Stuitligging - St. Antonius Ziekenhuis

advertisement
Stuitligging
BEHANDELING
Stuitligging
Een kindje dat tegen het eind van de zwangerschap met de
billen omlaag ligt in plaats van met het hoofd wordt een kindje
in stuitligging genoemd. Meestal is onbekend waarom een
kindje in stuitligging ligt. Wel is bekend dat het vaker voorkomt
bij een tweelingzwangerschap. Ook bij een afwijkende vorm
van de baarmoeder of het bekken, bij een placenta of bij een
vleesboom die voor de baarmoedermond ligt en bij sommige
zeldzame aangeboren afwijkingen van het kindje. Dit laatste is
bij het echoscopisch onderzoek dan al naar voren gekomen.
Bij een stuitligging kan het kindje tijdens de zwangerschap
handmatig gedraaid worden, zodat het alsnog in hoofdligging
komt. Maar ook in stuitligging kan het kind vaak gewoon, via
de vagina, geboren worden. De billen of voeten worden dan
als eerste geboren. Meestal zal het kindje echter met een
keizersnede worden geboren. In deze folder leest u hier meer
over.
Wat is een stuitligging?
Bij een stuitligging ligt het hoofd van het
kind boven in de baarmoeder, terwijl de billen (onvolkomen stuitligging) of de benen
(volkomen stuitligging) beneden bij de ingang van het bekken liggen (zie figuur 1).
De tekst in deze folder is
afkomstig van de Nederlandse
Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie (NVOG).
1
Uitwendige draaiing
(versie)
1
2
3
4
De reden om je kind uitwendig naar de
hoofdligging te draaien, is dat de kans dat
je een keizersnede nodig hebt dan veel
kleiner wordt. We proberen dit meestal als
je tussen de 36 en 37 weken zwanger bent.
Voor die tijd draaien veel kinderen nog uit
zichzelf. Na 37 weken is er ook nog kans
dat draaien lukt, maar is de draairuimte
beperkter. De versie wordt uitgevoerd door
een klinisch verloskundige die hierin gespecialiseerd is.
Figuur 1. De verschillende soorten van een stuitligging
1. Onvolkomen stuitligging: met de benen omhoog
Wat gaat er gebeuren?
langs het lichaam
Voordat we je kindje draaien, heb je eerst
een informatief gesprek met de verloskundige. Daarna registreren we de hartslag van
je kind (cardiotocografie, ook wel CTG genoemd) en bepalen we met een echo hoe je
kind precies ligt, hoeveel vruchtwater er in
je buik zit en waar de placenta zich bevindt.
Als deze tegen de voorwand van de baarmoeder ligt, is het lastiger het kind vast te
houden bij het draaien. Daarnaast meten we
met de echo de hoofd- en buikomvang van
je kindje. Na uitwendig onderzoek kijken we
of het kindje al is ingedaald. Als dit het het
geval is, is een versie niet meer mogelijk.
Als er nog geen (volledige) indaling is, kunnen we beginnen met de versie.
2. Volkomen stuitligging: met gebogen knieën zodat de
voeten naast de billen liggen
3. Half (on)volkomen stuitligging: één been als volkomen, één been als onvolkomen stuitligging
4. Voetligging: benen gestrekt omlaag zodat één of
beide voeten onder de billen lig(t)(gen)
Hoe vaak komt een
stuitligging voor?
Vroeg in de zwangerschap liggen veel
kinderen in stuitligging. Dit neemt af als de
zwangerschap vordert. af. Rond de uitgerekende datum ligt ongeveer 3% van de
kinderen in stuitligging.
Stuitligging bij 36
weken, wat nu?
Het draaien
Tijdens de versie lig je op een comfortabele
onderzoeksbank. Via een injectie in de spier
dienen we een weeënremmend middel toe
zodat de baarmoeder zich kan ontspannen. Hierdoor kan je hartslag tijdelijk iets
versnellen en kun je last krijgt van hartkloppingen.
