NV_0504_R08.qxd (Page 185)

advertisement
Thema: Mondchirurgie in de algemene praktijk 2
Raghoebar e.a.: Reconstructieve preprothetische chirurgie
Reconstructieve preprothetische
chirurgie 2
G.M. Raghoebar
P.J. Schoen
A. Vissink
Preïmplantaire chirurgie
De reconstructieve preprothetische chirurgie heeft onder andere tot doel de kaken en de weke delen
zodanig te corrigeren dat deze geschikt worden om als basis te dienen voor een door implantaten
ondersteunde prothetische constructie. In een aantal gevallen is het aanwezige botvolume ontoereikend om implantaten op de in prothetisch opzicht optimale positie te plaatsen. In dit artikel wordt
een aantal botvermeerderingstechnieken voor het plaatsen van implantaten besproken.
Samenvatting
Trefwoorden:
• Mondziekten en kaakchirurgie
• Preprothetische chirurgie
RAGHOEBAR GM, SCHOEN PJ, VISSINK A. Reconstructieve preprothetische chirurgie 2. Preïmplantaire chirurgie. Ned Tijdschr
Tandheelkd 2004; 111: 185-189.
• Implantaat
Uit de afdeling Mondziekten, Kaakchirurgie en Bij-
Inleiding
Resorptie van de processus alveolaris en uiteindelijk
van het basale kaakbot is één van de belangrijkste gevolgen van het ontbreken van gebitselementen (Tallgren,
1972). De reconstructieve preprothetische chirurgie
heeft tot doel de kaken en de aangrenzende weke delen
zodanig te corrigeren dat deze (weer) geschikt worden
om als basis te dienen voor een goed functionerende, al
of niet door implantaten ondersteunde, esthetisch
fraaie, vaste of uitneembare prothetische constructie
(Raghoebar et al, 2000a). In het eerste artikel zijn de verschillende mogelijkheden voor chirurgische correcties
van weke delen en bot ter vergroting of optimalisering
van het prothesedragende oppervlak besproken (Raghoebar et al, 2004). In een aantal gevallen komt men
echter niet uit met een conventionele gebitsprothese of
heeft de patiënt te kennen gegeven een vaste constructie te appreciëren. Vaak kan het vervaardigen van een
implantaatgedragen of implantaatondersteunde prothetische constructie dan uitkomst bieden. Een voorwaarde hiervoor is echter dat het botvolume toereikend
is om het plaatsen van een implantaat op de in prothetisch opzicht optimale positie mogelijk te maken.
Vooral als het te reconstrueren kaakgebied al lang
tandeloos is of als door parodontaal verval of trauma
Afb. 1. Het craniale deel van een smalle, scherpe processus alveolaris is door middel van een horizontale osteotomie verwijderd.
Het botfragment is met het breedste deel aan de bovenzijde,
buccaal tegen de processus alveolaris, gefixeerd met schroeven.
Ned Tijdschr Tandheelkd 111 (2004) mei
naast het gebitselement ook veel kaakbot verloren is
gegaan, is het resterende botvolume vaak ontoereikend om het betrouwbaar plaatsen van een implantaat
op de gewenste positie mogelijk te maken. In de bovenkaak vormt daarnaast de luchthoudendheid van de
sinus maxillaris en in de onderkaak de positie van de
canalis mandibulae vaak een probleem. Vaak is in tandeloze gebieden van de zijdelingse delen het bot niet
hoog en/of breed genoeg om betrouwbaar implantaten
te plaatsen. Reconstructieve preprothetische chirurgie
kan dan vaak uitkomst bieden. Ook in dit artikel ligt de
nadruk op behandelingen die een tandarts zelf in zijn
algemene praktijk zou kunnen uitvoeren.
zondere Tandheelkunde
van het Academisch Ziekenhuis Groningen.
Datum van acceptatie:
15 januari 2004.
