeldanalyses besproken.
De topics zijn uitgewerkt via het beeldanalyse semiotisch model (bijlage 2). De beeldende laag is
samengevat in twee categorieën namelijk: 1.kleur en licht; 2. Vorm, ruimte, compositie en tijd. Het
eerste topic wordt geduid via de beeldende laag, topic 2 via de narratieve laag. De resterende topics 3
t/m 7 worden geduid via de symbolische laag. Per respondent worden twee contrasterende tekeningen
of schilderijen besproken om breder zicht te krijgen op de beeldende uitdrukkingsmogelijkheden. In
de tekst wordt verwezen naar de afbeeldingen en details hieruit.
1.Zelfinzicht en zelfexpressie (kleur en licht; vorm, ruimte, compositie en tijd)
Betekenisgeving
Voor de eerste respondent is ‘Star Trek’ een grote inspiratiebron en kleur een manier om tot
zelfexpressie te komen (afb.1). Rood symboliseert voor hem de liefde en de contourvormen in
rood staan voor een beschermende laag bij sommige schepen (afb.1a). De Borgschepen zelf zijn
groen en dit symboliseert de bio-materie. Sommige schepen hebben een spinachtige vorm (1b). De
bolvorm symboliseert kracht. Wanneer er sprake is van angst en terugval worden zwart, wit en grijs
tinten gebruikt. Afbeelding 1 toont een onevenwichtige compositie waarbij het hele vlak is gevuld,
6
dit duidt op ‘horror vacui’ 6. Afbeelding
2 toont een krachtige zwart-wit tekening van een ‘Tolian’ met
zwarte ogen die centraal staan in de compositie (afb. 2a). Links zien we een klauw die in de ruimt
grijpt (afb.2b).
Respondent 2 tekent regelmatig naar foto’s en soms uit het hoofd. Haar kleurgebruik is subtiel en
gevoelig maar heeft geen specifieke symbolische waarde zoals bij de vorige kunstenaar (afb.3).
Respondent 2 werkt graag met ecoline en potlood en weet kleur en licht contrast toe te passen
om tot vormgeving te komen . Portretten en met name de ogen zijn het centrale thema dat in grote
concentratie met expressieve lijnen wordt uitgewerkt (afb 3a en 4a). Ook zien we in de lijnvoering
verlies van controle over de vorm (afb.3b).
Voor respondent 3 is tekenen een manier om tot zelfinzicht te komen en hij legt zijn ideeën omtrent
het leven na de dood in zijn werk (afb. 5) Hij werkt met zwart/wit en grijstinten en bij expressie van
gevoelens voegt hij kleur toe (afb.6). De combinatie van Oost-Indisch inkt met ecoline levert hier
een krachtig beeld.
Respondent 4 werkt met kleur om haar gevoelens tot uitdrukking te brengen. Ze tekent mandala’s
met pastelkrijt en past kleur toe in vlakken en lijnen (afb.7). In afbeelding 7a zien we de regenboog
die uitmondt in een spiraalvorm (afb.7b). De cirkelvorm heeft een therapeutische functie voor haar
en geeft rust bij paniekaanvallen. In de zwaantekening ontbreekt rust en harmonie en zoals te zien
is in het harde kleurcontrast en de grillige lijnvoering (afb.8).
6
Horror vacui is latijn voor de vrees voor het lege, de term wordt in verschillende betekenissen gebruikt:
•
In de filosofie staat horror vacui voor de onzekerheid van de mens, die niet kan leven met twijfel en onzekerheden en niet ingevulde vraagtekens. Volgens deze redenering probeert de mens op elke vraag een passend antwoord te vinden en voor alles een verklaring te zoeken.
•
In de beeldende kunst staat horror vacui voor het verschijnsel dat kunstenaars elk leeg plekje opvullen, bijvoorbeeld met kleine ornamenten (www.wikipedia.nl)
34
Anneke Buikema Masteronderzoek
1
1a
1b
Ik schilder dus ik besta
35
2
2a
2c
2b
36
Anneke Buikema Masteronderzoek
Respondent 5 werkt met acrylverf en mengt zijn kleuren op het palet. Hij schildert het landschap uit zijn
jeugd in subtiele kleuren en werkt uit de herinnering (afb. 9/ 10). Zijn berglandschappen zijn organisch
van vorm en expressief geschilderd (afb.9b). De enorme ruimtelijkheid in de compositie ontstaat
door kleur en licht-donker contrast en zijn werk weerspiegelt leegte en eenzaamheid(afb.9a/10a).
Respondent 6 maakt in de drie tekeningen gebruik van stift en potlood op witte achtergrond (afb.11)
. Tekening 11/ 1 en 11/2 zijn nagetekend en tekening 11/3 is uit het hoofd getekend. Er is toenemend
verlies van controle over de lijnvoering (11a/11b) die in de laatste tekening het grootst is(11c). In
het portret werkt de kunstenaar met primaire kleuren en donkere contourlijnen (afb.12).Opvallend
zijn de ogen die leegheid en verstarring uitdrukken {afb.12a). Deze tekenaar geeft niet zijn eigen
gevoelens weer maar tekent werk van andere kunstenaars na. Het tekenen is een vorm van
mediteren.
In het werk van respondent 7 spelen de primaire kleuren een belangrijke rol (afb.13) Daarnaast
is er een sterke complementaire werking in rood-groen, rood-turquoise (blauwgroen) en oranjeblauw aangebracht die zorgt voor een krachtig en stralend kleurpalet. Ze werkt decoratief en vult
het hele vlak met vormen, hierin toont ze ‘horror vacui’. De kunstenares toont in afbeelding 14 hoe
ze werkt met een monochroom kleurgebruik. Het tekenen is voor haar een belangrijke expressie
van de fantasie. Ze creëert fantasiefiguren zoals de ‘boom mens’(13b/ 14b) met maskerachtige
hoofden waarbij de ogen leeg en zwart de wereld inkijken (13a/14a). Ze heeft een goed gevoel voor
compositie en werkt decoratief. Sommige mensen associëren haar tekeningen met Maori kunst.
De schilderijen van respondent 8 worden gekenmerkt door krachtig kleurgebruik. In zowel het
figuratief als abstract werk worden de primaire en complementaire kleuren toegepast. Afbeelding
15 toont een centraal ‘vlak’ van licht dat een verbinding vormt tussen mens en dier waarbij in het
midden de hand naar de kop van het kalf reikt (afb.15a/15b). In afbeelding 16 experimenteert de
maker met kleur, gelaagdheid en toeval in het beeld (16a/16b).
Meerwaarde
Alle respondenten gebruiken beeldende middelen om gevoelens of ideeën tot uitdrukking te
brengen. De primaire kleuren spelen hierbij een belangrijke rol. Verschillende materialen worden
toegepast, zoals kleurpotlood, acrylverf, ecoline en stift. Potlood en tekenpen zijn een favoriete
middelen om strak en gecontroleerd vormen te tekenen door bijvoorbeeld contourlijnen op te zetten
(afb.1/2/3/4/6/8/12/13/14). Hierin wordt ook verlies van controle zichtbaar (afb.3b/6/8b/11/12).
Respondent 1 geeft aan met zwart te werken wanneer er sprake is van terugval (afb.2).
Beide Aspecten
Tekenen en schilderen biedt alle respondenten de mogelijkheid tot zelfexpressie en zelfinzicht.
Iedere respondent ervaart de vrijheid om zelf kleur, materiaal en vorm te kiezen waardoor eigenheid
in het beeldend werk ontstaat.
Bij respondent 1,2,6 en 7 spelen ogen een rol in het werk en deze worden bij respondent 1,6 en 7
als zwarte vlakken aangegeven (afb.2a/ 12a/13a/14). Respondent 2 toont de ogen juist erg levendig
en realistisch (afb.3 en 4).
Ik schilder dus ik besta
37
2.Serieus nemen van eigen innerlijk leven
Betekenisgeving
Het centrale thema in het werk van respondent 1 is ‘Start Trek’. Dit sciencefictionverhaal speelt zich
af in de toekomst (22e eeuw) en de tekeningen verbeelden dat wat er zich in het hoofd van de maker
afspeelt. In de randen staan teksten in ‘Klingon taal’ geschreven. Ook zien we twee visachtige
tekens die associaties oproepen met de ICHTUS- vorm, het symbool van Christus (afb.2c). De
maker gelooft dat God hem gebruikt voor iets hogers door het tekenen en hij zegt dit zo: ‘Ik denk
wel dat Hij mij in zijn hand heeft, mij leidt in wat ik moet doen’.
Respondent 2 streeft naar perfectie in het tekenen van realistische beelden. Ze heeft een fascinatie
voor portret en met name ogen en toont in de tekeningen haar gevoelswereld die zowel introvert als
extrovert kan zijn (afb.3/4).
Respondent 3 verwerkt tijdens het tekenen paranoïde gedachten en gevoelens. De eerste tekening
stelt een UFO-achtig vliegend gebouw voor waar je terecht komt als je doodgaat (afb.5/5a). Hier
kun je situaties terugzien en inzicht krijgen in wat er is gebeurd. De ‘ kokervorm’ op het dak stelt
de antenne voor (afb.5b). Afbeelding 6 is een tekening naar de waarneming. Er is sprake van een
expressieve uiting van gevoel in de spontaniteit van de lijnvoering (afb.6a/6b).
Respondent 4 tekent mandala’s, dit is een meditatieve manier van tekenen vanuit de cirkelvorm
waarbinnen met lijnen, vlakken en kleuren wordt gewerkt. In dit geval gaat de maakster van cirkel
naar schelpvorm, maar het achterliggend idee van de mandala blijft (afb.7). In afbeelding 8 zien
we eenzelfde werkwijze vertaalt naar de voorstelling van een zwaan, maar de rust en harmonie
ontbreekt hier (afb.8).
Respondent 5 komt oorspronkelijk uit India en schildert het berglandschap uit zijn jeugd (afb.9/ 10).
Hij kijkt graag naar Indiase t.v.-programma’s en schildert vervolgens spontaan en impressionistisch
vanuit de herinnering.
Respondent 6 tekent werk van andere kunstenaars na zoals werk van Paul Klee en Roy Lichtenstein
(afb. 11 en 12). Niet hij maar de kunstenaar die hij tekent staat centraal.