Ben je 36 weken zwanger en ligt je kindje in
stuitligging dan zijn er drie mogelijkheden:
• uitwendige draaiing naar hoofdligging;
• vaginale stuitbevalling;
• bevalling via keizersnede.
2
hartslag van de baby wat trager zijn, maar
deze wordt bijna altijd snel weer normaal.
In minder dan 1% van de gevallen blijft de
hartslag afwijkend en kan het eventueel
nodig zijn direct een keizersnede te doen.
Ook kun je na de injectie trillende handen
krijgen en of misselijk worden. Deze bijwerkingen verdwijnen binnen een paar uur.
Het is dan ook beter niet zelf auto te rijden,
maar iemand anders mee te nemen die je
naar huis kan brengen.
Na het draaien
Als het gelukt is om je kindje te draaien, kun
je in principe gewoon onder begeleiding
van je eigen verloskundige/ huisarts bevallen, tenzij er al een andere reden was voor
een ziekenhuisbevalling. Als het kindje uit
zichzelf weer terug is gedraaid naar stuitligging, kunnen we meestal na een week
nog een keer proberen je kind te draaien.
Blijft je kindje in stuitligging dan blijf je
tijdens je zwangerschap onder controle in
het ziekenhuis en beval je ook in het ziekenhuis.
Het is van belang zo ontspannen mogelijk te
liggen en de buikspieren niet aan te spannen. Een iets gevulde blaas vergemakkelijkt
het omhoog bewegen van de stuit. De
verloskundige zal met twee handen om het
stuitje heen proberen de baby omhoog te
duwen. Het hoofdje van de baby komt dan
tegen de ribbenboog en je middenrif aan
waardoor de baby een koprol inzet. Daarna
begeleidt ze met een hand het hoofdje in
de juiste richting, de andere hand blijft om
de stuit heen om deze te blijven sturen. Het
vastpakken van de stuit van het kindje en
als je kindje dwars in je buik ligt, kan wat
gevoelig zijn. Het draaien duurt 5 tot 15 minuten. Tijdens en na het draaien wordt de
hartslag van je baby gecontroleerd met de
echo. Na afloop van de versie registeren we
nogmaals de hartslag van je kindje.
Neem altijd contact op met de gynaecoloog als je je kind na de draaiing minder
voelt bewegen, bij bloedverlies of bij toenemende buikpijn.
Anti-D
Is je bloedgroep Rhesus negatief en die
van je kind Rhesus positief, dan krijg je na
afloop van de draaipoging een injectie met
anti-D toegediend.
Slagingspercentage
Bij een eerste zwangerschap zijn de baarmoederspier en buikwand nog stevig en zal
het draaien minder vaak lukken. Gemiddeld
is slagingspercentage bij een eerste kind
40% en bij een volgende 60%.
Vaginale stuitbevalling
Hoe verloopt de bevalling?
Het bijzondere aan een stuitbevalling is dat
het grootste deel van de baby, het hoofd,
als laatste geboren wordt. De bevalling bestaat net als een bevalling van een kind in
hoofdligging uit drie verschillende fases: de
ontsluiting, het persen en de periode na de
geboorte.
Bijwerkingen en complicaties
De kans op complicaties is zeer klein. Wel
hebben veel vrouwen last van de bijwerkingen van de medicatie; deze verdwijnen
binnen enkele uren vanzelf. Daarnaast kan
je buik door het duwen een paar dagen
gevoelig zijn. Direct na het draaien kan de
3
Het laatste gedeelte van de ontsluitingsfase
verloopt bij een stuitbevalling iets anders.
Bij een stuitligging liggen de billen, benen
of voeten beneden en zakken deze al bij 7 à
8 cm ontsluiting door de baarmoedermond
naar buiten. Hierdoor krijg je al persdrang
voordat er volledige ontsluiting is, maar
mag je nog niet meepersen. Verder verloopt het persen hetzelfde als bij een kind
in hoofdligging.
nodig. Dat is tien keer zo vaak als na een
keizersnede. Een opname kan om verschillende redenen nodig zijn: soms heeft het
kind na de geboorte behoefte aan extra
zuurstof of moet het geholpen worden bij
de ademhaling. Soms is de opname nodig
vanwege beschadiging bij geboorte, zoals
een botbreuk, een zenuwbeschadiging of
een hersenbloeding. Een dergelijke beschadiging komt echter zelden voor.
