- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting Biologie HF3: Voortplanting
§3.1: Jongens en meisjes
De periode waarin het lichaam volwassen word noemen we de puberteit, dat woord
is afkomstig van het Latijnse woord ‘pubertas’ dat volwassenheid betekend. De
puberteit duurt gemiddeld van 10 tot 17 jaar. De periode waarin een mens geestelijk
volwassen word noemen we de adolescentie, dit woord stamt af van het Latijnse
woord ‘adoloscere’ dat opgroeien betekend, deze periode vindt plaats na de puberteit
rond het 20e tot 25e levensjaar.
In de puberteit zijn er lichamelijke en geestelijke veranderingen tot betrekking van de
voorbereiding van de voortplanting en het zelfstandig worden. Dit komt door dat
geslachtshormonen de ontwikkeling van geslachtskenmerken regelen. Hormonen
worden door hormoonklieren afgegeven aan het bloed, het bloed transporteert deze
door het hele lichaam. Cellen die
gevoelig zijn voor een hormoon reageren
op een verandering van concentratie van
dit hormoon. Hormonen zijn een soort
signaalstoffen die een rol spelen bij
celcommunicatie.
Geslachtshormonen
spelen een rol bij de voortplanting, de
concentratie geslachtshormonen is bij
mannen en vrouwen verschillend.
normale klier
hormoonklier
De ontwikkeling van geslachtshormonen begint al als de embryo een aantal weken
oud is. Hierbij speelt de hoeveelheid van het mannelijke geslachtshormoon,
testosteron een belangrijke rol. Bij veel testosteron ontwikkelt het embryo zich als
een jongen, en bij een lage concentratie als een meisje. De geslachtskenmerken die
een kind sinds de geboorte heeft zijn de primaire geslachtskenmerken. In de
puberteit ontwikkelen zich de secundaire geslachtskenmerken. Meisjes worden voor
het eerst ongesteld en er komen eicellen vrij, bij jongens ontstaan de zaadcellen.
Natuurlijke sekectie is een proces waarbij organismen ontstaan met aanpassingen
aan hun omgeving. Hoe groter de kans is dat een organisme zich kan voortplanten,
hoe groter de kans dat dit organisme zijn genen aan de volgende generatie kan
doorgeven. Eigenschappen die de kans op overleven vergriten, vergroten ook de
kans op voortplanting bij dit organisme. Seksuele selectie bevordert verschillen
tussen mannelijke en vrouwelijke dieren. Door de seksuele voorkeur van de ene
sekse voor de andere sekse kunnen eigenschappen ontstaan die de overlevingskans
van een individu lijken te verminderen, maar doe de kans op voortplanting wel
vergroten.
Balts is het gedrag dat bij veel diersoorten voorafgaat aan de voortplanting. Een balts
bestaat uit een aantal vaste handelingen die elkaar opvolgen. Bij mensen ligt het
voortplantingsgedrag niet op deze manier vast. Seksueel gedrag is al het gedrag dat
met de seksualiteit van mensen te maken heeft. Ongewenst seksueel gedrag is
seksueel gedrag dat door 1 v/d 2 personen niet gewenst is.
§3.2: Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
We spreken van geslachtelijke voortplanting als geslachtscellen versmelten met
elkaar waardoor er een bevruchte eicel (zygote) ontstaat dat zich verder ontwikkelt in
een nieuw organisme. We spreken van ongeslachtelijke voortplanting wanneer een
deel van een organisme zich afsplitst en uitgroeit tot een nieuw organisme.
Het DNA van een chromosoom bevat informatie over de bouw van veel verschillende
eiwitten. Tijdens de replicatie van het DNA ontstaan er regelmatig veranderingen,
zo’n verandering noemen we een mutatie. Door mutaties kunnen er verschillen
ontstaan tussen de cellen. Dankzij mutaties heeft elk
organisme kunnen evolueren.
Prokaryoten en de meeste eencellige planten zich voort
door zich in tweeën te delen. Ook schimmels, planten
en veel dieren kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten.