Voor respondent 7 zijn de tekeningen een weergave van haar fantasiewereld zoals de
‘boom-mens’ figuren en de masker achtige hoofden met ogen als ‘lege’ zwarte vlakken. (afb13/14)
. Ze werkt decoratief met cirkels, sterren en lijnen en de versieringen doen denken aan Maori kunst.
Respondent 8 stelt mens en dier centraal in zijn werk en zijn motto is ‘vrijheid’ (afb.15 en 16). Hij is
beïnvloed door o.a. Vincent van Gogh en Karel Appel.
Meerwaarde
In het ‘Star Trek’ verhaal verbeeldt respondent 1 angsten maar ook toekomstvisie. De realistische
portretten van respondent 2 tonen m.i. een innerlijk beeld van de maakster omtrent haar hang naar
mystiek en de fascinatie voor ogen. In het echte leven maakt ze nauwelijks oogcontact maar de
mensen in haar tekeningen doen dit wel. Ook is respondent 2 in staat zowel introverte als extroverte
mensen te tekenen wat duidt op een groot inlevingsvermogen (afb.3 en 4). Respondent 3 hoopt
door de ideeën die hij in de tekening stopt zicht te krijgen op dat wat er niet goed ging in zijn
leven. Door de tekening wordt de maker zich bewust van wat hij niet wil en zo leidt het tekenen tot
zelfkennis. Recentelijk gebruikt hij het tekenen ook als uitlaatklep voor emoties (afb.6). Respondent
4 komt tot rust door het tekenen van mandala’s en verwerkt haar gevoel binnen de cirkel van de
mandala. Wanneer de kunstenares in paniek raakt gaat ze cirkels tekenen (afb7).
38
Anneke Buikema Masteronderzoek
3
3a
3b
Ik schilder dus ik besta
39
4
4a
40
4b
Anneke Buikema Masteronderzoek
5
5a
5b
Ik schilder dus ik besta
41
6
6a
6b
42
Anneke Buikema Masteronderzoek
door het tekenen van mandala’s en verwerkt haar gevoel binnen de cirkel van de mandala. Wanneer
de kunstenares in paniek raakt gaat ze cirkels tekenen (afb7). Voor respondent 5 is schilderen
een manier om terug te gaan naar het land van zijn jeugd, dit kan in de realiteit niet (afb9/10).
Respondent 6 is niet bezig met zijn eigen innerlijke wereld en toont weinig reflectie hierover. Bij
hem is de beweging en het sensomotorische belangrijk(afb11/12). Respondent 7 kan haar fantasie
volop kwijt in de tekening, maar kan niet uitleggen wat ze bedoeld met haar werk (afb.13/14). Het
kleurgebruik en de materiaalhantering van respondent 8 laat de vrijheid om te experimenteren zien
(afb15/16).
Beide aspecten
Respondent 1 gebruikt het tekenen als communicatiemiddel om zijn innerlijke wereld te verbeelden
en te tonen aan de buitenwereld. Ook verwerkt hij zijn angsten in beelden. Volgens respondent 2
tonen haar tekeningen geen innerlijk beeld. Ze duidt haar liefde voor het tekenen als een belangrijke
hobby. Wel is ze zich door het tekenen bewust van haar perfectionisme. Respondent 2 tekent graag
mensen maar in het echte leven is ze liever alleen vanwege haar prikkelgevoeligheid. Ze leeft haar
sociale behoeftes uit via het tekenen. Door te tekenen wordt respondent 3 zich bewust van wat hij
niet wil en zo leidt het tekenen tot zelfkennis en verwerkingsprocessen. Voor hem is afbeelding
6 een hele krachtige tekening waaraan een duidelijk en krachtig gevoel aan ten grondslag ligt.
Voor respondent 4 is het tekenen van mandala’s als het ware een vorm van meditatie die haar
helpt tot rust te komen. Ze is erg gevoelig voor prikkels uit de omgeving. In de tweede tekening
experimenteert de maakster met het idee van de mandala binnen een andere vorm- dit wijst op
durf om buiten bestaande kaders te treden. Schilderen is voor respondent 5 een manier om om te
gaan met de onmogelijkheid van het bestaan. In de tekeningen van respondent 6 wordt terugval
en degeneratie zichtbaar in beeld gebracht. Respondent 7 hanteert een cartoonachtig concept met
een mengeling van fantasie elementen en vormen uit de realiteit die al doende getransformeerd
zijn tot fantasiefiguren. Het enigszins decoratieve element kan verwijzen naar de Maori-roots van de
kunstenares. Respondent 8 geeft toeval een kans en durft te experimenteren.
3.Authentieke vormgeving van gevoelens
Betekenisgeving
Het thema ‘Star Trek’ staat centraal bij respondent 1 en hij droomt hier zelfs over. Als hij tekent is
hij als het ware ‘in de tekening’ en hij gelooft dat de wereld van ‘Startrack’ ook in de toekomst echt
kan gebeuren. Hij verwerkt kleur, vorm- en tekst symboliek en de voorstelling weerspiegelt de
wereld in zijn hoofd. Rood is bijvoorbeeld de kleur van de liefde en vormt een beschermende laag bij
sommige schepen (afb.1a). De compositie van afbeelding 1 toont ‘horror vacuï’ en is rommelig. Dit
in tegenstelling tot afbeelding 2 waarin sprake is van een krachtige compositie. Respondent 2 geeft
het portret van de bedelende monnik een spirituele lading. De oogopslag is introvert en verheven
en de monnik lijkt in meditatie verzonken (afb.3a). Haar portretten zijn subtiel en tonen de fascinatie
voor ogen. Respondent 3 verwerkt ideeën omtrent reïncarnatie in zijn werk. De kunstenaar creëert
een wereld in een gebouw die hem helpt inzicht te krijgen in gebeurtenissen in zijn leven (afb.5). In
afbeelding 6 uit hij zijn boosheid. Hier is het onderwerp niet belangrijk maar het uiten van emoties in
lijnvoering, vlak en vorm (afb.6b). Voor respondent 4 is het tekenen van mandala’s is een meditatieve
bezigheid waarin die rust geeft. Ze is tijdens het werken zeer geconcentreerd en laat haar fantasie
gewoon gaan (afb.7).
Ik schilder dus ik besta
43
Respondent 5 schildert vanuit de herinnering het berglandschap van zijn jeugd op een spontane
impressionistische manier (afb.9/10).Voor respondent 6 doet zijn eigen stijl doet er niet, hij tekent
naar het werk van anderen (afb.11/12). Het tekenen is voor de respondent 7 een geconcentreerde
bezigheid waar ze veel in kwijt kan, ze kan uren achter elkaar tekenen. De kunstenares kan
haar fantasie kwijt in de tekening (afb.13/14). Het werk van respondent 8 is krachtig van kleur en
voorstelling en heeft een bijzondere compositie. De tegenstelling tussen de realistische vormen en
het kleurgebruik zorgen voor vervreemding (afb.15/16).
Meerwaarde
Respondent 1 kan in het tekenen zijn fantasie en talent kwijt en de voorstelling weerspiegelt de
stemmen in zijn hoofd. Wanneer er sprake is van terugval tekent hij in zwart-wit. In afbeelding 2a
staan zwarte ogen centraal en ze confronteren de kijker met een angst en leegte die niet in woorden
te beschrijven valt. De compositie is sterk en in zijn terugval toont de maker zijn kracht. Het tekenen
functioneert als communicatiemiddel richting de buitenwereld. Respondent 2 gaat geheel op in het
onderwerp en sluit zich tijdens het tekenen af van de buitenwereld en dit geeft rust. Ze kan uren
bezig zijn met het tekenen van ogen en kiest ook altijd dezelfde onderwerpen. Dit zou je een rituele
bezigheid kunnen noemen met tekenen als expressiemiddel. Respondent 3 uit ideeën omtrent
complot theorieën en paranoia in zijn tekening en wordt zich bewust wat hij wel en niet wil in het
leven. De maker creëert hiermee de mogelijkheid aan om op een afstand naar zichzelf en dat wat er
misging in zijn leven te kijken. Het meditatief bezig zijn is voor respondent 4 een goede manier om
met zichzelf in contact te komen en de rust te zoeken. Respondent 5 creëert door het schilderen de
mogelijkheid in zijn herinnering even terug te gaan naar ‘huis’. Hierin zit een stuk verwerking van het
verleden misschien nostalgie. Respondent 6 mediteert al 30 jaar om van de stemmen in zijn hoofd
af te komen. Tekenen is vooral sensomotorisch en volgens hem ook een vorm van meditatie, hij
zegt: “Ik teken naar geluiden”. Voor respondent 7 is het tekenen een uitlaatklep en manier om haar
fantasie te volgen. De schilderijen van respondent 8 getuigen van vrijheid en durf.
Beide aspecten
Het begrip ruimte heeft bij respondent 1 een dubbele betekenis en refereert aan de ene kant naar
de kosmos en aan de andere kant naar de wereld in het hoofd van de maker. Het tekenen duidt op
een rituele functie door de toepassing van kleur, vorm- en tekst symbolen en het lijkt alsof de maker
zijn angsten wil bezweren en zoekt naar veiligheid. Ook verbeeldt deze niet bestaande wereld een
andere wereld, namelijk die in het hoofd van de kunstenaar. Respondent 2 is in staat zich door
het tekenen non-verbaal uit te drukken terwijl haar verbale vaardigheid niet sterk is. De maakster
is zeer prikkel gevoelig en heeft de behoefte zich af te sluiten van haar omgeving. Communicatie
via oogcontact is nauwelijks aanwezig. Het lijkt alsof de kunstenares haar moeite met oogcontact
compenseert door het tekenen van ogen. Ze communiceert meer via de tekening dan via echt
contact (afb.4). Respondent 3 hanteert tekenen als vorm van zelfexpressie en communicatie omtrent
zowel ideeën als gevoelens. Uiting van boosheid maar ook verlies van controle wordt zichtbaar in de
expressieve lijnvoering en dynamische compositie (afb6.b).Het tekenen is voor de maker een vorm
van innerlijk noodzaak. Respondent 4 tekent om alles kwijt te raken en niet om dingen op te rakelen.