Vlak voor de geboorte van het hoofdje
vraagt de gynaecoloog je te stoppen met
persen en te gaan zuchten. Het lijfje is dan
al geboren. Om de geboorte van het hoofd
te vergemakkelijken zet de gynaecoloog na
verdoving van de huid een knip in de vagina.
Tijdens de volgende wee wordt het hoofd
geboren. Hierbij drukt een assistent boven
je schaambeen zodat het hoofd goed door
het bekken gaat. De gynaecoloog houdt het
lijfje vast. Zodra je kindje geboren is wordt
het op je onderbuik gelegd. De hartslag van
je kind wordt tijdens de bevalling uitwendig
via de buik of inwendig via een elektrodedraadje op de bil in de gaten gehouden.
Heupdysplasie
Mogelijke complicaties bij de moeder
Een keizersnede verloopt bij een kindje
in stuitligging veelal hetzelfde als bij een
kindje in hoofdligging. Meer algemene informatie over een keizersnede vind je in de
folder ’keizersnede’.
Het heupgewricht bestaat uit de heupkom
in het bekken en de heupkop bovenaan
het dijbeen. De heupkop kan draaien in de
heupkom. Kindjes die in stuitligging geboren worden hebben een wat grotere kans
op heupdysplasie. Hierbij is de heupkom
minder goed ontwikkeld en omsluit deze
heupkop niet goed. Als dit op tijd wordt behandeld hoeft dit later echter meestal geen
problemen te geven. Daarom worden de
heupjes van uw kindje na 3 maanden met
een echoscopie onderzocht.
Keizersnede
De kans op complicaties is voor u als moeder bij een stuitbevalling niet groter dan
bij een bevalling in hoofdligging. Wel is de
kans groter dat de gynaecoloog tijdens de
bevalling besluit een keizersnede te doen.
Mogelijke complicaties bij de moeder
De kans op ernstige complicaties als gevolg
van een keizersnede is voor gezonde vrouwen erg klein, maar wel groter dan bij een
gewone bevalling. Het gaat hier om nietlevensbedreigende complicaties. Sommige,
zoals bloedarmoede of trombose, komen
ook voor na een gewone bevalling. Andere
Mogelijke complicaties bij het kind
Ademhalingsproblemen of beschadiging door de geboorte
Na een vaginale stuitbevalling na 38 zwangerschapsweken is bij ongeveer 1 op de
20 kinderen (5%) een couveuseopname
4
Vaginale bevalling of
keizersnede?
hangen wel samen met de keizersnede,
zoals:
• een nabloeding in de buik;
• een bloeduitstorting;
• wondinfectie;
• beschadiging van de blaas;
• het niet goed op gang komen van de
darmen;
• een blaasontsteking en
• pijn door zenuwbeschadiging bij de
snede in de buik. Dit komt heel zelden
voor.
De gynaecoloog bespreekt met jou en je
partner of een gewone bevalling veilig is of
dat het beter is een keizersnede te doen.
Vaginale bevalling is mogelijk als:
• er geen ernstige problemen waren bij
de vorige bevalling (zoals moeizame
vacuüm- of tangverlossing);
• het geschatte gewicht van het kindje
niet te hoog is;
• het hoofd van het kind voorovergebogen ligt;
• de stuit iets is ingedaald in het bekken;
• de ontsluiting en uitdrijving tijdens de
bevalling goed verloopt;
• de hartslag van je kindje tijdens de bevalling optimaal blijft.
Mogelijke complicaties bij het kind
Een enkele keer is het moeilijk om een kind
in stuitligging via een keizersnede uit de
baarmoeder te halen en kan er een (zenuw)
beschadiging optreden. Als de keizersnede
te vroeg in de zwangerschap wordt gedaan
kan het kind longproblemen krijgen. Hierdoor kan het zijn dat een kindje in de couveuse moet. Daarom wordt een keizersnede
zo mogelijk na 39 zwangerschapsweken
gedaan.