In tegen stelling tot ongeslachtelijke voortplanting heb je
bij geslachtelijke voortplanting twee geslachten nodig.
Om een populatie even groot te houden moeten de
vrouwelijke organismen gemiddeld twee nakomelingen
krijgen, die volwassen worden en zich ook weer
voortplanten. Als bij ongeslachtelijke voortplanting ieder
organisme twee nakomelingen krijgt die zich
voortplanten, verdubbelt de populatie.
Eicellen en zaadcellen zijn voortplantingscellen, die worden ook wel geslachtscellen
of gameten genoemd. Bij ongeslachtelijke voortplanting heb je geen geslachtscellen.
De kleine verschillen in het DNA die door mutaties ontstaan worden bij
ongeslachtelijke voortplanting direct doorgegeven aan de nakomelingen. Bij
geslachtelijke voortplanting gebeurt dit niet altijd. Bij geslachtelijke voortplanting
fuseert een cel van het ene individu met het andere individu. Hierbij worden van
beide individuen de chromosomen gemengd. Dit noemen we recombinatie. Door
recombinatie van de chromosomen ontstaat er variatie, dat de overlevingskansen
van een populatie vergroot.
§3.3: Geslachtscellen
De versmelting van twee cellen heet celfusie. Door celfusie komt de inhoud van twee
cellen samen, dus ook de kernen. De nieuwe cel heeft daardoor informatie van beide
cellen en het dubbele aantal chromosomen. Een mens heeft 46 chromosomen, dat
zijn dus 23 paar, waarvan 1 paar XX of XY chromosomen.
Tijdens de bevruchting fuseren 2 cellen. Ieder van deze cellen bevat 1 volledige set
chromosomen. Cellen met 1 zo’n set worden haploïd genoemd, daarmee bedoelen
we enkelvoudig en we duiden dit aan met de letter ‘n’. Een bevruchte eicel noemen
we een zygote, een zygote bevat 2 volledige sets met chromosomen. Cellen met 2
van deze sets worden diploïd genoemd, daarmee bedoelen we tweevoudig, dit
duiden we aan met ‘2n’. Het proces waarbij het aantal chromosomen van een cel
wordt gereduceerd, heet meiose en bestaat uit tweedelen, meiose I en meiose II.
Door meiose I ontstaan uit een diploïde cel, twee haploïde cellen, en door meiose II
ontstaan uit deze twee haploïde cellen, vier haploïde cellen. (BINAS 76B 2+3)
Bij veel organismen zijn de mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen niet gelijk. Een
menselijke eicel (oöcyt) is bijvoorbeeld veel groter dat de mannelijke zaadcel
(spermacel).
Bij mensen ontstaan de zaadcellen in de testes (enkelvoud: testis) of de teelballen.
De testes bevatten sterk gekronkelde zaadbuisjes, aan de binnenkant hiervan liggen
cellen die zich delen, waardoor zaadcelmoedercellen ontstaan. Hieruit ontwikkelen
zich zaadcellen, dit heet spermatogenese. De zaadbuisjes lopen door tot in de
bijballen, die op de testes liggen. Na hun productie komen de zaadcellen in de
bijballen, waar ze tijdelijk worden opgeslagen. Door seksuele opwinding vullen de
zwellichamen van de penis zich met bloed. Door verdere prikkeling van de eikel krijgt
de man een orgasme, tijdens het orgasme heeft hij een zaadlozing (ejaculatie). De
zaadcellen gaan via de zaadleider naar de urinebuis. De zaadblaasjes en prostaat
voegen vocht toe, wat bestaat uit verschillende stoffen, zoals eiwitten en energierijke
stoffen. Het vocht met de zaadcellen mag nu sperma genoemd worden. Sperma is
een beetje basisch, waardoor de zure pH-waarde van de vagina tijdelijk daalt.