Adres:
Dr. G.M. Raghoebar
AZ Groningen
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
[email protected]
Scherpe, smalle processus alveolaris
Bij een scherpe en smalle processus alveolaris kan men
bij de edentate patiënt, als de bothoogte het toelaat,
trachten de breedte van de processus alveolaris te vergroten door de smalle top te verlagen. Een belangrijke
nadeel van deze techniek is het verlies aan verticale
bothoogte, waardoor kortere implantaten moeten worden geplaatst. Omdat bovendien corticaal bot verloren
is gegaan bij het verlagen van de smalle top, neemt de
kans op een goede initiële stabiliteit van de implantaten af. Bovendien leidt verwijdering van het corticale
bot vaak tot versnelde resorptie van de processus alveolaris. Indien de scherpe, smalle processus over een
groot gebied aanwezig is, kan ook worden overwogen
deze te verbreden door middel van een botonlay (Van
den Bergh et al, 1998). Het bottransplantaat wordt passend gemaakt voor het receptorgebied en vervolgens
met schroeven gefixeerd. De implantaten kunnen drie
maanden na het aanbrengen van het bottransplantaat
worden geplaatst. Een andere techniek is het verwijderen van een gedeelte van de top van de processus alveolaris en het verwijderde bot te gebruiken voor het verbreden van de kaak (afb. 1) (Raghoebar et al, 2000b). Het
opbouwen van een te smalle processus alveolaris, vooral als het een groot deel van de processus behelst,
behoort tot het terrein van de kaakchirurg.
185
Raghoebar e.a.: Reconstructieve preprothetische chirurgie
a
b
het implantaat worden geplaatst (afb. 2b). De resterende ruimte tussen implantaat en kaakbot kan worden
opgevuld met autoloog bot en/of worden bedekt met
een membraan. Een relatief vaak voorkomend probleem is dat de initiële stabiliteit van het implantaat
matig tot slecht is.
Buccale botopbouw
Afb. 2. Splijten van de
processus alveolaris ten
behoeve van het aanbrengen van een
implantaat.
a. Schematische tekening van het splijten
van de processus alveolaris superior met een
beitel.
b. Na het splijten wordt
het implantaat
geplaatst.
Afb. 3. Verbreden van
een lokaal botdefect in
de processus alveolaris.
a. Een bottransplantaat
is met een schroef ter
plaatse van het defect in
de kaak gefixeerd.
b. Na drie maanden is
voldoende bot aanwezig voor het plaatsen
van een implantaat. De
osteosyntheseschroef is
verwijderd.
186
Splijten van de processus alveolaris
Verbreding van de processus alveolaris door middel
van verticale splijting en vervolgens het uit elkaar
bewegen van de twee botlamellen kan worden overwogen als de processus ten minste drie millimeter breed
is. Verdere randvoorwaarden zijn voldoende bothoogte
en voldoende basale botbreedte. Dergelijke condities
kunnen vooral in het bovenfront worden gevonden. De
splijtingstechniek, gecombineerd met het direct plaatsen van een implantaat, kan vooral met succes worden
toegepast bij partieel dentate patiënten bij wie slechts
één of enkele gebitselementen ontbreken (De Wijs en
Cune, 1997). In geval van edentate patiënten bestaat
een relatief hoog risico op het ontstaan van een fractuur van het buccale corticale bot en zodoende op
onvoldoende stabiliteit van de gespleten delen. Dit
geldt vooral als het om een groot deel van de processus
gaat. Een bijkomend voordeel van de splijtingstechniek is dat naast het creëren van een implantaatbed
ook een verbetering van de labiale contour van de processus alveolaris en de omgevende zachte weefsels kan
worden nagestreefd.
In het kort komt de techniek op het volgende neer.
Een incisie wordt gemaakt in de buccale omslagplooi
of aan de palatinale zijde van de processus alveolaris.
Belangrijk is dat de incisie op ruime afstand ligt van
het vlak van de botsplijting. Met behulp van osteotomen en dilatatoren wordt de processus in verticale
richting gespleten en naar buccaal verplaatst (afb. 2a).