Wanneer ze in paniek raakt tekent ze een cirkel. Respondent 7 kan niet uitleggen waar haar werk
over gaat maar vindt dit ook niet belangrijk. Het schilderen geeft respondent 8 veel vreugde en hij
komt hierdoor tot zichzelf.
44
Anneke Buikema Masteronderzoek
7
7a
7b
Ik schilder dus ik besta
45
8
8a
46
Anneke Buikema 8b
Masteronderzoek
9
9b
9a
Ik schilder dus ik besta
47
10
10a
10b
48
Anneke Buikema Masteronderzoek
4.Verwerken van het verleden
Betekenisgeving
Bij respondent 1 zorgt het tekenen voor zelfexpressie als het gaat om de verwerking van angst en
wanen. Daarnaast is het tekenen is een middel om het traumatisch verlies van zijn moeder, op jonge
leeftijd, te verwerken. Respondent 2 sluit zich tijdens het tekenen af voor de omgeving en komt tot
rust. Het is een manier om met prikkels om te gaan. Bij respondent 3 is sprake van een spirituele
bewustwording en een hang naar zelfinzicht. Niet deze tastbare wereld, maar de kosmische wereld
wordt uitgebeeld. Door het tekenen komt de maker erachter wat hij wel en niet wil. Zijn werk is nu
krachtiger en ook een uiting van boosheid. Respondent 5 vertelt dat hij politiek vluchteling is maar
spreekt hij niet over verwerken van verleden of heimwee. Respondent 6 geeft aan dat meditatie
en tekenen en effectieve manier is om van zijn stemmen af te komen. Voor respondent 7 werkt
het tekenen therapeutisch en kan ze omgaan met drukte in haar hoofd en zeer gedetailleerder
herinneringen. In de tekening kan ze haar eigen gang gaan en geconcentreerd zijn als een soort
proces. De tekening groeit als het ware en komt tot leven (afb13 en 14). Ook helpt het haar om de
dood van haar moeder te verwerken. Het schilderen geeft respondent 8 zelfvertrouwen en helpt
hem om te gaan met zijn paranoïde wanen. Het helpt de psychose voorkomen en heeft hem sterk
gemaakt.
Meerwaarde
Het tekenen heeft voor alle respondenten een therapeutische functie doordat ze zich kunnen
afsluiten voor de omgeving en op kunnen gaan in de wereld van de tekening. Het zich afsluiten
van de omgeving geeft rust. Bij de meeste respondenten zien we dat het tekenen en schilderen
een manier is om met wanen, hallucinaties, angsten of paranoia om te gaan. Voor respondent
3 zijn de complottheorieën geen prettig wereldbeeld. Door het tekenen komt de maker erachter
wat hij wel en niet wil. Respondent 8 zegt hierover:” creatief werken voorkomt de psychose” en
“waar het één zit kan het ander niet zitten. Dus wordt je niet in de war”. Bij meerdere respondenten
zien we ongecontroleerdheid in lijnvoering die wijst op verlies van controle in de vormgeving.
Deze desintegratie duidt op het psychotisch verleden of op terugval (afb.2b/3b/ 6b/8b11b/11c/12b).
Respondent 1 verwerkt in zijn tekeningen idealen over een betere wereld. Respondent 2 is vooral
bezig met het verbeteren van haar vaardigheden. Respondent 4 heeft tijdens haar opname ontdekt
dat creativiteit een belangrijke uitlaatklep is.
Ik schilder dus ik besta
49
5.Groei van zelfvertrouwen
Betekenisgeving
Respondent 1 geeft aan door het tekenen bezig te zijn met de ontwikkelingen van fantasie en
talent. Respondent 2 vindt het essentieel goed en precies te kunnen tekenen en is vooral bezig
met de ontwikkeling van haar talent. Respondent 3 ziet zichzelf niet als kunstenaar, maar zowel
qua opleiding als werkervaring is hij dit wel. Hij hecht geen waarde aan de term “kunstenaar zijn”.
Essentieel is: creatief bezig zijn! Voor respondent 4 heeft de tentoonstelling van het werk haar
een nieuwe rol gegeven in de samenleving. Respondent 5 en 6 vinden dat ze tekentalent hebben
en voelen zich kunstenaar. Respondent 7 is zich ervan bewust geworden dat ze tekentalent heeft
en dat geeft haar voldoening en zelfvertrouwen. Respondent 8 zegt dat het schilderen hem veel
vreugde geeft en dat hij hierdoor tot zichzelf komt.
Meerwaarde
Vier respondenten benoemen expliciet groei van zelfvertrouwen door het tekenen of schilderen.
Respondent 2 is onzeker over haar eigen werk. Ze vindt de opdrachten tijdens de kunstklas soms
pittig en is vooral bezig met het verbeteren van de eigen vaardigheden. Respondent 3 linkt creativiteit
aan zingeving en respondent 8 spreekt over toename van kwaliteit van leven door het schilderen.
Bij respondent 6 verdwijnen de stemmen in zijn hoofd door meditatie en tekenen. Respondent 5
vindt zichzelf creatief en tekent om bezig te zijn. Het exposeren wordt door alle respondenten als
bijzonder ervaren en het verkopen van werk draagt bij aan het gevoel van zelfvertrouwen.
50
Anneke Buikema Masteronderzoek
11/1
11/2
11a
11b
11/3
Ik schilder dus ik besta
11c
51
12
12a
12b
52
Anneke Buikema Masteronderzoek
6.Vinden van een zinvolle bezigheid
Betekenisgeving
Zeven van de acht respondenten komen gemiddeld één keer per week naar het atelier. Één
respondent werkt in zijn eigen atelier en heeft weinig behoefte aan een schilderclub. Respondent 1
geeft aan dat het tekenen rust geeft en een vorm van communicatie is met anderen. Respondent
2 kan uren bezig zijn met portret tekenen. Wanneer ze onrustig is of zich opgejaagd voelt kan
‘uit het hoofd tekenen’ erg prettig zijn. Ze kan dan alles even loslaten! Bij respondent 3 ligt de
nadruk op expressie van ideeën en gevoelens. Respondent 4 tekent en schildert nu ook in opdracht
van anderen. Respondent 5 vindt het belangrijk voldoening te hebben anders wordt het saai. Het
schilderen zorgt voor een goede dagbesteding tezamen met andere vormen van dagbesteding zoals
houtbewerken. Respondent 6 tekent iedere week een keer in het atelier en komt door meditatie
van zijn stemmen af. Hij geeft anderen ook advies hierover. Respondent 7 kan uren bezig zijn en
heeft op het atelier ook contact met anderen en leert hier van. Respondent 8 schildert dagelijks en
heeft een eigen website, exposeert en mensen kopen zijn werk. Maar dit is voor hem niet het meest
belangrijke, dat is het creatieve proces.
Meerwaarde
Voor zes van de respondenten is het tekenen of schilderen een hobby. Twee respondenten hebben
een aantal jaren de kunstacademie gevolgd en zijn bezig met het ontwerpen van artistieke producten
voor economische doeleinden. Respondent 1 heeft een hobbykamer waar hij graag tekent en zich
terugtrekt in zijn eigen wereld. Respondent 2 komt regelmatig in atelier ‘Terpen10’om te werken.
Respondent 3 ervaart het creatief zijn als noodzaak in zijn leven. Het tekenen geeft respondent 4
een nieuwe rol in haar leven en ze ziet het als iets wat ze bereikt heeft ondanks (of dankzij) haar
opname. Respondent 5 zegt moeite te hebben met communicatie vanwege de taal en daarom
komt hij naar het atelier. Respondent 6 ontmoet andere mensen in het atelier en vindt sociaal
gezelschap fijn. Het tekenen en schilderen geeft meerdere respondenten een bepaalde status
namelijk die van een creatief mens te zijn. Het tekenen geeft rust en is een vorm van communicatie
met anderen. Voor respondent 7 zorgt het tekenen voor groei van zelfbewustzijn en zelfvertrouwen
wanneer ze merkt dat haar werk gewaardeerd en verkocht wordt. Respondent 8 voelt zich door het
kunstenaarschap geaccepteerd en dit geeft hem vrijheid om zichzelf te zijn. Hij werkt dagelijks in zijn
atelier. Alle respondenten ervaren het tekenen en schilderen als zinvolle dagbesteding waardoor
men in contact komt met anderen die helpt bij het omgaan met de handicap.
Ik schilder dus ik besta
53
7.Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst
Betekenisgeving
Respondent 1 is trots op zijn werk en signeert sommige werkstukken met:‘By Professor N.H.’.
Respondent 2 ziet het tekenen vooral als leuke hobby die ze al vanaf haar 13e uitoefent.
Respondent 3 hecht er geen waarde aan kunstenaar genoemd te worden maar is het wel qua
vooropleiding en werkervaring. Hij hoopt erop dat zijn software-ontwerp in de toekomst verkocht
gaat worden. Respondent 4 weet het tekenen in te zetten wanneer ze zich niet goed voelt. Het
is een belangrijke vorm van expressie en ook heeft ze nieuwe mensen leren kennen met wie ze
een goed contact heeft. Aangezien ze zeker drie keer per week in het atelier werkt is het een
belangrijke tijdsbesteding. Ze werkt soms in opdracht voor anderen en exposeert wel eens. Ze zegt
dat ze hierdoor een steentje bijdraagt aan de samenleving. Respondent 5 ziet het schilderen als
belangrijke manier om bezig te zijn en sociale contacten te hebben. Respondent 6 verdient geen
geld met het schilderen, maar is wel trots op zijn expositie. Hij is zelfbewust en weet dat hij goed kan
schilderen. Respondent 7 verkoopt wel eens wat en vindt het goed om te weten dat haar werk geld
waard is. Ze vindt dit erg stoer en ervaart dit als gekend worden. Ook heeft ze in Drents Museum
geëxposeerd! Respondent 8 heeft een eigen website en atelier. Hij geeft aan dat hij een handicap
heeft (schizofrenie) maar het kunstenaarschap hem een bepaalde vrijheid geeft. Het geeft hem veel
vreugde en bevestiging, hij zegt hierover ‘ik schilder dus ik besta’.