Veelal kun je zelf kiezen tussen een vaginale stuitbevalling of een keizersnede.
Voorwaarde is wel dat de gynaecoloog die
de vaginale bevalling begeleidt dit ook verantwoord vindt.
Gevolgen voor volgende zwangerschap
Wanneer heb je geen keuze?
Het litteken in de baarmoeder geeft een
grotere kans op complicaties bij een
volgende bevalling. Zo kan het litteken
openscheuren, kan het zijn dat de moederkoek voor in de baarmoeder ligt of kan de
moederkoeknauw vergroeid zijn met de
baarmoeder (de baarmoeder moet dan verwijderd worden). Hoewel deze complicaties
zelden voorkomen, treden ze vaker op na
een keizersnede dan na een gewone bevalling. Je krijgt na een keizersnede dan ook
het advies in het ziekenhuis te bevallen.
Soms kun je niet zelf kiezen hoe je bevalt.
Je kunt niet kiezen als:
• de bevalling zo snel gaat dat je kindje al
bijna geboren wordt;
• je kindje vóór 39 zwangerschapsweken
geboren wordt;
De gynaecoloog doet pas een keizersnede na 39 voldragen zwangerschapsweken. Zo probeert hij te voorkomen
dat je kindje ademhalingsproblemen
krijgt door onrijpe longen.
5
• de gynaecoloog het niet verantwoord
vindt om je vaginaal te laten bevallen.
Bijvoorbeeld als je een moeizame
kunstverlossing hebt gehad bij je vorige
bevalling, je kind te groot wordt geschat, je kind niet gunstig ligt, de ontsluiting of uitdrijving niet snel genoeg
verloopt of de harttonen van je kindje
verslechteren.
• Bij een keizersnede is de kans op complicaties bij de moeder groter.
• Na een keizersnede is bij een volgende
zwangerschap geen thuisbevalling meer
mogelijk.
• Bij een volgende bevalling is er een iets
grotere kans op complicaties.
Een keuze maken
Heb je vragen, twijfels of zorgen? Bespreek
deze dan gerust met je gynaecoloog.
Tot slot
Als je als aanstaande ouders kunt kiezen
tussen een gewone bevalling of een keizersnede, is het belangrijk alle voor- en
nadelen goed op een rij te zetten. Veel ouders denken dat de keizersnede de veiligste
manier is, maar aan een keizersnede kleven
ook nadelen. Hieronder vind je de voor- en
nadelen op een rij.
Vaginale bevalling
• Een vaginale bevalling verloopt en voelt
natuurlijk en spontaan.
• Je ondergaat geen operatie en hebt dus
niet te maken met bijkomende nadelen.
• De kans dat je kindje kort na de geboorte problemen heeft is iets groter.
• Je hoeft minder lang in het ziekenhuis
te blijven.
• Je herstelt sneller.
• Bij een volgende bevalling kun je eventueel thuis bevallen. Na een keizersnede
kan dit niet meer.
Keizersnede
•
•
•
Bij een keizersnede is de kans op
complicaties bij je kindje kort na de
geboorte iets kleiner.
Je moet langer in het ziekenhuis blijven.
Het duurt langer voordat je hersteld
bent.
6
St. Antonius Alnatal
Telefoon 088 - 320 64 00
Telefoon spoed 088 - 320 64 11 (24 uur per dag bereikbaar)
[email protected]
www.antoniusalnatal.nl
Locaties St. Antonius Alnatal
St. Antonius Ziekenhuis Utrecht
Soestwetering 1, Utrecht
(Leidsche Rijn)
St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein
Koekoekslaan 1, Nieuwegein
Meer weten?
Ga naar www.antoniusalnatal.nl
AN 04/10-’15
Dit is een uitgave
van St. Antonius Ziekenhuis
Download