SCHEIKUNDE 3HAVO/VWO 1. Oefentoets I Welke van de volgende stoffen is een oxide? A Cu B Fe2O3 C D H2S NH3 2. De onderstaande vergelijking is niet kloppend gemaakt. Fe2O3(s) + H2(g) Fe(s) + H2O(l) Welk getal staat voor H2 nadat de vergelijking kloppend is gemaakt? A 2 C 4 B 3 D 5 3. Pb en Ag zijn de symbolen van: A fosfor en aardgas B fosfor en zilver C D Lucht is een mengsel van stikstof en zuurstof. Lucht kan in symbolentaal worden weergegeven door: A NO (g) C B N2 (g) + O2 (g) D SO (g) S (g) + O2 (g) 4. lood en aardgas lood en zilver 5. Welke van de volgende gebeurtenissen is een chemische reactie? A de vorming van regen uit waterdamp B het verbranden van magnesium C het verdampen van jodium, waarbij een paars gas ontstaat D het scheuren van papier 6. Een scheikundige reactie is: aluminiumoxide (Al2O3(s)) aluminium + zuurstof Is dit een verbrandingsreactie? A Ja, want er staan oxiden in de vergelijking. B Ja, want er staat zuurstof in de vergelijking. C Nee, want er komt geen zuurstof vrij. D Nee, want er wordt geen zuurstof gebruikt. 7. Een reagens op water is: A wit kopersulfaat B een gele jodiumoplossing C D versie 06-07 een gloeiende houtspaander kalkwater 8. Twee stoffen die bij volledige verbranding van aardgas ontstaan, zijn: A zuurstof en koolstofdioxide C waterdamp en energie B koolstofdioxide en waterdamp D energie en zuurstof 9. Welke bewering over moleculen is juist? A Moleculen bestaan altijd uit verschillende atoomsoorten. B Moleculen gaan nooit verloren. C Er zijn ongeveer 100 verschillende soorten moleculen. D Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. 10. Hieronder staat een reactievergelijking die nog kloppend gemaakt moet worden. C3H8 (g) + O2 (g) CO2 (g) + H2O (l) Welk getal staat voor O2 (g) als de vergelijking kloppend is? A 1½ C 5 B 3 D 7 11. Een alcoholmolekuul bestaat uit 2 koolstofatomen, 6 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. De molekuulformule van alcohol is; A C2HO2 B C2H6O C C2 + H6 + O D CH2O6 12. Welke van de onderstaande reactievergelijkingen stelt de verbranding van waterstof voor? A 2H (g) + O (g) H2O (l) B H2 (g) + O (g) H2O (l) C H2 (g) + O2 (g) H2O2 (l) D 2H2 (g) + O2 (g) 2H2O (l) 13. Aardgas is een ...(1).. , zuurstof is een ..(2).. Vul in: ontleedbare stof of niet-ontleedbare stof. A Aardgas is een ontleedbare stof en zuurstof is een niet-ontleedbare stof. B Aardgas is een niet-ontleedbare stof , zuurstof is een ontleedbare stof. C Aardgas is een niet-ontleedbare stof, zuurstof is een niet-ontleedbare stof. D Aardgas is een ontleedbare stof en zuurstof is een ontleedbare stof. 14. In de vergelijking C2H6O (l) + 3O2 (g) 2CO2 (g) + 3H2O (l) heeft 3O2 een index en een coëfficiënt. A de coëfficiënt is 3 en de index is 1 B de coëfficiënt is 1 en de index is 3 C de coëfficiënt is 2en de index is 3 D de coëfficient is 3 en de index is 2 15. P en Sn zijn de symbolen voor: A fosfor en tin B fosfor en zwavel C fluor en tin D fluor en zwavel. 16. Een reageerbuis wordt in de gele vlam van een brander gehouden. De buis wordt aan de buitenkant zwart. De zwarte stof is: A C (s) C CO2 (g) B CO (g) D C (s) + CO (g) 17. Bij een reactie tussen 4 g koper en een hoeveelheid zwavel ontstaat 6 gram kopersulfide. In welke massaverhouding reageren koper en zwavel met elkaar? massa koper : massa zwavel A 2 : 3 B 3 : 2 C 1 : 2 D 2 : 1 18. Bekijk de onderstaande reactievergelijkingen. I . CH4 (g) + O2 (g) → C (s) + 2H2O (l) II. 2CH4 (g) + 3O2 (g) → 2CO (g) + 4H2O (l) Welke van deze vergelijkingen stelt een volledige verbranding voor? A zowel I als II C alleen II B alleen I D geen van beide 19 Hoe noemt men het overgaan van de gasfase in de vloeibare fase? A condenseren D sublimeren B rijpen E verdampen C stollen 20 Een bedrijf heeft waterstof nodig. Kan het bedrijf waterstof maken door destillatie of door elektrolyse van water? A door geen van beide methoden C alleen door elektrolyse B alleen door destillatie D zowel door destillatie als door elektrolyse 21 Welke van de onderstaande scheidingsmethoden wordt zowel bij koffiezetten als bij theezetten toegepast? A adsorberen C extraheren B destilleren D indampen 22 Argon en helium zijn edelgassen. Welke van deze gassen is brandbaar? A zowel argon als helium C alleen helium B alleen argon D geen van beide gassen 23 IJs (bevroren water), roomijs en ijzer worden apart van elkaar, langzaam verwarmd van -5ºC tot 10ºC. Tijdens de proeven wordt de temperatuur steeds gemeten. In onderstaande diagrammen is de temperatuur uitgezet