De Tien Tijdvakken - Geschiedenis en Didactiek

advertisement
De Tien Tijdvakken
Tijd van de jagers en
boeren, tot 3000 v.C.
KA1: De levenswijze
van jagersverzamelaars
KA2: Het ontstaan van
landbouw en
landbouwsamenlevingen
KA3: Het ontstaan van de eerste
stedelijke gemeenschappen
Tempel- of redistributieeconomie
Tijd van de Grieken en Romeinen,
3000 v.C. - 500
De Atheense democratie werd bedreigd
door populisme en aristocraten. Als
bescherming werd het ostracisme
ingevoerd.
KA4: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het
denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
KA5: De groei van het Romeinse imperium waardoor de
Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
KA6: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse
cultuur
KA7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de
Germaanse cultuur van Noordwest-Europa;
KA8: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de
eerste monotheïstische godsdiensten
De Romeinse limes in Nederland
Tijd van de monniken en
de ridders, 500-1000
KA9: Het
ontstaan en de
verspreiding van
de islam.
KA10: De vrijwel volledige vervanging in
West-Europa van de agrarisch-urbane
cultuur door een zelfvoorzienende
agrarische cultuur, georganiseerd via
hofstelsel en horigheid;
KA11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het
bestuur.
KA12: De verspreiding van het christendom in geheel
Europa
Tijd van de steden en de staten,
1000-1500
KA13: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde
voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving;
KA14: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden
Marinus van Reimerswale, De geldwisselaar (1541)
KA15: Het begin van
staatsvorming en
centralisatie
KA16: Het conflict in de christelijk wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de
geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
KA17: De expansie van de christelijke wereld
naar buiten toe, onder andere in de vorm van
de kruistochten
Tijd van de ontdekkers en de
hervormers, 1500-1600
KA18: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de
renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke
belangstelling;
KA19: De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke
Oudheid;
KA20: Het begin van de Europese overzeese
expansie
KA21: De protestantse reformatie die splitsing van
de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had;
KA22: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van
een Nederlandse staat.
Zeeslag bij Gibraltar, 25 april 1607. Nederlandse vloot onder Maarten Tromp verslaat de Spaanse vloot.
Tijd van de vorsten en de
regenten, 1600-1700
KA23: Wereldwijde handelscontacten,
handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie
Op de rede van Bantam (Java)
KA24: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht
van de Nederlandse Republiek;
Regenten: de burgers die de steden in
de Republiek bestuurden.
Koning Karel I van Groot Brittannië
KA25: Het streven van vorsten naar
absolute macht
Koning Lodewijk XIV van Frankrijk
KA26: De wetenschappelijke revolut
Tijd van pruiken en revoluties,
1700-1800
KA27: rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
KA28: voortbestaan van het ancien
régime met pogingen om het vorstelijk
bestuur op eigentijdse verlichte wijze
vorm te geven
KA29: De democratische revoluties in westerse
landen met als gevolg discussies over grondwetten,
grondrechten en staatsburgerschap
KA30: Uitbouw van de Europese overheersing, met
name in de vorm van plantagekoloniën en de
daarmee verbonden Transatlantische slavenhandel,
en de opkomst van het abolitionisme.
Tijd van de burgers en
stoommachines, 1800-1900
KA31: De industriële revolutie
legde in de westerse wereld de
basis voor een industriële
samenleving
KA32: De opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen: liberalisme,
nationalisme, socialisme, confessionalisme en
feminisme;
KA33: Voortschrijdende democratisering, met
deelname van steeds meer mannen en
vrouwen aan het politieke proces.
KA34: De opkomst van
emancipatiebewegingen.
1917
1918
Partij
zetels
zetels
RK
25
30
SDAP
15
22
ARP
11
13
CHU
10
7
Liberale
Unie
21
6
VDB
8
5
Vrije
10
Liberalen
4
EB
-
3
SDP
-
2
Totaal
100
100
KA35: Discussies over de ‘sociale kwestie’
KA36: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de
industrialisatie
Tijd van de wereldoorlogen,
1900-1950
KA37: Het voeren van twee wereldoorlogen
(WOI)
KA38: De crisis van het wereldkapitalisme
KA39: Het in praktijk brengen van de
totalitaire ideologieën
KA40: De rol van moderne
propaganda- en
communicatiemiddelen en vormen
van massaorganisatie
KA41: Vormen van verzet tegen het
West-Europese imperialisme.
KA42:
Verwoestingen op
niet eerder
vertoonde schaal
door massavernietigingswapens en de
betrokkenheid van
de burgerbevolking
bij oorlogvoering;
KA43: Racisme en discriminatie die
leidden tot genocide, in het bijzonder op
de joden
KA44: De Duitse bezetting van Nederland
Tijd van de tv en computer
KA45: De dekolonisatie die een eind
maakte aan de westerse hegemonie
in de wereld
KA46: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;
KA47: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van
de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele
veranderingsprocessen;
Kenmerkend aspect:
48. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw
aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen;
KA48: De eenwording van Europa;
H. Kohl
F. Mitterrand (Fr.)
KA49: De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen
Download