Hallerbos – juli – wilde planten

advertisement
Brede wespenorchis
Groot heksenkruid
Klein springzaad
Geel nagelkruid
Robertskruid
De naam wespenorchis laat zich
verklaren doordat bestuiving alleen door
plooivleugelwespen plaatsvindt.
Epipactis komt van het Griekse epi (op)
en pegnumi (vast steken). De naam
slaat op een andere plant met deze
naam, die een woekerplant was.
Helleborine betekent letterlijk
helleborus-achtig, omdat de plant
enigszins op de Helleborus lijkt.
De naam is ontstaan doordat de mensen
vroeger geloofden dat als je de plant in
het bos aantrof, je er zeker van kon zijn
dat heksen je op een dwaalspoor
zouden brengen of dit al hadden
gedaan. Circaea komt van Circaeus
(betoverend). Circaea is genoemd
naar de tovenares Circe uit de Griekse
mythologie, die zeer bedreven was in
kruidenkennis. Lutetiana komt van het
Latijnse Lutetia (Parijs), dus uit Parijs.
Impatiens is het Latijnse woord voor ongeduldig, naar het plotseling openspringen van de rijpe vrucht bij aanraking.
Parviflora betekent met kleine bloemen.
Oorspronkelijk uit Midden-Azië (de
westelijke Himalaya). Ingeburgerd in
een groot deel van Europa (niet in het
uiterste noorden, westen en zuiden) en
in Canada.
In de Middeleeuwen heette Nagelkruid
Herba benedicta. Het was gewijd aan
Sint-Benedictus. Nagelkruid werd toen
beschouwd als een afweermiddel
tegen de duivel en tovenaren. De vijf
goudkleurige bloemblaadjes werden in
verband gebracht met de vijf wonden
van Christus. Nagelkruid werd gebruikt
tegen allerlei kwalen van maag, lever en
hart, bij slechte adem, beten van giftige
beesten en om motten te verjagen.
Volgens de signatuurleer werd het
gebruikt om bloedziekten te behandelen,
omdat de stengels en onderste bladeren
in de herfst rood kleuren. De rode kleur
en de onaangename geur worden
weerspiegeld in talrijke volksnamen
(Bloedwortel, Stinkende geranium).
In wijn gekookt, werd het gebruikt bij de
behandeling van wonden en ontvellingen. Het diende ook om motten,
bedwantsen en hoofdluis te verjagen.
Gewone brunel
Boswederik
Bosandoorn
Echte valeriaan
Braam
Brunella was de vroegere Latijnse naam
van de plant. Brunella heeft te maken
met het feit dat het bloemhoofdje opvallend bruine schut- en kelkblaadjes heeft.
Brunella is later verandert in Prunella.
Sommigen denken echter dat Prunella
is afgeleid van Prunus (pruim), vanwege
de overeenkomst van de bladen met die
van Prunus spinosa (sleedoorn).
Vulgaris betekent gewoon.
De Nederlandse naam komt van wede
(wilg). De bladen van de Grote wederik
lijken op die van de wilg.
Lysimachia is waarschijnlijk afgeleid
van en opgedragen aan Lysimachos,
de veldheer van Alexander de Grote.
Nemorum betekent van de bossen.
Stachys betekent aar, naar de
aarvormige bloeiwijze.
Sylvatica betekent in het bos groeiend.
De plant verspreidt een onaangename
geur. Kneus maar eens een blaadje.
Bosandoorn werd vroeger wel gekweekt
om zijn wondhelende eigenschappen.
Dit is nog af te leiden aan de Engelse
naam Woundwort.
Werd gebruikt als parfum en als geurstof
aan de was toegevoegd. Katten zijn dol
op de geur. De typische doordringende
geur van de wortel ontwikkelt zich pas
bij het drogen. Al bij de Grieken en Romeinen werd valeriaan als krampstillend
middel gebruikt. Het zou ook helpen
tegen de pest. De veronderstelde
rustgevende werking werd voor het eerst
in de 18e eeuw beschreven.
De vruchten worden verwerkt in gelei,
jam, likeur, saus, wijn en als garnering
op taarten en door ijs. Van de langzaam
gedroogde en gefermenteerde
bladeren kan een thee gezet worden
tegen diarree. Ook de vruchten hebben
een stoppende werking door hun
gehalte aan tannine. De vruchten
worden ook gebruikt als kleurstof voor
wol. De jonge scheuten werden gebruikt
als basis voor bruine verf.
Epipactis helleborine
Prunella vulgaris
Circaea lutetiana
Lysimachia nemorum
Impatiens parviflora
Stachys sylvatica
Geum urbanum
Valeriana repens
Geranium robertianum
Rubus
Download