Hierdoor blijven de spermacellen langer in leven. Buiten het lichaam gaan zaadcellen
na ±5 minuten dood, in het lichaam van een vrouw kunnen ze maximaal 5 dagen in
leven blijven, maar gemiddeld 1 à 2 dagen. (BINAS 86A)
Eicellen ontstaan bij de mens in de ovaria (eierstokken), het ontstaan van eicellen
van uit een eicelmoedercel heet oögenese. Bij de geboorte bevinden zich al
miljoenen cellen in de ovaria waaruit zich alle eicellen zullen ontwikkelen. Iedere eicel
is omgeven door een blaasje, een eicel met haar blaasje noemen we een follikel.
Aan het begin van de puberteit begint zich in een van de ovaria een eicel te
ontwikkelen, dit gebeurt onder invloed van FSH dat door de hypofyse wordt
afgegeven. De follikel groeit waarbij het vocht opneemt. Nu gaat de eicel pas verder
met de meiose. Er ontstaan uit één diploïde cel twee kleinere haploïde cellen, die we
ook wel poollichaampjes noemen. Onder invloed van een tweede hormoon, LH, barst
de follikel open, het openbarsten van de follikel waarbij de eicel het ovarium verlaat,
noemen we de ovulatie. De eicel komt in het trechtervormige uiteinde van de eileider,
door bewegingen van trilharen en spieren komt de eicel in de baarmoeder terecht.
Als een zaadcel binnen dringt, word meiose II afgerond en is er een zygote ontstaan.
Na de ovulatie blijft de eicel 12 tot 24 uur inleven, als er dan nog geen bevruchting
heeft plaats gevonden, sterft de eicel. (BINAS 86B)
De vagina heeft geen geschikt klimaat voor zaadcellen, ondanks dat het spermavocht de zaadcellen vaak beschermt, gaan er ook veel dood. Toch lukt het vaak een
deel van de zaadcellen om de baarmoedermond te bereiken en vandaar naar de
baarmoeder en de eileiders te zwemmen. Als in een eileider een eicel aanwezig is
kan bevruchting plaatsvinden. De eicel is omgeven door voedingscellen, een
geleiachtige laag en een laag die de zona pellucida heet (bevruchtingsmembraam).
Enzymen uit de kop van de zaadcel maken een gat in de geleilaag. Vervolgens bindt
de kop van de zaadcel zich aan het celmembraan van de eicel en komt de kern van
de zaadcel in het cytoplasma en vindt de bevruchting plaats. Door het binnendringen
van de zaadcel ontstaan een aantal die er onder andere voorzorgen dat de zona
pellucida een ondoordringbare laag wordt. Hiermee wordt voorkomen dat meerdere
zaadcellen de eicel bevruchten. Deze ondoordringbare laag noemen we het
bevruchtingsmembraam.
§3.4: Hormonen
Bij mannen is de concentratie geslachtshormonen vanaf de puberteit constant, bij
vrouwen is er een constante wisseling van de geslachtshormonen. Sommige
vrouwen hebben erg veel last van de wisselende concentratie hormonen en reageren
er heftig op, ze kunnen er allerlei klachten door hebben. Wanneer deze klachten
regelmatig op bepaalde momenten optreden kan een vrouw PMS (premenstrueel
syndroom) hebben.
Vanaf de puberteit maakt de hypofyse hormonen aan die bij mannen de productie
van zaadcellen stimuleren en bij vrouwen de menstruatiecyclus regelen. De hypofyse
is een hormoonklier die ongeveer in het midden van je hoofd ligt, direct onder de
hersenen. De hypofyse geeft onder andere hormonen af die andere hormoonklieren
beïnvloeden. De hypothalamus is een deel van de hersenen dat direct boven de
hypofyse ligt. De hypothalamus geeft RH af, dat zorgt voor de stimulatie van de
hypofyse. De hypofyse maakt LH en FSH aan dat er weer voor zorgt dat andere
hormonen zich gaan produceren.