tegen de tijd. Welk diagram hoort bij het verwarmen bevroren water? A diagram 1 B diagram 1 C diagram 2 D diagram 2 E diagram 3 F diagram 3 Welk diagram hoort bij het verwarmen van ijzer? diagram 2 diagram 3 diagram 1 diagram 3 diagram 1 diagram 2 24 Een erlenmeyer bevat 100 ml water en een zeer kleine hoeveelheid van stof A. Door het mengsel te schudden ontstaat een suspensie. Welke van de volgende uitspraken over stof A is juist? Stof A is een A goed oplosbare vaste stof C slecht oplosbare vaste stof B goed oplosbare vloeistof D slecht oplosbare vloeistof 25 Om cafeïnevrije koffie te verkrijgen, worden de koffiebonen fijn gemalen en geschud met de vloeistof hexaan. Hierin lost de cafeïne op. Na filtratie verkrijgt men koffiebonen zonder cafeïne en een oplossing van cafeïne in hexaan. Het hexaan wordt terug gewonnen door scheiding van het mengsel van cafeïne en hexaan. Bij het terugwinnen van hexaan wordt het mengsel verwarmd tot het kookt. De damp wordt weer afgekoeld en de vloeistof die dan ontstaat, wordt opgevangen. Cafeïne heeft een hoger kookpunt dan hexaan. __________________________________________________ Welke scheidingsmethode wordt bij het Welke stof is terugwinnen van hexaan toegepast? hierbij het residu? ________________________________ _______________ A destilleren cafeïne B destilleren hexaan C indampen cafeïne D indampen hexaan 26 Welke fase heeft het metaal kwik bij kamertemperatuur? A Bij kamertemperatuur is kwik gas. B Bij kamertemperatuur is kwik vloeistof. C Bij kamertemperatuur is kwik een vaste stof. 27 Calcium en zuurstof reageren in de massaverhouding 5 : 2. Er ontstaat dan calciumoxide. Je laat 6,0 gram calcium reageren met 6,0 gram zuurstof. Wat kun je zeggen over de massa's van de stoffen na de reactie? massa calcium massa zuurstof A 0 gram 2,4 gram B 0 gram 3,6 gram C 0 gram 2,4 gram D 0 gram 3,6 gram massa calciumoxide 12,0 gram 12,0 gram 8,4 gram 8,4 gram 28 Op ijzeren voorwerpen wordt in zout water veel sneller roest gevormd dan in zuiver water. Het zout is bij dit roesten van ijzer op te vatten als een A beginstof C katalysator B indicator D reactieprodukt 29 Wat is de naam van de stof waarvan hieronder de structuurformule weergegeven is? A B C 30 | | | | | —C—C—C—C— C— | | | | | —C— | 1 - methylpentaan 2 - methylpentaan 4 – methylpentaan In onderstaande tekeningen stellen en verschillende atomen voor. I Welke van deze tekeningen stelt een mengsel voor? A zowel I als II B alleen I II C D alleen II geen van beide 31 Calcium en zuurstof reageren in de massaverhouding 5 : 2 tot calciumoxide. Hoeveel gram calium is minstens nodig om 105 gram calciumoxide te maken. A 30 gram C 75 gram B 42 gram D 50 gram 32 Je verbrandt 1 gram magnesium in lucht en je verbrandt 1 gram magnesium in zuivere zuurstof. Er blijft geen magnesium over na verbranding. Wat kun je zeggen over de hoeveelheid magnesiumoxide de bij de verbrandingen ontstaat? A Bij de verbranding in lucht ontstaat het meeste magnesiumoxide B Bij de verbranding in zuivere zuurstof ontstaat het meeste magnesiumoxide C Bij beide verbrandingen ontstaat evenveel magnesiumoxide Vragen over §11.4 en 11.5 (bij proeven reinigingsmiddelen en zeep) 33 Je verdunt een basische oplossing met een beetje water. De pH wordt dan: A groter C blijft hetzelfde B kleiner D neutraal 34 Als je aan kalk schoonmaakazijn toevoegt ontwijkt er een kleurloos gas. Dat gas is: A waterstof B waterdamp C stikstof D koolstofdioxide 35 Om een vetvlek te verwijderen kan je in plaats van zeep ook wasbenzine gebruiken. Dit komt omdat: A wasbenzine hetzelfde werkt als zeep B wasbenzine een hydrofiele vloeistof is en dus goed met vet kan mengen C wasbenzine lichtontvlambaar is D wasbenzine een hydrofobe vloeistof is en dus goed met vet kan mengen Uitwerkingen herhalingstoets I 1. B Element O zorgt voor naam oxide 2. B Fe2O3 (s) +3H2 (g) -> 2Fe(s) + 3H O(l) 3. D 4. B Denk aan H2 O2 N2 F2 Br2 I2 Cl2 5. B 6. D 7. A 8. B 9. D 10. C C3H8 (g) + 5O2 (g) -----> 3CO2 (g) + 4H2O (l) 11. B 12. D Denk aan H2 O2 N2 F2 Br2 I2 Cl2 13. A 14. D 15. A 16. A 17. D 6 - 4 = 2g zwavel, denk aan massabehoud. 4 : 2, vereenvoudigd tot 2 : 1 18. D Bij volledige verbranding ontstaat CO2 19. A 20. C. 21. C 22. D Edelgassen reageren niet. 23. C 24. C suspensie is vaste stof zwevend in vloeistof 25. A 26. B 27. D. 28. C Katalysator laat een reactie sneller verlopen zonder zelf mee te reageren 29. B 30. D 31. C 32. C De hoeveelheid magnesium is de beperkende factor 33. B 34. D 35. D scheikunde 3hv