Hierbij moet ervoor worden gewaakt fracturen in het
buccale corticale bot te veroorzaken. Vervolgens wordt
met de eindboor van het gekozen implantaatsysteem
de preparatie van het implantaatbed voltooid en kan
a
Indien de breedte van de processus alveolaris superior
over een groter deel minder is dan drie millimeter, kan
de processus aan de buccale zijde worden opgebouwd
met een intraoraal gewonnen bottransplantaat uit de
kin, de processus coronoideus, de ramus mandibulae
of het tuber maxillare (Raghoebar et al, 1996). Indien
grotere hoeveelheden bot nodig zijn, wordt dit meestal
uit de crista iliaca anterior gewonnen.
De incisie in de regio van het te reconstrueren botdefect wordt op ruime afstand van het te plaatsen bottransplantaat gemaakt, opdat een goede bedekking van
het transplantaat door de mucosa kan worden gewaarborgd. Het mucoperiost wordt afgeschoven en met een
diagnostisch sjabloon wordt bepaald hoeveel bot nodig
is (Meijer et al, 1998). Vervolgens wordt het bottransplantaat geoogst. Voordat het bottransplantaat wordt
bevestigd, worden met een kleine ronde boor perforaties in de buccale corticale lamel van de processus alveolaris aangebracht. Het aanbrengen van deze perforaties
heeft tot doel de revascularisatie van het aan te brengen
bottransplantaat te bevorderen. Het bottransplantaat
wordt tegen de processus alveolaris gefixeerd met
behulp van schroef- of plaatosteosynthesen (afb. 3a). De
implantaten kunnen na drie maanden worden
geplaatst. Tijdens de implantatieprocedure wordt ook
het osteosynthesemateriaal verwijderd (afb. 3b).
Geleide botregeneratie
In plaats van of in combinatie met het aanbrengen van
bot kan men ook kiezen voor een techniek waarbij
nieuw bot wordt gevormd, de zogenaamde geleide botregeneratie (Engels ‘guided tissue regeneration’). Het
basisprincipe van deze techniek is het creëren van een
ruimte tussen het alveolaire bot en het periost met
b
Ned Tijdschr Tandheelkd 111 (2004) mei
Thema: Mondchirurgie in de algemene praktijk 2
behulp van een membraan. In deze ruimte kan botingroei plaatsvinden. Fenestraties en dehiscenties van
implantaten kunnen volgens deze techniek worden
bedekt met bot (afb. 4) (Dahlin et al, 1991). Vaak worden botpartikels gebruikt om de ruimte op te vullen.
De membraan kan worden gezien als een ‘tent’ die
ruimte laat voor botingroei. De membraan kan worden
gefixeerd met kleine schroeven. Om ruimte onder de
membraan te houden zijn ook titanium versterkte
membranen verkrijgbaar. Ook kan een stukje titanium
gaas (Engels ‘mesh’) worden gebruikt in de plaats van
een membraan als bedekking van autoloog bot (Von
Arx en Kurt, 1999). Het stukje titanium gaas wordt
gefixeerd tegen de kaak met osteosyntheseschroeven
en oefent dezelfde functie uit als een membraan.
Niet alleen fenestraties en dehiscenties van implantaten, maar ook lokale botdefecten en geatrofieerde
kaken kunnen volgens deze techniek worden gereconstrueerd (Buser et al, 1993; Buser et al, 1995). Vierwandige defecten zijn het gemakkelijkst en eenwandige het moeilijkst te reconstrueren. Ook hier worden
botpartikels of botsubstituten gebruikt om de ruimte
onder de membraan vast te houden en kan de membraan worden gefixeerd met kleine titanium of resorbeerbare schroeven. De schroeven kunnen ook functioneren om de membraan op te lichten ten opzichte van
het omliggende bot. Voor het verkrijgen van een goede
bloedtoevoer naar de ruimte wordt het corticale bot
met een kleine boor geperforeerd. Essentieel bij deze
techniek is dat de mucosa zonder spanning primair
over de aangebrachte membraan wordt gesloten. De
procedure is moeilijk maar kan bij succes leiden tot goede resultaten op langere termijn (Buser et al, 1996). Als
een groot deel van de processus moet worden gereconstrueerd met behulp van deze techniek, wordt aanbevolen eerst weefselexpansie uit te voeren. Door deze voorbehandeling kan later de wond spanningsloos worden
gesloten, hetgeen betere omstandigheden creëert voor
ongecompliceerde genezing. Na zes maanden kan in
het nieuw gevormde bot worden geïmplanteerd. Een
zorgvuldige controle gedurende deze periode is noodzakelijk omdat bij verstoring van de wondgenezing ontstekingen rondom de membraan kunnen ontstaan.