Bij jongens komt in de puberteit de productie van zaadcellen opgang, onder invloed
van een releasing hormoon (GnRH, gonadotropine releasing hormoon). Door FSH en
LH wordt de testes gestimuleerd om testosteron te produceren. Testosteron zorgt
voor de ontwikkeling van zaadcellen, maar remt bij een bepaalde concentratie de
hypothalamus en de hypofyse. Er word dan minder GnRH, FSH en LH gemaakt,
waardoor de concentratie testosteron ook weer daalt. Dit wordt negatieve
terugkoppeling genoemd. Testosteron speelt ook een belangrijke rol bij de
ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken.
In de puberteit krijgen meisjes hun eerste menstruatie. De binnenkant van de
baarmoeder bestaat uit het baarmoederslijmvlies, dat is bekleed met een slijmlaag.
De baarmoeder bestaat verder uit spierweefsel. In het baarmoederslijmvlies
bevinden zich veel kleine bloedvaatjes. Tijdens de menstruatie wordt een deel van
het baarmoederslijmvlies afgebroken, hierbij gaan een aantal bloedvaatjes kapot wat
het bloedverlies verklaart, dit gebeurt maandelijks. Deze steeds terugkerende
menstruatie heet de menstruatiecyclus, die gemiddeld 28 dagen duurt. De 1e dag van
de menstruatie is het begin van de menstruatiecyclus. De eerste twaalf dagen van de
cyclus produceert de hypofyse FSH en LH, waardoor oestrogeen ontstaat, dat er
weer voor zorgt dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt en meer klieren gaan
bevatten. In de ovaria krijgt een van de rijpende follikels een voorsprong op de
andere, de follikels die minder snel rijpen sterven af. De productie van oestrogeen
door de rijpende follikels bereikt zijn hoogte punt, dit stimuleert de hypofyse tot afgifte
van veel LH. Daardoor wordt er veel vocht opgenomen in de rijpende follikel,
waardoor deze openbarst en de eicel vrijkomt, dit is de ovulatie.
Na de ovulatie stimuleert LH de vorming van het gele lichaam uit het achter gebleven
follikelweefsel, ook wel het corpus luteum genoemd, vandaar ook de naam
luteïniserend hormoon. LH stimuleert ook de productie van oestrogeen en
progesteron door het gele lichaam. Door progesteron wordt het baarmoederslijmvlies
nog dikker. Progesteron remt de afgifte van FSH en LH waardoor het gele lichaam
kleiner wordt en uiteindelijk verdwijnt en de concentratie progesteron in het lichaam
daalt. Het baarmoederslijmvlies wordt dat niet meer in stand gehouden en de
menstruatie komt weer op gang. De voorbereiding van het baarmoederslijmvlies voor
het innestelen van een embryo is ongedaan gemaakt.
Van welk orgaan/klier
komt het?
Hypofyse
Naam hormoon + ♂ / ♀
Functie (target orgaan)
FSH*
♂+♀
(Follikel stimulerend
hormoon)
Hypofyse
LH
♂+♀
(Luteïniserend hormoon)
♀: stimuleert de rijping van
de follikels i/d eierstokken
en zorgt dat oestrogeen
word gemaakt.
♂: stimuleert de vorming
van zaadcellen i/d
teelballen.
♀: Stimuleert de ovulatie
en de vorming v/h gele
lichaam.
♂: Stimuleert de testes om
testosteron te produceren.
♂: Stimuleert de
ontwikkeling v/d
zaadcellen + secundaire
geslachtskenmerken.
Zorgt voor de ontwikkeling
van secundaire
geslachtskenmerken en
stimuleert de aanmaak
van het baarmoeder
slijmvlies en de rijping van
de follikels.
Verdikken en het
behouden van het
baarmoederslijmvlies +
remmen van de afgifte van
LH en FSH door de
hypofyse.
Houdt het gele lichaam in
stand (1e 3 mnd. v/d
zwangerschap)
Stimuleert de hypofyse om
FSH en LH aan te maken.