Meerwaarde
Voor alle respondenten geldt dat het tekenen en schilderen zorgt voor zingeving en zinvolle
dagbesteding. Het tekenen zorgt voor balans in draagkracht en draaglast in het leven van meerdere
respondenten en benadrukt het belang van artistieke uitdrukkingsmiddelen voor mensen met een
psychiatrische handicap. Het is een zinvolle tijdsbesteding met een reflectieve functie. Het schilderen
geeft rust en is een belangrijke vorm van zelfexpressie.
Werken in het atelier zorgt voor nieuwe sociale contacten
Samenvatting
Hieronder benoem ik een aantal aspecten die uit de beeldanalyses naar voren zijn gekomen.
Ondanks het feit dat een aantal respondenten specifiek met primaire en complementaire kleuren
werkt, laat iedere kunstenaar zijn eigen unieke kleurgebruik zien. Een respondent geeft duidelijk
aan met zwart te werken wanneer er sprake is van terugval. Bijna alle respondenten zetten de grote
vorm op met potlood en werken daarna verder. Zes van de acht respondenten passen contourlijnen
toe. Dit is een manier om houvast te hebben en controle te krijgen over de vorm. Bij vier van
de acht respondenten spelen ogen, opgezet in zwart, een rol in de tekening. Twee van de acht
respondenten tonen ‘horror vacui’ in hun werk. Één respondent benoemt haar moeite met het invullen
van de achtergrond. Bij twee respondenten zien we ‘maskerachtige hoofden’ en ‘robotachtige’
mensfiguren. Een respondent tekent ‘boom-mensen’, dit zijn op bomen lijkende mensfiguren. Een
aantal respondenten geeft aan dat bij terugval of bij tonen van emotie het vorm-of kleurgebruik
verandert.
54
Anneke Buikema Masteronderzoek
13
13a
13c
13b
Ik schilder dus ik besta
55
14
14a
14c
14b
56
Anneke Buikema Masteronderzoek
15
15a
15b
15c
Ik schilder dus ik besta
57
16
16a
58
16b
Anneke Buikema Masteronderzoek
Aanvullend op het voorgaande tekent of schildert iedere respondent vanuit een specifieke
benaderingswijze. Respondent 1 werkt vooral symbolisch en gebruikt zijn tekeningen als
communicatiemiddel. Zijn werk weerspiegelt de ‘oorlog in zijn hoofd’. Respondent 2 tekent al vanaf
haar 13e jaar en beschouwt het als een zinvolle tijdsbesteding. Zij toont weinig emotie in het contact
maar toont dit wel in haar tekeningen. Ze communiceert als het ware via het beeld. Respondent 3
komt via het tekenen tot zelfinzicht en zelfexpressie en creatief bezig zijn is voor hem een innerlijke
noodzaak die te maken heeft met zingeving. Respondent 4 kent het tekenen een helende functie toe
en ervaart dat het succes haar een nieuwe rol in de samenleving geeft. Sociale contacten, en van
anderen leren is, daarbij belangrijk.
Respondent 5 gebruikt het schilderen als dagbesteding en als manier om terug te gaan naar het
landschap van zijn jeugd. Ook hij vind sociale contacten belangrijk. Voor respondent 6 is het tekenen
een vorm van meditatie om van de stemmen in zijn hoofd af te komen. Tevens adviseert hij anderen
hierover. Respondent 7 tekent als vorm van zelfexpressie en geeft zich over aan de wereld van
de fantasie. Het is therapeutisch en een vorm van non-verbale communicatie. Door verkoop en
exposities ervaart ze waardering en dit is positief voor het zelfbeeld. Respondent 8 geeft aan dat het
schilderen zorgt voor kwaliteit van leven en draagkracht en draaglast in balans houdt. Hij ziet het als
een ‘viering van het leven’.Het kunstenaarschap geeft hem vrijheid en bevestiging.
Ik schilder dus ik besta
59
5. Samenvattende Case Analyse
Nadat in hoofdstuk 4 de resultaten per respondent van de interviews en beeldanalyses zijn besproken
volgt nu de samenvattende case analyse. Per respondent komen de conclusies van samenhang
tussen interview en beeldanalyse richting betekenisgeving, meerwaarde en beide aspecten aan de
orde. In het resterende hoofdstuk komen de uiteindelijke conclusies en aanbevelingen aan bod.
Wanneer we spreken over betekenisgeving geeft respondent 1 aan dat het tekenen een manier is om
uitdrukking te geven aan de wereld in zijn hoofd. Hij visualiseert zijn hallucinaties en communiceert op
deze manier met de buitenwereld (bijvoorbeeld met zijn vrouw). Via het tekenen probeert respondent
1 grip te krijgen op zijn angsten en ze te kanaliseren. Hij geeft uitdrukking aan zijn toekomstvisie
en religiositeit. Respondent 1 is gefascineerd door ‘Star Trek’ en gebruikt in zijn tekeningen zowel
kleur, vorm als tekst symboliek (afb.1). Wanneer er sprake is van terugval tekent hij krachtig in
zwart-wit. Spinachtige vormen, zwarte ogen en vervormde klauwen verbeelden angsten en wanen.
(afb.1 en 2). Voor respondent 1 heeft het tekenen een duidelijke meerwaarde omdat het veiligheid
geeft, zorgt voor expressie van emoties en de wanen verbeeldt. Ook herkent hij zijn eigen terugval
en gebruikt hij het tekenen om het verleden te verwerken. Respondent 1 geeft aan dat deelname
aan de kunstklas sociale contacten oplevert en zorgt voor groei van zelfvertrouwen.
In het kader van betekenisgeving is het tekenen voor respondent 2 een belangrijke hobby die zorgt
voor zinvolle dagbesteding en leerervaring. Het maken van oogcontact, verbale communicatie en het
hanteren van vragen omtrent emoties is lastig. Zo ook het herkennen van het eigen handschrift. Voor
respondent 2 speelt het tekenen geen rol bij verwerken van verleden of terugval in het ziektebeeld.
Ze is prikkelgevoelig en de meerwaarde van het tekenen ligt in de rust die het geeft en de nonverbale samenwerking met andere mensen.
Respondent 2 laat echter in haar tekeningen vrije expressie in lijnvoering en kleurgebruik zien.
Haar subtiele portretten tonen een fascinatie voor ogen die zowel introvert als extrovert kunnen zijn
weergegeven (afb.3 en 4). Ze communiceert veeleer via het beeld dan via oogcontact of gesproken
taal. Wanneer ze overprikkeld raakt trekt ze zich terug. Verlies van controle is zichtbaar in het beeld
(afb.3b). Uit het hoofd tekenen geeft daarentegen veel ontspanning.
Respondent 3 verwerkt zijn paranoia over complottheorieën in tekeningen omtrent het leven na de
dood en komt zo tot zelfinzicht en verwerking van het verleden. Hij geeft aan tijdens het tekenen zeer
geconcentreerd te zijn en dicht bij zichzelf te staan. Respondent 3 vindt het onbelangrijk zichzelf
kunstenaar te noemen maar creativiteit is voor hem een innerlijke noodzaak. Het tekenen is één van
de weinige dingen die hij echt leuk vindt en helpt in zijn zoektocht naar zingeving. In zijn ‘vliegend
hotel’ kun je terecht na de dood om tot ontspanning te komen en films te kijken van vorige levens om
inzicht te krijgen in wat er misging. Hier kun je gebruik van maken in een volgend leven (afb.5). De
meerwaarde in het artistiek werken ligt voor hem in de zingeving en in de zelfexpressie. Zijn huidige
werkt toont meer emotie en het handschrift is krachtiger geworden (afb.6).
Voor respondent 4 heeft het tekenen een therapeutisch functie en fungeert als middel tot zelfexpressie.
Het helpt haar wanneer ze angstig wordt voor stemmen die haar opdrachten geven. Tijdens paniek
gaat ze cirkels tekenen en komt tot rust (afb.7). Het tekenen geeft geborgenheid en is voor haar erg
belangrijk . Respondent 4 ontwikkelt durf en experimenteert met nieuwe materialen en onderwerpen
(afb.8). Het contrast tussen beide werkstukken ligt in de lijnvoering en het kleurgebruik dat in het
ene geval harmonieus is en in het andere juist onrustig met harde contourlijnen en kleuren.
60
Anneke Buikema Masteronderzoek
Hierin toont zich de terugval in haar situatie. Voor deze respondent ligt de meerwaarde erin dat ze
zich tijdens het werken kan afsluiten voor prikkels uit de omgeving. Deelname aan de kunstklas
zorgt tevens voor een zinvolle dagbesteding en levert nieuwe sociale contacten op met lotgenoten.
Inmiddels werkt ze ook in opdracht voor anderen. Het exposeren werkt positief voor het zelfbeeld en
het tekenen verschaft inzicht in het eigen ziektebeeld. Respondent 4 heeft een bron van creativiteit
in zichzelf aangeboord.
Respondent 5 duidt het schilderen als “quality time, daar heb ik geleefd. Dagelijks schilderen, altijd
daar”. Vanuit de herinnering schildert hij het landschap van zijn jeugd en kan daar even vertoeven,
iets wat in de realiteit niet gaat. Het schilderen vormt een zinvolle bezigheid, geeft sociale contacten
en plezier. Verbale communicatie met deze Indiase respondent is lastig zo ook reflectie op eigen
innerlijk leven. Emotie of verwerking van het verleden wordt geduid richting het onderwerp dat hij
schildert. De meerwaarde ligt erin dat hij via het beeld communiceert. Zijn berglandschappen zijn
dan ook impressionistisch en expressief (afb,9 en 10).
Respondent 6 tekent het werk van anderen na en hecht geen waarde aan zijn eigen stijl. Het
tekenen is een vorm van meditatie om van auditieve hallucinaties af te komen. Hij doet dit al dertig
jaar en adviseert ook anderen over zijn methode. Verbale communicatie met respondent 6 is lastig,
hij is moeilijk te verstaan en vragen omtrent emotie en innerlijke beelden worden niet beantwoord.
De meerwaarde van het tekenen zou voor deze respondent kunnen liggen in het uitvoeren van de
beweging die de onrust en stemmen verdrijft, in plaats van het creëren van nieuw artistiek werk.
De tekeningen tonen een toenemend verlies van controle en grip op de lijnvoering (afb. 11 en 12).
