File

advertisement
HC – transitie naar ouderschap
Maarten Joore
Lichamelijke processen
 Het lichaam verandert.
 Fysiologische zwangerschapsklachten.
 Vermoeidheid en slaapproblemen.
 Seksualiteit verandert.
Psychologische processen
 identiteitsontwikkeling (persoonlijke en sociale identiteit).
 Affectieve veranderingen.
 Aanpassing aan de zwangerschap.
 Hechting aan het (ongeboren) kind.
 Angst en stress. (‘’Gaat het wel goed? “).
Identiteit – persoonlijk en sociaal
 identiteit: het autobiografisch verhaal dat iemand over zichzelf vertelt.
o Continuiteit (zelfde persoon in verschillende situaties) .
o Uniciteit (onderscheiden van andere mensen qua gevoel).
o Individualiteit (wie en wat ben ik, wie en wat wil ik zijn?).
 Lichaam is fundament.
 Ontwikkeling in sociale interactie.
o Bv. de manier waarop je wordt aangesproken.
o Bestaat uit verschillende delen.
o Je laat in een andere situatie een andere identiteit zien. Contextafhanklijk
o Resultaat van vergelijking groepen (bv. sekse, ethniciteit).
o Veranderbaar.
Zwangerschap en identiteit.
 Lichaam: je lichaam verandert.
 Autobiografisch verhaal: je ervaart jezelf als anders (ander zelfbeeld en verteld
dus een ander verhaal.
 Sociale interactie: je behoort tot een nieuwe groep: je verschuift op in de
familielijn.
 **
Ouderschap en identiteit.
 Ik ben vader/moeder.
 Ik benader anderen anders.
 Anderen benaderen mijn aders.
 Ik heb een andere verantwoordelijkheid.
 Ik kan niet meer doen wat ik eerst deed (fysiek en psychisch).
 Een andere kan t van mij wordt aangeboord.
 Ik heb andere prioriteiten gekregen.
Aanpassing en affectie
 Het aankomende ouderschap heeft effect op stemming van de vrouw.
 Normaal verschijnsel: stemmingswisselingen.
 Aanpassing: negatief/positief/ambivalent.
 Gewenst/ongewenst zwangerschap.
Hechting tussen ouder en kind
 Hechting: de sterke emotionele en wederkerige relatie tussen een baby en
zijn/haar verzorgers.
 Stadia in de relatievorming tussen ouder en kind:
o Plannen van de zwangerschap.
o Vaststellen van de zwangerschap.
o Acceptatie van het zwanger zijn.
o Voelen van kindsbewegingen.
o Acceptatie van foetus als individu.
o Bevalling.
o Kraamperiode.
o Verzorging en opvoedding.
Herkennen hechtingsgedrag in zwangerschap.
 Geleidelijke herkenning van de foetus als een uniek individu.
 Fantasieën en bezorgdheid over de gezondheid van het kind.
 Tonen van interesse in kinderverzorging en opvoeding.
 ***
Algemene risicofactoren voor hechting tussen moeder en kind
 Geisoleerdheid; weinig contact met omgeving, familie en vrienden.
 Relatie met partner en familie.
 Eigen opvoeding, jeugdervaringen, persoonlijke levensgeschiedenis.
 Sociaal milieu, aandeel partner en familie.
Zwangerschapsgerelateerde angst en stress.
 Angst en bezorgdheid over de gezondheid van het kind.
 Angst voor de bevalling.
 Aanwijzingen dat vrouwen met beperkte steunsysteem meer stress en angst
(voor bevalling) ervaren.
 Risicoroepen m.b.t. gevoeligheid angst en stess;
o Eerder gecompliceerde bevalling.
o Miskraam.
o Reeds bestaande psychische problemen.
o Slechte relatie partner
o ***
Sociale processen.
 Rolverandering.
 Relatie met partner, familie etc.
 Leefstijl
 Huisvesting
 Werk.
 Normen en waarden.
Rolverandering.
 Moederschap/vaderschap.
 Rolmodellen.
 Identificatie met eigen moeder/ouders.
 Contact met andere moeder/ouders.