Zoals uit het bovenstaande kan worden opgemaakt,
vormt de belangrijkste complicatie van deze techniek
het ontstaan van een dehiscentie van de mucosa boven
een niet resorbeerbare membraan. Veelal vormt deze
dehiscentie aanleiding tot ontsteking en daardoor mislukt de geleide botregeneratie. Indien een dergelijke
dehiscentie boven een niet resorbeerbare membraan
(bijvoorbeeld Gore Tex®) optreedt, moet deze membraan worden verwijderd. Onderzoek heeft namelijk
aangetoond dat het gewoonlijk drie tot vier weken
duurt alvorens micro-organismen de membraan hebben gepenetreerd en het onderliggende nieuw gevormde weefsel infecteren (Simion et al, 1994). Ervaring
heeft echter geleerd dat men in geval van twijfel direct
tot verwijdering moet overgaan om verlies van een
eventueel aangebracht transplantaat zoveel mogelijk
te beperken. Uiteraard is, zodra een dehiscentie is ontstaan, regelmatige controle en het gebruik van desinfeNed Tijdschr Tandheelkd 111 (2004) mei
a
b
terende agentia noodzakelijk. Indien de juiste indicatie en operatietechniek in acht worden genomen,
blijkt het effect van geleide botregeneratie goed voorspelbaar (Van der Zee, 1999).
Sinds enige tijd zijn resorbeerbare membranen te
verkrijgen (Zitzmann et al, 1997). Een groot voordeel is
dat het mucoperiost niet hoeft te worden afgeschoven
om de membraan te verwijderen. Bij dehiscentie in de
mucosa en het deels bloot komen te liggen van de resorbeerbare membraan kan meestal worden volstaan met
een desinfecterend mondspoelmiddel en regelmatige
controle. Een dergelijk resorbeerbaar membraan resorbeert ter plaatse van de dehiscentie sneller. Het blootliggende deel van de membraan komt vaak vanzelf na
ongeveer twee weken los, waarna spontane sluiting van
de mucosa optreedt (Simion et al, 1997). Bij toepassing
van een resorbeerbare membraan is de kans op verlies
van (een groot) deel van een eventueel transplantaat bij
dehiscentie van de mucosa veel kleiner.
Afb. 4. Herstel van de
buccale botcontour ter
plaatse van een implantaat.
a. Situatie direct na het
plaatsen van het
implantaat. Een deel
van de buccale zijde van
het implantaat ligt
bloot.
b. Het blootliggende
implantaatoppervlak is
bedekt met autoloog
bot en een membraan
die is gefixeerd met titanium schroeven.
c. Na zes maanden is de
membraan verwijderd.
Onder de membraan
heeft zich botgelijkend
weefsel gevormd.