Opvallend zijn de ‘lege ogen’ in het portret (afb. 12a). Voor respondent 6 is het beeldend werken een
uiting van zijn handicap en hij formuleert het zo:” Ik teken naar geluiden”.
Voor respondent 7 is het tekenen en schilderen een belangrijke expressie van de fantasie.
Ze heeft een unieke beeldtaal en creëert fantasiefiguren waarin de ’boom-mens’ en maskerachtige
hoofden met zwarte ‘lege ogen’ een rol spelen (afb 13 en 14). Het kleurgebruik en decoratieve
composities zijn krachtig en origineel en roepen associaties op met Maori kunst. Ze is dan ook
half Maori. De meerwaarde ligt erin dat het tekenen therapeutisch werkt en een vorm van nonverbale communicatie is. Ze kan geconcentreerd haar eigen gang gaan in de tekening en deze
laten ontstaan als een soort proces. Hierdoor kan ze omgaan met de drukte in haar hoofd en met
gedetailleerde herinneringen. Dit levert haar meer op dan een gesprek met de psychiater. Ze ervaart
erkenning door exposities en verkoop van eigen werk.
Respondent 8 werkt als kunstenaar en het schilderen helpt hem om te gaan met zijn paranoïde wanen.
Het helpt de psychose voorkomen en zorgt voor kwaliteit van leven en balans in draagkracht en
draaglast. Het kunstenaarschap geeft hem vrijheid om te doen en laten wat hij zelf wil. De schilderijen
van deze respondent zijn kleurrijk en krachtig van compositie. In het abstract expressionistisch werk
staan mens en dier centraal staan en in zijn abstract werk experimenteert hij met kleur, gelaagdheid
en toeval (afb.15 en 16). De meerwaarde van het schilderen zit in de therapeutische en helende
functie en de respondent zegt hierover: “Waar het één zit kan het ander niet zitten. Dus je wordt niet
in de war”. Respondent 8 geeft duidelijk zijn beperking aan namelijk dat hij een korte spanningsboog
heeft en niet de hele dag kan schilderen. Desalniettemin vormt het de kern van zijn bestaan en hij
formuleert het zo: “Ik schilder dus ik besta”.
Ik schilder dus ik besta
61
6. Conclusie en Aanbevelingen
6.1 Conclusie
Voor U ligt de eindconclusie waarin de verschillende lijnen van dit onderzoek samenkomen. Het doel
was het inzichtelijk maken van de meerwaarde van tekenen en schilderen in het leven van mensen
met een schizofrene aandoening en welke rol kunst kan hebben met betrekking tot zingeving en
rehabilitatie. De vraagstelling die daaruit voortkwam luidt als volgt: Wat is de meerwaarde van kunst,
met name tekenen en schilderen, in het kader van de rehabilitatie van mensen met schizofrenie, al
dan niet verblijvend in een psychiatrische instelling?
In het theoretisch kader schetste ik de geschiedenis en kwam tot een definitie van begrippen in relatie
tot het onderwerp. In het praktijkonderzoek voerde ik gesprekken met respondenten die binnen
het kader van de centrale vraag passen en sprak met hen over hun schilderijen en tekeningen.
Vervolgens analyseerde ik het verkregen beeldmateriaal met behulp van een topiclijst en het
beeldanalyse semiotisch model en om uiteindelijk tot de samenvattende case analyse komen. De
conclusie bevat verbanden tussen theorie en praktijk en inzichten die ik gedurende dit onderzoek
heb verkregen.
In mijn allereerste contact met de respondenten viel me op hoezeer vereerd ze zich voelden door
de belangstelling voor hun tekeningen of schilderijen. Het zich serieus genomen voelen, gehoord
en gezien worden in een persoonlijk aspect van het leven zorgde voor wederzijdse openheid en
spontaniteit. Zo ontstond er uitwisseling van gedachten en ervaringen. Ik realiseerde me dat Detlef
Petry dit moet hebben bedoeld toen hij pleitte voor eerherstel van mensen met een psychiatrische
handicap: ‘Haal het stigma weg en maak mensen medeburger door gelijkwaardige behandeling.
Spreek mensen aan op hun mogelijkheden, niet op hun handicap’!
Het is duidelijk geworden dat het tekenen voor een aantal respondenten een vorm van innerlijke
noodzaak is en ook zo wordt geduid: “zonder creativiteit kan ik niet leven” of “Ik schilder dus ik
besta”. Dit geeft aan dat deze vorm van zelfexpressie en het omgaan met de waan essentieel is en
leidt tot een gevoel van zingeving. Schilderen als zelfexpressie wordt door Plokker ook wel geduid
als catharsis: “In het werk worden emoties afgereageerd, wat bevrijdend kan werken” (Plokker,
1962, p.146).
Over de kracht van zelfexpressie zei Nietzsche het volgende: “De mens moet zijn eigen waarden
uitvinden, kan niet terugvallen op eeuwige waarheden, maar is altijd verwikkeld in een proces van
scheppen en vernietigen “ (Boven, 2012). Wanneer de mens psychotisch is geraakt en de wereld
van waan en werkelijkheid één zijn, vervalt alle realiteitszin. Deze chaos geeft paniek en angst.
Wanneer de psychose stopt ontstaat grote leegte. De mens grijpt na de chaos terug op de door
Nietzsche geduide artistieke oerkrachten voortkomend uit het onbewuste. Of zoals respondent 4 het
zegt: “na de psychose ben ik begonnen met tekenen en sindsdien niet meer opgehouden”.
Reeds in het ‘Expressionisme’ zochten kunstenaars naar de oerbron en lieten zich inspireren door
mensen met een psychiatrische aandoening: “Men is op zoek naar de oerbron van het scheppen,
waarbij men zich verschillende vormen van primitieve kunst ten voorbeeld stelde. Zij zoeken naar
een kunst waarin de ziel wordt uitgedrukt in een symbolentaal, die voortkomt uit de fantasie” (Stokvis,
2008, p.12,13). Volgens respondent 1 staan mensen met schizofrenie dichter bij deze oerbron en
hij geeft aan dat hij de indruk heeft meer fantasierijk te zijn dan mensen zonder deze handicap.
62
Anneke Buikema Masteronderzoek
In ieder geval maakt het werk van de respondenten duidelijk dat sommige processen (zoals
wanen) niet altijd in taal te vangen zijn maar wel in tekeningen. Kunst wordt dan gebruikt als
communicatiemiddel daar waar andere vormen van communicatie door de psychiatrische handicap
zijn aangetast. Denk aan het niet verbaal kunnen uiten van gevoelens, geen oogcontact kunnen
maken, verward taalgebruik hebben. Kunst is manier van kennen die anders werkt dan de intelligentie
en het tekenen kan een vorm van ‘coping’ worden die een andere wijze van communiceren biedt.
In 1975 schrijven Billig&Burton-Bradley hierover en citeren een onderzoek van Herbert Read:” Both
the tribal artist and the schizophrenic express themselves through visual language. Read assumed
that a ‘visual mode of communications, art, came into existence as soon as human society came
into existence…and can be found wherever society exists’. His preverbal theory of visual language
seems to correspond to the needs of the schizophrenic. Verbal language, being a more intricate
system, depends on adequate interaction between the individual and his environment, an ability
which the schizophrenic lacks” (Billig&Burton-Bradley, 1975, p.40).
Het tekenen en schilderen is dus een middel om de waan te verbeelden en de respondenten zeggen
het zo: ‘het verbeeldt de oorlog in mijn hoofd” of “ik teken naar geluiden”. Beeldtaal wordt gebruikt om
te communiceren en symboliek speelt hierbij een belangrijk rol. Het semiotische model (waarbij het
gaat over beelden, hun betekenis en de communicatieve waarde) maakt deze symboliek inzichtelijk
zoals we lezen in de ‘Samenvattende Case Analyse’. Kleur, vorm en tekens krijgen symbolische
waarde en betekenis wordt gekoppeld aan zingeving of innerlijke noodzaak. Zo zien we bij een
aantal respondenten ‘horror vacui’ of te wel angst voor het lege. Dit aspect zien we ook in het
werk van Adolf Wölfli en Willem van Genk. De betekenis hiervan kan liggen in het niet kunnen
omgaan met leegte en onzekerheid. Een aantal respondenten tekent ‘lege ogen’ als zwarte vlakken
in robotachtige of maskerachtige hoofden. Dit kan duiden op angst of gevoelsarmoede aangezien
de ‘ogen de spiegel van de ziel’ worden genoemd. Ook kunnen de maskerachtige hoofden een
verbeelding zijn van monsters of duivels voortkomend uit de waan. In de beeldanalyse benoem ik
de overeenkomst met kindertekeningen waarbij ik ervan uitga dat de ontwikkeling van het tekenen
en de beeldtaal bij ieder mens volgens een bepaalde structuur gaat. Wanneer er sprake is van
terugval wordt dit zichtbaar in de tekening in de vorm van degeneratie (afb.11c) die doet denken aan
krabbeltekeningen.
Het begrip ‘waan’ wordt in de theorie geduid als: het verlies van het mogen regie te voeren over
het denken, voelen en handelen (zie theoretisch kader). Dit betekent dat in de waan de persoon
geen onderscheid kent tussen verbeelding en werkelijkheid. Uit mijn onderzoek is gebleken dat de
respondenten tijdens het tekenen als het ware ‘in de tekening’ zijn. Er is dan sprake van diepe rust
en omgevingsfactoren worden uitgesloten. De persoon verliest zich als het ware in de tekening en
verbeelding en werkelijkheid worden eén. Met als groot verschil dat in de waan er geen controle
over denken, voelen en handelen is maar in de tekening wel.
Plokker noemt dit een vorm van magisch denken en zegt het zo: ”dat in de magische gedachtenwereld
van de patiënt de weergegeven beelden werkelijkheid zijn” (Plokker, 1962, p.99). Ook Billig&BurtonBradley refereren hiernaar en leggen de link naar primitieve kunst:” Magical thinking may influence
both the tribal artist and the schizophrenic” (Billig&Burton-Bradley, 1975, p.43). Respondent 7 geeft
aan dat ze in haar fantasie in de tekening kan bepalen wat er gebeurt en er ‘haar eigen draai aan
kan geven’. Daarom levert het zoals ze zelf zegt, meer op dan een gesprek met de psychiater. Het
tekenen biedt haar de mogelijkheid om grip en controle te verkrijgen op de werkelijkheid en deze te
beïnvloeden.