Testes (Teelballen)
Ovaria (Eierstokken)
*(Werkt samen met FSH)
Testosteron
♂(+♀)
Oestrogeen
(Oestradiol)
♀(+♂)
Binnenbekleding
v/d Progesteron
baarmoederwand (na 3
mnd.
zwanger
v/d
placenta)
♀
Zygote / Embryo
HCG
♀
Hypothalamus
RH
♂+♀
(releasing hormoon)
§3.5: Zwangerschap
Het wegblijven van de menstruatie kan een teken zijn voor de zwangerschap. Als je
denkt dat je zwanger bent, kan je bij de drogist/apotheek een zwangerschapstest
kopen. Die toont het hormoon HCG in de urine aan.
Na de bevruchting deelt de zygote zich binnen het bevruchtingsmembraam en de
cellen groeien niet, deze eerste delingen noemen we klievingsdelingen. Tijdens de
weg door de eileider naar de baarmoeder ontwikkelt het groepje cellen zich tot een
bolletje met binnenin een holte. In de baarmoeder nestelt het zich in het
baarmoederslijmvlies en groeit het daar verder. De buitenste laag cellen groeit uit tot
een van de vruchtvliezen, het chorion, die nu ook begint met het produceren van
HCG (humaan choriongonatrofine). Wanneer er geen bevruchting is en ook HCG niet
wordt gevormd verdwijnt het gele lichaam en komt de menstruatie opgang. HCG
houdt het gele lichaam in stand waardoor het progesterongehalte hoog blijft
waardoor er geen menstruatie plaats vindt. Na drie maanden verdwijnt het gele
lichaam, en neemt de placenta de progesteron productie over.
Bij zoogdieren zoals de mens vindt de eerste ontwikkeling van een kind in het
lichaam van de moeder plaats die het kind van voedingstoffen voorziet en de
afvalstoffen afvoert. Na de geboorte blijven zoogdieren hun nakomelingen enkele tijd
voeden via speciale klieren die melkachtige vloeistof produceren. Gedurende de
eerste weken van de ontwikkeling heet het ongeboren kind embryo. Na de
innesteling groeien vanuit de buitenste laag cellen van het bolletje uitstulpingen in
holtes in het baarmoederslijmvlies die met bloed zijn gevuld. De uitstulpingen en
holtes ontwikkelen zich tot de placenta. Uit een aantal cellen uit de binnenkant
ontstaat het embryo. Het embryo is omgeven met vocht, vruchtwater, en is omsloten
door een tweede vlies (het amnion). De vruchtvliezen omsluiten het embryo en het
vruchtwater. Vanuit het embryo groeien er bloedvaten door de navelstreng naar de
placenta. Waar de uitwisseling van stoffen plaats zal gaan vinden.
Vanaf de 8e week wordt het embryo de foetus genoemd. Dit
komt doordat bijna alle weefsels al zijn gevormd en de
organen zijn min of meer aanwezig. En het ongeboren
kind lijkt al op een mens en is ongeveer 5 cm lang. In
deze periode vindt alleen nog groei plaats. Soms
hebben zwangere vrouwen ook last van ‘harde buiken’
de baarmoeder is een spier, en trekt zich dan samen, dit
duurt enkele minuten en dan verdwijnt het weer. Dit
gebeurt meestal vanaf 5 maanden, deze samentrekkingen heten weeën.
Een paar weken voor de bevalling, zakt het hoofdje van
de foetus tot in de bekken, dit wordt de indaling
genoemd. Tijdens de indaling trekt het bovenste gedeelte
van de baarmoederwand zich samen, waardoor het hoofdje
van de foetus daalt. Deze samentrekkingen zijn weeën en zijn soms erg pijnlijk. Als
de geboorte begint, heeft de vrouw met regelmatige tussenpozen weeën. Intussen
tijd word de baarmoeder-hals en –mond wijder. Dit heet de ontsluiting, een vrouw
mag pas bewust mee gaan persen als de ontsluiting ongeveer 10 cm is. De
uitdrijving kan heel snel gaan, maar ook enkele uren duren. Bij een normale bevalling
komt het hoofdje als eerst naar buiten, bij stuitligging als eerst het kontje of een
voetje. Bij een dwarsligging moet de baby met een keizersnede worden gehaald.