Augmenteren van de sinusbodem
De belangrijkste oorzaak van een te geringe bothoogte
in de zijdelingse delen van de edentate bovenkaak voor
het aanbrengen van implantaten vormt de toegenomen pneumatisering (luchthoudendheid) van de sinus
maxillaris na verlies van de gebitselementen. In minde187
Raghoebar e.a.: Reconstructieve preprothetische chirurgie
a
Afb. 5. Augmenteren van de bodem van de sinus maxillaris.
a. Een orthopantomogram toont duidelijk dat in de regio 25-27
in hoogte te weinig bot aanwezig is voor het plaatsen van
implantaten.
b. Orthopantomogram zes jaar na de augmentatie van de
bodem van de sinus maxillaris met kinbot, het aanbrengen van
implantaten en het vervaardigen van kronen op de implantaten.
re mate wordt de geringe bothoogte veroorzaakt door
resorptie van de processus alveolaris superior. Het probleem van het te geringe botvolume in de zijdelingse
delen van de bovenkaak kan worden ondervangen door
het augmenteren van de bodem van de sinus maxillaris
met een bottransplantaat (afb. 5). Een belangrijk verschil met de botonlay en de Le Fort I-techniek waarbij
interpositie van bot plaatsvindt (Slagter et al, 1997), is
dat de ruimte tussen de boven- en onderkaak niet verandert. Indien de kaak te smal is, wordt behalve augmentatie van de sinusbodem tevens buccaal een bottransplantaat aangebracht ter verbreding van de kaak
(Raghoebar et al, 2001a). Dit bottransplantaat wordt
tegen de buccale wand van de processus alveolaris
superior gefixeerd met osteosyntheseschroeven, waarna de resterende ruimte wordt opgevuld met spongiosa en het resterende corticale bot. Een minimale breedte van zeven millimeter wordt nagestreefd. Onderzoek
heeft geleerd dat in geval van een gezonde sinus maxillaris, eventueel na voorbehandeling van een zich hierin bevindende afwijking, ook op langere termijn geen
nadelige effecten van de augmentatietechniek zijn te
verwachten (Timmenga et al, 2003).
bar et al, 2001b). De voordelen van het oogsten van een
bottransplantaat uit de regio van de derde molaar in de
onderkaak ten opzichte van de kin is dat er minder
complicaties in de vorm van sensibiliteitsstoornissen
zijn, maar de procedure kan technisch moeilijker uitvoerbaar zijn en de hoeveelheid te oogsten bot is mogelijk minder (Misch, 1997). De buccale corticalis in de
regio van het corpus, de angulus en de ramus van de
mandibula lijkt wel geschikt en er kan relatief veel bot
worden geoogst. Bij reconstructie van het botdefect
met kinbot moet rekening worden gehouden met een
gemiddelde resorptie van het bottransplantaat tussen
0 en 25% op het moment van implantatie (Raghoebar et
al, 1996; Misch et al, 1992). Het verdient daarom aanbeveling extra botvolume aan te brengen. Er wordt gesuggereerd dat het bedekken van het bottransplantaat
met een membraan minder botresorptie zou veroorzaken (Buser et al, 1995).
Sommige behandelingen kunnen goed door een
daarin geïnteresseerde en geschoolde tandarts-algemeen practicus worden uitgevoerd, uitgebreidere correcties behoren tot het terrein van de kaakchirurg. De
verschillende botvermeerderingstechnieken die zijn
beschreven, behelzen geen standaardchirurgie en vereisen van de chirurg grote creatieve en improviserende
kwaliteiten. Zorgvuldig overleg tussen tandarts, tandarts-implantoloog en kaakchirurg is gewenst om een
keuze te maken uit de verschillende chirurgische
behandelingen. Uitgangspunt bij de keuze is een optimale plaatsing van implantaten met een op lange termijn te waarborgen esthetisch fraai resultaat. De totale
behandeling neemt al snel een jaar in beslag. Een
patiënt dient hierover te worden voorgelicht. Vooral
bij uitgebreide reconstructies bestaat grote kans op
complicaties en teleurstellende resultaten (Van Beek,
1997). Langetermijnonderzoek waarbij verschillende
behandelingen worden vergeleken, is nog niet beschikbaar. Men moet bij de indicatiestelling derhalve grote
zorgvuldigheid betrachten. In de toekomst zal steeds
meer duidelijk worden welke reconstructieve behandelingen het beste resultaat geven. Mogelijk zullen de
momenteel in ontwikkeling zijnde technieken voor
het bevorderen van botgroei, zoals de ‘bone morphogenetic proteins’ (BMP), het kweken van bottransplantaten, de toepassing van dragers voor groeifactoren of
gekweekte cellen en de distractie-osteogenese in de toekomst een andere richting aan de botvermeerderingstechnieken geven.