Ik schilder dus ik besta
63
Het tekenen heeft hierbij een therapeutische functie want de persoon kan niet tegelijkertijd in de
waan en in de verbeelding van de tekening zijn. Wanneer de persoon in de waan zit, zit hij in
zijn eigen werkelijkheid die geen onderscheid maakt tussen realiteit en verbeelding. Wanneer de
persoon tekent zit hij in de verbeelding van de tekening en in de realiteit en deze is een andere dan
die van de waan. Dus zoals respondent 8 het zegt:“ waar het een zit kan het ander niet zitten, het
helpt psychose voorkomen”.
Dit onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de betekenis en meerwaarde van het tekenen en schilderen
in het kader van rehabilitatie ligt in diverse factoren. Allereerst is het een middel om tot zelfinzicht of
zelfexpressie te komen. Als communicatie middel verbeeldt het de waan en maakt het duidelijk wat
er zich in het hoofd afspeelt. Als therapeutisch middel bevordert het rust en zorgt het voor een lage e.
e.- graad (‘expressed emotion’). Bovendien kan men het verleden verwerken en even ‘in de tekening
kan zijn’. Voor een aantal respondenten helpt het psychose voorkomen want waar “het één zit kan
het ander niet zijn”. Daarnaast zorgt het tekenen en schilderen voor een zinvolle dagbesteding,
geeft plezier en sociale contacten en bewerkstelligt een nieuwe positie in de maatschappij namelijk
die van het kunstenaarschap. Concluderend kan men zeggen dat het tekenen vorm geeft aan de
waan en de meerwaarde van tekenen en schilderen in de rehabilitatie van mensen met schizofrenie
is dat men door middel van kunst vorm geeft aan de eigen werkelijkheid.
6.2 Aanbevelingen
Uit het voorgaande is gebleken dat de respondenten uit de onderzochte doelgroep in het tekenen in
hun kracht staan. Omdat verbale en cognitieve reflecties anders verlopen werkt het goed de cliënt
tegemoet te komen op een manier die beter bij hem past. Dus het gebruik maken van non-verbale
middelen zoals tekenen en schilderen, levert een meerwaarde in het zoeken naar potentieel en
kracht. Hierbij leveren één op één gesprekken over het beeldend werk meer op dat de evaluatie in
de groep en deze manier van gesprekken voeren kan een toevoeging zijn voor de afdeling.
Om stigmatisering te voorkomen en aan te sluiten bij de trend van wijkgericht werken kan dit middel
worden aangeboden buiten de eigen setting bijvoorbeeld in een woonwijk of kunstencentrum, maar
wel onder supervisie van de GGZ Drenthe. Kunsteducatie is essentieel en voorziet zeker in een
behoefte. Wel vereist het specifieke kennis en aandacht omtrent de doelgroep maar ook dit kan in
samenwerking met de GGZ Drenthe tot stand komen.
Een mogelijkheid zou zijn studenten van de Academie Sociale Studies, opleiding SPH, teken en
schilderlessen te laten verzorgen onder begeleiding van een activiteitenbegeleider of kunstenaar.
Dit zou een optie kunnen zijn voor de derde jaar stage voor studenten die beeldende kwaliteiten in
huis hebben en hiermee kunnen werken. Vanuit de opleiding SPH zou dit een vorm van stage of
contractonderwijs kunnen zijn die nadere uitwerking vereist.
Belangrijke aanbeveling is dus: laat tekenen en schilderen een onderdeel zijn van het rehabilitatieproces
en kijk naar de mogelijkheden in plaats van de handicap. Aangezien het tekenen de ontwikkeling
van talent en fantasie bevordert, mensen uit de anonimiteit haalt, en nieuwe capaciteiten voor de
toekomst oplevert is het essentieel de beeldende lessen zoals het tekenen en schilderen aan de
doelgroep aan te bieden.
64
Anneke Buikema Masteronderzoek
Nabeschouwing
Nu het onderzoek is afgerond zijn er een aantal aspecten die ik nog wil benoemen. In verband
met de psychiatrische handicap van de respondenten en de opgebouwde band van veiligheid en
vertrouwen, heb ik er voor gekozen de interviews alleen af te nemen en geen ‘peer-check’ te doen.
Ook is het een bewuste keuze het afgenomen materiaal achteraf niet door de respondenten te
laten lezen, maar ben ik voornemens na afloop een meer algemeen artikel te publiceren omtrent
dit onderwerp en de respondenten hiervan op de hoogte te stellen. Het werken met Atlasti was een
tijdrovend en intensief proces. Aanvankelijk had ik mijn twijfels over het nut van het programma
aangezien de versie waarin ik werkte niet de meest recente was, waardoor het beeldmateriaal niet
door mij kon worden geprint. Mijn beide begeleiders waren op dit punt zeer behulpzaam waarvoor
mijn hartelijke dank. Rest mij nog de wens uit te spreken dat ik van harte hoop dat de kunstklas blijft
bestaan.
Anneke Buikema
Ik schilder dus ik besta
65
Literatuurlijst
Bader, A. & Navratil, L. (1976). Zwischen Wahn und Wirklichkeit. Kunst-Psychose-Kreativität.
Behrend, D. (2010). Muzisch-Agogische Methodiek.
Billig, O. & Burton-Bradley, B.G.. (1975). Cross-Cultural Studies of Psychotic Graphics from NewGuinea.
Bos van den, J.(2007). Kunst/Psychiatrie. Kunst als communicatiemiddel.(Master scriptie).
Benjamin, W. (1977 ). De Verteller. Beschouwingen bij het werk van Nikolaij Ljeskov.
Boven, M.(2012). De negentiende eeuw. Van voltooide dingen naar processen.
Creswell, J.W. (2011). Educational research.
Dröes, J. (2012). Rehabilitatie Quo Vadis? Tijdschrift voor Rehabilitatie.
GGZ Drenthe, Het Psychosencircuit, 2012).
Gombrich, E.H.(1996). Eeuwige Schoonheid (Oorspronkelijke titel:The Story of Art).
Harris, N. (1979). A Treasury of Impressionism.
Hauser, A. ( 1975) Sociale Geschiedenis van de kunst (Oorspronkelijke titel: The Social History of
Art).
Hennink, M.Hutter,I., Bailey, A.(2011). Qualitative research methods.
Itten, I. (2002). Kleurenleer.
Itten, I. (1986). Beeldende Vormleer.
Kaiser, H.W.M. (2007). Psychiatrie toegelicht.
Mans, I. (1998). Zin der Zotheid. Vijf eeuwen cultuurgeschiedenis van zotten, onnozelen en
zwakzinnigen.
Michelbrink, F. (2006). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn.
Nijmanting, M. (2008). Creatieve Therapie. Een praktische handleiding.
Petry, D. & Nuy, M. (1997). De ontmaskering.
Plokker, J.H. (1962). Geschonden Beeld. Beeldende expressie bij schizofrenen.
Pope, C., Ziebland, S., Mays, N. (2006). Analysing qualitative data.
Prinzhorn, H. (1922). Bildnerei des Geisteskranken.
66
Anneke Buikema Masteronderzoek
Rhodes, C. (2010). Outsider Art. Spontaneous Alternatives.
Rhodes, C. (2005). Primitivism and Modern Art.
Ritchie, J., Spencer, L. (2002). Qualitative data analysis for applied policy research. In:
Huberman, M.A., Miles, M.B. The qualitative resaearcher’s cpmpanion.
Rümke, A. (2004). Verkenning in de psychiatrie, een holistische benadering.
Schasfoort, B. (2007). De basis van beeld beschouwen.
Schreurs, H. (2006). Beeldend vormen in de Sociaal-Agogische Praktijk.
Smeijsters, H. (2008). Handboek Creatieve Therapie.
Stokvis, W. (2008). COBRA 1948-1951.
Schweizer, E.(2009). Handboek voor beeldende therapie.
Lucie-Smith, E. (2009). Kunst in de 20e eeuw (Oorspronkelijke titel: Visual Arts in the Twentieth
Century).
Velde, J.W. (1999). Muzisch-Agogisch Begeleiden in de hulpverlening.
Vijver Van de, J. (2005). Inside or outside the outsider art? Kunst van mensen met een verstandelijke handicap.
Wal, R. (2011). Collegedictaat.
Witte de, M. (2009). De perceptie van het kunstenaarschap van psychiatrische patiënten door
Prinzhorn en Dubuffet. (Master scriptie).
Yin, R.K. (2003). Casestudy Research: Design and Methods.
Internetbronnen
www.collectiedestadshof.nl
www.outsiderartpastforward.eu
www.amsterdam-outsider-art.nl/galerie/outsider-art
www.hetdolhuys.nl/tentoonstellingen
www.out-of-art.nl
www.wetenschapsforum.nl
http://archief.ypsilon.org/schizofrenieplein/hulp/feiten.htm
www.Document.nl
www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl
www.studiumgenerale.nl
www.wikipedia.nl
Documentaire: Uitbehandeld maar niet opgegeven van Detlef Petry .
Ik schilder dus ik besta
67
Bijlage 1 Topiclijst
1.
Zelfinzicht en zelfexpressie
-expressie van gevoelens leidt tot zelfkennis
-eigen gevoelens tot uitdrukking brengen:
vreugde, angst, verdriet, verlies , boosheid, onbegrip, eenzaamheid, rouw, paniek
-in contact komen met zichzelf en anderen
-omgeving beïnvloeden
2.
Serieus nemen van het eigen innerlijk leven
-leidt tot zelfkennis
-bewustwording
-zelfacceptatie
-verwerkingsprocessen
3.
Authentieke vormgeven van gevoelens
-unieke mens die los van tradities eigen leven vormgeeft in beeldtaal
-signalen herkennen van eigen ziekte in eigen schilderijen
4.
Verwerken van verleden
-blijvende kwetsbaarheid
- terugval
- tegenslag
- psychotisch verleden
-langdurige klachten
5.
Groei van zelfvertrouwen
-ontwikkelen van talent
-respect voor eigenheid en unieke beeldtaal
6.