 Raphael-Leff (1996)  model van parentale oriëntatie.
o Faciliterende moeder, geeft zich (al snel) volledig over aan de
zwangerschap. Wil graag natuurlijk bevallen.
o Regulerende moeder, eigen identiteit vasthouden, pas later in
zwangerschap over geven aan zwangerschap (kleding e.d.). Leest zich
goed in.
o Recitropen moeder, ambivalente houding t.o.v. de zwangerschap. Bewust
van ambivalentie. Bewust van afsluiting eerdere (niet-zwangere) fase.
o Verzakende vader, steunt de moeder wel, maar participeert niet goed. Wil
benadrukken man te zijn, is meer met economische status bezig.
o Recitrope vader, empathische vader. Erkent verschil tussen man/vrouw.
Verplaatst zich wel in de vrouw.
Relatie met de partner, familie etc
 Verandering contact met partner:
o Tijd, aandacht.
o Taakverdeling.
o Fysieke gesteldheid.
o Seksbeleving.
 Ander contact met vrienden.
 Ander contact met familie.
 (nieuw) contact met andere ouders.
Expliciet aandacht voor vader
 latere bewustwording van zwangerschap en a.s. bevalling.
 Ervaring dat vrouw initiatitief nemer bij voorbereiding op bevalling.
 De Nederlandse vader ervaart zijn rol het meest als ondergeschikt.
 Beleidsmatig is aan te bevelen om vader meer aandacht te geven tijdens
voorbereiding en ook explicieter uitgaan van zijn belevingswereld.
 Vaders blijken grootste verandering bij zichzelf te ervaren tijdens zwangerschap
en zien deze fase ook als meer stressvol dan de postnatale fase.
Invloed op leefstijl
 Roken, drinken en drugs.
 Rust, reinheid, regelmaat.
 Nachtrust.
 Voeding.
 Uitgaan.
 Hygiëne.
Economische factoren/ huisvesting.
 welke financiële consequenties heeft het kind krijgen en hebben van een kind?
 Welke ruimte gaat het kind innemen? Op kort en lange termijn.
 Voldoet de huisvesting dan nog?
 Voldoet de buurt (opvang, overlast, scholen, bereikbaarheid werk)
 Het aanschaffen van een nieuwe auto?
 ***
Werk






Kinderopvang.
Financiële consequenties.
Combineren dubbelfuncties.
Aandeel beide partners in werk en zorg.
Lichamelijke klachten.
Problemen met werkgever of collega’s
Normen en waarden.
 werk type ouder wil ik zijn?
o Doen we het zoals onze ouders het deden?
o Doen we het zoals onze vrienden het doen?
o Doen we het heel anders? Hoe dan?
 Hoe verhoudt zelfontplooiing zich tot het ‘je dienstbaar opstellen’ aan een gezin?
 Hoe verhouding opvoeding en carrière zich tot elkaar?
 Hoe verdelen we de taken en verantwoordelijkheden?
Begeleiding van transitie naar ouderschap (algemeen)
 Een combinatie van informatie geven, steun en cognitieve gedragstherapie (het
bijsturen van negatieve en irreële gedachten) tijdens zwangerschap lijkt gewenst.
 Het lijkt erop dat prenatale interventies een positief effect kunnen hebben op de
preventie van angst en depressie na de geboorte.
 Prenatale counseling kan effect hebben op positieve baringservaring.
Begeleiding door verloskundige (1).
 Exploreer kennis + attitude rond ouderschap.
 Vraag naar:
o Fysiologische zwangerschapsklachten, lichamelijke beperkingen.
o Vermoeidheid en slaapproblemen.
o Invloed op stemming.
o Beleving gewichtstoename.
 Geef nadrukkelijk aandacht aan de vader.
o Betrek hem in het gesprek.
o Geef ruimte voor beleving en rol.
Begeleiding door verloskundige (2).
 Maak bespreekbaar:
o Leefstijl.
o Woonsituaties, werk.
o Verwachting nieuwe rol.
o Identiteitverandering.
o Sociale steun.
 Signaleer risico’s voor hechting:
o Afwijkend gedrag.
o Niet actief met de zwangerschap bezig zijn.
o Weigeren in gewicht aan te komen.
o Depressieve symptomen.
(symptomen zoals slapeloosheid, eetlust etc, etc.).
o Uitgesproken angstig.
Begeleiding door verloskundige (3).
 Verwijs door als het je expertise overstijgt als pathologie zich voordoet.
 Werk nauw en goed samen met andere zorgverleners in de keten.
 Besteed preconceptioneel en in prenatale anamnese
 ****
Download