Epiloog
De reconstructieve preprothetische chirurgie heeft de
afgelopen jaren een belangrijke verandering ondergaan. In het verleden waren het vooral edentate patiënten die voor behandeling in aanmerking kwamen, terwijl tegenwoordig in toenemende mate dentate patiënten worden behandeld. Een bottransplantaat uit de kin
of het retromolare gebied is bij uitstek geschikt voor
het opvullen van een lokaal botdefect (Raghoebar et al,
1996). Een botsubstituut kan ook worden gebruikt,
met als nadeel een langere genezingsfase en hogere
kosten. Een voordeel is het ontbreken van een donorgebied. In de meeste gevallen kan in de mondholte voldoende bot worden gewonnen voor het opbouwen van
lokale defecten. Het bot uit de onderkaak heeft een goede kwaliteit en lijkt minder resorptie te vertonen in
vergelijking met andere donorgebieden (Koole et al,
1989; Raghoebar et al, 1996). Een mogelijke reden is
het feit dat een bottransplantaat uit de kin de architectuur en densiteit van het bot in de onderkaak behoudt.
Een nadeel is dat sensibiliteitsstoornissen in het donorgebied (kin en ondertanden) kunnen ontstaan (Raghoe188
b
Ned Tijdschr Tandheelkd 111 (2004) mei
Thema: Mondchirurgie in de algemene praktijk 2
Literatuur
• ARX T VON, KURT B. Implant placement and simultaneous ridge
augmentation using autogenous bone and a micro titanium
mesh: a prospective clinical study with 20 implants. Clin Oral
Implants Res 1999; 10: 24-33.
• BEEK GJ VAN. Complicaties bij de chirurgische behandeling van de
sterk geresorbeerde edentate maxilla. Ned Tijdschr Tandheelkd
1997; 104: 267-268.
• BERGH JPA VAN DEN, BRUGGENKATE CM TEN, TUINZING DB. Preimplant
surgery of the bony tissues. J Prosthet Dent 1998; 80: 175-183.
• BUSER D, DULA K, BELSER UC, HIRT HP, BERTHOLD H. Localized ridge
augmentation using guided bone regeneration. I Surgical procedure in the maxilla. Int J Periodontics Restorative Dent 1993; 13:
29-45.
• BUSER D, DULA K, BELSER UC, HIRT HP, BERTHOLD H. Localized ridge
augmentation using guided bone regeneration. II Surgical procedure in the mandible. Int J Periodontics Restorative Dent 1995; 15:
11- 29.
• BUSER D, DULA K, LANG NP, NYMAN S. Long-term stability of osseointegrated implants in bone regenerated with the membrane technique. 5-year results of a prospective study with 12 implants. Clin
Oral Implants Res 1996; 7: 175-183.
• DAHLIN C, LINDE A, GOTTLOW J, NYMAN S. Bone augmentation at fenestrated implants by an osteopromotive membrane technique. A
controlled clinical study. Clin Oral Implants Res 1991; 2: 159-165.
• KOOLE R, BOSKER H, NOORMAN VAN DER DUSSEN MF. Late secondary
autogenous bone grafting in cleft patients comparing mandibular
(ectomesenchymal) and iliac crest (mesenchymal) grafts. J Craniomaxillofac Surg 1989; 17: 28-30.
• MEIJER HJA, BATENBURG RHK, WIETSMA AK, REINTSEMA H, RAGHOEBAR
GM. De sjabloon als hulpmiddel in de implantologie. Ned Tijdschr
Tandheelkd 1998; 105: 238-241.
• MISCH CM, MISCH CE, RESNIK RR, ISMAIL YH. Reconstruction of
maxillary alveolar defects with mandibular symphysis grafts for
dental implants: a preliminary procedural report. Int J Oral Maxillofac Implants 1992; 7: 360-366.