Vinden van een zinvolle bezigheid
-betekenisgeving van eigen leven door schilderen
-betekenisvolle dagbesteding
-omgaan met vrije tijd
-sociale contacten
-uitwisseling van ervaringen
7.
Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst
-nieuwe rol in samenleving-als kunstenaar / beeldend mens
-werken aan balans in draagkracht en draaglast
68
Anneke Buikema Masteronderzoek
Bijlage 2 BEELD ANALYSE – semiotisch model
Hierbij maak je gebruik van onderstaand BEELD analyse-schema. De volgende aspecten
moeten in je analyse aanwezig zijn:
PRODUCTIECONTEXT:
A: Gegevens: wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom?
BEELD ANALYSE (vorm/formeel en inhoud)
B: De beeldende laag, waaronder: Beeldende laag/ middelen:
1.
Licht: Lichtsoort: getemperd <> fel; Lichtrichting: meelicht, tegenlicht, zijlicht, strijklicht; Gevolgen van het licht: eigen schaduw/slagschaduw
2.
Kleur: Kleursoorten: kleurverzadiging, kleurhelderheid; Kleurcontrasten: kleur-tegen-kleur, licht-donker, koud-warm, complementair; monochroom <> polychroom
3.
Ruimte: Ruimtelijkheid: tweedimensionaal <> reliëf <> driedimensionaal, ruimte-innemend (gesloten, massief) <> ruimte-omvattend (open); textuur ; Ruimtesuggestie door:
groot-klein, overlapping, afsnijding; lijnperspectief, kleurperspectief, atmosferisch perspec
tief
4.
Vorm: Vormcontrasten: Geometrisch/constructief <> organisch/plastisch; Enkelvoudig <> samengesteld ; Positief <> negatief (restvorm); Duidelijk <> vaag
Samenhang
1.
Compositie: Compositiegrondvormen: Horizontaal-verticaal-diagonaalcompositie, drie
hoekscompositie, centraalcompositie, ‘over-all’-compositie
- Gevolgen van ordening: Statisch <> dynamisch, Symmetrisch<> asymmetrisch
2.
Tijd: Bewegingssuggestie; Bewegend beeld, video, ict, performance
C: De narratieve laag, waaronder:
1.
> Figuratief, realistisch;
> geïdealiseerd, gestileerd, geabstraheerd, gedeformeerd ;
> non-figuratief, abstract
2.
Titel, thema (waar gaat het werk over?) Voorstelling, verhaal, onderwerp, thema, sfeer, het
kunstwerk zelf, titel
D: De symbolische laag: 1.
De betekenis van het beeldend werk/ wat leert het beeldend werk jou?
2.
Wat wil de kunstenaar of vormgever (of opdrachtgever) of de beschouwer ermee bereiken?
Bedoelde functie van de maker (opdrachtgever) gelet op tijd en plaats <> functiegeving door de beschouwer. Symboliek, visie, idee, intentie van de kunstenaar/vormgever
3.
Vanuit welke opvatting of interpretatie heeft de kunstenaar/vormgever gewerkt?
Ik schilder dus ik besta
69
Levensbeschouwelijk
Esthetisch
Politiek
Economisch
Educatief
Vermaak
Religieus, ritueel, viering
(anti-)Schoonheid, inleving, herkenning, vervreemding, confrontatie
Status, huldiging, protest, bewustwording
Werk, reclame
Opvoeding, therapie, zelfreflectie, voorlichting, informatief
Amusement, decoratie, expressie, verpozing
DE GEBRUIKSCONTEXT:
E: De rol van de beschouwer:
1.
Probeer te beschrijven welk effect het beeld op je had.
2.
Breng dit in verband met de bedoeling die de kunstenaar/vormgever had
3.
Kun je belangrijke factoren om het beeldend werk te begrijpen schetsen: is het gericht op een actuele situatie; op een politieke context; op bepaalde subculturen enz.)
4.
Jouw persoonlijke mening over het beeldend werk(= interpretatie = subjectief). Dit laatste moet uiteraard goed onderbouwd worden.
70
Anneke Buikema Masteronderzoek
Bijlage 3 Vragenlijst
Topics voor de gesprekken in relatie tot het beeld
A.
B.
Kennismaking; wie, wat, waar, waarom
Beeldende laag/ middelen
1.
Zelfinzicht en zelfexpressie
Breng je je eigen gevoelens tot uitdrukking in je schilderijen?
Hoe doe je dat? Geef een voorbeeld in het werkstuk.
Kleur, vorm, compositie, licht, ruimte, tijd, beweging,
-expressie van gevoelens leidt tot zelfkennis
-eigen gevoelens tot uitdrukking brengen:
vreugde, angst, verdriet, verlies , boosheid, onbegrip, eenzaamheid, rouw, paniek
-in contact komen met zichzelf en anderen
-omgeving beïnvloeden
C. Narratieve laag: figuratief, gestileerd/ gedeformeerd,
non-figuratief/abstract, Titel/thema
2.
Serieus nemen van het eigen innerlijk leven
Schilder je realistische beelden of zijn het innerlijke beelden?
Helpt het schilderen en tekenen je bij het accepteren van jezelf of bij verwerkingsprpocessen?
Kies je van tevoren je onderwerp, titel?
-leidt tot zelfkennis
-bewustwording
-zelfacceptatie
-verwerkingsprocessen
D. De symbolische laag: wat leert het beeldend werk jou?
Wat betekent het?
3.
Authentieke vormgeven van gevoelens
Herken je jezelf in je eigen werk, herken je je eigen beeldtaal?
Kun je een voorbeeld geven in je werkstuk.
-unieke mens die los van tradities eigen leven vormgeeft in beeldtaal
-signalen herkennen van eigen ziekte in eigen schilderijen
Ik schilder dus ik besta
71
4.
Verwerken van verleden
Ben je tijdens het schilderen en tekenen ook bezig met het verwerken van je verleden?
-blijvende kwetsbaarheid
- terugval
- tegenslag
- psychotisch verleden
-langdurige klachten
5.
Groei van zelfvertrouwen
Is je zelfvertrouwen gegroeid door het ontwikkelen van je talent?
-ontwikkelen van talent
-respect voor eigenheid en unieke beeldtaal
6.
Vinden van een zinvolle bezigheid
Ben je veel met schilderen bezig en wat geeft het je?
-betekenisgeving van eigen leven door schilderen
-betekenisvolle dagbesteding
-omgaan met vrije tijd
-sociale contacten
-uitwisseling van ervaringen
7.
Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst Heeft het bezig zijn met kunst je een nieuwe rol in de maatschappij gegeven?
Helpt het bij het vinden van een goede balans, bij het herstelproces?
-nieuwe rol in samenleving-als kunstenaar / beeldend mens
-werken aan balans in draagkracht en draaglast
72
Anneke Buikema Masteronderzoek
Bijlage 4 De Respondenten
In september 2012 bezocht ik de kunstklas in atelier ‘Terpen10’ van het psychosecircuit GGZ Drenthe
waar ik in contact kwam met mensen met een psychiatrische handicap. Na het eerste contact met
de begeleiders werd de groep voorbereid op mijn komst. Het contact verliep spontaan en na een
aantal bezoeken benaderde ik acht respondenten tijdens de kunstklas die voldeden aan de criteria
van het onderzoek. In het contactleggen vertrouwde ik vooral op mijn intuïtie en wanneer ik voelde
dat iemand open stond voor het gesprek zocht ik contact. Respondent 7 wilde aanvankelijk niet
meewerken en het contact verliep stroef. Later veranderde dit en was ze erg spontaan. Bijzonder
waren de gesprekken na afloop waarbij sommige respondenten ineens erg open werden en over
zichzelf vertelden. Hieronder volgt een korte beschrijving.
Respondent 1 is een sympathiek ogende man van 36 jaar die gemakkelijk en open communiceert.
Hij is getrouwd, woont en werkt in de buurt. Hij komt regelmatig bij ‘Terpen10’, een inloop atelier
van het psychosecircuit GGZ Drenthe. In zijn tekenwerk is hij gefascineerd door ‘Star Trek’ en voelt
zich zeer vereerd vanwege mijn interesse hiervoor. Zijn tekeningen werden geëxposeerd in de
gang van het gebouw en hier is hij trots op. Zijn moeder stierf toen hij acht jaar was en dit was een
traumatische ervaring voor hem. Respondent 1 is religieus en gaat regelmatig naar de kerk.
Respondent 2 is een vrouw van 42 jaar die regelmatig in het atelier werkt. Ze heeft een fascinatie
voor portretten en met name voor ogen en tekent al vanaf haar 13e jaar.
Respondent 2 is erg op zichzelf en praat met een zachte stem zonder me aan te kijken. Haar
lichaamshouding en blik hebben een starre uitdrukking en ze toont weinig emotie. Wanneer ze zit
te tekenen, leeft ze zich helemaal in en trekt zich zo nu en dan even terug uit de groep en zoekt de
ruimte voor zichzelf. Ze staat dan bijvoorbeeld in het magazijn stil voor zich uit te kijken. Respondent
2 woont alleen en vindt dit prettig. Door het tekenen op het atelier is ze even onder de mensen, maar
ze is graag op zichzelf en geen prater.
Respondent 3 is een vriendelijke, bescheiden en intelligente man van ongeveer 40 jaar. Hij spreekt
bedachtzaam en op zachte toon. Respondent 3 werkt op de ICT afdeling van een SW-bedrijf
waarvoor hij o.a. een softwareprogramma heeft ontworpen. Na de middelbare school heeft hij
anderhalf jaar aan een Kunstacademie gestudeerd, richting Grafische vormgeving en is gestopt als
gevolg van de eerste psychose. Later heeft hij het nog eens geprobeerd op een andere academie
maar door het ziekteproces dit niet afgemaakt. Hij heeft in de grafische industrie, en voor een
reclame bureau gewerkt en hier veel ervaring opgedaan als vormgever.
Respondent 4 is een actieve, spontane vrouw van 50 jaar die samenwoont met haar vriend en
dochter. Ze had een baan als gastvrouw bij een groot bedrijf. Ze is voor het eerst gaan tekenen
en schilderen nadat ze werd opgenomen wegens angsten en stemmen die ze hoorde. Ze komt
gemiddeld drie keer per week in het atelier Terpen10 om te werken en heeft met haar zelf ontworpen
mandala’s ook een expositie gehad. Naast het schilderen helpt ze ook in de kantine.
