Determineren van planten Het op naam kunnen brengen van wilde Nederlandse planten is een belangrijke competentie van een goede biologie leraar. Met de nieuwe veldgids van Eggelte is dit een stuk makklijker. De kennis van soortnamen is bij elk ecologisch veldwerk de basis van werken. Hoewel geen onderdeel van de Ecologie, is het voor veldwerk wel wenselijk wat soortenkennis te verwerven. Het zelf determineren van planten kan hiertoe een positieve bijdrage leveren. Leerdoel: Een plant op naam kunnen brengen met behulp van: Eggelte – Veldgids van de Nederlandse Flora. Er zijn wel enkele inperkingen: - cultuurplanten, tuin- en kamerplanten vallen er buiten - andere planten dan zaadplanten vallen ook buiten dit kader; het gaat uitsluitend om bedekt- en naaktzadige planten (angiospermen en gymnospermen) - grassen en grasachtige planten vallen er buiten. Determineren in praktijk De wijze waarop het determineren vastgelegd kan worden is gelijk aan het voorbeeld hieronder. We gaan uit van Eggelte – Veldgids van de Nederlandse Flora liefst 5e druk Onderdelen: - de route in de hoofdsleutel - tot en met de familienaam (meestal via een der sleutels): - tot en met de geslachtsnaam:. - tot en met de soortnaam:. Belangrijk zijn de codes voor zeldzaamheid, landschapstype en milieukarakteristiek die duidelijk maken wat het belang van determineren is voor de ecologie. Waar het allemaal om draait is om de belangrijkste kenmerken van de plant kunnen herkennen, dus niet alleen de gelijkenis met de figuur in het boekje (wat overigenms wel een heel eind op weg kan helpen). Literatuur: Eggelte Veldgids Nederlandse Flora, KNNVuitgeverij R. van der Meijden – Heukels’ Flora van Nederland, 22e dr (Wolters-Noordhoff; 1996); hiervan bestaat ook een interactieve versie (alleen voor hen die vóór 1 september 2007 begonnen met hun studie). Biologie voor jou 1MHV, thema Ordening, basisstof 7: het indelen van organismen + determinatietabel; verrijkingsstof 6: enkele plantenfamilies Aanvullende literatuur: Heimans, Heinsius en Thijsse – Geïllustreerde Flora van Nederland ( druk) Botanische termenlijst; beknopt overzicht van veel gebruikte botanische termen. Uitgave in de serie wetenschappelijke mededelingen van de KNNV, nr. 166. (info: http://www.knnv.nl/) Tirion plantengids Nieuwe Flora in kleur (Moussault) M. Asperges, P. A. Voogt – We kijken naar bloemen; leerlingen materiaal in: Bulletin voor onderwijs in de Biologie (nu: ‘Niche'), nr. 173, 1998, p. 63-66. Cd-rom: De Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen; leerlingeneditie bij biologie voor Jou (Malmberg, 1998) Voorbeeld van een werkblad voor het determineren Plant (kleur van bloemen: paars) Hoofdsleutel: 8e alinea Bloemen tweezijdigsymmetrisch A B C D E F G H J K L M N hoofdsleutel L blz 82 (bloemen tweezijdigsymmetrisch) Groepssleutel L : O blz 83 Meeldraden 4 2e kolom 2e alinea Vruchtbeginsel 4 hokkig Gevonden familie/geslacht: 32 Lamiaceae, Lipbloemenfamilie Sleutel bij de Lipbloemfamilie 32, blz 236: Hoofdindeling: 2e alinea Bloemen met duidelijk verschillende lobben/vergroeide bloemkroon ……groep 2 blad 32.2 32.2 niet 32.3 niet 33.3 niet 32.5 Bovenlip groot t.o.v. onderlip én helmvormig ( geslacht: Lamium, Dovenetel) 2e kolom kroonbuis langer dan kelk, 3e kolom bovenste delen vaak paars aangelopen 4e kolom Bloemen 10-18mm lang Nederlandse naam: paarse dovenetel Wetenschappelijke naam: Lamium purpureum L. Zeldzaamheid, Landschapstype, Milieukarakteristiek: Vochtigheid, Voeselrijkdom, Zuurgraad Zeldzaamheid: 9 (72 – 100% aanwezigehid in hokken) Zeer algemeen Landschapstype: A = Akker Milieukarakteristiek: Vochtigheid: n = gemiddeld of onduidelijk of onbelangrijk Voedselrijkdom: + = Voedselrijk Zuurgraad: - = Zuur (pH relatief laag) De wetenschappelijk naamgeving: De nederlandse/triviale namen voor planten geven vaak een in het oog vallende kenmerk weer: b.v. de witte dovenetel. De kleur van de bloem is duidelijk en op het oog lijkt de plant iets op een (dove)netel, maar geeft bij aanraking geen branderig gevoel. Toch is de (planten)systematiek niet alleen gebaseerd op uiterlijke kenmerken, maar probeert ook planten bij elkaar te zetten die verwant zijn. Dat laatste is verdisconteerd in de wetenschappelijke naamgeving. Immers zeer verwante soorten behoren tot hetzelfde geslacht en hebben dezelfde geslachtsnaam. De wetenschappelijke naam geeft (via Grieks en Latijn) ook vaak een belangrijk kenmerk weer. Voorbeeld: Speenkruid - Ranunculus ficaria ( ficus = vijg) Scherpe boterbloem - Ranunculus acris (acer = scherp) De naamgeving (in het Nederlands) kan je ook op het verkeerde been zetten. Voorbeeld: Blauwe zeedistel (Eryngium maritima) behoort tot de schermbloemenfamilie, terwijl Zeemelkdistel (Sonchus arvensis var maritimus) tot de composieten (samengesteldbloemigen) behoort. Trouwens de akkermelkdistel heet: S. arvensis var arvensis.