Na de geboorte is de baby nog via de navelstreng verbonden met de placenta, die
zich nog in de baarmoeder bevindt. Een arts controleert of de baby zelfstandig alles
kan zonder de navelstreng, vaak mag de vader die dan ook doorknippen. Na een
kwartier na de bevalling begint de nageboorte. De placenta en de resten van de
navelstreng en vruchtvliezen komen dan naar buiten.
Na de geboorte wordt de baby een zuigeling genoemd. Een zuigeling drinkt melk als
voeding, dat kan via borstvoeding, maar ook via de fles. Doordat tijdens de
zwangerschap het hormoon prolactine wordt aangemaakt. Het wordt in de hypofyse
gemaakt en afgegeven aan het bloed, het zorgt ervoor dat de melkklieren zich
vergroten en melk gaan produceren. Door het zuigen van de baby wordt de hypofyse
geprikkeld oxytocine aftegeven, waardoor de spiertjes rond de melkklier zich
samentrekken. Door borstvoeding herstelt de vrouw zich sneller en het maakt ook
een band tussen moeder en kind.
§3.6: Seksualiteit
De meeste mensen zijn heteroseksueel: ze voelen zich seksueel aangetrokken tot
het andere geslacht. Ongeveer 5% van de bevolking is homoseksueel. Mensen die
zich tot beide geslachten aangetrokken voelen worden biseksueel genoemd.
We spreken van seksueel geweld als iemand een ander persoon dwingt tot seksueel
contact, het slachtoffer wordt dan seksueel misbruikt. Voorbeelden hiervan zijn
ongewenste intimiteiten, incest, aanranding en verkrachting. Ook mensen die door
hun leeftijd, afhankelijkheid of geestelijke toestand geen nee kunnen zeggen, vallen
onder seksueel geweld. Wanneer een meerjarige seks heeft met een minderjarige
spreekt men van pedoseksualiteit. Kinderen die seksueel misbruikt zijn, hebben daar
vaak hun hele leven last van.
§3.7: Soa’s en geboorteregeling
Soa’s zijn seksueel overdraagbare aandoeningen, dit betekend dat het infectieziektes zijn die alleen via seksueel contact kunnen worden overgedragen. Je kunt
een soa krijgen via sperma, bloed, vaginaal vocht en bij contact met slijmvliezen. Je
kunt dit voorkomen door veilig te vrijen, dat houdt in dat je bij orale seks en (anale)
geslachtsgemeenschap een goedgekeurd condoom wordt gebruikt.
Ziekte (Bacterie/
Schimmel/Virus)
Chlamydia
(Bacterie)
Hiv/Aids
(Virus)
Herpes genitalis
Symptomen
Remedie
Andere of meer
afscheiding uit de
penis, vagina of
anus of een
branderig gevoel
bij het plassen.
(Vaak merk je er
niks van.)
Geen specifieke:
het aidsvirus tast
het afweersysteem
aan
Aanvallen van
Antibiotica
Gevolgen zonder
behandeling
- Eileiderontsteking
- Onvruchtbaarheid
- Bijbalontsteking
Niet te genezen, er
zijn wel hivremmers
- Vatbaarheid voor
allerlei ziekten
- Dood
Niet te genezen,
- Geen gevolgen
(Virus)
Hepatitis B
(Virus)
Gonorroe
(Bacterie)
Genitale wratten
(Virus)
Syfilis
(Bacterie)
Schaamluis
(Parasiet)
blaasjes en
zweertjes rondom
de geslachtsdelen.
Moeheid;
Verminderde
eetlust
en misselijkheid;
Buikpijn; geelzucht;
donkere urine; licht
kleurige ontlasting
en jeuk.
medicatie remt de
aanval.