Respondent 5 is een man van midden vijftig met een vriendelijke oogopslag en zachte stem.
Zijn gezichtsuitdrukking is enigszins verstard en hij reageert wat traag. Respondent 5 komt van
oorsprong uit India. Hij heeft een vijfjarige opleiding gedaan tot leerbewerker, techniek e.d. en is uit
India gevlucht en via Duitsland naar Nederland gekomen. Hij spreekt een aantal Indiase dialecten
en ook Engels maar het Nederlands is lastig voor hem. Inhoudelijk blijft het gesprek wat aan de
oppervlakte, ik heb niet het gevoel dat ik tot hem doordring.
Ik schilder dus ik besta
73
Respondent 6 is een man van 57 jaar die uit een streng katholiek gezin komt. Hij is zelfbewust en
wil graag zelfstandig gaan wonen. Hij vertelt dat hij een jaar op een Klassieke Academie heeft
gezeten en is een vaste bezoeker van de kunstklas. Hij houdt van kunst van Paul Klee, Monet,
Manet, Gaugin, van Gogh en Toulouse-Lautrec en Roy Lichtenstein. Ook heeft hij geëxposeerd met
zijn werk.
Respondent 7 is een vrouw van 34 jaar, van oorsprong half Maori. Ze praat heel spontaan en open
en uit het gesprek blijkt dat ze zich in het tekenen goed kan uitleven maar niet kan uitleggen wat
het werk betekent. Ze komt iedere vrijdag in het atelier ‘Terpen10’ om te tekenen en werkt ook thuis.
Verder doet ze aan fitness en kickboksen. Ze bezoekt graag rommelmarkten waar ze tekeningen en
schilderijen bekijkt en soms koopt. Haar moeder is twee jaar geleden overleden.
Respondent 8 is een man van ongeveer 50 jaar die zeer verbaal begaafd is. Hij vertelt dat zijn
handicap schizofrenie is en dat hij leeft en werkt als kunstenaar. Hij heeft een eigen atelier en zijn
werk is te zien op zijn website. Respondent 8 heeft twee jaar aan een kunstacademie gestudeerd
en is na zijn eerste psychose gestopt met schilderen. Pas bij de GGZ te Assen is hij op aanraden
van een therapeut weer gaan schilderen en dat is heel belangrijk geweest. Respondent 8 werkt
zowel expressief als abstract realistisch en schildert graag dieren.
74
Anneke Buikema Masteronderzoek
Bijlage 5 Atlasti
Bijlage 5 Atlasti
Code-Filter: All
Code-Filter: All
______________________________________________________________________
______________________________________________________________________
HU: backup
backup of
6 mrt 6
versie
HU:
ofBeeldanalyse
Beeldanalyse
mrt1versie 1
File:
[H:\backup
of
Beeldanalyse
6
mrt
File: [H:\backup of Beeldanalyse versie
6 mrt1.hpr6]
versie 1.hpr6]
Edited
by:
Code
Edited by: Code
______________________________________________________________________
______________________________________________________________________
abstract-expressionistisch
acceptatie
andere wereld
angst
Authentieke vormgeving gevoelens
beeldeffect
Betekenis of symbolische laag
beweging/ dynamiek
boom mens
communicatie/stemgebruik
complementaire kleuren
compositie
concentratievermogen
contourlijn in kleur
controle
de kunstenaar laat zien hoe hij zich voelt door de tekening
de wereld in het hoofd
de wezens zijn de stemmen in zijn hoofd
desintegratie
fantasie
figuratieve vormen
Functie van het werk
Geloof in eigen capaciteit voor de toekomst
geometrische vormen
gestileerde vormen
Groei van zelfvertrouwen
groen symboliseert natuur
hallucinaties
helende functie van schilderen
herstel
klauw of grijparm
Kleur
kleurgebruik
kosmos
kunstacademie
kunstklas
Licht
licht-donker contrast
lijnvoering
Materiaal en techniek
materiaalgebruik
medicijngebruik
Narratieve of conceptuele laag
niet-kleuren
ogen
organische vormen
over-all compositie
overlapping en afsnijding
paranoïa
perspectief
politiek statement
potlood geeft strakke vormen en lijnen
preventieve werking
prikkels
primaire kleuren
Productie context
religie
76
rituele functie van tekenen
robotachtige mensfiguur
robotfiguur is een Tolian
rood kleur van de liefde
Ruimte
ruimte als kosmos
ruimtelijkheid
schaduw
secundaire en tertiaire kleuren
Serieus nemen van innerlijk leven
sociale contacten
spinachtige vorm
spinachtige vormen
standpunt
startrack
status
strijd
symboliek
talent
tekenen als communicatiemiddel
tekenen als innerlijke noodzaak
tekenen als zelfexpressie
tekenen als zelfreflectie
tekenen als zinvolle dagbesteding
tekenen geeft rust
tekenen heeft therapeutische functie
tekenen reflecteert toekomstvisie
tekening /schilderij is twee dimensionaal
tekening vertelt verhaal
tekst als oude manuscripten
terugval
textuur
Textuur van materiaal
thema
tijd speelt een dubbele rol
Tijdsverloop
toekomstvisie
toeval
transparantie
trauma
Tweedimensionaliteit
twee dimensionaal
uiterlijke kenmerken
unieke beeldtaal
veiligheid
verbanden leggen
verbeelding
verlangen
vervreemding
Verwerken van verleden
verwerking
voorstelling weerspiegelt de oorlog
in mijnhoofd
Vorm
waardering
wetenschappelijk onderzoek
Ik schilder dus ik besta
zelfinzicht
zelfvertrouwen
ziekteproces
zingeving
Zinvolle dagbesteding
75
HU:
backup of Beeldanalyse 6 mrt versie 1
File:
[H:\backup of Beeldanalyse 6 mrt versie 1.hpr6]
Edited by: Quotation
All (94) quotations from primary document: P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf
(<HUPATH>\Bron Atlas ti\Beeldanalyse cliënt 1.pdf)
______________________________________________________________________
HU:
Beeldanalyse 6 mrt versie 1
File:
[H:\Beeldanalyse 6 mrt versie 1.hpr6]
Edited by: Super
______________________________________________________________________
P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:1 [licht/ donker contrast tussen ..] (2:458-2:632)
(Super)
Codes:
[licht-donker contrast]
No memos
licht/ donker
contrast tussen de achtergrond die wit is gelaten, en de vormen op de
voorgrond die donkerder van kleur zijn. Hierdoor ontstaat een
licht/donker contrast.
P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:2 [kleurcontrast door de compleme..] (2:7022:761) (Super)
Codes:
[complementaire kleuren]
No memos
kleurcontrast door de complementaire kleuren groen en rood.
P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:3 [secundaire kleur paars en de t..] (2:767-2:859)
(Super)
Codes:
[secundaire en tertiaire kleuren]
No memos
secundaire kleur paars en de tertiaire kleuren turqoise en groentinten
zijn in vorm opgezet
P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:4 [rood is in de contourlijn is g..] (2:864-2:902)
(Super)
Codes:
[contourlijn in kleur]
No memos
rood is in de contourlijn is gebruikt.
P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:5 [] (@690-@211) (Super)
No codes
No memos
P 1: Beeldanalyse cliënt 1.pdf - 1:6 [organische vormen, i] (2:986-2:1005) (Super)
Codes:
[organische vormen]
No memos
organische vormen, i
77
76
Anneke Buikema Masteronderzoek
Bijlage 6 Summary
During this research I have been engaged in defining the meaning and value of the arts for people
with chronic psychiatric disabilities. I investigated to what extent visual work can contribute to the
care of people who suffer psychologically, art as an artistic intervention in counseling. Here I focused
on people with schizophrenic disorder because they occupy a prominent place in psychiatry. The
reason for this study was my interest in art related to psychological suffering and the development
of the concept of self-expression in art history was the angle. The specific question that preoccupied
me was as follows: What is the value of art, especially drawing and painting, in the context of the
rehabilitation of people with schizophrenia, whether or not residing in a mental institution? This
research was relevant since drastic cuts in mental health care are being carried out. Unfortunately
the departments for Creative Therapy and the Art classes suffer the most. Managers are under the
impression that the value of working artistically during treatment in the process of rehabilitation has
not been proved. My aim was to demonstrate the value of painting in the context of the rehabilitation
of people with schizophrenic disorder. To carry out my research I found an appropriate setting and
I contacted the manager of the ‘Psychosis Circuit’ from GGZ Drenthe. Here one deals with the
treatment and rehabilitation of people with schizophrenia. The research is carried out by means of a
‘Multiple Case Study’ which is an empirical qualitative research method. The instruments used were:
doing literature review, interviews, image analysis of paintings and drawings and observations of
respondents. To gather sufficient information I approached and interviewed eight respondents, who
participated in the art class studio ‘Terpen10’. During each interview two drawings or paintings were
discussed. Selection criteria were: diagnosis of schizophrenia and artistic involvement in drawing or
painting. Among other things the results showed that each respondent works from his or her unique
point of view and the effect of drawing and painting differs enormously. One person for example
worked mainly symbolic and gave expression to the delusion he experienced. Another used drawing
as a communication tool. For some drawing yielded self-understanding and self-expression and
being creative was an inner necessity that had to do with meaning. All respondents experienced
drawing and painting as meaningful activities. In conclusion, one can say that when someone has
become psychotic reality and illusion have become one. This generates chaos, panic and anxiety.
When the psychosis stops emptiness arises. After this chaos human beings tend to fall back on
unconscious primal artistic forces as Nietzsche has pointed out. This research indicates that people
with schizophrenia who have an affinity for visual work, are perhaps closer to this original source.
Another important conclusion from the study was that some processes (such as delusions) can’t
always be captured in language but can be expressed in drawings. Art is then used as a tool for
communication where other forms of communication are affected. Since working with visual means
benefits talent and imagination and delivers new capabilities for the future, the key recommendation
is: use drawing and painting as part of the rehabilitation process and regard the possibilities rather
than the disabilities.
Ik schilder dus ik besta
77
Download