• MISCH CM. Comparison of intraoral donor sites for onlay grafting
prior to implant placement. Int J Oral Maxillofac Implants 1997;
12: 767-776.
• RAGHOEBAR GM, BATENBURG RHK, VISSINK A, REINTSEMA H. Augmenta-
tion of localized defects of the anterior maxillary ridge with autogenous bone before insertion of implants. J Oral Maxillofac Surg
1996; 54: 1180-1185.
• RAGHOEBAR GM, BATENBURG RHK, HEYDENRIJK K, VISSINK A. Reconstructieve preprothetische chirurgie en implantologie. In: Stegenga B, Vissink A, Bont LGM de. Mondziekten & kaakchirurgie.
Assen: Van Gorcum, 2000a.
• RAGHOEBAR GM, BATENBURG RHK, MEIJER HJA, VISSINK A. Horizontal
osteotomy for reconstruction of the narrow edentulous mandible.
Clin Oral Implants Res 2000b; 11: 76-82.
• RAGHOEBAR GM, TIMMENGA NM, REINTSEMA H, STEGENGA B, VISSINK A.
Maxillary bone grafting for the insertion of endosseous implants:
results after 12-124 months. Clin Oral Implants Res 2001; 12: 279-286.
• RAGHOEBAR GM, LOUWERSE C, KALK WWI, VISSINK A. Morbidity of
chin bone harvesting. Clin Oral Implants Res 2001; 12: 503-507.
• RAGHOEBAR GM, SCHOEN PJ, VISSINK A. Reconstructieve preprothetische chirurgie. I. Correctie van weke delen en bot. Ned Tijdschr
Tandheelkd 2004; 111: 179-184.
• SIMION M, MAGLIONE M, IAMONI F, SCARANO A, PIATTELLI A, SALVATO A.
Bacterial penetration through resolut resorbable membrane in
vitro. An histological and scanning electron microscopic study.
Clin Oral Implants Res 1997; 8: 23-31.
• SLAGTER AP, STOELINGA PJW, HOPPENREIJS THJM. Chirurgische correctie van de kaakrelatie voor de toepassing van implantaten. Ned
Tijdschr Tandheelkd 1997; 104: 264-266.
• TALLGREN A. The continuing reduction of the residual alveolar
ridge in complete denture wearers; a mixed longitudinal study
covering 25 years. J Prosthet Dent 1972; 27: 120-132.
• TIMMENGA NM, RAGHOEBAR GM, LIEM RBS, WEISSENBRUCH R VAN, MANSON
WL, VISSINK A. Effects of maxillary sinus floor elevation surgery on
maxillary sinus physiology. Eur J Oral Sciences 2003; 11: 189-197.
• WIJS FL DE, CUNE MS. Immediate labial contour restoration for
improved esthetics: a radiographic study on bone splitting in
anterior single tooth replacement. Int J Oral Maxillofac Implants
1997; 12: 686-696.
• ZEE E VAN DER. Geleide botregeneratie ten behoeve van solitaire
tandvervangingen met implantaten. Ned Tijdschr Tandheelkd
1999; 106: 195-198.
• ZITZMANN NU, NAEF R, SCHÄRER P. Resorbable versus nonresorbable
membranes in combination with Bio-Oss for guided bone regeneration. Int J Oral Maxillofac Implants 1997; 12: 844-852.
Reconstructive preprosthetic surgery 2. Pre-implantologic surgery
Summary
Reconstructive preprosthetic surgery is, amongst others, aimed at the creation of an environment
which is favourable to the construction of an implant supported prosthesis. Not in all cases the preexistent volume of bone is sufficient to place an implant in the planned position. In this paper various
techniques to augment local bone defects for reliable implant placement are described.
Key words:
• Oral and maxillofacial
surgery
• Preprosthetic surgery
• Implant
Ned Tijdschr Tandheelkd 111 (2004) mei
189
Download