Geneest van zelf,
na 6 maanden wel
medicatie nodig.
- Leverkanker
Andere of meer
afscheiding uit de
penis of vagina.
Branderig gevoel
bij het plassen.
Vlezige, zachte,
huidkleurige/roze
huidafwijkingen.
Zweertjes of
vlekjes op de
penis, vagina, anus
of mond.
Jeuk, wondjes,
kleine beestjes op
geslachtsdelen,
grijze plekjes op de
huid.
Antibiotica
- Eileiderontsteking
- Onvruchtbaarheid
- Bijbalontsteking
Geneest vanzelf,
naar behoefte is er
wel een crème.
Antibiotica
x
Anti-luizenmiddel
- Aantastng organen
- Aantasting anus
- Aantasting mond
- Dood
x
Condooms zijn niet ontstaan om soa’s te voorkomen, maar om zwangerschap te
voorkomen. Om zwangerschap te voorkomen gebruikt men anticonceptiemiddelen.
Het meest gebruikte anticonceptiemiddel is de pil, daarna komt sterilisatie. Bij
sterilisatie worden de zaadleiders of eileiders onderbroken. Daarnaast hebben we
nog de condoom en het spiraaltje, het spiraaltje moet door een arts worden
ingebracht en voorkomt innesteling. Een op de drie stellen gebruikt geen
anticonceptiemiddelen en probeert de zwangerschap te voorkomen via periodieke
onthouding. Tijdens de vruchtbare periode onthouden zij zich van geslachtsgemeenschap.
§ 3.8: Ongewenst kinderloos
De kinderwens van 1 op de 6 stellen in Nederland kan niet op een natuurlijke manier
worden vervult. Wanneer een vrouw steeds niet zwanger wordt kan het stel naar de
huisarts gaan, als die geen oorzaak vindt, kunnen ze door worden gestuurd naar een
gynaecoloog. Ter ondersteuning kan er sperma van de man en bloed van de vrouw
naar een laboratorium gestuurd worden. De kwaliteit van het sperma wordt bekeken
en het bloed wordt onderzocht op antistoffen voor chlamydia. Bij 30% van de stellen
licht de oorzaak bij de vrouw, 30% bij de man, 30% bij beide en bij 10% van de
stellen word de oorzaak nooit vast gelegd.
De kans om onvruchtbaar te worden neemt toe naarmate een stel ouder wordt.
Doordat de leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen is gestegen is het aantal stellen
met het onvruchtbaarheidsprobleem ook toegenomen. Ook de leefstijl kan een grote
rol spelen, denk aan invloeden van roken, drinken, drugs, overgewicht, bestrijdingsmiddelen en sommige geneesmiddelen.
Een oplossing hiervoor is ovulatie-inductie (OI), dan wordt door hormonen een
eisprong kunstmatig verwekt, deze methode wordt vooral gebruikt als een man of
vrouw niet genoeg hormonen aanmaakt. Wanneer er weinig zaadcellen in het
sperma voorkomen kan er worden gekozen voor kunstmatige inseminatie (KIE) met
zaadcellen van de eigen partner. Tegenwoordig wordt het zaad met een dun
slangetje worden ingespoten, dit heel intra-uteriene inseminatie (IUI). Dit wordt ook
toegepast als gezonde zaadcellen de baarmoedermond niet kunnen passeren. Bij
vrouwen kan het ook zijn dat de eileiders niet goed werken of niet doorlaatbaar zijn,
dan wordt er in-vitrofertilisatie (IVF) toegepast. IVF is een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de bevruchting buiten het lichaam plaatsvindt. Dit wordt ook wel
reageerbuisbevruchting genoemd. Ook bij te weinig goed bewegende zaadcellen
wordt dit toegepast. De laatste methode is intracytoplasmatische sperma-injectie
(ICSI) dit is het zelfde als een IVF behandeling
Download