Brede wespenorchis Groot heksenkruid Klein springzaad Geel nagelkruid Robertskruid De naam wespenorchis laat zich verklaren doordat bestuiving alleen door plooivleugelwespen plaatsvindt. Epipactis komt van het Griekse epi (op) en pegnumi (vast steken). De naam slaat op een andere plant met deze naam, die een woekerplant was. Helleborine betekent letterlijk helleborus-achtig, omdat de plant enigszins op de Helleborus lijkt. De naam is ontstaan doordat de mensen vroeger geloofden dat als je de plant in het bos aantrof, je er zeker van kon zijn dat heksen je op een dwaalspoor zouden brengen of dit al hadden gedaan. Circaea komt van Circaeus (betoverend). Circaea is genoemd naar de tovenares Circe uit de Griekse mythologie, die zeer bedreven was in kruidenkennis. Lutetiana komt van het Latijnse Lutetia (Parijs), dus uit Parijs. Impatiens is het Latijnse woord voor ongeduldig, naar het plotseling openspringen van de rijpe vrucht bij aanraking. Parviflora betekent met kleine bloemen. Oorspronkelijk uit Midden-Azië (de westelijke Himalaya). Ingeburgerd in een groot deel van Europa (niet in het uiterste noorden, westen en zuiden) en in Canada. In de Middeleeuwen heette Nagelkruid Herba benedicta. Het was gewijd aan Sint-Benedictus. Nagelkruid werd toen beschouwd als een afweermiddel tegen de duivel en tovenaren. De vijf goudkleurige bloemblaadjes werden in verband gebracht met de vijf wonden van Christus. Nagelkruid werd gebruikt tegen allerlei kwalen van maag, lever en hart, bij slechte adem, beten van giftige beesten en om motten te verjagen. Volgens de signatuurleer werd het gebruikt om bloedziekten te behandelen, omdat de stengels en onderste bladeren in de herfst rood kleuren. De rode kleur en de onaangename geur worden weerspiegeld in talrijke volksnamen (Bloedwortel, Stinkende geranium). In wijn gekookt, werd het gebruikt bij de behandeling van wonden en ontvellingen. Het diende ook om motten, bedwantsen en hoofdluis te verjagen. Gewone brunel Boswederik Bosandoorn Echte valeriaan Braam Brunella was de vroegere Latijnse naam van de plant. Brunella heeft te maken met het feit dat het bloemhoofdje opvallend bruine schut- en kelkblaadjes heeft. Brunella is later verandert in Prunella. Sommigen denken echter dat Prunella is afgeleid van Prunus (pruim), vanwege de overeenkomst van de bladen met die van Prunus spinosa (sleedoorn). Vulgaris betekent gewoon. De Nederlandse naam komt van wede (wilg). De bladen van de Grote wederik lijken op die van de wilg. Lysimachia is waarschijnlijk afgeleid van en opgedragen aan Lysimachos, de veldheer van Alexander de Grote. Nemorum betekent van de bossen. Stachys betekent aar, naar de aarvormige bloeiwijze. Sylvatica betekent in het bos groeiend. De plant verspreidt een onaangename geur. Kneus maar eens een blaadje. Bosandoorn werd vroeger wel gekweekt om zijn wondhelende eigenschappen. Dit is nog af te leiden aan de Engelse naam Woundwort. Werd gebruikt als parfum en als geurstof aan de was toegevoegd. Katten zijn dol op de geur. De typische doordringende geur van de wortel ontwikkelt zich pas bij het drogen. Al bij de Grieken en Romeinen werd valeriaan als krampstillend middel gebruikt. Het zou ook helpen tegen de pest. De veronderstelde rustgevende werking werd voor het eerst in de 18e eeuw beschreven. De vruchten worden verwerkt in gelei, jam, likeur, saus, wijn en als garnering op taarten en door ijs. Van de langzaam gedroogde en gefermenteerde bladeren kan een thee gezet worden tegen diarree. Ook de vruchten hebben een stoppende werking door hun gehalte aan tannine. De vruchten worden ook gebruikt als kleurstof voor wol. De jonge scheuten werden gebruikt als basis voor bruine verf. Epipactis helleborine Prunella vulgaris Circaea lutetiana Lysimachia nemorum Impatiens parviflora Stachys sylvatica Geum urbanum Valeriana repens Geranium robertianum Rubus